Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Kruimels van liefde
Kruimels van liefde
Kruimels van liefde
Ebook157 pages2 hours

Kruimels van liefde

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Kruimels van liefde is een roman over het leven van een saaie grijze muis die door gebrek aan lef niet in staat is langdurige relaties aan te gaan. Hij klampt zich vast aan een droombeeld en idealiseert dat in een virtuele relatie, tot hij er ziek en waanzinnig van wordt. Het is een ego document, maar niet zo heel dik.

LanguageNederlands
PublisherSimon Corson
Release dateOct 21, 2017
ISBN9781370124244
Kruimels van liefde
Author

Simon Corson

Op 26 februari 1953 werd Simon Corson geboren in Rotterdam-Kralingen. Hij is de op een na jongste in een gezin met drie kinderen. Zijn jongere broer heet Cock, zijn zusters Betty en Marion. Het gezin Corson is gereformeerd. Schrijven gaat hem aanvankelijk niet gemakkelijk af, vanwege zijn linkshandigheid. Daardoor wordt het met de kroontjespen al vlug een knoeiboel. Toch ontwikkelt zich in zijn adolescente jaren de behoefte om verhalen te schrijven. Met een schrijfmachine, dat wel. Dat plezier zal hem nooit meer loslaten, al blijven zijn publicaties beperkt tot een personeelsblaadje en hier en daar een wedstrijd. Zijn kansen om daar ooit een boterham mee te kunnen verdienen schat hij erg laag in. Wat hij dan wel moet gaan doen weet hij niet zo goed. Daarom gaat hij blindelings af op het advies van een hospitant. ‘Jij moet de techniek in,’ beweert hij, ‘je hebt een technisch gezicht.’ En zo gebeurt het dat hij een opleiding in de techniek gaat volgen. Helaas steekt halverwege de overheid een spaak in de wielen. De dienstplicht roept en kan niet meer uitgesteld worden. Hij wordt sergeant bij de verbindingsdienst. Een duistere periode uit zijn leven. Niets te doen en de hele dag door negatief gemopper. Ergens halverwege besluit hij te trouwen met zijn grote liefde, Karen. Op 21 maart 1975. Een datum om makkelijk te onthouden, dacht hij. Vlak voor het afzwaaien krijgt een ongeluk, waardoor de dienstplicht voor hem in totaal twee jaar duurt. Eenmaal bekomen va de schrik besluit hij na de militaire dienstplicht weer naar school te gaan. Niet meer in de techniek, hij wil met mensen werken en meldt zich aan bij de sociale academie in Rotterdam. De overgang blijkt helaas te groot, zodat hij besluit te gaan werken. Bij een adviesbureau in Rotterdam, die hem vanaf de eerste dag detacheert bij een klant in Sliedrecht. Dat detacheren duurde zo lang, dat hij, samen met zijn vrouw, besluit om in Papendrecht te gaan worden. Op de dag dat de sleutel wordt overhandigd eindigt de detacheringsovereenkomst, zodat hij vanaf dat moment tussen Papendrecht en Rotterdam moet pendelen. Zijn oudste dochter, Mirjam wordt daar geboren. Het pendelen bevalt maar matig. Dan herinnert hij zich dat hij op zevenjarige leeftijd zich had voorgenomen om in de bossen te gaan wonen. Daar kwam hij twee keer per jaar, op vakantie met de hele familie. Hij besluit om te solliciteren naar een bedrijf in het Brabantse Rijen en wordt zowaar aangenomen. Het gezin verhuist naar Rijen, naar een huisje aan de rand van het bos. Elke dag is een genot in een huis met een tuintje aan de rand van het bos. Het bedrijf verhuist van Rijen naar Breda. Dat is geen enkel probleem, want op fietsafstand. Na een aantal jaren wordt Jos geboren, een vrolijk mannetje, tot een zwarte periode aanbreekt. Jos krijgt hersenvliesontsteking na de mazelenprik en overlijdt binnen enkele dagen, vijftien maanden oud. Een jaar later sluit het bedrijf in Breda de poorten. De dag voor zijn jongste dochter Loes geboren wordt start hij in Utrecht, bij een nieuw onderdeel van hetzelfde concern. Het gezin verhuist naar Amersfoort. Enkele jaren later verhuizen ze naar Leusden, waar ze na twintig jaar nog een keer verhuizen. Vlak voor zijn pensionering keren ze terug naar Brabant, waar hun oudste dochter inmiddels met haar kinderen woont. Kort na zijn pensionering in januari 2017 pakt hij de pen weer op en werpt zich op zijn volgende manuscript.

Related to Kruimels van liefde

Related ebooks

Related articles

Related categories

Reviews for Kruimels van liefde

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Kruimels van liefde - Simon Corson

    Voorwoord

    Het moest er een keer van komen. Al sinds de middelbare school heb ik een onweerstaanbare drang om een boek te schrijven. Aanvankelijk leek dat heel eenvoudig. Ik liet mijn baard groeien, schafte een pijp, een schrijfmachine en een pak papier aan en liet schrijver noteren als beroep op mijn kampeercarnet. Vol goede moed begon ik aan mijn debuutroman: ‘Schaduwgangers.’ Ik ben gekomen tot pagina 47, althans ik heb op een schrijfmachine 47 Aviertjes vol getypt. Dat was nog een heel karwei in een tijdperk met alleen Tippex om fouten te herstellen.

    Het concept heb ik aan een vriend laten lezen. Hij gaf me het dringende advies om een ander beroep te kiezen. Ik ben hem daar nog steeds erg dankbaar voor. Met de pijp liep het ook al mis. Wat ik verkeerd deed weet ik niet, maar de pijp trok diepe kloven in mijn tong, zodat ik hem al vlug aan Maarten moest geven. Toch heb ik ook nu, na 40 jaar, nog steeds de behoefte om een boek te schrijven. Tot nu toe kon ik dit goed onder controle houden door af en toe een bibliotheek of een grote boekhandel binnen te stappen. Het overweldigende aanbod was voor mij een reden om te besluiten de mensheid niet lastig te vallen met nog een boek. Juist vandaag, nu ik me eigenlijk meer druk zou moeten maken over het selecteren van aardige geraniums om daar binnenkort achter te gaan zitten kan ik het niet meer houden. Het spijt me oprecht voor de lezer.

    Alle overeenkomsten met bestaande personen of situaties berusten op louter toeval.

    Simon Corson

    simon@corson.nl

    De uitnodiging

    Het is eind juni 2008 als de mail binnenrolt. 25 Oktober wordt er weer een reünie van de examenklas van de Mulo gehouden. Er gaat een schok door me heen. Ik weet niet of ik er nu blij mee moet zijn of niet. De reünies hadden de toch al dunne scheidslijn tussen fantasie en werkelijkheid telkens weer een stukje dunner gemaakt. In feite was ik zelf een van de aanstichters geweest. In de euforie van het examenfeest had ik, min of meer dronken, met een aantal anderen geroepen: ‘We houden elke vijf jaar een reünie!’ Mijn motief was heel simpel. Op deze manier wilde ik een lijntje houden met Linde. Smoorverliefd als ik was op haar.

    Aan den lezer/voor wie dit leest,

    Er komt weer een reünie aan.

    Zo begon de mail. Het was een typische openingszin voor Hans. In die paar woorden wist hij ons complete poëtische oeuvre te verwoorden. Jacques Perk en Leo Vroman. Een argeloze lezer zou nooit het verband ertussen kunnen zien en hooguit gedacht hebben dat Hans een beetje de weg kwijt was. Wij begrepen het onmiddellijk. Dit waren de gedichten die we hadden moeten bestuderen. Veel meer waren het er ook niet geweest.

    Mijn gedachten gaan terug naar de Palestina school. De school was in Rotterdam-Kralingen gevestigd in een fraai, massief, vrijstaand gebouw uit 1922 met een mooi schoolplein ervoor en een praktische fietsenstalling erachter. Niet zo mooi als het prestigieuze Libanon lyceum ernaast, maar wel intiemer. Van voren zag het gebouw er symmetrisch uit. Een sobere Amsterdamse School stijl. In het midden een grote, dubbele deur met het raam van de lerarenkamer ernaast, daarnaast de drie ramen van het lokaal waar we Frans kregen. Aan de andere kant van de deur twee keer drie ramen van de lokalen Engels en Aardrijkskunde. Op de verdieping vier keer drie ramen van vier lokalen. Op de zolder stonden aan de voorzijde vier dakkapellen en achter vijf. In onze tijd waren daar twee lokalen. In vroeger tijden waren hier ooit vier lokalen geweest. Voor het gebouw was een klein stenen muurtje gemaakt met een ijzeren hekwerk. Slim bedacht van de architect, zo was het onmogelijk om vlak voor de ramen te gaan staan, of erger, erop bonzen. Althans, in die tijd, waar we in het algemeen niet buiten de gebaande paden durfden te treden. Een beetje onhandig, maar wel heel fier, stak een vlaggenmast direct naast de voordeur uit de gevel schuin omhoog. Om daar een vlag in te kunnen hangen moest je acrobaat zonder hoogtevrees zijn. Ik ben er nooit achter gekomen wie dat dan deed, doodeenvoudig omdat we op feestdagen waarop gevlagd werd altijd vrij waren. Een minpuntje aan het gebouw waren de zijkanten. In ieder geval de zijkant aan de Taxusstraat. De andere zijkant zag er hetzelfde uit, maar die kon je niet zo goed zien. Daar stonden huizen dicht tegen aan met een sloot ervoor. De zijkanten waren lelijk afgewerkt. Er was eenvoudig een dikke laag cement tegenaan gesmeerd, alsof het ooit onderdeel geweest was, of had moeten worden, van een groter complex. Uit schaamte waren er een paar bomen voor gezet, maar die waren al behoorlijk groot, zodat je op ooghoogte alleen een paar uit hun krachten gegroeide stammen zag die rechtstreeks uit de fundering leken te komen en het lelijke cement niet aan het oog konden onttrekken. Gek genoeg waren de zijmuren van de zolder wel uitgevoerd in schoon metselwerk.

    Het was een schooltje met maximaal 250 leerlingen, hoewel er volgens overleveringen ooit 340 leerlingen in gehuisvest waren. De school telde vier leerjaren en voor elk leerjaar waren er twee klassen. Er was een directeur die zelf ook lesgaf. Een conciërge was er niet, en ‘kantinevoorzieningen’ kwamen toen ik al in het derde leerjaar zat in de vorm van een automaat voor koffie en chocolademelk. Meer was er niet, meer was niet nodig. Tussen de middag peuzelden we onze meegebrachte boterhammen op in een van de lokalen als het regende en lekker buiten als het weer het toeliet. In de omgeving waren een buurtsuper en twee heel populaire bakkertjes. De een huisde in een keldertje op de Libanonweg, de ander in een hoekpand op de Jericholaan. Op woensdag in het keldertje heerlijk warme stroopwafels, van een formaat dat ik nooit eerder gezien had. Alleen al het afdalen van de 5 treden van het keldertrapje was een belevenis. De ogen van de bakker en zijn vrouw leken dan vol verwachting naar je op te kijken, alsof jouw bestelling ze uit de put kon halen. De rest van de week kon je er koekkruimels kopen. Bij de andere bakker kon je lekkere speculaasbrokken kopen. Zo beschouwd waren de bakkers in die tijd, althans de bakkers in Rotterdam-Kralingen blijkbaar niet goed in staat hun baksels heel te houden, maar voor de smaak maakte dat niks uit.

    Het was nooit de bedoeling geweest dat ik naar deze school zou gaan. De hoofdonderwijzer van de lagere school, meneer Steenbergen, vond dat ik het beste naar de Ambachtsschool kon gaan. Waarop hij dat baseerde weet ik niet, want ik was werkelijk heel onhandig. Mijn moeder had andere plannen met me.

    ‘Kijk,’ zei ze. ‘Je moet de maatschappij zien als een heel lange ladder en je moet proberen op een zo hoog mogelijke sport te komen.’

    Dat leek me niet prettig, want ik had last van hoogtevrees. Bovendien leek het me dat er voldoende mensen onderaan de ladder moesten blijven staan om deze stevig vast te houden. Het zou me niets verbazen als de huidige economische crisis uiteindelijk hieraan ten grondslag blijkt te liggen. Hoe dan ook, toen het moment aanbrak dat er groepjes gevormd werden van kinderen die klaargestoomd zouden worden voor het HBS-toelatingsexamen hoorde ik daar niet bij. Merkwaardig genoeg waren het alleen meisjes die klaargestoomd werden. Zeven meisjes op weg naar het glazen plafond, maar daar hadden we nog nooit van gehoord. De meisjes hoorden, toeval of niet, tot het rijkste deel van onze wijk. Onze wijk kende een scherpe tweedeling in arm en rijk. Binnen de twee groepen was wel de nodige variatie, maar dat kon je alleen waarnemen vanuit zo’n groep zelf. Ik zat op een bijzondere lagere school. Dat was niet zo heel bijzonder, maar gewoon een school op gereformeerde grondslag. Blijkbaar vanwege de scherpe tegenstellingen in onze wijk had het schoolbestuur gemeend dat er twee scholen moesten komen; Een voor arm en een voor rijk. Dat ging heel eenvoudig. Op een school werd schoolgeld gevraagd, op de andere niet. In de huidige tijd zou je het een witte en een zwarte school noemen, maar in die tijd was het alleen arm en rijk. Het resultaat was vergelijkbaar. Allochtonen kenden we in die tijd helemaal nog niet. Op kleuterschool hadden we een negerpop waar je een dubbeltje op zijn tong mocht leggen. Dan knikte hij netjes dankjewel. We spaarden ook doppen van de melkflessen voor hem en zijn familie. Ik weet eigenlijk niet wat ze daarmee deden. Wij maakten er mooie grote ballen van. Een bal is natuurlijk altijd welkom. Tegen de tijd dat ik naar de grote school zou gaan, kwam er voor het eerst een heel mooi Surinaams meisje op de kleuterschool. Dat vonden we zo bijzonder, we wilden haar allemaal aanraken, want het leek alsof ze een pop was. Dat vond ze helemaal niet erg, ze lachte er steeds bij. Had op haar tong ook best een dubbeltje willen leggen.

    Vanwege de ambitie van mijn moeder was ik op de rijke school terechtgekomen. Daar hoorde ik helemaal niet thuis, want we waren straatarm. Ik vertelde thuis achteloos dat de voorbereiding op het toelatingsexamen zonder mij begonnen was, om mijn moeder erop voor te bereiden dat ik niet zo hoog zou klimmen als zij dacht dat goed voor me was. Dat viel verkeerd. Ze nam geen halve maatregelen en schakelde de bovenbuurman in. Die gaf les aan een Lyceum, dus hij zou wel weten wat er gebeuren moest. De buurman was leraar wis en aardrijkskunde. Het leek hem het beste dat hij zou onderzoeken hoe het met mijn mogelijkheden was gesteld. Ik mocht een soort examentje doen. Daarvoor moest ik drie avonden lang doorbrengen in zijn studeerkamer. Wellicht was ik daarmee de eerste Nederlander die een vorm van Citotoets heeft ondergaan, hoewel het best mogelijk is dat Amsterdammers me voor waren. Maar Amsterdammers, die kun je niet rekenen. De uitslag was 540 punten. Ik kon naar de HBS. Ik meldde aan meneer Steenbergen dat ik ook zo’n boekje wilde om mee te kunnen doen met de voorbereiding voor het toelatingsexamen. Hij begon geweldig te schreeuwen, het schuim stond op zijn mond.

    ‘Jìj?!’, bulderde hij. ‘Dan mag je weleens beter je best gaan doen en niet zo zitten dromen.’

    Dat eerste hield ik voor onmogelijk, maar met dat dromen had hij een punt. Dromen kon ik altijd en overal en ik kan het nog steeds. Sterker, ik heb daarvoor een tweede natuur ontwikkeld. Met tegenzin smeet hij een boekje op mijn tafel. Hij zou wel met mijn ouders gaan praten. Blijkbaar heeft hij dat gedaan, want na een aantal weken mocht ik stoppen met de bijles. Thuis is er met geen woord over gerept. Als compromis was de Mulo bedacht, dan kon ik nog doorstromen als mijn talenten zich op tijd openbaarden. Helaas zou daar niet veel van blijken.

    Het meest in het oog lopende verschil met de lagere school was het feit dat we nu allemaal een eigen tafeltje hadden. Keurig in rijen opgesteld en zonder inktpot. We hadden voor elk vak een andere leraar. Daarbij kwam dat bij het wisselen tussen deze grapjassen niet de paar leraren van lokaal moesten verwisselen, maar alle leerlingen. Dat was natuurlijk niet erg praktisch, maar gaf heel goed de verhoudingen aan. Voor ons was het een welkome onderbreking. De gangen door, trappen op, trappen af en zoveel mogelijk keten. Het was een heerlijk gebouw. Elke ochtend ging de schoolbel en werden de statige deuren geopend. Dan mochten we naar binnen, de centrale hal in. De vloer van de hal was van grijs granito met een zwarte band. Dat was wel even wennen, want thuis was het aanrecht van granito. Vlak achter de buitendeuren zaten twee tochtdeuren. De muren waren tot ongeveer anderhalve meter hoogte betegeld met matglanzende, gele tegels van vijftien bij vijftien centimeter met wit stucwerk daarboven. Zwarte tegeltjes vormden stroken aan boven en onderkant. De gele tegeltjes verschilden allemaal een beetje in kleur. Dat haalde de zware indruk weg. Alsof het gebouw wilde laten zien dat het ook een beetje kwetsbaar was. Achter in de hal, onder de trap, was een deur naar de fietsenstalling. Om duistere redenen mocht die deur nooit open. Links naast de deur van de fietsenstalling was een deur naar de ruimte waar de verwarmingsketel stond opgesteld. Een grote rode lamp erboven herinnerde eraan dat techniek nu eenmaal niet volmaakt was. De traptreden naar de verdieping waren cement grijs. In het midden flink uitgesleten. Daaraan kon je zien dat hier gezwoegd werd, vond ik. Op de trap liep de wand betegeling door, waarbij een strook smalle zwarte tegeltjes een leuk patroon vormden. Een sobere Art Deco. Links en rechts waren gangen naar de lokalen. De wandtegels liepen hier ook door.

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1