Vous êtes sur la page 1sur 5

Vrijdag 26 juli: Matthijs Schouten: Terug naar de natuur Natuur levert ons rust, ruimte, stilte, ontspanning, schoonheid

en draagt dus bij aan ons geestelijk welzijn. Dat is direct te ervaren als je naar Nederlandse natuurgebieden gaat en als je kijkt hoeveel mensen daar gaan recreren. Natuur is belangrijk, dat vinden we allemaal. Om in te recreren, als voedselvoorziening, als leverancier van energie. Maar zodra we iets moeten laten om natuur te beschermen dan doen we dat niet. Hoe kijken wij eigenlijk aan tegen die natuur? Zijn we buitenstaanders? Deel van het grote geheel? Mathijs Schouten, bioloog en bijzonder hoogleraar ecologie en filosofie, over de relatie mens-natuur. We gebruiken het woord natuur heel erg gemakkelijk. En dan denken we dat wanneer wij het woord gebruiken de ander daar dezelfde invulling bij heeft. Maar als je het goed nagaat, zul je merken dat bij verschillende mensen er heel verschillende beelden zijn van natuur. Mag ik u wat vragen, mevrouw? Als ik het woord natuur zeg, waar denkt u dan onmiddellijk aan? Bos, heide, zee. Als ik het woord natuur zeg waar denk je dan direct onmiddellijk aan? Nou ja het dichtst dat bij me staat is dan fietsen, mountainbiken. Mountainbiken, waar mountainbike je? Langs de A2. Ik ben toevallig bioloog, dus ik zeg: ik denk aan regenwouden en koraalrif om eerlijk te zijn. Dat is het eerste wat dan in mij op komt. Sterrenstof denk ik. In de zin dat de natuur is alles, de kosmos, alles waaruit wij zijn opgebouwd. Dat is de natuur. Stel dat je een definitie van natuur zou moet schrijven voor het woordenboek van Van Dale. Dan moet je aangeven wat je vindt wat allemaal natuur is en wat niet natuur is. Wat zou je dan zeggen? Natuur is: Iets wat van zichzelf is, niet door de mens is aangeraakt. Hoort de mens ook bij de natuur? Absoluut. Ja absoluut. En wat de mens maakt? Ik maak ijs met natuurproducten. Dat is wel natuurlijk. Dat hoort dan ook bij natuur. Is dan een wei met koeien, is dat natuur? Ik vind eigenlijk van wel, maar dat past niet bij mijn definitie. Ja, dat het Amazone regenwoud tot de natuur gerekend dient te worden, daar zijn wij het allemaal over eens. De meeste mensen vinden dat dit ook geldt voor de wadden. Maar ja, de Drentse hei dan? Waar voortdurend van alles gebeurt door mensen. Daar wordt gebrand, geplagd, daar worden schapen gegaast. En als we dat niet zouden doen, dan zou daar bos komen. Ja, is dat nou dan ook natuur? Maar ja, Artis dan? Apen in Artis zijn daar niet vanzelf gekomen. Ze zouden daar ook niet kunnen overleven zonder invloed van de mens. Noem je dat systeem Artis dan ook natuur? En daar wordt over het algemeen gezegd door ecologen: Zolang de planten en dieren nog zelfstandig, spontaan, autonoom ergens gekomen zijn, noem het nog natuur, zelfs als de mens daar van alles doet. Als de planten en dieren daar nog maar vanzelf spontaan gekomen zijn. Op dat moment dat de planten en dieren, die je als elementen in de natuur zou kunnen noemen, door ons gebracht zijn, door ons onderhouden worden, door ons in stand gehouden worden, dan zou je het meer en meer een cultureel systeem kunnen gaan noemen. Ik ben nu op weg naar Prinses Irene. Ik werk al een aantal jaar met haar samen in het door haar opgerichte natuurcollege. Dat was een project waarin we zeer nauw samenwerken, een project dat zij genitieerd heeft, dat er op gericht is kinderen weer in contact te brengen met natuur. Het project noemen we NatuurWijs. Hallo.

Hallo Matthijs. Goed je weer te zien. Ja. Het is zo belangrijk dat kinderen op heel jonge leeftijd werkelijk in contact komen met de natuur. Dus een natuurervaring hebben, geraakt zijn. Avontuur hebben gehad, omdat ze een ree hebben gezien. Of omdat de zon opkwam en ze geraakt werden door dat moment. Dat maakt een groot verschil voor hun hele leven. Dan is er iets, het contact is gelegd met de natuur en dat heeft hun eigen natuur geraakt. Daardoor is hun relatie met de natuur anders dan wanneer dat nooit gebeurd is. Over een jaar of 30, 40, zo rond 2050 wordt verwacht, leeft 70% van de wereldbevolking in steden. Dus minder en minder kinderen komen op die wijze nog in contact met natuur en de natuurlijke omgeving. En dat zijn wel de beleidsmakers voor de toekomst. En als zij geen band opbouwen met de natuur en zich er ook niet bij betrokken voelen, zich er niet deel van voelen, nemen ze er ook geen verantwoordelijkheid voor. En dit wordt door veel denkers gezien als een van de grote bedreigingen voor duurzaamheid en de toekomst. Ja natuurlijk, want als kinderen niet meer in aanraking komen met de natuur en alles wat dat biedt, dan groeien ze zo eenzijdig op dat ze hun beslissingen ook vanuit die eenzijdigheid zullen nemen. Het programma dat jij genitieerd hebt, NatuurWijs, wat we nu uitvoeren samen met Staatsbosbeheer, daar is de essentie van dat kinderen niet alleen de natuur leren kennen en daar dingen over leren, maar ook dat ze zich ook kunnen verwonderen dat er een werkelijke ontmoeting optreedt. Voorop staat dat ze gewoon daar stil zitten en ervaren en dan komen de dieren tevoorschijn en dan ruiken ze en ze proeven, ze zien, dus de zintuigen worden geopend en kinderen vinden het fantastisch. En de boswachter moet dan ook zijn eigen betrokkenheid laten zien en dat vergt ook oefening want je traint bij NatuurWijs ook de boswachters. Goedemorgen. Waarom doen wij mensen wat we doen? Waarom gaan we met de natuur om zoals we met de natuur omgaan? Allemaal hebben we een bepaald gevoel, een bepaald beeld over hoe de relatie met de natuur is of zou moeten zijn. En dat noemt men dan een grondhouding. En wat milieufilosofen in een onderzoek vaststelden, is dat die grondhouding varieert van persoon tot persoon, want de grondhouding is erg verbonden met je eigen persoonlijke levensgeschiedenis. Waar je geboren bent bijvoorbeeld. Als je geboren bent in de Pijp in Amsterdam zal je waarschijnlijk een andere grondhouding hebben ten aanzien van de natuur dan wanneer je op de Drentse hei geboren bent of hoog in de Himalaya. En vanuit dat beeld, vanuit die grondhouding handel je, spreek je, denk je over natuur. En ik vind het altijd erg belangrijk dat we ons bewust zijn van wat ons eigenlijk drijft in ons handelen en spreken wat betreft natuur. Dus ik wil jullie grondhoudingen gaan verkennen en ik ga dat doen door wat verhalen of verhaaltjes te vertellen uit de verschillende culturen der mensheid. En in elk verhaal of groepje van verhalen zit impliciet een grondhouding. Wie leest nog Calvijn? Niemand meer? Calvijn schrijft in een van zijn traktaten: God zou de wereld heel makkelijk in een dag hebben kunnen scheppen, als hij dat gewild zou hebben. Hij deed er echter 6 dagen over. Calvijn zegt: dat deed hij om de mens te laten zien dat hij met de grootst mogelijke zorg alles voorbereid had voor het huis van de mens. En kon hij, zo zegt Calvijn, als een vorstelijke gast het paleis betreden dat voor hem was ontworpen. Dat beeld van natuur die geschapen is ten behoeve van de mens gaat christelijke theologen en filosofen enorm aanspreken. En zo zou de grote Engelse wetenschapper John Ray in de 17e eeuw zeggen: God schiep runderen om biefstukken vers te houden voor de mens. En zo zijn er nog dominees niet zo lang geleden geweest die predikten dat eb en vloed ontworpen waren opdat menselijke

schepen beter havens in en uit zouden kunnen varen. Nou dames en heren, hierin zit impliciet een grondhouding en wie wordt door deze verhalen positief geraakt? Niemand. Dan hebben we volgens de milieufilosofie in dit gezelschap geen heersers of eigenaars. De mens was eigenaar van de natuur waarmee die kan doen wat hij wil. De natuur is uiteindelijk voor hem daar. Hoe zou je de essentie van de sabbat of de zondag aangeven? Rust, de rustdag. Latere rabbijnse commentaren zullen zeggen dat het ook de dag is waarop de mens herbevestigt dat de schepping rust in de handen van de schepper. Dat ze van de schepper is en de mens niet toebehoort, dat de mens slechts een pachter is op deze aarde. Met andere woorden: we hebben de aarde niet gerfd van onze voorouders, maar we hebben haar in bruikleen voor onze kinderen. Voor wie is dit een beeld dat positief resoneert? Dan hebben we n, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven rentmeesters. Dat is het beeld wat de milieufilosofie ervoor gebruikt: rentmeester. Bij de grondhoudingen die je zou kunnen betitelen als heerser of eigenaren, ten dele ook rentmeester, gaat het voornamelijk om de waarde die de natuur voor de mens heeft. Als eerste is er bijvoorbeeld: de natuur heeft een invloed op het klimaat, reguleert voor een deel het klimaat. De natuur levert van alles, allerlei goederen die wij consumeren, die wij gebruiken, die voor ons welzijn belangrijk zijn. Denk aan wild, aan gevogelte. Wat ook vaak vergeten wordt, dat ten minste 10%, misschien wel 25% van de consumptie van dierlijke eiwitten in deze wereld gewoon uit zeen en oceanen wordt gevist. Direct door de natuur geleverd. De natuur levert medicinale stoffen. Genetisch materiaal dat we gebruiken om onze gewassen zoals je dat noemt te veredelen en sterker te maken. Natuur levert ons rust, ruimte, stilte, ontspanning, schoonheid, artistieke inspiratie. Het draagt dus bij aan ons geestelijk welzijn. Nu, dit zijn, je zou kunnen zeggen beschrijvingen van wat de natuur ons biedt in goederen en diensten, maar de vraag is dan natuurlijk ook: ja, en wat levert dat op? Wat is dat nou waard? Er is een redelijke consensus dat dat per jaar voor de hele wereld dertig biljoen, dat is dus dertig maal n miljoen maal n miljoen is, in sociaal economische betekenis en opbrengst. Dus in die zin kan je dus toch wel stellen dat natuur een belangrijke economische functie heeft. Ik ga naar een volgend beeld. Ik neem aan dat hier niemand Ojibwaans leest. Ja, ik ook niet. Ojibwaans is de taal van de Ojibwa, Native Americans. En in het Ojibwaans is er een woord voor dieren dat ik een uitermate interessant woord vind. Als je het vertaalt in het Nederlands moet je het letterlijk vertalen met: andere dan mensen, personen. Andere dan mensen, personen. Dieren zijn dus voor de Ojibwa geen mensen, maar wel personen. Met andere woorden: het zijn geen dingen. Het zijn wezens met een eigen persoonlijkheid. Ik herinner mij dat ik ooit in een boeddhistisch klooster was in Azi in India en op een bepaald moment waren er erg veel muggen die het gezelschap van monniken en mijzelf aanvielen. En de abt van het klooster, die voorop een hoge troon zat, zei: Ah, ah, ah, ah. Dood geen enkel levend wezen dat kan voelen. En toen glimlachte hij er achteraan en zei hij Nou, en als ze dan je bloed zuigen dan denk je nou, dan ben ik me nu aan het oefenen in vrijgevigheid. Dit beeld van een natuur die niet een ding is of vol dingen die we kunnen gebruiken, voor wie van jullie is dat zeer positief in de resonance? En, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen, tien, elf, twaalf, dertien. Wij hebben hier dus dertien, wat de milieufilosofie zou noemen, partners. Waarin we onszelf als mens zien, als partner van de natuur.

Kwinkelerende vogels, zoemende bijen, fruitbomen, koele beekjes en bronnen, lommerrijke bosschages. Dat is eigenlijk het ideale landschap gezien vanuit de stad in de klassieke omgeving. Het landschap is dan ook nog bevolkt met herders en herderinnetjes die zich wijden aan zang en dans en het hoeden van de kudde. Dit noemen we een klassiek arcadisch landschap. Het is het landschap waar mens en natuur met elkaar in harmonie lijken te zijn. Een landschap dat onbedorven is. En dit beeld van dat prachtige, harmonische, serene Arcadi blijft dan in onze cultuurgeschiedenis doorklinken tot in onze tijd. Het zit als het ware diep in ons collectieve geheugen gegrift. En dat is zeer duidelijk zichtbaar in het gegeven dat het programma Boer zoekt vrouw in onze tijd nog een van de meest bekeken televisieprogrammas is. Er is nog een ander beeld van natuur, een bijna mythisch beeld ook, dat is het wildernisbeeld. En dat heeft heel lange tijd helemaal niet zon goede pers gehad. In de 17e eeuw, dat is de tijd zou je kunnen zeggen in onze cultuurgeschiedenis van de orde en de regelmaat, wordt de wildernis vooral ervaren als lelijk. In Engeland in 1650, rond 1650, was er een edelman die uit Londen naar het lake gebied, in het grensgebied met Schotland en Engeland, reisde; en een brief naar huis stuurde waarin hij schreef: Lieve, het is hier vol vreselijke hoogvlakten, afschuwelijke woestenijen, walgelijke watervallen, afgrijselijke rotsen en verschrikkelijke ravijnen. Ik kom morgen naar huis. En dan krijgen we in de 18e eeuw de romantiek, een tijd waarin ook de verstedelijking sterk toeneemt. En dan vanuit de stad zijn het welgestelde mensen die tijd genoeg hebben om er op uit te trekken in een wereld waarin bomen, wouden en rotsen het antwoord geven dat de mens echt zoekt. En vanaf dat moment komt de wildernis in de westerse cultuurgeschiedenis binnen als een domein van ongeschondenheid, van zuiverheid, van waarachtigheid, het echte. Ik heb in Wageningen een student laten onderzoeken wat voor soort natuur de Nederlander in doorsnee het meest aantrekkelijk vindt. De arcadische natuur of de wildernisnatuur. Het merendeel bleek het allebei te willen ervaren. Wilderniservaring waarin je spannende onverwachte dingen kan tegen komen, maar niet te lang. Daarna weer graag terug naar het arcadische landschap dat vertrouwd is en waar ook herbergen liggen. Ik heb nog een laatste die ik jullie zou willen laten horen. En dat doe ik op basis van de tekst van een Vietnamese filosoof-monnik, Thich Nhat Hanh, en in het begin in een van zijn boeken als je het open slaat staat er een vogel op de eerste bladzijde. Als je dichter bent, dan zie je dat er een wolk drijft in dit vel papier. Zonder wolk geen regen, zonder regen kunnen bomen niet groeien. Zonder bomen is er geen papier. Als je dan nog dieper kijkt als dichter zie je dat er ook zonneschijn in dit vel papier is. Zonder zonneschijn groeien bomen niet, geen papier. Als je dan nog dieper kijkt zie je in dit vel papier een houthakker. Die de boom velde en naar de fabriek bracht waar het papier werd. En nog dieper kijkend zie je dat er graan is in dit vel papier. Graan dat brood werd, dat een dagelijks voedsel werd van de houthakker. En dus zegt Thich Nhat Hanh als je nog langer kijkt: zie je dat jij nu ook in dit vel papier bent? Met andere woorden: er is eigenlijk niets aan te wijzen dat nu niet hier in en met dit vel papier is. Dit vel papier kan eigenlijk alleen maar bestaan omdat het andere bestaat. Voor wie is dit een resonerend beeld? En, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen, tien, elf, twaalf, dertien, veertien dan hebben we veertien wat de milieufilosofie zou noemen participanten. Deelhebbers aan de natuur. Dat is

interessant want als ik dit onderzoekje 30 jaar geleden gedaan zou hebben ergens in Nederland, waar denk je dat ik uitgekomen zou zijn? De meeste mensen zouden toch gevonden hebben dat wij eigenaar van de natuur zijn. En hier en daar had er nog wel een rentmeester tussen gezeten. En wanneer mensen de vinger opgestoken zouden hebben bij partnerschap of bij participantenschap, dan hadden anderen waarschijnlijk fronsend omgekeken met zon blik van oh: new age. Het zweeft. De meeste Nederlanders nu voelen zicht tegelijkertijd participant en rentmeester. Het beeld van ik voel mij deel van de natuur, maar ik heb wel een verantwoordelijkheid naar de natuur, ik moet er zorgvuldig mee om gaan. Het is de enige manier, het is de enige weg. Dat we werkelijk weten dat we deel uitmaken van die natuur. Anders zijn het pleisters op de wonde, maar dan zal er niet werkelijk iets veranderen. We blijven beslissingen nemen aan de buitenkanten der dingen. Technische oplossingen en beleidsoplossingen. Maar ik denk dat een duurzame toekomst inderdaad te maken heeft met het echt je verbonden weten. Met het grote geheel van het leven om het zo maar uit te drukken. Weten dat je deel bent van een grote gemeenschap van leven. En daarbij dat weten, dat is mijn ervaring, dat voelen, dat ervaren, dat maakt je ook een gelukkiger mens. Dit is een transcriptie van het tv-programma - NTR - 2013

Vous aimerez peut-être aussi