Vous êtes sur la page 1sur 16

Aardrijkskunde

Hoofdstuk 1 : De maan
De maan staat het dichts bij de aarde waardoor hij ‘s nachts het grootst waar te
nemen is.

De maan is 50 keer kleiner en heeft een zwaartekracht die 6 keer kleiner is

Het gewicht is kleiner

Er is geen dampkring  geen zuurstof. De temperatuur op de belichte delen


kunnen oplopen tot 100°C en op de niet belichte delen tot -100°C

De oppervlakte van de maan wordt gekenmerkt door kraters1. Niel Armstrong


zette de eerste stap op de maan op 21/07/1969, hij zei toen « It’s one small step
for man, one giant leap for mankind.

Gevolgen van de bewegingen van de maan :

Er wordt steeds een half boloppervlakte van de maan door de zon belicht, we
zien dit deel anders afhankelijk van de stand van de aarde t.o.v. het belichte
deel van de maan = schijngestalten van de maan

 de vorm van de maan niet verandert maar wij zien de maan elke dag een
beetje anders.

1
Door de afwezigheid van een dampkring kunnen meteorieten niet verbranden
1
=> beige=maan gezien vanop aarde

Van nieuwe naar volle maan wassende maan

Van volle naar nieuwe maan  krimpende maan

Als de maan zich tussen de zon en de aarde bevind heb je nieuwe maan =>
nachten extra donker

Als de aarde zich tussen de maan en de zon bevindt heb je volle maan =>
nachten zijn extra licht

Bij het eerste kwartier zien we dus het rechtse gedeelte van de maan en bij het
laatste kwartier zien we het linkse gedeelte. De schijngestaltecyclus van de maan
duurt 28 dagen.

p van kan maken is het eerste kwartier (premier),


Als je er een

als er een d van gemaakt kan worden laatste kwartier (dernier),

eeRste kwartier zit Rechts


Laatste kwartier zit Links

b van kan maken: b = bol, de maan wordt voller.,


Als je er een

als er een d van gemaakt kan worden: d = dun, de maan wordt dunner,

Als de maan in de schaduw van de


aarde valt is er een maanverduistering.
Een maanverduistering is ENKEL EN
ALLEEN mogelijk bij volle maan.

Halfschaduw=bijschaduw, in dit geval


hebben we een gedeeltelijke
maansverduistering.

Schaduw=kernschaduw, in dit geval


hebben we een volledige
maanverduistering.

Vraag van toets: wat zie ik van de maan bij een totale maansverduistering? Rode
maan. => welke voorwaarde voor een rode maan: maan moet VOLLEDIG in de
kernschaduw van de aarde vallen.

2
DUS voor een totale maanverduistering optreedt moet de maan zich in de
kernschaduw(kegel) van de aarde bevinden. =>HEEL BELANGRIJK (de vragen van
de toets waar we allemaal zo slecht op hadden zijn op dit en de eerste tekening
gebaseerd)

Als de maan een schaduw op de aarde werpt hebben we een eclips.

Aangezien de maan tussen de zon en de aarde ligt is er een schaduw van de


maan op de aarde, we hebben 3 verschillende soorten « schaduwen », dus 3
verschillende soorten zonsverduistering :

1 : totale zonsverduistering  kernschaduwkegel maan

volledige zoneclips.bv :

2 :ringvormige zonsverduistering Kernschaduwkegel kan aarde niet


bereiken omdat afstand tussen de zon en de aarde te groot is.

bv :

3 : gedeeltelijke zonsverduistering :maan gaat deel van de zon bedekken


(bijschaduwkegel).

bv :

De aantrekkingskracht van de maan veroorzaakt getijden :

1 :bij nieuwe maan :de zon en de maan trekken in dezelfde richting, we krijgen een
SPRINGVLOED (overstromingen).

2 : Bij het eerste kwartier trekken de zon en de maan in een andere richting (lage vloed), we
krijgen dan een DODE VLOED

3 :bij volle maan : zon en maan werken samen, we krijgen opnieuw SPRINGVLOED.

4 : Bij het laatste kwartier werken zon en maan elkaar opnieuw tegen, we hebben DODE
VLOED.(=> tekening zie volgende pagina)

3
De gevolgen van de getijden voor de mens: Men kan alleen binnenvaren bij hoogtij.
Baggeren2 is noodzakelijk, energieopwekking

De maan wentelt ook om haar as :

De rotatiezin van de maan is van west naar oost . De rotatietijd is even lang als
de omlooptijd. Gevolg :Er is steeds dezelfde kant van de maan naar de aarde
gedraaid dus ziet men steeds dezelfde kant van de maan.

Vraag van toets: vanop de aarde zien we nooit de achterkant van de maan omdat
de aardrotatie en de maanrotatie hetzelfde zijn:

 Fout : we zien wel steeds hetzelfde stukje maar dit komt doordat de
maanrotatie gelijkloopt met de maanrevolutie met de aarde.

Laatste bemande maanlanding:34 jaar geleden.

2
Zand van de bodem afschrapen om de rivier terug bevaarbaar te maken. Door de
bruuske stopzetting van de rivier is er veel sedimentatie
4
Hoofdstuk 3 : Een gezonde en duurzame3 wereld
1. Leefmilieu

 Oorzaken milieuproblematiek: de vervuiling is toegenomen door de


groei van zowel bevolking als welvaart, er zijn dus veel
milieuproblemen bv:watervervuiling, luchtvervuiling, droogte,
overstromingen,…

2. Bevolkingsdruk op onze planeet:

Bevolking: Oppervlakte:
6miljard=> neemt toe 51 miljard ha
67% onproductief wateropp
5%visgronden
10%onproductief landopp
gebergte
woestijn
ijs
18% bioproductief land
De beschikbare opp per persoon neemt af want het bevolkingsaantal
neemt toe, maar de planeet groeit niet.

3. Draagkracht van de aarde:

Om een beeld te krijgen van de manier waarop we met onze


verbruiksruimte (aarde dus) omgaan kunnen we de ecologische voetafdruk
berekenen=opp aarde die nodig is om in de levensstijl van een persoon,
stad of land te voorzien. Deze methode is door 2 Canadese onderzoekers
ontwikkeld, het is een originele manier om sociale rechtvaardigheid en
respect voor het milieu te meten.

Elke burger heeft recht op een bepaald aantal ha = het eerlijk aandeel
(1,7 ha/p)

Huidig gemiddelde van elke wereldburger =2.3 ha/pers

 Onze aarde gaat stuk gaan op deze manier. Vooral Westerse wereld
heeft grote voetafdruk

 Er zijn veel verschillen in de grootte van de voetafdruk, onze voetafdruk


is zo groot door het energieverbruik.

3
Duurzaamheid: het evenwicht tussen sociale, economische en ecologische belangen
waarbij mens, economie en milieu centraal staan
5
 De rijke landen (noorden meestal) gebruiken land in het Zuiden om aan
hun consumptiebehoeften te voldoen= de ecologische schuld (vh
Noorden tov het Zuiden)

 Energieverbruik speelt ene grote rol in het bepalen van de ecologische


voetafdruk

Maar: fruit en groenten uit Zuid-Afrika hebben 100den km afgelegd,


aardbeien in putje winter worden in serres gekweekt of komen van heel
ver. Dit is ook het geval bij speelgoed (made in China)  transport

 Dranouter is het milieuvriendelijkst festival: ze zuiveren er zelfs hun


afvalwater, podium speciaal georiënteerd om het natuur zo weinig
mogelijk te belasten, bio afbreekbaar afval wordt apart opgehaald.

Werchter recycleert zijn drinkbekers om er achteraf zitbanken van te


maken voor in de gemeente, in de “green zone” lopen permanent
milieubewustmakingscampagnes, er wordt enkel groene stroom
gebruikt,…

4. Milieuproblemen :van diverse aarde, op verschillende schaal

Milieuproblemen zijn grensoverschrijdend, ze worden bv via lucht, water,


bodem over de grenzen getransporteerd.

 Maatregelen om voetafdruk te verkleinen: auto laten staan, baksteen in


toilet, spaarknop, regenwaterput, 1 kg vlees = 160 kg friet, vlees laten,
aluminium achter radiator, lichte verven gebruiken, bureau aan het
raam

5. Globale gevolgen van milieuproblematiek:

 De ozonlaag in de stratosfeer is in gevaar:

-Probleem: Gat in de ozonlaag of een verdunning in de rest van de


wereld waardoor schadelijke UV-stralen in de atmosfeer terecht komen

-Waar: Antarctica

-Oorzaken: chloorfluorkoolwaterstoffen (CFK)=>


spuitbussen+diepvries elementen.

Milieuproblematiek op globale schaal: ozonlaag, verwoesting,


ontbossing, klimaatsopwarming => kyoto, post kyoto protocol

-Oplossing: verbod op CFK’s, op het protocol van 1989


6
Artikels:

- Gat in de ozonlaag boven Zuidpool met 30% gedaald:

Het gat is verkleind door natuurlijke variaties in de temperatuur en


atmosferische dynamica. Het is geen aanwijzing voor een trend op
lange termijn.

-Gat in de ozonlaag groter dan ooit: (2006)

De bijzonder koude winter in de stratosfeer boven Antarctica heeft er


ook iets mee te maken. Om verbetering te zien kan men enkel het
Protocol van Montreal naleven. Bovendien is de verdichting en het
openen van het gat seizoensgebonden. Binnen 50 jaar stopt het gat
misschien met groeien.

De dichthei d van de ozon was ook dunner dan ooit, de ESA heeft met
zijn milieusatelliet Envisat op 1 dag een verlies van 40 miljoen ton aan
ozon geregistreerd.

VERSCHIL gat in de ozonlaag en broeikaseffect:

*Gat id ozonlaag: CFK’S=> UV komt door=> kanker=> verbod op


CFK’S (in Montreal opgemaakt)

*Broeikaseffect:CO2, methaan=>opwarming => in Kyoto iets aan


doen.

-Verwoestijning4

Dit is ook een groot mondiaal probleem.

Oorzaken: klimaatverandering die tot langdurige droogte leidt en


overexploitatie, slechte irrigatie waardoor voedzame bestanddelen uit
de aarde spoelen, roofbouw, overbezilting, bijv. In 3de wereldlanden
proberen ze hun grond te irrigeren met hun irrigatiesystemen maar hun
water bevat ook veel zout waardoor er meer zout in de bodem terecht
komt en er na verloop van tijd niets meer kan groeien. Ontbossing is
ook een oorzaak. Kwetsbare gebieden voor verwoestijning liggen in
Midden –Azie en in de Sahel, de hoorn van Afrika en Zuid Oost Afrika.

-Broeikaseffect is ook een mondiaal probleem (zie hierboven al


uitgelegd)

Klimaat op drift

4
Onvruchtbaar worden van de bodem
7
- De concentratie CO2 is toegenomen, vnl. door de verbranding van fossiele
brandstoffen zoals steenkool, aardolie en aardgas (ook: methaan, lachgas)

- Temperatuur is wereldwijd gestegen, maar het meest op de continenten en op


hogere breedtegraden (Noordpool)

- Het Poolijs neemt af en wordt ook dunner

- Permafrost: bevroren bodemlaag aan de Noordpool. Ze ontdooit en alles smelt


af waardoor bergmeren uit hun voegen barsten en tot vloedgolven leiden. Op
lange termijn zorgt dit voor watertekort

-Het zeeniveau neemt toe door het afsmelten van de ijskappen en door het
uitzetten van water (door opwarming). Dit kan zware gevolgen hebben voor
laaggelegen kustgebieden (Nederland, Egypte)

- Natuurrampen komen steeds vaker voor

- Door het warmer wordende zeewater worden koralen bedreigt doordat hun
relatie met de algen wordt verstoord. De koraaldiertjes stoten de algen af
waardoor ze hun bron van voedsel en de kleur verliezen  sterven af. Bovendien
is er een stijging van CO2 zodat door de vetzuren in het water de kalkvorming
niet meer optimaal is. Door stormen en cyclonen breken koralen af en wordt het
water troebel

- ziekteverwerkers en hun dragers worden veel beter verspreid: malaria (ook:


hooikoorts en astma)

-Broeikaseffect: de zon zendt zichtbaar licht en UV-stralen naar de aarde maar


ongeveer een derde wordt meteen teruggekaatst. De rest wordt door het
aardoppervlak of de atomosfeer geabsorbeerd. Ter compensatie zendt de aarde
infraroodstraling uit waardoor de broeikasgassen in de atmosfeer geabsorbeerd
worden en terg naar de aarde worden gekaatst  Warme deken rond de aarde
dat er voor zorgt dat leven mogelijk is (anders -18°C).

- Antropogene broeikaseffect:opwarming veroorzaakt door mens die


broeikasgassen produceert: waterstof en CO2, methaan, stikstofoxide, ozon, …

- GWP: hoeveelheid CO2-moleculen die nodig is om eenzelfde opwarming te


veroorzaken als 1 molecule van dat gas

- IPCC; opgericht door VN dat objectieve informatie over de klimaatsverandering


moet voorzien (afgevaardigden van regeringen)

- Vroeger ook abrupte verandering: Waarschijnlijk te wijten aan verandering in


oceaancirculatie

- Opwarming = natuurlijke factoren (zonneactiviteit en vulkaanuitbarstingen) +


menselijke invloed (groot deel koolstofdioxide afkomstig van fossiele
brandstoffen)

8
6. Oplossingen voor milieuproblemen

Op wereldschaal: Kyoto protocol: Het werd in 1997 opgesteld in Kyoto in Japan,


het regelt de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. (Moet met 5,2%
dalen)

Vb’s van broeikasgassen: koolstofdioxide, methaan, lachgas

De reductiepercentages worden bepaald a.d.h.v. economische kracht van het


land. Het terugdringen van de uitstoot van de broeikasgassen is in sommige
landen gemakkelijker te bereiken dan in andere. Zo is bijvoorbeeld de industrie in
België schoner dan in Oost-Europa.

ZIE DIA’S

9
Hoofdstuk 4: Weer en klimaat
Weer= plaatselijk en veranderlijk

Klimaat= voor een groter gebied, onveranderlijk voor bepaalde tijd.

1. Temperatuur:

Temperaturen op aarde verschillen volgens tijd en plaats: oorzaken:

*Breedteligging

*Uur van de dag

*Seizoenen  stand van de zon

*Bodem en vegetatie

*Reliëf

*Bewolking en stof

*Zeestromingen

*Continentale/maritieme ligging

 Elke factor nu meer in detail:

 Breedteligging/graden5:

Op hogere breedteligging vallen zonnestralen schuiner in: gevolgen:


*zonnestralen op hogere breedte moeten een veel langere weg door de
atmosfeer afleggen=> meer kans op absorptie en reflectie. *een zelfde
bundel zonnestraling belicht een kleinere opp bij een loodrechte
zonnestand, grotere opp naar mate de zonnestralen schuiner
binnenvallen.

 Het uur van de dag

Door de aardrotatie staat de zon het hoogst op de middag, hoe korter


tegen de zon, hoe korter de weg is die de lichtstalen door de atmosfeer

5
Schuine stand van de zon
10
moeten afleggen en hoe kleiner de opp is waarover de zonnestralen
verspreid moeten worden.

 Seizoenen

Wanneer de zon rechter op de aarde schijnt is het warmer (zomer) als


hij schuiner schijnt(winter) is het kouder.

 Reliëf

Speelt op 2 manieren een rol, in de hoogte. Per 180m neemt de


temperatuur 1°C af. De oriëntatie van de helling speelt ook een rol=>
naar het Noorden gericht minder zon, naar het zuiden meer zon. De
boomgrens is bijvoorbeeld altijd naar het Zuiden gericht

 Bevolking en stof

Minder inkomende straling overdag en minder uitgaande straling ’s


nachts. Wanneer het bewolkt is, is het ’s nachts warmer dan wanneer
het een open hemel is

 Bodem en vegetatie

Een donkere vochtige bodem absorbeert veel zonnestralen en staat


deze traag af => lagere temperatuurschommelingen. Een bleke bodem
reflecteert veel warmte, absorbeert weinig, daardoor is het ’s nachts
koud. (woestijn  stad)

 Continentale/maritieme ligging

Oceanen warmen trager op en koelen trager af dan het land, ze hebben


een verzachtende invloed: in de zomer frisser, in de winter warmer.

 Zeestromingen

Koude en warme zeestromingen zorgen respectievelijk voor afkoeling


en verwarming in de kuststreken. (wereld warmer=België kouder=>
zijn afhankelijk van onze zeestromingen)

 Je krijgt wss klimatogrammen van 2 steden die je moet analyseren en


een verklaring zoeken voor de klimaatsverschillen.

11
12
Hoofdstuk 5: Luchtdruk

De wind waait van hoog naar laag


H duwt lucht naar beneden, naar L } CIRKELEFFECT
L duwt lucht naar boven, naar H }
Hoe hoger, hoe kouder, er is dan ook minder vocht in de lucht, warme lucht kan
veel meer neerslag bevatten

Koud ----warm =>wordt warmer, dus gaat meer vochtigheid bevatten


H L

1. Kenmerken van de H en L gebieden:

L H
Luchtbeweging Stijgend Dalend
Luchttemperatu Afkoeling Opwarming
ur
Vochtigheid Veel Afname (weinig)
(toename)
Wolken Vorming Oplossing
(veel)
Wind aan Toestroom v Uitstr nr alle
aardopp lucht windricht
Wind hoog in Uitstroom v Toestr v lucht
atmosf lucht
 Bij L is het meestal slecht weer en bij H is het meestal mooi weer (zonnig
maar daarom niet warm in winter)
Fronten: regen

13
Isobaren: luchtdruk en wind
Dicht opeen verhoogt het drukverschil en veroorzaakt wind.
L <1013 hPa
H> 1013 hPa

In de figuur zijn lijnen


van gelijke luchtdruk
(isobaren) weergegeven.
Het kaartje toont een
weersituatie met een
hoge- en een
lagedrukgebied. De pijlen
geven de
stromingsrichting en dus
de richting waar de wind
heen waait. De
windrichting volgt min of
meer de richting van de
isobaren; zonder het
effect van de draaiing van de aarde zou de wind loodrecht op de isobaren
staan.
Waar de lijnen het dichtst bij elkaar staan is er de meeste wind want daar
is het drukverschil groter. Om de windrichting te bepalen moet je kijken
van waar de wind komt. Bij ons is het meestal zuid westen wind, dit is
ideaal want het is verzachtende wind(minder koud in winter dus)
Lokale winden: wind wordt genoemd vanwaar hij komt. Plaatselijke of
lokale winden waaien over kleine gebieden en veranderen ook vaak van
richting. Overdag wordt het land sneller warm dan de zee. De warme lucht
boven het land stijgt, de koude lucht boven de zee beweegt landinwaarts
=> zeebries
’s nachts gebeurt het tegengestelde: land koelt sneller af dan de zee
terwijl de warmere lucht boven de zee stijgt de windrichting verandert, er
ontstaat een aflandige bries.

2. Vlamingen leven in een stofwolk:

ZIE DIA’S

14
Hoofdstuk 6:.Weerkaart en weervoorspellingen:

1. Weerkaart:

Weerkaarten worden door meteorologen synoptische of prognostische


kaarten genoemd.

 Synoptische of prognostische kaarten:op elk willekeurig tijdstip een


momentopname van het weer in een bepaald gebied.

2. Luchtdruk op een weerkaart:

*Een lage druk gebied:

Verticale luchtbeweging is stijgend.

Hoe hoger hoe kouder.

Hoe kouder hoe minder luchtvochtigheid.

Gevolg voor het weer bij een lage druk gebied: wolken en eventueel
neerslag, hangt van de absolute vochtigheid af.

*Een hoge druk gebied:

Lucht daalt dus nu minder kans op neerslag, wolkeloos.

*De windkracht:

Af te leiden uit de dichtheid van de isobaren.


15
16

Vous aimerez peut-être aussi