Académique Documents
Professionnel Documents
Culture Documents
Dag Paul,
Je bent toch niet van plan je weer aan een ultraloop te wagen? 90 km in een
week is voor mij ook vrij veel.
Ga je nu ook nog aan een tapering off doen voor die 15 km wedstrijd?
Zelf heb ik de opgaande lijn gelukkig weer een beetje te pakken, en over een
week of wat hoop ik weer eens boven de 100 km uit te komen. Dat moet ook
wel, want het is altijd weer sneller Pasen dan je denkt. Ik heb gisteravond al
even zitten werken aan een reaktie in het kader van jouw marathonschema.
Zonet heb ik er een eind aan gebreid. Het resultaat volgt hieronder.
Groeten, Dik
Iemand als Jean Paul Praet hanteerde dat principe heel extreem. Nadat hij op de 100
km een (helaas nooit officieel erkend) wereldrecord had gelopen, probeerde hij in
latere jaren de laatste drie maanden van voorbereiding steeds zo getrouw mogelijk te
kopiëren, zelfs dag na dag. Lopers die hooguit twee marathons per jaar doen, zie je
vaak op eenzelfde manier vasthouden aan het vertrouwde patroon. En dat gegeven
kenmerkt dus ook veel discussies op dit terrein.
Bij mij is dat intussen wat anders komen te liggen, omdat ik nu meer marathons per
jaar loop. Meestal als onderdeel van de ultratraining, en slechts een enkele keer om
een zo snel mogelijke tijd te realiseren. Daardoor krijg je wel wat meer ervaring met
het lopen van een marathon, en kun je ook af en toe uittesten hoe verschillende
trainingsvormen in de praktijk (je eigen praktijk dus) uitpakken. Van je eigen
ervaringen leer je het meeste, en in dat licht moet je ook de verschillende voorbeelden
zien die ik heb aangehaald. De grootste verrassing die mijn praktijk van de laatste drie
jaar heeft opgeleverd is dus het feit dat je met een grote nadruk op langzame
duurtraining veel minder aan snelheid verliest dan vaak wordt beweerd. De snelheid
(en ook het snelheiduithoudingsvermogen) kun je in vrij korte tijd op het gewenste
peil brengen.
Mijn aanpak zou ik trouwens niet willen adviseren aan debutanten, of aan lopers met
nog maar heel weinig marathonervaring. Het lopen van meer en langere duurlopen
moet ook redelijk voorzichtig worden opgebouwd, als je tenminste vervelende
blessures buiten de deur wilt houden. En wat niet minder belangrijk is: je moet zoiets
ook leuk vinden! Jij schrijft zelf ook voortdurend dat je moet trainen op een manier
die je leuk vindt. Op dat punt zijn we het helemaal eens, en dat uitgangspunt kan ook
nooit teveel benadrukt worden. Lopers die vooral opzien tegen de lange duurlopen die
nu eenmaal bij elke marathontraining horen, en daar weinig lol aan beleven, moeten
zich dus niet aan mijn aanpak wagen. Laat dat duidelijk zijn.
Het grootste verschil tussen ons zit hem vooral in de manier waarop er naar snelheid,
duurvermogen en energie wordt gekeken. Jij benadert het van een andere kant dan ik.
Eerst maar even het punt “snelheid”. Je schrijft: “Maar je wil juist snelheid winnen”.
Dat snap ik niet goed. De snelheid die je op de marathon kunt bereiken ligt altijd
onder de snelheid die je op een 10 km weet te realiseren. Die marathonsnelheid heb je
dus al, die hoef je niet meer te winnen. Natuurlijk komt het voor dat lopers hun
basissnelheid op moeten voeren, om de gewenste marathontijd te kunnen realiseren.
Maar dan moeten ze ook eerst hun tijd op de 10 km verbeteren. Over die categorie
had ik het niet. Ik had vooral lopers in gedachten wiens marathontijd achter blijft bij
wat je zou mogen verwachten op grond van hun tijden op bijvoorbeeld de halve
marathon. Jouw opmerking over mijn eventuele “wens” om 2.48 op de marathon te
lopen illustreert dat fraai. Uitgaande van mijn tijden op 10 km en halve marathon is
2.48 een irreëel streven. Daarvoor moet eerst mijn basissnelheid omhoog. En daarvoor
moet je inderdaad anders gaan trainen. Maar dat wil ik helemaal niet. Voor een 50-
plusser heeft dat ook niet zoveel zin meer. Mijn uitgangspunt is dus het al
bereikte niveau op de halve marathon, en vervolgens kijk ik naar de tijd die je dan
volgens de meest gangbare tabellen zou moeten kunnen realiseren op de hele
marathon. Veel lopers blijven daar nog te ver bij uit de buurt. Die lopers zou ik dus
willen adviseren om mijn aanpak ook eens uit te proberen.
Want bij de marathon gaat het erom dat beoogde marathontempo (MT), dat je dus al
in de benen hebt, zolang mogelijk vol te houden. Daarbij spelen vooral twee aspecten
een grote rol:
1) de beschikbare hoeveelheid energie, en
2) wat ik gemakshalve maar even “tempohardheid” noem. Je spieren, pezen,
gewrichten e.d. (je bewegingsapparaat) moeten dat tempo (en het looppatroon en
de schokbelasting die daarbij horen) wel 42 km aankunnen, en niet voortijdig
oververmoeid raken. Om dat tweede aspect te trainen, vind ik het inderdaad nodig
om een aantal lopen van 15 tot 20 km in dat MT te lopen. En als ik me echt richt
op een snelle marathon, dan probeer ik ook een week of drie voor de marathon
nog een vrij snelle halve marathon af te werken (sneller dus dan dat MT). Mijn PR
op de halve marathon (1.23) heb ik zo ook in de marathonvoorbereiding gelopen,
want aan speciaal trainen voor een halve ben ik nog nooit toegekomen (daarvoor
voel ik me teveel duursporter). Verder besluit ik de lange duurlopen heel vaak met
een forse tempoversnelling. De laatste 3 tot 5 km gaan dan in een tempo dat
ongeveer een minuut per km sneller ligt dan daarvoor. Dat tempo komt soms
aardig in de buurt van het beoogde MT. Daarmee wen je het lichaam eraan om
ook onder grote vermoeidheid op tempo te lopen, en het is bovendien een prima
mentale training.
De meeste goede lopers gaan echter de mist in op dat eerste punt, de beschikbare
hoeveelheid energie. Ze komen in de laatste kilometers zonder koolhydraten te zitten,
het bekende “man met de hamer” gevoel. Ik denk dat onze verschillen van inzicht op
vooral dit punt het grootst zijn. Jij wilt de energie vooral uit koolhydraten halen, en de
voorraad aan koolhydraten zo groot mogelijk maken “door de
koolhydraatstofwisseling te optimaliseren”. Daarvoor wil je met name in het gebied
van het beoogde marathontempo trainen (in jouw geval 15 km/uur).
In dat kader moet je ook mijn pleidooi voor heuveltraining zien. De benadering van
Lydiard heeft me altijd aangesproken, en vanaf het moment dat de heuvel bij
Kardinge gebruikt kon worden werd ik ineens een stuk sterker op de marathon. Maar
ik vind zelf niet veel aan afzonderlijke krachttraining. Veel liever doe ik
krachtoefeningen bij het lopen, want lopen vind ik wel leuk.Volgens jou is directe
krachttraining effectiever dan heuveltraining. Dat waag ik te betwijfelen, want die
krachttraining is juist bedoeld om beter te kunnen lopen. Ik heb nauwelijks kennis van
directe krachttraining, en acht de kans ook redelijk groot dat ik daarmee spiergroepen
versterk (op een manier) waar ik bij het lopen niet eens zoveel profijt van heb. Dat
risico is bij heuveltraining een stuk minder. Overigens heeft die heuveltraining nog
een positief aspect. De hartslag gaat er flink bij omhoog, en in dat opzicht is het ook
een behoorlijke intervaltraining.
Lopen lijkt zo simpel, en is het misschien ook wel. Maar met zulke discussies vind ik
het wel een stuk boeiender worden. Heb je tijdens het lopen ook weer iets om lekker
over na te denken.
Groeten,
Dik