Académique Documents
Professionnel Documents
Culture Documents
UTRECHTSE BEDRIJVENTERREINEN
2006-2020
Gemeente Utrecht
DSO, afdeling EZ
maart 2006
Samenvatting
Het Ontwikkelingskader Bedrijventerreinen Utrecht is het kader voor een verdere duurzame
ontwikkeling van de Utrechtse bedrijventerreinen. Aan de hand van dit kader is een
Herstructureringsprogramma bedrijventerreinen Lage Weide en Cartesiusweg opgesteld. Als
concrete uitvoering van een van de actiepunten uit het Ontwikkelingskader, namelijk het
tegengaan van de leegstand van kleinschalige zelfstandige kantoorruimte in bedrijfsbebouwing
op bedrijventerreinen, is een 'Toetsingskader vrijstelling zelfstandige kantoorruimte in
bedrijfsbebouwing' geformuleerd. De bovengenoemde producten zijn onlosmakelijk met elkaar
verbonden en geven integraal de 'juiste koers' voor een duurzame toekomstige ontwikkeling
van de Utrechtse bedrijventerreinen in de periode 2006-2020.
Doelstelling
Het verbeteren en op lange termijn veiligstellen van de vestigingsmogelijkheden voor bedrijven
óp bedrijventerreinen en het vergemakkelijken van de mogelijke transformatieopgave ván
bedrijventerreinen in Utrecht.
Vraag-aanbodsituatie
De ruimtevraag naar bedrijventerreinen in Utrecht is tot en met 2020 geraamd op 11 à 12
hectare netto per jaar. Vanaf 2012/2013 is er kwantitatief gezien een tekort. Rijnenburg
dient daarom in deze periode gereed te zijn voor uitgifte.
Duurzaam productieknooppunt: Op korte termijn weinig aanbod. Zowel op korte als
(middel)lange termijn strategische reserveringen op bestaande Utrechtse terreinen gewenst
alsmede aandacht voor regionale afstemming om de vraag de alloceren.
Logistiek terrein: op korte als (middel)lange termijn voldoende aanbod.
Hoogwaardig bedrijventerrein: op korte als (middel)lange termijn voldoende aanbod.
Modern gemengd terrein: tekort op de korte termijn, vraagt regionale afstemming. Op
(middel)lange termijn voldoende aanbod indien huidige planning Strijkviertel (2009) en
Rijnenburg (2012/2013) worden gehaald.
2
DEEL 2: HERSTRUCTURERINGSPROGRAMMA LAGE WEIDE EN CARTESIUSWEG
Doel:
Het op een hoger kwaliteitsniveau brengen van het bedrijventerrein Lage Weide en
Cartesiusweg.
Subsidies:
Voor de uitvoering van de projecten zijn op dit moment de volgende subsidiemogelijkheden
beschikbaar:
GSBIII: 2,4 mln. voor Lage Weide/Cartesiusweg. Voor GSB geldt de voorwaarde van 50%
gemeentelijke cofinanciering op programmabasis hetgeen met de investeringen in NOUW1,
transferium en Nouw 2 is gewaarborgd.
Provinciaal Stimuleringsfonds voor herstructurering: de provincie heeft 5 mln.
gereserveerd voor 3 te herstructureren terreinen. Lage Weide/Cartesiusweg is daar éen
van. In 2006 wordt door DSO-EZ een subsidieaanvraag aan de provincie voorgelegd van
2,5 mln. Ook voor deze subsidie geldt de voorwaarde van 50% gemeentelijke
cofinanciering op programmabasis.
Topper subsidie (Ministerie van EZ): vanuit Topper is voor Lage Weide/Cartesiusweg
maximaal 7,5 mln. beschikbaar. Per project kan maximaal 2,5 mln. subsidie worden
verkregen. In 2005 is reeds 2,5 mln. aangevraagd t.b.v. de havens op Lage Weide. Voor
deze subsidieregeling geldt een gemeentelijke cofinancieringseis van 50% op projectbasis.
Dit betekent dat voor de subsidieaanvragen in de periode 2006-2008 projecten moeten
worden gedefinieerd die zijn te koppelen aan investeringen in NOUW 1, 2 , of het
transferium. Jaarlijks kan een subsidie worden aangevraagd waarbij het ministerie werkt
volgens het principe wie het eerste komt wie het eerste maalt.
Brede Doeluitkeringen (BRU): Betreft een jaarlijks budget van 8 mln. voor infrastructuur
projecten die aansluiten bij het RSP. In overleg met BRU wordt bekeken welke projecten in
aanmerking kunnen komen voor BDU.
Projectmaatregelen
De projecten richten zich op de openbare ruimte: kwaliteitsverbetering en herinrichting
infrastructuur, verhogen verkeersveiligheid, realiseren van parkeerplaatsen, opwaarderen
groen, optimaliseren van de havenfunctie etc. Met de beschikbare subsidies kan een groot deel
van de projecten uit de projectenlijst tot uitvoering worden gebracht. In 2006 wordt gestart met
het optimaliseren van de gebruiksmogelijkheden van de havens op Lage Weide.
Doel
Het Toetsingskader biedt burgemeester en wethouders van Utrecht de mogelijkheid om mee te
werken aan een vrijstelling ex art. 19 WRO ten behoeve van de vestiging van zelfstandige
kantoorruimte in bedrijfsbebouwing op een bedrijfsbestemming.
Een bedrijfspand bestaat uit een bedrijfshal en een kantoorgedeelte. Wanneer door diverse
omstandigheden de hoeveelheid kantoorruimte voor een in een bedrijfspand gevestigd bedrijf
te groot is kan deze onder voorwaarden worden benut door zelfstandige kantoorgebruikers. De
regeling beoogt om te komen tot efficiënt ruimtegebruik op bedrijfsterreinen, voorkomt
leegstand en verhoogt de ruimtelijke kwaliteit van pand en terrein.
3
betreffende de verhouding tussen bedrijfsruimte en kantoorruimte, dan wel bedrijfsterreinen
waar maximaal 50% kantoorruimte bij de bedrijfsruimte is toegestaan.
De regeling is van toepassing op bedrijfsbebouwing ouder dan 3 jaar.
Overtollige kantoorruimte mag, na het verlenen van vrijstelling, in gebruik worden genomen
door zelfstandige kantoorgebruikers tot een maximum van 1.000 m2 per bedrijfsbebouwing
op een bouwperceel. Bovendien mag niet meer dan 70% van de kantoorruimte door
zelfstandige kantoorgebruikers in gebruik worden genomen.
Verhuur of ingebruikneming van zelfstandige kantoorruimte mag alleen op de verdieping.
De bedrijfsruimte in de bedrijfsbebouwing moet integraal gehandhaafd blijven.
4
Deel 1: Ontwikkelingskader bedrijventerreinen
Utrecht 2006-2020
5
1. Aanleiding _________________________________________________________ 7
2. Doelstelling ________________________________________________________ 7
3. Vraag aanbodanalyse ________________________________________________ 9
3.1 Verwachte vraag naar bedrijventerreinen _________________________________9
3.2 Aanbod aan bedrijventerreinen__________________________________________9
3.3 Confrontatie vraag/aanbod _____________________________________________9
3.3.1 Kwantitatief _____________________________________________________________9
3.3.2 Kwalitatief _____________________________________________________________10
3.4 Allocatie van de vraag ________________________________________________10
3.4.1 Duurzaam productieknooppunt _____________________________________________10
3.4.2 Logistiek bedrijventerrein _________________________________________________10
3.4.3 Hoogwaardig bedrijventerrein ______________________________________________10
3.4.4 Modern gemengd ________________________________________________________11
3.5 Ontwikkelingsstrategie________________________________________________11
4. ONTWIKKELINGSKADER PER BEDRIJVENTERREIN _________________ 12
4.1 Bestaande bedrijventerreinen __________________________________________12
4.1.1 Lage Weide, industrieel en multimodaal hart van Nederland ______________________12
4.1.2 Stadsbedrijventerrein Cartesiusweg, broedplaats voor MKB ondernemerstalent _______13
4.1.3 Overvecht, stadsverzorgend bedrijventerrein met accent op mobiliteit & beweging ____14
4.1.4 Bedrijventerrein Oudenrijn, goed bereikbare locatie voor een mix van bedrijfsmatige
functies ________________________________________________________________15
4.2 Transformatiegebieden________________________________________________16
4.2.1 Merwedekanaalzone, hoogwaardig woon-werkmilieu ____________________________16
4.3 Bedrijventerreinen in ontwikkeling _____________________________________16
4.3.1 Nieuwerijn, eersteklas bedrijvenpark _________________________________________16
4.3.2 De Wetering, hoogwaardig en duurzaam bedrijventerrein_________________________17
4.4 Nieuw te ontwikkelen bedrijventerreinen ________________________________18
4.4.1 Haarrijn, Logistieke hub bij de A2___________________________________________18
4.4.2 Strijkviertel, gemengde Utrechtse no nonsense locatie ___________________________18
4.4.3 Rijnenburg, gemengd en duurzaam bedrijventerrein _____________________________19
6
ONTWIKKELINGSKADER BEDRIJVENTERREINEN UTRECHT
1. Aanleiding
In het Economisch Profiel Utrecht 2010, 'Utrecht, ontmoetingsplaats voor talent' kiest Utrecht
voor doorgaande economische groei en ontwikkeling. Hierbij richt de stad zich op een aantal
prioritaire sectoren zonder daarbij de aandacht te verliezen voor bestaande bedrijvigheid. Deze
zijn namelijk de blijvende basis voor de lokale werkgelegenheid en economische dynamiek. Het
is zaak voor de gemeente de relatief sterke economische positie te behouden en te versterken.
Hiertoe is, als uitwerking van een van de zeven strategische agendapunten uit het EPU, een
12
ontwikkelingskader bedrijventerreinen Utrecht opgesteld .
Economische facts
25% van de werkgelegenheid, ruim 50.000 mensen, is momenteel geconcentreerd op bedrijventerreinen
Dit betreft niet alleen de 'traditionele' sectoren, zoals industrie en logistiek, maar ook dienstverlenende
activiteiten (15% van alle dienstverlening is te vinden op bedrijventerreinen).
prognose economische ontwikkeling Utrecht 2005-2020: de dienstverlening neemt verder toe, de sectoren
bouw, logistiek en handel kennen eveneens een positieve groeiverwachting, verwachting industrie negatief
m.u.v. de medische en grafische industrie.
2. Doelstelling
Het Ontwikkelingskader bedrijventerreinen Utrecht schetst een toekomstperspectief voor de
huidige en toekomstige bedrijventerreinontwikkeling in de gemeente Utrecht. Het
Ontwikkelingskader Bedrijventerreinen Utrecht heeft als doelstelling: het verbeteren en op
lange termijn veiligstellen van de vestigingsmogelijkheden voor bedrijven óp bedrijventerreinen
en het vergemakkelijken van de mogelijke transformatieopgave ván bedrijventerreinen in
Utrecht. Het Ontwikkelingskader geeft hiermee tevens nader uitwerking aan de in de
Structuurvisie Utrecht 2015-2030 geformuleerde stedelijk perspectief 'De Markt' en aan de
3
gebiedsperspectieven voor Lage Weide/Cartesiusweg, Rijnenburg en Merwedekanaalzone .
1
Het Ontwikkelingskader heeft betrekking op alle bestaande, in ontwikkeling zijnde en geplande terreinen in de stad
groter dan 5 ha.
2
Adviesbureau Oranjewoud is opdracht verleend de gemeente Utrecht hierbij te ondersteunen. Hiertoe is door
Oranjewoud een Werkdocument t.b.v. het Ontwikkelingskader opgesteld. Een integrale projectgroep bestaande uit
de DSO-afdelingen S&M, Milieu, Verkeer en Vervoer en EZ, PBLR en OGU heeft dit traject begeleid.
3
Opgemerkt moet worden dat het Ontwikkelingskader een beeld schetst tot 2020.
4
In de Structuurvisie Utrecht wordt uitgegaan van een ontwikkeling voor 2015.
7
2. Concrete handvaten biedt voor toekomstige ontwikkeling, herstructurering en/of
transformatie van bedrijventerreinen
Het Ontwikkelingskader bedrijventerreinen biedt inzicht in de vraag-aanbodverhouding op de
Utrechtse markt voor bedrijventerreinen. Hierbij is zowel vanuit lokaal als regionaal perspectief
naar de Utrechtse situatie gekeken. Op basis van een kwantitatieve en een kwalitatieve match
tussen vraag en aanbod is voor de periode 2006-2020 een ontwikkelingsperspectief
beschreven. In dit ontwikkelingsperspectief zijn nieuwe en geplande bedrijventerrein-
ontwikkelingen integraal afgestemd met ontwikkelingen op het gebied van herstructurering en
herontwikkeling / transformatie. Het is hierdoor een kader waarmee ruimtelijk stedelijke
ontwikkelingen (herontwikkelingen, transformatieprocessen, aanleg nieuwe infrastructuur e.a.)
kunnen worden gefaciliteerd alsmede een kader voor nieuwe subsidieaanvragen voor
herstructurering en revitalisering van bedrijventerreinen waaronder concreet de nieuwe
Topperaanvraag voor 2006. De per terrein genoemde aanbevelingen voor een duurzame
ontwikkeling geven richting aan nieuwe investeringsprogramma's. Het Ontwikkelingskader
draagt hiermee tevens bij aan het oplossen van één van de in de Structuurvisie Utrecht
5
benoemde stedelijke vraagstukken, namelijk de ruimtedruk .
3. Input biedt voor de marketing van Utrecht als vestigingslocatie voor bedrijven
De Utrechtse markt voor bedrijventerreinen is zowel een lokale, regionale als nationale markt.
Het Ontwikkelingskader geeft aan waar Utrecht zich met haar bedrijventerreinontwikkeling op
richt en wil gaan richten in termen van product marktcombinaties (pmc's). Het
Ontwikkelingskader biedt hiermee input voor de marketing van de Utrechtse bedrijventerreinen
als totaal als voor de specifieke marketing van individuele terreinen. Dit laatste geldt met name
voor de nieuw te ontwikkelen terreinen. Bestaande bedrijven en nieuwvestigers kan inzicht
worden geboden in de toekomstige vestigingsmogelijkheden.
Trends en ontwikkelingen
De hogere ‘gronddruk’ (prijs en ruimte) leidt tot meer mogelijkheden voor een intensiever gebruik van ruimte op
bedrijventerreinen. Voor Utrecht betekent dit dat bij nieuwe ontwikkelingen intensiveringsmogelijkheden met de
nieuwsvestigers moeten worden bekeken.
Naast de kwaliteit en representativiteit van de vestigingslocatie neemt de aanwezige kennisinfrastructuur en de
kwaliteit van het aanbod aan personeel als vestigingsplaatsfactoren aan belang toe. Voor Utrecht geldt dat
enerzijds de opzet van netwerken van bedrijven, bijvoorbeeld op het gebied van innovatie, moeten worden
gestimuleerd en dat anderzijds bedrijven een gekwalificeerd aanbod aan personeel dient te worden geboden.
Veranderende verhouding kantoor - bedrijfsruimte neemt verder toe. Hiermee samenhangend neemt ook het
onderscheid tussen kantoor en bedrijfsruimte steeds verder af. Voor de ontwikkeling van nieuwe terreinen
betekent dit dat bij het opstellen van bestemmings- en stedenbouwkundige plannenadequaat moet worden
ingespeeld op deze veranderende vestigingsplaatswensen.
Bedrijven hebben in toenemende mate een behoefte aan een heldere segmentering van bedrijvenlocaties.
Segmentering kan tot uiting worden gebracht in o.a. beeldkwaliteitseisen, mate van kantoorhoudendheid,
prijsniveaus, milieucategorieën, bouwhoogten, bebouwingspercentages en kavelgrootte. Bij het opstellen van
bestemmings- en stedenbouwkundige plannen dient hier aandacht aan te worden geschonken.
Bereikbaarheid blijft een belangrijke vestigingsplaatsvoorwaarde. Een goede doorstroming op het Utrechtse
wegennet en ontsluiting van de bedrijventerreinen blijft van essentieel belang voor het behoud en aantrekken
van bedrijven.
Concentratie van activiteiten blijft bij een groot aantal bedrijven een belangrijk issue. De behoefte groeit om
een groter verzorgingsgebied centraal vanuit één locatie te bestrijken. De gemeente Utrecht kan hierin
vanwege de centrale ligging een voorwaardenscheppende rol in spelen zeker waar het in de gemeente
verspreidde activiteiten betreft. Dit biedt tevens mogelijkheden voor herontwikkkeling van vrijkomende locaties.
5
zie blz 75 uit de Structuurvisie Utrecht 2015-2030.
8
3. Vraag aanbodanalyse
3.1 Verwachte vraag naar bedrijventerreinen
Het Utrechtse areaal bedrijventerreinen bedroeg per februari 2005 ruim 630 ha bruto. Dit
areaal varieert in variërend in leeftijd, kwaliteit, omvang en type. Het totale 'harde' aanbod in de
8
gemeente Utrecht is circa 100 ha. netto groot. Het belangrijkste aanbod betreft Oudenrijn (10
9 10
ha.), Wetering-Zuid (21 ha.) , Nieuwerijn (16 ha.), Haarrijn (6-8 ha.) en Strijkviertel (42 ha.).
Oudenrijn behoort tot de gemengde terreinen, Wetering-Zuid en Nieuwerijn behoren tot het
segment hoogwaardig bedrijventerrein. Voor Strijkviertel wordt in dit ontwikkelingskader
geadviseerd. Daarnaast is additioneel op Rijnenburg 100 ha. gereserveerd. Binnen de regio
heeft Utrecht het grootste aanbod aan bedrijventerrein.
Drie terreinen in de regio, De Meerpaal (Houten), Het Klooster (Nieuwegein) en Gaasperwaard
(Vianen), zijn getypeerd als bovenlokaal. De terreinen zijn voor een belangrijk deel flankerend
aan het Utrechtse aanbod. 't Klooster voorziet voor een deel in de regionale behoefte aan
watergebonden terrein en van bedrijven in de zwaardere milieucategorieën (4 en 5). De andere
twee terreinen worden ontwikkeld tot modern gemengd terrein. Alle drie terreinen komen
conform de recente opgave op de korte termijn op de markt.
3.3.1 Kwantitatief
Het aanbod afgezet tegen een ingeschatte vraag van 11 à 12 ha. per jaar betekent dat er in
11
Utrecht vanaf 2012/2013 een kwantitatief gezien een tekort optreedt . Wil Utrecht blijvend
ruimte bieden aan bedrijven dan is het advies om in deze periode Rijnenburg beschikbaar te
hebben voor uitgifte. Mocht Rijnenburg dan voor uitgifte gereed zijn kan op kwantitatieve
gronden Utrecht tot 2020 in de behoefte voorzien.
Bovenstaande wijkt licht af van de regionale vraag/aanbod analyse zoals deze in het kader van
nieuwe regionaal structuurplan van het BRU is opgesteld. In regionaal verband wordt vraag en
aanbod tot en met 2015 in evenwicht gezien. Vanuit de regionale optiek is Rijnenburg na 2015
voorzien. Uitgaande van deze regionale benadering zal Utrecht een deel van haar behoefte
laten invullen door bedrijventerreinen in de regio.
6
De totale uitplaatsingsbehoefte tot 2020 is geraamd op ruim 26 ha. netto.
7
Voor een nadere toelichting op de segmenten wordt verwezen naar het Werkdocument.
8
Bron: Vastgoedmonitor 2005.
9
Inclusief RWZI De Wetering, exclusief ziekenhuisbestemming en kantoorbestemming.
10
Hierbij is uitgegaan van woningbouw op Haarrijn en verplaatsing van de Veemarkt naar Haarrijn.
11
zie ook Structuurvisie Utrecht (blz 31).
9
3.3.2 Kwalitatief
In kwantitatieve zin is, volgens de huidige planning (incl. Rijnenburg) in Utrecht tot 2020
voldoende ruimte beschikbaar. Echter, wanneer vraag en aanbod in kwalitatieve zin tegen
elkaar worden afgezet, blijkt dat het bestaande aanbod als het geplande aanbod in ieder geval
de komende 5 jaar niet voorziet in de kwalitatieve behoefte. Per segment uitgesplitst betekent
dit het volgende:
duurzaam productieknooppunt: het betreft hier met name een uitplaatsingsbehoefte. Op
korte termijn is er in de stad Utrecht weinig aanbod. Dit vraagt op korte als (middel)lange
termijn strategische reserveringen op bestaande Utrechtse terreinen als regionale
afstemming om in de mogelijke uitplaatsingsvraag te voorzien.
logistiek terrein: op niet al te lange termijn voldoende aanbod, gegeven de huidige planning
van bedrijventerreinen kan ook op middellange en lange termijn in de behoefte worden
voorzien.
hoogwaardig bedrijventerrein: op dit moment en op de langere termijn voldoende aanbod
om in de behoefte te voorzien.
modern gemengd terrein: nauwelijks aanbod op de korte termijn voorhanden, slechts
beperkt ruimte en 'restruimtes' beschikbaar op bestaande terreinen. Op regionaal
schaalniveau op de korte termijn voldoende aanbod.
10
3.4.4 Modern gemengd
Een groot deel van de bestaande bedrijvigheid kan gekenschetst worden als MKB bedrijf uit
handel, industrie en bouw. De vraag naar bedrijfsruimte uit deze sectoren blijft naar
verwachting constant. Op de korte termijn is in Utrecht niet of nauwelijks substantieel aanbod
voorzien. Inbreiding dan wel invullen van beschikbare ruimte op Oudenrijn (10 ha,) en
vrijkomende kavels op met name Overvecht, Cartesiusweg en Oudenrijn biedt op de korte
termijn beperkte ruimtemogelijkheden. Mogelijkheden in de Merwedekanaalzone zijn aanwezig
maar kwantitatief gezien gering. Op de middellange en lange termijn kunnen respectievelijk
Strijkviertel (vanaf 2009/2010) en Rijnenburg (2015) in de behoefte voorzien. Knelpunt hierbij is
de fasering. De 10 ha. op Oudenrijn is te weinig is om de periode te overbruggen tot
Strijkviertel, Merwedekanaal en later nog Rijnenburg op de markt komen. Op de korte termijn
zal een deel van de vraag daarom op regionaal niveau (De Meerpaal, Gaasperwaard en Het
Klooster) moeten worden opgevangen.
3.5 Ontwikkelingsstrategie
2005-2010
– Herstructurering Lage Weide en Cartesiusweg.
– Zoeken inbreidingsmogelijkheden Lage Weide, Cartesiusweg, Overvecht en Oudenrijn ten
behoeve van de Utrechtse ver- en uitplaatsingsbehoefte.
– Handhaven kwaliteitsnivo bestaande terreinen.
– Transformatie en functiemenging Merwedekanaalzone.
– Uitgifte Wetering-Zuid (hoogwaardig), Nieuwerijn (hoogwaardig), Oudenrijn (modern
gemengd).
– Ontwikkeling en uitgifte Haarrijn (logistiek) en Strijkviertel (logistiek en modern gemengd).
– Starten planvorming en voorbereiden ontwikkeling Rijnenburg.
– Regionale afstemming allocatie categorie 4 en 5 bedrijven (inclusief watergebonden
bedrijvigheid) en modern gemengd segment.
2010-2015
– Herstructurering Lage Weide en Cartesiusweg.
– Zoeken inbreidingsmogelijkheden Lage Weide, Cartesiusweg, Overvecht en Oudenrijn ten
behoeve van de Utrechtse ver- en uitplaatsingsbehoefte.
– Handhaven kwaliteitsnivo bestaande terreinen.
– Transformatie en functiemenging Merwedekanaalzone.
– Uitgifte Wetering-Zuid (hoogwaardig), Nieuwerijn (hoogwaardig), Haarrijn (logistiek) en
Strijkviertel (modern gemengd, logistiek).
– Ontwikkeling en uitgifte Rijnenburg (hoogwaardig gemengd).
– Regionale afstemming allocatie categorie 4 en 5 bedrijven (inclusief watergebonden
bedrijvigheid).
2015-2020
– Herstructurering Lage Weide en herstructurering en herpositionering Cartesiusweg.
– Zoeken inbreidingsmogelijkheden Lage Weide, Cartesiusweg, Overvecht en Oudenrijn ten
behoeve van de Utrechtse ver- en uitplaatsingsbehoefte.
– Handhaven kwaliteitsnivo bestaande terreinen.
– Transformatie en functiemenging Merwedekanaalzone.
– Uitgifte Nieuwerijn (hoogwaardig), Strijkviertel (modern gemengd en logistiek) en Rijnenburg
(hoogwaardig gemengd).
– Regionale afstemming allocatie categorie 4 en 5 bedrijven (inclusief watergebonden
bedrijvigheid).
11
4. ONTWIKKELINGSKADER PER BEDRIJVENTERREIN
In dit hoofdstuk wordt afzonderlijk voor de bestaande, in ontwikkeling zijnde en geplande
('hard' en 'zacht') bedrijventerreinen een toekomstperspectief geschetst. Naast de voor de
afzonderlijke terreinen beschreven productmarktcombinaties is voor de bestaande terreinen
gekeken op welke wijze de toekomstwaarde kan worden versterkt. Hiertoe heeft een
uitgebreide consultatie van vertegenwoordigers van de individuele terreinen plaatsgevonden.
Dit heeft ertoe geleid dat per terrein een aantal aanbevelingen is benoemd die zich
concentreren op de volgende punten:
behoud en versterking van de werkfunctie door middel van herstructurering;
aanpak leegstand (verouderde bedrijfsruimte, kleinschalige zelfstandige kantoorruimte).
Voor bestaand terrein Lage Weide is het eerste punt reeds geoperationaliseerd met het
'Herstructureringsprogramma Lage Weide' dat parallel aan het Ontwikkelingskader is
opgesteld. Daarnaast is in opdracht van de gemeente Utrecht door Stogo een literatuurstudie
uitgevoerd naar instrumenten om de uitvoering van herstructurering van bedrijventerreinen vlot
12
te trekken . De bevindingen van deze studie dienen als input voor toekomstige
herstructurering van bedrijventerreinen in Utrecht.
Voor wat betreft het aspect aanpak leegstand is recent het een en ander al geoperationaliseerd
door middel van het Toetsingskader 'vestiging zelfstandige kantoren in bedrijfsbebouwing op
bedrijfsbestemmingen' opgesteld. Deze notitie biedt burgemeester en wethouders de
mogelijkheid mee te werken aan een vrijstelling ex art. 19 WRO ten behoeve van de vestiging
13
van zelfstandige kantoorruimte in bedrijfsbebouwing op een bedrijfsbestemming .
Naar de toekomst gekeken staan voor Lage Weide de volgende thema's centraal:
1. Behoud, versterking en intensivering van de werkfunctie: Lage Weide behoudt zijn
multimodale functie, verdere verkantorisering tegengaan.
Herstructurering en efficiënt ruimtegebruik.
3. Aanpak leegstand.
12
Herstructurering van bedrijventerreinen: een literatuurstudie naar instrumenten om de uitvoering vlot te trekken
(Stogo mei 2005).
13
zie deel 3.
12
Productmarktcombinaties
Lage Weide Noord: modern gemengd met accent op logistiek.
Zone tussen transferium, Atoomweg en Niels Bohrweg: versterking logistiek cluster, gericht
op het goederenvervoer. Intensivering ruimtegebruik.
Gebied rondom de Maarssenbroeksedijk: gemengde zone voor alle bedrijfscategorieën.
Accent op kleinschalige bedrijven. Concentratie autocluster in het gebied Sterrebaan. Geen
verdere verkantorisering.
Strook langs het kanaal: allocatie zwaardere en laagwaardige bedrijvigheid. Rondom het
RSS potentie voor arbeidsintensievere en/of hoogwaardige bedrijven.
14
Op dit moment zijn er nog geen laad- en losmogelijkheden aanwezig.
15
De Stichting Veiligheidszorg bedrijfsterreinen Utrecht (SVBU), Falck Prened, gemeente Utrecht en de Stichting
Bundel zijn eind 2005 een samenwerkingscontract aangegaan met als doel het terugdringen van de criminaliteit op
de bedrijventerreinen Lage Weide, Overvecht en Kanaleneiland.
13
stadsverzorgende dienstverlenende sfeer zoals schoonmaakbedrijven, kinderopvang,
glazenwassers, opleidings- en scholingcentra, cateraars, fysiotherapeut e.d. evenals de
creatieve industrie (reclame, film, ontwerp, design). Vooral het noord-oostelijke deel van
Cartesiusweg biedt mogelijkheden voor de ontwikkeling van kleinschalige bedrijfshuisvesting
voor onder andere startende bedrijven. Qua verschijningsvorm kan worden gedacht aan
bedrijfsverzamelgebouwen, kleinschalige (al dan niet geschakelde) bedrijfspanden maar ook
aan woon-werkunits. Deze functionele verruiming kan tevens mogelijkheden bieden om de
herinvulling en herontwikkeling van in de toekomst vrijkomende panden vorm te geven.
Hiermee kan worden bijgedragen aan een ruimtelijke upgrading van het terrein.
14
versterkt worden met hieraan gelieerde bedrijvigheid (fysiotherapie, e.d.). Fysiek is er nog
enige ruimte tot versterking van dit 'bewegingscluster'.
4.1.4 Bedrijventerrein Oudenrijn, goed bereikbare locatie voor een mix van bedrijfsmatige
functies
Het regionale bedrijventerrein Oudenrijn is een modern gemengde bedrijvenlocatie, gelegen
aan de rand van de stad Utrecht. Een veelheid van sectoren dienstverlening (A12-zone),
handel, industrie, bouw en transport zijn aanwezig. Oudenrijn is geschikt voor een breed scala
van niet al te zware, middelgrote bedrijfsfuncties. De bereikbaarheid van Oudenrijn is vanwege
de ligging aan de A12 en nabije aansluiting op de A2 een belangrijk 'selling point'. Op het
terrein is nog beperkte ruimte beschikbaar. De beeldkwaliteit is over het algemeen van een
bovengemiddeld niveau, wat voor zowel de openbare als de private ruimte geldt. Alleen de
strook langs Strijkviertel blijft in de kwaliteit achter bij de rest van het terrein. Maatregelen die
plaats zouden moeten hebben, hebben dan ook vooral betrekking op het 'afmaken' van het
terrein en het inpassen van nieuwe ontwikkelingen. Hoewel ondernemers op zich in redelijke
mate tevreden zijn over het terrein, zijn ondernemers bezorgd over de toekomstige
bereikbaarheid mede als gevolg van de ontwikkeling van Leidsche Rijn.
15
Afstemming ontwikkeling Oudenrijn en niuewe ontwikkeling Strijkviertel. De ontwikkeling
van Strijkviertel kan mogelijk leiden tot een verplaatsing (met name vanwege
uitbereidingsbehoefte) van bedrijven vanuit Oudenrijn. Dit betekent aandacht voor de
vrijkomende kavels en ruimtes. Het is daarom van belang dat het kwaliteitspeil op
Oudenrijn gewaarborgd blijft om eventuele leegstand in de toekomst tegen te gaan.
Parallel met werkzaamheden of het ontwerp voor de HOV-lijn dient vorm te worden
gegeven aan enige mate van een visuele afscheiding met de woonkavels langs de
Rijksstraatweg (Leidsche Rijn).
De zuidzijde van het terrein kent op een aantal plekken parkeeroverlast. Mogelijkheden
voor de opzet van een collectief parkeerterrein als de mogelijkheden voor
vervoermanagement verdienen aandacht.
Verdere upgrading noordoostelijk deel van het terrein (Strijkviertel): hoewel dit deel
recentelijk nog is gerevitaliseerd, wordt een upgrading van de private ruimte in het
noordelijk deel geadviseerd.
Inzetten op een verdere segmentering binnen het terrein (herkenbare delen zoals
autocluster, bestaande kantorencluster, e.d.).
Benutten van de Strijkviertelplas als kwaliteit. Het meer zichtbaar maken van het water kan
leiden tot een verhoging van de aantrekkelijkheid van het terrein.
In combinatie met de ontwikkeling van het nieuwe terrein Strijkviertel blijvende aandacht
voor de gebiedsontsluiting (A2 en A12).
4.2 Transformatiegebieden
16
4.2.1 Merwedekanaalzone, hoogwaardig woon-werkmilieu
De Merwedekanaalzone worden de komende jaren getransformeerd tot een hoogstedelijk
woon-werkmilieu met de volgende uitgangspunten:
Versterking woonfunctie.
Grotere menging van functies.
Intensiveren van de huidige extensieve bedrijven en het opwaarderen van
arbeidsintensieve werkgelegenheid.
Kleinschalige vormen van bedrijvigheid (wonen/werken) bevorderen.
Voor wat betreft het noordelijk gedeelte ligt het accent op ‘stedelijk wonen’. Slechts op een
beperkt aantal plekken in het gebied (langs doorgaande wegen of in verband met
milieucontouren) is ruimte voor bedrijvigheid en voorzieningen. Het zuidelijk deel, met nu
vooral extensieve bedrijvigheid is aangemerkt als 'hoogwaardig werken'. Dit zal stapsgewijs
omgevormd worden tot een gebied met een meer gemengd en hoogwaardig karakter dan dat
nu het geval is. Te denken valt aan een menging van functies als hoogwaardige bedrijvigheid
(categorie 2), kleinschalige bedrijvigheid, voorzieningen en een enkele GDV (de bestaande
bouwmarkt), wonen en onderwijs. Het gaat hierbij vooral om functies die zich goed verdragen
met de woonfunctie. In dit geval kan de locaties mogelijk bijdragen aan het verminderen van
het kwalitatieve tekort aan gemengd modern bedrijventerrein dat zich tot 2010 in Utrecht
voordoet.
De bedrijvigheid in het gebied zal dus een hoogwaardig karakter moeten krijgen. Realisering
van intensievere bebouwing met een kantoorvolume tot 50% van het vloeroppervlak (max.
2000 m2 per bedrijf) zal naar verwachting in beperkte mate een goede invulling vormen voor
onbebouwde bedrijfsterreinen. Potenties liggen waarschijnlijk meer in de opvang van bedrijven
uit het segment 'modern gemengd' die kunnen en willen voldoen aan de hoogwaardige
kwaliteitseisen. Ook kleinschalige bedrijfshuisvesting, een bedrijfsverzamelgebouw en
woon/werk units zijn een goede invulmogelijkheid. Zelfstandige kantoorruimte is niet
toegestaan.
16
wegen en openbaar vervoer. Aan beeldkwaliteit, materiaalgebruik en architectuur worden hoge
eisen gesteld. Het terrein kent een bestemming voor bedrijven in handel en productie (modern
gemengd), maar ook voor bedrijven met een relatief grote kantoorcomponent. Er is ruimte voor
panden die bestaan uit een kantorendeel van 30 tot 70%. De doelgroep bestaat uit bedrijven in
productie/assemblage en logistiek van vooral high-tech producten. Bedrijven die gevestigd zijn
op Nieuwerijn, zijn Daimler Chrysler, Kropman en Centerpulse. Er ligt een accent op
hoogwaardige panden en een moderne uitstraling. Een deel van de bedrijven zijn op dit
moment gevestigd in de noordhoek; het betreft hier een transportbedrijf, een asfaltcentrale en
een aluminiumfabriek. Dit gedeelte ligt excentrisch en is op dit moment nauwelijks verbonden
met de rest van het terrein. Bedrijven tot en met cat. 3 zijn hier toegestaan. Uitzonderingen
hierop vormen de twee bestaande bedrijven uit de vierde categorie. De beeldkwaliteit van deze
bedrijven komt niet overeen met de op dit moment gerealiseerde kwaliteit op het terrein. Op
Nieuwerijn zijn op dit moment ruim 5.000 personen werkzaam.
Aan de zuidzijde van het terrein komen, mede door de aanwezigheid van hoogwaardig
openbaar vervoer de kleinschaligere arbeidsintensieve bedrijven. De Wetering-Zuid wordt (in
ontwikkeling) meer gevarieerd en bestaat uit een aantal delen, te weten:
The Wall: een gebouw van 50.000 vierkante meter over een lengte van 800 meter, geschikt
voor bedrijfsvestiging, GDV/PDV, horeca en leisure.
Ziekenhuis en zorgboulevard.
Centraal eiland (nabij nieuw te realiseren op-afrit A2) voor handelsbedrijven en
hoogwaardige/kennisintensieve productie.
Entreegebied voor hoofdkantoren van (inter)nationale bedrijven.
Bedrijvenkavels die qua opzet en bebouwing aansluiten op de De Wetering Noord.
17
farmaceutische bedrijven. Bedrijven met een hoge toegevoegde waarde en investeringen in de
R&D.
Beschikbaarheid
Haarrijn is met zijn 6-8 ha aangewezen als logistieke hub langs de A2, de as Amsterdam-
Utrecht. Wetering Noord en Haarrijn vormen zo samen met enkele delen van Lage Weide een
groot logistiek cluster.
Beschikbaarheid
Het terrein heeft een omvang van 42 ha. netto. Gegeven de verwachte tekorten in het segment
modern gemengd zal het terrein zo spoedig beschikbaar moeten komen. Hooggelegen biedt
kansen voor snelweggeoriënteerde bedrijvigheid. Ten aanzien van woningbouw aan de
noordzijde zal derhalve hiermee in de milieucategorisering rekening gehouden moeten worden.
Voorgesteld wordt de ontwikkeling te starten vanuit een aantal verschillende hoeken van het
terrein. Deze hoeken verschillen in het toegekende segment; de verschillende delen kunnen zo
naar elkaar toe groeien, waardoor maximale flexibiliteit voor de segmenten aanwezig is. Wel
zal het planologisch kader hier de mogelijkheid voor moeten bieden.
18
Product markt combinaties
Primair te verplaatsen bedrijven uit Utrecht en ook doorgroeiers (bedrijven die willen
uitbreiden). Belangrijkste doelgroepen zijn industrie, handel, bouw en transport. Voor
Strijkviertel wordt een gemengde invulling voorzien voor enerzijds het modern gemengde
segment en anderzijds als duurzaam productieknooppunt (zwaar). Voor beide segmenten
dienen een aantal hectares gereserveerd te worden voor de wat meer laagwaardige
activiteiten. Strijkviertel heeft een belangrijke strategische opvangfunctie voor bedrijven uit de
stad. Stedenbouwkundig wordt een invulling vanuit de noordzijde met modern gemengd
voorgestaan (arbeidsintensiever) en vanuit de zuidzijde met productie en logistiek. Het
gedeelte Hooggelegen is voorts geschikt voor het logistieke segment; het is representatief aan
de snelwegkant (A2) gelegen. Ook vanuit het oogpunt van de oorspronkelijke
landschapsverkaveling ligt een oriëntatie van Strijkviertel op de A2 voor de hand.
Segmentering
Rijnenburg valt in principe binnen het segment 'modern gemengd'.
Doelgroepen
De belangrijkste doelgroepen zijn de lichte industrie, handel en bouwnijverheid. Gezien de te
verwachten ontsluiting en de relatie met mogelijke woningbouw is het terrein minder geschikt
voor grootschalige logistieke activiteiten. Voor kleinschalige bedrijvigheid zal vooral op de
19
bestaande terrein ruimte gezocht moeten worden. Indien de vraag hiertoe aanleiding geeft kan
wel een deel bestemd worden voor grootschaligere bedrijvigheid.
Beschikbaarheid
Het bedrijventerrein dient nog ontwikkeld te worden. Gezien het op termijn te verwachten tekort
aan terrein c.q. aanbod in het modern gemengde segment wordt geadviseerd zo spoedig
mogelijk met de planvorming te starten. Nog voor 2015 zou uitgifte mogelijk moeten zijn.
17
De Structuurvisie Utrecht (blz. 61) geeft aan dat op basis van de programmatische invulling van Rijnenburg er
geen aanleiding om een OV-ontsluiting naar Rijnenburg te realiseren.
20
21
Deel 2: Herstructureringsprogramma
Lage Weide/Cartesiusweg
22
Deel 3: Toetsingskader vrijstelling zelfstandige
kantoorruimte binnen bedrijfsbebouwing
23
TOETSINGSKADER VESTIGING ZELFSTANDIGE KANTOREN IN BEDRIJFSBEBOUWING
OP BEDRIJFSBESTEMMINGEN MET TOEPASSING VAN VRIJSTELLING EX ARTIKEL 19,
LID 3 WRO
DEEL 1 TOELICHTING
1. Aanleiding
Sinds 3 april 2000 geldt de nieuwe, gewijzigde wet op de ruimtelijke ordening (WRO).
Artikel 19, lid 3 maakt het mogelijk dat wijziging van gebruik tot 1500 m2 met een simpele
vrijstellingsprocedure gerealiseerd kan worden. Het betreft een zelfstandige
vrijstellingsbevoegdheid van Burgemeester en wethouders.
In de praktijk blijkt dat bedrijven (delen van) hun kantoorruimte over hebben. Deze
kantoorruimte wordt veelal verhuurd aan zelfstandige kantoorgebruikers, hetgeen strijdig is met
de geldende bestemmingsplannen.
De gemeente wordt op een aantal manieren geconfronteerd met het strijdige gebruik van
kantoorruimte op bedrijfsbestemmingen. De gemeente heeft dit strijdige gebruik in het verleden
op een aantal plaatsen zelf geconstateerd. Hier is tegen opgetreden. Daarnaast is de
gemeente benaderd door potentiële vestigers die een zelfstandig kantoor in een
bedrijfsgebouw willen vestigen, of door eigenaren van een bedrijfsgebouw die aan
kantoorgebruikers willen verhuren. Deze verzoeken worden afgewezen.
Tegen deze afwijzing wordt in een enkel geval een juridische procedure gestart.
Terwijl aan de ene kant verzoeken om vestiging van zelfstandige kantoorruimte worden
afgewezen, moet aan de andere kant worden geconstateerd dat er toch strijdig gebruik plaats
vindt. Dit is een ongewenste situatie.
De gemeente streeft naar een efficiënt grondgebruik. Een efficiënt en intensief grondgebruik
kan met de aanpak van de ontstane situatie worden bevorderd.
Met de vrijstellingsbevoegdheid ex artikel 19, lid 3 heeft de gemeente een instrument in
handen voor de oplossing van de ontstane problematiek.
Deze notitie vormt voor burgemeester en wethouders het beleidskader op grond waarvan zij
zich bereid kunnen verklaren mee te werken aan een vrijstelling ex art. 19 WRO ten behoeve
van de vestiging van zelfstandige kantoorruimte in bedrijfsbebouwing op een
bedrijfsbestemming.
In deze notitie wordt in deel 1 het nieuwe beleid ten aanzien van zelfstandige kantoorruimte in
bedrijfsbebouwing op een bedrijfsbestemming toegelicht en is in deel 2 een regeling met
criteria opgenomen.
24
3. Organisatie
Voor het maken van deze beleidsnotitie is een projectgroep opgericht. De samenstelling
hiervan was als volgt: Economische Zaken, Bouwbeheer, Stedebouw en Monumenten, OGU,
Milieu, Verkeer
In opdracht van de gemeente Utrecht is onderzoek verricht naar vestiging van zelfstandige
kantoren in bedrijfsbebouwing en leegstand. Hoewel de gegevens inmiddels niet meer up to
date zijn, zijn de cijfers wel indicatief voor de huidige problematiek. Onderzocht zijn de
bedrijventerreinen Overvecht, Lage Weide en Kanaleneiland.
In het verleden is onderzoek gedaan naar het gebruik van zelfstandige kantoorruimte in
bedrijfsbebouwing. Hoewel het onderzoek van enige jaren geleden dateert kan worden
geconstateerd dat in grote lijnen de toen geconstateerde feiten en getallen in grote lijnen
onveranderd zijn gebleven.
In totaal is ongeveer 50.000 m2 kantoorruimte in bedrijfsbebouwing in gebruik bij zelfstandige
kantoorgebruikers. Het betreft in totaal ca. 128 bedrijven met naar schatting 2.000
werknemers. In absolute zin zijn dit forse getallen.
In relatie tot de totale hoeveelheid bedrijfsruimte op deze terreinen (Ca. 2,3 miljoen m2), of de
totale voorraad zelfstandige kantoorruimte in de stad (Ca. 2 miljoen m2) is dit strijdige gebruik
niet heel groot.
Het strijdig gebruik door zelfstandige kantoorgebruikers op de drie bedrijfsterreinen is als volgt
verdeeld:
- bedrijfsterreien Overvecht 8.200 m2
- bedrijfsterrein Kanaleneiland 20.800 m2
- bedrijfsterrein Lage Weide 18.900 m2
25
- totaal 47.900 m2
Achterliggende oorzaken van leegstand en strijdig gebruik zijn als volgt aan te geven.
Bedrijfsbebouwing is, in tegenstelling tot kantoorbebouwing te beschouwen als een maatpak.
De verhouding bedrijfsruimte-kantoorruimte is precies afgestemd op de behoefte op het
moment van de bouw. Deze behoeft kan in de tijd wijzigen. Zo kan door kantoorautomatisering,
thuiswerken, flexwerken en uitbesteden de behoefte aan kantoorruimte bij een gevestigd
bedrijf verminderen.
Wanneer een tweede of volgende gebruiker een bedrijfsgebouw betrekt dan hoeft de
aanwezige verhouding bedrijfsruimte-kantoorruimte niet altijd precies aan te sluiten op de
behoefte.
Dit kan dan leiden tot een poging tot illegale verhuur van de overtollige ruimte. Hierbij treden
als oorzaken van langdurige leegstand van kantoorruimte in bedrijfsbebouwing op:
-onvoldoende representatieve uitstraling van de gebouwen voor kantoorgebruikers
-incourante locatie
-slechte bereikbaarheid van de gebouwen per openbaar vervoer
-incourante maatvoering
Voorts is in een aantal gevallen de oorzaak van leegstand dat gebruik van bedrijfsbebouwing
door zelfstandige kantoorgebruikers conform het bestemmingsplan niet is toegestaan.
In het kader van de voorbereiding van deze notitie is geconstateerd dat er in principe ten
aanzien van de problematiek van zelfstandige kantoren in bedrijfsbebouwing op
bedrijfsbestemmingen een aantal oplossingsrichtingen mogelijk is::
Strikte handhaving van het bestemmingsplan leidt ertoe dat de illegaal gevestigde bedrijven
dienen te vertrekken. Er is echter een aantal serieuze nadelen aan deze oplossingsrichting
verbonden:
- Deze oplossingsrichting zal leiden tot leegstand en minder efficiënt grondgebruik. De
overtollige kantoorruimte is alleen als kantoorruimte te verhuren. Door de fysieke kenmerken
van de kantoorruimte, zoals verdiepinghoogte, maximale vloerbelasting, afwezigheid van
roldeuren en ligging op de verdieping is de ruimte doorgaans alleen geschikt voor vestiging
van kantoren.
- Strikte handhaving zal door het ontstaan van leegstand leiden tot verpaupering van de
terreinen. Het probleem van illegaal gebruik doet zich vooral voor op oudere bedrijfsterreinen.
De gemeente investeert veel om de kwaliteit van deze terreinen weer op peil te krijgen.
Voorkomen moet worden dat hier structurele leegstand ontstaat.
- Het strijdig gebruik betreft ca 130 bedrijven met naar schatting 2.000 arbeidsplaatsen.
In verband met deze bezwaren is deze oplossingsrichting niet verder onderzocht.
Gedogen van het strijdig gebruik laat de mogelijkheid van het strijdig gebruik voortbestaan. De
bezwaren onder bovenstaande paragraaf zijn hierbij niet aan de orde. Er is echter wel een
aantal andere serieuze bezwaren:
- Bedrijven die de gemeente formeel toestemming vragen voor vestiging van zelfstandige
kantoorruimte in bedrijfsbebouwing krijgen een afwijzing, terwijl anderen zich illegaal
vestigen.
- Er ontstaat daarmee een ongelijke behandeling van bedrijven.
- Bij juridische procedures tegen de gemeente zullen afgewezen bedrijven de gemeente wijzen
op het feit dat strijdig gebruik voorkomt.
Gedogen is in zijn algemeenheid niet de meest nette manier om problemen op te lossen.
26
Wij hebben derhalve gekozen voor de navolgende oplossing
Uit de analyse van de leegstand van kantoorruimte behorende bij bedrijfsruimte en de analyse
van het strijdig gebruik blijkt dat ca. 13.000 m2 leeg staat, en dat ca. 50.000 m2 oneigenlijk
door zelfstandige kantoorgebruikers wordt gebruikt. De voorgestelde oplossingsrichting komt
daarom in grote mate neer op legalisering van de bestaande illegale situatie, en zal dus niet tot
onmiddellijk zichtbare, grote veranderingen op de bedrijventerreinen leiden. De regeling is
zodanig uitgewerkt dat deze niet leidt tot grote toename van zelfstandige kantoren op
bedrijventerreinen.
In de vijfde nota RO, de nota Ruimte en in het NVVP is een nieuw rijksbeleid geformuleerd op
hoofdlijnen. De rijksoverheid neemt afstand van rijksbemoeienis op individuele
locatiebeslissingen en parkeernormen van bedrijven. Die uitvoering wordt verantwoordelijkheid
van gemeente en provincie. Doel van het nieuwe locatiebeleid is samen te vatten als het
bieden van een goede plaats voor ieder bedrijf, zodat een optimale bijdrage wordt geleverd aan
de vitaliteit van steden. Niet alleen mobiliteitsbeperking maar ook doelstellingen van
economische ontwikkeling, bereikbaarheid en ruimtelijke kwaliteit (waaronder efficiënt
ruimtegebruik, kwaliteit en variatie in vestigingsmilieus) zijn nu aan de orde. Het in deze notitie
geformuleerde beleid past hier uitstekend in.
Het toestaan van verhuur van overtollige kantoorruimte betekent over het algemeen niet dat
verkantorisering of intensivering van bedrijfsterreinen met een C-profiel aan de orde is. Met
deze oplossingsrichting blijft de hoeveelheid kantoorruimte op bedrijfsterreinen gelijk.
Het verschil met de in het bestemmingsplan toegestane situatie is dat de kantoorruimte deels
door zelfstandige kantoorgebruikers wordt benut. Qua intensiteit (aantal werknemers per m2) is
er geen verschil met kantoorgebruikers behorende bij een bedrijf.
Dit betekent dat er over het algemeen geen sprake is van toenemende mobiliteit,
verkeersintensiteiten of parkeerproblemen als gevolg van het vestigen van zelfstandige
kantoren. Het aantal kantoorwerkers wordt immers niet groter.
De gemeente Utrecht houdt als regel aan dat op bedrijfsbestemmingen per bouwperceel van
de brutovloeroppervlakte aan bedrijfsbebouwing maximaal 50 % als kantoorruimte behorende
bij de bedrijfsruimte mag worden gerealiseerd.
27
In enkele bedrijfsbestemmingen op (nieuwere) bedrijventerreinen in Leidsche Rijn wordt
uitgegaan van afwijkende percentages kantoorruimte ten opzichte van de totale
bedrijfsbebouwing. Omdat het dan met name gaat om arbeidsextensieve bedrijven in de
distributie, logistiek en transport met veelal grote magazijn en opslaghallen, wordt dan
maximaal 30% van het brutovloeroppervlak van de bedrijfsbebouwing aangehouden.
Per saldo wordt hierdoor bereikt dat een goede verhouding ontstaat tussen de te realiseren
bedrijfsbebouwing en de daarbij behorende kantoorcomponent.
Resumerend kan worden geconcludeerd dat het nieuwe beleid geen of minimale invloed heeft
op mobiliteit, verkeersintensiteit, bereikbaarheid en parkeren. Aanvullende maatregelen zoals
extra openbaar vervoer etc. uitsluitend als gevolg van deze beleidswijziging zijn daarom niet
nodig. De behoefte aan goed openbaar vervoer en vervoermanagement op de
bedrijventerreinen is steeds aanwezig.
Milieuaspecten.
Er zijn een viertal aspecten van hinder van bedrijven op kantoren, nl. verkeer, stof, geluid en
stank.
Zwaar verkeer kan leiden tot trillingen, dat bij kantoorachtige werkzaamheden in de grafische
sector tot problemen kan leiden. Bijvoorbeeld tot wazige in plaats van scherpe afdrukken. Dit is
overigens evenzeer een probleem bij grafische activiteiten in bedrijfsgebouwen. Ook kan het
zware verkeer eventueel gecumuleerd met industriegeluid tot geluidsproblemen leiden.
Vooral op Lage Weide is nogal wat zware industrie gevestigd die geluidshinder veroorzaakt.
Daarnaast veroorzaakt de industrie in een aantal gevallen geur- en stofoverlast.
Deze overlast kan leiden tot klachten. Aangenomen kan worden dat zelfstandige kantoren
meer gevoelig zullen zijn voor deze overlast dan productiebedrijven, hoewel veel bedrijven
natuurlijk ook schoon zijn en evenzeer van deze overlast hinder ondervinden
28
Grondbeleidaspecten
Aanhakend op het in deze notitie geformuleerde beleid rijst de vraag in hoeverre het Utrechtse
erfpachtsysteem mogelijkheden biedt om regulerend op te treden tegen de ongewenste
vestiging van zelfstandige kantoorruimte in bedrijfsbebouwing op bedrijfsbestemmingen.
In beginsel is er sprake van een economische meerwaarde indien een deel van de
bedrijfsruimte wordt omgezet in een (zelfstandige) kantoorruimte. De huurwaarde en de
beleggingswaarde van het totale gebouw zullen hierdoor stijgen.
In recentere contracten (bijvoorbeeld bij uitgifte van het bedrijfsterrein De Wetering Noord) is
vastgelegd dat maximaal 30% van de totale oppervlakte van het perceel of van het totale
gebouw kan worden benut voor kantoordoeleinden. Bij overschrijding van dit percentage wordt
op basis van het erfpachtcontract een kantorentoeslag bij de erfpachter in rekening gebracht.
Deze toeslag is het verschil tussen de uitgifteprijs en de geldende grondprijs voor
kantoorruimte ten tijde van de overschrijding van het percentage. Indien de gemeente geen
medewerking wenst te verlenen aan de overschrijding van dit percentage biedt het bestaande
erfpachtcontract een instrument om de overschrijding tegen te houden. Dit kan echter alleen op
basis van gegronde redenen zoals wegens strijd met vigerend beleid.
Omdat de vestiging van zelfstandige kantoorruimte plaatsvindt c.q. dient plaats te vinden in
reeds aanwezige, leegstaande, kantoorruimte kan worden gekonstateerd dat geen strijdigheid
ontstaat met de gesloten erfpachtscontrachten en de op grond daarvan toegestande
kantoorbebouwing.
Kantoren- en bedrijfsterreinenbeleid
Utrecht streeft naar vestiging van het juiste bedrijf op de juiste plaats. Dit betekent dat met
name voor de nieuwe in ontwikkeling zijnde bedrijventerreinen en kantorenlocaties duidelijke
produkt-marktcombinaties zijn vastgesteld.
De bestaande bedrijventerreinen hebben niet in alle gevallen een heel duidelijk profiel. De
vraag is of vestiging van zelfstandige kantoorruimte vanuit een optiek van bedrijventerreinen-
en kantorenbeleid gewenst is. Deze vraag kan om een aantal redenen positief worden
beantwoord.
- Er is behoefte aan kleinschalige kantoorruimte aan de onderkant van de kantorenmarkt. Dit
wordt onderschreven in de nota 'Strategisch Kader Kleinschalige Bedrijfshuisvesting', april
2000. De mogelijkheid van vestiging van zelfstandige kantoorruimte op bedrijfsterreinen zal
niet concurreren met de in ontwikkeling zijnde kantorenlocaties in Leidsche Rijn en
Stationsgebied. Dit zijn ontwikkelingen voor een veel hoger marktsegment, en met veel
hogere prijzen.
- Ook op het gebied van aanbod van bedrijfsterreinen en bedrijfsruimte is er in Utrecht sprake
van schaarste, met name van terreinen met een C -profiel. Het is daarom niet gewenst om
bedrijfsruimte op C-locaties te veranderen in kantoorruimte. Verhuur van overtollige
kantoorruimte is echter wel positief. Dit leidt tot voorkomen van leegstand en verpaupering
van de oudere bedrijfsterreinen. Ook is efficiënt gebruik van de bedrijfsbebouwing, in
tegenstelling tot leegstand, beter voor de bedrijfsvoering van de betreffende bedrijven. De
zelfstandige kantoorruimte op bedrijfsterreinen vormt slechts een zeer ondergeschikt deel van
het totaal op de bedrijfsbebouwing op de bedrijfsterreinen terreinen en dat dient ook zo te
blijven.
29
Gelet op het bovenstaande en gelet op de eerder omschreven milieuaspecten geldt de regeling
voor overtollige kantoorruimte tot maximaal 1000 m2 B.V.O. Hiermee wordt 90 % van de
gevallen opgelost.
Bedrijfsruimte bevindt zich doorgaans op de begane grond in verband met bereikbaarheid en,
vloerbelasting. De bijbehorende kantoorruimte is hier doorgaans boven gelegen. Om het
gevaar van verkantorisering te voorkomen en in verband met de handhaving wordt zelfstandige
kantoorruimte alleen op de verdieping toegestaan.
Het thans vast te leggen beleid dient een plaats te krijgen in het op te stellen
Ontwikkelingskader Bedrijventerreinen
Startersbeleid
Een van de belangrijke elementen van het Utrechtse startersbeleid is het aanbieden van
voldoende geschikte huisvestingsmogelijkheden. Dit wordt onder andere geconcretiseerd door
het realiseren en in stand houden van bedrijfsverzamelgebouwen. Uit de analyse van het
strijdig gebruik blijkt dat 90 % van de zelfstandige kantoren op bedrijfsterreinen kleiner is dan
1000 m2, meer dan de helft is kleiner dan 250 m2. Hiermee is duidelijk dat het aanbieden van
zelfstandige kantoorruimte op bedrijfsterreinen een bijdrage levert aan de beschikbaarheid van
kleinere en goedkopere kantoorruimte. Niet onderzocht is wat het aandeel jonge of startende
bedrijven is in deze ruimte. Duidelijk is wel dat startende en doorstartende bedrijven gebaat
zijn bij aanbod van geschikte ruimte. De veelal kleinschalige kantoorruimte op bedrijfsterreinen
vervult een broedplaatsfunctie voor bedrijven in ontwikkeling.
Werkgelegenheidsaspecten
Uit de analyse van het strijdig gebruik blijkt dat naar schatting 2.000 mensen werkzaam zijn in
de zelfstandige kantoren (50.000 m2 : 25= 2000 personen).
Aangezien het hier bestaande gebouwen betreft valt deze regeling buiten het BRU
afsprakenkader.
Uitgangspunt van de regeling is dat deze praktisch gezien handhaafbaar is. De beginsituatie is
vanuit de goedgekeurde bouwplannen bekend. Ook het uitgangspunt dat de bedrijfsruimte als
bedrijfsruimte in gebruik moet blijven is helder.
Deze beleidsnota dient als toetsingskader voor legalisering van bestaande strijdige situaties en
voor nieuwe aanvragen van zelfstandige kantoorruimte op bedrijfsbestemmingen op
bedrijfsterreinen om vrijstelling en constateringen van zelfstandige kantoorgebruikers op
bedrijfsterreinen.
30
DEEL II
CRITERIA VOOR VRIJSTELLING EX ARTIKEL 19 VOOR ZELFSTANDIGE
KANTOORRUIMTE OP BEDRIJFSBESTEMMINGEN OP BEDRIJFSTERREINEN
Het gebruik van zelfstandige kantoorruimte wordt onder een aantal voorwaarden toegestaan.
Onderstaand zijn de randvoorwaarden voor het toestaan van zelfstandige kantoorruimte op
bedrijfsterreinen opgenomen.
1. Definities
3. Werkingsgebied
5. Kantoorruimte op verdieping
31
Verhuur of ingebruikgeving van zelfstandige kantoorruimte op de begane grond is niet
toegestaan. Dit mag alleen op de verdieping.
Het kantoor behorende bij een bedrijf dient in de kantoorruimte gevestigd te worden. Het is dus
niet toegestaan om het bij het bedrijf behorende kantoren te vestigen in de bedrijfsruimte en
vervolgens de kantoorruimte in gebruik te geven als zelfstandige kantoorruimte. Een en ander
te beoordelen aan de hand van oude bouwtekeningen c.q. verleende bouwvergunningen.
8. Bouwvergunningplichtige werkzaamheden
32
12. Milieucategorieën
Gevoelige kantoren, dit zijn kantoren met meer dan 50 werknemers, kunnen uitsluitend worden
toegelaten op bedrijfsbestemmingen waarop maximaal categorie 3 bedrijven zijn toegestaan en
dan nog op ten minste 60 meter afstand van bedrijfsbestemmingen waarop maximaal categorie
4 bedrijven zijn toegestaan. Zie eerdere opmerkingen over problemen i.v.m. milieunormen.
Op bedrijfsbestemmingen waarop bedrijven categorie 4 en hoger zijn toegestaan kunnen geen
gevoelige kantoren worden gevestigd. De reden hiervoor is dat anders de zwaardere bedrijven
in hun (toekomstig) functioneren worden belemmerd
33