Vous êtes sur la page 1sur 3

Kritische analyse van de groep

Tom van Rijswijk


1C
12-03-2015
De kenmerken van mijn groep zijn:
-

28 kinderen; 15 jongens en 13 meisjes.


De kinderen zijn 6 of 7 jaar oud.
3 kinderen zijn wat ouder, zij hebben langer gekleuterd.
De klas is een klas sinds het begin van dit schooljaar, augustus
2014.
De sfeer in de groep is goed
Op cognitief gebied zit er wat verschil in de groep, er wordt dan ook
met rekenen en bepaalde onderdelen van taal in clusters gewerkt.
Sociaal emotioneel gezien zit er ook verschil in de groep, er zijn een
aantal kinderen die drukker zijn en/of zich wat moeilijker kunnen
concentreren. Deze kinderen zitten dan ook vooraan in de klas.
Er is een meisje dat heel slecht hoort.
Er is een jongen die slecht ziet en (nog) geen bril heeft.

Inleiding
Deze kritische analyse schrijf ik aan de hand van de typering van mijn
groep. Ik schrijf deze analyse in drie delen. Deze delen gebruik ik voor mijn
lesvoorbereidingen. Als eerste geef ik een beschrijving van de
klassenregels die gelden. Als tweede ga ik kijken hoe ik mijn groep moet
verwerken in de beginsituatie, waar moet ik rekening mee houden tijdens
het geven van mijn les en wat is het niveau van de klas. Als laatste
beschrijf ik hoe ik samenwerkend leren wil vormgeven.
Klassenregels
Hieronder beschrijf ik de belangrijkste regels die gelden in de klas als ik
lesgeef. Deze regels moet ik hanteren tijdens mijn lesgeven.
-

Iedereen laat zich in zijn of haar waarde, iedereen is zoals hij of zij is.
Als je een vraag hebt steek je je vinger op en ga je niet door de klas
roepen; een stille vinger. We praten ook niet door elkaar heen.
Als je naar de wc moet hoef je dit niet te vragen, je kent de regels.
Maximaal een jongen en een meisje tegelijk, dus niet met meerdere
jongens of meisjes op het toilet. Je draait het wc-kaartje om zodat de
rest kan zien of de wc wel of niet vrij is. Als de leerkracht aan het
woord is mag je niet naar de wc.

Ga netjes om met de spullen van de school en van een ander


Niet rennen op de gang

Beginsituatie
In de beginsituatie houd ik rekening met het gemiddelde niveau in mijn
klas en met de verschillende niveaus binnen mijn klas. De klas waarin ik
stage loop is een gemiddelde klas. Binnen deze klas zijn er verschillende
niveaus. Bijna alle lessen worden nog wel gezamenlijk gegeven.
Cognitief gezien zie je vooral verschil bij taal en rekenen. Bij rekenen wordt
met clusters gewerkt. Er zijn drie groepen; de zwakkeren, de gemiddelden
en de plusgroep. De zwakkeren gaan met een leerkracht de gang op en de
gemiddelden en sterkeren blijven in de klas met een andere leerkracht. Bij
de eerste groep wordt veel individuele aandacht gegeven en bij de tweede
groep is er een instructie en volgt daarna de verwerking. De kinderen
steken hun vinger op bij vragen en worden dan geholpen.
Bij taal wordt bijna alles nog klassikaal gedaan. Er zijn wel momenten in de
klas, bijvoorbeeld tijdens lezen, dat kinderen naar voren worden gevraagd
om bij de leerkracht te komen flitsen. Bij sommige methodelessen wordt er
gebruik gemaakt van een verlengde instructie bij de wat zwakkere
kinderen. Dictees worden altijd gezamenlijk afgenomen en op hetzelfde
niveau net als de andere vakgebieden.
Sociaal emotioneel gezien zijn er ook verschillen in de groep. Er zijn een
aantal leerlingen die sneller zijn afgeleid of drukker zijn en zich daardoor
niet kunnen concentreren. Deze kinderen zitten dan ook vooraan en zal ik
direct moeten aanspreken op hun gedrag als zij storen. Ik ga deze
kinderen wel veel aan het woord laten zodat ze actief betrokken blijven bij
de les.
Er zijn ook nog twee kinderen met een zintuiglijke beperking. Een kind
hoort erg slecht en de andere ziet niet goed. Bij het meisje dat niet goed
hoort ga ik na mijn uitleg tijdens de verwerking even langs om te
controleren of ze het begrepen heeft. Bij gesprekken moet ik haar aan
kijken en luid en duidelijk praten. Omdat ze het vaak niet hoort praat ze
ook veel door de les heen. Als dit gebeurt spreek ik haar hier meteen op
aan.
De jongen die niet goed ziet zit inmiddels voor in de klas en met hem is
afgesproken dat als hij iets niet ziet hij dit aangeeft.
Samenwerkend leren
Tijdens OGP 3 staat samenwerkend leren centraal. Hoe ga ik dit gebruiken
en hoe ga ik dit stimuleren. Mijn mentor vind samenwerkend leren
belangrijk en werkt af en toe ook met coperatieve werkvormen. Ik vind
het belangrijk dat kinderen veel en met verschillende klasgenoten

samenwerken. In de klas wordt vaak gewisseld van plaatsen en


veranderen de groepjes dus redelijk veel. In deze groep werken de
kinderen weinig met dezelfde kinderen samen. De groepjes zijn ook altijd
heterogeen en zorgen voor een rustigere sfeer.
Mijn mentor heb ik al gebruik zien maken van binnenkring/buitenkring en
woordweb.
Zelf wil ik gebruik maken van de werkvorm rotonde en wil ik veel in
groepjes gaan werken. Daar past de werkvorm brainstorm bij.

Vous aimerez peut-être aussi