Vous êtes sur la page 1sur 30

Opnametechnieken: Hoofdstuk 1: Akoestiek

Wat is geluid? Subjectief: alles wat voor het menselijke gehoororgaan waarneembaar is. Objectief: trillende toestandsverandering van een elastisch medium. Hoorbare spectrum: tussen 20 Hz en 20000 Hz oor is meest gevoelig tussen 1000 Hz en 5000 Hz 1. Het maakt communicatie mogelijk 2. Het kan je waarschuwen of je aandacht trekken 3. In staat stellen tot het beoordelen van dingen De elementaire akoestische keten Geluidsbron medium ontvanger Medium: nodig om een overdracht van akoestische energie te kunnen verkrijgen (in het luchtledige wordt geen akoestische energie overgedragen) Ontvanger: menselijk oor, microfoons, omzetting van akoestische druk in een elektrische signalen Het geluidsveld Geluidsgolf: periodieke opeenvolging van luchtverdichtingen en luchtverdunningen veroorzaakt door microscopisch kleine bewegingen van luchtmoleculen op hun rustpositie. Korte afstand van de geluidsbron bolvormige golf Lange afstand van de geluidsbron vlakke golf (in verhouding met de golflengte van het geluid) Geluidsintensiteit daalt naarmate de afstand tot de bron groter wordt (verdubbeling afstand = afname met 6dB). Soorten geluidsgolven: Geluidsgolven: 1. Gestoorde geluiden 2. Niet gestoorde geluiden a. enkelvoudige geluiden b. samengestelde geluiden I. Harmonische II. Onregelmatige Periodische trillingen Geluidssnelheid: 345 m/s (afhankelijk van de temperatuur) Trillingsnelheid: beweging snelheid van de moleculen uit hun rustpositie. Neemt toe met de intensiteit van het geluid. Geluidsdruk (p): druk van het geluid uitgedrukt in Pa (Pascal) Frequentie (f): (toonhoogte) aantal trillingen per seconde. Periodeduur T (T=1/f): geeft de tijd aan die tussen twee druktoestanden verstrijkt. Golflengte ( ): de afstand tussen 2 drukmaxima van een geluidsgolf (in m) De amplitude (A): luidheid van het signaal

Muzikaal geluid: complex samenvoegsel van golfvormen, tonen, boventonen, niet-tonen. Meest voorkomende golfvormen: 1. Sinusgolf 2. Zaagtandgolf 3. Blokgolf 4. Driehoekgolf Hoge frequentie = korte golflengte (20 kHz = 1,7 cm) lage frequentie = lange golflengte (20 Hz = 17m)

Een verdubbeling van de frequentie: is een octaaf hoger, halvering van de golflengteBasgolven hebben ruimte nodig om zich voort te planten (in een kleine ruimte hoor je niet alle frequenties, je hoor veel minder bassen) Tijd- en frequentiedomeinen Een grafiek van de geluidsdruk in functie van de tijd is het resultaat van de tijdfunctie van het geluidsignaal In verloop van tijd veranderd de signaalvorm, geluidssterkte en de spectrale samenstelling van klanken Spectrum: toont de spectrale samenstelling van het signaal gedurende een korte periode. FFT-analysers: digitale analysatoren die het signaal verdelen met behulp van wiskundige methodes. (Fast Fourir Transformation) Spectum-analysers: meetinstrumenten die een signaal in het frequentiedomein analyseren Tijd en frequentie: fase Bij 1 geluidsbron is er geen fase. Bij 2 geluidbronnen die simultaan dezelfde geluidsgolven reproduceren: faseproblemen Bronnen zijn in fase: Amplitude wordt groter Het geluid wordt luider waargenomen Er is een fase verschuiving: Klankverandering Bronnen zijn in tegenfase: Theoretisch gezien heffen ze elkaar op, geluid dooft uit In praktijk: de lage tonen zijn niet meer hoorbaar Hoe kan je de fase omdraaien? 1. Microfoonkables + & + en - & - switchen langs n zijde van de kabel 2. Proberen de aders van 1 luidspreker om te draaien: meer bas = OK 3. Plaats van microfoons ten opzichte van elkaar wijzigen Interferentie Afhankelijk van het faseverschil sterk of zwak signaal of zelfs uitdoven door faseverschil (=interferentie) Golven met gelijke frequentie en fase golf met zelfde frequentie en dubbele amplitude Golven met gelijke frequentie en tegengestelde fase signaal wordt uitgedoofd (enkel bij exact gelijke frequenties) Zweving/flanging: het afwisselend sterker of zwakker worden van een signaal Shotgun-microfoon of interferentiemicrofoon maakt gebruik van het uitdoven van geluidsignalen als gevolg van interferentie. Staande golven: ontstaan door interferentie van 2 vlakke lopende golven met de zelfde frequentie (zalen met parallelle wanden) = golven die gevangen zitten tussen 2 muren (kubus = slecht) Akoestische grootheden Voorplantingssnelheid (c) = snelheid waarmee akoestische energie wordt overgebracht Geluidsdruk (p) = drukwisseling die voortgebracht wordt door een geluidsgolf Pijngrens: 1,5 . 102 Pa Geluidssnelheid (v) = de verplaatsingssnelheid van de akoestische energie (340 m/s bij 20 C, bij elke graad hoger gaat er 23 cm/s bij) Geluidsvermogen (P) = hoeveelheid geluidsenergie die door een geluidsbron per seconde in alle richtingen wordt uitgestraald in Watt. Pa= Akoestisch vermogen Pm= mechanisch vermogen Pa= Pm x n (n = rendement) n= Pm/Pa Bij een luidspreker gaat 50% van het akoestisch vermogen verloren Resonantie: Gedwongen trilling waarbij een aanstootfrequentie dicht bij de eigenfrequentie ligt, resulterend in grote uitwijking.

Gestoorde Geluidsvoortplanting Hindernissen in het medium gestoorde geluidsvoortplanting Elke ruimte heeft een voorkeur voor bepaalde lage frequenties, de zogenaamde eigen frequenties. Hindernis + geluid = buiging, reflectie, breking, verstrooiing en interferentie. Effect is afhankelijk van de verhouding van de golflengte en de groote van het obstakel. Nagalm: tijdverschil tussen directe en indirecte golven is kleiner dan 50 msec. (geluid klinkt langer) Echo: tijdverschil tussen directe en indirecte golven is groter dan 50 msec. (Klinkt als 2 aparte geluiden) echo is storend als het 10dB zwakker is dan het rechtstreekse geluid Weerkaatsing op 1 rechte wand: Luisteraar hoort directe geluidsgolven en weerkaatste geluidsgolven (wet van de gelijke hoek) Weerkaatsing in een rechte hoek: Geluidsgolf wordt 2 keer weerkaatst, de weerkaatste golf is evenwijdig aan de invallende golf. Weerkaatsing op een gebogen vlak: 1. Afstand geluidbron en vlak is groter dan halve krommingradius komen samen in een focuspunt buiten de krommingradius 2. Afstand tussen bron en halve krommingsstraal is gelijk weerkaatste golven lopen parallelle 3. Afstand tussen de bron en het vlak is kleiner dan de helft van de krommingstraal weerkaatste golven lopen uit elkaar (verstrooiing) 4. Afstand tussen de bron en het vlak is groter dan de krommingradius weerkaatste golven komen samen in focuspunt binnen de krommingstraal en lopen uit elkaar (waarna verstrooiing volgt) Focusering: ongunstig omdat op sommige plaatsen geluid luider waargenomen worden dan gewenst. Concave vlakken: gewelven van kerken en historische gebouwen = ongunstig Convexe vlakken zorgen voor gelijkmatige ruimtevulling = gunstig Bolle of convexe vlakken hebben een verstrooiend effect = gunstig Grote zalen geven lange nagalmtijden

Opslorping of absorptie Bij hindernis: niet volledig weerkaatsing, ook absorptie (afhankelijk van stof, frequentie, invalshoek, ) Absorptiecofficint = hoeveelheid opgeslorpte energie / hoeveelheid invallende energie Ideale opslorper: open venster Groenberm = goede absorptie van geluid op een autostrade Harde materie: reflecteert Zachte materie: absorbeert Absorberen van: hoge tonen: gebruik van poreuze materialen: tapijten, rotswol, matten, gordijnen, middentonen: Helmholzresonatoren of poreuze materialen, indien dikte v.d. laag groot genoeg is en wanneer de stof op een grotere afstand van de wand opgesteld wordt. lage tonen: Gebruik van membranen of helmholzresonatoren. Helmholzresonatoren: gesloten holten, met kleine openingen aan voorzijde, Het opslorpend effect is zeer frequentie-afhankelijk! Buiging Akoestisch harde voorwerpen (= glad, massieve en zwaar) zorgen ervoor dat de uitbreiding van een geluidsgolf belemmerd wordt = REFLECTIE. De geluidsgolf wordt weerkaatst of gaat om de hindernis geen = BUIGING (afhankelijk van de verhouding tot golflengte tot de afmetingen van de hindernis) Golflengte < Voorwerp geluid wordt gereflecteerd Golflengte > Voorwerp geluid wordt niet gehinderd, er is buiging

Breking Klankgolf ontmoet hindernis: gedeelte van de energie wordt weerkaatst, gedeelte wordt opgeslorpt en gedeelte dringt door in het tweede medium. Bij een overgang naar een ander medium ontstaat er breking Richting van de golf veranderd (gevolg van verschil in voortplantingssnelheid in het tweede medium) Vb. Verschil in temperatuur tussen luchtlagen (grootte voortplantingssnelheid in warme lucht) Interferentie Interferentie ontstaat wanneer twee geluidsgolven met dezelfde frequentie uit verschillende richtingen samenkomen. ( FASE of TEGENFASE) 2 geluidsgolven in fase = Constructieve interferentie 2 geluidsgolven in tegenfase = Destructieve interferentie (180 uit fase) Inferentiepatroon tussen direct en gereflecteerd geluid (gereflecteerd geluid is enkele milliseconden vertraagd) alternerende constructieve en destructieve interferentie = reeks van versterkingen en verzwakkingen in het spectrum grafische voorstelling lijkt op een kam kamfilter Akoestische resonantie Natuurlijke resonantie: Na het wegnemen van de toegevoegde energie heeft een trillend voorwerp de neiging om nog even na te trillen op een welbepaalde frequentie Dempingsfactor: de eigenschap van het materiaal om zo vlug mogelijk alle toegevoegde energie te dissiperen. Q-factor of kwaliteitsfactor: geeft de dempingsfactor aan van een voorwerp. Hoe hoger de Q-factor, hoe beter de demping en hoe sneller het trillen voorwerp tot stilstand gebracht wordt. Diffuse geluidsveld Geluidsveld wordt opgebouwd uit 3 elementen: 1. Direct geluid (= luisteraar vangt eerst het direct geluid op) 2. Eerste reflectie (= de golven komen aan bij de wanden: het wordt geabsorbeerd en gereflecteerd het gereflecteerde geluid vangt de luisteraar op vanuit verschillende hoeken) 3. Diffuus veld (= eerste reflecties her-reflecteren op hun beurt zodat de tijd van de opeenvolgende reflecties zo klein is geworden zat een richtingsverwarrend effect teweeg brengt) Nagalmtijd: de tijd tussen het stoppen van de geluidsbron het moment waarop de resterende reflecties of galm in niveau 60 dB lager liggen dan de oorspronkelijke akoestische energie van de geluidbron. (Wordt uitgedrukt in RT60) sterk absorberende wanden = korte nagalmtijd sterk reflecterende wanden = lange nagalmtijd 2 factoren bepalen de nagalmtijd: 1. Het volume van de ruimte 2. De totale geluidsabsorberende oppervlakten van de ruimte Berekenen van de nagalmtijd (Wet van Sabine): T(60) = 0.161 x Volume van de ruimte / totale absorberende oppervlakte Galmstraal Dichtbij een geluidsbron = meer direct geluid Verder van een geluidsbron = meer indirect geluid Sterkte van het diffuse veld is constant op iedere plaats van de ruimte. Galmstraal of kritische afstand: afstand waarop de intensiteit van het direct en indirect geluid gelijk is. (op die afstand: de globale geluidsintensiteit 3 dB hoger dan de intensiteit v/h directe of indirecte geluid) Stijgt met toenemend volume van de zaal Daalt met toenemende galmtijd Beinvloeden van de galmstraal: Het volume van de zaal veranderen (bij grotere zaal zal deze toenemen) Daalt met toenemende galmtijd Gerichte microfoons kunnen de effectieve galmstraal vergroten Hoe groter de galmstraal van een ruimte, hoe gemakkelijker een geluidsopname!

De klank van een zaal Afhankelijk van: 1. Zaalvolume 2. Zaal geometrie 3. Oppervlaktestructuur van de wanden op het gereflecteerde geluid Parallelle wanden vermijden deze bevorderen laagfrequentie eigenresonanties. Natuur van het geluid Enkelvoudige geluiden Toon: een enkelvoudig geluid, die bestaat uit enkelvoudige sinus-vormige trillingen waarvan de frequentie in het hoorbaar spectrum gelegen is. Wordt bepaald door: Toonhoogte bepaald door frequentie Toon sterkte bepaald door de amplitude Toonduur kan lang of kort zijn Samengestelde geluiden Harmonsich samengestelde geluiden: bestaan uit een grondtoon en een reeks harmonische boventonen. Harmonisch samengesteld geluid wordt gekenmerkt door: Toonhoogte Toon sterkte Toon duur Het timbre: de eingeschap waarmee elk instrument of stem zich onderscheid van andere instrumenten of stemmen, elk instrument heeft zijn eigen timbre. (vb. Een la klinkt anders op een viool dan op een piano) Klankkleur of timbre wordt bepaald door: Het aantal aanwezige harmonische Het soort harmonische De relatieve amplitude van deze harmonische Dynamiek Dynamiek: het verschild tussen de hoogste en laagste grens van de luidheid. Als geluid klopt met het beeld Ambiance Als het geluid niet klopt bij het beeld Stoorgeluid Toonhoogte waarneming 2 tonen samen horen: ene toon heeft dubbele frequentie van de andere ervaren als perfect samengaan van klank ene toon wijkt qua frequentie iets af van de andere opvallen als vals klinkend 2 tonen onderscheiden (toonhoogteverschil)als de frequenties verder uit elkaar liggen: niet afhankelijk van het aantal perioden waarmee de frequentie stijgt afhankelijk van het percentage waarmee de frequentie vergroot of verkleint Differentile frequentiedrempel: het kleinst mogelijke toonhoogteverschil dat subjectief kan waargenomen worden. Octaaf: twee tonen liggen een octaaf van elkaar verwijderd als hun frequenties zich 2:1 verhouden. Elke octaaf is onderverdeeld in 7 noten (do-re-mi-fa-sol-la-si-do) Referentietonen: In de akoestiek: 440 Hz (stemvork bij samenzang) In de elektro-akoestiek: 1000 Hz (opname van programmas) Toonladers: stijgende of dalende reeks van klanken vertrekkende van een toon tot een octaaf hoger of lager van deze toon. Toonsterktewaarneming De minimumdrempel: geluidsniveau nodig om een minimum subjectieve waarneming te bekomen: 2.10-5 N/m2 bij 1000 Hz (afhankelijk van frequentie) De pijndrempel: het geluidsniveau dat zo sterk is dat het een pijnlijke subjectieve waarneming bekomt: 1,5.102 N/m2

Rekenen met decibels dB geeft een verhouding tussen twee grootten: 1. Vermogens: akoestisch, elektrisch vermogen (Watt), m.a.w. de samengestelde energie die door een bron gereproduceerd wordt 2. Grootheden die drukverschillen of spanningen vertegenwoordigen (geluidsdruk, voltages of stromen)

Verdubbeling van het akoestisch vermogen verhoging van 3 dB Verdubbeling van de spanning verhoging van 6 dB Voorbeeld: Gecorreleerde signalen: Signalen met de zelfde vorm en fase Mono signaal die op 2 identieke luidsprekers zit spanning samentellen verhoging = 6 dB Niet gecorreleerde signalen: Signalen die totaal verschillend zijn, ongelijke vorm en zonder faseverband. 2 verschillende stemmen of instrumenten vermogens samentellen verhoging = 3 dB Twee grootheden gebruikt bij dB SPL (Sound Pressure Level): 1. Akoestisch vermogen van een bron 2. Geluidsdruk op een bepaalde afstand dB SPL: een referentieniveau om te kunnen werken met verhoudingen Drukt de akoestische geluidsdruk uit

Nulniveau = absolutie stilte (= bestaat niet!) Gehoorgrens = 0 dB SPL Pijngrens = 125 dB SPL Psycho-akoestische dimensies van het gehoor Luidheid: omschrijving voor de grootte van de geluidswaarneming. Fletcher en Munson onderzochten luidheid i.f.v. amplitude en frequentie nadien Robinson en Dadson Resultaat: ons gehoor zwakt af bij lage frequenties en iets mindere mate bij hoge frequenties. Equal loudnes contour: Als we alle frequenties van laag tot hoog even sterk willen waarnemen, dan moeten we de amplitude van de geluidsbron continu aanpassen. Phons: de waarneming met verschillende amplitudestappen waarbij de amplitudes gecorrigeerd werden. Kritische bandbreedte: De bepaalde grens waarbij als we een smalbandig ruissignaal naar een breedbandig signaal uitbreiden, rekening houdend met de equal loudness contour de luidheid progressief blijft tot een bepaalde grens. Effect van luidheidsommatie: Onder en boven de grenzen van deze kritische bandbreedte zullen de frequenties bijdragen tot een subjectieve versterking van de luidheid. Korte geluiden klinken steeds stiller dan lange geluiden ( zelfs al is hun akoestisch vermogen of geproduceerde SPL gelijk) bij een duurdtijd van 200 msec. Maskeereffect Ruismaskering: maskering bij een stem en een ruissignaal Hoe sterker het ruissignaal word, hoe lager de luidheid waarmee we de stem waarnemen. ruis maskeert het gewenste signaal. Simultane maskering: maskering bij 2 gewenste geluidssignalen: Vb. twee instrumenten die elkaar overstemmen Positief maskeereffect: achtergrond geluid die wordt gemaskeerd door ander geluid. Negatief maskeereffect: twee geluidsbronnen die je tegelijk wilt horen, maar je maar n kan horen.

Focus effect gehoor kan zich focussen, bepaalde geluiden isoleren. (makkelijker bij spraakfrequenties) Akoestische reflex oncontroleerbare zelfbescherming waarbij spiertjes zich samentrekken om bij hele grote geluidsdruk het trommelvlies en de schedel te beschermen. Klankkleur Gehoor heeft de eigenschap dat het klankkleur kan onderscheiden en een kwaliteitkenmerk aan het geluid kan geven. Klankleur is het al dan niet appreciren van een bepaalde klank. Helderheid/definitie: detaillering in het klankbeeld, zuiver, onvervormd en duidelijk verstaanbaar. Systeem met zeer breed frequentiespectrum, vlakke weergaven en lage non-lineaire disortie. Scherpte en hardheid Zachtheid: schril, schreeuwerig, onevenwichtig en meetalhachtig zacht, mild, kalm en verborgen, Systeem met sterke accentuering van het midden en hoge frequenties met meestal resonanties in het middengebied. (systeem zonder headroom of reserve) Open en licht Gesloten en donker: Ruimtelijk, breed, helder en doorzichtig dof, gesloten, smal, Systeem met een wel gedefinieerde en strakke basweergave, alsook zeer beheerste middenweergave en licht uitgesproken accentuering van de hoogste frequentie. (meerdere kleine luidsprekers) Vol Ijl: Gedefinieerd laag en middenlaag Organisch: compliment het geluid leeft, klinkt realistisch, geloofwaardig, Besluit: Klankkleur hangt af van de persoonlijke interpretatie en is bijgevolg subjectief! Ruimtelijk gehoor Mens kan geluiden lokaliseren in 3 dimensies mogelijk doordat we 2 oren hebben. Gehoor kan op horizontaal vlak geluiden lokaliseren omdat de geluidsgolven wel of niet gelijktijdig op de 2 trommelvliezen terechtkomen (de oor dichts bij de bron zal het geluid eerst ontvangen) Opmerkingen: - hoe lager de frequentie, hoe moeilijker het lokalisatieproces (die buigen rondom het hoofd en berijken de trommelvliezen gelijktijdig) hoge frequenties zijn makkelijker te lokaliseren - Hindernissen maken lokalisatie soms onmogelijk - Visuele steun vergemakkelijkt de lokalisatie - Frontale en laterale lokalisatie is gemakkelijker dan lokalisatie langs achter 4 belangrijke factoren bij lokalisatie van geluid: het inter-aurale tijdverschil bron lokaliseren door het eerder aankomen van de 1 e geluidsgolf op n trommelvlies Het inter-aurale amplitudeverschil Waarneming van de sterkte van een geluidsgolf is afhankelijk van de invalshoek op ons hoofd, oorschelp en uitwendig gehoorgang Het schaduweffect van het hoofd Bij lateraal geplaatste geluidsbronnen in het schaduweffect van ons hoofd maximaal bij frequenties boven 250 HZ. Eenmaal we ons hoofd draaien, begint het schaduweffect van de oorschelp mee te spelen. Afstand tot de geluidsbron van belang in gesloten ruimtes met veel reflecties Akoestische overspraak of diafonie Eerste reflecties kunnen redelijk sterk zijn t.o.v. het directe geluid verwarring bij lokalisatie van de signaalbronnen het linkeroor ontvangt het signaal van een rechtse signaalbron en omgekeerd. Diafonie bij stereofonische opname maakt het moeilijk de originele plaatsing van geluidsbronnen te lokaliseren. (inter-aurafle amplitudeverschillen) hoe luider het stereosignaal, hoe meer je de indruk krijgt dat het stereosignaal vernauwt

Stereofonie Doel: levert betere ruimte-indruk en maakt lokaliseren van de geluidsbron mogelijk binnen het weergegeven stereo-beeld. (twee geluidsbronnen links en rechts) Plaatsing van de geluidbron steunt op: - sterkte van het geluid - de klankkleur - verhouding rechtstreeks/onrechtstreeks geluid (niet bij koptelefoon) Bepaling van de richting - intensiteit verschillen linker/rechter oor - tijdsverschillen - een combinatie van beide Surround (5.1/7.1) Doel: Luisteraar nog meer informatie verschaffen betreffender ruimtelijke schikking v/d geluidbron (beter dan stereo) met surround komt het geluid van rond ons in 2D 5.1 vooraan: linker, rechter, center in het midden + achteraan: linker, rechter en subwoofer (LFE: Low Frequence Effects) 7.1 nog 2 extra luidspreker links en rechts (tussen left en rear front) = voor cinema Auro-3D Ontwikkeling van Galaxy Studios: 3D geluid (surround 3D Hoogte ontbreekt) meer harmonieuzer en natuurlijker geluid Auro-3D: 9 luidsprekers

Electro Akoestiek algemeen


RMS gemiddeld piekvermogen van een speaker. De effectieve waarde van een spanning of stroom, geleverd over een tijdspanne van een halve of gehele golflengte, is gelijk aan de RMS waarde en niet aan de piekwaarde van het signaal. Ons gehoor gedraagt zich evenredig aan het RMS signaal, vandaar dat in audio de RMS waarde gebruikt wordt. ( wordt niet gebruikt bij de peaklimiter omdat zendapparatuur gevoelig is voor trasintpieken, dus het houd geen rekening met de gemiddelde pieken maar met de echte piekwaarden) Impedantie (weerstand) Serieschakkeling: 75 en 75 150 Parallelschakkeling: 75 en 75 37,5 Kortsluiting 0 Impedantie van een circuit = de totale tegenstand die een alternerende stroom in dat circuit ondervindt. Impedantie kan je waarnemen aan ingangen en uitgangen van elektrische circuits. Uitgangsimpedantie (bronimpedantie): geeft beeld van de gemakkelijkheid waarmee die uitgang zijn vermogen afgeeft. Ingangsimpedantie (afsluitingsimpedantie): geeft beeld over de hoeveelheid energie die het circuit van de uitgang van het broncircuit zal opnemen. Bij een circuit is de belasting te laag: de ingang probeert te veel energie op te nemen, dus in plaats van deze energie op te nemen zal de energie teruggekaatst worden naar de uitgang van het vorige circuit. Uitgangsimpedantie is te laag of ingangsimpedantie is te hoog mismatching of misaanpassing Uit- en ingangsimpedantie zijn gelijk impedantiematching of impedantieaanpassing Men probeert tegenwoordig uitgangsimpedantie zo laag mogelijk (50 of lager) en ingangsimpedantie zo hoog mogelijk (10 k of hoger) te nemen om het toestel zo universeel mogelijk te maken.

De dynamiek: dB SPL Gehoor neemt drukverschillen tussen 0 dB SPL en 125 dB SPL (= pijngrens, 140 dB SLP = midden en binnenoor onmiddellijk blijvend beschadigd) - Stille passages: verzinken in omgevingsruis - Luide passages: komen in de buurt van de pijngrens Dynamische bereik: signaal-ruisverhouding + headroom Headroom: veilige ruimte tussen het nominaal niveau = dynamische reserve ( zorgt dat er geen vervorming optreed) analoge audioapparatuur: tussen 20 dB en 30 dB Zendapparatuur: veel lager of onbestaand recorders: rond de 9 dB digitale apparatuur (geen headroom maar veiligheidsmarge): 9 dB Ruis: onderste limiet van de versterking Clipping: vervorming die optreed als het ingangssignaal op een bepaald moment groter wordt dan een bepaalde grens. (komt voor als je geen headroom gebruikt) Trasinten: korte pieken in audiosignalen Signaal/ruistverhouding: verhouding tussen de ruisvloer en het clippingspunt. Nominaal niveau van een keten: de grens tussen het signaal en de ruisvloer bij analoge ketens vastgelegd op +4 dB of 1,23 Volt RMS voor professionele audioapparatuur vastgelegd op +6 dB of 1,55 Volt RMS voor Broadcast Frequentiekarakteristiek Toon: complexe signalen Frequentiekarakteristiek wordt bepaald door 3 factoren: - Frequentiebereik - De amplitude van elke frequentie binnen het bereik - Vermogensbandbreedte (voor versterkers) Versterkt een versterker alle frequenties even veel? relatie vinden tussen frequentiebereik en amplitude = frequentiecurve Hoe: Sinusvormige signalen toevoegen aan de ingang en ze meten aan het einde van de keten (grafiek) Resultaat: tussen 40 Hz en 10kHz = vlakke frequentierespons tussen 20 Hz en 20 kHz = amplitudeverschil tussen vlakke geteelde en de grensfrequenite = 3 dB (dit is de bandbreedte of bruikbaar signaal van de curve) Ruis Akoestische ruis omgevingsgeluid Elektrische ruis ingangsruis, uitgangsruis, brom, ratel, bandruis, witte ruis (om fouten te detecteren) roze ruis, kwantisatie-ruis Witte ruis Het is hoofdzakelijk thermische ruis, die ontstaat door opwarming van componenten. Witte ruis is zr breedbandig en bevat praktisch alle frequentiecomponenten met gelijke energiespreiding over het ganse hoorbare frequentiespectrum. Witte ruis gedraagt lineair, maar met mensen horen dit niet lineair. Elke frequentieverdubbeling van de witte ruis heeft een dubbele hoeveelheid energie of vermogen die gevormd wordt. auditief niet interessant wel interessant om elektrische circuits te testen (aangezien het lineair is, breedbandig signaal met gelijke elektrische energie verspreid over het ganse frequentiespectrum) Rose ruis Witte ruis die men filtert met een 3 dB per octaaf verzwakkingfilter ( zorgt voor constante energie per octaafblok Rose ruis is zo aangepast aan onze toongevoeligheid interessant om ingangs- en uitgansomvormers te testen energiespreiding van roze ruist gedraagt zich bijna identiek als die van rele muziekbronnen Vb: roze ruis sturen door de PA van een zaal alle micros moeten even hard opnemen zo niet absorbeert de zaal bepaalde frequenties en moet je zo compenseren)

Andere ruisbronnen Genduceerde ruis: brom afkomstig van transfos, dimmers, radiofrequenties, Thermische ruis: afkomstig van weerstanden en transistors Bandruis: afkomstig van een bandmagneet

Non-lineare disortie of vervorming


Harmonische vervorming Ontstaat wanneer in de geluidsketen trillingen geproduceerd worden die niet aanwezig zijn in het originele signaal. Bv: Harmonische vervorming door clipping van een versterker. Intermodulatie vervorming Ontstaat wanneer 2 frequenties samengevoegd worden aan de ingang van een versterker en aan de uitgang niet enkel de 2 originele maar ook de bijfrequenties waar te nemen vallen. (bevinden zich boven en onder de originele frequenties op een gelijke afstand ervan)

10

Hoofdstuk 2: micros en microtechniek


Micros zetten geluid om in een heel zwakke elektrische signalen, die verder verwerkt worden in voorversterkers, mengtafels enz. Micros op 2 manieren indelen: Naar constructie Naar richtingsgevoeligheid Omzetters Micros zijn geluisdomzetters (zo nauwkeurig omzetten van een geluid in een elektrisch signaal) : 1. Het geluidssignaal wordt met behulp van een membraan in een mechanische trilling omgezet 2. De membraanbewegingen worden in een elektrische (wissel)spanning omgezet. Frequentiekarakteristiek: beschrijft de gevoeligheid van de microfoon als functie van de frequentie van het geluidssignaal. Richtingskarakteristiek: beschrijft de gevoeligheid van de microfoon afhankelijk van de richting van het invallende geluid. Kapselconstructies Podiumtechniek: vooral microfoons met richtingskarakteristiek die van het achter invallend geluid en het diffuse geluid flink dempen. Studiotechniek: bestaat af en toe de behoefte aan microfoons die in alle richtingen even gevoelig zijn. De drukopnemer Werking van een drukopnemer: Membraan: reageert op variaties in luchtdruk [overdruk en onderdruk )] Kortstondige verlaging van de luchtdruk (golfdal) membraan beweegt naar buiten Kortstondige verhoging van de luchtdruk (golftop) membraan beweegt naar binnen drukopnemer is in alle richtingen even gevoelig kogelvormige richtingskarakteristiek Drukopnemers zijn niet richtingsgevoelig Drukopnemers zijn ideale lagetonen-microfoons Drukgradintopnemer = drukverschilopnemer Gradintopnemer = een akoestisch aan beide zijden open membraan. Aan beide zijden is eer een open membraan geluid tussen voor en achterzijde legt een wegverschil af gevolg: een faseverschil aanleiding tot een drukverschil drukverschil afhankelijk van de invalshoek richtingsgevoelig Richtingsgevoelige microfoons zijn altijd drukgradintmicrofoons

Richtingsgevoeligheid
Nier (cardioide) Achter invallend geluid wordt volledig gedempt Opzij invallend geluid wordt met 6 dB verminderd Merendeel gradintopnemers Klassieke karakteristiek voor zangmicrofoon Afstand tot geluidsbron mag factor 1,7 groter zijn dan bij drukopnemer om gelijke mengverhouding van direct en diffuus geluid op te nemen. Supernier (supercardioide) Achter invallend geluid wordt met 12 dB gedempt Opzij invallend geluid wordt met 9 dB gedempt Sterke bundeling: goede compromis tussen demping van achter invallend geluid en onderdrukking diffuse geluid Afstand tot geluidsbron met factor 1,9 groter zijn dan bij drukopnemer om gelijke mengverhouding van direct en diffuus geluid op te nemen. Zangmicrofoon voor podium

11

Hypernier (hypercardioide) Achter invallend geluid wordt met 6 dB gedempt (nadeel: toch gevoelig aan achterkant) Opzij invallend geluid wordt met 12 dB gedempt Geschikt voor sterk galmende omgeving (Onderdrukt het diffuse geluid het best) Bundeling is maximaal Afstand tot de geluidsbron mag 2 maal zo groot zijn als bij een drukopnemer om gelijke mengverhouding van direct en diffuus geluid op te nemen. Zangmicrofoon Achter invallend geluid wordt met tegengestelde fase opgenomen Acht (figure eight, bidirectional) Aan beide zijden open membraan Komt minder vaak voor Achter en voorkant nemen op aan het zelfde niveau maar wordt in tegengestelde fase opgenomen Opzij invallend geluid wordt volledig onderdrukt Afstand tot geluidsbron mag factor 1,7 groter zijn dan bij drukopnemer om gelijke mengverhouding van direct en diffuus geluid op te nemen. Gebruikt voor in microfooncombinaties voor stereo-opnamen Omschakelbare karakteristiek Vooral bij studiomicrofoons Dubbelgradintopnemers: bestaan uit twee elektrisch gekoppelde kapsels met niervormige karakteristiek alle karakteristieken (acht tot kogel) gerealiseerd worden Condensatorplaatjes: veranderen van spanning = veranderen karakteristiek Akoestische stroringen Drukopnemers reageren sterk op hogere drukgradinten het nabije geluidsveld van een geluidsbron (poffers: b en p) Geluidsschaduw en interferentie Bij hoge frequenties is de microfoon geen instrument die de geluidsgolven opneemt zonder ze te benvloeden, maar een hindernis voor de uitbreiding van de geluidsgolven. Nabijheidseffect: klankverandering wanner de afstand tussen de geluidsbron en de micro varieert Drukopnemers benadrukken bij direct invallend geluid de hoge frequenties. Het nabijheidseffect heeft bij gradintopnemers een versterking van de lage tonen tot gevolg. gradintopnemers: beschikken over een hoogdoorlaatfilter (roll-off: demping van de lage tonen) Plop-, wind- en contactgeluiden Gevoeligheid van de gradintopnemer voor het nabijheidseffect heeft nog een consequentie: Gevoelig voor laagfrequente stoorgeluiden (plotse luchtverplaatsing bij plofklanken

Elektromechanische omzetting
Dynamische microfoon Robuster en goedkoper Standaard voor op het podium Geluidstudios omwille van de klank Minder gevoelig Condensatormicrofoon Standaard voor in de studio Heel gevoelig Getrouwer natuurlijker geluid Ze hebben voedingsspanning nodig: Fantoomvoeding: 12V of 48V (Ph of Phantom) Toonader: 12V(T)

12

Electretmicrofoon Goedkopere variatie op condensator Folie met permanente elektrostatische lading in het kapsel Geen externe voeding nodig van een mengtafel (voorpolaristatie: geen spanning baterijtje) Piezo-electrische micro (pickup van gitaar) Hoog-Ohmig dus een klein vermogen Voorversterker nodig (vlak bij element in de gitaar met baterij) Bandmicrofoon (aka ribbon microphone) Dynamische micro Werkt volgens principe van elektromagnetische inductie Smalle dunne metalen band opgehangen tussen 2 magneten (Ribbon) Fragiel: voor extreme geluidsdruk + nooit 48V op zetten bij passieve ribbon Hoge detaillering Warme sound (geschikt voor drum-overhead) Frequentieafhankelijkheid van de microfoon De gevoeligheid hangt af van de frequentie Dynamische microfoons Toepassing op podium en in studio (vooral voor opname van luide instrumenten, slagwerk, blaasinstrumenten, gitaarversterkers, ) Impedantie van 200 Ohm lange afstand zonder kwaliteitsverlies Geen voorversterker nodig bij de bron Geen (fantoom) voeding nodig Shure SM 57 / SM 58 Compensatie van het nabijheidseffect (knopje met Voice/Music) Onderste grensfrequentie rond 150 Hz Live: stem goed verstaanbaar studio: alles zo natuurlijk mogelijk frequentiekarakteristiek Condensator microfoons Getrouwer t.o.v. het natuurlijke geluid Voeding nodig (48 V Ph) Lineaire frequentiekarakteristiek (neutrale klank) Omschakelmogelijkheid Beschermd tegen contact en plopgeluiden door speciale demping bedoeld voor korte inspreekafstand Hogere uitgangsspanning en minder ruis dan dynamische microfoons Studiomicrofoon moet zo weinig mogelijk eigen ruis hebben Grootmembraanmicrofoons: membraan met diameter van 2,5 cm Werkpaarden van geluidsstudios (mits omschakelbare richtingskarakteristiek) Kleinmembraanmicrofoons: membraan met diameter van 1,5 tot 2 cm studiowerk maar ook bij live uitzendingen Elektret micro: soort condensatormicro spanning zit permanent op diafragma en de backplate soms voeding nodig voor ingebouwde voorversterker (batterij) of met 48 V Verschil met echte condensatormicro: geringe gevoeligheid van electrectmicro Correctieschakelingen en voorverzwakking: Condensatormicrofoons beschikken over een inschakelbare lage toondemping (roll-off) ter compensatie van nabijheideffect ( lowcut = hoogdoorlaatfilter = contrageluidfilter) als de V/M schakelaar op V staat. Verschillende standen op de nabijheidscompensatie (75Hz en 150Hz) verschillende spreekafstanden instellen (hoger als je dichter bij de bron spreekt!)

13

Impedantie-omzetter/buis en transitor Buizenklank AKG, Neumann, Groove Tubes en Microtech Gefell. Verschil met transistormicrofoon: buizenmicro heeft hogere eigenruis (minder interessant voor broadcast wel voor opname van muziek) Bijzonder microfonen PZM = Pressure Zone Microphone omnidirectionele karakteristiek (kogel) opname (theater, piano) PCC = Phrase Coherente Cardiode gerichte karakteristiek live versterking (basdrum) Geluid reflecterende vlakke grondplaat die direct of of tegen een groot reflecterend oppervlak wordt bevestigd (muur of vloer). Zo is de micro een onderdeel van het reflecterende oppervlak. Het drukverhogingseffect is 2 maal zo groot in vergelijking tot de geluidsdruk in het midden van de ruimte. Shotgun-microfoons of interferentiemicrofoons MKH 416 of MKH 60 Sennheiser BP 4029 Audio Technica (stereo) Buis met openingen (gaten of sleuven) in de zijkant laat geluid toe Gradintopnemer in de buis waardoor richtingsgevoeligheid voor midden en hoge frequenties Binnenin de buis interfereert het geluid bij het membraan van de microfoon met het geluid dat recht van voren op het membraan valt Daardoor worden de zijwaartse golven sterk gedempt terwijl het frontale geluid niet wordt verzwakt [condensatormicrofoon + kapsel + buis van 10 40 cm met openingen aan de zijkant] Windjammer: wind verdwijnt in fijne haartjes (niet binnen gebruiken) Miniatuurmicrofoon of dasspeldmicro Gebruikt bij tv-programmas en in theater Op jas of das onzichtbaar onder de kleren Meestal omnidirectioneel (MKE2) Gebruik als er verplaatsing moet kunnen gebeuren Elke zender heeft eigen connectoren Sennheiser MKE2 Gold: Omnidirectioneel + op zijn kom hangen om minder ploffers te hebben Sennheiser MKE 102/104: 2 stukken: draad of basis met daarop een microfooncel geschroefd DPA 4071 onder de kleren DPA 4061 boven de kleren Tram TR 50 COS 11 van Slanken klein en onopvallend (verschillende kleuren, vleeskleur voor theater) BP 892 van Audio-Technica beugels die achter het oor klikken Voeding (fantoom en toonadervoeding) Fantoomvoeding: methode om via de symmetrische (twee aderige afgeschermde) aansluitkabel van de microfoon waarlangs het microfoonsignaal naar de versterker wordt getransporteerd, gelijktijdig met de voedingsspanning naar de microfoon te voeren. Voedingsspanning is niet meetbaar: beide aders hebben het zelfde potentiaal. Elektretmicros batterijtje Micros met buizenvoorversterkers eigen netvoeding Dynamische micros geen fantoom nodig (gaan niet kapot als ze toevallig wel ingeschakeld is) Condensatormicro wel voeding nodig (P48 met 48V 99% van de gevallen (= de standaard) Maar: Bandmicrofonen + toonader (48V)= beschadiging Bij inschakelen van fantoom Mute het kanaal om een luide krak te vermijden in de hoofdtelefoon Belangrijkste kenmerken van een microfoon 1. Gevoeligheid grotere uitgangsspanning = gevoeliger voor akoestische drukverandering 2. Getrouwheid bekomen we voor alle hoorbare frequenties eenzelfde elektrisch uitgangssignaal bij eenzelfde akoestisch ingangssignaal? 14

3. 4. 5. 6. 7.

8.

Richtingsgevoeligheid ombi, bi, nier, supernier, hypernier, Dynamiek verhouding van 2 geluidsdrukniveaus (uitgedrukt in dB) Signaal-ruisverhouding verhouding van de uitgangsspanning bij een geluidsdruk van 1 Pa tot de eigen ruisspanning van de microfoon (uitgedrukt in dB) Gevoeligheid voor magnetische stoorvelden magnetische velden kunnen ongewenste spanningen introduceren bij elektro-dynamische microfoons. De impedantie gemiddeld tussen 500 en 5000 Ohm voor een goede werking moet de microfoonimpedantie en ingangsimpedantie van bv de mengtafel een bepaalde verhouding (= aanpassing) goedde spanningsaanpassing als ingangsimpedantie 5 10 maal groter is dan de bronimpedantie. Fase als meerdere micros op relatief korte afstand van elkaar staan opgesteld is het belangrijk dat ze dezelfde fase hebben

Toebehoren Plopbescherming met windhoes opname op korte afstand van spraak Schuimrubberen windhoes dempt windgeluid, benvloedt de klank Voorzet gaas bescherming tegen luchtbewegingen, benvloedt de klank niet, bescherming tegen speekseldruppeltjes Windegeruis verminderen bij buitenopname Lowcut Elastische ophanging voorkomt dat de trillingen van contactgeluiden de micro niet bereiken Statief trillingvrije voet, gebruiken als je lange tijd moet opnemen Fasedraaier gebruiken bij verkeerd gepoolde apparaten Tips voor onderhoud Ongebruikte microfoons direct opbergen (stofvrij en droge plaats) Kabels vastleggen met tape VoiceOver = plofscherm Nooit blazen in micro of er op tikken! (vocht en luchtdruk gevaar) Krabben over het rooster of met vingers knippen Geen plotselinge temperatuurwisselingen Laat de microfoon 1 uur aan de omgevingstemperatuur wennen

15

Hoofdstuk 3: (microfoon)voorversterkers
Geluiden die door microfoons worden opgenomen, kunnen van zeer zacht naar heel luid gaan. Dit wil zeggen dat de Gain een heel groot bereik moet hebben (0 tot 70 dB) Een pre-amp versterkt een zeer zwak microfoonsignaal tot op line-level (1.23 1.55 V) een zeer grote versterking (zo min mogelijk aan de klank veranderen) Een goede pre-amp veranderd niets aan de frequentiekarakteristiek, gaat niet clippen en ruis-arm. Vervorming (Distortion): elk signaal dat niet aanwezig was in het originele signaal voor de versterking. Hoe gain, hoe meer kans op vervorming (moet minder zijn dan 0,1%) Basiskwaliteit van een goeie pre-amp: Moet een groot versterkingsgebied hebben (liefst met traploze gain) Moet zo ruis-arm mogelijk zijn Moet voldoende headroom hebben (moet de transinten kunnen verwerken) verschil tussen heel luide en heel stille geluiden Actieve componenten van een voorversterker Deze staan in voor een goede versterking van het signaal: 3 groepen: Buizen (Tubes) Transistors ICs (Integrated Circuit) Buizen Warmte van de muziek Geven altijd meer ruis (niet gebruiken voor broadcast) Compressie brengt de ruis omhoog Sommige geven een beetje vervorming

Transistor - Voordeel: ruis-arm - Stiller (meer gewenst voor broadcasting) ICs Voordeel: groot aantal componenten combineren in 1 component (Voornamelijk transistors en resistors)

Bouw van een audioversterker 1) Ingang neemt zeer zwakke signaaltjes binnen 2) Een deel maakt de spanning van het signaal hoger 3) Uitgang die geeft het bekomen signaal af Ingangs-uitgangsimpedantie Goed mogelijk signaal-ruisverhouding ingangsimpedantie (pre-amp) zo goedmogelijk afgesteld met de uitgangsimpedantie (microfoon) Hoe lager de impedantie, hoe makkelijker het apparaat een elektrische stroom afgeeft. Lage impedanties zijn beter om het signaal over een kabel te transporteren en geven minder noise. Inhangsimpedantie: hoge impedantie heeft niet veel stroom nodig micro geeft weinig stroomoutput [hoge impedantie vraagt minder van de bron (micro)] Vb. Pre-amp A van 1800 Ohm minder ruis Pre-amp B van 200 Ohm vraagt minder stroom en heeft andere frequentierespons Transfos Bestaat uit 2 spoelen met wikkelingen

16

( de verhouding tussen het aantal wikkelingen bepaalt de verandering van impedantie) Voordelen: - de impedantie aanpassen - je creert geen aardlus meer (= geen vervelende brom veroorzaakt door het elektrisch net) - ze zijn gebalanceerd (= storing vrij) Nadeel: - ze zijn vrij prijzig Overzicht van de functies Condensatormicros voeding nodig Dynamische micros geen fantoom nodig (niet erg als ze toch fantoom krijgen) Gain regeling = leven Regeling van de versterking van het microsignaal, soms ook van het lijnsignaal dat binnenkomt. Pad Als de gain regeling op zijn minimum staat en het signaal nog te sterk is dan gebruiken we de -20 dB verzwakking (= Pad) Filter Meeste pre-amps hebben ook een laagaf-filter (75 Hz voor Voice Over) Om wind, airconditioning geluid, ploffers verzwakken of elimineren. Fase draaien Als de connector aan de microkabel per ongeluk de + en - gedraaid zit kunnen we dit met deze schakelaar terug in fase herstellen. Voorbeelden: Avalon 737 en Manley VoxBox ( gebruikt in muziekstudios) Correcte afregeling van een pre-amp Draai de gain helemaal naar links, dan langzaam naar rechts, je een normaal level leest op de meters Regel de gain optimaal: geen clipping leds en zorgen dat je reserve hebt als er geluidspieken komen Opletten: geluid in de koptelefoon regelen met de heaphone knop en niet met de kanaalregeling van de mixette vervorming door te hoge gain slechte signaal/ruis verhouding door te lage gain bij ruis gain verminderen! SSL ALPHACHANNEL - geen compressie API A2D: 2 CH pre-amp - goede 2 CH pre-amp met ingebouwde AD convertors PRESONUS: - studiochannel met EQ en compressing FOCUSRITE: - elektrische nabootsing van pre-amps

17

Hoofdstuk 4: Reportage/ENG/EFP/materiaalset
ENG: Electronic News Gathering Videoploeg: - cameraman - reporter - geluidsman - (evolutie naar 2: reporter + cameraman) alles moet snel gaan - kies je de locatie niet zelf EFP: Electronic Field Production Groter setup: - meer dan 1 cameraman - regisseur en productie - tweede geluidsman - beter voorbereid, je kiest de locatie zelf SNG: Satelite News Gathering: Captatiewagen met satellietzender om live verslaggeving mee te doen. Functieomschrijving van geluidsman op reportage - verantwoordelijk voor AL het nodige geluid die opgenomen word - er moeten back-ups genomen worden - zorgen voor continuteit in het geluid - ervoor zorgen dat de klank goed opgenomen wordt op camera (niet enkel op mixette) Materiaal overzicht De Mixette - Klein mengertje waarop we microfoons (of andere bronnen) kunnen op aansluiten - Het geluid beluisteren en moduleren - Het vandaar op het juiste niveau naar de camera sturen - SQN en Sounddevices Basic zijkanten: - elk toestel heeft een aantal in- en uitgangen - ingangen: micros, ontvangers, lijnsignalen op aansluiten - uitgangen: signaal naar de camera te sturen voor opname - Multiconector: retourconector (geluid camera mixertje) retour luisteren horen van vervorming, kijken of de kabel is aangesloten, - XLR-connector (3 gaatjes): hierop kan je je bronnen aansluiten (micros e. d.) - CH 1 en 2: microfoon - CH 3 en 4: lijnsignalen of zenders - Hoofdtelefoon om geluid te controleren - Master luidheid van signaal die opgenomen wordt! (niet verwarren met phones) - PT: Power through voeding geven aan een recorder of ontvanger van zendsysteem - EXT/OFF/BAT BAT: gebruik van de batterij EXT: gebruik van externe batterij (kort kabeltje van batterij naar DC-input) OFF: uitschakelen van mixette - 4 PANS: geluid naar links, center of rechts sturen elke micro naar een apart kanaal - INV2: fase draaien van de tweede ingang Onderkant: - Line/Mic: Line: gebruik als je het signaal naar een camera of recorder stuurt Mic: als je aan de uitgang een zendertje aansluit om draadloos geluid te sturen naar een ontvanger op de camera - CH 1 & 2 INPUT: condensatormicro 48V, dynamische micro of lijnsignaal - MIC Line keuze - ATTEN: als je signaal te sterk is: -10 dB verzwakking 18

- Bass: hiermee verzwak je de lage frequenties Voorkant: - BCC meters: van 1 7 met lampje als de limiter aan gaat - BASS - Volume regeling CH 1 & 2 - ATTEN: links: geen verzwakking midden: - 10 dB rechts: - 20 dB - LIMIT: zorgt ervoor dat het signaal niet overstuurt op Mono (2 kanalen worden apart verzwakt) of Stereo (1 kanaal wordt verzwakt, kanaal 2 wordt evenredig mee verzwakt) - RET (RETOUR): dan ben je zeker dat het geluid goed opgenomen is op camera - Verbinding met de camera gebeurd via een multikabel De micros DE RICHTMICROFOONS Gleuven om zijdelings invallend geluid te verminderen Zeer kleine openingshoek (belangrijk om goed te richten) Sennheiser MKH 416 Condensator microfoon Richtmicrofoon (interferentie of shotgun) Gleuven om zijdelings invallend geluid te verminderen Verkrijgbaar in Ph of in T Zeer kleine openingshoek (belangrijk om goed te richten) Heel gevoellig (ATT op 10 dB) ELECTRETMICROFOONS goedkoop alternatief voor een richtmicrofoon Goed voor ENG, niet voor EFP Sennheiser ME 66 Audio technica AT897 PERCH Rycote: accessoires voor richtmicrofoons Pistolgrip: - soort handgreep die op een perchstok gevezen wordt - micro wordt hier in bevestigd - een ophanging met rubberen elementen die schokken opvangen en contact geluid verminderen Zeppelin: plastiek achtige korf laat het geluid goed door Windjammer: bij buitenopnamen als er wind is word nog een windjammer aangebracht Het geluid van de wind verdwijnt in de trilling van de haartjes Softie: jasje die over de microfoon past als windbescherming Telescopische hengel: heel stevig en licht, enkel in het zwart omdat ze geen licht reflecteren op de set of personen Duitse Ambient en het Franse VDB DYNAMISCHE MICROFOONS 1) Goed voor in zeer lawaaierige omstandigheden (discotheek, kermis, voetbalstadion, ) 2) Macht micro: reporter lepelt met de micro (als hij iets niet wil horen trekt hij de micro naar zich) 3) Micro trottoir: omdat bij op straat gebruikt wordt op mensen hun mening te vragen Sennheiser MD46 Audio Technica BP 4002 LAVALIER OF DASSPELDMICROFOONS Sennheiser EW 100

19

DE HOOFTELEFOON Sennheiser HD 25 A. Een schelp wegdraaien (luisteren naar wat de reporte zegt) B. Goedkopere versie PS 25 (niet alle onderdelen apart verkrijgbaar) Remote Audio HN 7506 a) Ontwormpen om naar te luisteren in plaatsen waar er heel veel lawaai is (F1, helicopter) b) Oorkussen gevuld met olie die perfect op je oren aansluit Bekabeling: XLR-kabel: 3 contact punten: Massa: gevlochten ijzeren kabeltje HOT: rode kabel COLD: blauwe/zwarte kabel Multikabel: om van mixette naar camera te gaan 2 kanalen (L/R uit van het mengertje) + retourlijn bestaat uit 2 stukken: een multiconnector en een kabel Slave stukje: een multiconnector, met een kort kabeltje en aan de andere kant 2 XLR die we in de camera steken + een retour

Afregeling
a. consumer/semi pro Toestellen met veel beperking qua geluid Vaak geen XLR aansluiting, of geen 48 V e.d.

b. standaard broadcast - 2 XLR inputs voor AUDIO IN dynamische micro middenstand mic condensator rechterstand mic - 5 pin (AUDIO OUT) voor retour naar mixette - Als je met een mixette werkt: switches op LINE! - Alles op manueel - CH kiezen: Front/Rear/Wireless (Rear voor CH1 en CH2 als je met mixette werkt) Front of wireless als je zonder mixette werk - Met CH1 en CH2 volumeregelaar moet je de 1000 Hz afregelen die vanuit de mixer komt op 18dB FS - Op mixette: 1000 Hz (komt overeen met -9 dB Peak) - Op camera: 1000 Hz op -18 dBFS afregelen (dBFs staat voor Full Scale, bij digitaal is er niets boven nul) Moduleren: het geluid zo juist mogelijk in niveau afregelen. Standaard moduleren we naar 0 op onze mixette. c. DSLR (fototoestellen) Sommige toestellen hebben zeer beperkte mogelijkheden qua klank opnemen op aparte recorder - Sounddevices hebben recorders -

20

Hoe het geluid syncen? 1. werken met een klapper (en indien mogelijk ook de opgenomen klank op de camera zetten) 2. interne cameramic die kan dienen voor getuigeklank of maak gebruik van de plug in voor Final Cut plural eyes die je klank van de recorder kan syncen met de videofile aan de hand van waveforms 3. Op het audiokanaal een TIJDCODE opnemen (met plug in aux TC reader kan je een audiospoor converteren naar een TC spoor en zo op TC syncen) LockIt van Ambient zorgt voor synchronisatie met de beelden doordat het de tijdcode ook als een signaal op microniveau uit kan sturen d. High End - Bij deze cameras wordt gewerkt met een geluidsman - Doorgaans wordt er gewerkt met losse HD-recorders voor geluid (met Time Code) LockIt van Ambient zorgt voor syncronisatie met de beelden Hoe perchen? - Schaduwen vermijden - uit het kader blijven - feeling hebben voor wat er gaat gebeuren - tekst (snel) kunnen memoriseren - goed communiceren met de rest van de ploeg Verschil tussen ambiance stoorgeluid Ambiance draagt bij tot het levendig maken van de reportage of film. Stoorgeluid: vliegtuigen als het niet over lawaaihinder gaat, blaffende honden, grasmaaiers, luide muziek in een caf, airco, Continuiteit 1. Binnen het shot het geluid moet kloppen met het beeld (CU van telefoon klinkt anders dan telefoon in een algemene ruimte) 2. Tussen verschillende shots in een scne in een dialoog, shot tegenschot gedecoupeerd moet de dialoog natuurlijk klinken alsof hij in n keer is opgenomen. Achtergrond geluid mag niet veranderen als we van persoon A naar B gaan en terug. 3. Tussen verschillende scenes van een film de stem van een acteur of actrice moet het zelfde klinken door heen de film (het mag wel veranderen door da akoestiek in verschillende ruimtes) Roomtone/nulgeluid/locatiestilte altijd een stukje geluid opnemen van de locatie stilte is niet hetzelfde als geen geluid Ambiance opnemen als het achtergrondgeluid niet continu is als we het standpunt draaien. Zorgt voor continuteit in montage, ook voor meer sfeer. Perchtips: - Kies je plekje - Haal het geluid waar het is - Maak geen contactgeluid

21

Hoofdstuk 5: Preproductie
Location Hunting - kiezen voor een goede locatie (location hunter) - vb. Autosnelweg naast een bos (klankracords bij montage) beton, plaaster (zwaar reflecterend) - zoek met je oren (luister of het mogelijk is om goeie klank op te nemen) - Ter plaatse gaan kijken (staat het er nog? Is er niet te veel storend lawaai?) - Zoek het juiste moment (belangrijk om op de zelfde uren te filmen continuteit) De Ploeg: - houding is zeer belangrijk (elk lid moet professioneel denken en handelen) - kies zorgvuldig je klank man - the soundcrew should only wear one hat ( hoofdjob moet in orde zijn, klank is een volwaardige functie, niet iets dat je nog bij een andere functie neemt!) - werk met mensen die weten wat ze doen en vertrouw ze - Pros leren van pros (durf vragen stellen aan andere mensen) - Gebruiker moet weten wat hij wil (niet de verhuurfirma) - Professionele attitude (durven assertief zijn neen zeggen) - Wees sociaal en vriendelijk - Zorg dat je materiaal in orde is Het juiste materiaal: - je kiest zelf het materiaal die je nodig hebt (niet de regisseur of productie!) - probeer informatie te winnen over de opdacht zodat je het juiste materiaal kan bestellen - reportage perche + shotgun (liefst condensatortypes) - Informeer op welke camera wordt gedraaid! (Red heeft speciale kabel nodig, DSLR moet gesynct worden, Alexa camera van Arri heeft 5 pin XLR nodig, ) - Prepareren van het materiaal: batterijen opgeladen, reserve baterijen, zenders, accessoires, - Uitproberen doe je beter thuis dan tijdens het draaien - Check alles dubbel voor je een verhuurcontract tekent (breng alles tijdig terug) - Spreek tijdig af met de verhuurfirma, geef defecten meteen door, bevestig je optie of laat weten dat het niet meer nodig is, GOEDE VOORBEREIDING IS DE HELFT VAN HET WERK

22

Hoofdstuk 6: Monitoring
Algemeen: - werk met een goede geluidsinstallatie - (niet met crappy speakers, headphones of speakers van je laptop) - gebruik deftige studiomonitoren + een goede akoestische ruimte - Active speakers gebruiken (monitors waar versterking ingebouwd zit) Versterkers - vermogen wordt bepaald in functie van de belasting ( luidsprekers van 16, 8, 6, 4 of 2 Ohm) - Vermelding over de vervorming bij welke frequentiebandbreedte dat vermogen geleverd wordt - Eindversterkers halen hun nuttig vermogen uit de voedingstrap van het circuit (ze verbruiken veel) - het elektrisch vermogen van de voeding bepaalt het piekvermogen - Continu-vermogen (RMS) = vermogen dat een versterker onafgebroken kan leveren - Piekvermogen = vermogen dat de versterker zeer kortstondig kan geven waarbij het volledige vermogen van de voedingstrap wordt aangesproken (als pieken blijven aanhouden kan de eindversterkingstrap snel overhit raken gevolg: thermische protectie of een beschadiging) - Vermogen is afhankelijk van belastingsimpedantie - Als de frequentie daalt, daalt de impedantie (4 Ohm luidspreker bij 50 Hz kan dalen naar 2 Ohm) Vermogensbandbreedte - geeft de maximale bandbreedte van de versterker bij maximaal vermogen, binnen de aangegeven vervormingsgrens - zegt niets over frequentiekarakteristiek (meestal opgegeven bij 1 Watt) De stijgtijd (slow rate) - versterker moet zo snel mogelijk reageren op elke dynamische verandering - meestal sinusgolven maar er kunnen ook blokgolven opgewekt worden de spanning verander bij blokgolven op heel korte tijd - Moeilijk voor andere circuits er is een zekere stijgtijd (T) nodig waarbij de hoogste spanning zal bereikt worden - Belangrijk voor vermogensversterkers: nodig om transinten op te vangen bij reproductie Overshoot en ringing - overshoot = onstabiliteit bij de versterking van plotse pieken (alles die over het theoretisch resultaat na versterking gaat) - Ringing = nazinderen (na een overshoot) Clipping - kan je verhinderen - versterking moet lineair zijn - boven bepaalt punt = clipping = hoorbare vervorming = signaal wordt meer een blokgolf - Resultaat: versterker gaat in thermische protectie of wordt beschadigd - Clipping zeer slecht voor speakers , te veel vermogen krijgen en ze gaan stuk. - Actieve speakers bij clipping wordt er een lampje rood Klasse A, B en AB-versterkers Klasse A - beste versterkers - ruststroom is hoog dat de transistor de volledige sinusgolf in n cyclus kan verwerken - Voordeel: transistor opereert voor de versterking van de hele sinusgolf binnen het lineaire gebied vervormingsvrij + hoogste mogelijke kwaliteit geluidsversterking - Nadeel: ruststroom is zodanig hoog dat de versterker de helft van het vermogen als opneemt zonder dat er signaal aanwezig is. Inefficint gebruik van beschikbare vermogen

23

Klasse B -

niet zo goed 2 transistoren die elk afwisselend 180 van de sinusgolf versterken push/pull schakelingen of balansvesterker Voordeel: ze worden ingesteld op kleine ruststroom, zodat ze weinig warmte produceren en zeer efficint zijn Nadeel: ze zijn niet kwalitatief (meestal gebruikt voor intercom/communicatiesysteem)

Klasse AB - Combinatie van voordelen klasse A, zonder de nadelen van klasse B - Zo weinig mogelijk energieverlies van klasse A + weinig vervorming van klasse B - Ruststroom gekozen zoals bij klasse A voor zwakke ingangssignalen - Boven bepaald niveau = overschakeling op klasse B mode - Meeste professionele audioversterkers zijn klasse A/B Klasse D - foutief digitale versterkers genoemd schakelende versterkers - Uitgangen worden snel in en uitgeschakeld via pulsbreedtemodulatie (enkele malen per cyclus) - In theorie wordt geen vermogen verspilt toch wel klein beetje verlies - Rendement rond 90% en hoger doordat de uitgang compleet aan of uit staat Vervorming: - THD (totale harmonische distortie) moet aan minder zijn dan 0,1 % over het volledige frequentiespectrum Overspraak: - Overspraak of diafonie tussen 2 kanalen van stereo vesterkers moet minimaal -70 dB -75 dB bedragen bij 1 kHz Dempingsfactor: - geeft aan hoe goed de versterker ongewenste trillingen kan elimineren door het bijna kortsluiten van de luidspreker - hoe hoger de dempingsfactor hoe beter! S/R verhouding - signaal/ruis verhouding - moet minstens 105 dB zijn voor versterkers tot 200W RMS - moet minstens 110 of 115 dB zijn voor zwaardere versterkers - Eindversterkers steeds volledig opendraaien je mag dan ook geen ruis horen Luidsprekers (in montage en audiopostproductie) Factoren die geuildsbeeld benvloeden: - de ruimte - de kwaliteit van de versterkers - de luidsprekers In studio zijn er 2 luidsprekerparen: - grote luidsprekres (hoog volume luisteren) - kleine luidsprekers (als referentistandaard luisteren van mix en evaluaren balans op deze luidsprekers) Soorten monitors: - nearfield (1 2 meter) = korte afstand (niet akoestisch behandelde ruimte betere verhouding tussen direct en weerkaast geluid) - midflield (3 4 meter) = iets langere afstand

24

Beste opstelling: - Gelijkzijdige driehoek met op 2 hoeken de speakers en op punt 3 de luisteraar - Een beetje naar elkaar gedraaid - Bij voorkeur niet in hoeken (weerkaatsing bij lage frequenties) Check je mix - niet te luid - luister op zo veel mogelijke manier naar je mix (headphone, kleine speakers, hifisysteem) - studiomonitors klinken neutraal (veel luidsprekers kleuren het geluid om het aangenamer te doen klinken) Actieve luidsprekrs (gepowerde monitors) - luidsprekers waar de versterker ingebouwd zit - Genelec, Dynaudio, Quested, Tannoy, Yamaha KRK - Montagecellen nearfields (mee betrouwbare geluidsweergave bij slecht akoestische ruitmte) meer direct dan indirect geluid - Aan/uit schakelaar (altijd je actieve luidsprekers als laatste aanzetten bij het opstarten (zelfde bij afszetten) - XLR ingang nodig - Volume: links en rechts even hard (stereobalans moet kloppen)

25

Hoofdstuk 7: Postproductie audio


Geluidsband bestaat meestal uit 4 elementen: - Dialoog ( DIALOGE IS KING) - ambiance layers (good noise) - extra geluiden die uit de ambiance komen - muziek Ambiance layers: 1. Roomtone we nemen 1 min locatiestilte op die we onder de schene kunnnen zetten om overgangen vlotter te maken in het geluid (komt zeker van pas in montage) 2. Stille achtergrondgeluiden plaatsen we zelf bij het geluid om wat meer leven in de scne te blazen Foley: klanken die je zelf gaat opnemen synchroon met het beeld (voedstapjes op juiste ondergrond) Fictie: dialoog op locatie is onbruikbaar = 2 mogelijkheden: - Re-shoot (zzer duur en vaak niet mogelijk) - ADR (Automatic Dialogue Replacement) gemonteerde beelden op het scherm worden weergegeven en dan gaat de acteur synchroon met het beeld de tekst opnieuw spelen (ook als het onmogelijk is om goeie klank op te nemen) Dialoog moet steeds verstaanbaar zijn om elk beluistersysteem dialoog moet continu zijn: - binnen elk shot - binnen elke scene - tussen verschillende scenes na montage luisteren op een bepaald geluidsniveau (om referentie te hebben) Muziek juiste muziek geeft extra dimensie aan het beeld: - kan de emotie van de personages onderstrepen - kan de kijker een rustpauze geven tussen lange stukken dialoog - kan bijdragen tot interpretatie van de scne gebruik een temptrack (muziek in met het zelfde tempo in bpm als de muziek die je nadien gaat gebruiken rechten vrije muziek - royalty free stockmusic - production libraries - voor bepaald gelimiteerd gebruik kan je ook Creative Commons gebruiken - laat een componist iets maken .WAV of .AIFF geen .mp3 Bij cuts in de muziek maak je korte fades op het begin en einde om clicks te vermijden Knippen op het moment waar de wave door de horizontale lijn gaat = zero crossing Mixen in je video-editor Beperkte mogelijkheden aparte audio-editor gebruiken beeldlock apart het geluid afwerken zonder nog het beeld te veranderen afgewerkte audiomix zal perfect overeenkomen met de afgewerkte video die we reeds hadden bij export naar een audio-editor: - O.M.F. (Open Media Format) bij FCP - A.A.F. (Advanced Authoring Format) bij Avid geluidstracks (met juiste benaming) zullen sync met je video verschijnen in je audio-editor Handels voorzien (extra stukjes geluid voor en na elk gebruikt fragmentje dat uit videomontage komt)

26

Digitale audio Samplingfrequentie - een geluidssignaal word x aantal keer per sec. bekeken of bemonsterd of gesampled om geluid goed weer te geven min 40000 keer per seconde voor goed geluid (dubbele van max hoorbare frequentie 20 000 Hz) - 44 kHz audio CD - 48 khz videosysteem - 88.2 en 98 Khz bestaan ook - 192 kHz high end audiosystemen Bitdiepte - aan elke sample wordt een waarde gegeven (d.m.v. een 16 of 24 bit systeem) - 16 bit = 65000 waarden 24 bit = 1 miljoen waarden) - SPDIF: Sony Philips digital interface: in of uitgang op je geluidskaart om digitale audio te sturen of te ontvangen WAV (of AIFF) of MP3? WAV of AIFF - geluidskwaliteit is beter dan die van mp3 Mp3 - gecompresseerd in data - geen broadcast kwaliteit en not done in filmpostproductie - web toepassingen Plug-ins - standaard tools om magie mee te creren in de mix - kleine programmatjes om geluid mee te manipuleren: EQ Compressor Noise reduction Filters Reverb - Voor je begint met processing zorg dat je een originele backup hebt van je project (dupliceer de originele clip voor je gaat processen! DAW tips (Digital Audio Workstation) - plaats audio op een aparte HD - maak aparte folder voor: Rushes Editing Mixing - maak een backup van deze schijf - Ideaal: HD1 systeemdrive HD2 Audio HD 3 video HD 4 backup - Save Save As save is in de zelfde folder save as kan je een nieuwe folder kiezen en nieuwe naam geven Dialoogmontage 1. Set Up - maak een werk-copy en hou een extra back-up van het origineel - maak een aantal sporen om je dialoog op te monteren (2 of 3 audiosporen) - kies de juiste micro, gebruik niet mute, hou het sync, 2. Clean Up - ploffertjes weghalen, ruis weghalen, low cut, equalisen, . 3. Fix Up - start en eindpunten aanpassen aan de videocuts - crossfades maken 4. Check Up - Luister opnieuw - doe correcties

27

Voice Over - kies een pro-stem - doe een stemtest en check het level (en zorg voor headroom) - check goed terwijl je opneemt + eventueel safety - moet vol en warm klinken EQ en Compressie EQ: equalisen meest basic geluidsbewerking en n van de belangrijkste om problemen in de klank te verhelpen individuele bronnen beter laten klinken of beter laten passen in de mix goed opnemen of versterken alles tussen 20 Hz en 20000 Hz capteren Ideaal = versterken/opnemen zoals we het akoestisch horen Ideaal = micro met vlakke frequentierespons niet zo in de praktijk (vermindering van lage en hoge tonen of bepaalde gebieden waar een accentuatie (boost of peak) of een vermindering (dip) in frequentieweergave zit pieken en dips = gemakkelijk corrigeren onregelmatige frequentieweergave = moeilijk te corrigeren

Level en decibels - level = luidheid/niveau van een signaal op een mengtafel als we mixen of opnemen - 100 dB 103 dB = verdubbeling van vermogen Frequentierespons - frequentieweergave moet zo vlak mogelijk zijn afwijking aanduiden: 20 Hz 20kHz (+1dB, 1dB) Filter eenvoudige vorm van EQ verwijdert stukken uit een frequentiespectrum 5 types: Hoogaf-filter of low-pass hoge frequenties worden afgefilterd Laagaf-filter of low-cut rond de 100 Hz wordt het signaal sterk verzwakt (high-pass) Band-pass zowel hoog als laag wordt afgefilterd en middenfrequenties doorgelaten Band-stop middenfrequenties worden verzwakt, hoog + laag doorgelaten Notch filter zeer smalbandige filter: om brom te verminderen rond 50 Hz uitfilteren filter cutten niet alles ze hebben een zekere slope aangezien analoge componenten moeilijk te verwezenlijken is en omdat het niet goed zou klinken Baxandall tooncontrole (een eenvoudige HF en LF regeling) bij hi-fi installaties

Bell: boost vanaf een bepaalde frequentie vrij hard in een welbepaald deel, maar verderop is de frequentie terug lineair Shelf: boost vanaf het gekozen frequentiepunt tot het einde van het hoorbare frequentiespectrum Q-factor - Bepaalt de bandbreedte of bandwidth - Groote bandbreedte = lage Q-factor - Smalle bandbreedte = hoge Q-factor Compressie - Bedoeling van compressor = beperken van dynamiek en verhogen van luidheid - En van de belangrijkste signaalprocessoren - Limiter (begrenzer) druk de oorspronkelijke dynamiek van een signaal samen, zodat het zonder problemen kan verwerkt worden door alle elementen van de geluidsketen 2 redenen om dynamiek te beperken: 1. Dynamiek van 100 dB kan niet verwerkt worden door de volledige geluidketen (vogel vliegtuig) 2. De gemiddelde inhoud v/h signaal dichter bij de headroom grens brengen bevorderd de luidheidswaarneming aan het eind van de keten

28

2 mogelijkheden om dynamiek v/h signaal in de hand te houden: 1. Gain riding (manueel): plaatsen waar de pieken zijn, zachte passages bijduwen 2. Compressie (automatisch): pieken elektronisch in de hand houden, met behulp van parameters die we kunnen instellen: Gate = drempel instellen vanaf waar het signaal doorgelaten wordt, onder de drempel gaat de noise gate dicht en wordt er geen signaal doorgelaten. Threshold = punt vanaf waar het toestel in werking gaat treden. Het niveau waarop het signaal niet meer met unity gaine versterkt word, maar waarbij er verzwakking zal optreden bij de signalen boven het tresholdpunt. (tresholdpunt meestal instelbaar, behalve als het fixed is) Ratio = de mate van de verzwakking. Vb: 2 : 1 ( voor elke 2 dB boven het tresholdpunt wordt er 1 dB doorgelaten) de combinatie threshold/ratio zal bepalend zijn voor de compressie Attack = de snelheid waarmee de compressor zal reageren (op een korte piek of langer signaal) Release = snelheid waarmee onze compressor herstelt, nadat het een piek heeft afgezwakt. Output = op het einde gaan we de compactere signaal terug opdrijven (gain make up) Limiter Attacktime of antwoordtijd = tijd nodig om de pieken boven het thresholdpunt af te zwakken volgens de gekozen ratio. Om oversturen door transinten onmogelijk te maken, moet de compressor zeer snel ingrijpen. Korte transintvervorming = zo kort dat ze onhoorbaar zijn Korte attacktijd in een dynamisch signaal met veel korte pieken = negatief effect Bedoeling van compressor = beperken van dynamiek en verhogen van luidheid Goed compressorwerking = langere pieken worden opgevangen Release of hersteltijd Tijd om terug te keren naar de originele dynamiek van het signaal of de unity gain korte herstelt = aanleiding tot zeer snelle dynamiekvariaties (= popeffect) lange hersteltijd = geeft uitvlakking van de dynamiek en zorgt dat stille passages niet meer hoorbaar zijn. Samengevat: Antwoordtijd - Attack Te lang: ontoelaatbare oversturingen maximaal 10 msec. Te kort: te fel reageren op piekjes in het signaal minimaal 1 msec. Hersteltijd Release Te lang: stationaire toestand Te kort: pompeffect Te lange hersteltijd met korte antwoordtijd kan signaal wegdrukken

29

Audio in Final Cut ORo Level Mag niet tot 0 hou een level aan rond -9dB (klank moet zich bewegen tussen -18dB en -9dB) Audio telt op: meerdere sporen samen zetten zorgt voor luider geluid Meters Groen = gemiddeld level Geel = pieken Rood = oversturen vermijden! Niveau: rode lijntje = relatieve level (niet absolute level) geluid t.o.v. originele geluid die opgenomen werd. Keyframes Bolletjes toevoegen met option toets ingedruk terwijl je op het rode lijntje klikt Bepaald stukje geluid stiller of zachter maken tussen 2 keyframes Dialoog is koning Dialoog mag nooit to 0 gaan! Moet rond -9 dB komen (ruimte om te roepen en fluiteren) Gain Clip kan max 12 dB omhoog soms te weinig gain aanpassen (max tot 96 dB) Filters Normalisation gain gaat alle clips scannen en op de pieken gaat hij alles wat ophoog trekken qua audiovolummme, zodat clips die sitller opgeonomen werden weer op niveau komen van clips die luider zijn opgenomen. Compressie Dynamiek bepekren (verschil tussen luide en stilste passages kleiner maken) meer realistisch verschil tussen te luid en te stil. Compresseer niet te veel achterliggend geluid word luider en soms word de dialoog moeilijk verstaanbaar. Treshold: niveau waarop hij gaat werken hoe meer naar min hoe sneller hij gaat werken (-20, -10) Compressieverhouding (ratio) 1 = geen verandering, 3 of 4 = goed Room Tone stilte van de locatie aan geen geluid toomtone gebruiken om gaten te vullen (en crosfades niet vergeten) Ambiance toevoegen Om je film of reporatage meer te laten leven Organiseer je sporen 1 & 2 dialoog 3 & 4 roomtone 5 & 6 ambiance 6 & 7 geluidseffecten 9 & 10 muziek Muziek Gebruik rechten vrije muziek Muziek moet passen en mooi in of uit faden. Mixing Maak eerst een goede geluidmix in FCP Ga eventueel experimenteren met je mix in soundtrack pro Of af mixen met een echt audioprogramma: 1. Quicktime-movie van je montage maken 2. een OMF export van al je audiosporen in 24 bit (onthoud de plaats van de bastanden na het exporteren) bij AIFF is dit niet nodig.

30

Vous aimerez peut-être aussi