Vous êtes sur la page 1sur 5

Het abstracte recht was op zich niet genoeg: onrecht geen bemiddeling algemeen bijzonder..

Willen dat zich van de bijzonderheid naar het algemene richt. Moraliteit is bemiddeling van algemeen en bijzonder. Moraliteit is abstract. Moraliteit blijft een sollen. Het goede, als synthese van recht en welzijn, blijkt abstract te zijn en dient daarom bepaaldheid te ontvangen door de subjectiviteit. Maar deze subjectiviteit als op zich gesteld, als gesoleerde gewetenssubjectiveit, blijkt niet in zich teh hebben om aan het goede bepaaldheid te geven. Geen norm voor goede of kwade bepaling. Hoe garanderen: subjectiviteit het goede bepalen. Abstract recht en moraliteit zijn eenzijdigen benaderingen van de concrete vrijheid. Het zijn momenten. Het goede krijgt bepaaldheid, en het subject bevrijd van zijn willekeur. Want ze hebben een grond, dat wat het gehele proces draagt en mogelijk maakt. Goede is meer dan een ideaal (sollen). Het goede is idee. Het is in de werkelijkheid en wij moeten het lezen. In het zijn zelf. Zedelijkheid is de concrete algmeeenheid, de eenheid van algemeen en bijzonder. Het is de concrete idee van de vrijheid. Dat recht en moraltieti begrepen moeten worden als momenten van een hoger concrete werkelijkheid, betekent tevens dat de voortgang die we tot nu toe gevolgd hebben in feite een terugwaartse beweging is, die ons voert naar de grond vanwaariut beide abstracties begrepen moeten worden. Door te ontwikkelen wat abstract recht en moraliteit allemaal impliceren, zijn we doorgestoten tot de werkelijkheid van waaruit ze mogelijk zijn. deze werkelijheid is hun waarheid. Zedelijkheid is een gemeenschapsleven dat op een bepaalde wijze is geordend. Eenheid van algemeen en bijzonder. Geen abstracte eis. Maar levende werkelijkheid. Objectieve orde die niet los staat van subjectiviteit. Zedelijkheid verwijst naar ordening van structuren die het individu overstijgen en tegelijk door het individu bemiddeld worden. Objectief n subjectief. (daarom familie niet genoeg) objectieve eenheid van objectief en subjectief, subjectieve eenheid van subjectief en objectief. Zichzelf en zijn andere zijn. vanuit zichzelf met de andere synthetiseren. Objectief;instituties. Maar gedragen door het bewustzijn van individuen. Institutties zijn in en van de individuen zelf. Subjectief -> objectief. Verwerkelijking van vrijheid van individu zelfzelfgevoel, erkenning, behoefte bevrediging. De plicht wordt ontdaan van zijn formalisme vanwaaruit alles te rechtvaardigen was. Het geweten kan nu reel de instantie worden die aan het goede bepaaldheid geeft. Geen eigenzinnigheid. Niet onafhankelijk zijn van dat wat substantieel is.De enkeling weet dat het algemene zijn doel en zijn beginsel is, en dat de eigen bijzonderheid gegrond is in dat algemene. Hierin ligt het verschil met de moraliteit. De bestaanswijzen van het begrip was nog onderscheiden van het begrip. Vandaar dat dit

de sfeer was van de scheiding en van het sollen. Hier in de zedelijkheid is het bestaan adequaat aan het begrip.

Geen abstractie
De zedelijke orde die de wil bindt, voor die wil geen beperking is. Ze kan als een beperking verschijnen, voorzoverre de bijzndere wil zich fixeert op zijn bijzonderheid of zich verhardt in natuurlijkheid en willekeur. Dan repressief. Daartegenover vertegenwoordigt de zedelijkheid een nieuwe en ware bezustzijnstoestand. Het realiseren van eigen wezen. Positieve wijze in zijn zelf zijn in willen en handelen tot uitdurkking te brengen in plaats van onbepaald te blijven, allekanten uit te kunnen of als iets onwerkelijks louter in zichzel opgelsoten te zjin. Griesk en modern. Identiteit van individu en gemeenschap verwerkelijkd wordt doorheen de bijzondere subjectiviteit = ware zedelijkheid. Familie. Relatieve zelfstandigheid. Zelfstandig en waarlijk moment van geheel, op elkaar betrokken.. Eeheid zedelijk is niet onmiddellijk. De familie., objectivering van de onderscheden moment van het ene begrip. Elke objectivering vertegenwoordigt de eenheid van algemeen en bijzonder in een bepaalde modus. In de familie blijf het moment van bijzonderheid impliciet. De eenheid van algemeen en bijzonder is er onmiddellijk. In de burgermaatschappij wordt deze onmiddelijke eenheid verbroken. Het samenlevin staat er in het teken van bijzonderheid die samengaat met een slechts formele en als uitwendig ervaren algemeenheid. In de staat, zijn algemeen en bijzonder op volwaardige en expliciete wijze met elkaar bemiddeld. Singulariteit. De familie is geen kleine maatschappij meer, maar ene persoon die een uitwendige realiteit in een eigendom heeft. Bepalend is de liefde, een eenheid die gevoelsmatig van aard is. De familie in onmiddelijke zedelijkheid. Gevoelsband overwint differenties. Het bedtreft hier een vorm van eenheid waarin de bijzonderheid en de daarmee samenhangende differnties nog niet tot volledige ontplooiing zijn gekomen. Deze essentiele onderschedingen, van familie en burgerlijke maatschappij onderling, en van beide gezamenlijk en de staat, stellen nogmaal het belang van de categorie sittlichkeit in het licht. De zedelijkheid is de concrete eeneheid, dat wil zeggen EEENHEID IN DIFFERNETIES. Om de werkelijheid van het zedelijke te denken schiet het schema legaliteit-moraliteit tekort. Positief recht en individuele moraal, veronderstellen de concrete rationaliteit die een gemeenschapsleven draagt. Kleinburgelijke familie. Element dat eenheid garandeerd: liefde. Geen complex proces. In de familie bne in ik lid van een levende gemeenschap die wordt samegheouden door de band van een

vertrouwvolle liefde. Eenheid wordt gevoeld. Affectief. Ze bstaat niet op grond van wetten. Zedelijheid in gedragen Ide vorm van natuurlijke: nat. Sex diff. En spontane affect. Maar geestelijke werkelijkheid.huwelijk: natuurlijke fysiek, omgevormd tot geestelijke eenheid: liefde. Liefde is redelijkheid in een bepaald moment: gevoel. Liefde is eenheid in de veelheid. Voor verstand is het ongeziene tegenspraak. Paradox: in de liefde geef ik mijn eigen zelfstandigheid op en besta ik nu verder in eenheid met de anderen. Maar, en dat typeert een liefdevolle verhouding, dit verlies wordt door mij ervaren als wat me als dit idividu bevredigt, en mij het gevoel geeft iets te beteken. Geen afspraken maken. Substantieel: Waar individuele rachtin in het geding worden gebracht, is datgene wat de familie in Hegels visie tot familie maakt, aan het onbidnen. Motieven zijn uitwendig en subjectief. Essentieel is: de vrije overeenstemming van personen om in het vervolg een persoon te zijn. Het relatief geringe belang dat Hegel toekent aan de situatie vanwaauit de personen zich op vrije wijze aan elkaar binden, kian op iets anders wijzne. Geinteresseerd in datgene wat een huwelijk tot huwelijk maakt. Niet louter fysieke eenheid, noch louter contract. Verliefdheid is toevallige eenheid. De puur fysieke sekusele differentieatie, moet ook de natuurlijke affectiviteit opgenomen worden in een hogere eenheid. Daardoor wordt het huwelijk tot een zedelijke werkelijkheid, dat wil zeggen, een werkelijke en nietlouter toevallige eenheid tussen personen. Het monogaam karakter van het huwelijk alsook de principile onontbinbaarheid ervan, zijn geen aan het huwelijk uitwendige of vreemde normen. Niets meer dan het wezen van deze zedelijke eeneheid zelf komt erin tot uitdrukking. De natuurlijke basis is geen negatief gegeven, maar iets wat opgenomen wordt in een geestelijke eenheid, en zich daarin ook laat opnemen. Het huwelijk is an sich onontbindbaa, omdat het gebaseerd is op een wankel gevoel. Kan mogelijk uiteenvallen. Er is geen recht om te dwingen samen te blijven, wanneer vervreemd. Als het gevoel fundamenteel is verdwenen kan gescheiden wroden. De scheiding moet door een derde uitgesproken worden. Het gaat om zedelijkhei. Het is de taak van deze derde macht de substantile band van het huwelijk te beschermen door toe te zien of het gaat om een puur tijdelijke stemming dan wel om een werkelijke vervreemding. Ook hier, waar de begrendsheid van het huwelijk als vorm van zedelijke eenheid naar voren treedts blijft Hegeld nadruk leggen op het substantieel karakter ervan.

Het huwelijk is het zedelijke idee echter nog op een onmiddelijke manier gerealiseerd, het kan uiteenvallen. Het is nog sollen. Toevalligheid is nog aanwezig, blijft wel onderworpen aan derde ore . Familiaal vermogen. Blijvend en verzekerd bezit, en is de belichaaming van de famieliale eenheid in een uitwendige zaak. De bijzonderheid die in de eigendom als zodanig impliciet bleef, komt hier expliciet naar voor. Ze functioneert echter binnen een zedelijke eenheid. De behoeften zijn nu opgenomen in het algemene, inde liefdevolle zorg van de leden van de familie voor elkaar. Het egoisme van de begeerte verandert daardoor in een zorg voor het gemeenschappelijke, aldus Hegel. Dit onderscheidt het familiale vermogen van wat in de burgerlijke maatschappij het kapitaal genoemd zal worden. Kapitaal staat in het teken van het bijzonder belang. In de familie is de interesse voor bezittingen georinteerd op iets wat de loutere bijzonderheid overstijgt. De zorg voor het gemeenschappelijk bezit impliceert verder een interne organisatei van taken en verantwoordelijkheden. Het algemene prevaleert.

Opvoeding
Kinderen zijn ook belichaming van eenheid. Kinderen zijn geen zaken. In kinderen is de liefdevolle eeneheid van de echtgenoten niet meer louter subjectief en inwendig. Ze wordt nu als iets objectiefs, als een zelfstandig bestaan, voor de ourders gesteld. Maar kinderen zijn meer dan slechts de objectiviering van de liefde van de ouders voor elkaar. De eenheid neemt er de vorm aan van een fur sich seiende existenz. Het zijn geen zaken waarover de ouder kunnen beschikken. Geen eigendom. Een kind is de expressie van de partners in hun onderlinge verbondheid als en in wezen vrije persoon die tegenover de ouders staat. Kinderen zijn dan ook dragers van rechten. Uitgroeien tot zelfstandige personen. Het is de belichaming van de eenheid van de ouders en tegelijk, als zelstandige werklijkheid, draagt het in zich de keim van ontbinding van het familiale verband. Opvoeding moet de kinderen in staat stellen uit te treden uit de natuurlijke eenheid van de familie. Bij het zelfstandig uittreden is de ontbinding van de familie zedelijk. Noodzakelijke bestemming. Onder de titel burgerliche gesellschaft wordt een tweede essentieel moment van de zedelijke idee besproken, waaraan evenzeer een eigen vorm van gemeenschapsleven beantwoordt. Het wezenlijke van een moment in de speculatieve zin van de term is, dat het geenzins een deel uitwendig is tegenover andere delen, maar op een bepaalde wijze de totaliteit van de verhouding is. zo is de familie de hele zedelijkheid in de modus van de onmiddelijkheid en het gevoel. Moment-zijn impliceert een intrinsieke verhouding tot de andere momenten. Zo veronderst de familie de burgelijke maatschappij en de staat.

In die zin is er een gelijkenis met de overgang van het abstracte recht naar de moraliteit. Deze overgang was gelegen in het feit dat de algemeenheid van het recht nog abstract bleef, zodat een ander wezenlijk moment van de vrijheid, namelijk de bijzonderheid, daarin nog niet opgenomen was. De overgang van de familie naar de burgelijke maatschappij is op analoge wijze gestructureerd. Er is hier geljikenis en verschil. Het verschil zal duidelijk zijn. De familie is een vorm van dezelijkheid, dus van eenheid van alemgeen en bijzonder. Abstract recht niet. De bijzonderheid is wel opgenomen maar verdwijnt in de eenheidsband van de liefde. Deze onmiddelijkheid brengt met zich mee dat de familie nog niet de volledig gerealiseerde zedelijkheid is. Deze is immers concrete algmeenheid. Deze algemeenheid is slechts werklijkheid, als er eerst een oppositie is van algemeen en bijzonder en als vervolgens de eenheid van beide voortkomt uit deze oppositie. In de familie is er geen ruimte voor dit epliciet stellen van de bijzonderheid en dus niet voor de oppositie die wezenljk is voor de eenheid. Wanneer de bijzonderheid als eigen werklijkheid in het bestaan treed, wordt de substantile eenheid van de familie dan ook buiten werking gesteld. Van eenheid ontstaat differentie, de familie valt uiteen in een veelheid van families die zich als zelfstandige concrete personen verhouden. Vrijkomen van bijzonderheid => burgermaatschappij aanvankelijk als een sfeer waar zedelijkheid verloren gaat. De zedelijkheid die verloren gaat is de onmiddelijke zedelijkheid van de familie. Dit verloren gaan is voor de volle werkelijkheid van de zedelijke idee evenzeer noodzakelijk. Als de bijzonderheid geen volle ruimte toegemeten krijgt, kan de algemeenehid van de zedleijkheid nooit concreet zijn. Kinderen worden volwassen en verlaten het ouderlhijk huis. Hiermee komt een proces op gang waarin vele families gesticht worden. Vorming van volk. Vrije associaties tussen famileies. De niewue sociale sfeer waarin de familie (logisch) overgaat, en waarbinnen ze in de moderne tijd gevat is, staat niet meer in het teken van de liefde, het gevoel en het wederzijds vertrouwen. Overheersen worden nu het verstand dat berekent, het bijzonder belang en de eigen behoefte. De intimiteit van het gezinsleven wordt afgelost door de publiciteit van het moderne economische leven. De sfeer waar het individu zijn bijzonderheid kan uitleven. Recht. Deze concrete persoon stelt zichzelf als behoeftig tot doel van zijn handelen. De burgerlijke maatschappij is de sfeer van het egoisme, van een activiteit die competatief en exculderend is.

Vous aimerez peut-être aussi