Vous êtes sur la page 1sur 2

Derde mail Dik

Dag Paul,
De punten waarover verschil van mening bestaat maken een discussie interessant. Daar
zal ik het dus vooral over hebben. Maar dat betekent niet direct dat die punten ook
belangrijker zijn dan de zaken waarover wel in grote lijnen overeenstemming bestaat.
We hebben wel degelijk een aantal gemeenschappelijke uitgangspunten, zoals de
overtuiging dat er meerdere goede trainingsmethoden bestaan, dat het plezier in de
trainingsaanpak een hele belangrijke factor is, en dat je met ieder trainingsprogramma
flexibel om moet durven gaan.
Ik blijf overigens moeite houden met jouw opmerkingen over "snelheid". Ik kan me niet
aan de indruk onttrekken dat we toch een beetje langs elkaar heen praten. Misschien
komt dat door het op mij persoonlijk toegespitste voorbeeld dat je aanhaalt. Je wilt mij
namelijk 2.48 op de marathon laten lopen, en zegt erbij dat ik DIE marathonsnelheid niet
heb. Dat klopt natuurlijk, maar het is uiterst onwaarschijnlijk dat ik die snelheid nog zal
krijgen. Ik heb mijn PR op de halve marathon van 1.23 al vermeld, en niemand zal toch
op basis van die tijd beweren dat ik 2.48 op de marathon kan lopen? Zoals ik al eerder
schreef: daarvoor moet mijn basissnelheid omhoog. En dat wil ik gewoon niet (meer). Na
je vijftigste heeft het niet zoveel zin meer om te proberen je basissnelheid nog te
verhogen. Je mag blij zijn als je het onvermijdelijke verval zo lang mogelijk weet te
beperken. Ik heb dus niet beweerd dat snelheidstraining voor 50-plussers geen zin heeft.
Natuurlijk heeft dat zin. Als je nooit meer snelheid traint, verlies je het geheid. Het gaat er
echter om de teruggang in snelheid te beperken. Zelf had je het ook al over het
"tegenhouden van de teruggang". Als het niet teveel moeite is zou ik overigens graag
nog eens horen welke onderzoeken aantonen dat je juist met krachttraining en
intensieve training die teruggang het beste tegenhoudt. Gevoelsmatig neig ik er meer toe
om te zeggen dat je na je 50ste beter gedoseerd met intensieve training om kunt gaan,
en mijn persoonlijke ervaringen tot nu toe (ik ben immers nog maar 52) wijzen ook in die
richting. Bovendien heb ik een paar keer gezien dat vijftigers, die ijverig bleven
intervallen, in korte tijd met een flinke terugval in prestaties te kampen kregen, die ze ook
niet weer te boven zijn gekomen.
Ook jij spreekt over lopers die er niet in slagen om de marathontijden te realiseren die je
op grond van hun tijden op de halve zou mogen verwachten. Je vermoedt dat veel van
zulke lopers denken: "Ik ga gewoon wat lange duurlopen doen (6x35 kilometer ofzo) en
dan komt het wel goed". Volgens jou werkt dat niet voldoende. Dat ben ik wel met je
eens. Met alleen maar rustige lange duurlopen ben je er niet, het hele trainingsbouwsel
moet goed in elkaar steken. Maar die duurlopen vormen m.i. wel het fundament voor een
goede marathonprestatie. De zwakke schakel van zulke marathonlopers hoeft natuurlijk
niet steeds op dezelfde plek te zitten. Toch denk ik dat bij de meesten het lichaam
gewoon te weinig duurvermogen heeft. En dat wordt niet eventjes opgebouwd door
"gewoon wat lange duurlopen te doen". Bij lopers, die tijdens zulke lange
duurlopen onvoldoende aandacht blijven besteden aan hun looptechniek en
loopeconomie, kan het effect zelfs negatief zijn. Daarom wees ik er ook op dat je in zulke
duurlopen elementen moet inbouwen waarmee je voorkomt dat het lichaam "indommelt".
En persoonlijk vind ik vooral de aanzienlijke versnelling in de laatste 3 tot 5 kilometer
belangrijk. Dan zit je tegen het beoogde marathontempo aan, en benader je ook veel
andere omstandigheden uit de cruciale fase in de marathon. Zo'n training is volgens mij
echt effectiever dan het doen van meer kortere trainingen op dat marathontempo. Maar
"the proof of the pudding is in the eating": pas in de praktijk kom je erachter wat voor
jezelf het beste werkt.
Echt boeiend vind ik onze verschillen op het punt "energie". Het grote praktische verschil
is inderdaad de vraag "hoe train ik die vetverbranding". We proberen
dezelfde doelstelling (genoeg energie hebben voor het laatste stuk van de marathon)
van verschillende kanten te bereiken. Jij gaat uit van een doorlopend hoog verbruik aan
koolhydraten, en als dat onvermijdelijk leidt tot een situatie waarin er te weinig van
voorhanden zijn, wil je het lichaam voor het blok zetten om toch op marathonsnelheid
door te lopen. Bij hogere snelheden de vetverbranding aanjagen. Laat die mitochondriën
maar flink werken om dezelfde energie te leveren met minder koolhydraten, en dus meer
uit vetzuren. Wel vindt je het nodig om tussentijds "bij te tanken" in de vorm van zoete
energiedrank en bananen.
Ik ga niet uit van het "optimaliseren van de koolhydraatstofwisseling", maar juist van het
"optimaliseren van de vetzuurverbranding". Door bij de training veel te lopen op een zo
hoog mogelijk percentage vetverbranding, bespaar je ook tijdens een marathon op
hogere snelheid op het verbruik van koolhydraten. En mijn ervaringen tijdens snellere
marathons wijzen er sterk op dat het in de praktijk ook werkt. Ik ben sinds mijn overstap
naar langere en rustiger duurlopen nooit meer met uitputting van koolhydraten
geconfronteerd, ik hoef van tevoren niet overdreven meer te stapelen, en drink tijdens de
marathon ook geen energiedrank (die levert veel eerder maagproblemen op dan isotone
drank).
Over de praktische ervaringen met mijn aanpak ben ik dus zeer tevreden, maar dat hoeft
niet automatisch te betekenen dat de theoretische onderbouwing ook helemaal klopt.
Het gebeurt wel vaker dat mensen dingen redelijk goed hebben gedaan, maar met
een argumentatie die achteraf onjuist blijkt te zijn. Het idee van de klapschaats bleek in
de praktijk inderdaad tot snellere tijden te leiden, maar bij nadere studie ontdekte men
dat het toch anders functioneerde dan men aanvankelijk had gedacht. Ook meningen
over de rol van melkzuur hebben de laatste jaren nogal wat wijzigingen ondergaan. Ik
acht het dus best mogelijk dat de recente studies, waar jij naar verwijst, met een andere
visie komen over de invloed van duur- of snelheidstraining op de werking van (en de
aantallen) mitochondriën. Ik ken die studies niet, maar je mag me er gerust lekker mee
om de oren slaan. Zulke kost vind ik zeker interessant. Maar ik hoop wel dat die
onderzoeken een wat steviger gehalte hebben dan veel van de zogenaamde
wetenschappelijke onderzoeken waarmee Runners World zovaak op de proppen komt
("Onderzoekers van de universiteit van Jipsingboermussel hebben ontdekt dat thee met
honing bij duurprestaties beter werkt dan sportdrank. Tien boeren kregen bij het werken
op het land thee met honing te drinken, en tien anderen kregen sportdrank.
De theeboeren bleken zich na een dag werken fitter te voelen dan de
sportdrankboeren"). Er worden vaak conclusies rondgebazuind die maar nauwelijks door
echt onderzoek worden gesteund, en de loopgemeente neemt zulke conclusie
vervolgens kritiekloos over. Voor je het weet worden de betreffende conclusies ineens
als een soort dogma gehanteerd. In navolging van Ron Teunisse ben ik ook een beetje
sceptisch over veel zogenaamd wetenschappelijk onderzoek. Die scepsis is niet
verdwenen na kennis te hebben genomen van de wijze waarop in Groningen aan de
RUG twee uitgebreide looponderzoeken zijn opgezet. Kortom, kom maar op met die
onderzoeken, ik ben benieuwd.
Uit het fraaie betoog waarmee je het belang van directe krachttraining onderstreept, leid
ik af dat je er zelf altijd veel plezier aan hebt ontleend. Zover ben ik nooit gekomen, dat
geef ik onmiddellijk toe. Misschien ga ik het wel leuk vinden als ik het eens echt ga
proberen. Eén citaat wil ik je echter niet onthouden. Ik kwam het tegen in de KNAU
Nieuwsbrief voor licentiehouders van mei 2006. "Krachttrainingsvormen die de
coördinatieve eisen van de wedstrijdbeweging missen, leiden niet tot een effectieve
prestatieverbetering". Hoe je dit citaat precies moet interpreteren, en of het juist is weet
ik niet, maar het vormt wel een leuke kapstok om tijdens het lopen wat ideeën aan op te
hangen.
Groeten,
Dik

Vous aimerez peut-être aussi