Vous êtes sur la page 1sur 7

Bedrijfseconomie Hoofdstuk 1 Inleiding

Het werkterrein van de bedrijfseconomie. 1. Wat is economisch handelen en waarom is economisch handelen noodzakelijk? Economisch handelen Niet alle (im)materiele behoeften kunnen worden bevredigd, omdat de hoeveelheid middelen beperkt is, er is schaarste. Er zijn echter alternatieven en men moet keuzes maken hoe de beschikbare middelen aan te wenden voor de verschillende behoeften. Dit proces heet economisch handelen. 2. Soorten huishoudingen Gezinshuishoudingen en Bedrijfshuishoudingen 3. Gezinshuishoudingen economisch handelen door met het inkomen die goederen en diensten te kopen waaraan e het gezin en de gezinsleden de meeste behoefte hebben. Laag inkomen aan 1 levensbehoeften, bij hoger inkomen ook meer luxe behoeften. 4. Bedrijfshuishoudingen De schaarse middelen (productiecapaciteit) moeten zo worden gebruikt dat het resultaat (de winst) zo hoog mogelijk is. 5. Waarmee houdt de bedrijfseconomie zich bezig? BE is dat onderdeel van de economische wetenschap dat het economisch handelen bestudeert in de bedrijfshuishoudingen. BE houdt zich bezig met de keuzeproblemen bij deze bedrijfshuishoudingen. (welk assortiment, welke markten, nieuwe machine aanschaffen of oude laten repareren?) Ondernemingsdoelen 6. Noem 3 soorten bedrijfshuishoudingen 1) Ondernemingen (profit organisaties) 2) Bedrijven (non profit organisaties) 3) Overheidsdiensten (non profit organisaties) 7. Primair doel van onderneming is het maken van winst. Met een bepaalde hoeveelheid middelen een zo groot mogelijke winst behalen. 8. Is het winststreven van de onderneming een doelstelling op korte termijn? NEEN. Het streven naar winst moet worden beschouwd al een permanent doel van de onderneming, waarbij de zorg voor het voortbestaan van de onderneming moet worden betrokken. Continuteit kan ook met zich meebrengen dat op korte termijn welbewust wordt afgezien van het maken van winst bv. om zich aan te passen aan veranderde omstandigheden. De onderneming heeft dus als doelstelling het streven naar winst(groei) op de lange termijn. 9. Noem naast winstgroei en continuteit nog 3 mogelijke ondernemingsdoeleinden. 1) Omzetgroei 2) Marktaandeel vergroten of een vooraf gesteld marktaandeel behalen. 3) Marktwaarde (men kan een bepaalde of een zo groot mogelijke) marktwaarde nastreven 10. Welke doelstelling heeft een bedrijf? Het voorzien in bepaalde maatschappelijke behoeften en stelt niet het winststreven voorop. (voornamelijk overheidsbedrijven, ze berekenen een prijs voor de geleverde prestaties om de kosten te dekken. 11. Wat is het doel van een dienst en hoe komt deze aan geldelijke middelen? Voornaamste doelstelling van een dienst is voorzien in een bepaalde maatschappelijke behoefte. Ze krijgen geld geheel of praktisch geheel uit de algemene overheidsmiddelen die o.a. door belastingen beschikbaar komen. Arbeidsverdeling. 12. Wat verstaan we onder produceren? Het scheppen of toevoegen van nut of waarde. Bv een landbouwer door zijn organisatie en arbeidskracht en beschikbare middelen van de natuur een gewas doet ontstaan, dan produceert hij. (duur voortbrengen). Een fabrikant die door het verwerken van grondstoffen een artikel maakt produceert. Het verrichten van diensten valt ook onder produceren. Bij productieproces worden grondstoffen tot eindproduct verwerkt. Grondstoffen noemt men passieve productiemiddelen, machines en menselijke arbeid waarmee dat gebeurt, noemt men actieve procuctiemiddelen. 13. Wat is maatschappelijke arbeidsverdeling? (ook wel externe arbeidsverdeling genoemd). Vroeger maakte ieder gezin zelf de producten die het nodig had, later niet meer. In de loop der tijd legden mensen zich toe op de productie van bepaalde goederen. De n specialiseerde zich in het smeden van ijzer, de ander in het spinnen van garens. Er ontstonden ambachten. Ieder mens legde zich toe op de productie van goederen waarvoor hij aanleg had. 14. Wat wordt onder technische arbeidsverdeling verstaan? (ook wel interne arbeidsverdeling genoemd) Dan wordt het productieproces in de bedrijfshuishouding gesplitst in deelbewerkingen, er zijn aparte groepen werknemers voor elk van die deelbewerkingen werkzaam.

15. Voordelen van technische arbeidsverdeling. Routine geeft een hoge productiesnelheid, waardoor de arbeidsproductiviteit toeneemt Iedereen kan in beginsel die arbeid kiezen die hem ligt. Specialistische kennis en oefening kunnen ten volle worden benut Nadelen van technische arbeidsverdeling. Routinearbeid kan geestdodend zijn De werknemer ontwikkelt zich eenzijdig waardoor hij zich minder flexibel kan opstellen t.o.v. veranderingen De arbeidsvreugde die kant ontstaan doordat een compleet product wordt gemaakt valt weg. 16. Wat is een abstracte markt en wat is een concrete markt? Abstracte markt hierbij hebben we het over een samenhangend geheel van vraag en aanbod van goederen. Er is geen vaste plaats en/of een vast tijdstip van toepassing. (bv koffiemarkt, markt van onroerend goed) Concrete markt hier komen vragers en aanbieders op vaste tijdstippen en op een afgesproken plaats samen om tot marktorintatie, prijsvorming en het afsluiten van contracten te komen. (bv groentemarkt en visafslag) 17. Wat is omwegproductie en wat is het voordeel ervan? Omwegproductie het verschijnsel dat eindproducten worden gemaakt via de omweg van het eerst vervaardigen van machines. Het voordeel hiervan is dat de productiviteit wordt verhoogd. De Bedrijfskolom. 18. Wat is een bedrijfskolom? Een bedrijfskolom is de keten van bedrijfshuishoudingen die de oer-producent verbindt tot eindproduct. Oer-producent is de producent van de grondstof. De consument maakt geen deel uit van de bedrijfskolom. Vb. : oerproducent; tarweboer graanhandelaar meelfabriek broodfabriek supermarkt 19. Wat is een bedrijfstak? Het geheel van bedrijfshuishoudingen, die hetzelfde productieproces uitvoeren en zich in dezelfde geleding van de bedrijfskolom bevinden. (bv alle meelfabrieken, broodfabrieken) 20. Noem de vier bewegingsverschijnselen binnen en tussen de bedrijfskolommen. Differentiatie en integratie Specialisatie en parallellisatie 21. Wat is differentiatie en geef een voorbeeld. Differentiatie als een bepaalde fase van het productieproces wordt afgestoten naar een afzonderlijke bedrijfshuishouding, bv het afstoten van het vervoer van producten naar een transportonderneming. Differentiatie is een verticale afstotende beweging binnen n bedrijfskolom. Bedrijfskolom wordt langer. 22. Hoe wordt differentiatie verklaard? Afzonderlijk gespecialiseerde onderneming die een bepaalde taak overneemt kan goedkoper werken. Die onderneming is deskundiger voor het bepaalde onderdeel en ze zal sneller kunnen komen tot een afzet van voldoende omvang omdat ze dat onderdeel voor een groot aantal ondernemingen verzorgt. 23. Wat is integratie? (is tegenovergestelde van differentiatie) Integratie is het samenvoegen in n bedrijfshuishouding of groep van samenwerkende bedrijfshuishoudingen van twee opeenvolgende fasen van hetzelfde productieproces. Wederom een verticale samenvoegende beweging. De bedrijfskolom wordt korter. Bv de bakker gaat het graan weer zelf malen) 24. Welke soorten integratie kent U? Achterwaartse integratie integratie met de voorgaande fase in het productieproces (onderneming is beter verzekerd van aanvoer van grondstoffen in de gewenste kwantiteit en kwaliteit. Voorwaartse integratie integratie met de volgende fase in het productieproces (een onderneming is verzekerd van een geregelde afzet van haar producten. 25. Wanner is er sprake van specialisatie? Wanneer een onderneming besluit het aantal producten dat ze vervaardigt sterk te verminderen en zich te beperken tot een veel kleiner assortiment. (de bakker die brood en banket verkoopt alleen nog maar brood verkoopt. Het is een afstotende beweging in horizontale richting binnen n bedrijfskolom. 26. Noem de voor- en nadelen van specialisatie. Voordelen specialisatie Productie van overgebleven assortiment kan met veel meer routine en vaardigheid kan plaatsvinden, waardoor snelheid van de productie toeneemt en dus de kostprijs per stuk zal dalen. In de productie kan meer rekening worden gehouden met door diverse afnemersgroepen gewenste varianten op de basismodellen. Hierdoor ontstaat een betere afstemming op de vraag van verschillende soorten afnemers. In het algemeen zal er dus een beter product tegen een lagere kostprijs worden vervaardigd. Nadelen specialisatie Gespecialiseerde ondernemingen worden sterk afhankelijk van de vraag naar een (of wellicht enkele) product(en). Men spreekt in dit verband van marktvernauwing.

27. Wat is parallellisatie? Het samenvoegen in n bedrijfshuishouding van producten die zich in hetzelfde bewerkingsstadium bevinden, maar tot nu toe in verschillende bedrijfshuishoudingen voortgebracht werden. Assortiment wordt uitgebreid (bv brood en banket in een zaak worden samengevoegd. Het is een horizontale bewegingsverschijnsel, het tegenovergestelde van specialisatie. 28. Noem de voor- en nadelen van parallellisatie. Voordelen van parallellisatie Er wordt een groter assortiment verkregen Er wordt een gelijkmatiger omzet verkregen wanneer seizoengevoelige ondernemingen zich in het stille seizoen met de vervaardiging van een ander product (onderdeel) gaan bezighouden. Nadeel van parallellisatie Noodzaak tot het aanleggen en aanhouden van voorraden in alle artikelen die men voert. Daarmee wordt veel geld renteloos vastgelegd. We kunnen ondernemingen indelen in een aantal ondernemingsvormen. 29. Wat wordt onder een ondernemingsvorm verstaan? Noem een aantal ondernemingsvormen Onder ondernemingsvorm verstaan we de juridische vorm waarin de onderneming wordt gedreven We kennen de volgende ondernemingsvormen: De eenmanszaak De vennootschap onder firma De commanditaire vennootschap De naamloze vennootschap De besloten vennootschap De coperatie 30. Wat is het verschil tussen een BV en een NV? De NV kent aandelen aan toonder die gemakkelijk verhandelbaar zijn, de BV kent slechts aandelen op naam, en zijn niet gemakkelijk verhandelbaar. Deelname aan een BV wordt opgenomen in een register. De BV heeft een besloten karakter. 31. Noem een reden om van een eenmanszaak of firma naar de BV-vorm over te gaan? De eigenaren van een BV kunnen in mindere mate aansprakelijk gesteld worden voor eventuele schulden van een onderneming dan in het geval van een eenmanszaak of een VOF. Het zijn de beperkte aansprakelijkheid en de eigendomsoverdracht van aandelen aan medevennoten en familie die het overgaan naar een BV aantrekkelijk maken. 32. In welke 2 groepen kunnen de ondernemingsvormen worden verdeeld? 1) Persoonlijke ondernemingsvormen waar leiding en eigendom in dezelfde handen zijn eenmanszaak, VOF, commanditaire vennootschap. 2) Onpersoonlijke ondernemingsvormen, waar scheiding is tussen leiding en eigendom. NV, BV en coperaties. 33. Noem een aantal overwegingen (factoren die een rol spelen) bij de keuze van de ondernemingsvorm. De leiding van de onderneming De mogelijkheden om vermogen aan te trekken (financieringsmogelijkheden) Het voortbestaan (continuteit) van de onderneming De mate van toezicht op het door de onderneming gevoerde beleid De aansprakelijkheid voor de schulden van de onderneming De verplichtingen ter zake van de publicatie van jaarstukken De wijze van belastingheffing op de onderneming 34. Wat bedoelen we met Corporate governance ( transparantie van ondernemingsbestuur)? O.l.v. M. Tabaksblad is er een commissie ingesteld die voorstellen heeft geformuleerd om de aandeelhouders meer zeggenschap te geven. Het gaat hierbij om de openheid van ondernemingsbestuur. Hoe moet de verdeling van bevoegdheden tussen de aandeelhouders, directie en Raad van Commissarissen eruitzien. Vestigingsplaats onderscheid tussen juridische zetel van een onderneming en de plaats waar het productieproces plaatsvindt, niet in alle gevallen vallen deze samen. Vestigingsplaats daar waar het productieproces plaatsvindt 35. Welke 2 mogelijkheden kunnen worden onderscheiden bij de keuze van de vestigingsplaats door een onderneming? 1) Een vrije keuze van de vestigingsplaats is niet (meer) mogelijk 2) De vestigingsplaats kan vrij gekozen worden. 36. Noem enige voorbeelden van gevallen waarin de vestigingsplaats niet vrij gekozen kan worden. De natuurlijke vestigingsplaats als een bedrijf vanwege natuurlijke oorzaken niet op een andere plaats kan vestigen (steenkoolmijnen, landbouwondernemingen. De historische vestigingsplaats daar waar een bedrijf ooit begonnen en gegroeid is, zal het niet meevallen de medewerkers mee te krijgen naar vestiging op een andere plaats. De aangewezen vestigingsplaats het gaat om bedrijven waarvan het productieproces gevaarlijk voor de omgeving of hinder veroorzaakt (milieu aspecten als geluid, gevaar voor vervuiling; bedrijven worden een plaats aangewezen ver buiten bewoond gebied)

37. Waar ligt het zwaartepunt voor de industrile onderneming bij de keuze van de vestigingsplaats? Het bedrijf zal zich daar vestigen waar dat het gunstigst is. Kostenberekeningen vormen de belangrijkste informatiebron. Zwaarte punt ligt aan de kostenkant factoren die van belang zijn 1) Kosten van de vestigingsplaats 2) Beschikbaarheid van werknemers met de vereiste scholing 3) Arbeidskosten 4) Transportkosten en transportmogelijkheden 5) Afzet (daar waar de meeste afzet is vestigt zich het betreffende bedrijf) De overheid kan door het geven van subsidies en het opleggen van heffingen vestiging van bepaalde gebieden stimuleren of juist onaantrekkelijk maken. 38. Waarom zal een gemeente of provincie een actief beleid voeren om industrien aan te trekken? De zorg voor werkgelegenheid van de bevolking is hiervan de belangrijkste oorzaak, en de wens een betere spreiding te verkrijgen van de verschillende soorten ondernemingen. 39. In welk opzicht is de factor arbeid/scholing van belang bij de keuze van de vestigingsplaats? Er moeten gespecialiseerde werknemers waaraan de onderneming behoefte heeft in die gemeente op provincie gevonden kunnen worden. In dat verband zal de gemeente of provinciale overheid bij een actief vestigingsbeleid ook moeten zorgen voor voldoende opleidingsmogelijkheden, dus dat er een goede onderwijsinfrastructuur aanwezig is. 40. In welk geval zullen arbeidskosten een belangrijke rol spelen bij de keuze van de vestigingsplaats? Als de factor arbeid een belangrijk deel van de kostprijs van het product vormt (bij arbeidsintensieve bedrijven dus). De keuzefactoren voor de vestigingsplaats van handelsondernemingen liggen bij de afzetmogelijkheden. De groothandel die levert aan de detailhandel, zal zijn vestigingsplaats vinden in grote handelscentra met goede verbindingen voor aanvoer en afzet. De detailhandel levert aan de consument. 41. Welke drie groepen detailhandelsbedrijven kunnen i.v.m. de vestigingsplaats worden onderscheiden? Winkels met artikelen voor dagelijks gebruik treft men overal aan in wijken van steden en in dorpen Winkels voor duurzame consumptiegoederen. (radio witgoed etc.) veelal geconcentreerd zijn in centra van steden en in winkelcentra in de buitenwijken. Postorder- of internetbedrijven deze ondernemingen die een grote voorraad moeten aanhouden van allerlei artikelen, zullen vanwege de noodzakelijke grote opslagruimte daar gevestigd zijn waar de grondprijs het laagst is. 42. Wat is agglomeratie? Als er verschillende industrien, al dan niet van verschillende soorten, bij elkaar in een bepaald gebied gevestigd zijn. BV langs de Nieuwe Waterweg. In Duitsland het Ruhrgebied. 43. Noem een aantal voordelen van agglomeratie. Er zullen nevenbedrijven ontstaan die bepaalde deelbewerkingen goedkoper kunnen uitvoeren dan ieder van de ondernemingen afzonderlijk. Dit voordeel geldt uiteraard alleen als een aantal gelijksoortige ondernemingen bij elkaar gevestigd is Er zal een verwerkingsindustrie ontstaan voor de afvalproducten De overheid zal zorgen voor goede aan- en afvoerwegen. Dienstverlenende ondernemingen zullen zich dicht bij het industriecentrum vestigen. (banken, verzekeringsmij. reparatiebedrijven enz. 44. Waarom kan er een tendens tot deglomeratie optreden? Omdat de vestigingskosten in het centrum te hoog zijn geworden. (groter worden kan leiden tot schaarser en daardoor duurder worden van de grond voor industrievestiging en woningbouw. (omdat de grondprijzen stijgen, neigen nieuwe bedrijven er weer naar om zich buiten dit gebied te vestigen. Kosten en kostenberekeningen. 45. Leg uit waarom kostenberekeningen voor een onderneming noodzakelijk zijn bij de bepaling van het beleid op lange termijn omdat deze uitsluitsel geven of een nieuwe fabriek winst of verlies zal opleveren. Op grond van kostenberekeningen moet worden afgewogen: Waar de fabriek het best gevestigd kan worden Welke productiemethode het meest in aanmerking komt Of, en zo ja in welke mate, de productie zal worden geautomatiseerd. Welke distributiekanalen gebruikt zullen worden voor de afzet van het product. Tegen welke verkoopprijs het product (minimaal) zal moeten worden aangeboden. Als de kostprijs per eenheid product hoger zal zijn dan de aanbiedingsprijs is dit niet goed. Dit zijn allemaal lange termijn beslissingen, die van tijd tot tijd getoetst moeten worden of de indertijd genomen beslissing ook gelet op de huidige omstandigheden, nog steeds de beste zijn.

46. Geef aan waarom ook bij beleid op korte termijn kostenberekeningen moet worden gemaakt. Om vast te stellen voor de komende periode welke verkoop- en productiegrootte de meest winstgevende is. Ter bepaling van de meest winstgevende verkoop- en productiegrootte moeten we de kosten per eenheid product kennen. We spreken hier dan van kostprijsberekening. 47. Hoe kan men de bedrijfszuinigheid bewaken? Door middel van kostenbudgettering alle organen binnen de onderneming moeten op de meest efficinte wijze bijdragen aan de totstandkoming van het eindproduct. 48. Waarvoor zijn kosten- en kostprijsberekening nodig? Ter ondersteuning van langetermijnbeslissingen als de keuze van de vestigingsplaats, productiecapaciteit, productiemethode enz. Als informatiebron ter vaststelling van de meest winstgevende verkoop- en productiegrootte voor de komende periode Als grondslag voor de bepaling van de (minimum) verkoopprijs Als middel ter bewaking van de bedrijfszuinigheid Als grondslag voor de waardering gereed product en goederen in bewerking op de balans Massa- en stukproductie 49. Wat is massaproductie? Als de onderneming de hoedanigheid van het product zelf bepaalt, zich hierbij uiteraard baserend op de vraag van het totale aantal afnemers. 50. Welke soorten massaproducten onderscheidt men? 1) Homogene massaproductie er wordt maar n massaproduct gemaakt in een onderneming bv waterleidingbedrijf 2) Heterogene massaproductie er worden meer massaproducten gemaakt in een onderneming (bv verschillende soorten verzekeringen bij n verzekeringsmij) 51. Wat is stukproductie? Bij stukproductie wordt geproduceerd overeenkomstig de opdracht van n individuele afnemer. Bv een huis Seriemassaproductie een mengvorm tussen massaproductie en stukproductie, de producent bepaalt de hoedanigheid van het product, dat vervolgens in een bepaalde periode wordt geproduceerd (bv een bepaald type/model van een automerk. Serie stukproductie de afnemer bepaalt de hoedanigheid van het product, waarvan hij er een aantal koopt. Bv de opdracht aan een scheepswerf voor de bouw van een aantal identieke containerschepen. Kostprijsberekening. 52. Wat is een historische kostprijs? Bij deze kostprijs berekening wordt uitgegaan van de uitgaven zoals die in het verleden zijn gedaan. 53. Uit welke twee elementen bestaat de historische kostprijs? 1) De werkelijk verbruikte hoeveelheid (grondstof, manuren, machine-uren) 2) De werkelijk betaalde prijs per eenheid (kg, manuur, machine uur) Bij de kostprijsberekening moet de standaardhoeveelheid worden opgenomen en niet het werkelijk verbruik. 54. Wat is een nadelig efficiencyverschil? Het werkelijke verbruik is hoger dan de standaardhoeveelheid. (verspilling) 55. Wat is een voordelig efficiencyverschil? Het werkelijke verbruik is lager dan de standaardhoeveelheid (voordeel) dit komt zelden voor 56. Welke methoden staan bij het vaststellen van de noodzakelijke of toegestane kwantiteit ter beschikking? Vaststelling van de standaardhoeveelheden Uitgaan van de in het verleden gebruikte hoeveelheden, met correctie voor verspillingen. Vaststelling op wetenschappelijke wijze. De methode, waar bij de hiervoor vermelde methoden elkaar aanvullen en bruikbare normen opleveren. 57. Wat speelt ook een belangrijke rol bij de bepaling van staarden of normen? De onderlinge verhouding tussen de productiemiddelen. Als we bv willen bezuinigen op grondstoffenverbruik, leidt dit misschien tot meer arbeidsuren. 58. Wat is continuteit? Steeds nadat een hoeveelheid product is verkocht moet een nieuwe hoeveelheid worden geproduceerd. Er zal dus sprake zijn een reeks aaneengesloten productieprocessen, er is sprake van continuteit in de productieprocessen.

59. Wat staat centraal bij de juiste kostprijsgedachte? Dat de ondernemer bij de continuteit van productie in staat moet zijn de bij de productie opgeofferde productiemiddelen (grondstof, manuren, machine-uren) te vervangen.(Dat we bij de aanschaf van grondstoffen 4,00 hebben betaald, is voor de kostprijsbepaling niet interessant). Als de prijs (vervangingswaarde) per kg. Op het moment van de ruil 6,00 per kg. bedraagt, moet de ondernemer er voor zorgen dat we via de verkoopprijs deze 6,00 terugontvangen, omdat we anders niet in staat zijn tot vervanging van de grondstoffen. Voor de ondernemer is de kostprijs dus het offer dat moet worden gebracht op het moment van verkoop. Pas nadat de opbrengst hoger is geworden dan het offer (kostprijs) op het moment van de verkoop, is er sprake van winst. 60. Geef de definitie van kostprijs. De kostprijs is het in geld uitgedrukte offer dat de ondernemer moet brengen op het moment van de ruil. 61. Uit welke twee elementen bestaat de kostprijs bij continu productie o.b.v. de vervangingswaardetheorie (standaardkostprijs)? De noodzakelijke en onvermijdelijke hoeveelheden van alle productiemiddelen, te vermenigvuldigen met de prijzen die voor ieder van de productiemiddelen gelden op het moment van de ruil. 62. Wanneer hoeft de vervangingswaardemethode niet te worden toegepast? Als sprake is van incidentele productie en de vervangingsverplichting niet bestaat Wanneer vervanging van de opgeofferde productiemiddelen hetzij door dezelfde, hetzij door een andere productiemiddelen die dezelfde functie vervullen niet mogelijk is. Als de opbrengstwaarde van een product lager ligt dan de vervangingswaarde van de opgeofferde productiemiddelen. Offers, kosten en verspilling Offers het totale bedrag aan opgeofferde productiemiddelen (werkelijk gemaakte kosten) Kosten deze vormen daarvan het gedeelte dat rationeel is opgeofferd (noodzakelijke of toegestane kosten) 63. Hoe zou u de verspillingen ook kunnen definiren? Vormt dat gedeelte dat niet doelmatig is besteed. (niet doelmatig gemaakte kosten) 64. Geef een voorbeeld waarbij de factor tijd een rol speelt. Bij aanschaf van grondstoffen ter waarde van bv. 10.000,00 deze krijg je pas terug nadat we de producten hebben verkocht. Er zit dus een bepaalde tijd tussen het moment van aanschaf grondstoffen en het moment van terugontvangen via de verkoop van de producten. Men kan op dat moment dus niet dit geld gebruiken, Om compensatie te verkrijgen oor gemiste renteopbrengsten, zal de ondernemer rentkosten bij zijn kostprijs incalculeren. 65. Schets het onderscheid tussen kosten en uitgaven en geef voorbeelden. a) Sommige gelduitgaven kunnen niet of niet onmiddellijk als kosten worden aangemerkt (afschrijvingskosten bv bij aanschaf van een machine) b) Sommige kosten hoeven helemaal niet met gelduitgaven gepaard te gaan. (bv eigen geld en arbeid in de eigen zaak steken.) Standaardkostprijs ter bepaling van de standaard kostprijs altijd uitgaan van de standaard (noodzakelijke en onvermijdelijke) hoeveelheden van ieder productiemiddel en deze moeten vermenigvuldigen met de prijzen die gelden op het moment van de ruil. De standaard kostprijs bestaat uit standaard hoeveelheden en standaardprijzen (= vervangingsprijzen) 66. Omschrijf het begrip constante kosten. (Vaste kosten) zijn kosten die tijdens een bepaalde periode ongevoelig zijn voor veranderingen in de bedrijfsdrukte. (bij industrile ondernemingen: productieomvang, bij handelsondernemingen: de verkoopomvang) mits in die periode de capaciteit niet wordt uitgebreid en er geen prijswijzigingen optreden. 67. Hoe worden constante of vaste kosten ook wel genoemd? Capaciteitskosten 68. Wat zijn variabele kosten? Kosten die als totaalbedrag bij wijziging in de bedrijfsdrukte of bezettingsgraad fluctueren. 69. Welke drie vormen van variabele kosten kunnen worden onderscheiden? 1) Proportioneel of recht evenredig 2) Progressief of meer dan evenredig 3) Degressief of minder dan evenredig 70. Is de grens tussen vaste en variabele kosten altijd scherp? Neen, bij sommige kosten zijn de intervallen waarin ze constant blijven, net als de sprongen waarmee ze toenemen klein. We rekenen ze tot de variabele kosten als de wijzigingen zich voordoen binnen een gegeven productiecapaciteit.

71. Bij welk kostprijsvraagstuk is de indeling in directe en indirecte kosten van belang? Bij het vraagstuk van de verbijzondering van de kosten. Hoe moeten de kosten aan deze verschillende producten worden toegerekend? 72. Wat zijn directe en indirecte kosten? Directe kosten zijn kosten di direct aanwijsbaar gemaakt zijn voor een bepaald product. Indirecte kosten zijn kosten waarbij dat verband tussen kosten en product niet direct is. 73. Maak aan de hand van een aantal voorbeelden duidelijk dat het onderscheid direct-indirect los staat van de indeling vast-variabel. Constante kosten, directe kosten een machine die uitsluitend te gebruiken is voor n product Constante kosten, indirecte kosten een machine di voor meer dan n product wordt gebruikt Variabele kosten, directe kosten grondstoffen die voor n product gebruikt worden Variabele kosten, indirecte kosten elektriciteitsverbruik machinepark. 74. Welke kostencategorien kent U? (kostensoorten) Kosten van het verbruik van grondstoffen en hulpmaterialen Kosten van het gebruik van menselijke arbeid Kosten van het gebruik van duurzame, slijtende productiemiddelen (machines) Kosten van het gebruik van het duurzame, niet slijtende, productiemiddel grond Kosten van het gebruik van diensten van derden Kosten van belastingen. 75. In welk verband staan de rentekosten t.o.v. de eerstgenoemde kostensoorten? Rente is geen zelfstandige kostenpost, maar een kostenpost die bij elk van de andere kostensoorten moet worden ingecalculeerd.

Vous aimerez peut-être aussi