Vous êtes sur la page 1sur 8

Examenopdracht: het activiteitenaanbod.

Mijn activiteiten op motorisch vlak


Grove motoriek:
- Plop met lintjes:
o Deze activiteit wordt gedaan met de peuters. Elk kindje krijgt 2
lintjes, 1 voor elke hand, gemaakt van crêpepapier in verschillende
kleurtjes. Na een kleine warming-up wordt het liedje van kabouter
Plop opgezet en kunnen de kinderen dansen op de muziek. Bij het
refreintje worden de pasjes nagebootst. Ondertussen kunnen ze
met hun lintjes bewegen: op en neer, van links naar rechts, cirkels
draaien, S-bewegingen maken,…
o Bij deze activiteit wordt vooral de grove motoriek gestimuleerd. De
kinderen dienen met de armpjes te zwaaien, rond te draaien, met de
voetjes te stampen en door de knieën te buigen. Ook om de lintjes
te laten zwieren, dienen ze grote armbewegingen te maken.
- Pas op! Een hindernisje:
o In de grote zaal wordt een hindernissenparcours aangemaakt van
matjes, stoffen trapjes en blokken met als doel: springen in het
ballenbad.
o Omdat de kinderen overal dienen op te kruipen, over te stappen en
dan uiteindelijk te springen, is dit volgens mij een heel goede
activiteit om hun grove motoriek te stimuleren.
- Kruipertje:
o Deze activiteit is voor een baby die stilaan leert te kruipen. De
begeleidster gaat op de grond zitten, op een kleine afstand van het
kind. Ze vraagt het kind om tot bij haar te komen. Dit doet ze door
het kind heel enthousiast aan te spreken en te bemoedigen. Als het
kind dit al goed kan, kan dit nog eens gedaan worden maar deze keer
wordt de afstand wat groter gemaakt.
o Het kind leert dat het zichzelf kan verplaatsen door te kruipen en
dat het niet afhankelijk hoeft te zijn van een begeleidster. Door
het kind aan te moedigen om tot bij jou te komen, leert hij zich te
verplaatsen door zijn benen en armen te gaan gebruiken. Hij leert
hierdoor zijn arm- en beenspieren verder te ontwikkelen.

1
Fijne motoriek:
- Overal glitters:
o De kinderen krijgen een tekening van een kerstbal. Ze mogen deze
dan inkleuren met wasco’s. De begeleidster helpt hen dan met het
verder versieren van de kerstballen door er wat sterretjes op te
kleven en een glitterstiftje te laten gebruiken.
o Door deze activiteit wordt de fijne motoriek gestimuleerd omdat ze
leren de tekening in te kleuren met het gebruik van wasco’s. Ook
het helpen kleven van de sterren vraagt een goed gebruik van de
fijne motoriek.
- Vingerdruk hier, pluimpje daar:
o De kinderen krijgen een reep van ongeveer 8cm hoogte die gemaakt
is van wit tekenpapier. Deze reep zal later fungeren als hoedje. De
kinderen kunnen het papier nu versieren met verf waarbij hun
vingertjes zullen gebruikt worden als penseel. Later worden de 2
uiteinden van de reep aan elkaar geniet en worden er nog pluimen
aan vast gemaakt. Zo ontstaat een indianenhoedje.
o Door deze activiteit leren de kinderen mooie figuurtjes en vormen
te tekenen met hun vingers. Hiermee wordt hun fijne motoriek
gestimuleerd.
- Knikkers rapen:
o De kinderen zien dat er allemaal knikkers op de grond liggen. De
begeleidster vertelt hen dat de knikkers uit de pot zijn gevallen,
die op tafel staat. De kinderen dienen nu alle knikkers bijeen te
rapen en ze weer in de pot te doen.
o Doordat ze de knikkers moeten oprapen van de grond, leren ze
kleinere voorwerpen goed vast te nemen. Ze leren hierdoor echt hun
vingertjes te gebruiken in plaats van hun volledige hand. Daarna
leren ze ook om de knikkers weer in de pot te krijgen.

Sensomotoriek
- Rammel-de-rammel:
o Deze activiteit kan gedaan worden bij de baby. De begeleidster
beweegt met de rammelaar voor het gezichtje van de baby. Ze zal
de rammelaar eens van links en rechts laten gaan en ook van boven
naar onder. De baby wordt hierbij gestimuleerd om het voorwerp te
volgen met zijn ogen wat het zicht kan helpen verder ontwikkelen.
Doordat de rammelaar geluid maakt, wordt het kind ook
gestimuleerd om te luisteren en het geluid te volgen. Achteraf kan
ze de rammelaar aan de baby geven zodat hij kan voelen met zijn
handjes en zijn mondje.

2
o Dit is volgens mij vooral een activiteit om de sensomotoriek te
stimuleren omdat de baby hier gestimuleerd wordt tot het gebruik
van zowel zijn zicht als zijn gehoor, tast en smaakzin.
- Paaseitjes kneden:
o De begeleidster vertelt de kinderen dat de paashaas hulp nodig
heeft bij het maken van zijn paaseieren. Ze heeft zoutdeeg klaar
gemaakt en laat de kinderen hiervan een eitje maken. De kinderen
kunnen spelen met het deeg en het kneden tot het een mooi eitje
wordt. Nadien kan dit nog wat kleur krijgen door het te
beschilderen met verf. Dit wordt gedaan door gebruik te maken van
hun handen.
o De kinderen leren hierbij het gevoel kennen van het deeg. Ze leren
dat het deeg zacht is en van vorm kan veranderen zoals zij het
willen. Door ze dan te laten verven met hun handen leren ze ook het
gevoel van verf herkennen.
- De wind:
o Dit spel is vooral bedoeld voor de baby’s. Een ideaal moment
hiervoor kan zijn tijdens het verschonen. De begeleidster neemt de
handjes van de baby tussen haar vingers en blaast zachtjes in zijn
handpalm. Ze doet ook hetzelfde met de voetjes. Indien de baby
het leuk vindt, kan dit ook gedaan worden op zijn buikje, beentjes
en gezichtje.
o Door middel van deze activiteit wordt een baby zijn sensomotoriek
ontwikkeld. Hij zal de wind voelen op zijn lichaampje en hierop
reageren.

Mijn activiteiten op cognitief vlak


Denken:
- In paar:
o Deze activiteit kan het best gedaan worden met een peuter die
toch al verschillende kleuren kan herkennen en ze kan samen
brengen. De begeleidster maakt hierbij gebruik van sokken (of
andere voorwerpen of prenten) die ze allemaal door elkaar gehaald
heeft. De sokken hebben allemaal verschillende kleuren en
tekeningen. De bedoeling is dat het kind op zoek gaat naar de
sokken die bij elkaar horen en ze weer in paar samen legt.
o Dit is vooral een activiteit die het denken stimuleert omdat het
kind eerst de verschillende kleuren en tekeningen van de sokken
dient te herkennen en dan op zoek dient te gaan naar de sok die
exact hetzelfde is.

3
- Kleurtje - kleurtje:
o De begeleidster legt een grote plastiek op de grond waarop ze
grote gekleurde bollen heeft getekend. Ze vraagt aan de kinderen
om nu speelgoed te zoeken en dit op de bol te leggen met dezelfde
kleur als het voorwerp (bv. rode auto op de rode bol).
o Voor dit spel dienen de kinderen na te denken over de kleur dat hun
speelgoedje heeft en dit daarna te linken aan dezelfde kleur op de
plastiek. Hiermee stimuleren ze vooral het denken.
- Wat is er weg?:
o De begeleidster legt 3 voorwerpen op tafel en laat de kinderen
deze voorwerpen benoemen. Indien nodig helpt ze hen hierbij. Ze
neemt dan een grote doek, legt die over de voorwerpen en neemt
onopgemerkt één van de voorwerpen weg. Ze neemt het doek weg en
vraagt de kinderen welk voorwerp er nu ontbreekt.
o Het kind leert door dit spelletje te onthouden welke voorwerpen
het net te zien kreeg en gaat dan nadenken welk voorwerp er
ontbreekt. Hierdoor wordt de verstandelijke ontwikkeling
gestimuleerd.

Taal:
- Ken je lichaam:
o De kinderen krijgen verschillende tekeningen te zien van Bumba. Bij
elke prent toont de begeleidster één of meerdere lichaamsdelen en
benoemt ze. Ze vraagt dan aan de kinderen of ze bij zichzelf en
andere kindjes ook deze lichaamsdelen kunnen aanduiden en
benoemen. De begeleidster kan dit ook doen door middel van een
leuk rijmpje. Zo is het voor de kinderen gemakkelijker en fijner om
deel te nemen.
o Door middel van deze oefening verrijken de kinderen hun
woordenschat en leren de woorden correct uit te spreken.
- Slaap lekker:
o Voor het slapen gaan, laat de begeleidster de kinderen rustig op de
mat zitten en neemt er een knuffelbeer bij. Ze laat de knuffelbeer
een liedje zingen over slapen gaan dat de begeleidster zelf heeft
bedacht. Ze gebruikt een gemakkelijke tekst waardoor de kinderen
na een tijdje kunnen mee zingen.
o Door het horen van het liedje, leren ze nieuwe woorden kennen. Als
ze dan ook nog leren om het liedje mee te zingen, leren ze ook
meteen om de woorden juist uit te spreken.

4
- Dierenpret:
o De begeleidster neemt een boek met prenten van dieren. Ze toont
de prenten en vraagt aan de kinderen welk dier op de prent staat.
Dan vraagt ze of de kinderen ook weten welk geluid het dier maakt.
Nadien kan de begeleidster zelf de geluiden na doen en dan moeten
de kinderen zeggen welk dier het geluid maakt.
o Door deze activiteit leren de kinderen de namen van de dieren goed
uit te spreken en leren ze nieuwe klanken gebruiken.

Mijn activiteiten op affectief vlak


Sociaal:
- Vrienden:
o Deze activiteit kan voor alle kindjes gedaan worden. De
begeleidster maakt gebruik van 2 vingerpopjes. Ze stelt elk popje
voor aan de kindjes door middel van een versje en laat ze dan een
liedje zingen: ‘Wij zijn 2 vrienden’. Ze betrekt ook regelmatig de
kinderen bij het spel door hen vraagjes te stellen. Op het einde
krijgt ook elk kind een knuffeltje van de 2 popjes doordat de
begeleidster elke popje zachtjes tegen een wang aanwrijft.
o Met deze activiteit wordt hun sociale ontwikkeling gestimuleerd. Ze
zien dat de 2 popjes hele goede vrienden zijn en samen veel plezier
maken. Zo leren ze beter omgaan met elkaar.
- Apen apen apen na:
o De begeleidster vraagt de kinderen om haar bewegingen te
imiteren. Zo zal ze de ene keer doen alsof ze uit een glas drinkt, de
andere keer lekt ze van een ijsje, … Bij elke imitatie vertelt de
begeleidster wat ze doet. Als afwisseling op dit spel, kan ze aan de
kinderen vragen om zelf eens iets uit te beelden zodat zij dit kan
imiteren.
o Bij deze activiteit leert het kind zijn imitatievermogen te
vergroten. Het leert houdingen en bewegingen te observeren en ze
na te bootsen.
- Samen slingeren:
o De begeleidster neemt reepjes papier van verschillende kleuren. Ze
verdeelt deze reepjes onder de kinderen en laat ze in een kringetje
staan. De begeleidster gaat in het midden van de kring staan met
een nietjesmachine in de hand. Dan gaat ze naar een kindje en
vraagt om haar een reepje te geven. Ze gaat naar het volgende
kindje en vraagt ook hem om een reepje. Elke keer dat ze een nieuw
reepje krijgt van een kind, niet ze deze aan het vorige reepje vast.
Zo maken ze een mooie slinger.

5
o De kinderen leren bij dit spel om hun beurt af te wachten en samen
te werken aan één en hetzelfde doel: een slinger maken.

Emotioneel:
- Doos van gevoelens:
o De begeleidster toont de kinderen een mooie doos en vertelt hen
dat er prentjes in de doos zitten. Op deze prentjes staan
tekeningen die gevoelens uitbeelden zoals Winnie the Pooh die een
beetje triest kijkt, lacht, boos is… De kinderen mogen elk één voor
één een prentje uit de doos nemen. De begeleidster vraagt dan aan
het kindje of het weet hoe het mannetje op het prentje zich zou
kunnen voelen. Dan neemt ze een groot stuk karton waar ze eerder
ook prenten op gekleefd heeft van een kindje dat emoties vertoont.
Ze vraagt nu aan de kinderen om hun prentje van Winnie the Pooh
bij het juiste kindje te hangen. Zo dient een boze Winnie bij een
boos kindje te worden gehangen.
o Met deze activiteit leren de kinderen wat emoties zijn en hoe je ze
kan herkennen bij anderen.
- Hoe voel ik mij?:
o De begeleidster laat prentjes zien van verschillende gevoelens zoals
een boos gezichtje, een blij gezichtje, een droevig gezichtje,… Ze
doet dan zelf na wat er op het prentje staat. Als het gezichtje boos
kijkt, kijkt zij ook boos. Ze vraagt dan aan de kinderen om zelf ook
boos te kijken. Als de kindjes weten welke emoties er zijn en hoe ze
getoond worden, laat de begeleidster hen voor de spiegel staan en
vraagt hen nogmaals om enkele gevoelens te tonen.
o Doordat de begeleidster de emotie uitbeeldt zoals het op het
prentje staat, leren de kinderen hoe de emoties er uit zien bij een
persoon. Door ze dan zelf na te doen, voelen ze wat er precies
gebeurt met hun gezichtje en zien ze ook in de spiegel hoe ze eruit
zien bij de verschillende emoties.
- Mijn teddybeer:
o De begeleidster vertelt een verhaaltje waarin ze spreekt over haar
eigen gevoelens. Ze vertelt hoe ze als kind een hele goede band had
met haar teddybeer en dat ze hem altijd met zich meedroeg. Ze
voelde zich altijd heel blij met hem en knuffelde hem graag. Ze
vraagt aan de kinderen of zij ook een teddybeer hebben en of hij
hen ook heel blij maakt. Dan vertelt ze dat ze op een dag haar beer
verloren had en niet wist waar hij was. Ze is toen heel erg beginnen
huilen en was heel verdrietig. De begeleidster vraagt of er ook
kindjes zijn die hun beertje al eens verloren waren en hoe ze zich

6
dan voelden. Om te eindigen vertelt ze dan dat haar mama de
teddybeer toch weer terug gevonden had en dat ze weer dolblij was
met haar vriend.
o Door te spreken over gevoelens en er naar te vragen bij de
kinderen, leren kinderen stilstaan bij hun gevoelens en nagaan of ze
zich zelf zo ook al eens gevoeld hebben.

Fantasie:
- Vingers:
o De begeleidster tekent gezichtjes op de toppen van haar vingers.
Ze doet hetzelfde bij het kind. Voor elke vinger gebruikt ze een
ander stemmetje en begint een gesprekje tussen haar vingers en
die van het kind. Ze kan ook eventueel een liedje zingen of versje
opzeggen.
o Door het gebruik van verschillende stemmetjes wordt de fantasie
van het kind gestimuleerd. Omdat de begeleidster hem ook betrekt
in dit fantasiespel, zal dit nog een groter effect hebben op hem.
- Simsalabim:
o De begeleidster zet een toverhoed op haar hoofd en heeft een
toverstaf vast. Ze heeft een schoenendoos mooi versierd en er een
toverdoos van gemaakt. Nu vertelt ze de kinderen dat de toverdoos
en een spreuk ervoor kunnen zorgen dat een wit tekenpapier een
tekening wordt. Ze legt het papier in de doos en voegt haar
magische ingrediënten (knikkers die ze in verf gedaan heeft) toe.
Ze doet de doos dicht en zegt de toverspreuk. Ze schudt wat met
de doos en laat de kinderen, één voor één, hetzelfde doen. Als elk
kind heeft mogen schudden, doet ze de doos open en toont de
tekening aan de kinderen.
o Deze activiteit stimuleert de fantasie bij kinderen. Ze staan zelf
even in de schoenen van een tovenaar en hebben zelf eventjes
kunnen proeven van zijn magie.
- De verkleedkist:
o De kinderen krijgen een grote, mooie kist van de begeleidster. Deze
vertelt dat er van alles in zit waardoor de kinderen even iemand
anders kunnen zijn. Ze opent de kist en laat de kinderen er in
kijken. De kinderen kunnen nu zelf kiezen welke kleren ze willen
aantrekken. Zo kunnen ze in de huid kruipen van een prinses, een
piraat, een indiaan,…
o Met deze activiteit kunnen de kinderen hun fantasie gebruiken om
hun eigen ‘nieuwe’ wereld te creëren.

7
Mijn activiteiten om de creativiteit te stimuleren
- Peuterdans:
o De kinderen krijgen eerst een kort verhaaltje te horen dat
gemakkelijk uit te beelden is. De begeleidster zet dan
instrumentale muziek op en vertelt het verhaaltje nog eens stap
voor stap. Ze vraagt aan de kinderen om de woorden uit te beelden
op de muziek zoals bv. ‘er komt een vliegje aan gevlogen’. De
kinderen kunnen nu zelf, op hun eigen manier, uitbeelden hoe zij het
vliegje zien vliegen en welke bewegingen ze hierbij zullen maken.
o De bedoeling van dit spel is dat de kinderen vanuit eigen initiatief
zich kunnen bewegen op de muziek. Ze kunnen dit elk doen op hun
eigen unieke manier en daardoor hun creativiteit verder
ontwikkelen.

Vous aimerez peut-être aussi