Vous êtes sur la page 1sur 2

Oefenvragen H1 1 t/m 3

Fleur Goemans

1. Klimaat heeft de volgende kenmerken: Het gemiddelde weer over een groot gebied en een langere periode. 2a. 20%, O2 is hier verantwoordelijk voor. b. 25% verdwijnt door reflectie. c. Reflectie van kortgolvige uv-straling kan tijdelijk toenemen bij meer wolken en/of meer asdeeltjes. d. Uiteindelijk wordt ongeveer 10% omgezet in warmtestraling. e. Broeikaseffect. 1a. In gebieden met een stralingsoverschot is er sprake van een hoge zonnestand een lage invalshoek van de zon en hierdoor een hoge hoeveelheid zonne-energie per oppervlakte. b. De invalshoek is veel kleiner, daardoor is de stralingsdichtheid lager. c. Op de zuidpool, want hier is heel veel ijs en dit reflecteert heel goed. 2. Door een energie-uitwisseling. Er wordt energie van gebieden waar een overschot is afgevoerd naar gebieden waar een tekort is. Hierdoor blijft de energiebalans in evenwicht. 3. Zeestromen, luchtbewegingen en de kringloop van water. 6. Door dichtheidsverschillen in het water. 7. Temperatuur en het zoutgehalte van het water. 8. Verdamping: Er verdampt alleen zoet water als er water verdampt, omdat zout niet kan verdampen. Hierdoor blijft het zout in het resterende water en wordt het zoutgehalte dus hoger. Bevriezing: Als water bevriest, dan bevriest alleen het zoete water, want zout water bevriest niet. Er komt zo dus meer zout in het water wat niet is bevroren. 9. Deze warmte wordt aan de lucht afgegeven. 10. De temperatuur van het zeewater zal hierdoor dalen. De dichtheid zal hierdoor toenemen en hierdoor zal het water zakken. 12. Naast verandering in temperatuur wordt het afzinken van het zeewater versterkt door een toename van het zoutgehalte van het water. 13. De afname van het zoutgehalte van het zeewater wordt benvloed door extra toestroming van zoet rivierwater en smeltwater van ijs. 14. Door klimaatverandering valt er meer neerslag en komt er meer smeltwater. Hierdoor neemt het zoutgehalte in het water af. Hierdoor verzwakt de werking van diepwaterpomp. Gevolg een hogere toevoer van warm zeewater uit de tropen. Hierdoor zal de temperatuur in Europa stijgen.

15. Verschil in temperatuur van het aardoppervlak tussen gebieden. 16. In een lagedrukgebied (L) stijgt de lucht. Hierbij wordt de lucht kouder en kan waterdamp bevatten. Hierdoor ontstaan wolken en dus neerslag. 17. In een hogedrukgebied (H) daalt de lucht. Hierbij wordt de lucht warmer. 18. Wind waait altijd van een hoge drukgebied naar een lagedrukgebied. 19. Hadleycel : 0 - 35 Ferrelcel: 35 - 60 Polaire cel: 60 - 90

20. Deze is afhankelijk van de verplaatsing van de loodrechte zonnestand. 21. Noord-Australi en Zuid-Azi, want in Noord-Australi is de hoge druk sterk ontwikkeld en in Zuid-Azi is er dan juist een lage druk.

Vous aimerez peut-être aussi