Vous êtes sur la page 1sur 1

XII. De zending van de dienaar des Woords is inwendig en uitwendig.

Tot de inwendige zending behoort niet een buitengewone inspraak Gods. God doet dat nu niet of zeer zelden, en men heeft daarop nu niet te wachten; daar zijn andere zaken, waardoor men van zijn inwendige roeping kan overtuigd worden. Hiertoe behoort:
1. Kennis van het ambt. Een kennis van het ambt, en wat het in heeft een dienstknecht van Christus, de mond des Heeren te zijn, dat grote evangelie te verkondigen, onwetenden de weg der zaligheid te leren, mensen de duivel te ontrukken, en te brengen tot Christus; de bedroefden te troosten, tragen op te wekken, afgedwaalden wederom terecht te brengen, geveinsden en tijdgelovigen aan zichzelf te ontdekken; de waarheid tegen de dwalingen te verdedigen, godlozen te bestraffen, ergerlijken te helpen weren van, en uit te werpen uit de kerk, aan de kerk luister toe te brengen, opdat ze door de heiligheid van de belijders zij een eer van Christus; zelf een voorbeeld te zijn, in staat te zijn om rekenschap te kunnen geven wegens de toevertrouwde zielen. Die deze en dergelijke zaken in de grond, en in hun gewicht niet kent, en op zijn hart brengt, hoe kan hij voornemen getrouw te zijn? Dit moet men kennen, overwegen, gevoelen, zal men bewust zijn van zijn roeping. 2. Kennis van zijn eigen bekwaamheid. Enige kennis van zijn bekwaamheid tot dat werk. Niet alleen, dat hij de Goddelijke waarheden in de grond verstaat, en met een beschouwende kennis zich tevreden houdt, maar dat hij de kracht van die in zijn eigen hart gevoele, en daardoor bekeerd zij, zodat hij uit eigen bevinding daarvan kan spreken, en ook dat hij bekwaamheid hebbe om zijn gedachten wel uit te drukken, en dat zijn stem bekwaam zij om gehoord te kunnen worden. Al moet de beste zeggen: Wie is tot deze dingen bekwaam? Zo moet hij evenwel bewust zijn, dat hij enige bekwaamheid heeft. Van deze bekwaamheid zullen wij terstond breder spreken. 3. Liefde tot Christus kerk en zielen. Een bijzondere liefde: (a) tot Christus om Hem bekend te maken. (b) Tot de kerk, om die als een reine maagd Christus toe te bereiden, en haar tot eer van God te doen blinken in licht en heiligheid. (c) Tot de zielen, zo van de onbekeerden, om ze uit het vuur te rukken, als van de bekeerden, om ze te versterken, te troosten, en gedurig zielevoedsel te geven. 4. Verloochening van alles. Een gewillige verloochening van al wat aards is, van eer, van goederen, ja van leven zelfs. Is hij van geringe stand, en beoogt hij door het predikambt in aanzien te komen, en goederen te verkrijgen, die is het gehele einde mis; hij was gelukkiger dat hij een schoenlapper werd, want in mijn ogen is er geen gruwelijker mens dan een onherboren predikant, die de heilige dingen Gods gebruikt tot zijn eigen belang. 5. Lust tot het werk. Een grote lust tot dat werk. 1 Tim. 3:1. Gedurige prikkelingen, om zich tot dat werk aan de Heere op te offeren. Bekommeringen, of hij al geroepen wordt. Benauwdheid over de bijoogmerken, als ze in het hart opkomen, die gedachten doen hebben om het werk te laten staan, als de zwaarheid van het werk, en zijn onbekwaamheid hem tegen het werk doen aanzien, en in hem een genegenheid verwekken om van het werk ontslagen te mogen zijn, als Mozes en Jeremia; maar dat de prikkelingen evenwel blijven, en de tegenredenen overwinnen, zodat hij voor de Heere meerder vrijheid heeft, en zich gewilliger bevindt dan te voren, omdat hij door de tegenredenen de grond zijns harten klaarder ziet dan te voren, en dat zijn hart hem niet veroordeelt, maar overtuigt van zijn oprechtheid in deze.

Vous aimerez peut-être aussi