Vous êtes sur la page 1sur 23

Burgerlijk en handelsrecht

1. Bronnen van het recht


Wetten decreten ordonnanties
De wet is een bindende rechtsregel, opgelegd door de wetgevende macht Kamer van Volksvertegenwoordigers en Senaat en bekrachtigd door de Koning. Decreten worden uitgevaardigd op het vlak van de gemeenschappen en de gewesten door de Vlaamse Raad, de Franse Gemeenschapsraad, de Waalse Gewestraad en de Raad van de Duitstalige Gemeenschap. De Brusselse Hoofdstedelijke Raad vaardigt ordonanties uit. Zij worden afgekondigd en gepubliceerd in het Belgische Staatsblad.

Gewoonten
Gewoonten en gebruiken kunnen van streek tot streek verschillen en zijn gegroeid uit de manier van handelen van het volk. Bij de openbare verkoop van onroerende goederen (een huis of een stuk grond) wordt in bepaalde verkoopszalen nog gewerkt met een kaars. Is de vlam gedoofd, dan wordt het goed toegewezen aan de laatste en hoogste bieder.

Rechtspraak
In hun vonnissen en arresten geven de rechters een verklaring van de geschreven wettekst in functie van de veranderde omstandigheden in de maatschappij. Toch al gehoord van de letter en geest van de wet ?

Rechtsleer
Het zijn de studies en commentaren van rechtsgeleerden die tot nieuwe of gewijzigde wetten aanleiding geven.

Verordeningen en richtlijnen
In de Europese Unie vormt de Europese Ministerraad het zwaartepunt van de wetgevende macht. Een verordening van deze raad is rechtstreeks bindend zonder dat de lidstaten nationale uitvoeringsbesluiten moeten uitvaardigen. Richtlijnen daarentegen moeten wel in nationale wetgeving worden omgezet.

Internationale verdragen
Als belangrijke Europese verdragen kennen wij: het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens en het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind.

2. De persoon als lid van..


2.1
Naam De voornaam wordt gekozen door de ouders en onderscheidt het kind van de andere familieleden. De familienaam van een kind wordt toegekend op basis van wettelijke regels. Zo geldt bijvoorbeeld nog steeds de regel dat als moeder van het kind gehuwd is, de ambtenaar van burgerlijke stand het kind automatisch de familienaam van de echtgenoot zal geven. De juiste schrijfwijze van je voornaam en je familienaam is belangrijk en het verboden aan je identiteitskaart iets te wijzigen. Op je diploma en op officile documenten Zoals verandering van woonplaats, huwelijksakte, geschreven overeenkomsten, etc. zal de volgorde en de schrijfwijze moeten overeenstemmen met die van je identiteitskaart. Woonplaats De woonplaats is de plaats waar een natuurlijk persoon zijn hoofdverblijf heeft, wat betreft uitoefening van zijn burgerlijke rechten; waar men volgens het recht geacht wordt te verblijven. Belang: Op het wettelijke adres krijgt men zijn aanslagbiljet voor de inkomstenbelastingen, zijn kiesbrief, de dagvaarding voor de rechtbank De woonplaats staat op de identiteitskaart. Gewoonlijk is het de gemeente waar iemand ingeschreven is op een bepaald adres in het bevolkingsregister. De verblijfplaats daarentegen is de plaats waar men in werkelijkheid vertoeft. Bv. mijn woonplaats is Antwerpen, maar tijdens de zomervakantie ik in mijn appartement te Oostende. Er zijn dus meerdere verblijfplaatsen mogelijk maar er is slechts n woonplaats. De woonplaats van een niet-ontvoogde minderjarige beneden 18 jaar is in de gezamenlijke verblijfplaats van zijn ouders of voogd. Als de ouders niet samenleven, woont hij in de verblijfplaats van n van beiden. Man en vrouw kunnen beiden een afzonderlijke woonplaats hebben: zij hebben slechts n gemeenschappelijke, echtelijke verblijfplaats; Nationaliteit De rechtsband die een natuurlijk persoon aan een bepaald land bindt, noemen we nationaliteit. Uit deze rechtsband ontstaan rechten en plichten: - alleen Belgen hebben in ons land de rechten van staatsburger of politieke rechten, nl. kiesrecht, recht om verkozen te worden. Een vreemdeling kan in Belgi wel overeenkomsten sluiten, in het huwelijk treden, handelaar zijn - de rechten en de vrijheden van de Belgen worden gewaarborgd door de grondwet.

Een gezin (naam, woonplaats, nationaliteit)

In het Wetboek van de Belgische nationaliteit van 28 juni 1984 wordt uitvoerig geregeld wie Belg is en wie Belg kan worden.

2.2

Verwantschap

2.2.1 Bloedverwantschap
Bloedverwantschap is de juridische band tussen personen die ofwel van elkaar afstammen, ofwel van een gemeenschappelijke stamouder afstammen. De afstand tussen twee personen van eenzelfde familie noemen wij de graad van bloedverwantschap. De opvolging van graden noemen wij lijn. Wij maken onderscheid tussen: 1. bloedverwantschap in rechte lijn Opvolging van graden (generaties) van personen die van elkaar afstammen. De opgaande lijn verbindt de persoon met degene van wie hij afstamt (ascendenten). De neerdalende lijn verbindt de ouder met de personen die van hem/haar afstammen (descenten). 2. bloedverwantschap in zijlijn personen die van een gemeenschappelijke stamouder afstammen zonder van elkaar af te stammen.

2.2.2 Aanverwantschap
Aanverwantschap is de juridische band die ontstaat door een huwelijk en die een persoon heeft met enerzijds de bloedverwanten en anderzijds met de huwelijkspartners van zijn bloedverwanten. Er bestaat aanverwantschap in rechte lijn en in zijlijn.

2.3 Als lid van de gemeenschap


De aangifte van geboorte Voor alle belangrijke rechtsfeiten in het leven van de natuurlijke personen wordt een akte door de ambtenaar van de burgerlijke stand opgemaakt. Dit is het geval voor geboorte, huwelijk, echtscheiding, overlijden Deze akte is een authentiek geschrift omdat het is opgesteld door een openbaar ambtenaar. Aan de waarachtigheid wordt niet getwijfeld. De aangifte wordt gedaan door n van de ouders of beiden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de geboorteplaats van het kind binnen 15 dagen na geboorte. Op de eerste werkdag na de bevalling moet de directie van de kraaminrichting kennisgevind doen van de geboorte aan de ambtenaar. Op de keerzijde van deze kennisgeving is de vaststelling van geboorte gedaan door een geneesheer of vroedvrouw. Op basis van een ministerile omzendbrief van 3 november 2008 kan een geboorteaangifte voortaan ook in de kraamkliniek zelf gebeuren.

3. Je wordt volwassen
3.1 Bekwaamheid 3.1.1 Begrip
Om te begrijpen wat volgt is het noodzakelijk vooraf goed het onderscheid te maken tussen volgende begrippen: De rechtsbekwaamheid: - Dit is de bekwaamheid om titularis te zijn van rechten en plichten. Je kunt bijvoorbeeld als 14-jarige eigenaar zijn van een stuk grond, je kunt passief van je rechten genieten. De handelingsbekwaamheid - Dit is de bekwaamheid om de rechten en plichten waarvan je titularis bent zelfstandig uit te oefenen. Je kunt bijvoorbeeld je eigendom verhuren of verkopen, je kunt op een actieve manier je rechte uitoefenen.

3.1.2 Rechtsbekwaamheid
Algemeen gesproken is elke persoon (natuurlijke persoon of rechtspersoon) volledig rechtsbekwaam. Dit wil zeggen dat iedereen de mogelijkheid heeft drager te zijn van alle mogelijke rechten en plichten. Ook een minderjarige is dus rechtsbekwaam. Slechts een tweetal categorien van personen hebben geen volledige rechtsbekwaamheid, nl. vreemdelingen en sommige strafrechtelijke veroordeelden.

Volledigheidshalve merken we op dat de wetgever af en toe specifieke rechtsonbekwaamheden in het leven roept, die dan gelden voor n welbepaalde rechtsverhouding (bv. artikel 909 Burgerlijk Wetboek)

3.1.3 Handelingsbekwaamheid
In principe is iedereen bekwaam om de rechten en de plichten die hij heeft ook zelf uit te oefenen. Sommige personen zijn echter in min of meerdere maten handelingsonbekwaam. We denken hierbij vooral aan de minderjarigen.

3.2 Minderjarige
In Belgi ligt sinds 1 mei 1990 de grens van de minderjarigheid naar de meerderjarigheid op de leeftijd van 18 jaar. Door zijn jeugdige leeftijd wordt de minderjarige handelingsonbekwaam geacht en op die manier beschermd tegen eigen voortvarendheid en eventuele misleiding en uitbuiting door een volwassene. We zullen later duidelijk maken dat er binnen de minderjarigen naar Belgisch recht nog een onderscheid moet gemaakt worden tussen een niet-ontvoogde minderjarige en een ontvoogde minderjarige. De ontvoogding van minderjarigen komt echter bijna niet meer voor.

3.2.1 De niet-ontvoogde minderjarigen


Niet-ontvoogde minderjarigen zijn in principe algemeen handelingsonbekwaam, dit is voor alle rechten en plichten. Bovendien is hun handelingsonbekwaamheid volledig. Dit wil zeggen dat de niet-ontvoogde minderjarigen voor het stellen van de rechtshandelingen vertegenwoordigd moeten worden door een ander persoon. Deze andere persoon zijn meestal de ouder(s) of de voogd. 1. De ouders De persoon van de minderjarige - Wat betreft zijn persoon staat de minderjarige onder het ouderlijke gezag. Uitgangspunt is dat beide ouders gezamenlijk het gezag over de persoon van hun kind uitoefenen. Of de ouders met elkaar gehuwd zijn en al dan niet samenleven, staat hier los van. Als er slechts n ouder is, dan oefent deze ouder alleen het gezag over de persoon van het kind uit. In uitzonderlijke gevallen zal een rechtbank de uitoefening van het gezag over de persoon toch toevertrouwen aan n van de twee ouders. De ouder die dan niet het gezag heeft, kan wel de andere ouder controleren en eventueel de jeugdrechtbank aanspreken. Gezamenlijke uitoefening betekent niet dat de ouders altijd en overal gelijktijdig moeten optreden. Als slechts n ouder optreedt, wordt vermoed dat hij optreedt met instemming van de andere ouder. Als er tussen de ouders

onenigheid ontstaat, kan de jeugdrechtbank wel worden aangesproken om mee het probleem op te lossen. De goederen van de minderjarige - Als de ouders gezamenlijk het gezag over de persoon van het kind uitoefenen, beheren ze ook gezamenlijk de goederen van het kind en vertegenwoordigen het kind. Ook hier bestaat het vermoeden dat als n ouder een daad stelt m.b.t. de goederen van het kind, hij handelt met instemming van de andere ouder. Ouders kunnen niet zomaar doen wat ze willen. Ze staan onder controle van de vrederechter en ze zullen voor bepaalde handelingen (bv. verkopen van goederen van het kind, aanvaarden van schenking of van een nalatenschap) een voorafgaandelijke machtiging moeten krijgen van de vrederechter. 2. De voogd Sinds 1 augustus 2001 is het systeem van de voogdij grondig gewijzigd. Daar waar vroeger de voogdij reeds werd georganiseerd als een slechts n ouder (meer) had, komt de voogdij nu tot stand als een kind geen ouders (meer) heeft. De familieraden die in het vroegere systeem werden ingericht, bestaan niet meer. Als een kind geen ouders meer heeft, zal men een oplossing moeten zoeken voor de vraag hoe en door wie de goederen van het kind worden beheerd en hoe hij wordt vertegenwoordigd, aangezien hij nog steeds handelingsonbekwaam is. De voogd zal in de plaats komen van de ouders. Ook hij wil de persoon en de goederen van de niet-ontvoogde minderjarige beschermen. Net zoals de ouders staat de voogd onder controle van de vrederechter en moet ook hij in bepaalde situaties voorafgaandelijk machtiging bekomen van de vrederechter.

3.2.2 De ontvoogde minderjarige


Een minderjarige kan ofwel door zijn huwelijk ofwel door een uitspraak van de jeugdrechtbank ontvoogd worden. Een verzoek tot ontvoogding bij de jeugdrechtbank kanpas vanaf de leeftijd van 15 jaar. Een ontvoogde minderjarige is slechts gedeeltelijk handelingsonbekwaam, dit wil zeggen enkel voor die handelingen die de wetgever uitdrukkelijk aanduidt. Een ontvoogde minderjarige is dus eigenlijk een soort van tussencategorie: hij kan meer dan een gewone minderjarige, maar aan de andere kan hij nog niet evenveel als een meerderjarige.

3.2.3 De verlengde minderjarigheid


Een persoon kan in staat van verlengde minderjarigheid worden verklaard door de rechtbank als hij wegens ernstige geestelijke achterlijkheid ongeschikt is en schijnt te zullen blijven om zichzelf te leiden en zijn goederen te beheren.

Dergelijke personen worden gelijkgesteld met minderjarigen beneden de leeftijd van 15 jaar, ook al zijn ze in werkelijkheid bijvoorbeeld al 30 jaar.

4 Huwelijk
4.1 Formaliteiten 4.1.1 Aangifte
Een van de aanstaande echtgenoten of beiden doen aangifte van hun huwelijk bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. Het is de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar een van hen zijn inschrijving heeft in het bevolkingsregister. De ambtenaar maakt de akte van aangifte op. Voor ieder van da aanstaande echtgenoten dienen bij de aangifte van het huwelijk een aantal documenten voorgelegd te worden, o.a. bewijs van identiteit, bewijs van nationaliteit, bewijs van ongehuwde staat, bewijs van inschrijving in het bevolkingsregister Sinds 1 februari 2006 zijn deze formaliteiten voor de meeste aanstaande echtgenoten nog verder versoepeld en vraagt de ambtenaar van de burgerlijke stand zelf de nodige documenten op.

4.1.2 Voltrekking
Het huwelijk mag niet voor de 14de dag na de datum van de opmaak van de akte van aangifte worden voltrokken. De voltrekking geschiedt in het openbaar voor de ambtenaar van de burgerlijke stand die de akte van aangifte heeft opgemaakt en in aanwezigheid van twee getuigen. Tot voor kort kon men alleen maar huwen in het gemeentehuis zelf. Sinds 2009 geeft de wetgever het mogelijk gemaakt om de huwelijksplechtigheid te laten doorgaan op een andere plaats in de gemeente. Het is aan de gemeenteraad om deze plaats(en) aan te duiden.

4.1.3 Vereisten
1. Verwantschap Je kiest je huwelijkspartner uiteraard vrij. Maar in zeer uitzonderlijke situaties zal de ambtenaar van de burgerlijke stand het huwelijk toch niet laten doorgaan. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de aanstaande echtgenoten een bepaalde verwantschap met elkaar hebben. In sommige gevallen kan de Koning alsnog toelating verlenen, soms is ook dat niet mogelijk en dan is er sprake van een absoluut huwelijksbeletsel. In Belgi geldt een absoluut huwelijksbeletsel voor bloedverwanten in rechte lijn (bv. een grootvader mag niet met zijn kleindochter trouwen) en voor bloedverwanten in zijlijn tot en met de tweede graad (je kunt niet met je broer trouwen). Een huwelijk tussen aanverwanten in de rechte lijn (bv. je vraagt een echtscheiding om nadien te kunnen trouwen met je schoonmoeder) en een huwelijk tussen bloedverwanten in de zijlijn in de derde graad (oom-nicht) kan enkel wanneer de Koning het huwelijksbeletsel opheft.

De aanstaande echtgenoten moeten van hetzelfde geslacht of van een verschillend geslacht zijn. Het homo- of lesbiennehuwelijk is in Belgi toegelaten. Dit huwelijk heeft dezelfde rechten als het heterohuwelijk. Sinds de wet van 18 mei 2006 kunnen ook personen van hetzelfde geslacht samen een kind adopteren. 2. Leeftijd Om te trouwen moeten de partners 18 jaar oud zijn. De jeugdrechter kan afwijking van leeftijd toestaan. 3. Onderlinge toestemming. Bij de voltrekking geven de toekomstige echtgenoten hun jawoord. Men kan geen tweede huwelijk aangaan, tenzij na ontbinding van het eerste door echtscheiding of overlijden. 4. Toestemming van de ouders - indien beide partijen meerderjarig zijn is toestemming van de ouders niet vereist. - Onder de 18 jaar moeten de ouders hun toestemming geven. Deze toestemming moet door de jeugdrechter worden vastgesteld. Indien de ouders hun toestemming weigeren, kan de jeugdrechter in bepaalde gevallen, onder andere zwangerschap, toestemming verlenen 5. Verzet tegen huwelijk Vroeger konden sommige personen tegen een voorgenomen huwelijk verzet aantekenen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. In dat geval mocht het huwelijk niet worden voltrokken vooraleer over dit verzet door een rechtbank uitspraak is gedaan. De wetgever heeft recent deze verzetsmogelijkheid afgeschaft. In de praktijk werd er zelden of nooit gebruik van gemaakt. 6. Schijnhuwelijk Er is geen geldig huwelijk als, ondanks de gegeven formele toestemmingen tot het huwelijk, uit een geheel van omstandigheden blijkt dat de intentie van minstens n van de echtgenoten er niet op gericht is om een duurzame levensgemeenschap tot stand te brengen, maar enkel op het bekomen van een verblijfsrechtelijk voordeel dat verbonden is aan de staat van de gehuwde. Een schijnhuwelijk kan nietig worden verklaard, zodat het geacht wordt nooit te hebben bestaan.

4.1.4 Einde van het huwelijk


Een huwelijk eindigt ofwel omdat het wordt ontbonden waardoor het voor de toekomst ophoudt verder te bestaan, ofwel omdat het nietig wordt verklaard, waardoor het geacht wordt nooit te hebben bestaan. 1. De ontbinding van een huwelijk Een huwelijk wordt ontbonden ofwel door een echtscheiding ofwel door het overlijden van n van de huwelijkspartners. Bij overlijden - bij een overlijden is het huwelijk van rechtswege, dit wil zeggen automatisch ontbonden. Bij een echtscheiding

De wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van de echtscheiding heeft met ingang van 1 september 2007 het Belgische echtscheidingsrecht grondig hervormd. Voortaan zijn er nog twee echtscheidingsprocedures, nl. de echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting van het huwelijk (EOO-artikel 229 Burgerlijk Wetboek) en de echtscheiding op grond van onderlinge toestemming (EOT-artikel 230 Burgerlijk Wetboek)

De EEO is nieuw en kan op drie verschillende manieren worden bekomen: - door feiten te bewijzen die aantonen dat er een onherstelbare ontwrichting van het huwelijk is. Dit is volgens de wet wanneer de voortzetting van het samenleven tussen de echtgenoten en de hervatting ervan redelijkerwijs onmogelijk is geworden ingevolge die ontwrichting. We denken bv. aan situaties waarbij n van de echtgenoten een overspelige relatie heeft of n van de echtgenoten de andere mishandelt. - Door gezamenlijk de echtscheiding aan te vragen wanneer men meer dan zes maanden feitelijk gescheiden leeft. Als de feitelijke scheiding nog geen zes maanden bedraagt, kan de echtscheiding worden bekomen bij een tweede aanvraag na een bedenktermijn van drie maanden of korter indien ondertussen de termijn van zes maanden is bereikt. - Doordat n der echtgenoten de echtscheiding aanvraagt wanneer er sprake is van een feitelijke scheiding van meer dan n jaar. Indien de feitelijke scheiding nog geen jaar bedraagt, kan de echtscheiding bekomen worden bij een tweede aanvraag na een bedenktermijn van n jaar of korter indien de termijn van n jaar ondertussen is bereikt. In deze laatste twee varianten bewijst de gedurende de wettelijke vereiste periode volgehouden feitelijke scheiding op zich dat het huwelijk onherstelbaar is ontwricht. De EOT bestond reeds voorheen, maar het is voortaan niet langen vereist dat de echtgenoten beiden ouder zijn dan twintig jaar en dat het huwelijk reeds langer dan twee jaar duurt. Specifiek voor deze vorm van echtscheiding is dat de echtgenoten om hun echtscheiding te bekomen niet alleen een gezamenlijke aanvraag moeten doen, maar ook dat zij over de volgende punten een globale en schriftelijke overeenkomst hebben bereikt: - de verblijfplaats van de echtgenoten gedurende de proeftijd (tijd tussen het indienen van de aanvraag tot scheiding en de uitspraak van de scheiding) - Het bestuur over de persoon en over de goederen van de minderjarige kinderen en het bezoekrecht van de ouder die de kinderen niet bij zich heeft. - De bijdrage van elke echtgenoot in de opvoeding van de kinderen - Het bedrag van de eventuele uitkering, te betalen door de ene aan de andere echtgenoot. De nieuwe echtscheidingswet verandert niets aan het gegeven dat een echtscheiding noodzakelijkerwijze bij vonnis van een rechtbank moet worden uitgesproken. Nadat het vonnis niet meer vatbaar is voor hoger beroep, zal de griffier van de rechtbank het vonnis overmaken aan de ambtenaar van de burgerlijke stand waar het huwelijk is gesloten. De cirkel is dan rond. Het is pas op het moment dat de ambtenaar het echtscheidingsvonnis overschrijft in zijn registers dat het huwelijk naar de buitenwereld toe is ontbonden. Tussen de vroegere echtgenoten is de echtscheiding voltrokken zodra het echtscheidingsvonnis niet meer vatbaar is voor hoger beroep.

4.1 Wederzijdse rechten en plichten van de echtgenoten 4.2.1 Rechten van de echtgenoten
De echtgenoten kunnen ieder een afzonderlijke woonplaats hebben. Ieder van de echtgenoten heeft zijn eigen inkomen Ieder van de echtgenoten kan onder zijn eigen naam een beroep of handel uitoefenen zonder de instemming van de andere echtgenoot; de opvang van de kinderen moet echter gewaarborgd worden Ieder van de echtgenoten kan een eigen financile rekening en bankkluis hebben; de bank moet de andere echtgenoot hierover informeren

4.1.1 Plichten van de echtgenoten


Voor schulden aangegaan door n van beiden voor de huishouding of de opvoeding van de kinderen is de andere eveneens verbonden. Echtgenoten hebben slechts n echtelijke verblijfplaats die in onderlinge overeenkomst wordt vastgesteld. De echtgenoten zijn tegenover elkaar tot samenwoning verplicht. Zij zijn elkaar getrouwheid, hulp en bijstand verschuldigd. Iedere echtgenoot draagt bij in lasten van het huwelijk naar zijn eigen vermogen.

4.2 Soorten huwelijksvermogensstelsels


4.3.1 Soorten

stelsels

4.3.2 Stelsel van de algehele gemeenschap


In het huwelijkcontract kunnen de echtgenoten het gemeenschappelijk vermogen zoals voorzien door het wettelijk stelsel uitbreiden. Zij kunnen o.a. overeenkomen dat bepaalde goederen die zij of n van hen bezaten vr het huwelijk tot het gemeenschappelijk vermogen zullen behoren. Bv. de ene partner bezit al een bouwgrond en brengt deze in het gemeenschappelijk vermogen in omdat zij hierop later wensen te bouwen. Het huwelijkscontract kan zelfs volledige gemeenschap van goederen voorzien. Dit wil zeggen dat alle goederen, zowel diegene die zij vr het huwelijk bezaten als deze die zij later zullen erven of verkrijgen, worden opgenomen in de gemeenschap, met uitzondering van die goederen die van persoonlijke aard zijn. Alle schulden zijn dan ook gemeenschappelijk.

4.3.3 Wettelijk stelsel


A. Samenstelling Als de toekomstige echtgenoten geen huwelijkscontract bij de notaris opstelden vr de echtverbintenis, dan kozen zij voor het wettelijk stelsel. Dit stelsel kunnen wij omschrijven als een stelsel van scheiding van persoonlijke goederen met een gemeenschap van aanwinsten. Het wettelijk stelsel omvat dan ook drie vermogens:

Tot het eigen vermogen van iedere echtgenoot behoren: - alle bezittingen en schulden van vr het huwelijk - alle bezittingen en schulden die n van de echtgenoten tijdens het huwelijk door schenking, ergernis of testament heeft verkregen - de gereedschappen en werktuigen die dienen voor de uitoefening van het beroep van vr of tijdens het huwelijk - kleren en voorwerpen voor persoonlijk gebruik verkregen vr of tijdens het huwelijk Tot het gemeenschappelijk vermogen van beide echtgenoten behoren: - de inkomsten uit de beroepsbezigheden die elk van de echtgenoten tijdens het huwelijk ontvangen - de schulden door beide echtgenoten gezamenlijk aangegaan - de inkomsten en intresten tijdens het huwelijk verkregen van de eigen goederen - de schulden door n van de echtgenoten aangegaan voor het huishouden, de gezinswoning en de opvoeding van de kinderen - alle goederen en schulden waarvan niet bewezen is dat zij aan n van de echtgenoten toebehoren

B. Het bestuur van de drie vermogens

Op deze regeling zijn ook uitzonderingen voorzien zoals bijvoorbeeld de regel die de gezinswoning beschermt: als de gezinswoning en/of de huisraad eigendom zijn van n van de echtgenoten, kan deze de gezinswoning en/of het huisraad niet verkopen zonder de instemming van de andere echtgenoot.

4.3.4 Scheiding van goederen


De scheiding van goederen kan door de echtgenoten worden bedongen in het huwelijkscontract of kan het gevolg zijn van een vonnis. A. Bedongen scheiding van goederen

Zoals je merkt bestaat er in dit stelsel geen gemeenschappelijk vermogen meer. Alle goederen blijven eigen goederen en alle schulden eigen schulden. Ieder van de echtgenoten zal naar verhouding bijdragen in de lasten van het huishouden en de opvoeding van de kinderen. Als het bewijs van eigendom van een goed niet geleverd kan worden door eigendomstitels of boedelbeschrijving, wordt dit goed beschouwd als in mede-eigendom (ieder voor de helft) tussen de echtgenoten. Als zij goederen samen aankopen is dit tevens hun onverdeelde eigendom. Ieder van hen kan op ieder ogenblik de verdeling van de onverdeelde eigendom eisen, tenzij het om de gezinswoning gaat. Het stelsel van scheiding is aangewezen voor handelaars en personen met een vrij beroep. Bij faillissement van de handelaar(ster) kan door de schuldeisers alleen beslag worden gelegd op het persoonlijk vermogen van de gefailleerde (hoewel dat wat in mede-eigendom is, zal worden verkocht en gesplitst). Het stelsel van scheiding van goederen is evenwel minder interessant als n van de echtgenoten geen beroepsinkomsten heeft, noch inkomsten uit persoonlijk vermogen. Een aangepaste clausule in het contract kan hieraan echter verhelpen.

B. Gerechtelijke scheiding van goederen Als n van de echtgenoten het gemeenschappelijk vermogen slecht beheert of zijn inkomsten verkwist, kan de andere echtgenoot de ontbinding van de gemeenschap vragen bij de rechtbank van eerste aanleg. Deze gerechtelijke scheiding is vanzelfsprekend alleen mogelijk in een stelsel met een gemeenschappelijk vermogen.

5 De voornaamste overeenkomsten
5.1. De (ver)koopsovereenkomst 5.1.1 Begrip
Het is een overeenkomst waarbij de ene partij (verkoper) zich verbindt om een zaak te leveren en de andere (koper) zich verbindt om daarvoor een prijs te betalen.

Bij de wederzijdse toestemming van koper en verkoper over de zaak en prijs is de koop voltrokken en gebeurt van rechtswege de eigendomsoverdracht; ook al werd de zaak nog niet geleverd en de prijs nog niet betaald. Een geschrift is niet noodzakelijk, maar kan van groot belang zijn als bewijs voor later.

5.1.2 Essentie van de koop


In de bepaling kunnen we de twee bestanddelen van de koop terugvinden: - de eigendom moet van de verkoper overgaan op de koper - de koper moet daarvoor een prijs in geld betalen A. De eigendomsoverdracht Wanneer gebeurt de eigendomsoverdracht ? - De verkochte zaak is welbepaald: bv. een bepaald schilderij de eigendomsoverdracht gebeurt op het ogenblik van het akkoord, zelfs als de feitelijke levering of betaling van de prijs pas later zal plaatsvinden - De zaak is slechts bepaald op basis van soort: bv. 2000 l huisbrandolie de eigendomsoverdracht gebeurt bij het tellen, wegen of meten; dus bij het overpompen in mijn tank thuis

B. De prijs moet bepaald of bepaalbaar zijn in geld en door partijen vastgesteld.

5.1.3 Geldigheidsvoorwaarden
1. Toestemming Zodra partijen het eens zijn over de zaak en de prijs is de koop voltrokken. De toestemming is ongeldig als zij alleen door dwaling is gegeven, door geweld is afgeperst of door bedrog verkregen. 2. Bekwaamheid Als algemeen principe geldt dat al degenen aan wie de wet het niet verbiedt, kunnen kopen of verkopen. Denk aan de handelingsonbekwaamheid van de minderjarige. 3. Voorwerp - de verkochte zaak moet in de handel zijn en de vervreemding ervan mag niet door een bijzondere wetsbepaling benoden zijn. Bv. verkoop van drugs, bedorven voedingswaren. - De verkochte zaak moet aan de verkoper toebehoren - Op het ogenblik van de koop moet de zaak bestaan of kunnen bestaan. Bv. verkoop van oogst die nog gezaaid moet worden, verkoop van een appartement dat nog gebouwd moet worden.

5.1.4 Rechten en plichten van de verkoper


1. Verplichtingen van de verkoper De verkoper heeft twee hoofdverplichtingen: De verkochte zaak leveren de koper vrijwaren

1.1. De levering Begrip Het is de overdracht van de verkochte zaak in de feitelijke macht en het bezit van de koper. De levering is de zichtbare eigendomsoverdracht. Hoe gebeurt de levering? Voor roerende goederen: door de werkelijke overgave van het goed. Voor onroerende goederen: door afgifte van de eigendomstitels of de sleutels. Waar en wanneer? In principe verwijzen wij hiervoor naar de geschreven overeenkomst. Bij het ontbreken hiervan gelden de volgende regels: Plaats - De levering gebeurt op de plaats waar het verkochte goed zich ten tijde van het sluiten van de overeenkomst bevond. Dit is gewoonlijk bij de verkoper. Tijdstip - De levering van welbepaalde zaken gebeurt onmiddellijk bij de wederzijdse toestemming. Zijn de zaken slechts bepaald op basis van hun soort, dan gebeurt de levering bij de individualisatie (tellen, wegen of meten).

In welke toestand? De zaak moet geleverd worden in de toestand waarin zij zich op het ogenblik van de koop bevond. Als de zaak zichtbare gebreken vertoont, weiger dan het ontvangstbewijs te tekenen of maak schriftelijk voorbehoud dat je door de leverancier laat ondertekenen als je de zaak toch aanvaardt. Kosten De kosten van levering zijn ten lasten van de verkoper. De kosten van weghalen zijn ten laste van de koper. Over welke rechtsmiddelen beschikt de koper als de verkoper de goederen niet levert ? Als de verkoper binnen de tussen partijen overeengekomen termijn de goederen niet heeft geleverd, kan de koper na ingebrekestelling van de verkoper, ofwel de ontbinding van de koop eisen ofwel de inbezitstelling (rechtstreekse uitvoering). De vertraging moet in dit geval alleen aan de verkoper te wijten zijn. De verkoper kan bovendien tot schadevergoeding worden veroordeeld, als de koper door niet-tijdige levering schade heeft geleden. 1.2 Vrijwaring tegen verborgen gebreken De verkopermoet aan de koper het ongestoorde bezit van de verkochte zaak verzekeren en hem beschermen tegen verborgen gebreken van die zaak of tegen koopvernietigende gebreken. Wat is een verborgen gebrek? Het is een gebrek dat een doorsnee koper na ernstig onderzoek van de zaak redelijkerwijze niet heeft kunnen vaststellen; bv. een constructiefout. Bij zichtbare gebreken is er na de koop geen verhaal meer. Draagwijdte van de vrijwaring De verkopermoet de koper vrijwaren tegen verborgen gebreken, ook al kende hij deze zelf niet en die: - de zaak ongeschikt maken voor het gebruik waarvoor ze bestemd was, of het gebruik ervan zo vermindert dat de koper de zaak niet of slechts voor een mindere prijs zou gekocht hebben als hij de gebreken zou gekend hebben. - Reeds bestonden op het ogenblik van de koop Rechtsmiddelen waarover de koper beschikt Bij het ontbreken van een clausule van niet-vrijwaring, moet de koper het bestaan en de omvang van het verborgen gebrek bewijzen. Hij heeft dan de keuze: - de ontbinding vorderen van de koop wegens een koopvernietigend gebrek, de zaak teruggeven en de betaalde prijs terugvorderen. - De zaak behouden en een gedeelte van de prijs doen terugbetalen LET OP: De overeenkomst tussen partijen mag van deze regels afwijken. In vele gevallen is de contractuele waarborg nadeliger voor de koper dan de wettelijke waarborg. Waarborgkaarten beperken in vele gevallen de aansprakelijkheid van de verkoper.

5.1.5 Rechten en plichten van de koper


Prijs betalen 1. Betaling van de prijs Het is de hoofdverplichting van de koper de prijs in geld te betalen Waar en wanneer? Op de eerste plaats verwijzen we naar wat partijen overeenkwamen. Bij het ontbreken hiervan, vallen de plaats en het tijdstip samen met de levering. Rechtsmiddelen van de verkoper bij niet-betaling - De verkoper is niet verplicht de zaak te leveren als de betaling nog niet gebeurd is. Dit noemt met retentierecht of het recht van terughouding van de zaak - De verkoper kan de rechtstreekse uitvoering, d.i. betaling van de prijs vorderen, of de ontbinding eisen van de koop en aldus de zaak terugvorderen. 2. De zaak in ontvangst nemen Als hierover niet werd overeengekomen tussen koper en verkoper zijn de plaatselijke gebruiken van toepassing. Bij niet-aanvaarding moet de koper de verkoper onmiddellijk zijn weigering bekendmaken, want door aanvaarding ziet hij af van zijn recht om bezwaren in te dienen voor de zichtbare gebreken. 3. De bescherming van de verbruiker De wet van 14 juli 1991 over de handelspraktijken en de voorlichting en de bescherming van de consument heeft aan de verkopers van producten en diensten die aan private consumenten verkopen, bepaalde extra verplichtingen opgelegd. Deze wet is thans opgeheven en vervangen door de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming. 4. Verplichting tot voorlichting van de consument Ten laatste op het ogenblik van het sluiten van de verkoop moet de verkoper te goeder trouw aan de consument de behoorlijke en nuttige voorlichting geven over de kenmerken van het product of de dienst en over de verkoopsvoorwaarden. 5. Onrechtmatige bedingen in het contract Alle verkoopvoorwaarden die de koper te sterk benadelen tegenover de verkoper kunnen door de rechter nietig worden verklaard. De wet bevat een lijst met voorwaarden die verboden zijn. Hier zijn er enkele vermeld: - eenzijdige wijzigingen van de prijs of de leveringstermijn, met de mogelijkheid iets anders te leveren dan was overeengekomen. - De consument verbieden de ontbinding van de overeenkomst te vragen ingeval de verkoper zijn verbintenis niet nakomt De zaak in ontvangst nemen

De consument ertoe verplichten zijn verbintenis na te komen, terwijl de verkoper de zijne niet is nagekomen of in gebreke zou zijn deze na te komen. De wettelijke waarborg voor verborgen gebreken op te heffen of te verminderen Een onredelijk korte termijn te bepalen om gebreken aan de verkoper te melden Het bedrag vast te leggen van de vergoeding, verschuldigd door de consument die zijn verplichtingen niet nakomt, zonder in een gelijkwaardige vergoeding te voorzien ten laste van de verkoper die in gebreke blijft. In geval van betwisting, de consument te doen afzien van elk middel tot verhaal tegen de verkoper In geval van niet-uitvoering of vertraging in uitvoering van de verbintenissen door de koper, schadevergoedingsbedragen vast te stellen die duidelijk niet evenredig zijn aan het nadeel dat door de verkoper geleden kan worden.

6. Documenten betreffende de verkopen van producten en diensten Als de tarieven van een dienst niet geafficheerd zijn, er geen bestek of factuur is gegeven en het niet gaat om diensten voor een forfaitair bedrag, dan hoeft de consument de dienst slechts te betalen na afgifte door de verkoper van een gratis bewijsstuk. Elke verkoper is verplicht een bestelbon af te geven als de levering van een product of de verlening van een dienst uitgesteld wordt en er door de consument een voorschot wordt betaald. De verkoper is door de gegevens van de bestelbon gebonden. De ondertekening van een bestelbon heeft tot gevolg dat je akkoord gaat met alle gegevens en met de algemene verkoopsvoorwaarden die op de keerzijde vermeld staan kleine lettertjes 7. Bijzondere regels Er bestaan bijzondere regels voor overeenkomsten op afstand (verkoop via telefoon, postorder) en voor verkopen buiten het bedrijf (ten huize van) van de verkoper, op de arbeidsplaats of op salons of beurzen enz. Hiervoor verwijzen wij naar de Wet betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming. DE WET VAN 20 DECEMBER 2002 BETREFFENDE DE MINNELIJKE INVORDERING VAN SCHULDEN VAN DE CONSUMENT Reclame kan dikwijls de oorzaak zijn dat de consument onbezonnen aankopen doet en die financiert met een aangevraagde krediet. Na enkele aflossingen kunnen zich betalingsmoeilijkheden voordoen en wordt de consument gecontacteerd door incassofirmas. Zij treden op voor schuldeisers en proberen de uitstaande schulden te innen. De wetgever reglementeert op zeer strikte wijze de manier waarop een minnelijke invordering van schulden mag gebeuren. Incassobureaus mogen enkel werken als ze hiervoor een erkenning hebben bekomen van de FOD ECONOMIE. Anders kunnen ze gestraft worden. Worden verboden door deze wet: telefonische oproepen en huisbezoeken tussen 22.00 uur en 08.00 uur, het innen van niet voorziene of niet wettelijke toegestane bedragen, navraag doen bij buren, familie of werkgever van de schuldenaar. Deze wet biedt echter enkel bescherming aan een consument, dit wel zeggen elke natuurlijke persoon die schulden heeft die vreemd zijn aan zijn handels- beroeps- of ambachtelijke activiteit.

5.1 De huurovereenkomst voor de huur van een woning 5.2.1 Begrip


De huurovereenkomst is een contract waarbij de ene partij (verhuurder) zich ertoe verbindt aan een andere partij (huurder) het gebruik of het genot van een (on)roerend goed of een deel ervan af te staan voor een bepaalde duur tegen een bepaalde prijs die de huurder zich verbindt te betalen.

Men kan bv. een fiets, een dvd of een auto huren, maar ook een woning of een appartement. Een aantal artikelen uit het Burgerlijk Wetboek heeft specifiek betrekking op huurovereenkomsten van woningen die dienen als hoofdverblijfplaats van de huurder. Men noemt die geheel van regels meestal de Woninghuurwet. Deze artikelen zijn dan niet van toepassing op de huur van een garage, van een vakantieverblijf, van een studentenkamer, een kantoor of een stuk grond. Huurovereenkomsten die onder de woninghuurwet vallen, moeten verplicht schriftelijk worden opgesteld. In andere gevallen is een geschrift als zodanig niet vereist om te huren. 1. De registratie Een schriftelijk huurcontract moet binnen de vier maanden na de ondertekening door de huurder en/of de verhuurder geregistreerd of ingeschreven zijn op het registratiekantoor van de plaats waar het goed gelegen is. Het niet laten registreren van een huurcontract maakt dit niet ongeldig. Wel is het een fiscale verplichting. 2. De kosten Tenzij in het geschreven contract anders werd overeengekomen, worden de registratiekosten verdeeld tussen huurder en verhuurder. In de praktijk wordt de huurder meestal contractueel verplicht tot registratie op zijn kosten. Dit is begrijpelijk gezien de registratie de huurder zal beschermen in geval van overdracht van het gehuurde goed. 3. Betekenis Door de registratie krijgt het huurcontract een vaste, dit wil zeggen een door derden betwistbare, datum. De huurovereenkomst zal dan tegenstelbaar zijn aan een nieuwe eigenaar, d.w.z. hij zal de huurovereenkomst moeten naleven zoals de oorspronkelijke verhuurder.

4. Belang bij overdracht van het gehuurde goed Ondanks het feit dat de fiscale wetgeving tot registratie verplicht, gebeurt het in de praktijk niet altijd. Nochtans beschermt een registratie van de huurovereenkomst de huurder in geval van overdracht van het gehuurde goed: - De huurovereenkomst heeft een vaste dagtekening. Als de huurovereenkomst een vaste datum heeft vr de vervreemding van het gehuurde goed, treedt de verkrijger om niet of onder bezwarende titel in de rechten en verplichtingen van de verhuurder op de datum van het verlijden van de authentieke akte. Dit geldt zelfs als de huurovereenkomst her recht van uitzetting in geval van vervreemding bedingt. - De huurovereenkomst heeft geen vaste dagtekening. Hier geldt hetzelfde als de huurovereenkomst met vaste dagtekening, op voorwaarde dat de huurder het verhuurde goed sinds minstens zes maanden bewoont. De verkrijger kan evenwel de huurovereenkomst op elk tijdstip beindigen, om dezelfde redenen en voorwaarden die wij vroeger al hebben vermeld. Hij moet wel aan de huurder een opzeg van drie maanden geven, binnen de drie maanden te rekenen vanaf het verlijden van de authentieke verkoopakte door de notaris.

5.2.2 Huurprijs
Huurder en verhuurder kunnen bij het sluiten van het contract de huurprijs overeenkomen. Zolang er geen prijs is, is er geen huur. De prijs moet ernstig zijn. Een te lage prijs in verhouding tot het genot van het gehuurde goed, zou een verdoken schenking kunnen doen vermoeden. Waaruit bestaat de prijs ? - geldsom - uitzonderlijk - in natura: levering van koopwaar - in prestatie te leveren door de huurder in het voordeel van de verhuurder. Aanpassing van de huurprijs Eens de partijen bij aanvang van de huurovereenkomst een huurprijs zijn overeengekomen, kan deze tijdens de huurovereenkomst slechts op een tweetal manieren aangepast worden, nl. afwel door een indexatie ofwel door een herziening. 1. principe van indexatie Volgens de wet mag de huurprijs nmaal per jaar op de verjaardag van de inwerkingtreding worden aangepast aan het indexcijfer van de gezondheidsindex, enkel als: - de overeenkomst schriftelijk werd gesloten - de mogelijkheid van indexatie in de huurovereenkomst niet uitdrukkelijk werd uitgesloten Mondelinge huurovereenkomsten zijn wel geldig (met uitzondering van de huurovereenkomsten van korte duur), maar de huurprijs kan niet worden gendexeerd. Een indexering moet schriftelijk gemeld worden en werkt slechts terug tot drie maanden voorafgaand aan het verzoek.

2. Bedrag De aanpassing gebeurt meestal volgens de formule: Basishuurprijs x nieuw indexcijfer Aanvangsindexcijfer = aangepaste huurprijs 5.2.4 Duur 1. Het gewone contract Elke huurovereenkomst duurt in principe negen jaar. Zij eindigt na het verloop van deze periode op voorwaarde dat n van de partijen ten minste zes maanden voor de vervaldag het contract opzegt. Als er geen opzeg is, wordt de overeenkomst automatisch met drie jaren verlengd onder dezelfde voorwaarden.

2. De huur van korte duur of maximum 3 jaar Het contract moet schriftelijk worden gesloten en kan slechts n keer en schriftelijk worden verlengd zonder dat de totale duur meer dan drie jaar mag bedragen. Het contract wordt beindigd met een opzegtermijn van 3 maanden voor het verstrijken van de in de overeenkomst bepaalde duur 3. De huur van lange duur of meer dan 9 jaar Het contract moet schriftelijk worden gesloten. Ook deze huurovereenkomst eindigt slechts door middel van een opzeg van zes maanden door n van de partijen. 4. De huur voor het leven van de huurder Het contract wordt schriftelijk gesloten en eindigt van rechtswege bij het overlijden van de huurder. Tenzij anders overeengekomen kan de verhuurder het contract niet opzeggen. De huurder kan het contract op ieder ogenblik beindigen met een opzeg van 3 maanden.

5.2.5 Einde: opzeg en vroegtijdige beindiging


Een woninghuurovereenkomst zal bij het bereiken van de voorziene duur niet zonder meer eindigen. Hiervoor is een opzeg vereist, behalve bij de huur voor het leven van de huurder. De verhuurder of de huurder kunnen volgens de wet in sommige gevallen nzijdig een einde maken aan de huurovereenkomst en dit voortijdig, die wil zeggen voor het bereiken van de

aanvankelijk voorziene einddatum. De opzeg gebeurt het best door een aangetekende brief. Het afschrift en het ontvangstbewijs van het postkantoor gelden als bewijsmiddel. De opzegtermijn vangt aan op de eerste dag van de maand na die waarin de opzeg is gegeven. De huurder die een opzeg gekregen heeft, kan een tegenopzeg doen van 1 maand. 1. Opzeg door de verhuurder De opzegtermijn bedraagt steeds 6 maanden en in bepaalde gevallen is de verhuurder schadevergoeding verschuldigd. De verhuurder is geen schadevergoeding verschuldigd in de volgende gevallen: De verhuurder wil een naast familielid de woning laten betrekken Op elk ogenblik van de huurovereenkomst kan de verhuurder door middel van een opzeg van zes maanden de overeenkomst beindigen indien hij de verhuurde woning zelf of door een naast familielid wil laten betrekken. Op verzoek van de huurder moet de verhuurder de band van zijn verwantschap bewijzen. Binnen het jaar moet de verhuurder of zijn bloedverwant de woning betrekken en dit doorlopend gedurende ten minste twee jaar. Sanctie: Als deze voorwaarden niet vervuld worden, heeft de huurder recht op een vergoeding gelijk aan 18 maanden huurprijs, tenzij de verhuurder buitengewone omstandigheden kan bewijzen. Als een broer, zuster, oom, tante, neef of nicht (familieleden in de 3de graad) de woning wil betrekken, mag de opzegtermijn niet verstrijken voor het einde van de eerste drie jaar. Verbouwen Met een opzegtermijn van 6 maanden kan het huurcontract eindigen na drie jaar of na zes jaar als de verhuurder verbouwingswerken wil uitvoeren. Ook hier zijn bepaalde voorwaarden na te leven en wordt een sanctie voorzien voor het niet naleven van deze voorwaardxen. Zonder motivering Met opzegtermijn van zes maanden, kan de verhuurder het huurcontract beindigen na drie jaar of na zes jaar. Hij zal een schadevergoeding aan de huurder betalen van:

5.2.6 Rechten en plichten van de verhuurder 1. Hij moet het gehuurde goed gebruiken als een goed huisvader, wat wil zeggen dat hij het moet onderhouden zoals een zorgzaam eigenaar normaal zou doen. Bv. de woning regelmatig verluchten en schoonmaken, de verhuurder tijdig en met aangetekend schrijven inlichten van uit te voeren grote herstellingen, jaarlijks de schoorstenen vegen In appartementsgebouwen bestaat dikwijls tussen de huurders een huishoudelijk reglement waarin een beurtrol voorzien wordt voor het onderhoud van gemeenschappelijke delen. Dit maakt dan deel uit van het huurcontract. De huurder moet bovendien de gehuurde woning gebruiken volgens zijn bestemming. Hij mag de zolderkamers niet veranderen in duiventillen. In een woonhuis mag hij geen handelszaak beginnen. 2. Hij moet de huurprijs op de overeengekomen termijn betalen. De kosten en lasten die de huurder moet betalen, moeten overeenkomen met de werkelijke bedragen, maar ze mogen op forfaitaire wijze in het contract worden bepaald. 3. Hij moet de woning voorzien van voldoende huisraad. Zo bekomt de eigenaar een bijkomende waarborg in geval van niet-betaling. 4.De huurder staat in voor de huurherstellingen. Hiermee worden de kleine herstellingen als kranen van de waterleiding, zekeringen van de elektriciteit, deurklinken, sleutels, ruiten, enz.. bedoelt. Als door ouderdom van de woning of door overmacht een herstelling uitgevoerd zou moeten worden, valt deze niet ten laste van de huurder

Vous aimerez peut-être aussi