Rafael Teixeira Pinto NEDERLANDS 6e Eco-Fl

Amerika kiest nieuwe president

De verkiezingen L’élection
Iemand verkiezen (verkoos, h. verkozen) Élire qqu
Stemmen (stemde, h. gestemd) Voter
De stem Le vote
De stembus L’urne
Slepend Traînant
Voormalig = vorig Ancien
De voorstander >< de tegenstander Le participant >< l’adversaire
De afgevaardigde Le délégué
Het Huis van Afgevaardigden La Chambre des Représentants
Uitputten (putte uit, h. uitgeput) Épuiser
‘Ik ben uitgeput’ ‘Je suis épuisé’
Uitputtend = vermoeiend Épuisant
De strijd La lutte
Pijnlijk Douloureux
De pijn La douleur
De Democraten Les démocrates
De Republikeinen Les républicains
Ingewikkeld = zeer moeilijk Complexe
De voorkeur La préférence
Goedkeuren >< afkeuren Approuver >< désapprouver
Bijeenkomen (kwam bijeen, is bijeengekomen) Se réunir
Uitgesloten Exclu
Uitsluiten (sloot uit, h. uitgesloten) Exclure
Onafhankelijk Indépendant
Het charisma Le charisme
Het publiek Le public
De opkomst La participation
Ontaarden (ontaarde, h. ontaard) Dégénérer
De chaos Le chaos
De koorts La fièvre
De oorlog La guerre
De afname = de daling La baisse
De toename = de stijging La hausse
Het geweld La violence
Terugdringen (drong terug, is teruggedrongen) Repousser
De meerderheid >< de minderheid La majorité >< la minorité
De terugtrekking Le retrait
Zich terugtrekken (trok terug, h. teruggetrokken) Retirer
Desnoods = indien het nodig is Si nécessaire
Oorlog voeren Faire la guerre
Verslaan (versloeg, h. verslagen) Battre
De dal / de economische dal La crise / la crise économique
Iets door hebben Capter qqch
‘hij heeft het nodig niet door dat we hem ‘il n’a pas capté qu’on rigolait de lui’
uitlachen’
Het ongeloof L’incrédibilité
Een pak minder dan = heel wat minder dan Beaucoup moins que
Rafael Teixeira Pinto NEDERLANDS 6e Eco-Fl

Iets gewend zijn = iets gewoon zijn Avoir l’habitude de faire qqch
Verslingerd zijn aan iets Etre fou de qqch
Verlagen (verlaagde, h. verlaagd) Diminuer
Verhogen (verhoogde, h. verhoogd) Augmenter
De huizenmarkt Le marché immobilier
Dreigen Menacer
De bedreiging La menace
De hypotheek L’hypothèque
Afbetalen (betaalde af, h. afbetaald) Rembourser
Het krediet Le crédit
De verschaffer Ceux qui procurent les crédits = BANQUE
De afgelopen jaren Les dernières années
De lening Le prêt
Uitzonderlijk Exceptionnel
De interest L’intérêt
De rentevoet Le taux
Overspoelen (overspoelde, h. overspoeld) Inonder
Het vastgoed Le bien immobilier
De steun Le soutien, l’appuie
De maatregel La mesure
De overheid L’autorité
De verzekering L’assurance
‘op de rand van de afgrond’ ‘au bord du gouffre’
Het leger L’armée
Het uiterste L’extrême
De kost Les frais
De terugbetaling Le remboursement
Verbergen (verborg, h. verborgen) Cacher, disimuler
De geneeskunde La médecine
De staatsgeneeskunde La médecine de l’état
De belastingsvermindering La réduction d’impôts
De verantwoording La justification
Verschuldigd Redevable
De schuld La faute / La dette
Schuldig Coupable
Het veto Le veto
De deuk La base
De toestemming La permission
De lobby Le lobby
De verzamelnaam Le nom collectif
Het wapen L’arme
De handelaar Le commerçant
Handel drijven Faire du commerce
De bezitter Le possesseur
Op … vlak Sur le plan (de) …
Verdedigen (verdedigde, h. verdedigd) Défendre
De politicus (MV- de politici) Le(s) politicien(s)
Onderhouden (onderhield, h. onderhouden) Entretenir
Het onderhoud L’entretien
Het beleid La politique
Rafael Teixeira Pinto NEDERLANDS 6e Eco-Fl

De wetgeving La législation
Bevorderen (bevorderde, h. bevorderd) Favoriser
Schadelijk Nuisible
De schade (tjrs sg.) Le(s) dégât(s)
Voorbij = vorig Passé
De gunst Faveur
Iemand omkopen (kocht om, h. omgekocht) Acheter qqu (le corrompre)
Storten (stortte, h. gestort) Verser de l’argent
De storting Le versement
In ruil voor En échange de
Het schandaal Le scandale
Schandalig Scandaleux
Verstreken (verstrekte, h. verstrekt) Renforcer
‘iemand aan banden leggen’ Réfréner son influence
Zogenaamd Soi-disant
De versepilling Le gaspillage
Geld verspillen (verspilde, h. verspild) Gaspiller de l’argent
Verslinden (verslond, h. verslonden) Engloutir
Betwistbaar Discutable
Het ontslag Le licenciement
Ontslag nemen Démissionner
Iemand ontslaan Licencier qqu
De tegenstelling La contradiction
Torenhoge verwachtingen Des énormes attentes
Moeizaam = moeilijk Difficile
Haast = bijna Presque
Onmenselijk Inhumain
Iemand op de proef stellen Mettre qqu à l’épreuve
De geldstroom Le flux monétaire
Spoedig = snel Vite
Het vermogen La capacité
Overigens D’ailleurs
Schenken = aanbieden Offrir
De opiniepeiling Le sondage
Het herstel Le rétablissement
De heropleving La renaissance
De overwinning >< de nederlaag La victoire >< la défaite
De kern Le noyau
De toespraak Le discours
Ontgoocheld = teleurgesteld Déçu
De vuurproef L’épreuve du feu