Vous êtes sur la page 1sur 76

Een heldere kijk op de afvalwatersanering

Economisch Toezicht 2005-2010 VMM, 2011

COLOFON Deze brochure is een uitgave van de Vlaamse Milieumaatschappij Samenstellers: Medewerkers van de afdeling Economisch Toezicht Cordinatie en eindredactie: VMM Vormgeving: Danni Elskens (Koloriet) Copywriting: VMM Fotografie: Jan Caudron, Kristof De Graeve, Misjel Decleer, Shutterstock, Comstock, VMM fototheek Druk: Digitale Drukkerij Vlaamse Overheid

Verantwoordelijke uitgever: Philippe D'Hondt afdelingshoofd Lucht, Milieu en Communicatie Depotnummer: D/2011/6871/003

Downloaden kan op: http://www.vmm.be/pub

Mits bronvermelding wordt overname van teksten aangemoedigd Gedrukt op milieuvriendelijk papier Datum van uitgave: april 2011

Een heldere kijk op de afvalwatersanering


Economisch Toezicht 2005-2010 VMM, 2011

Inhoud
Voorwoord 7 Inhoud 4 Afvalwatersanering in Vlaanderen 9 Reorganisatie watersector 10
Krachtlijnen De belangrijkste spelers 10 11

Financile stromen

14
14 15 15 15 15 16 16 17 17

Bovengemeentelijke sanering

Saneringscontract tussen de drinkwatermaatschappijen en Aquafin De bovengemeentelijke saneringsbijdrage en de heffing op waterverontreiniging Werkingstoelage van het Vlaamse Gewest aan de drinkwatermaatschappijen Saneringscontracten tussen Aquafin en bedrijven Gemeentelijke sanering Saneringscontracten tussen drinkwatermaatschappijen en gemeenten De gemeentelijke bijdrage/vergoeding Rioolrecht

De Economisch Toezichthouder Wettelijk Kader


De Dienst Economisch Toezicht

19 20
21

Taken
Het bovengemeentelijk toezicht De bovengemeentelijke beheersovereenkomst en de saneringsovereenkomsten beoordelen en hierover advies uitbrengen Opvolgen en beoordelen van de investeringen uitgevoerd door Aquafin Beoordelen van de kosten die Aquafin maakt en hierover advies uitbrengen De saneringscontracten tussen bedrijven en Aquafin beoordelen, opvolgen en erover rapporteren Structureel overleg met Aquafin Toezicht op de financile stromen tussen Aquafin en de drinkwatermaatschappijen Controle op de aanrekening van de bovengemeentelijke bijdrage aan de abonnees Toezicht op de tarieven voor de bovengemeentelijke bijdrage en vergoeding Het gemeentelijk toezicht De gemeentelijke saneringsovereenkomsten beoordelen en hierover advies geven Toezicht op de tarieven voor de gemeentelijke bijdrage en vergoeding Controle op de aanrekening van de gemeentelijke bijdrage aan de abonnees en van de Toezicht op de kostenefficintie van de rioolbeheerders Kostentoerekening Communicatie

22
22 22 22 23 23 23 23 24 24 24 25 25 25 25 26 26

Economisch Toezicht op de afvalwatersanering: realisaties

29

Het bovengemeentelijk toezicht

30
30 32 33 35 35 36 37 41 42 43 44 45 46 47

De bovengemeentelijke beheersovereenkomst en de saneringsovereenkomsten beoordelen en hierover advies uitbrengen Opvolgen en beoordelen van de investeringen uitgevoerd door Aquafin Investeringsprojecten Opleveringen De wet op de overheidsopdrachten Beoordelen van de kosten die Aquafin maakt en hierover advies uitbrengen Evolutie van de kosten voor bovengemeentelijke sanering Commercile activiteiten van Aquafin De saneringscontracten tussen bedrijven en Aquafin beoordelen, opvolgen en erover rapporteren Toezicht op de financile stromen tussen Aquafin en de drinkwatermaatschappijen Controle op de aanrekening van de bovengemeentelijke bijdrage aan de abonnees Onderzoek naar de correcte aanrekening van de bijdrage Evaluatie van de bijdrage Toezicht op de tarieven voor de bovengemeentelijke bijdrage en vergoeding

Het gemeentelijk toezicht

48
48 50 51 53 54 54 54 54

De gemeentelijke saneringsovereenkomsten beoordelen en hierover advies geven Toezicht op de tarieven voor de gemeentelijke bijdrage en vergoeding De gemeentelijke tarieven Het financieringsmodel Controle op de aanrekening van de gemeentelijke bijdrage aan de abonnees en van de gemeentelijke vergoeding aan de eigen waterwinners Onderzoek naar de correcte aanrekening van de bijdrage Evaluatie van de bijdrage Toezicht op de kostenefficintie van rioolbeheerders

Kostentoerekening
Vergelijking van drinkwaterprijzen Bovengemeentelijke kostentoerekening Gemeentelijke kostentoerekening

56
56 57 58

Toekomstvisie 61 De bovengemeentelijke saneringskosten (Aquafin) 63 De gemeentelijke saneringskosten (gemeentelijke rioolbeheerders) 64 De kostenaanrekening (drinkwatermaatschappijen) 64 De saneringscontracten met bedrijven (Aquafin) 65 Kostentoerekening via een redelijke bijdrage (gebruikers van de waterdiensten) 65 Overzicht figuren en tabellen 68 Overzicht rapporten en adviezen 69 Verklarende woordenlijst 71

Economisch Toezicht 2005-2010

Voorwoord
Bij de reorganisatie van de waterzuiveringsector kreeg de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) vanaf 1 januari 2005 een nieuwe opdracht van de Vlaamse Regering. De VMM werd Ecologisch en Economisch Toezichthouder op de uitbouw en het beheer van de waterzuiveringinfrastructuur. Ze paste in 2005 haar organisatiestructuur aan zodat ze die nieuwe bevoegdheden in optimale omstandigheden zou kunnen uitvoeren. De afdeling Economisch Toezicht en de afdeling Ecologisch Toezicht werden opgericht. De opdrachten van beide afdelingen sluiten naadloos aan bij de taken van de Vlaamse Milieumaatschappij, de drijvende kracht achter het integraal waterbeleid in Vlaanderen. Het gezamenlijke doel van de toezichtfuncties is een optimale kwaliteit van het water tegen een maatschappelijk aanvaardbare prijs. Dit rapport focust op de Economisch Toezichthouder en hoe die toezicht uitoefent op de kostenefficintie en een correcte kostentoerekening van de afvalwatersaneringskosten aan de verschillende doelgroepen, zowel voor de gemeentelijke sanering als voor de bovengemeentelijke sanering. Het werpt een blik achter de schermen van de Economisch Toezichthouder en het beschrijft hoe de Vlaamse Milieumaatschappij de diverse toezichtstaken aanpakt, wat de voornaamste knelpunten zijn en hoe hij zijn toezichtsfunctie in de toekomst verder zal ontwikkelen. Dit rapport wil aantonen hoe de Vlaamse Milieumaatschappij streeft naar een optimale waterkwaliteit tegen een maatschappelijk aanvaardbare prijs.

Frank Van Sevencoten Administrateur-generaal

1
Afvalwatersanering in Vlaanderen
De Economisch Toezichthouder ziet erop toe dat de afvalwatersanering op een economisch efficinte manier gebeurt

Afvalwatersanering in Vlaanderen
De (Belgische) wet op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging werd goedgekeurd in 1971. De grote stappen op het gebied van afvalwatersanering werden in Vlaanderen echter pas gezet nadat het beleidsdomein water een Vlaamse bevoegdheid werd. Ook de Europese richtlijnen speelden een grote rol bij het tot stand komen van het beleid op het gebied van afvalwatersanering. Vandaag worden zowat alle initiatieven, en bijgevolg ook individuele en collectieve afvalwatersaneringsinitiatieven, (mede) gestuurd door Europese richtlijnen: de richtlijn Stedelijk Afvalwater1 en de kaderrichtlijn Water2. Vlaanderen wil tot een algemene sanering van het afvalwater komen en zo een optimale ecologische toestand van de oppervlaktewateren bereiken. De inspanningen van burgers, bedrijven, de landbouw en de overheid hebben al tot een forse kwaliteitsverbetering van de Vlaamse oppervlaktewateren geleid. Dit blijkt uit de jaarlijkse rapporten van de VMM over de oppervlaktewaterkwaliteit in Vlaanderen3. De Vlaamse Regering nam in 2004 een aantal beslissingen4 over de organisatie en financiering van de waterzuivering. Dat gebeurde om tot een integrale benadering van de watersector te komen en om het kostenterugwinningsprincipe, zoals voorzien in de kaderrichtlijn Water, in Vlaanderen in te voeren. Op 24 december 2004 keurde het Vlaams Parlement het Programmadecreet 20055 goed waarin de reorganisatie van de watersector werd opgenomen.

Reorganisatie watersector
Krachtlijnen
De reorganisatie van de watersector zorgde voor een aantal belangrijke wijzigingen: de drinkwatermaatschappijen werden verantwoordelijk voor de sanering van het door hen geleverde water6 om zo de kwaliteit van het geleverde water te behouden; de drinkwatermaatschappijen kunnen sindsdien de kosten voor die afvalwatersanering doorrekenen aan de leidingwatergebruikers en de eigen waterwinners die gebruik maken van de saneringsinfrastructuur7; behalve een ngemaakte waterfactuur8 (althans voor de gezinnen) werd hiermee ook gezorgd voor een aanvullende financiering van het gemeentelijk rioolbeheer;

1 2 3 4 5 6 7 8

Richtlijn 91/271/EEG van 21 mei 1991 betreffende de behandeling van stedelijk afvalwater, PB L135, 30 mei 1991. Richtlijn 2000/60/EG van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid, PB L327, 22 december 2000. Deze richtlijn is vertaald in het Decreet Integraal Waterbeleid. Water- en waterbodemkwaliteit. Lozingen door bedrijven. Evaluatie saneringsinfrastrcutuur 2009. VMM, Aalst. Beslissingen van de Vlaamse regering van 17 september 2004 betreffende de Aquafin problematiek en de organisatie van de waterzuivering. Decreet van 24 december 2004 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2005. Artikel 6bis Drinkwaterdecreet (Decreet van 24 mei 2002 betreffende water bestemd voor menselijke aanwending). Artikel 16bis en 16quinquies Drinkwaterdecreet. www.vmm.be (zoekterm: drinkwaterfactuur).

10

bij de Vlaamse Milieumaatschappij werd een ecologische en economische toezichtfunctie in het leven geroepen. De Ecologisch Toezichthouder moet waken over de behaalde ecologische resultaten op het vlak van afvalwatersanering; de Economisch Toezichthouder moet erop toezien dat die resultaten op een economisch efficinte manier worden behaald; de scheiding tussen de bovengemeentelijke sanering (de gewestelijke opdracht om collectoren en waterzuiveringsinstallaties te bouwen, te onderhouden en uit te baten) en de gemeentelijke sanering (de gemeentelijke opdracht om afvalwater in te zamelen via de aanleg en het onderhoud van rioleringen) werd duidelijk gedefinieerd via de gemeentelijke zoneringsplannen.

De belangrijkste spelers
Niet alle verplichtingen voor het zuiveren van afvalwater rusten bij de drinkwatermaatschappijen. Ook burgers, bedrijven, gemeenten en het Vlaamse Gewest hebben of kunnen een taak hebben in de afvalwatersanering. Gezinnen zijn verplicht aan te sluiten op de collectieve saneringsinfrastructuur. Indien deze niet voorzien is/zal worden, moeten gezinnen zelf zorgen voor de zuivering van hun afvalwater. Zowel de drinkwatermaatschappij als de gemeente (of de door de gemeente aangestelde rioolbeheerder) kunnen die taak van de burger overnemen. Bedrijven moeten doorgaans een milieuvergunning aanvragen vooraleer ze hun afvalwater mogen lozen. Afhankelijk van hun situatie, en onder bepaalde voorwaarden, krijgen ze toestemming om gebruik te maken van de collectieve saneringsinfrastructuur of om te lozen in het oppervlaktewater. De gemeenten zorgden vroeger zelf voor de aanleg van rioleringen op hun grondgebied. Nu de drinkwatermaatschappijen op gemeentelijk vlak een saneringsplicht hebben, zijn afspraken tussen de gemeenten en de drinkwatermaatschappijen nodig.

Volgens het Drinkwaterdecreet voldoet een drinkwatermaatschappij aan de uitvoering van de gemeentelijke saneringsplicht als ze een saneringsovereenkomst afsluit met de gemeente, een gemeentebedrijf, een intercommunale, een intergemeentelijk samenwerkingsverband of een door de gemeente aangestelde partner (na een openbare aanbesteding). Deze overeenkomst legt de taakverdeling tussen de contracterende partijen vast.

Er bestaan verschillende soorten saneringsovereenkomsten: ofwel sluit de gemeente voor een deel of de totaliteit van haar saneringsactiviteiten een contract af met een rioolbeheerder verbonden aan de drinkwatermaatschappij, of treedt ze toe tot een intercommunale rioolbeheerder; ofwel staat de gemeente zelf in voor de uitbouw en/of het beheer van het rioleringsnetwerk; ofwel heeft de gemeente de uitbouw en/of het beheer van het rioleringsnetwerk (deels) uitbesteed aan een gespecialiseerd bedrijf (derde). De gemeente moet daarbij altijd de wet op de overheidsopdrachten volgen.

Vr de reorganisatie van de watersector stond het Vlaamse Gewest in voor de collectieve afvalwaterzuivering en de aanleg van aanvoerleidingen tussen de gemeentelijke rioleringen en de rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZIs). Het Vlaamse Gewest deed daarvoor beroep op Aquafin. Bij de reorganisatie van de watersector werd de bovengemeentelijke saneringsplicht bij de drinkwatermaatschappijen gelegd.

De drinkwatermaatschappijen hebben voor de uitvoering van de bovengemeentelijke saneringsplicht een contract afgesloten met Aquafin. De inbreng van de drinkwatermaatschappijen bleef hier beperkt tot het dragen van de kosten voor de bovengemeentelijke afvalwatersanering.

Economisch Toezicht 2005-2010

11

Aquafin staat in voor de aanleg en het beheer van afvalwatercollectoren en RWZIs. Het Vlaamse Gewest bepaalt welke investeringen waar moeten gebeuren, Aquafin realiseert ze. De relatie tussen Aquafin en het Vlaamse Gewest is geregeld in een beheersovereenkomst.

De volgende figuren verduidelijken de rol van de verschillende actoren in de watersector.

FIGUUR 1: VERHOUDING TUSSEN DE VERSCHILLENDE BOVENGEMEENTELIJKE ACTOREN IN DE WATERSECTOR IN VLAANDEREN

Wettelijke saneringsverplichting geleverde drinkwater

Oppervlaktewaterlozende gezinnen

Oppervlaktewaterlozende bedrijven

Reglementering individuele sanering Overeenkomst uitvoeren projecten Overeenkomst aanrekenen kosten

VLAAMS GEWEST

Drinkwatermaatschappijen

Definiren projecten

Uitvoeren en exploitatie van projecten

Dragen investering- en exploitatiekosten projecten

12

FIGUUR 2: VERHOUDING TUSSEN DE VERSCHILLENDE GEMEENTELIJKE ACTOREN IN DE WATERSECTOR IN VLAANDEREN

VLAAMS GEWEST

Wettelijke saneringsverplichting geleverde drinkwater

Drinkwatermaatschappijen

OF

Drinkwatermaatschappijen

OF

Drinkwatermaatschappijen

Uitvoeren projecten en/of exploitatie ervan + dragen investering- en exploitatiekosten projecten

Dragen investering- en exploitatiekosten projecten

Dragen investering- en exploitatiekosten projecten

Overeenkomst aanrekenen kosten Overdracht gemeentelijk rioolbeheer Gemeentelijke rioolbeheerder Overeenkomst (deels) behoud gemeentelijk rioolbeheer en aanrekening kosten

Uitvoeren projecten en/of exploitatie ervan

Overdracht gemeentelijk rioolbeheer

Gemeente

Gemeente

Gemeente

Economisch Toezicht 2005-2010

13

Financile stromen
De financile relaties tussen de verschillende actoren in de watersector worden in figuur 3 aangegeven voor het bovengemeentelijke luik. Figuur 4 geeft de relatie op gemeentelijk vlak weer.

Bovengemeentelijke sanering
FIGUUR 3: GELDSTROOM BOVENGEMEENTELIJKE SANERING

KLEINVERBRUIKERS

GROOTVERBRUIKERS NIET-OPPERVLAKTEWATERLOZERS
Leidingwater Eigen waterwinning

GROOTVERBRUIKERS OPPERVLAKTEWATERLOZERS
Eigen waterwinning Leidingwater

Eigen waterwinning

Leidingwater

Bovengemeentelijke bijdrage

Bovengemeentelijke bijdrage

Bovengemeentelijke vergoeding

Restheffing waterverontreiniging Hr=H (B+V)

Heffing waterverontreiniging

Heffing waterverontreiniging

Drinkwatermaatschappijen

Investeringen exploitatie

Werkingstoelage

VLAAMS GEWEST

Dotatie

MINA FONDS

14

Saneringscontract tussen de drinkwatermaatschappijen en Aquafin De kosten die Aquafin maakt voor de aanleg en het beheer van de bovengemeentelijke saneringsinfrastructuur, factureert Aquafin aan de drinkwatermaatschappijen. Dat gebeurt volgens een verdeelsleutel op basis van de te saneren vuilvracht per drinkwatermaatschappij. De drinkwatermaatschappijen kunnen deze kosten van Aquafin deels doorrekenen aan hun klanten via de integrale drinkwaterfactuur, in het bijzonder via de bovengemeentelijke bijdrage. Ze krijgen ook een werkingstoelage van het Vlaamse Gewest.

De bovengemeentelijke saneringsbijdrage en de heffing op waterverontreiniging De bovengemeentelijke saneringsbijdrage wordt gebruikt voor de financiering van de bovengemeentelijke saneringsverplichting. Gezinnen9 met een aansluiting op het leidingwaternetwerk betalen via de integrale waterfactuur een bovengemeentelijke bijdrage in functie van hun leidingwaterverbruik aan de drinkwatermaatschappij. Gezinnen met een eigen waterwinning zijn een forfaitaire heffing aan de VMM verschuldigd. Bedrijven10 betalen op het door de drinkwatermaatschappij geleverde water een bovengemeentelijke bijdrage volgens hun laatst vastgestelde heffing op de waterverontreiniging11. De bijdrage wordt in het volgende jaar in mindering gebracht van de heffing. Het resultaat van deze berekening (d.w.z. heffing verminderd met de bovengemeentelijke bijdrage aangerekend in het voorgaande jaar door de drinkwatermaatschappij en eventueel met de vergoeding aangerekend door Aquafin) is de zogenaamde restheffing. Bedrijven die hun afvalwater lozen in oppervlaktewater (of gelijkgesteld) worden enkel een heffing op de waterverontreiniging12 aangerekend. Voor gezinnen en bedrijven zijn in de bijdrageregeling en in de heffingswetgeving vrijstellingen voorzien, onder andere voor wie in aanmerking komt voor bepaalde sociale tegemoetkomingen, voor gezinnen die hun afvalwater zelf zuiveren of voor bedrijven die geen afvalwater lozen.

Werkingstoelage van het Vlaamse Gewest aan de drinkwatermaatschappijen De aanleg van nieuwe en het beheer van de bestaande bovengemeentelijke saneringsinfrastructuur door Aquafin vraagt belangrijke financile middelen. De inkomsten uit de bovengemeentelijke saneringsbijdrage en de heffing dekken deze uitgaven slechts gedeeltelijk. Het tekort vult het Vlaamse Gewest, via het Mina-fonds, aan met een werkingstoelage aan de drinkwatermaatschappijen. Deze werkingstoelage wordt aan de verschillende drinkwatermaatschappijen toegekend in functie van de te saneren vuilvracht per drinkwatermaatschappij. Ook wordt rekening gehouden met de inkomsten uit de bovengemeentelijke saneringsbijdrage.

Saneringscontracten tussen Aquafin en bedrijven Bedrijven, die aangesloten zijn of zullen worden op de bovengemeentelijke infrastructuur, kunnen voor de zuivering van het afvalwater afkomstig van hun eigen waterwinning13, onder bepaalde voorwaarden14, een saneringscontract afsluiten met Aquafin. Aquafin factureert dan rechtstreeks een bovengemeentelijke vergoeding aan deze bedrijven. De vergoeding wordt afgetrokken van de heffing, naar analogie met de bovengemeentelijke bijdrage.

10 11 12 13 14

Gezinnen worden ook wel kleinverbruiker genoemd. Hiertoe behoren ook de kleine bedrijven en diensten die maar weinig water verbruiken. Kleinverbruikers worden geacht een jaarlijks leidingwaterverbruik te hebben van minder dan 500 m en/of een eigen pompwatercapaciteit kleiner dan 5 m per uur. Bedrijven en landbouwers behoren tot de categorie grootverbruikers en hebben een minimaal jaarlijks leidingwaterverbruik van 500 m en/ of een eigen pompwatercapaciteit van minstens 5 m per uur. www.vmm.be (zoekterm bovengemeentelijke bijdrage bedrijven). www.vmm.be/heffingen. De saneringscontracten kunnen in principe voor de volledige afvalwaterstroom afgesloten worden indien Aquafin samenwerkt met de drinkwatermaatschappijen. De voorwaarden en modaliteiten staan beschreven in het besluit van de Vlaamse Regering van 21 oktober 2005, B.S. 5 december 2005.

Economisch Toezicht 2005-2010

15

Daarnaast kan, afhankelijk van de samenstelling van het geloosde afvalwater, een bijkomende exploitatiekost aangerekend of een korting toegekend worden. Wanneer er onvoldoende restcapaciteit op de rioolwaterzuiveringsinstallatie aanwezig is, kan Aquafin, met medefinanciering van de betrokken bedrijven, bijkomende zuiveringscapaciteit aanleggen. Deze bedrijven betalen, naast de restheffing en de vergoeding, ook de extra investeringskosten.

Gemeentelijke sanering
FIGUUR 4: FINANCIERING UITBOUW EN BEHEER GEMEENTELIJKE SANERING VIA BIJDRAGE EN VERGOEDING (TARIEVEN 2010)

RIOOLBEHEERDER

Algemene middelen en/of riooltaksen gemeente

Drinkwatermaatschappij bijdragen/vergoedingen

Gewestelijke subsidies

Collectieve sanering

Individuele sanering

Bijdrage leidingwaterabonnees Tarief = maximaal 1,4 x tarief van de bovengemeentelijke saneringsbijdrage (=1,2555 /m)

Bijdrage leidingwaterabonnees Tarief = maximaal 2,4 x tarief van de bovengemeentelijke saneringsbijdrage (=2,1523 /m)

Vergoeding eigen waterwinners Tarief = maximaal 1,4 x tarief van de bovengemeentelijke saneringsbijdrage (=1,2555 /m)

Vergoeding eigen waterwinners Tarief = maximaal 2,4 x tarief van de bovengemeentelijke saneringsbijdrage (=2,1523 /m)

De financiering van de gemeentelijke saneringsinfrastructuur gebeurt via verschillende kanalen. Een deel wordt gefinancierd met inkomsten uit de gemeentelijke saneringsbijdrage/vergoeding. Het Vlaamse Gewest reikt daarnaast subsidies uit voor de uitbouw van de gemeentelijke riolering. Een gemeente kan ook beslissen om de afvalwatersaneringskosten (gedeeltelijk) te betalen met de algemene middelen uit de gemeentebegroting. Daarbij moet ze wel nog altijd voldoen aan de verplichtingen die de kaderrichtlijn Water oplegt in verband met het kostenterugwinningsprincipe. Ten slotte gaan gemeenten ook leningen aan om belangrijke investeringsuitgaven te financieren.

16

Saneringscontracten tussen drinkwatermaatschappijen en gemeenten Afhankelijk van het saneringscontract afgesloten tussen de drinkwatermaatschappij en de gemeente kunnen volgende financieringsstromen zich voordoen: de gemeente staat zelf in voor het rioolbeheer en/of doet een beroep op een gespecialiseerd bedrijf (derde): de gemeente rekent haar kosten voor het rioolbeheer (deels) door aan de drinkwatermaatschappijen, die deze kosten kan doorrekenen aan de leidingwatergebruikers en de eigen waterwinners die aangesloten zijn op de saneringsinfrastructuur. De overige kosten financiert de gemeente vanuit de algemene middelen, gewestelijke subsidies, specifieke rioolbelastingen en retributies; een intercommunale (of intergemeentelijk samenwerkingsverband), niet verbonden aan de drinkwatermaatschappij, staat in voor het rioolbeheer. De intercommunale rekent de kosten van het rioolbeheer (deels) door aan de drinkwatermaatschappij, die deze kosten kan doorrekenen aan de leidingwatergebruikers en de eigen waterwinners die aangesloten zijn op de saneringsinfrastructuur. De overige kosten financiert de intercommunale via een financile bijdrage van de gemeente (vanuit de algemene middelen, specifieke rioolbelastingen en retributies, ) en/of via de gewestelijke subsidies; de drinkwatermaatschappij staat in voor het gemeentelijk rioolbeheer. Zij rekent de kosten voor het rioolbeheer (deels) door aan de leidingwatergebruikers en de eigen waterwinners die aangesloten zijn op de saneringsinfrastructuur. De overige kosten financiert zij via een financile bijdrage van de gemeente (vanuit de algemene middelen, specifieke rioolbelastingen en retributies, ) en/of via de gewestelijke subsidies;

De gemeentelijke bijdrage/vergoeding De drinkwatermaatschappijen rekenen hun saneringskosten doorgaans (deels) door aan de leidingwatergebruikers door middel van een gemeentelijke bijdrage op de integrale waterfactuur en aan de eigen waterwinners, die gebruik maken van de saneringsinfrastructuur, door middel van een gemeentelijke vergoeding. De tarieven van de gemeentelijke bijdrage en vergoeding worden bepaald o.a. op basis van de saneringskosten en worden via een vermenigvuldigingsfactor gelimiteerd in functie van het bovengemeentelijke tarief. Ze kunnen verschillen van gemeente tot gemeente. De inkomsten uit deze bijdragen en vergoedingen mogen enkel gebruikt worden voor de financiering van de gemeentelijke afvalwatersaneringsinfrastructuur15. Ook op gemeentelijk vlak bestaan er verschillende soorten vrijstellingen en compensaties16 die bij voorkeur afgestemd zijn op de bovengemeentelijke vrijstellingen.

Rioolrecht Een gemeente kan, naast een gemeentelijke bijdrage/vergoeding, een plaatselijke rioolbelasting aanrekenen aan haar inwoners.

15 d.i. alle infrastructuur (leidingen, pompstations, wervelventielen, inspectieputten, straatkolken, overstorten, grachten, ...) die zorgt voor de afvoer van gemeentelijk afvalwater en hemelwater (tot aan de bovengemeentelijke collectoren), kleinschalige waterzuiveringsinstallaties (KWZIs) en individuele behandelingsinstallaties (IBAs). 16 Sociale, ecologische en economische vrijstellingen en compensaties: Drinkwaterdecreet, art. 16 sexies.

Economisch Toezicht 2005-2010

17

18

2
De Economisch Toezichthouder
Toezicht op het efficint beheer van de middelen voor de bovengemeentelijke en gemeentelijke afvalwatersanering en op de correcte aanrekening van de saneringskosten

De Economisch Toezichthouder
De Economisch Toezichthouder moet toezien op het efficint beheer van de middelen die worden voorzien voor de bovengemeentelijke en gemeentelijke sanering en op de correcte aanrekening van de saneringskosten. De opdrachten en de taken van Economisch Toezichthouder zijn wettelijk geregeld.

Wettelijk Kader
Verschillende wetten en decreten regelen het economisch toezicht op de financiering van de waterzuivering: het Decreet Algemene Bepalingen Milieubeleid17 kent het economisch toezicht toe aan de VMM (toezicht op de uitbouw en het beheer van de saneringsinfrastructuur en op de doorrekening door de waterdistributiemaatschappijen van de saneringskosten); de Oppervlaktewaterenwet18 regelt het economisch toezicht op Aquafin (saneringscontracten en de vervanging van de Bijzonder Gevolmachtigde door de Economisch Toezichthouder en Ecologisch Toezichthouder); het Drinkwaterdecreet vermeldt verschillende taken van de Economisch Toezichthouder (toezicht op de bijdrageen vergoedingstarieven, bovengemeentelijke vrijstellingen verlenen).

De memorie van toelichting bij het Programmadecreet van 2005 verduidelijkt de taken van de Economisch Toezichthouder als volgt19: financile transparantie tot stand brengen bij Aquafin, de drinkwatermaatschappijen en de intercommunale samenwerkingsverbanden; toezicht houden op de vergoedingen die Aquafin en de gemeenten doorrekenen aan de drinkwatermaatschappijen, met de mogelijkheid om prijsbeperkingen op te leggen; toezicht houden op de vergoedingen die de drinkwatermaatschappijen doorrekenen aan de abonnees, met de mogelijkheid om prijsbeperkingen op te leggen; toezien op mogelijke kruissubsidies van activiteiten van openbaar nut met andere activiteiten; richtlijnen opstellen voor de kostenefficintie en de graad van dienstverlening; benchmarken en rapporteren; toezicht houden op de tariefbepaling (de redelijke bijdrage) om, onder andere, kruissubsidies te voorkomen; toezicht houden op de werkingstoelagen van het Gewest en de gemeenten aan de drinkwatermaatschappijen; de facturen van Aquafin valideren; erop toezien dat de gemeentelijke kostenbijdrage geen overdreven weerslag op de waterfactuur heeft en dat ook de gemeenten een deel van de rioleringskosten met algemene middelen financieren; de echtheid van de (verantwoording voor de) vergoeding voor vaste kosten van de drinkwatermaatschappijen nagaan.

17 Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen betreffende milieubeleid. 18 Wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging. 19 Decreet van 24 december 2004 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2005, B.S. 31 december 2004.

20

Bovendien volgen nog een aantal taken uit de beheersovereenkomst met Aquafin, uit decretale bepalingen of uit uitvoeringsbesluiten.

De dienst Economisch Toezicht


Om haar toezichtstaken gestructureerd uit te voeren, is de dienst Economisch Toezicht opgedeeld in vier pijlers (4 teams). Elke pijler legt zich toe op specifieke toezichtactiviteiten. Een diensthoofd leidt de vier teams: het team Financieel Toezicht Aquafin het team Technisch Toezicht het team Gemeentelijk Toezicht het team Kostentoerekening

FIGUUR 5: DE DIENST ECONOMISCH TOEZICHT IN DE STRUCTUUR VAN DE VMM

Administrateur generaal

Algemeen directeur Ondersteunende diensten Ondersteunende en buitendiensten

Afdeling Rapportering Water

Afdeling Lucht, Milieu en Communicatie

Afdeling Ecologisch Toezicht

Afdeling Economisch Toezicht

Afdeling Operationeel Waterbeheer

Afdeling Algemene Zaken

Afdeling Kennisbeheer

Financieel Toezicht Aquafin Dienst Heffingen Dienst Economisch Toezicht

Technisch Toezicht Aquafin

Financieel Toezicht Gemeentelijke Sanering Kostentoerekening

Economisch Toezicht 2005-2010

21

Taken
Het bovengemeentelijk toezicht
Het toezicht op de bovengemeentelijke afvalwatersanering bestaat uit een financieel en een technisch luik. Daarin vormt het kostenefficint gebruik van de middelen voor de aanleg en het onderhoud van de saneringsinfrastructuur altijd het uitgangspunt.

Concreet heeft de Toezichthouder volgende taken op bovengemeentelijk vlak: de bovengemeentelijke beheersovereenkomst en de saneringsovereenkomst beoordelen en hierover advies uitbrengen; opvolgen en beoordelen van de investeringen uitgevoerd door Aquafin; beoordelen van de kosten die Aquafin maakt en hierover advies uitbrengen; de saneringscontracten tussen bedrijven en Aquafin beoordelen, opvolgen en erover rapporteren; structureel overleg met Aquafin; toezicht op de financile stromen tussen Aquafin en de drinkwatermaatschappijen; controle op de aanrekening van de bovengemeentelijke bijdrage aan de abonnees; toezicht op de tarieven voor de bovengemeentelijke bijdrage en vergoeding; adviseren van de begrotingsopmaak en -controle van Aquafin.

De bovengemeentelijke beheersovereenkomst en de saneringsovereenkomsten beoordelen en hierover advies uitbrengen De Economisch Toezichthouder houdt, sinds zijn oprichting in 2005, toezicht op het correct naleven van de beheersovereenkomst tussen het Vlaamse Gewest en Aquafin. Bij eventuele addenda bij deze overeenkomst adviseert de Economisch Toezichthouder het Vlaamse Gewest indien hierom gevraagd wordt. De saneringsovereenkomst tussen de drinkwatermaatschappijen en Aquafin omschrijft niet alleen de taken van de Economisch Toezichthouder in dit proces. De Toezichthouder is n van de deelnemende partijen in dit contract. Hierdoor is de rol van de Toezichthouder in deze relatie verzekerd en kunnen aanpassingen aan het contract niet zonder goedkeuring van de Toezichthouder doorgevoerd worden.

Opvolgen en beoordelen van de investeringen uitgevoerd door Aquafin En van de basiselementen in de beheersovereenkomst tussen Aquafin en het Vlaamse Gewest is de zelfstandige werking van Aquafin. Eens opgedragen door het Vlaamse Gewest staat Aquafin autonoom in voor de uitvoering van de investeringsprojecten. De beheersovereenkomst beschrijft de richtlijnen waaraan Aquafin zich moet houden en voor het aanbesteden van investeringsprojecten is Aquafin gebonden door de wet op de overheidsopdrachten.

22

De projectuitvoering start met de vertaling van de opgedragen projecten in concrete technische plannen door Aquafin en eindigt met de oplevering van de projecten door de Economisch Toezichthouder aan Aquafin. Gedurende het gehele proces volgt de Economisch Toezichthouder de werking van Aquafin op door: de technisch plannen die Aquafin voorlegt, te beoordelen en af te wegen op haalbaarheid en maatschappelijke opportuniteit; toezicht te houden op correcte toepassing door Aquafin van de wet op de overheidsopdrachten; eventuele technische wijzigingen, relevante meerkosten of wijzigingen m.b.t. de voorziene opleveringstermijn te beoordelen op hun noodzaak en wenselijkheid. Aquafin moet dergelijke wijzigingen voorleggen vr ze plaats vinden; projecten grondig te evalueren op de naleving van de afspraken door Aquafin qua traject, technische vereisten, budget en timing; de investeringsprojecten op te leveren en boetes aan te rekenen bij laattijdige opleveringen die niet verantwoord kunnen worden.

Op deze manier beoordeelt de Economisch Toezichthouder de investeringskosten enerzijds tijdens de uitvoering van de werken en anderzijds bij oplevering van de werken. De Economisch Toezichthouder streeft op deze manier naar een kostenefficint gebruik van de beschikbare middelen, creert financile transparantie en onderzoekt de risicos op kruissubsidies.

Beoordelen van de kosten die Aquafin maakt en hierover advies uitbrengen De vergoeding die Aquafin ontvangt voor de bovengemeentelijke saneringsopdracht is gebaseerd op het begrip redelijke kost. Immers, alle kosten die Aquafin maakt en die redelijk bevonden worden door het Vlaamse Gewest, worden - aangevuld met een vergoeding voor het eigen vermogen - aan Aquafin terugbetaald. Dit houdt in dat de kosten van Aquafin achteraf worden beoordeeld. De Economisch Toezichthouder adviseert het Vlaamse Gewest in dit proces. Gezien de investeringskosten al bij oplevering beoordeeld worden, focust de Toezichthouder zich in dit stadium voornamelijk op de werkingskosten van Aquafin. Ook mogelijke risicos op kruissubsidies worden dan aangekaart. Om op voorhand toch enig zicht te hebben op de bovengemeentelijke saneringskosten legt het Vlaamse Gewest vooraf een budget vast waaraan Aquafin zich moet houden. Het betreft een gelimiteerd budget, Aquafin mag dit globale budget niet overschrijden maar verschuivingen tussen de deelposten zijn wel toegelaten. Ook het budgetproces staat beschreven in de beheersovereenkomst. De Economisch Toezichthouder adviseert het Vlaamse Gewest in dit proces.

De saneringscontracten tussen bedrijven en Aquafin beoordelen, opvolgen en erover rapporteren De saneringscontracten tussen bedrijven en Aquafin zijn wettelijk geregeld. De Economisch Toezichthouder is verantwoordelijk voor de eindbeoordeling van de contractvoorstellen van Aquafin alvorens de minister deze al dan niet bekrachtigt. Essentieel in dit proces is de blijvende verwerkbaarheid van het geloosde afvalwater. De Economisch Toezichthouder controleert de vergoeding en de extra kosten die Aquafin aanrekent en de kortingen die Aquafin geeft, om zich te vergewissen van de correcte aanrekening en kruissubsidies te vermijden.

Structureel overleg met Aquafin De beheersovereenkomst tussen het Vlaamse Gewest en Aquafin voorziet in een maandelijks overleg om voor tal van onderwerpen een consensus te vinden.

Toezicht op de financile stromen tussen Aquafin en de drinkwatermaatschappijen De saneringsovereenkomst tussen Aquafin, de drinkwatermaatschappijen en de VMM stelt de Economisch Toezichthouder in de mogelijkheid om transparantie te scheppen in de financile stromen tussen de drinkwatermaatschappijen en Aquafin. Aquafin kan de kosten aan de drinkwatermaatschappijen enkel factureren nadat deze voorgelegd werden aan de Economisch Toezichthouder en moet een kopie van de facturen bezorgen aan de Toezichthouder.

Economisch Toezicht 2005-2010

23

Bijgevolg kan de Economisch Toezichthouder: de vorderingen van Aquafin evalueren op hun redelijkheid alvorens deze aan de drinkwatermaatschappijen gefactureerd worden; de facturen van Aquafin aan de drinkwatermaatschappijen aftoetsen op enerzijds hun conformiteit met het advies van de Toezichthouder bij de vorderingsstaten en anderzijds de toepassing van de verdeelsleutel tussen de drinkwatermaatschappijen.

Verder volgt de Toezichthouder continu de betalingsstroom vanuit de drinkwatermaatschappijen op waarbij ook nauwlettend nagegaan wordt of Aquafin de nodige inspanningen levert om drinkwatermaatschappijen tot een betaling aan te zetten als ze laattijdig betalen (via aanmaning, aanrekening interesten, ). Op basis van deze financile stromen, en aangevuld met de aangerekende bovengemeentelijke bijdrage, adviseert de Economisch Toezichthouder het Vlaamse Gewest met betrekking tot de werkingstoelage die het Vlaamse Gewest ter beschikking stelt van de drinkwatermaatschappijen.

Controle op de aanrekening van de bovengemeentelijke bijdrage aan de abonnees De aanrekening van de bovengemeentelijke bijdrage is wettelijk geregeld. Daarnaast zijn in het samenwerkingsprotocol tussen de drinkwatermaatschappijen en de Economisch Toezichthouder een aantal specifieke afspraken opgenomen. De Economisch Toezichthouder voert regelmatig controle uit op de interne procedures van en de aanrekening van de bijdrage en de vergoeding door de drinkwatermaatschappijen. Op basis van de vaststellingen geeft de Economisch Toezichthouder aanbevelingen om mogelijke risicos weg te werken of een - nog - betere dienstverlening te garanderen.

Toezicht op de tarieven voor de bovengemeentelijke bijdrage en vergoeding De drinkwatermaatschappijen leggen het bovengemeentelijke tarief vast onder toezicht van de Economisch Toezichthouder. De Economisch Toezichthouder kan in bepaalde omstandigheden beperkingen opleggen aan de bijdrage die wordt aangerekend. De factoren die het tarief bepalen zijn - niet limitatief - opgenomen in het Drinkwaterdecreet. Het Vlaamse Gewest stuurt, al dan niet na een advies van de Economisch Toezichthouder, een aantal van die factoren, zoals het beschikbare budget voor Aquafin of de financile tussenkomst vanuit het Gewest.

Het gemeentelijk toezicht


Ook bij het toezicht op de gemeentelijke sanering streeft de Economisch Toezichthouder naar kostenefficintie en financile transparantie. De Economisch Toezichthouder houdt daarom financieel toezicht op de drinkwatermaatschappijen, de gemeenten of de andere organisaties die voor de aanleg en het onderhoud van de gemeentelijke saneringsinfrastructuur zorgen.

De taken van de Toezichthouder op gemeentelijk vlak zijn de volgende: De gemeentelijke saneringsovereenkomsten beoordelen en hierover advies geven Toezicht op de tarieven voor de gemeentelijke bijdrage en vergoeding Controle op de aanrekening van de gemeentelijke bijdrage aan de abonnees en van de gemeentelijke vergoeding aan de eigen waterwinners Toezicht op de kostenefficintie van de rioolbeheerders

24

De gemeentelijke saneringsovereenkomsten beoordelen en hierover advies geven De Economisch Toezichthouder inventariseert de gemeentelijke saneringsovereenkomsten en beoordeelt de conformiteit en volledigheid ervan. Contractpartijen worden aangesproken over ontbrekende elementen of worden geadviseerd over contractuele aanvullingen en omschrijvingen. De Economisch Toezichthouder voert ook benchmarking uit.

Toezicht op de tarieven voor de gemeentelijke bijdrage en vergoeding De drinkwatermaatschappijen leggen de gemeentelijke tarieven onder toezicht van de Economisch Toezichthouder vast. De factoren die het tarief bepalen zijn - niet limitatief - opgenomen in het Drinkwaterdecreet. Onder andere via eventuele financile tussenkomsten kan de gemeente of het Vlaamse Gewest een aantal van die factoren sturen. De Economisch Toezichthouder brengt de gemeentelijke tarieven in kaart en controleert of ze de wettelijk toegelaten en/of de door de Economisch Toezichthouder vooropgestelde maxima niet overschrijden. Ook kijkt hij na of de gemeentelijke bijdragen en vergoedingen enkel voor de gemeentelijke afvalwatersanering, en bovendien op een kostenefficinte manier, worden aangewend. De Economisch Toezichthouder enquteert de verschillende actoren om over voldoende financile informatie te beschikken. Door de gevalideerde informatie nadien ter beschikking te stellen, verhoogt de Economisch Toezichthouder de transparantie op het gebruik van de gemeentelijke bijdragen en vergoedingen. Zo kan er op gemeentelijk vlak voor de financiering een langetermijnvisie uitgewerkt worden en kan de hoogte van het gemeentelijke tarief verantwoord worden.

Controle op de aanrekening van de gemeentelijke bijdrage aan de abonnees en van de gemeentelijke vergoeding aan de eigen waterwinners De aanrekening van de gemeentelijke bijdrage en vergoeding is deels wettelijk geregeld, deels in de saneringscontracten vastgelegd. Daarnaast zijn in het samenwerkingsprotocol tussen de drinkwatermaatschappijen en de Economisch Toezichthouder een aantal specifieke afspraken opgenomen. De Economisch Toezichthouder voert regelmatig controle uit op de interne procedures van en de aanrekening van de bijdrage en de vergoeding door de drinkwatermaatschappijen. Op basis van de vaststellingen geeft de Economisch Toezichthouder aanbevelingen om mogelijke risicos weg te werken of een - nog - betere dienstverlening te garanderen.

Toezicht op de kostenefficintie van de rioolbeheerders De Economisch Toezichthouder ontwikkelde een rapporteringinstrument om de kosten en opbrengsten op vlak van de gemeentelijke afvalwatersanering helder tegenover elkaar te plaatsen. Dit laat de Economisch Toezichthouder toe om te rapporteren over de gemeentelijke investeringen (gesubsidieerde en niet-gesubsidieerde investeringsprojecten) en exploitatiekosten. Via dit instrument worden ook de totale saneringsinkomsten in kaart gebracht. Als afgeleid product berekent de Toezichthouder de globale financieringsbehoefte. De Economisch Toezichthouder evalueert jaarlijks de ontvangen rapporteringen en vergelijkt de verzamelde gegevens over meerdere jaren met als doel het benchmarken van de rioolbeheerprestaties in de komende jaren.

Economisch Toezicht 2005-2010

25

Kostentoerekening
De kaderrichtlijn Water voert het kostenterugwinningsprincipe in, gebaseerd op een economische analyse. Vanuit het de vervuiler betaalt-principe moeten de gebruikers van waterdiensten (huishoudens, bedrijven en landbouw) elk voor hun aandeel tegen 2010 een redelijke bijdrage leveren in de kosten van de waterdiensten. Afvalwatersanering is n van deze waterdiensten. De verschillende gebruikers betalen allen een bijdrage in de kosten van deze waterdienst via de integrale drinkwaterfactuur, de gemeentelijke vergoeding en/of de heffing op de waterverontreiniging. De Economisch Toezichthouder evalueert of die bijdrage per doelgroep (huishoudens, bedrijven en landbouw) evenredig is met de door hen veroorzaakte kosten.

De Economisch Toezichthouder voert onderzoek om: een visie te ontwikkelen op de kostenaanrekening en -toerekening op basis van (internationale) inzichten en ontwikkelingen op dit vlak; zicht te hebben op de kostenveroorzakende factoren; het aandeel in de kosten van de verschillende kostendragers te kennen en na te gaan of die op een redelijke manier worden toegewezen aan de doelgroepen; indien nodig, voorstellen te formuleren om de verdeling van de kosten over de verschillende doelgroepen bij te sturen.

Communicatie
Op basis van de analyse van de verzamelde informatie informeert de Economisch Toezichthouder het grote publiek over het waterverbruik, de tarieven en de opbrengsten van de saneringsbijdrage, de saneringscontracten, de vastgestelde tendensen en de correcte aanrekening van de bovengemeentelijke bijdrage . Dit gebeurt via verschillende kanalen o.a. via de website (www.vmm.be), het infoloket, het magazine Verrekijker en de digitale nieuwsbrief van de VMM.

26

Economisch Toezicht 2005-2010

27

28

3
Economisch Toezicht op de afvalwatersanering: realisaties
Het uitwerken van de middelen voor de bovengemeentelijke en gemeentelijke afvalwatersanering en toezicht op de correcte aanrekening van de saneringskosten

Economisch Toezicht op de afvalwatersanering: realisaties


Het bovengemeentelijke toezicht
De bovengemeentelijke beheersovereenkomst en de saneringsovereenkomsten beoordelen en hierover advies uitbrengen
De beheersovereenkomst tussen Aquafin en het Vlaamse Gewest werd de afgelopen jaren aangepast met verschillende addenda. Deze aanpassingen hielden vooral verband met de financile stromen en het exploitatierisico voor Aquafin. Zelden of nooit hadden ze betrekking op procedures. Het toezicht op de correcte naleving van de beheersovereenkomst door Aquafin zit vervat in de overige toezichtstaken. Via het toezicht op de saneringsovereenkomst tussen Aquafin en de drinkwatermaatschappijen en de beheersovereenkomst tussen het Vlaamse Gewest en Aquafin zorgt de Toezichthouder o.a. voor transparantie in de financile stromen tussen de verschillende actoren. Bij wijze van voorbeeld worden in figuur 6 de financile stromen voor het jaar 2010 aangegeven.

30

FIGUUR 6: FINANCILE STROMEN (2010)

120 221
KLEINVERBRUIKERS GROOTVERBRUIKERS NIET-OPPERVLAKTEWATERLOZERS
Leidingwater Eigen waterwinning

GROOTVERBRUIKERS OPPERVLAKTEWATERLOZERS
Eigen waterwinning Leidingwater

Eigen waterwinning

Leidingwater

Bovengemeentelijke bijdrage

Bovengemeentelijke bijdrage

Bovengemeentelijke vergoeding

223 mln. excl. BTW Heffing waterverontreiniging 3 mln.

Restheffing waterverontreiniging Hr=H (B+V) 26 mln. 8mln. excl. BTW

Heffing waterverontreiniging 38 mln.

Drinkwatermaatschappijen
393 mln. excl. BTW 11 mln. niet recupereerbare BTW (1)

10 mln. inningspercentage (2)

Investeringen exploitatie

Werkingstoelage 192 mln.

VLAAMS GEWEST

Dotatie 125 mln.

MINA FONDS

67 mln.

20 Aangezien BTW percentage 2009 nog niet gekend, wordt hier het BTW percentage 2008 toegepast. 21 Inningspercentage 2009 is nog niet bekend en dus wordt het percentage 2007 (4,5%) toegepast.

Economisch Toezicht 2005-2010

31

Opvolgen en beoordelen van de investeringen uitgevoerd door Aquafin


Het Vlaamse Gewest investeert consequent in de bovengemeentelijke afvalwatersaneringsinfrastructuur. De saneringsprojecten die op 1 januari 2005 al waren opgedragen aan Aquafin, 2.497 in aantal, vertegenwoordigen 3 miljard euro. 1.565 projecten, ter waarde van 1,8 miljard euro, waren op dat ogenblik al volledig uitgevoerd. Op 31 december 2010 is de opdracht van Aquafin opgelopen tot 3.588 projecten en 4,3 miljard euro. Hiervan zijn 2.153 projecten afgewerkt, wat overeenstemt met 2,8 miljard euro. Naast de aanleg van collectoren zijn in die periode een negentigtal RWZIs gebouwd of gerenoveerd. Vlaanderen beschikt nu over 247 RWZIs. Het Jaarrapport Water22 bevat meer gedetailleerde informatie over de ecologische resultaten van deze projecten.

Tot 2009 betaalden de drinkwatermaatschappijen, met tussenkomst van het Vlaamse Gewest en gespreid over 15 jaar, de investeringskosten terug aan Aquafin. Vanaf 2009 wordt de spreiding afgestemd op de boekhoudkundige afschrijvingstermijn van de bouwprojecten23. Dit heeft tot gevolg dat het bouwkundig onderdeel van de projecten gespreid wordt over 30 jaar. Voor het elektromechanisch gedeelte blijft de terugbetaaltermijn vastgesteld op 15 jaar. Vanaf 2010 wordt trouwens ook voor de projecten uitgevoerd vr 2009 de terugbetaaltermijn van de nog openstaande bedragen voor het onderdeel bouwkunde verdubbeld. De spreiding van de kosten in de tijd laat het Vlaamse Gewest toe om bijkomend te investeren in de gemeentelijke saneringsprojecten. Immers, ook het gemeentelijke rioleringsnetwerk dient nog volop verder uitgebouwd te worden. Vanaf 2009 voorziet het Vlaamse Gewest niet enkel 100 miljoen euro voor bovengemeentelijke projecten, ook wordt gedurende zeven jaar 100 miljoen euro voor gemeentelijke projecten uitgetrokken. Dit is zo voorzien in het kader van het Lokaal Pact. Om deze gemeentelijke investeringen evenwichtig te kunnen spreiden, is het punt verschoven waar de bovengemeentelijke opdracht overgaat in een gemeentelijke opdracht (het zogenaamde overnamepunt). Bovendien kunnen ook volgende investeringen door het Vlaamse Gewest overgenomen worden: de tussenliggende leidingen; de aanleg van dienstrioleringen bij collectoren of prioritaire rioleringen (gecombineerde dossiers); de aanleg van strategische RWA-leidingen.

Door de spreiding van de kosten in de tijd wordt de globale factuur wel lager, maar moet langer betaald worden. Hierdoor nemen ook de financieringskosten toe. In haar jaarlijkse opdracht aan Aquafin heeft het Vlaamse Gewest bijkomend nog eens 50 miljoen euro gereserveerd voor de al opgelopen meerkosten bij de uitvoering van de bovengemeentelijke projecten. Het jaarlijkse programma wordt immers ingevuld op basis van algemene ramingen. Bij het opstellen van de meer gedetailleerde technische plannen blijken de algemene kostprijsramingen vaak onvoldoende en zijn heel vaak bijkomende kosten (onvoorziene posten) nodig om het project effectief te kunnen realiseren. Ook tijdens de uitvoering van de projecten zijn geregeld meerkosten aan de orde. Zo liggen de opleveringskosten 7,5% hoger dan het gunningbedrag en 12,9% hoger dan de raming bij technisch plan. Reglementaire herzieningen veroorzaken een meerkost van 3,8%. Uit de analyse van alle aan Aquafin al opgeleverde projecten blijkt de kostprijs van een project gemiddeld met 40% toe te nemen. De stijging is iets groter voor de leidingprojecten (41%) dan voor de RWZI-projecten (35%)24. Dit alles maakt dat de kost voor de opgedragen bovengemeentelijke projecten op 31 december 2010 503,8 miljoen euro hoger ligt dan geraamd.

22 www.vmm.be (zoekterm: jaarrapport water). 23 Addendum 5 bij de beheersovereenkomst goedgekeurd op 24 december 2008. 24 Analyse uitgevoerd op projecten tot 2009.

32

Naast het voorzien van een bijkomend budget, heeft het Vlaamse Gewest op aangeven van de Ecologisch en Economisch Toezichthouder een aantal initiatieven genomen om deze oplopende meerkosten in de toekomst te compenseren. Hierover zijn afspraken gemaakt met Aquafin. Dit om ook in de toekomst de bovengemeentelijke sanering in Vlaanderen, en dusdanig ook het leidingwater, betaalbaar te houden. Deze initiatieven situeren zich op drie niveaus en worden vanaf 2010 toegepast: niveau 1: het bijsturen van de kostprijsraming en de projectdefinities; niveau 2: projecten die globaal te sterk in kostprijs stijgen om het beoogde doel te bereiken, worden doorgeschoven naar een volgend investeringsprogramma; niveau 3: de jaarlijkse investeringsvergoeding van Aquafin moet een stabiel verloop kennen.

Investeringsprojecten Tabel 1 geeft een overzicht van de budgetten en de projecten die het Vlaamse Gewest in de periode 2005-2010 aan Aquafin heeft opgedragen via de optimalisatieprogrammas (OP). Het betreft in totaliteit 485 projecten voor een totaal bedrag van 457,5 miljoen euro. Daarenboven werden op het optimalisatieprogramma 2010 144 gemeentelijke projecten voor een totaal bedrag van 99,6 miljoen euro in het kader van het Lokaal Pact opgedragen aan Aquafin. Deze gemeentelijke projecten worden ten laste genomen van het Vlaamse Gewest.

TABEL 1: BUDGETTEN EN AANTAL PROJECTEN OPGEDRAGEN AAN AQUAFIN VIA EEN OPTIMALISATIEPROGRAMMA (2005-2010)

Jaar opdracht 2005 2006 2007 2008 2009 2010 199,5325

Budget opdracht (mln. ) 75,20 47,36 53,53 81,57 99,87 199,53


(25)

Aantal Leidingprojecten 56 43 47 76 84 189

Aantal RWZI/KWZI projecten 18 14 35 24 17 26

Totaal aantal projecten 74 57 82 100 101 215

De vertaling van deze projecten in technische plannen gaat gepaard met een prijsstijging van ongeveer 33 %. De globale investeringskost is in dit stadium opgelopen tot 703,5 miljoen euro (inclusief budget Lokaal Pact). Tabel 2 toont per programma de verhouding tussen de geraamde kostprijs bij opdracht en de kostprijs van de technische plannen.

TABEL 2: VERGELIJKING TUSSEN KOSTPRIJSRAMING EN KOSTPRIJS VAN TECHNISCHE PLANNEN (2005-2010)

Jaar opdracht 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Budget opdracht (mln. ) 75,20 47,36 53,53 81,57 99,87 199,53


(25)

Budget technische plannen (mln. ) 91,06 74,12 79,97 106,31 133,13 218,87
(25)

Toename kostprijs (mln. ) 15,86 26,76 26,43 24,74 33,26 19,34

25 Budget OP 2010 + budget Lokaal Pact 2010.

Economisch Toezicht 2005-2010

33

Gemiddeld bedraagt de uitvoeringstermijn van een project vijf tot zes jaar. Afhankelijk van het tijdstip waarop het jaarlijkse programma opgedragen wordt, kan Aquafin de uitgewerkte technische plannen al dan niet in het volgende jaar voorleggen. Vaak moeten nog technische plannen uit een voorgaand programma verwerkt worden. Zo bestaan de 106 technische plannen die in 2007 behandeld werden door de Economisch Toezichthouder uit 28 projecten opgedragen in 2006 en 78 projecten opgedragen in 2007. Tabel 3 geeft het aantal goedgekeurde technische plannen per jaar weer. Ook tijdens de uitvoering kennen de projecten nog vaak een kostprijsstijging, zij het in mindere mate dan de kostprijstoename in het stadium van het technische plannen. Zo werd in 2009 43,6 miljoen euro aan meerkosten goedgekeurd. De meerkosten variren evenwel van jaar tot jaar. In 2010 werd 13,9 miljoen euro aan meerkosten goedgekeurd. Opgesplitst volgens type melding ging het om 95 technische wijzigingen, 102 financile wijzigingen en 53 wijzigingen van de einddatum. Heel vaak zijn het gecombineerde meldingen. Het aantal projecten waarvoor Aquafin melding maakt van een technische wijziging en/of een financile wijziging en/of een aanpassing van de voorziene einddatum is opgelijst in tabel 4.

TABEL 3: AANTAL BEHANDELDE TECHNISCHE PLANNEN DOOR DE ECONOMISCH TOEZICHTHOUDER (2005-2010)

Jaar 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Aantal leiding projecten 17 14 34 19 13 17

Aantal RWZI & KWZI 189 135 72 84 91 125

Totaal 206 149 106 103 104 142

TABEL 4: AANTAL MELDINGEN INGEDIEND DOOR AQUAFIN BIJ DE ECONOMISCH TOEZICHTHOUDER (2005-2010)

Jaar 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Aantal leiding projecten 164 122 143 118 101 156

Aantal RWZI & KWZI 16 13 39 28 40 32

Totaal 180 135 182 146 141 188

Voor wat betreft de onteigeningen en de verklaringen voor openbaar nut (VON), noodzakelijk voor de uitvoering van de bovengemeentelijke projecten, behandelde de Economisch Toezichthouder in de periode 2005 tot en met 2010, 583 dossiers. Een overzicht per jaar is in tabel 5 opgenomen.

34

TABEL 5 : AANTAL ONTEIGENINGS- OF VON-DOSSIERS BEHANDELD DOOR DE ECONOMISCH TOEZICHTHOUDER (2005-2010)

Jaar 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Onteigenings- of VON-dossiers 110 110 89 105 89 80

De wet op de overheidsopdrachten Om na te gaan of Aquafin bij het aanbesteden van de bovengemeentelijke projecten de wet op de overheidsopdrachten correct toepast, stelde de Economisch Toezichthouder, in overleg met Aquafin, een richtlijn op waarin beschreven wordt welke dossiers, onder welke vorm en binnen welke termijn Aquafin vr de gunning moet voorleggen. Ook de procedure voor de controle van de dossiers die niet vr gunning moeten worden voorgelegd, is beschreven. Deze richtlijn zorgt ervoor dat de werkwijze voor Aquafin en de Economisch Toezichthouder op een eenduidige en doorzichtige manier is vastgelegd. Door het opstellen van de richtlijn is sinds 2005 een positieve evolutie merkbaar in de administratieve volledigheid van de voorgelegde gunningdossiers. In de periode 2005 tot en met 2010 werd op een totaal van 1.011 voorgelegde gunningdossiers voor 13 dossiers geen visum26 verleend wegens niet-conformiteit met de wet op de overheidsopdrachten.

Opleveringen In de periode 2005-2010 werden in totaal 532 bovengemeentelijke projecten opgeleverd. Deze projecten vertegenwoordigen 1,2 miljard euro. Onderstaande tabel geeft de spreiding van de opleveringen per werkjaar weer. Hieruit valt onder meer af te leiden dat er nog steeds belangrijke sommen genvesteerd worden in RWZIs. In de komende jaren zal dit niet onmiddellijk veranderen omdat nog heel veel kleinere RWZIs gebouwd moeten worden.

TABEL 6: AANTAL RWZIS EN LEIDINGPROJECTEN OPGELEVERD DOOR DE ECONOMISCH TOEZICHTHOUDER AAN AQUAFIN (2005-2010)

Jaar 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Aantal RWZI/ KWZI 18 15 13 13 10 17

Bedrag RWZI (mln. ) 131,91 78,02 31,37 76,41 27,21 38,74

Aantal leidingprojecten 47 71 85 72 86 85

Bedrag leidingprojecten (mln. ) 78,95 85,97 155,10 164,66 161,94 153,90

Totaal aantal projecten 65 86 98 85 96 102

Totaal bedrag (mln. ) 210,86 163,99 186,38 236,36 189,81 192,65

Algemeen kan trouwens ook gesteld dat Aquafin bij de uitvoering van de investeringsprojecten zich doorgaans strikt houdt aan de voorziene boeteregeling. Administratieve boetes of termijnboetes worden al door Aquafin tijdens de uitvoering van de werken aangerekend aan de aannemer en in mindering gebracht van de projectkost. Deze werden eveneens door de Economisch Toezichthouder op hun correctheid onderzocht. De boetebedragen zijn per opleveringsjaar in tabel 7 opgenomen.
26 Wanneer de Economisch Toezichthouder akkoord gaat met het volledige dossier, wordt een visum uitgereikt.

Economisch Toezicht 2005-2010

35

De boetes die bij oplevering aangerekend worden aan Aquafin zijn bijgevolg beperkt. In de periode 2008-2010 werd 49.426 euro aan boetes gevestigd ten aanzien van Aquafin en dit omwille van het niet tijdig innen van de borgen bij de aannemers.

TABEL 7: OVERZICHT VAN DE ADMINISTRATIEVE BOETES OF TERMIJN BOETES OPGELEGD DOOR AQUAFIN AAN HAAR AANNEMERS (2005-2010)

Jaar 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Boetes () 177.334 35.810 105.239 78.911 360.614 110.331

Beoordelen van de kosten die Aquafin maakt en hierover advies uitbrengen


De afgelopen jaren analyseerde de Economisch Toezichthouder tweemaal per jaar - bij de begrotingsopmaak en bij de begrotingscontrole - het door Aquafin voorgelegde budget nodig voor de verdere aanleg en exploitatie van de bovengemeentelijke saneringsinfrastructuur. De bevindingen werden gebundeld in een advies aan het Vlaamse Gewest. Algemeen kan gesteld worden dat Aquafin de verantwoording van het gevraagde budget beperkt tot de meerkosten in vergelijking tot het voorgaande jaar en dat die verantwoording eerder summier is en niet altijd gerelateerd is aan het belang van het betrokken deelbudget. Om de gevraagde budgetten grondig te kunnen toetsen aan de noden, moet de Economisch Toezichthouder de budgetvoorstellen evenwel vroeger ontvangen. Tijdens de budgetbesprekingen vraagt Aquafin geregeld bijkomende middelen die in verband gebracht worden met efficintiewinsten. Deze efficintiewinsten zijn echter voorlopig zelden aantoonbaar. Dat de adviezen een waardevol instrument zijn voor het Vlaamse Gewest blijkt uit de inhoudelijke discussies op het budgetoverleg en het feit dat vaak deels gevolg gegeven wordt aan de voorstellen van de Economisch Toezichthouder. In een tweede fase beoordeelde de Economisch Toezichthouder de redelijkheid van de gemaakte kosten door Aquafin. Of de gemaakte kosten als redelijk aanzien kunnen worden, gebeurde: voor de investeringskosten: bij het opleveren van de projecten; voor de werkingskosten: bij het adviseren van het financieel jaarverslag.

De Economisch Toezichthouder streeft naar vaste budgetten in functie van de gedefinieerde opdrachten (d.i. een genormeerd budget) en pleit hij voor een budget dat gebaseerd is op de rele kosten van het voorgaande jaar in plaats van op de laatst goedgekeurde budgetraming. Op deze manier kan een strikt budgetbeleid gevoerd worden en kan er op een doordachte en doeltreffende manier bijgedragen worden aan het beheersbaar houden van de kosten voor de bovengemeentelijke sanering.

De Economisch Toezichthouder richtte zich in 2005 eerst op het adviseren van de door Aquafin gemaakte kosten in de jaren 2002, 2003 en 2004. Op 19 januari 2007 sloot de Vlaamse Regering deze financile jaren definitief af. Het advies van

36

de Economisch Toezichthouder27 diende als basis. De financile jaren 2005, 2006 en 200728 werden op 2 april 2010 om procedurele redenen door de Vlaamse Regering goedgekeurd zoals Aquafin ze had voorgelegd. Het financieel jaarverslag van Aquafin moet samen met het advies van de Economisch Toezichthouder vr 1 juni van het volgende jaar voorgelegd worden aan het Vlaamse Gewest. Daarna beschikt het Vlaamse Gewest over n maand om ofwel het financieel jaar af te sluiten ofwel de beroepsprocedure op te starten. Omdat Aquafin haar financieel jaarverslag telkens pas eind mei voorlegt, is het onmogelijk om hierbij vr 1 juni nog een advies te formuleren. Het advies bij de jaarafsluiting 2008 en een ontwerpadvies bij de jaarafsluiting 2009 werden eind 2010 voorgelegd. Met het oog op een eenduidige en objectieve beoordeling van de uitgaven door Aquafin stelde de Economisch Toezichthouder eveneens een krachtlijnennota op. Deze nota omschrijft de wijze waarop de door Aquafin gemaakte kosten in kader van de beheersovereenkomst met het Vlaamse Gewest geanalyseerd en gevalueerd zullen worden door de Economisch Toezichthouder. Bovendien wordt aangegeven welke informatie hiertoe noodzakelijk is. Verder werd een protocol opgesteld tussen Aquafin, de Ecologisch Toezichthouder en de Economisch Toezichthouder m.b.t. de afwerking van incidenten op de RWZIs. Ook werden concrete afspraken over de verschillende investeringsbudgetten vastgelegd.

Evolutie van de kosten voor bovengemeentelijke sanering Figuur 7 geeft de evolutie van de bovengemeentelijke saneringskosten, in concreto de vergoeding die jaarlijks wordt betaald aan Aquafin, weer in de periode 2005-2010. Zowel het door Aquafin gevraagde budget, het voorstel van de Economisch Toezichthouder als het in consensus goedgekeurde budget is in de grafiek opgenomen. Als vergelijkingspunt worden de werkelijke kosten meegegeven. Omdat de Economisch Toezichtouder haar advies bij de budgetcontrole 2009 baseerde op het initile voorstel van Aquafin voor de budgetcontrole 2009 lijkt het alsof de Economisch Toezichthouder in 2009 een hoger budget adviseerde dan gevraagd. De budgetcontrole 2009 vond echter pas eind oktober 2009 plaats. Op dat moment had Aquafin haar initile budgetvoorstel al grondig bijgesteld. De timing waarbinnen het advies bij de budgetcontrole 2010 verwacht werd liet de Economisch Toezichthouder enkel toe om algemene voorstellen te formuleren.

27 Voor de jaren 2002-2004 leverde de Economisch Toezichthouder een bijzondere inspanning om een, weliswaar beperkt, advies uit te brengen. Het behoorde immers tot de taken van de toenmalige Bijzondere Gevolmachtigde om de minister te adviseren over de redelijkheid van de kosten die Aquafin in 2002, 2003 en 2004 maakte. 28 Voor de jaren 2005, 2006, 2007 maakte de Economisch Toezichthouder de adviezen aan de minister over op resp. 4 juni 2007, 1 juli 2008 en 22 april 2009.

Economisch Toezicht 2005-2010

37

FIGUUR 7: EVOLUTIE VAN DE GEVRAAGDE BUDGETTEN T.O.V. DE RELE BUDGETTEN VAN AQUAFIN (2005-2010 EXCL. BTW EN BTW-DADING) 29 450

mio

400

350

300 2005 2006 voorstel NV Aquafin beslissing budgetoverleg 2007 2008 2009 2010

advies Economisch Toezichthouder actual

De beperkte afvlakking van het globale budget in 2009 en de forse daling van het globale budget in 2010 is het gevolg van de verdubbeling van de terugbetalingstermijn van het bouwkundig onderdeel van projecten opgeleverd vr 2009. Hierdoor daalt de investeringsvergoeding beperkt in 2009 en gevoelig in 2010. Uit de grafiek kan verder afgeleid worden dat: Aquafin haar budget systematisch overschat; het voorstel van de Economisch Toezichthouder ruim voldoende is om de bovengemeentelijke opdracht uit te voeren; het in consensus vastgelegde budget onvoldoende afgestemd is op de rele kosten van het vorige jaar; Aquafin het in consensus vastgelegde budget in zijn globaliteit respecteert. Wel werden verschuivingen binnen de verschillende deelbudgetten doorgevoerd.

Figuur 8 toont volledigheidshalve de evolutie van de jaarlijkse vergoeding aan Aquafin30 vanaf 1991. Daarenboven worden de verschillende deelbudgetten meegegeven:

29 De jaarlijkse vergoeding van Aquafin bestaat uit 1/15 1/30 van de uitgevoerde investeringen, de exploitatiekosten, de vaste kosten, de financieringskosten en de vergoeding eigen vermogen; Werkelijke kosten 2005-2007: goedgekeurde financile gegevens van Aquafin; Werkelijke kosten 2008-2009: financieel jaarverslag van Aquafin; Werkelijke kosten 2010: vergoeding zoals gefactureerd door Aquafin aan de drinkwatermaatschappijen op 31 december 2010. 30 1991-2007: goedgekeurde financile gegevens van Aquafin, 2008-2009: financieel jaarverslag van Aquafin. De actuals voor 2010 worden verwacht tegen eind mei 2011, daarom worden voor 2010 de cijfers van de beslissing bij de budgetcontrole 2010 gebruikt.

38

investeringskosten: de vergoeding die Aquafin krijgt voor de gerealiseerde investeringen. Investeringen werden tot en met 2008 steeds gespreid over 15 jaar terugbetaald aan Aquafin. Sinds 2009 wordt voor de nieuwe investeringen het onderdeel bouwkunde gespreid over 30 jaar terugbetaald aan Aquafin; exploitatiekosten: de vergoeding aan Aquafin voor het onderhoud en de bedrijfsvoering van de bovengemeentelijke saneringsinfrastructuur. Het betreft dus voornamelijk het uitbaten van de RWZIs; andere kosten: de vergoeding voor het eigen vermogen en de rentelasten die Aquafin draagt.

Hieruit blijkt dat de vergoeding van Aquafin, na een vrij stabiele periode (2003-2005), sinds 2006 opnieuw sterk stijgt tot 2009. De vergoeding gaat in die periode immers omhoog met 17%. Vooral de exploitatiekosten nemen sterk toe (+ 41%), maar ook de investeringskosten (+ 23%) dragen fundamenteel bij in de gestegen vergoeding. De andere kosten dalen met 10%. Tussen 2009 en 2010 daalt de vergoeding met 13% omwille van de eerder vermelde teruggelopen investeringsvergoeding.

FIGUUR 8: EVOLUTIE VAN DE VERGOEDING VOOR BOVENGEMEENTELIJKE SANERING (EXCL. BTW, BTW-DADING, SANERINGSKOSTEN EN BMWB31) (1991-2010)32 mio
400

350

300

250

200

150

100

50

0 1991 1993 1995 1997 1999 2001 2003 2005 2007 2009

Investeringskosten Andere kosten

Exploitatiekosten Totale kosten

Initieel werd vanaf 2008 een afvlakking van de jaarlijkse investeringsvergoeding verwacht omdat dan het eerste volwaardige investeringsjaar (1993) aan Aquafin terugbetaald is. Deze afvlakking komt echter niet tot uiting in de grafiek omdat de nieuwe opleveringen in 2008 resp. 2009 (wat erbij komt) een veel hoger bedrag uitmaken dan de opleveringen in 1993 resp. 1994 (wat wegvalt). Vanaf 2010 is er wel een daling in de investeringskosten waar te nemen, maar enkel om bovengenoemde redenen.

31 Brusselse Maatschappij voor Waterbeheer. 32 1991-2007: goedgekeurde financile gegevens van Aquafin 2008-2009: financieel jaarverslag van Aquafin 2010: gegevens budgetcontrole 2010 (het financieel jaarverslag wordt pas eind mei 2011 ter beschikking gesteld door Aquafin).

Economisch Toezicht 2005-2010

39

Investeringen leiden tot een toenemend patrimonium. Een groeiend patrimonium heeft logischerwijze ook voor gevolg dat de bovengemeentelijke exploitatiekosten toenemen. De evolutie van het bovengemeentelijke saneringspatrimonium wordt in verhouding tot de toenemende exploitatiekosten en de kosten van het hoofdkantoor33 in onderstaande figuur weergegeven.

FIGUUR 9: EVOLUTIE VAN EXPLOITATIE- EN HOOFDKANTOORKOSTEN VAN AQUAFIN IN RELATIE TOT PATRIMONIUM (2005-201034) % gecumuleerde toename 50%

40%

30%

20%

10%

0% 2006 Patrimoniumeenheden Exploitatiekosten 2007 2008 2009 2010

Hoofdkantoorkosten Hoofdkantoor- en Exploitatiekosten gecumuleerd

Om de grootte en groei van het patrimonium weer te geven, gebruikt Aquafin de term patrimoniumeenheid. Aquafin definieert deze term als het gewogen gemiddelde van het aantal RWZIs, pompstations en kilometer leidingen in haar beheer. Per 1 januari 2011 wordt het patrimonium in beheer bij de NV Aquafin geschat op 247 RWZIs, 4843 km bovengemeentelijke leidingen voor huishoudelijk afvalwater en 1159 bovengemeentelijke pompstations en bergbezinkingsbekkens35. Algemeen stijgen de gecumuleerde hoofdkantoor- en exploitatiekosten veel sterker dan de patrimoniumeenheden.

33 Hoofdkantoorkosten omvatten o.a. de kosten voor de Diensten Gedelegeerd Bestuurder, Directie Infrastructuur, Directie Algemene Zaken en de Commercile Directie. Zij bevatten, naast activiteiten betreffende algemeen beheer, ook de kosten gerelateerd aan de uitvoering van investeringsprojecten, de kwaliteitsborging van gemeentelijke projecten, het opvolgen van de bijzondere opdrachten, de ondersteuning van het exploitatiegebeuren, onderzoeksactiviteiten, communicatieactiviteiten en kosten met betrekking tot dadingen. 34 2005-2007: goedgekeurde financile gegevens van Aquafin, 2008-2009: financieel jaarverslag van Aquafin 2010: gegevens budgetcontrole 2010 (het financieel jaarverslag wordt pas eind mei 2011 ter beschikking door Aquafin). 35 Aangeleverde informatie bij de budgetcontrole 2011 van de NV Aquafin.

40

Een meer gedetailleerde analyse geeft aan dat: de hoofdkantoorkosten doorgaans de evolutie van de patrimoniumeenheden volgen, met uitzondering van 2008. In 2008 kan de sterke toename van de hoofdkantoorkosten niet gerelateerd worden aan het toegenomen patrimonium; de exploitatiekosten sterker stijgen dan de patrimoniumheden. De oorzaak hiervan zijn de stijgende kosten omwille van inflatie, strengere regelgeving, hogere elektriciteitskosten, enz.; in 2009 de stijging van zowel de exploitatiekosten als de hoofdkantoorkosten afgezwakt wordt door de opgelegde besparingsmaatregelen.

Zoals blijkt uit onderstaande tabel kennen alleen de financieringskosten een stabiel verloop binnen de kostengroep Andere kosten. Verschillende redenen liggen hier aan de basis.

TABEL 8: EVOLUTIE VAN DE VERSCHILLENDE DEELKOSTEN VAN AQUAFIN BINNEN KOSTENGROEP ANDERE KOSTEN (2005-2010 )

Jaar 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Financieringskosten (mln. ) 61,89 61,62 62,13 59,05 56,70 62,84

Hoofdkantoor (mln. ) 29,85 30,36 31,21 35,00 36,15 37,03

Vergoeding eigen middelen (mln. ) 17,50 15,29 12,57 5,64 5,95 6,55

Eind 2007 besliste het Vlaamse Gewest om de nog openstaande btw-vordering uit het verleden36, m.n. 203 miljoen euro, onmiddellijk te voldoen, waardoor het overeenstemmende financieringsvolume vrij kwam. In diezelfde periode werd voor 50 miljoen euro kapitaal volstort door de Vlaamse Milieuholding en werd de vergoeding voor het eigen vermogen via een addendum aan de beheersovereenkomst aangepast. Commercile activiteiten van Aquafin De Economisch Toezichthouder dringt in al zijn adviezen aan op een duidelijke scheiding tussen de decretale en de commercile activiteiten van Aquafin, zowel voor de financile organisatie en personeelsorganisatie als voor de rapportering. Deze nood tot opsplitsing wordt erkend door de Vlaamse Regering en door de minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur37. In principe moet er een scheiding zijn tussen de kosten voor activiteiten van Aquafin in het kader van de beheersovereenkomst met het Vlaamse Gewest en de kosten voor de commercile activiteiten van Aquafin. Momenteel is het toezicht op de afwezigheid van kruissubsidies onmogelijk, mede door het geringe zicht dat Aquafin verschaft op haar commercile activiteiten.

36 In 2005 beindigde de Vlaamse en de federale overheid hun geschil over het toe te passen BTW-tarief (6% of 21%) door het afsluiten van een dading. 37 Het regeerakkoord van de Vlaamse Regering van 15 juli 2009: De Vlaamse Regering 2009-2014 - Een daadkrachtig Vlaanderen in beslissende tijden. Voor een vernieuwende, duurzame en warme samenleving, www.vlaanderen.be (zoekterm: regeerakkoord); Beleidsnota voor Leefmilieu en Natuur 2009-2010, www.vlaanderen.be (zoekterm: beleidsnota).

Economisch Toezicht 2005-2010

41

De saneringscontracten tussen bedrijven en Aquafin beoordelen, opvolgen en erover rapporteren


Het besluit van de Vlaamse Regering vormt het normenkader om de contractaanvragen te beoordelen en om de afgesloten contracten tussen Aquafin en de bedrijven op te volgen en te evalueren. Meer concrete afspraken tussen de VMM en Aquafin zijn vastgelegd in een consensusnota. Deze consensusnota bevat vooral inhoudelijke afspraken en verduidelijkingen bij het besluit, zoals de toewijzing van de restcapaciteit op de RWZIs, de concrete voorwaarden voor het toekennen van extra kosten of kortingen en dergelijke. Daarnaast worden ook de afspraken over de periodieke gegevensoverdracht tussen Aquafin en de VMM beschreven. Ook met de afdeling Milieu-inspectie van het departement Leefmilieu, Natuur en Cultuur en de dienst Heffingen van de VMM maakte de Economisch Toezichthouder afspraken. De Economisch Toezichthouder werkte, in overleg met Aquafin, modelcontracten uit die een uniforme benadering van de contracten toelaat. Naast het beoordelen van de contracten en het adviseren van de minister hierover, volgt de Economisch Toezichthouder ook de afgesloten contracten op en maakt hij jaarlijks een analyse hiervan. Deze analyse wordt gepubliceerd in de elektronische nieuwsbrief van de VMM en ter beschikking gesteld op de website van de VMM38. Uit deze analyse blijkt dat amper 1 op de 5 van de in aanmerking komende bedrijven een contract heeft met Aquafin. Niettemin omvatten de saneringscontracten wel bijna 50% van de vuilvracht die in aanmerking komt voor een saneringscontract. M.a.w., via de saneringscontracten worden vaak bedrijven met een hogere vuilvracht bereikt. Wel blijken meer dan vier op de vijf saneringscontracten afgesloten te zijn met kleine bedrijven39. Het aandeel van de verschillende sectoren varieert trouwens ook sterk. Waarom het succes in aantal beperkt blijft, is niet volledig duidelijk. Bedrijven met een saneringscontract kunnen immers rekenen op een aantal voordelen. Zo is de vergoeding die Aquafin aanrekent in tegenstelling tot de heffing op waterverontreiniging aftrekbaar in de vennootschapsbelasting en krijgen bedrijven met een saneringscontract onder bepaalde voorwaarden een korting. Wel moeten bedrijven met contract een extra vergoeding betalen aan Aquafin indien hun afvalwater niet goed verwerkbaar is of omdat bijkomende investeringen nodig zijn om het afvalwater te kunnen verwerken. Zoals blijkt uit onderstaande tabel, zijn de extra kosten, net zoals de korting voor complementair afvalwater, eerder beperkt.

TABEL 9: EVOLUTIE VAN DE DOOR AQUAFIN GEFACTUREERDE VERGOEDING, KORTING EN EXTRA EXPLOITATIEKOSTEN (2005-2008)

Jaar 2006 2007 2008 2009 2010

Vergoeding 6.922.993 5.105.643 7.315.632 7.500.464 6.231.706

Korting nv -63.832 -153.773 -246.597 -114.392

Extra exploitatiekost nv 151.182 281.184 187.199 140.816

Aantal contracten 260 319 322 324 325

Cijfers (in , excl. btw) zoals beschikbaar op 31/12/2010

Voor de bedrijven die extra kosten moeten betalen zijn de fiscale voordelen slechts aantrekkelijk indien de extra kosten lager liggen dan het fiscale voordeel. Ook minder aantrekkelijk is onder meer dat het saneringscontract enkel betrekking heeft op het afvalwater afkomstig van de eigen waterwinning. Mogelijk vinden bedrijven de aanvraagprocedure voor een contract te omslachtig, schrikken ze terug voor de dossierbeoordeling bij een contractaanvraag of zijn ze onvoldoende genformeerd. Ten slotte halen bepaalde grootverbruikers mogelijk geen of onvoldoende voordeel uit de contracten.
38 Evaluatie saneringscontracten 2006 publicatie 2007; Evaluatie saneringscontracten 2007 publicatie 2008; Evaluatie saneringscontracten 2006- 2008 publicatie 2009 (www.vmm.be, zoekterm: evaluatie saneringscontracten). 39 Het besluit verdeelt de bedrijven die een contract kunnen afsluiten over verschillende bedrijfscategorien, nl. kleine bedrijven, bedrijven met kleine impact en ad hoc te benaderen bedrijven.

42

Om de contractmogelijkheid en de eraan verbonden fiscale voordelen - onder de aandacht van de in aanmerking komende bedrijven te brengen organiseert de Economisch Toezichthouder mailings, werkt hij samen met Vlaams Agentschap Ondernemen en verspreidt hij via de website en de elektronische nieuwsbrieven geregeld specifieke informatie.

De huidige manier van kostendoorrekening heeft tot gevolg dat de extra kosten die rioollozende bedrijven veroorzaken maar voor een deel aan deze bedrijven worden doorgerekend. Enkel bedrijven die gebruik maken van een eigen waterwinning en een saneringscontract afsloten met Aquafin, krijgen deze extra kosten aangerekend. Ook de korting voor complementair afvalwater wordt alleen aan bedrijven met een contract gegeven en uitsluitend voor het afvalwater afkomstig van de eigen waterwinning. Noch de extra kosten, noch de korting worden op heden verwerkt in de door de drinkwatermaatschappijen gefactureerde bijdrage of de door de VMM aangerekende heffing op waterverontreiniging. De Economisch Toezichthouder dringt aan op het wegwerken van deze ongelijke behandeling en heeft hiertoe in 2010 het initiatief genomen. Onderzoek werd gestart naar de wijze waarop het wettelijk kader aangepast kan worden om enerzijds de contractprocedures te vereenvoudigen, maar anderzijds ook om de aanrekening voor alle rioollozende bedrijven, ongeacht de herkomst van het afvalwater, uniform te maken en af te stemmen op de kosten die ze veroorzaken. Hierbij wordt de mogelijkheid onderzocht om de bedrijven een integrale drinkwaterfactuur aan te bieden. De Economisch Toezichthouder voorziet om op middellange termijn een duurzame oplossing uit te werken en voor te leggen aan de minister.

Aquafin brengt de inkomsten uit de saneringscontracten in mindering van de vergoeding die ze aan de drinkwatermaatschappijen aanrekent en komt hiermee de afspraken gemaakt met het Vlaamse Gewest na. Niettemin is hier sprake van een kruissubsidie doordat Aquafin, met goedkeuring van het Vlaamse Gewest, de niet-gende bedragen vanuit de contracten doorschuift naar de drinkwatermaatschappijen. Bovenvermelde integrale drinkwaterfactuur zal ook hieraan grotendeels een oplossing geven.

Toezicht op de financile stromen tussen Aquafin en de drinkwatermaatschappijen


Aquafin houdt zich hoofdzakelijk aan de adviezen van de Economisch Toezichthouder en factureert enkel de door de Economisch Toezichthouder bevestigde bedragen aan de drinkwatermaatschappijen. Aquafin factureerde wel de creditnota 2008 zonder voorafgaandelijk akkoord van de Economisch Toezichthouder. De Economisch Toezichthouder volgt ook de facturatie door Aquafin aan de drinkwatermaatschappijen en de betalingen door de drinkwatermaatschappijen aan Aquafin op. In deze stromen worden ook de bovengemeentelijke saneringsbijdrage, aangerekend door de drinkwatermaatschappijen, verwerkt. Na de aftrek van het inningspercentage op de gefactureerde bijdrage, krijgt de Economisch Toezichthouder een beeld van de financile toestand van de drinkwatermaatschappijen per kwartaal met betrekking tot hun bovengemeentelijke saneringsplicht. Op basis van deze genventariseerde en gevalideerde cijfers adviseerde de Economisch Toezichthouder het Vlaamse Gewest over de algemene werkingstoelage. In 2005, 2006, 2007 en 2010 werd de werkingstoelage per kwartaal vastgesteld; in 2008 en 2009 werd deze op jaarbasis berekend. Het betreft telkens voorschotten. De definitieve werkingstoelage kan echter pas vastgelegd worden nadat de definitieve percentages van de btw-recuperatie40 van de drinkwatermaatschappijen bekend zijn. Tot nog toe is enkel de werkingstoelage 2005, 2006 en 2007 definitief (zie tabel 10). Voor de jaren 20082010 is een afrekening nog niet mogelijk omdat het inningspercentage nog niet definitief is vastgelegd. Voor 2009 en 2010 ontbreekt ook nog een definitief percentage m.b.t. de het btw-recuperatie. Deze btw-recuperatie wordt berekend in functie van de heffing op de waterverontreiniging. Gezien de heffing 2009 aan de basis ligt van het btw-percentage 2009 kan dit pas begin 2011 berekend en ter bevestiging voorgelegd worden aan de btw-administratie.

40 BTW behandeling van de bovengemeentelijke en gemeentelijke saneringsbijdrage dienst voorgaande beslissingen in fiscale zaken 8 juli 2005.

Economisch Toezicht 2005-2010

43

Indien de werkingstoelage afgestemd zou worden op de financile noden van de drinkwatermaatschappijen op jaarbasis, dan zou dit telkens in het laatste kwartaal leiden tot een kastekort in hoofde van de drinkwatermaatschappijen. Dit omdat de drinkwatermaatschappijen de vergoeding in het begin van het kwartaal moeten betalen aan Aquafin en de abonnees hun bijdrage pas in de loop van het kwartaal betalen aan de drinkwatermaatschappijen. Wanneer de werkingstoelage op dit gegeven afgestemd wordt, ontstaat op het einde van het jaar een kasoverschot in hoofde van de drinkwatermaatschappijen. Dit overschot wordt, als voorschot op de werkingstoelage eerste kwartaal, overgedragen naar het volgende jaar.

TABEL 10: BOVENGEMEENTELIJKE FINANCILE STROMEN (2005 2010)

2005 Facturatie Aquafin (excl. btw) BTW 21% Totaal Aquafin factuur Recupereerbare btw door DWM Kosten te dragen door DWM Bovengemeentelijke bijdrage (excl. btw) Inningsbijdrage Saldo kas jaar (x-1) Toelage Vlaams Gewest Financile middelen DWM
Bedragen in miljoen

2006 369,63 73,23 442,86 66,39 376,47 196,27 -10,80 42,18 285,02 512,68 200943

200741 598,99 78,90 677,90 71,41 606,49 201,06 -9,05 136,20 528,89 857,10 201044

200842 385,03 80,81 465,84 70,02 395,83 228,24 nv 250,61 202,56 nv

200943 393,37 82,47 475,84 70,99 404,85 222,60 nv 275,31 0,00 nv

201041 325,13 68,28 393,41 58,93 334,48 223,31 nv 83,05 113,13 nv

339,05 70,71 409,76 65,82 343,94 131,54 -8,55 0,00 263,12 386,12 200842

2005 2006

200741

Controle op de aanrekening van de bovengemeentelijke bijdrage aan de abonnees


Samen met de wettelijke bepalingen is het protocol45 een belangrijk instrument waarbinnen drinkwatermaatschappijen moeten handelen voor de aanrekening van de bovengemeentelijke saneringsbijdrage. Daarnaast formuleert de Economisch Toezichthouder geregeld aanbevelingen of adviezen m.b.t. de bovengemeentelijke bijdrage hetzij op eigen initiatief hetzij op vraag van de drinkwatermaatschappijen46. Zo legden de drinkwatermaatschappijen bijvoorbeeld een document over de compensaties voor advies aan de Economisch Toezichthouder voor.
41 Eind 2007 betaalde het Vlaamse Gewest de openstaande schuld betreffende de BTW-claim volledig terug aan Aquafin. Het betrof 202,7 miljoen euro. 42 Het inningspercentage 2008 is nog niet vastgelegd. 43 BTW percentage 2008 voorlopig van toepassing. Inningspercentage 2009 is nog niet vastgelegd. 44 Facturatie Aquafin: vergoeding zoals gefactureerd aan de drinkwatermaatschappijen op 31/12/2010. BTW percentage 2008 voorlopig van toepassing. Inningspercentage 2010 nog niet vastgelegd. Bovengemeentelijke bijdrage gebaseerd op voorlopige rapporteringen. Werkingstoelage 2010: uitbetaalde werkingstoelage m.b.t. werkjaar 2010, laatste uitbetaling gebeurde in januari 2011 (wel op begroting 2010). 45 Samenwerkingsprotocol - Gegevensuitwisseling tussen de exploitanten van een openbaar waterdistributienetwerk en de Vlaamse Milieumaatschappij m.b.t. de aanrekening van de bijdrage/vergoeding in de kosten van de sanering en het economisch toezicht hierop 20052010. 46 Advies van de Economisch Toezichthouder bij aanbeveling SVW betreffende de toekenning van vrijstellingen (prorateren) 2006-2008 Advies van de Economisch Toezichthouder bij aanbeveling SVW in het kader van de nieuwe vrijstellingsregeling 2008 Advies van de Economisch Toezichthouder bij aanbeveling SVW betreffende de toekenning van de vrijstellingen - 2005 Advies van de Economisch Toezichthouder betreffende vrijstellingsregeling van IBAs in overgangsperiode 2008 Advies van de Economisch Toezichthouder betreffende vrijstellingsregeling van IBAs in overgangsperiode (2) 2009 Advies van de Economisch Toezichthouder betreffende de aanrekening ven een saneringsvergoeding/bijdrage i.g.v. een niet bovengemeentelijke KWZI 2010.

44

Onderzoek naar de correcte aanrekening van de bijdrage In 2008 startte de Economisch Toezichthouder een grootschalig onderzoek bij de drinkwatermaatschappijen om na te gaan of zij: de bijdrage correct aanrekenen; zich houden aan de wettelijke bepalingen en afspraken uit het protocol; een algemene kwaliteitsvolle werking hebben.

De resultaten van dit onderzoek verschenen in 2009 in het eindrapport Toezicht op de aanrekening van de saneringsbijdrage door de drinkwatermaatschappijen 2006-2007 van de Economisch Toezichthouder. Het onderzoek bestaat uit drie grote onderdelen: steekproefsgewijze controle van de drinkwaterfacturen 2006/2007; algemene controle van de aangerekende bovengemeentelijke bijdrage 2006/2007. Op basis van het waterverbruik berekende de Economisch Toezichthouder de aan te rekenen bijdrage en vergeleek deze met de door de drinkwatermaatschappijen aangerekende bedragen. Dit resulteerde in de zogenaamde verschillijsten waarvoor de drinkwatermaatschappijen een verklaring gevraagd werd; interviews over een aantal algemene procedures binnen de drinkwatermaatschappijen, de communicatie naar klanten en de interne werking bij de drinkwatermaatschappijen. Er werd met behulp van een objectieve checklist gepeild naar onder andere het bestaan van interne kwaliteitscontroles, interne richtlijnen en duidelijke procedures voor de medewerkers.

Uit het onderzoek blijkt dat: de facturatie van de saneringsbijdrage bij de gezinnen doorgaans correct verloopt; er bij de grootverbruikers meer problemen zijn met de aanrekening van de bijdrage, dikwijls te wijten aan onaangepaste software bij de drinkwatermaatschappijen; de interne processen bij de verschillende drinkwatermaatschappijen variren waardoor de aanrekening van de saneringsbijdrage en de toekenning van de vrijstelling niet altijd uniform verloopt. Dat kan de transparantie negatief benvloeden; niet alle drinkwatermaatschappijen even bereidwillig aan het onderzoek meewerken. Drie drinkwatermaatschappijen (twee kleine en n grote) leveren een te beperkte medewerking. Ze geven geen of onvoldoende feedback op de verschillijsten waardoor de correcte aanrekening bij deze drinkwatermaatschappijen niet geverifieerd kan worden. Vooral de beperkte medewerking van de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening (VMW) weegt door op het onderzoek. Deze drinkwatermaatschappij vertegenwoordigt immers ongeveer 45% van de Vlaamse abonnees; er bij de meeste drinkwatermaatschappijen weinig of geen interne kwaliteitscontrole is; er bij de meeste drinkwatermaatschappijen weinig schriftelijke richtlijnen of procedures bestaan.

De Economisch Toezichthouder formuleerde verschillende aanbevelingen om de vastgestelde gebreken of mogelijke risicos weg te werken en zal blijvend toezien op het gevolg dat gegeven wordt aan deze aanbevelingen.

Om consumenten te informeren over hun saneringsbijdrage, ontwikkelde de Economisch Toezichthouder de drinkwatertool47. Deze rekentool simuleert de waterprijs voor een gezin op basis van de ingevoerde informatie en de gegevens m.b.t. de integrale waterprijs. Met de tool kan ook nagegaan worden of de drinkwaterfactuur correct werd berekend, kan het drinkwatertarief vergeleken worden met dat van andere gemeenten en kan de tariefstructuur nagegaan worden. Wanneer een gezin waterbesparende maatregelen neemt, kan het bij benadering uitrekenen wat de financile winst daarvan is.

47 www.vmm.be (zoekterm: drinkwaterprijs).

Economisch Toezicht 2005-2010

45

Evaluatie van de bijdrage De Economisch Toezichthouder beoordeelde de informatie m.b.t. de gefactureerde saneringsbijdrage die door de drinkwatermaatschappijen verplicht wordt aangeleverd en rapporteert hierover. De resultaten van de eerste bevindingen van de Economisch Toezichthouder zijn gebundeld in het rapport Evaluatie bovengemeentelijke bijdrage 200748. Een tweede meer gedetailleerde analyse en evaluatie van de gefactureerde bovengemeentelijke en gemeentelijke bijdrage of vergoeding is beschreven in het rapport Evaluatie bovengemeentelijke en gemeentelijke bijdrage 2008/200949.

FIGUUR 10: EVOLUTIE WATERVERBRUIK (2006-2009)

mio

400

350

300

250

200

150

100

50

0 2006 Kleinverbruikers 2007 Grootverbruikers 2008 Totaalverbruik 2009

De Economisch Toezichthouder stelt vast dat: door de laattijdige rapportering van sommige drinkwatermaatschappijen het rapport niet tijdig gepubliceerd kon worden50; de integrale waterprijs in Vlaanderen in die periode met 42 % steeg. Dat is voornamelijk te wijten aan de invoering en stijging van de gemeentelijke saneringsbijdrage; het leidingwaterverbruik in Vlaanderen vanaf 2008 daalt. In 2008 is dit vooral het gevolg van de verminderde afname door de grootverbruikers. In 2009 kent echter het leidingwaterverbruik van de kleinverbruikers een sterke teruggang (zie figuur 10);

48 www.vmm.be (zoekterm: evaluatie bovengemeentelijke bijdrage). 49 www.vmm.be (zoekterm: evaluatie bovengemeentelijke bijdrage). 50 Het rapport is uiteindelijk in november 2010 gepubliceerd.

46

terwijl zowel de kleinverbruikers als de grootverbruikers in de periode 2006 2008 een steeds hogere bovengemeentelijke bijdrage betalen, de bijdrage in 2009 daalt, vooral te merken bij de grootverbruikers; het aantal vrijstellingen verder blijft stijgen tot intussen meer dan 5% van de afrekeningfacturen. De uitbreiding van de vrijstellingsregeling tot op het gezinsniveau draagt hiertoe bij; sinds de invoering van de compensaties in 2008 het aantal compensaties verdubbeld is.

De aangerekende bijdrage door de drinkwatermaatschappijen in de voorbije jaren worden weergegeven in tabel 11.
TABEL 11: AANGEREKENDE BOVENGEMEENTELIJKE BIJDRAGE PER DRINKWATERMAATSCHAPPIJ (2005-2010)

2005 AWW PIDPA TMVW VMW IWVA IWVB Vivaqua IWM Hoeilaart Ieper Sint-Niklaas Knokke-Heist Tongeren TOTAAL 201051 21,76 21,62 26,09 50,69 1,77 2,79 0,49 2,45 0,85 0,64 1,35 1,34 0,48 131,54

2006 24,95 37,78 35,04 78,31 8,85 8,75 1,32 3,14 0,27 0,69 1,09 1,63 0,47 196,27

2007 26,05 36,58 39,08 77,83 3,20 8,28 1,49 3,28 0,31 0,61 2,14 1,67 0,54 210,06

2008 29,08 51,08 40,62 85,48 3,26 8,19 1,70 3,73 0,31 0,76 1,61 1,97 0,45 228,24

2009 29,45 44,49 40,54 85,68 3,23 8,64 1,78 3,55 0,33 0,81 2,01 1,97 0,13 222,60

201051 29,25 42,95 41,84 87,59 3,27 8,21 2,11 3,70 0,34 0,24 1,83 1,98 223,31

Toezicht op de tarieven voor de bovengemeentelijke bijdrage en vergoeding


Tabel 12 geeft een overzicht van de eenheidstarieven voor de bovengemeentelijke bijdrage voor de gezinnen. De bovengemeentelijke tarieven voldoen aan de wettelijke bepalingen en houden bijgevolg rekening met (minstens) de volgende punten: de vervuiling die de abonnee veroorzaakt, conform het de vervuiler betaalt-beginsel; de collectieve kost, resp. individuele saneringskost per m water; een aandeel van niet-inbare bijdrages; een aandeel voor de door de gemeente, respectievelijk het Vlaamse Gewest, opgelegde vrijstellingen of sociale correcties; de door de gemeente, respectievelijk het Vlaamse Gewest, toegekende tussenkomst in de financiering; het aandeel van de kosten veroorzaakt door het lozen van water dat niet afkomstig is van een openbaar distributienetwerk.

51 Op basis van voorlopige rapporteringen van de drinkwatermaatschappijen. De Stedelijke Waterregie Tongeren ressorteert vanaf 1 januari 2009 onder de VMW en factureerde bijgevolg niet meer in 2010. De Regie Stedelijke Waterdienst Ieper is sinds 1 januari 2010 toegetreden tot de VMW en factureerde in 2010 bijgevolg enkel een aantal resterende afrekeningfacturen.

Economisch Toezicht 2005-2010

47

TABEL 12: EVOLUTIE IN DE EENHEIDSTARIEVEN VOOR DE BOVENGEMEENTELIJKE BIJDRAGE (2005-2010)

Verbruiksjaar 2005 2006 2007 2008 2009 2010


Bedragen exclusief btw

Eenheidsprijs (euro/VE) 26,42 27,19 30,32 33,86 34,92 34,88

Tarief bijdrage (euro/m) 0,6605 0,6798 0,7580 0,8465 0,8730 0,8720

Het gemeentelijk toezicht


De gemeentelijke saneringsovereenkomsten beoordelen en hierover advies geven
Op gemeentelijk vlak inventariseerde de Economisch Toezichthouder in de eerste plaats de verschillende saneringscontracten. De decretale omschrijving van deze gemeentelijke contracten is vaag. Daarom werkte de Economisch Toezichthouder in 200552 mee aan een modelcontract. De meeste contracten zijn qua opbouw gebaseerd op dit model. Desondanks zijn de contracten allesbehalve uniform door het weglaten, toevoegen en wijzigen van onderdelen tijdens de onderhandelingen tussen de gemeentelijke rioolbeheerder of gemeente en de drinkwatermaatschappij. Uit een - recent opgestarte en nog niet afgeronde - kwalitatieve controle van de saneringscontracten blijkt dat de contracten nog te dikwijls lacunes vertonen. Voorbeelden van gebreken zijn: de afwezigheid van bepalingen over de aanrekening van bijdrages aan bedrijven en landbouwers; de afwezigheid van de toegepaste vrijstellingen in het contract; een te algemene omschrijving van de uit te voeren activiteiten en rechten en plichten van de contractpartijen.

Hoewel de drinkwatermaatschappijen zich er via het protocol met de Economisch Toezichthouder toe verbinden om de contracten en contractwijzigingen aan de Economisch Toezichthouder te bezorgen, verloopt de inventarisering moeizaam. De Economisch Toezichthouder is daardoor verplicht de gegevens van de drinkwatermaatschappijen aan te vullen met informatie die ze op het internet en in brochures terugvindt of die ze zelf opvraagt aan de gemeenten. Dit maakt de informatievergaring erg arbeidsintensief.

52 In 2005 probeerde de Economisch Toezichthouder vruchteloos om een standaardcontract in te voeren. Ook de VVSG

48

FIGUUR 11: OVERZICHT VAN DE GEMEENTELIJKE SANERINGSCONTRACTEN (2010)

Niet alle saneringscontracten beschrijven de n-n relatie tussen een individuele gemeente en bv. een intercommunale. Vaak worden de afspraken voor verschillende gemeenten gebundeld in n contract. Dit is onder meer het geval wanneer gemeenten toetreden tot Riobra. Het afsluiten van contracten op gemeentelijk vlak verliep traag maar gestaag. Eind 2010 hebben alle gemeenten, op Baarle-Hertog na, een overeenkomst afgesloten (zie figuur 11). Vijf jaar na de reorganisatie van de watersector is de gemeentelijke rioleringsmarkt echter nog altijd in beweging. Tabel 13 geeft de algemene evolutie weer van het aantal saneringscontracten in de periode 2005-2010 en tabel 14 toont de evolutie voor de verschillende rioolbeheerders. Sinds 2005 werden door verschillende gemeenten die officieel zelf het rioolbeheer doen een concessieovereenkomst met Aquafin afgesloten (via openbare aanbesteding). Zo zijn er vandaag van de 138 contracten waarin de gemeente als rioolbeheerder wordt aangeduid toch 13 gemeenten die via een concessie een deel of het volledige rioolbeheer door Aquafin laten uitvoeren.

TABEL 13: EVOLUTIE VAN HET AANTAL GEMEENTELIJKE SANERINGSCONTRACTEN (2005-2010)

2005 Gemeente doet rioolbeheer zelf DWM staat in voor rioolbeheer Intergemeentelijk samenwerkingsverband staat in voor rioolbeheer Een derde DWM staat in voor rioolbeheer TOTAAL 201053 145 10 6 4 165

2006 171 21 7 7 206

2007 181 30 7 7 225

2008 174 31 7 7 219

2009 152 33 10 8 203

201053 138 51 10 7 206

53 Hoewel er 120 gemeenten zelf het rioolbeheer doen, zijn er in 2010 138 contracten voorhanden. Dit omdat gemeenten meerdere contracten kunnen afsluiten.

Economisch Toezicht 2005-2010

49

TABEL 14: EVOLUTIE VAN HET RIOOLBEHEER (2005-2010)

2005 Gemeente* Riant (AWW-Aquafin) HidroRio (Pidpa) HidroSan (Pidpa) HidroGem (Pidpa) HidrIBA (Pidpa) Aquario (TMVW) Vivaqua IWVA Riobra Interaqua WVEM Infrax West IVEG RioP (VMW Aquafin) Geen overeenkomst TOTAAL
* inclusief concessie overeenkomsten

2006 154 8 9 0 0 0 46 6 3 23 30 0 0 0 29 308

2007 161 12 12 2 0 0 46 6 3 24 30 0 0 0 12 308

2008 164 12 14 3 0 0 48 6 3 24 32 0 0 0 2 308

2009 140 12 16 3 0 0 48 6 3 24 33 18 3 0 2 308

2010 120 13 17 6 2 1 49 6 3 24 34 18 3 11 1 308

130 4 0 0 0 0 39 4 3 23 29 0 0 0 76 308

Algemeen kan uit deze cijfers worden afgeleid dat: niet alle gemeenten even bereid waren een contract af te sluiten. Een dergelijk contract is noodzakelijk om de verantwoordelijkheden tussen de gemeente en de drinkwatermaatschappij te duiden, maar is niet wettelijk verplicht; eind 2010 alle gemeenten, behalve Baarle-Hertog, een beroep doen op de drinkwatermaatschappijen. 120 gemeenten doen dit alleen voor de financiering; tot 2008 ongeveer de helft van de gemeenten zelf instaat voor zijn rioolbeheer. Dit aantal daalt vanaf 2009 doordat steeds meer gemeenten kiezen voor een overeenkomst met een intercommunale of drinkwatermaatschappij; steeds meer gemeenten een beroep doen op de in hun gebied actieve drinkwatermaatschappij en intercommunale.

Toezicht op de tarieven voor de gemeentelijke bijdrage en vergoeding


Sinds de invoering van de saneringsplicht maken steeds meer gemeenten gebruik van de mogelijkheid om extra financile middelen voor de aanleg en het onderhoud van de saneringsinfrastructuur te verzamelen via de gemeentelijke bijdrage en vergoeding. De totale gefactureerde gemeentelijke bijdrage steeg sterk in de periode 2007-2009 van 150,9 miljoen euro tot 238,9 miljoen euro, een stijging van 58,25%. Drinkwatermaatschappijen houden zich hierbij aan de maximaal toegelaten tarieven. Het gemeentelijk tarief is immers beperkt in functie van het bovengemeentelijke tarief. Wel is er de laatste jaren een duidelijke evolutie merkbaar naar de toepassing van dit maximaal toegelaten gemeentelijke tarief. Met het oog op de financiering van de afvalwatersanering op gemeentelijk vlak is dat een belangrijke vaststelling. Tabel 15 geeft de evolutie weer van de gemeentelijke tarieven voor de gezinnen, terwijl de hoogte van de bijdrage per gemeente aangegeven wordt in figuur 12.

50

De gemeentelijke tarieven Om een oordeel te kunnen vellen over de wettelijkheid van de toegepaste gemeentelijke tarieven, moeten de drinkwatermaatschappijen hun tarieven bij elke wijziging en minstens aan het begin van elk jaar aan de Economisch Toezichthouder bezorgen. Hoewel de afspraken hierover protocollair vastliggen, verloopt de gegevensuitwisseling niet vlekkeloos. Daarom maakt de Economisch Toezichthouder ook gebruik van andere informatiebronnen. Bij gebrek aan sanctioneringbevoegdheid kan de Economisch Toezichthouder deze informatie niet bij de drinkwatermaatschappijen afdwingen. De Economisch Toezichthouder stelt op zijn website een gebruiksvriendelijke tool ter beschikking waarmee iedere burger zijn drinkwaterfactuur kan narekenen54.

TABEL 15: EVOLUTIE GEMEENTELIJKE TARIEVEN (2005-2010)

Aantal gemeenten Gemeentelijke bijdrage < bovengemeentelijke bijdrage Gemeentelijke bijdrage = bovengemeentelijke bijdrage Gemeentelijke bijdrage > bovengemeentelijke bijdrage < maximum Maximaal tarief

2005 7 67 30 1

2006 88 37 37 0 201055

2007 51 99 65 40

2008 44 53 127 70

2009 38 29 118 117

201055 32 21 50 202

FIGUUR 12: TARIEVEN GEMEENTELIJKE BIJDRAGE

54 www.vmm.be (zoekterm: drinkwaterprijs). 55 Eind 2010 hebben alle gemeenten een contract, behalve Baarle-Hertog. In 2010 waren er 3 gemeenten waar nog geen bijdrage aangerekend werd.

Economisch Toezicht 2005-2010

51

Per gemeente inventariseerde de Economisch Toezichthouder de manier waarop de gemeentelijke saneringskosten worden doorgerekend aan de grootverbruikers. Daaruit blijkt dat de berekeningswijzen bij de drinkwatermaatschappijen sterk verschillen. Alle drinkwatermaatschappijen brengen het gebruikte volume water in rekening. Maar in sommige gemeenten wordt dit aangevuld met de geloosde vuilvracht, waardoor er per grootverbruiker een individueel tarief ontstaat. Andere variaties zijn degressieve tariefstructuren, met of zonder aftopping van het tarief tot op het niveau van het gezinstarief. Door deze diversiteit verschilt de uiteindelijke kostprijs voor het afvoeren van afvalwater bij grootverbruikers sterk van gemeente tot gemeente, ook al gaat het om eenzelfde dienst. Een transparant overzicht van de eenheidstarieven per gemeente is daarom niet vanzelfsprekend. Om duidelijkheid te scheppen in de verschillende berekeningsmethoden, deelde de Economisch Toezichthouder de Vlaamse situatie op in een aantal thematische kaarten. Deze kaarten geven een inzicht in de per gemeente gebruikte berekeningswijze weer. De Economisch Toezichthouder streeft naar een uniforme tariefstructuur voor bedrijven. Daarvoor onderhandelt ze met de drinkwatermaatschappijen en de andere actoren in de sector van het rioolbeheer. In het protocol zijn al afspraken opgenomen over de bedrijfstarieven, maar die laten te veel ruimte om tot een uniforme tariefstructuur te komen. Meer informatie over de gemeentelijke contracten en de toegepaste tarieven op gemeentelijk vlak is te vinden op de website van de VMM56.

FIGUUR 13: UNIFORME TARIEVEN VOOR BEDRIJVEN (2010)

56 www.vmm.be (zoekterm: drinkwaterprijs)

52

FIGUUR 14: INDIVIDUELE TARIEVEN VOOR BEDRIJVEN (2010)

Het financieringsmodel De Economisch Toezichthouder moet de redelijkheid van de gemeentelijke tarieven toetsen aan de wettelijke voorwaarden. Daartoe maakt hij gebruik van het rapporteringsinstrument en het gemeentelijk financieringsmodel.

De Economisch Toezichthouder ontwikkelde het financieringsmodel om de nood aan financile middelen op gemeentelijk vlak per gemeente in kaart te brengen. Het model plaatst voor alle Vlaamse gemeenten, op basis van een aantal uitgangspunten (over prijzen, investeringen, exploitatie, timing en inkomsten), de saneringsgerelateerde inkomsten tegenover de saneringsuitgaven. Op basis van die informatie, en getoetst aan verschillende scenarios, verkrijgt de Economisch Toezichthouder zo per gemeente en/of per gemeentelijke rioolbeheerder zicht (met visualisatie op kaarten) op welke middelen een gemeente nog moet voorzien om de Europese norm in 2027 te halen. Op basis daarvan kan een gemeente haar financieringsstrategie aanpassen. De resultaten van deze oefening kunnen geraadpleegd worden in het rapport Financiering noodzakelijke saneringsinfrastructuur gemeenten57.

De Economisch Toezichthouder wil met deze toepassing niet enkel voor zichzelf bepalen welke financile inspanningen op gemeentelijk niveau nog nodig zijn, maar ook aan elke individuele gemeente en aan de rioolbeheerders de nodige informatie geven over hun financieringsbehoefte en de mogelijkheid bieden om simulaties uit te voeren om financieringsstrategien te ondersteunen. Wel houdt de Economisch Toezichthouder de betaalbaarheid van het drinkwater in het oog. Een financieringsplan opstellen dat financile tekorten volledig of grotendeels verhaalt op gezinnen en bedrijven waardoor het drinkwater onbetaalbaar wordt, is niet de bedoeling. Ook van de gemeente zelf verwacht de Economisch Toezichthouder een financile tussenkomst. De saneringsbijdrage is immers gentroduceerd om aan de gemeenten bijkomende middelen te verschaffen om hun saneringsinfrastructuur uit te bouwen en te beheren. Het rapport bevat ten slotte een aantal aanbevelingen om de financiering in goede banen te leiden.
57 www.vmm.be (zoekterm: financiering saneringsinfrastructuur).

Economisch Toezicht 2005-2010

53

Controle op de aanrekening van de gemeentelijke bijdrage aan de abonnees en van de gemeentelijke vergoeding aan de eigen waterwinners
Onderzoek naar de correcte aanrekening van de bijdrage De wettelijke voorschriften, het protocol dat de Economisch Toezichthouder bekendmaakt, vormen op gemeentelijk vlak het normeringskader waarbinnen drinkwatermaatschappijen kunnen werken. Dit kan, indien noodzakelijk, aangevuld worden met een aantal aanbevelingen ter verduidelijking. De Economisch Toezichthouder oefent zijn toezicht op de eigenlijke aanrekening van de gemeentelijke bijdrage en vergoeding voornamelijk uit door een continue opvolging van de gefactureerde bedragen. Ook had het onderzoek naar de aanrekening van de saneringsbijdrage dat de Economisch Toezichthouder in 2008 verrichtte bij de drinkwatermaatschappijen, gedeeltelijk betrekking op de gemeentelijke bijdrage. Onderzoek naar de wijze waarop de gemeentelijke vergoeding aan eigen waterwinners (klein- en grootverbruikers) aangerekend werd, leerde onder andere dat deze aanrekening onvoldoende duidelijk en consistent doorgevoerd werd. Vooral de gebrekkige informatieverstrekking en de onterechte doorverwijzing naar de Economisch Toezichthouder door de drinkwatermaatschappijen maakten het voor de betrokkenen onoverzichtelijk. Dit onderzoek resulteerde trouwens in een rapport over de wijze van aanrekening van de gemeentelijke vergoeding58. Ook dient opgemerkt dat een volledig en vlot toezicht op de aanrekening van de gemeentelijke bijdragen en vergoedingen vaak bemoeilijkt wordt door tegenstrijdige, laattijdige of ontbrekende informatie.

Evaluatie van de bijdrage De Economisch Toezichthouder beoordeelt de informatie m.b.t. de bijdrage die door de drinkwatermaatschappijen verplicht wordt aangeleverd en rapporteert hierover. De evaluatie en analyse van de gefactureerde gemeentelijke bijdrage en vergoeding in de periode 2006-2009 werd beschreven in het rapport Evaluatie bovengemeentelijke en gemeentelijke bijdrage 2008/200959.

Toezicht op de kostenefficintie van rioolbeheerders


Behalve het toezicht op de aanrekening van de gemeentelijke bijdrage en vergoeding houdt de Economisch Toezichthouder de laatste jaren ook meer toezicht op de kostenefficintie en aanwending van de gemeentelijke bijdragen en vergoedingen door de rioolbeheerders. Tot 2007 had de Economisch Toezichthouder echter geen gedetailleerde informatie over de opbrengsten en kosten van het gemeentelijk rioolbeheer, noch over de investeringsprojecten. Daarom werd, in nauwe samenwerking met enkele proefgemeenten en in overleg met de drinkwatermaatschappijen, intercommunale rioolbeheerders en VVSG, een rapporteringsinstrument ontwikkeld. Dit rapporteringsinstrument vraagt rechtstreeks informatie over de opbrengsten en kosten van het gemeentelijk rioolbeheer en over het verloop van de investeringsprojecten op. Het is een invulformulier waarin de gemeentelijke rioolbeheerder en/of de drinkwatermaatschappijen60 volgende informatie moeten invullen: de opbrengsten, zijnde de gemeentelijke bijdragen, vergoedingen, subsidies, inkomsten vanuit aansluitingen en belastingen en tot slot de bijpassingen door de gemeenten uit de algemene middelen; de kosten, zijnde de kosten voor investeringen en exploitatie, aanmoedigingssubsidies en inventarisatie- en/of modelleringkosten.

Met deze rapportering gaat de Economisch Toezichthouder na hoe de saneringsopbrengsten uit verschillende bronnen worden gebruikt en plaatst hij de opbrengsten tegenover de kosten die gemaakt worden voor de inzameling en kleinschalige zuivering van het afvalwater en de opvang van hemelwater.
58 www.vmm.be (zoekterm: aanrekening gemeentelijke vergoeding). 59 www.vmm.be (zoekterm: evaluatie bovengemeentelijke en gemeentelijke bijdrage). 60 www.vmm.be (zoekterm: rapporteringsinstrument)

54

Bij de invoering van het rapporteringsinstrument in 2008 werden informatiesessies georganiseerd in de vijf provincies. Ook kreeg het instrument ruime aandacht in de nieuwsbrieven en op de website van de VMM. De gemeentelijke rioolbeheerders werden ook ondersteund bij de invulling ervan. De Economisch Toezichthouder gaf advies over de wijze waarop bepaalde kosten voor de rapportering opgesplitst worden. De boekhouding van de gemeenten is immers niet afgestemd op het rapporteringsinstrument. Zo wordt er nog hoofdzakelijk met een budgettaire boekhouding gewerkt, leningen worden geconsolideerd en aangegaan bij algemene liquiditeitstekorten. Vaak worden de gemaakte kosten, bv. de tijdsbesteding van het technisch personeel en het verbruik van grondstoffen en materialen voor onderhoud en herstellingen, niet apart geregistreerd. Op aandringen van de gemeenten tijdens de informatiesessies werd ook geopteerd om de eerste jaren de (goedgekeurde) vorderingsstaten van de aannemers (uitgaven) te registreren om de investeringsinspanningen weer te geven. Vanaf 2010 (rapportering over het jaar 2009) werd dit gewijzigd in afschrijvingskosten van de gemeentelijke rioleringsinvesteringen. Op die manier worden de investeringskosten beter gespreid over de jaren (doorgaans 50 jaar) en wordt er volledig conform het principe van dubbelboekhouden gerapporteerd. Een bijkomend gevolg is dat de hoogte van het gehanteerde gemeentelijk saneringstarief in dat jaar gevalueerd kan worden.

TABEL 16: DEKKINGSRATIOS VOOR DE BIJDRAGE EN VERGOEDING TEN OPZICHTE VAN DE EXPLOITATIEKOST EN DE TOTALE KOST

Regio met deelnemingspercentage Vlaanderen (69%) Antwerpen (67%) Limburg (80%) Oost-Vlaanderen (75%) Vlaams-Brabant (72%) West-Vlaanderen (55%)

Netto bijdrage en vergoeding t.o.v. exploitatie 3,13 3,40 3,13 2,64 3,53 3,06

Netto bijdrage en vergoeding t.o.v. totale kost 0,63 0,89 0,83 0,49 0,49 0,53

Totale opbrengst t.o.v. totale kost 0,79 1,05 1,08 0,65 0,61 0,65

Exploitatiekost (mln. ) 49,19 14,54 8,44 11,29 6,02 8,90

Totale Kost (mln. ) 243,76 55,75 31,70 61,46 43,11 51,74

Uit een eerste voorzichtige analyse op basis van de rapportering over 2007 en 200861 volgen enkele opvallende, maar voorlopige conclusies voor de deelnemende gemeenten (zie ook tabel 16): de opbrengsten uit de gemeentelijke saneringsbijdrage en -vergoeding volstonden in 2007 en 2008 om de exploitatiekosten te dekken62. Uit de gerapporteerde gegevens kan de Economisch Toezichthouder nog niet afleiden of de gemeenten voldoende middelen uittrokken voor een degelijke exploitatie van het gemeentelijk rioleringsnet; de totale opbrengsten, zijnde de saneringsbijdragen en -vergoedingen, de gewestelijke subsidies, de opbrengsten van rioleringsaansluitingen en eventuele extra rioolbelastingen, dekken 79% van de totale saneringskosten; de bijdrage en vergoeding dekken meer dan de helft (63%) van de totale gemeentelijke saneringskosten; momenteel zijn de gegevens nog te jaargebonden om een meer diepgaande analyse te kunnen uitvoeren.

Over het werkjaar 2008 ontving de Economisch Toezichthouder 218 rapporten. Van deze gemeenten waren er 146 aangesloten bij een intercommunale of een drinkwatermaatschappij.

61 Rapporteringsinstrument: eerste analyses en Resultaten rapporteringsinstrument 2008. De resultaten m.b.t. de rapportering 2009 worden begin april 2010 gepubliceerd. 62 Exploitatie betekent het dagelijks onderhoud, herstel, de eventuele elektriciteitskosten en de kosten voor het personeel van rioolbeheer, dus exclusief vervangingsinvesteringen.

Economisch Toezicht 2005-2010

55

Gemeenten die zelf instaan voor hun rioolbeheer zijn weinig geneigd om mee te werken aan de bevraging. Ze zijn niet verplicht om het rapporteringsinstrument in te vullen. Omdat ongeveer de helft van de gemeenten nog zelf het rioolbeheer uitvoert, betekent dit dat de Economisch Toezichthouder een groot deel van Vlaanderen onvoldoende kan controleren.

De keuze voor een rapportering door de gemeentelijke rioolbeheerders en drinkwatermaatschappijen, is een logische en pragmatische keuze. Alle intercommunale rioolbeheerders en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden rapporteren inmiddels over de bij hen aangesloten gemeenten. Er werden afspraken gemaakt om de uniformiteit van de gegevens te optimaliseren

Kostentoerekening
Vergelijking van drinkwaterprijzen
De Economisch Toezichthouder heeft een vergelijkende studie uitgevoerd naar de kostprijs van drinkwater in Vlaanderen en in een aantal Europese landen: de ons omringende landen, met name Duitsland, Nederland, Engeland en Frankrijk en aangevuld met een aantal minder gebruikelijke landen zoals Portugal, Zweden, Tsjechi en Oostenrijk. Ook de kostprijs in het Brusselse en het Waalse Gewest werd in de vergelijking opgenomen. De studie vergeleek de tariefstructuren die men in de verschillende Europese landen hanteert. Daarnaast werd ook de gemiddelde kostprijs van het drinkwater per land of regio onder de loep genomen. Ten slotte keek de studie naar verschillen in vrijstellingsregelingen. De kostprijs van water bevat steeds 3 componenten: de kostprijs van drinkwaterproductie en levering; de kostprijs van de riolering, die overeenkomt met de gemeentelijke bijdrage en vergoeding; de kostprijs van zuivering, wat vertaald wordt in de bovengemeentelijke bijdrage.

Uit de vergelijking van de kostprijs van drinkwater in Vlaanderen met een aantal Europese landen (zie ook tabel 17) bleek dat Vlaanderen zich met een gemiddelde kostprijs van 315 euro per jaar en per gezin, in de middenmoot van de onderzochte landen bevindt. Nederland en Duitsland rekenen, met een gemiddelde totaalkost van 500 euro per jaar, het meeste aan. De kostprijs van water voor bedrijven volgt ongeveer dezelfde verhoudingen. Voor bedrijven is Engeland het duurste land.

De aanrekening gebeurt in de meeste landen op basis van de verbruikte hoeveelheid water. Meestal wordt een variabele bijdrage voor de levering van drinkwater, op basis van het waterverbruik, gekoppeld aan een vast tarief (in euro/m). Vaak wordt ook een vaste bijdrage aangerekend (bv. abonnementsgeld). Voor de afvalwaterdiensten is dit laatste minder gebruikelijk. Doorgaans werken landen met tariefblokken waarbij het tarief stijgt bij een hoger verbruik. Alleen in Frankrijk (hier alleen voor bedrijven), Engeland en Vlaanderen komen dalende tariefblokken voor.

56

De meeste landen passen een gelijkaardige tariefstructuur toe voor bedrijven en gezinnen. Voor de vrijstellingen toont de studie aan dat Vlaanderen een vrij uitgebreide vrijstellings- en reductieregeling heeft (ecologische vrijstelling voor zelfzuiveraars, sociale vrijstellingen/reducties en economische vrijstellingen/reducties) in vergelijking met de overige Europese landen. Dit zowel voor de gezinnen, als voor de grootverbruikers. Klimatologische en geografische vrijstellingen of reducties worden (tot nu toe) in geen enkel land toegepast.

TABEL 17: DE GEMIDDELDE KOSTPRIJS VAN WATER VOOR EEN GEMIDDELD VLAAMS GEZIN IN DE VERSCHILLENDE LANDEN (IN )63

Drinkwater productie en levering Vlaanderen Brussel Walloni Nederland Engeland Frankrijk Duitsland Portugal Tsjechi Zweden Oostenrijk 162 154 238 184 153 168 254 96 nv nv 155

Riolering 65 9-47 83 153 205 153 279 28 nv nv 187

Zuivering 88 37 nv 175 nv nv nv nv nv nv nv

Totaal 315 nv 320 511 358 321 533 124 231 382 342

% Totaal t.o.v. Nationaal Inkomen 1,58% nv 1,77% 2,46% 1,59% 1,74% 3,09% 1,25% 3,76% 1,92% 1,68%

De Economisch Toezichthouder analyseert ook elk jaar de drinkwaterprijzen in Vlaanderen64. Uit de resultaten blijkt dat die sterk variren van gemeente tot gemeente. Drinkwater is in 2010 het goedkoopst in Tessenderlo (2,20 euro/m) en het duurst in Kraainem en Linkebeek (3,63 euro/m). In gemeenten waar geen gemeentelijke bijdrage wordt aangerekend zoals Baarle-Hertog (1,99 euro/m), is de drinkwaterfactuur het goedkoopst.

Bovengemeentelijke kostentoerekening
Omdat de kaderrichtlijn Water de toepassing van het de vervuiler betaalt-principe oplegt, wordt nagegaan of de huidige kostenterugwinning verder onderbouwd of verfijnd moet worden om een redelijk aandeel in de kosten voor collectering en zuivering van afvalwater aan de gebruikers te kunnen aanrekenen.

Om het kostenterugwinningsbeginsel af te toetsen werd onderzocht hoe de kosten verdeeld zijn over de verschillende kostendragers. Op basis daarvan kan dan een bijsturing van de verdeling van de kosten over de verschillende doelgroepen (gezinnen, bedrijven en landbouwsector) gebeuren. De Economisch Toezichthouder heeft een methodologie65 uitgewerkt voor de bepaling van het aandeel van de industrie, de landbouw en de gezinnen in de totale bovengemeentelijke saneringskost.

63 Vergelijking van de kostprijs van waterlevering en afvalwaterzuivering voor de gebruikers in verschillende Europese landen, Arcadis in opdracht van VMM, 2008. 64 www.vmm.be (zoekterm: drinkwaterprijs). 65 Kostentoerekening van bovengemeentelijke saneringskosten in Vlaanderen, Agro Business Consultancy nv in opdracht van VMM, 2008.

Economisch Toezicht 2005-2010

57

Er is een onderscheid gemaakt tussen het transport via de collectoren en de zuivering in de afvalwaterzuiveringsinstallaties. Bij het transport blijkt het volume afvalwater de kostendrijver te zijn, terwijl bij de zuivering zowel het volume als de kwaliteit van het afvalwater bepalend is voor de kostprijs. Verder toonde de studie aan dat bijna 40% van de kosten op bovengemeentelijk vlak tot nu toe niet rechtstreeks toewijsbaar zijn aan een doelgroep. In de studie worden de niet toewijsbare kosten opgenomen in een black box. Aan de hand van de methodologie werden een aantal scenarios uitgewerkt voor de verfijning van de doorrekening van de bovengemeentelijke saneringskost, inclusief de black box. Een mogelijk scenario is dat alle exploitatiekosten en vervangingsinvesteringen proportioneel worden doorgerekend aan de verschillende doelgroepen en dat de kosten voor de initile investeringen door het Vlaamse Gewest worden gedragen. Een andere mogelijkheid is het gebruik van een black box. Dit wil zeggen dat alle kosten die de Economisch Toezichthouder niet kan toewijzen, ten laste komen van het Vlaamse Gewest. Een variant daarop is dat de Economisch Toezichthouder de black box verdeelt over de doelgroepen. Omdat de uitgewerkte methodologie voor de bovengemeentelijke kostentoerekening gebaseerd is op berekeningen die gebruik maken van een voortschrijdend gemiddelde over een periode van 3 jaar, kunnen de verwerkte cijfers jaarlijks geactualiseerd en verfijnd worden.

Gemeentelijke kostentoerekening

Opdat ook een redelijk aandeel in de kosten voor collectering van afval- en hemelwater en de (kleinschalige) zuivering van afvalwater doorgerekend zou worden aan de gebruikers, moet ook hier onderzocht worden of de huidige kostenterugwinning verder onderbouwd en verfijnd moet worden. De Economisch Toezichthouder heeft de gemeentelijke saneringskosten en kostendrijvers onderzocht66 en nagegaan in welke mate die kosten aan de verschillende gebruikers toegewezen kunnen worden. Zo kon, op basis van deze informatie, een gedegen methodologie tot kostentoerekening worden ontwikkeld. De kostenbepalende factor bleek het dimensioneren van de riolering te zijn. Gezien de verschillende gebruikers geen rechtstreekse impact hebben op de kosten verbonden aan dit dimensioneren, wordt het solidariteitsprincipe onder de verschillende doelgroepen toegepast. Een andere belangrijke vaststelling uit het onderzoek is dat de huidige kostentoerekening, die gebeurt onder de vorm van een bijdrage per m gebruikt leidingwater of geloosd afvalwater, de realiteit slechts beperkt weergeeft. Naast afvalwater stroomt immers ook een groot volume aan hemelwater en een groot volume aan infiltratie- en ander parasitair water door de gemeentelijke saneringsinfrastructuur. Een toerekening van de gemeentelijke saneringskosten op basis van enerzijds een afvalwatercomponent en anderzijds een hemelwatercomponent lijkt dan ook een verder te onderzoeken piste.

66 Uitwerken van een methodologie voor de kostentoerekening van de gemeentelijke sanering. Van Dijk Management Consultants in opdracht van VMM, 2010.

58

Economisch Toezicht 2005-2010

59

4
Toekomstvisie
Een doelmatige afvalwatersanering tegen de laagst mogelijke kost door toezicht op de kostenefficinte aanwending van de beschikbare middelen en een beleidsvisie over de kostenaanrekening

Toekomstvisie
Ondanks de vele inspanningen van zowel burgers, bedrijven en landbouwers enerzijds en de overheid anderzijds moet ook in de nabije toekomst nog veel genvesteerd worden in het verder uitbouwen van het gemeentelijk rioleringsstelsel, de bouw van IBAs en kleinere RWZIs en de optimalisatie van de bestaande RWZIs. Een toenemend saneringspatrimonium brengt onvermijdelijk hogere onderhoudskosten met zich mee. Bovendien moet tijdig aandacht besteed worden aan vervangingsinvesteringen. M.a.w. ook in de toekomst is er nog veel geld nodig om het afvalwater op een verantwoorde manier te saneren en bij te dragen tot de goede kwaliteit van de oppervlaktewateren in Vlaanderen. Tegelijkertijd moet ook de betaalbaarheid van de integrale waterfactuur gegarandeerd blijven.

Een doelmatige afvalwatersanering aanbieden tegen de laagste kost blijft het streefdoel voor de Economisch Toezichthouder. Om dit te bereiken voorziet de Toezichthouder een optimalisatie van de reeds ontwikkelde instrumenten, met bijzondere aandacht voor de kostenefficintie en voor de afwezigheid van kruissubsidies bij de verschillende actoren. De ontwikkeling van indicatoren die een objectieve beoordeling toelaten staat hierbij centraal, net zoals een strikt normenkader gekoppeld aan voldoende handhavingsinstrumenten voor de Toezichthouder zelf. Een kostenefficinte aanwending van de beschikbare middelen en een beleidsvisie over het aandeel van de doorgerekende kosten aan de gebruikers en de wijze van aanrekening, zijn de basis voor een betaalbare waterfactuur. De Economisch Toezichthouder zal hiertoe verder onderzoek voeren naar de kostendrijvers en de financile noden alsook voorstellen formuleren over de kostenaanrekening ten aanzien van de verschillende doelgroepen, uitgaand van het beginsel van de vervuiler betaalt en rekening houdend met sociale en economische beperkingen. Voor de bedrijven wordt eveneens een oplossing uitgewerkt om de kostenaanrekening verder te stroomlijnen. De wijze waarop het economisch toezicht gevoerd wordt en de bevindingen zullen voornamelijk gecommuniceerd worden via de nieuwsbrief en de website van de VMM.

Een georganiseerd en doeltreffend Economisch Toezicht vanuit de overheid moet garant staan voor een doelmatige aanwending van deze middelen en moet de afwezigheid van kruissubsidies maximaal waarborgen. Op bovengemeentelijk vlak heeft het Vlaamse Gewest de uitvoering van de afvalwatersanering al sinds 1991 aan een private partner toevertrouwd, m.n. Aquafin, en sinds de reorganisatie van de watersector in 2005 volgen ook de gemeenten om hun rioleringstaken toe te vertrouwen aan drinkwatermaatschappijen of rioolbeheerders. Dit toezicht moet enerzijds zowel de politieke overheden als de burgers voorzien van objectieve informatie over de collectieve afvalwatersanering en de betrokken actoren. Anderzijds moet de Economisch Toezichthouder de aanwending van gemeenschapsgeld verifiren zodat enkel die maatregelen genomen worden die een effect hebben, zodat bv. niet gebouwd wordt om te bouwen of alleen dure oplossingen uitgevoerd worden. Tot slot wenst de Toezichthouder waar mogelijk de maatschappelijke effectiviteit van de betrokken actoren te verhogen via specifieke methodologien. Afgelopen vijf jaar is sterk genvesteerd in het ontwikkelen van een stevig fundament om een doelmatig economisch toezicht uit te bouwen. Het uitgangspunt daarbij is een maximale kwaliteit garanderen tegen de laagst mogelijke kost. De basis voor het economisch toezicht is gelegd en zal nu verder worden uitgewerkt. Daarom zal de Economisch Toezichthouder de ontwikkelde processen en instrumenten verder optimaliseren. Belangrijk is ook dat de bevindingen van de Economisch Toezichthouder vertaald worden in aanbevelingen om eventuele tekortkomingen weg te werken en om een correcte en klantvriendelijke dienstverlening door de betrokken actoren te verzekeren. Eens geformuleerd moet de wijze waarop de actoren met deze aanbevelingen omgaan worden opgevolgd. Hierin hebben alle betrokken actoren

62

een verantwoordelijkheid: de Vlaamse Regering, de minister van Leefmilieu, de Economisch Toezichthouder, Aquafin, de gemeenten en rioolbeheerders en de drinkwatermaatschappijen. De Toezichthouder blijft ook investeren in de eigen kwaliteitszorg door permanente opleiding van de teamleden, door ontwikkeling van databanken die zo veel mogelijk publiek toegankelijk gesteld worden, door informatie via verschillende kanalen te verspreiden en uiteraard door haar eigen processen en procedures continu te evalueren. Een doelmatig toezicht vereist ten slotte ook voldoende handhavingsinstrumenten. Momenteel ontbreken deze echter volledig. Ook het Rekenhof oordeelde dat de Economisch Toezichthouder slagkracht ontbeert bij gebrek aan een duidelijk regelgevend en beleidsmatig kader met normen voor zijn diverse toezichttaken, een afdwingbaar recht op informatie en bijhorende sanctioneringsbevoegdheid. In 2009 voerde het Rekenhof immers onderzoek naar de wijze waarop het economisch toezicht op de financiering van de waterzuivering ontplooid werd in de afgelopen jaren67. In het rapport zijn eveneens een aantal aanbevelingen geformuleerd waaraan de Economisch Toezichthouder in de komende jaren gevolg zal geven.

De bovengemeentelijke saneringskosten (Aquafin)


Meer concreet beoogt de Economisch Toezichthouder op bovengemeentelijk vlak een stringent toezicht op de werkingskosten van Aquafin via een normenkader. Dit normenkader en de hieraan gekoppelde indicatoren zullen als referentie dienen bij het opstellen van het budget en de beoordeling van de gemaakte kosten op hun redelijkheid. Het limiteren van het beschikbare budget biedt de meeste waarborgen om de afvalwatersanering betaalbaar te houden. Een budget opgesteld aan de hand van referentiegegevens zal bovendien een vlottere en meer onderbouwde beoordeling van de gemaakte kosten toelaten. Op het vlak van exploitatie wil de Economisch Toezichthouder kostenefficintie bereiken door het vergelijken van de RWZIs die in beheer zijn van Aquafin. Op langere termijn kan ook aandacht besteed worden aan vergelijkingen met het buitenland en andere gewesten. Een aangepaste beheersovereenkomst, waarbij Aquafin wordt vergoed in functie van de bereikte resultaten, is ook mogelijk om de kostenefficintie te verhogen. Daarom zal de Economisch Toezichthouder ook onderzoek verrichten naar mogelijke vergoedingsmodellen waarin zowel de economische als de ecologische resultaten een gelijkwaardige plaats innemen. Deze werkwijze zorgt voor een efficint toezicht zonder te vervallen in een te detaillistisch onderzoek. En van de uitgangspunten van de Economisch Toezichthouder is de optimale besteding van tijd en middelen. Onder meer vanuit dit gegeven wenst de Economisch Toezichthouder te streven naar een wisselwerking met de interne auditor van Aquafin zodat het toezicht zich voor een aantal activiteiten kan concentreren op systemen en processen en de feitelijke inhoud niet langer het primaire object van de controle is. Essentieel in het toezichtproces is evenwel voldoende transparantie en het efficint ter beschikking stellen van gevalideerde gegevens. Verfijningen en aanpassingen van de bestaande beheersovereenkomst moeten eventuele twistpunten verhelpen. Zo ontplooit Aquafin momenteel activiteiten op de commercile markt, maar wil zij daarover geen informatie meedelen aan de Economisch Toezichthouder. Daardoor is toezicht op de afwezigheid van kruissubsidies niet altijd mogelijk. Het toezicht op de investeringsprojecten zal versterkt worden door de projecten meer gedocumenteerd te definiren en betere eenheidsprijzen te hanteren bij de initile raming van de projecten. Ook tijdens de uitvoering van de projecten zijn een aantal maatregelen genomen om eventuele bijkomende of hogere kosten te stroomlijnen binnen de voorziene jaarlijkse investeringsbudgetten.

67 www.rekenhof.be

Economisch Toezicht 2005-2010

63

De gemeentelijke saneringskosten (gemeentelijke rioolbeheerders)


Voor het toezicht op de gemeentelijke saneringskosten opteerde de Economisch Toezichthouder voor een duaal beleid. In een eerste fase richtte de Toezichthouder zich op het verzamelen van informatie over de wijze waarop de gemeentelijke saneringsverplichting van de drinkwatermaatschappijen ingevuld wordt door: het inventariseren van de gemeentelijke saneringscontracten; een jaarlijkse rapportering over de gemeentelijke saneringskosten via het rapporteringsinstrument.

De combinatie van beide luiken geven de Economisch Toezichthouder een totaal zicht op de financile aspecten van het gemeentelijk saneringsgebeuren. Het laat de Toezichthouder ook toe om de uitbouw van het rioleringsnetwerk in de Vlaamse gemeenten op te volgen. Wel zijn de resultaten van verschillende jaren nodig om een eenduidige evaluatie over de kostenbesteding op gemeentelijk vlak te kunnen maken. De uitbouw van het gemeentelijke rioleringsnetwerk zal worden vastgelegd in de gemeentelijke uitvoeringsplannen. Op die manier worden projectrisicos geminimaliseerd en kan de Economisch Toezichthouder zich op termijn concentreren op de kostenefficintie van de rioolbeheerders door het opstellen van een sectorile benchmark. Dergelijke vergelijkingen binnen de sector moeten mogelijk zijn op basis van de informatie verzameld via de rapportering. Om een gefundeerd oordeel te kunnen vellen, moeten ook hier meerdere jaren in rekening worden genomen. Ook de gemeentelijke saneringscontracten zelf worden momenteel aan een onderzoek onderworpen omdat eerdere evaluaties te kennen gaven dat deze contracten vaak niet volledig zijn. Tot slot zal een methodologie ontwikkeld worden om de financile stromen tussen de gemeenten en de drinkwatermaatschappijen te evalueren.

De kostenaanrekening (drinkwatermaatschappijen)
Het al gevoerde onderzoek naar de aanrekening van - voornamelijk - de bovengemeentelijke bijdrage resulteerde in een aantal aanbevelingen om in eerste instantie het proces van de aanrekening van de bijdrage an sich te optimaliseren. Daarmee wordt hiermee ook een grotere uniformiteit van een aantal verwante processen, zoals de toekenning van vrijstelling van de bijdrage, bij de verschillende drinkwatermaatschappijen beoogd. Naast het opvolgen van het gevolg dat de drinkwatermaatschappijen aan deze aanbevelingen geven wenst de Economisch Toezichthouder een algemene controlemethodologie te ontwikkelen waarmee een correcte aanrekening gewaarborgd wordt. Het onderzoek bleek echter erg arbeidsintensief en - onder de huidige vorm kent het geen jaarlijkse relevantie relevantie. Zo zal bv. een vijfjaarlijkse herhaling van een dergelijke actie evenzeer een belangrijke signaalfunctie hebben voor de drinkwatermaatschappijen. Ook is een voortschrijdende beurtrol, al dan niet gekoppeld aan een prestatievergelijking tussen de verschillende drinkwatermaatschappijen, mogelijk. Bovendien moet gezocht worden naar een controleproces met een hogere betrokkenheid van de drinkwatermaatschappijen. Zo wil de Economisch Toezichthouder op termijn - deels evolueren van haar dossiergerichte kwaliteitscontroles via het steekproefonderzoek naar een toezicht op de kwaliteitscontroles uitgevoerd door de drinkwatermaatschappijen zelf. De Economisch Toezichthouder wil zich tenslotte meer profileren als toezichthouder dan als controleur. Een correcte aanrekening van de bijdrage/vergoeding vereist in de eerste plaats een correct tarief. Het vaststellen van het tarief door de drinkwatermaatschappijen valt onder het toezicht van de VMM en moet voldoen aan een aantal decretale bepalingen. De opvolging en beoordeling van vooral de verscheidenheid aan gemeentelijke tarieven voor de bedrijven dient nog verder uitgewerkt. Een verantwoorde relatie tussen de hoogte van het tarief en de saneringskosten op langere termijn is een belangrijke uitdaging die de Economisch Toezichthouder via het rapporteringsinstrument wil bereiken. Een beoordeling van de gemeentelijke tarieven vereist immers kennis over de kosten op gemeentelijk vlak, kennis die gehaald moet worden uit het gemeentelijke rapporteringsinstrument en die gekoppeld dient te worden aan de gegevens uit het financieringsmodel m.b.t. de nodige middelen op gemeentelijk vlak.

64

Het financieringsmodel zal afgestemd moeten worden op de gemeentelijke uitvoeringsplannen waarin de uitbouw van het gemeentelijk rioleringsnetwerk aangegeven wordt. Ook de informatie over de gemeentelijke projecten die niet gesubsidieerd worden door het Vlaamse Gewest dient hierin meegenomen te worden. Dit betekent eveneens dat het financieringsmodel een jaarlijkse update zal kennen. De Economisch Toezichthouder heeft eind 2010 een overleg tussen de betrokken actoren opgestart om op korte termijn beleidsvoorstellen met betrekking tot een uniforme tariefstructuur op gemeentelijk vlak te kunnen formuleren. Daarnaast wordt ook onderzoek verricht naar de correcte aanwending van de gemeentelijke bijdrage voor de gemeentelijke saneringsprojecten en onderhoudskosten.

De saneringscontracten met bedrijven (Aquafin)


Hoewel de saneringscontracten ongeveer de helft van de industrile vuilvracht omvatten die op de RWZIs verwerkt worden, blijven deze contracten in aantal eerder beperkt. Een verdere stroomlijning en vereenvoudiging van de procedures voor de aanvraag van saneringscontracten kan hieraan verhelpen. Ook de uitbouw van een globale regeling van de saneringscontracten voor alle bedrijven onafhankelijk van het gebruik van leidingwater en/of eigen water is een essentieel gegeven om tot een correcte kostenaanrekening voor de bedrijven te komen. Tot slot is er nood aan een structurele aanpak voor het gebruik van de publieke zuiveringsinfrastructuur bij calamiteiten en tijdelijke lozingen. De Economisch Toezichthouder neemt hiertoe initiatieven om via overleg met de verschillende actoren beleidsvoorstellen te kunnen formuleren.

Kostentoerekening via een redelijke bijdrage (gebruikers van de waterdiensten)


In het licht van een duurzame opvang, transport en sanering van het afvalwater, ligt een belangrijke verantwoordelijkheid bij het goed plannen van de financiering van de hieraan verbonden kosten, ook op lange termijn. Overigens moet er op worden toegezien dat er voldoende impulsen aan de gebruikers gegeven worden om duurzaam om te springen met (drink)water en om het hemelwater op gepaste wijze te (her)gebruiken of te lozen. De vertaling van de kosten voor het gescheiden transporteren van afvalwater en regenwater moet bijgevolg op een onderbouwde manier verwerkt worden in de gemeentelijke en bovengemeentelijke bijdragetarieven en tariefstructuren. Dit hoeft niet noodzakelijk te leiden tot een verhoogde kost voor de gebruikers, maar zal wel leiden tot een onderbouwde kostentoerekening voor de verschillende doelgroepen en het structureel wegwerken van mogelijke kruissubsidies. Onderzoek via studies, gekaderd in een integrale aanpak voor de kostenaanrekening en -terugwinning, kan de basis vormen voor de uitwerking van een nog meer verfijnde en wetenschappelijk onderbouwde kostentoerekening. De Economisch Toezichthouder levert hiermee een leidraad aan de uitvoerders, in casu de drinkwatermaatschappijen en de rioolbeheerders, zodat in overleg met onder meer ook de verschillende belangengroepen gestreefd kan worden naar een redelijke bijdrage vanuit de verschillende watergebruiksectoren, waarbij het principe van de vervuiler betaalt zo veel mogelijk centraal staat en evenzeer de betaalbaarheid van de drinkwaterfactuur in het oog wordt gehouden. De Economisch Toezichthouder speelt in dit streven naar een onderbouwde kostentoerekening m.a.w. een centrale rol op verschillende niveaus. Enerzijds levert de Economisch Toezichthouder de nodige achtergrond en kennis die de basis zal vormen voor een verdere uitwerking en/of aanpassing van de huidige tariefstructuren voor de aanrekening van de bovengemeentelijke en gemeentelijke saneringskosten. Anderzijds speelt de Economisch Toezichthouder zowel in de rol van moderator als in de hoedanigheid van de decretaal aangewezen toezichthouder een richtinggevende rol in het overleg tussen de verschillende actoren in de sector. De Economisch Toezichthouder kan hierbij trouwens een belangrijke spil vormen in de wisselwerking tussen de beleidskeuzes van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur en de praktische uitwerking van de gewenste beleidsaccenten. Eens de gewenste accenten van het beleid in de toekomstgerichte aanpak van de afvalwatersanering zijn geduid, kunnen de verschillende actoren in de sector - onder toezicht van de Economisch Toezichthouder - in lijn met de aangegeven richting de nodige instrumenten verder uitwerken.

Economisch Toezicht 2005-2010

65

66

5
Overzicht
Overzicht figuren en tabellen Overzicht rapporten en adviezen

Overzicht figuren en tabellen


Figuur 1: Verhouding tussen de verschillende bovengemeentelijke actoren in de watersector in Vlaanderen Figuur 2: Verhouding tussen de verschillende gemeentelijke actoren in de watersector in Vlaanderen Figuur 3: Geldstroom bovengemeentelijke sanering Figuur 4: Financiering uitbouw en beheer gemeentelijke sanering via bijdrage en vergoeding (tarieven 2010) Figuur 5: De dienst Economisch Toezicht in de structuur van de VMM Figuur 6: financile stromen (2010) Figuur 7: Evolutie van de gevraagde budgetten t.o.v. de rele budgetten van Aquafin (2005-2010 excl. btw en btw-dading) Figuur 8: Evolutie van de vergoeding voor bovengemeentelijke sanering (excl. btw, btw-dading, saneringskosten en BMWB) (1991-2010) Figuur 9: Evolutie van exploitatie- en hoofdkantoorkosten van Aquafin in relatie tot patrimonium (2005-2010) Figuur 10: Evolutie waterverbruik Figuur 11: Overzicht van de gemeentelijke saneringscontracten (2010) Figuur 12: Tarieven gemeentelijke bijdrage Figuur 13: Uniforme tarieven voor bedrijven (2010) Figuur 14: Individuele tarieven voor bedrijven (2010) Figuur 15: Individuele en degressieve tarieven voor landbouwers Figuur 16: financiering saneringskosten (2008) Tabel 1: Budgetten en aantal projecten opgedragen aan Aquafin via een optimalisatieprogramma (2005-2010) Tabel 2: Vergelijking tussen kostprijsraming en kostprijs van technische plannen (2005-2010) Tabel 3: Aantal meldingen ingediend door Aquafin bij de Economisch Toezichthouder (2005-2010) Tabel 4: Aantal behandelde technische plannen door de Economisch Toezichthouder (2005-2010) Tabel 5 : Aantal onteigenings- of VON-dossiers behandeld door de Economisch Toezichthouder (2005-2010) Tabel 6: Aantal RWZIs en leidingprojecten opgeleverd door de Economisch Toezichthouder aan Aquafin (2005-2010) Tabel 7: Overzicht van de administratieve boetes of termijn boetes opgelegd door Aquafin aan haar aannemers Tabel 8: Evolutie van de verschillende deelkosten van Aquafin binnen kostengroep Andere kosten (2005-2010 ) Tabel 9: Evolutie van de door Aquafin gefactureerde vergoeding, korting en extra exploitatiekosten (2005-2008) Tabel 10: Bovengemeentelijke financile stromen (2005 2010) Tabel 11: Aangerekende bovengemeentelijke bijdrage per drinkwatermaatschappij (2005 2010) Tabel 12: Evolutie in de eenheidstarieven voor de bovengemeentelijke bijdrage (2005-2010) Tabel 13: Evolutie van het aantal gemeentelijke saneringscontracten (2005-2010) Tabel 14: Evolutie van het rioolbeheer (2005-2010) Tabel 15: Evolutie gemeentelijke tarieven (2005-2010) Tabel 16: Dekkingsratios voor de bijdrage en vergoeding ten opzichte van de exploitatiekost en de totale kost Tabel 17: De gemiddelde kostprijs van water voor een gemiddeld Vlaams gezin in de verschillende landen (in )

68

Overzicht rapporten en adviezen


Rapporten Economisch Toezicht 2005-2010

Evaluatie saneringscontracten 2006 Evaluatie saneringscontracten 2007 Evaluatie saneringscontracten 2006-2008 Evaluatie bovengemeentelijke bijdrage 2007 Evaluatierapport bovengemeentelijke en gemeentelijke bijdrage 2008-2009 Facturatie gemeentelijke vergoeding 2006-2010 Financiering noodzakelijke saneringsinfrastructuur op gemeentelijk vlak Toezicht op de aanrekening van de saneringsbijdrage door de drinkwatermaatschappijen 2006-2007 Rapporteringsinstrument eerste analyses Resultaten rapporteringsinstrument 2008 Rioolbeheer in Vlaanderen per rioolbeheerder Rioolbeheer in Vlaanderen per type kenmerk Slibstrategien van de NV Aquafin geanalyseerd

Adviezen Economisch Toezicht 2005-2010

Advies SVW aanbeveling inzake de vaststelling van de saneringsbijdrage voor de GV op gemeentelijk niveau Advies SVW aanbeveling inzake het toekennen van de vrijstelling (proratering) Advies SVW aanbeveling i.h.k.v. de nieuwe regeling sociale vrijstellingen Advies betreffende het voorstel van SVW als oplossing op de vraag van FEVIA Advies vrijstellingsregeling van IBAs in overgangsperiode (IBA in zone C) Aanbeveling m.b.t. de modaliteiten IBAs en aanrekening van hogere saneringsbijdrage en -vergoeding voor IBA-gebruikers Advies vrijstellingsregeling van IBAs in overgangsperiode (IBA buiten gebruik) Advies saneringsbijdrage, saneringsvergoeding en heffing i.g.v. een niet bovengemeentelijke KWZI Ontwerpaanbeveling bovengemeentelijke en gemeentelijke compensaties voor eigen zuiveraars - sociale vrijstellingen Aanbeveling m.b.t. het tijdstip van aanrekening van de gemeentelijke vergoeding Advies aanrekenen met terugwerkende kracht - hemelwater - saneringsverplichting eigen waterwinners Advies aanrekenen bijdrage op bluswater Advies aanrekenen vergoeding op grijswater Advies m.b.t. het aanrekenen van een bijdrage aan niet aansluitbare gezinnen Advies volumekorting gemeentelijke rioleringsbijdrage Advies m.b.t. gemeentelijke omzettingscofficinten - verhouding tussen opgenomen en geloosd water Advies aanrekenen bijdrage op water voor professionele en industrile toepassingen Advies toepassen van individuele gemeentelijke tarieven voor grootverbruikers (incl. maximum tarief) Advies tariefstructuur en maximum gemeentelijke saneringsbijdrage voor grootverbuikers-heffingsplichtigen Aanbeveling m.b.t. de retroactieve aanpassing van de gemeentelijke saneringstarieven t.a.v. een specifieke doelgroep Advies toelaatbaarheid eenmalige cash vergoeding voor de inbreng van het gemeentelijk rioleringsnet in een intercommunale Advies aanwenden gemeentelijke saneringsbijdrage voor gemeentewerken op particulier domein Advies aanwending van gemeentelijke saneringsbijdrage en -vergoeding voor werken op particulier domein Advies aanwending gemeentelijke saneringsbijdrage en vergoeding voor lokale zuivering van afvalwater en productie (Tweewaters) Advies financieel jaarverslag 2002 Advies financieel jaarverslag 2003 Advies financieel jaarverslag 2004 Advies financieel jaarverslag 2005 Advies financieel jaarverslag 2006 Advies financieel jaarverslag 2007 Advies financieel jaarverslag 2008 Advies budgetopmaak 2007 Advies budgetcontrole 2007 Advies budgetopmaak 2008

Economisch Toezicht 2005-2010

69

Advies budgetcontrole 2008 Advies budgetopmaak 2009 Advies budgetcontrole 2009 budgetopmaak 2010 Bevindingen budgetcontrole 2010 Advies budgetopmaak 2011 Adviezen kwartaalvordering Aquafin 2005 - 2010 Advies eenheidstarief bijdrage 2005 Advies eenheidstarief bijdrage 2006 Advies eenheidstarief bijdrage 2007 Advies eenheidstarief bijdrage 2008 Advies eenheidstarief bijdrage 2009 Advies eenheidstarief bijdrage 2010 Advies eenheidstarief bijdrage 2011 Advies werkingskosten drinkwatermaatschappijen 2005-2007 Advies werkingskosten drinkwatermaatschappijen 2005-2007 - voorstel 1 Advies werkingskosten drinkwatermaatschappijen 2005-2007 - voorstel 2 Advies werkingskosten drinkwatermaatschappijen 2005-2007 - voorstel 3 Advies algemene werkingstoelage Advies werkingstoelage 2005 eerste schijf Advies werkingstoelage 2005 tweede schijf Advies werkingstoelage 2005 derde schijf Advies werkingstoelage 2005 vierde schijf Advies werkingstoelage 2006 eerste schijf Advies werkingstoelage 2006 tweede schijf Advies werkingstoelage 2006 derde schijf Advies werkingstoelage 2006 vierde schijf Advies werkingstoelage 2006 vijfde schijf Advies werkingstoelage 2007 eerste schijf Advies werkingstoelage 2007 tweede schijf Advies werkingstoelage 2007 derde schijf Advies werkingstoelage 2007 vierde schijf Advies werkingstoelage 2007 vijfde schijf Advies werkingstoelage 2007 zesde schijf Advies werkingstoelage 2008 begroting 2007 zevende schijf Advies werkingstoelage 2009 begroting 2008 Advies werkingstoelage 2010 eerste kwartaal Advies werkingstoelage 2010 tweede voorschot eerste kwartaal Advies werkingstoelage 2010 tweede kwartaal Advies werkingstoelage 2010 derde kwartaal Advies werkingstoelage 2010 vierde kwartaal Advies verdeelsleutel 2005 Advies verdeelsleutel 2006 Advies verdeelsleutel 2007 Advies verdeelsleutel 2008 Advies verdeelsleutel 2009 Advies verdeelsleutel 2010

70

Verklarende woordenlijst

Economisch Toezicht 2005-2010

71

Verklarende woordenlijst
Kostentoerekening: Kostendoorrekening: het bepalen van het aandeel van de verschillende doelgroepen in de saneringskosten de aanrekening van de saneringskosten hetzij via de drinkwaterfactuur of Aquafin hetzij via de heffing op de waterverontreiniging

Bovengemeentelijke sanering: de gewestelijke opdracht om collectoren en waterzuiveringsinstallaties te bouwen, te onderhouden en uit te baten Gemeentelijke sanering: de gemeentelijke opdracht om afvalwater in te zamelen via de aanleg en het onderhoud van rioleringen rioolwaterzuiveringsinstallatie afvalwaterleiding die de gemeentelijke riolering met een rioolwaterzuiveringsinstallatie verbindt het gewogen gemiddelde van het aantal RWZIs, pompstations en kilometer leidingen in beheer van Aquafin het is de taak van de drinkwatermaatschappijen om drinkwater te verdelen tot bij de gebruiker. De drinkwaterlevering gebeurt in Vlaanderen momenteel door 12 drinkwatermaatschappijen die elk een bepaald distributiegebied dekken verzamelnaam voor water afkomstig van regen, sneeuw en hagel regenweerafvoer droogweerafvoer afvalwater afkomstig van normale huishoudelijke activiteiten, sanitaire installaties, keukens en reiniging van gebouwen vuilvracht

RWZI: Collector:

Patrimoniumeenheid:

Drinkwatermaatschappijen:

Hemelwater: RWA: DWA: Huishoudelijk afvalwater:

VE:

72

Economisch Toezicht 2005-2010

73

74

Economisch Toezicht 2005-2010

75

MEER WETEN?
Mocht je nog vragen hebben, aarzel dan niet de VMM te contacteren. Meer informatie vind je op onze website, www.vmm.be. Specifieke vragen kan je stellen aan het Infoloket, info@vmm.be, tel. 053 72 64 45. Maatschappelijke zetel: A. Van de Maelestraat 96 9320 Erembodegem www.vmm.be

Vous aimerez peut-être aussi