Vous êtes sur la page 1sur 4

AANVULLENDE INFORMATIE OVER JOB

We kennen het boek Job vooral als dat wonderlijke verhaal over een soort weddenschap in de hemel tussen God en de satan, die in het verhaal optreedt als openbaar aanklager. De satan stelt voor om modelgelovige Job eens flink te pesten en dan te bekijken of hij aan zijn geloof blijft vasthouden. God stemt toe en de satan leeft zich flink uit. Job raakt al zijn vee kwijt en zijn bedienden en tien kinderen vinden de dood. Uiteindelijk treft de satan ook Job persoonlijk en overlaadt hem met kwaadaardige zweren. Zijn vrouw raadt hem aan om God te vervloeken, waarna ze uit het verhaal verdwijnt. Raakt Job ook haar kwijt? Er volgen oeverloze discussies met vrienden die hem willen steunen, maar die hem tegelijkertijd de schuld voor zijn eigen lijden in de schoenen proberen te schuiven. Job houdt echter vast aan zijn geloof en eind goed al goed: Job krijgt zijn bezittingen terug, wordt opnieuw vader van 10 kinderen en leeft nog lang en gelukkig. Maar deze samenvatting doet het boek Job ernstig tekort. De weddenschap en de uiteindelijke goede afloop vormen slechts een raamvertelling. Ze omlijsten een kern van maar liefst 40 hoofdstukken waarin de ogenschijnlijk oeverloze discussies tussen Job en zijn vrienden centraal staan. Dat kun je ook zien aan de lay-out van het boek Job in de Bijbel. Het kaderverhaal, van het hemelse gekonkel en de uiteindelijke goede afloop, is weergegeven als proza met uitgelijnde tekst. De gesprekken in het midden zijn afgedrukt als afgebroken regels, als pozie. Job is ook grotendeels een gedicht. Een leerdicht, om precies te zijn. Vermoedelijk is het kaderverhaal het oudst (hfd. 1-2 en 42:7-17). Het lijkt ook sterk op vertellingen die destijds bij omliggende volkeren de ronde deden. Zo was er in Soemeri rond 1800 v.C. een verhaal in omloop met de titel: Ik prijs de god van de wijsheid. Ook daarin komt een zeer godvrezende man voor, die ziekte en ellende om de oren krijgt: Tranen, klachten, nood en pijn wonen in mij, lijden overmeestert mij als iemand wie slechts tranen zijn beschoren. De geest van het boze noodlot houdt mij in zijn greep, rooft mij de levensadem de onheilvolle ziekte-demon baadt zich in mijn lichaam Maar de tranen en bittere klachten van de man vinden gehoor bij zijn god, Mardoek. We lezen: De juiste taal, het eenvoudige, reine woord dat hij sprak, nam zijn god goedgunstig aan. Het loopt goed voor de man af en hij wordt genezen. Eind goed, al goed. Een soort gelijk verhaal was in omloop in Babyloni omstreeks de 12e eeuw v.C. Het boek Job staat dus in een zekere traditie. Maar de schrijver van Job graaft dieper naar het wezen van het lijden. Om dat te doen herschrijft de auteur het bekende verhaal en voegt er dat lange middenstuk in, de eigenlijke kern van het boek Job. Het gaat in Job dus om die dialogen met zijn vrienden en Gods antwoord daarop! Daar ligt het zwaartepunt, niet bij die wat merkwaardige, mythisch aandoende proloog en epiloog. Job wordt getroffen door een immens lijden. Allereerst wordt hij lichamelijk getroffen door kwaadaardige zweren. Maar zijn lijden gaat verder. Hij begrijpt er namelijk niets van. En dat steekt Job eigenlijk nog het meest. Waarom moest hem dit nu overkomen? Hij had toch niets verkeerds gedaan?

Job volgt een redenatie die we veel tegenkomen in het oude Midden-Oosten en die we kunnen samenvatten met het spreekwoord: je oogst wat je zaait. Met goede mensen gaat het goed en met slechte mensen loopt het verkeerd af. Omgekeerd: als je ellende over je heen krijgt, zal je het er wel zelf naar gemaakt hebben. We noemen deze gedachte ook wel de retributieleer. We moeten ons bedenken dat Job leeft in een agrarische samenleving (het verhaal dateert van de 5e eeuw v.C.). Daarin geldt als vanzelfsprekend dat wat iemand zaait hij ook zal oogsten. Zij die ijverig en hard werken, oogsten veel en zij die liever lui dan moe zijn, moeten s winters op een houtje bijten. Op eenzelfde manier kun je ook naar lijden en voorspoed kijken. Als God rechtvaardig is en dat is Hij in de ogen van Job en zijn tijdgenoten dan moet Hij mensen die goed zijn wel belonen met zegeningen en kwade mensen straffen. Nu kun je hier natuurlijk de draak mee steken, maar stel je de logica ervan eens voor. Wat als er nou geen enkele relatie tussen daad en gevolg zou bestaan, in wat voor wereld zouden we dan leven? Hoe kun je als ouders dan kinderen nog goed gedrag bij brengen? En waarom zou je dan nog een politieapparaat in standhouden als slechte daden toch niet worden bestraft? Als principe is de associatie met zaaien en oogsten best overeind te houden. Maar je kunt de retributieleer niet als model op de werkelijkheid plakken. Daar is het echte leven toch te complex voor. En dat is ook precies wat het boek Job wil zeggen. Job is rechtvaardig. Hij is rechtschapen en onberispelijk, heeft ontzag voor God en mijdt het kwaad, zo lezen we al in het eerste vers van Job. Zijn kinderen zijn echter feestbeesten. Iedere keer als ze de bloemetjes hebben buiten gezet, brengt Job voor ieder van hen een offer om God voor hen om vergeving te smeken. Braver en rechtschapener kun je je een mens bijna niet voorstellen. Toch laat God toe dat Job ernstig ziek wordt. De vrienden van Job trekken dan de conclusie dat er toch iets moet zijn wat Job verkeerd heeft gedaan. Want God straft alleen slechte mensen. Job moet zijn lijden zelf hebben verdiend. God is immers juist en rechtvaardig? Hij laat je oogsten wat je zelf hebt gezaaid? Als Job weer wil genezen, dan moet hij zijn gedrag veranderen, zegt een van Jobs vrienden Sofar: Wanneer er wandaden in je hand zijn doe er afstand van. Dan zul je je gezicht opheffen, vrij van schuld. Je zal je lijden vergeten, herinner het slechts als water dat is weggevloeid. Een andere vriend, Elihu, ziet het weer anders: God heeft een bedoeling met Jobs lijden. Hij wil dat Job er een les uittrekt en zijn leven betert. Jobs lijden zal uiteindelijk tot zijn verlossing lijden, zo meent Elihu. Wat de vrienden Job voorschotelen is vanuit het denken van 2500 jaar geleden volledig voorstelbaar. Maar het is ook koud en harteloos. Job verzet zich er ten volle tegen. En met hem de schrijver van het boek Job. Job dacht aanvankelijk precies zoals zijn vrienden. Vandaar dat zijn eerste reactie op alle ellende is: De Heere heeft gegeven, de Heere heeft genomen, de naam des Heeren zij geloofd. We kennen die tekst maar al te goed. Hij wordt nog vaak te pas en te onpas, overigens vaak goed en vroom bedoeld, aangehaald. Maar de uitspraak wordt twee hoofdstukken verder alweer door Job ingetrokken. Hij roept het uit:

Weg met de dag waarop ik werd geboren, weg met de nacht waarin ik werd verwekt. Gaandeweg neemt de woede van Job toe. Hij weet van zichzelf dat hij altijd rechtvaardig is geweest. Dat uitgerekend hem nu al die ellende moet overkomen! Hij protesteert, schreeuwt het uit tot God, daagt Hem uit en wordt boos op zijn vrienden, zoals in het huiveringwekkende 13e hoofdstuk van Job: Ik wens de almachtige Gods te spreken, tegenover Hem wil ik mij verdedigen. Want jullie dat zijn de vrienden verdoezelen alles met leugens, kwakzalvers zijn jullie, allemaal. Zwijg alsjeblieft. [...] Ik wil het erop wagen, ik zet mijn leven op het spel. Wil God mij doden, Ik blijf erop vertrouwen dat ik mij mag verdedigen, rechtstreeks tegenover Hem. [...] Twee dingen, God, vraag ik maar van u, zodat ik me niet voor u hoef te verbergen: bedreig me niet langer en jaag me geen schrik meer aan. Hoezeer zijn vrienden met hun raadgevingen Job ook tot wanhoop drijven, hij blijft God zoeken. Hij wil God houden aan het oogsten wat je hebt gezaaid-principe. Hij put er hoop uit, tegen alle wanhoop in: Wie het verkeerde pad op gaat staat ellende te wachten en wie zich slecht gedraagt, ondervindt tegenslag. Maar God heeft toch gezien wat ik ondernam? Hij controleert mijn doen en laten. Ik zweer: ik heb niemand onrecht aangedaan en ik heb me niet verstrikt in leugens. Laat God maar een onderzoek instellen, dan zal Hij zien dat ik onschuldig ben. Uiteindelijk komt God zelf aan het woord. Hij gaat te keer tegen Job: Wie durft er zonder kennis van zaken te spreken en mijn beleid kortzichtig te beoordelen? Zet je schrap, verweer je, want ik ga vragen stellen en jij moet antwoorden Dan komt er een spervuur van vragen, waarop geen mens een antwoord kan geven. Toen Ik de fundamenten voor de aarde legde, waar was je toen?, Heb jij ooit de morgen ontboden?, Waar is de woonplaats van het licht?, Ben jij ooit in de opslagplaatsen van de sneeuw geweest? etc. etc.

Waar het op neerkomt is dat God Job voorhoudt dat de aarde goed is zoals die geschapen is. Alles reilt er en zeilt er volgens Gods plan. Alles gehoorzaamt aan de wetten van het heelal. De wereldorde garandeert helemaal geen rechtvaardigheid voor de rechtvaardigen of lijden voor de boosdoeners. Hoe het precies ziet met het lijden, laat God onbeantwoord. Dat is nogal wat. Job legt God al zijn vragen voor, God richt uiteindelijk Zijn woord tot Hem, maar negeert zo goed als al zijn problemen. Kort en goed zegt God: Waar bemoei je je mee! Dan besluit Job: Ik weet dat U alles kunt, God. Voor U is niets onmogelijk. U vroeg: Wie durft er zonder kennis van zaken te spreken? Ik geeft het toe, ik sprak over zaken waar ik geen verstand van heb, wonderlijke dingen die ik niet kan begrijpen. Ik kende U alleen van horen zeggen, maar nu heb ik u met eigen ogen gezien. In veel vertalingen staat dat Job vervolgens alles herroept en boete doet in zak en as. Alsof zijn vrienden uiteindelijk toch gelijk krijgen. Er staat in het Hebreeuws dat Job zijn nietigheid tegenover God erkent en zichzelf stof en aarde acht. Maar hij herroept geen woord!!! Dan herneemt God het woord. Hij geeft nu de vrienden van Job ervan langs. Zij hebben God geen recht gedaan. Maar, en nu komt het, Job heeft God wel recht gedaan, zo zegt God! De vrienden dachten dat ze God in hun zak hadden zitten, ook al kenden ze Hem, net als Job, slechts van horen zeggen. Ze wisten precies wat God met Job voorhad, hoe God dacht en aan welke regels God gebonden was. Job moest zich daar bij neerleggen, zo vonden ze. Maar zij zaten er naast. Job protesteerde, op het blasfemische af soms, maar hij bleef in gesprek met God, bleef op Hem vertrouwen en hij krijgt uiteindelijk het inzicht dat God helemaal niet aan menselijke normen is gebonden, maar dat de schepping Gods schepping zijn eigen regels volgt. Dr legt Job zich bij neer. Niet bij het retributie-principe. Want dat blijkt niet te kloppen. Tot slot volgt die onwaarschijnlijke beloning: al zijn vroegere bezit krijgt hij dubbel terug. Wat mij betreft is dit deel een dissonant, alsof de schrijver toch nog, via een achterdeur, het oogsten wat je hebt gezaaid-principe laat terugkeren. Alsof hij toch nog een bewijs wil leveren dat Job inderdaad rechtvaardig is in Gods ogen. Maar dat is hier niet aan de orde. Job is door God aan een test onderworpen. Die test heeft Job doorstaan en daar wordt hij uiteindelijk volledig voor gecompenseerd. Van retributie is geen sprake. Makkelijke antwoorden op het lijden zijn er niet. Wie zulke antwoorden zoekt in de Bijbel, zoekt tevergeefs. Lijden heeft niet altijd een duidelijke oorzaak. Mensen lijden omdat het kan gebeuren. Er is in de schepping orde en chaos. Mensen lijden ook omdat er mensen zijn die vervolgens precies de verkeerde dingen tegen hen zeggen en weigeren te luisteren, zoals de vrienden van Job. Zij systematiseren God, leggen hun eigen logica aan Hem op. En God? God is het die Job op het spoor van de aanvaarding zet. God wijst de goede richting aan. Hij houdt het lijden niet tegen. Maar Hij laat Job ook niet alleen in zijn lijden. Op al Jobs vragen komt uiteindelijk een antwoord. En dan stopt Job met zijn protest. Hij richt hij zijn blik weer vooruit en daarna, pas na de acceptatie van zijn lijden (!), kan hij weer verder met zijn leven. Aries van Meeteren

Vous aimerez peut-être aussi