Vous êtes sur la page 1sur 4

Zikinz collectie brengt levend erfgoed naar NAAM Door Margo Groenewoud Eind maart 2010 werd een

collectie van meer dan 1400 geluidsopnamen overgedragen aan het National Archeological and Anthropological Memory Management, NAAM. De opnames werden in de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw gemaakt door pater Paul Brenneker en Elis Juliana en bevatten liedjes, verhalen en herinneringen van oudere Curaaoenaars. Met hun onderzoek naar de wortels van de Curaaose folklore vulden zij in zes jaar tijd een grote koffer met levend erfgoed: de Zikinz collectie. De opnames stonden vanaf 1974 onder beheer van de Stichting Zikinz en zijn in de afgelopen decennia al door vele onderzoekers dankbaar gebruikt. Met de overdracht aan NAAM gaat de collectie een nieuwe levensfase in. Conserveren en verrijken Ik voel me vereerd en verantwoordelijk zegt NAAM directeur Ieteke (Inchi) Witteveen. Dankzij een financile ondersteuning van de regeling Kultura kan NAAM de opnames op een betere manier en voor een breder publiek beschikbaar stellen. Drie taken hebben prioriteit. In de eerste plaats wordt gewerkt aan een betere geluidskwaliteit en duurzame conservering door digitalisering. De oorspronkelijke tapes zijn in het verleden al overgezet op reelto-reel banden en later op CD gebrand. Nu worden van de opnames kwalitatief geoptimaliseerde digitale bestanden gemaakt. Vervolgens wordt de collectie beter toegankelijk en doorzoekbaar door de opname in een digitale bibliotheek. Een derde taak binnen het nieuwe project is de beschrijving van de collecties. En dat is een hele klus niet alleen door de ijver van lokale en internationale antropologen, maar ook door de fascinerende periode waarin de opnames zijn gemaakt. Een keerpunt in de geschiedenis, aldus Witteveen. De Zikinz banden zijn het zingend en verhalend collectief geheugen van een samenleving die aan het verdwijnen was. In de komende periode wordt de collectie door NAAM beschreven en in een sociaal-historische context geplaatst, waardoor de betekenis en bruikbaarheid als levend geheugen verder vergroot wordt. Van jongerenwerk tot promotieonderzoek Weinig jongeren zullen zich dit nu beseffen, maar in de tijd dat Brenneker en Juliana deze opnames maakten, was er algemeen weinig aandacht voor de AfroCuraaose cultuur. De Se werd niet gevierd, er was geen Kas di Kultura of Museo Tula. Hier kwam verandering in na de opstand 30 mei 1969. Niet alleen in onderzoek en in culturele activiteiten, maar ook in het jongerenwerk ontstond grote belangstelling voor de culturele wortels van de Afro-Curaaose bevolking. Die aandacht was gericht op het leren kennen van de eigen geschiedenis, en het waarderen van de eigen identiteit. Zijdelings hoopten jongerenwerkers dat zij, door met de jongeren in gesprek te gaan over hun roots, de nog steeds

smeulende woede bespreekbaar konden maken en potentiele radicaliteit de kop in konden drukken. Deze projecten in de jaren 70 waren de eerste van een reeks activiteiten waarin actief gebruik gemaakt werd van de opnames van Brenneker en Juliana. Daarna vonden ook onderzoekers de weg naar het materiaal, zoals Rene Rosalia voor zijn proefschrift over de Tamb, en Rose Mary Allen voor haar proefschrift Di ki manera over de Afro-Curaaose bevolking in de periode na de afschaffing van de slavernij. Maar ook Ieteke Witteveen, Joycelyn Clemencia, Richenel Ansano, en anderen hebben de banden gebruikt voor onderzoek. Zingen en vertellen onder de boom Brenneker en Juliana waren elk vanuit eigen motieven genteresseerd in de oude Curaaose folklore. Brenneker was ervan overtuigd dat hij voor zijn missiewerk inzicht moest hebben in de lokale cultuur en hierop moest aansluiten. Hij ging als priester op pad en genoot daarbij een zekere authoriteit, terwijl Juliana zich opstelde als insider, en meer gedreven werd door persoonlijke politiekfilosofische overtuigingen en belangen. Beiden kozen bij het onderzoek voor een voorzichtige, indirecte werkwijze. Zij gingen langs bij ouderen en raakten in gespek over vroeger. Pas in een later stadium kwam het aantekeningenboek of de bandrecorder tevoorschijn. Eerst werd een vertrouwensband opgebouwd. Dat gebeurde meestal gewoon op het bankje voor het huis, of onder een boom. Juliana maakte daarbij rijkelijk gebruik van zijn grote kennis en netwerk, en ging gemoedelijk in gesprek over een gezamenlijke kennis of een gedeelde herinnering. Anecdotes, jeugdherinneringen, rituelen en volksliedjes, zoals het zikanz, werden uiteindelijk bij 267 informanten op band opgenomen, soms meerdere versies van hetzelfde lied. En als pachi of machi niet goed bij stem waren die dag, dan moesten ze een dag later maar terugkomen. Onpriesterlijk gedrag Naast waardering is er ook scepcis geweest over het werk van Brenneker en Juliana. Zij kregen waardering voor het feit dat zij heel veel verhalen loskregen en muziek konden opnemen, maar uiteindelijk waren zij niet opgeleid voor antropologisch onderzoek en zou een kritische houding soms hebben ontbroken. Kritiek was er daarnaast op Brenneker, die dit als geestelijke deed, en die bijvoorbeeld in een ingezonden brief in Amigoe onpriesterlijk gedrag werd verweten. Volgens Rose Mary Allen is het materiaal inderdaad zeer uitvoerig, informatief en bruikbaar, maar is wel een kritische houding nodig bij de analyse van het materiaal, bijvoorbeeld omdat het niet altijd duidelijk is of de informant sociaal wenselijke antwoorden geeft. Die kritische houding past een onderzoeker natuurlijk altijd. Daarnaast wijst Allen op het feit dat beide interviewers als man weinig oog hadden voor meer vrouwelijke issues, zoals zwangerschap en geboorte.

Wijsheid, trots en twijfels Inhoudelijk ging het Brenneker en Juliana om het vastleggen van de kennis en de wijsheid van de oudere, rurale bevolking, die nog gesoleerd van de stad en de oprukkende modernisering op Bandabou of Bandariba leefden. Daarin ging volgens de onderzoekers een diepe intelligentie schuil, en een grote mate van trots. Het titelnummer is daar een mooi voorbeeld van. Het is een werklied dat ook door oma met de kleinkinderen op schoot werd gezongen. Karpint ta mas ku rei zikinz, zikinz. Oftewel: een timmerman is meer dan een koning. En dan volgt de beweging en het geluid van de zaag: zikinz, zikinz! Rose Mary Allen baseerde de titel van haar proefschrift op een lied dat in meerdere versies is opgenomen en dat juist over de twijfels ging over het leven: Di ki manera? Di ki manera nos ta biba ne mundu aki? (Hoe moet ik leven in deze wereld?) Veel van de liederen en verhalen hebben te maken met het werken op het land, in de haven of visserij, en met oude ambachten. Daarnaast is er aandacht voor religieuze rituelen zoals de ocho dia, het gebedsritueel na een overlijden. In veel gevallen worden verbanden gelegd door de vertellers, of later door de onderzoekers met het slavernijverleden of met de Afrikaanse roots. Juist daarom is het materiaal ook voor linguisten zo interessant. Jongeren en educatie Niet alleen in de jaren 70 maar nog steeds zijn de opnames van grote waarde voor de kennismaking van jongeren met de Afro-Curaaose culturele wortels. In het onderwijs zal straks na de digitalisering nog veel beter gebruik gemaakt kunnen worden van deze schatkist van verhalen en liedjes. De hernieuwde aandacht voor en investering in dit materiaal komt voor ons op een perfect moment, aldus Hans van de Straaten, Hoofd van het Bureau Procesmanagement Onderwijs. Voor het HAVO/VWO onderwijs zijn wij bezig met een kwaliteitsslag, die onder andere moet resulteren in een centraal schriftelijk eindexamen voor Geschiedenis en de Kunstvakken. Juist in deze periode wordt nieuw lesmateriaal ontwikkeld, waarbij we graag gebruik maken van bronnen zoals de Zikinz Collectie. Dat maakt het onderwijs veel interessanter. Na vijftig jaar is de collectie dus nog steeds actueel, springlevend en bruikbaar. <KADER 1> Meer Zikinz op internet en in bibliotheek Wie geinteresseerd is geraakt in de opnames of het onderzoek die in dit artikel worden genoemd, kan op internet meer vinden. Enkele opnames uit de Zikinz collecties zijn te beluisteren op de website van Elis Juliana: www.elisjuliana.org onder odio (audio). Het proefschrift van Rose Mary Allen is integraal (full text) opgenomen in de Narcis database van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen: www.narcis.info en verkrijgbaar bij de boekhandel of uitgeverij (www.swpbook.com). Wie verder wil lezen kan ook terecht bij NAAM (www.naam.an), in de bibliotheek van de UNA (www.una.an) en de Biblioteka

Pbliko Krsou (www.curacaopubliclibrary.an). <KADER 2> Angel Salsbach en de Fundashon Zikinz Angel Salsbach heeft een belangrijke rol gespeeld in het gebruik en beheer van de collectie Zikenz. Begin jaren 70 was hij de motor achter de jongerenprojecten, en haalde hij Brenneker en Juliana over om het materiaal structureel beschikbaar te stellen voor onderwijs en onderzoek. Dit werd gedaan binnen de kaders van een stichting die op 25 maart 1974 startte onder voorzitterschap van Etzel Provence. Een jaar later werd door de stichting een documentatiecentrum geopend in het Nationaal Archief en werd een catalogus gepubliceerd. Eind 2009 benaderde Angel Salsbach directeur Ieteke Witteveen met het verzoek om het materiaal over te dragen aan NAAM. Dit is op 25 maart 2010 gebeurd in aanwezigheid van de bestuursleden van Fundashon Zikenz en van Elis Juliana zelf (fotos).

Vous aimerez peut-être aussi