Toets: Hoofdstuk 4: Toerisme in de wereld en in Afrika

/15
Vraag 1: Je krijgt een afbeelding van een aantrekkelijk landschap. Een lokale inwoner geeft daarbij meer uitleg over de omgeving. Geef 2 natuurlijke-, 2 culturele- en 2 begeleidende aantrekkingsfactoren. Als de aantrekkingsfactor een naam heeft, geef deze dan ook! Gebruik je atlas!

Hallo, Ik ben Kimoni en ik woon in Tanzania. Ik woon aan de voet van de grootste berg in Afrika, deze ligt in noordoosten van Tanzania. Ik behoor tot het Masaa volk. Mijn volk heeft een eeuwenoude traditie. Mijn ouders zijn gidsen en ze helpen veel toeristen om de top te bereiken van de berg. Deze toeristen bezoeken ook ons masaa-dorp en eten dan ook typisch Masaa eten. We leren ze ook onze Masaa dans. We voorzien hutten waar ze dan kunnen slapen tegen betaling. Soms gaan de toeristen ook op safari in het Serengenti natuurpark om de dieren te bekijken. Ze rijden dan met een jeep doorheen het park om dieren te zoeken, zoals de leeuw of olifanten. Het natuurpark voorziet een lodge, daar kunnen de toeristen slapen. Deze lodge heeft een restaurant en een zwembad. Het zwembad wordt veel gebruikt want het is hier bijna altijd zeer mooi weer.

Natuurlijke aantrekkingsfactoren Groen

Culturele aantrekkingsfactoren Blauw

Begeleidende aantrekkingsfactoren Geel

/6 Vraag 2: Je krijgt een afbeelding. Geef mij de juiste vorm van toerisme en leg kort uit wat de toerist juist wilt bezoeken en bijleren tijdens dit soort vakantie. Taj Mahal

Vorm van toerisme: Cultuurtoerisme

Wat wil de toerist bezoeken en wat wil hij juist te weten komen tijdens deze vakantie? De leerlingen moeten verwijzen naar de geschiedenis van het gebouw, het volk en het land(1 punt) De leerlingen geven extra informatie over Taj Mahal( 1 punt) .................................................................................................. .................................................................................................. .................................................................................................. /3 Vraag 3: Duurzaam toerisme is nodig, zodat verschillende aantrekkelijke landschappen blijven bestaan. Jullie krijgen een tekst over een aantrekkelijk landschap. Geef bij elke P zowel een negatieve- als een positieve handeling dat invloed heeft op duurzaam toerisme. Iedereen wil blijkbaar naar dezelfde parken op safari in Kenia. Dat zijn Amboseli en Masai Mara. Hier doen zich inderdaad situaties voor men tien toeristenbussen om 1 leeuw. In Amboseli waren het Duitse investeerders die het bedrijf leiden en zij willen graag zo snel mogelijk het geld dat ze in het bedrijf genvesteerd hebben terug verdienen. Al de inkomsten van het park gingen rechtstreeks naar de Duitse investeerders. Amboseli is door het massatoerisme een troosteloos park geworden. Stofstormen veroorzaakt door al het safariverkeer, belemmeren het uitzicht en bezorgen overlast voor de dieren. Amboseli is vooral interessant voor wie wil zien hoe het massatoerisme invloed heeft op de kwetsbare natuur. Maar er is hoop voor het park. Het management is nu in handen van de lokale bevolking, de Masaa. Hopelijk leiden zij het park beter dan de Duitse investeerders. De entreegelden worden nu al gebruikt voor het behoud en bescherming van de natuur en de wilde dieren. Ook moeten de toeristen bij de Masaa gaan eten. Planet (Natuur): Negatieve handeling: Blauw .............................................................................................. .............................................................................................. .............................................................................................. .............................................................................................. Positieve handeling: Groen

.............................................................................................. .............................................................................................. .............................................................................................. .............................................................................................. People (menselijk): Negatieve handelingen: Rood .............................................................................................. .............................................................................................. .............................................................................................. .............................................................................................. Positieve handelingen: Geel

Profit (economisch): Negatieve handelingen: Paars .............................................................................................. .............................................................................................. .............................................................................................. .............................................................................................. Positieve handelingen: Bruin

/6

Reflectie Ik zal mijn reflectie baseren op de gemiddelde uitslag van de leerlingen en de commentaar van de mentor. Ik heb jammer genoeg geen toetsen kunnen verbeteren omdat het afnemen van de toets na mijn stage-periode viel, omdat er omstandigheden waren die buiten mijn verantwoordelijkheden tot stand kwamen. Dat staat ook in de eind-evaluatie van mijn mentor. Ik zou graag beginnen met de negatieve punten van deze toets. Ten eerste heb ik geen 6 verschillende vragen. Maar deze toets is gemaakt om de kennis te testen die tijdens twee lessen gegeven werd. Daarbij is de derde vraag op dezelfde manier opgesteld als oefeningen die in de klas gemaakt werden. Daarbij heb ik opgemerkt dat de leerlingen in die klas de tijd nodig hadden om deze te maken. Ten tweede had ik bij deze vraag de duurzaamheidspiramide kunnen geven, maar ik vreesde dat het dan misschien te makkelijk zou worden. Via kwaliteitseisen proefwerkvragen wil ik de andere negatieve en positieve punten te weten komen. Op vlak van betrouwbaarheid is dit een goede toets. De leerlingen kunnen bij geen enkele vraag makkelijk punten haal door te gokken. Daarbij zijn de antwoorden objectief. Enkel bij vraag drie is het nodig dat de leerlingen de volledige zin te onderlijnen die nodig is om tot een juist antwoord te komen. Het is belangrijk dat de leerkracht na de toets voldoende feedback geeft bij deze vraag. Een leerling moet begrijpen waarom hij de volledige punten niet krijgt als hij niet alles onderlijnt heeft wat nodig is. De vragen staan ook los van elkaar. Een negatief punt is ook dat de vragen vooral gericht zijn op het resultaat. Duurzaam toerisme is een onderwerp waarbij je zeker kan toetsen naar de attitudes van leerlingen. Ik heb hierover niet uitgebreid genoeg nagedacht. Moest ik deze toets opnieuw maken zou ik vraag drie vooral hervormen. Enkel bij vraag twee wordt er gevraagd dat de leerlingen nadenken over de inhoud en toepassing van de theorie. Positief is wel wat ze een afbeelding krijgen bij vraag 1 en daarbij de atlas mogen gebruiken. Zo komen ze tot extra informatie zoals de naam van de berg op de afbeelding, de Kilimanjaro. Daarbij is bij elke vraag de puntentelling weergegeven. Als leerkracht is er ruimte voorzien waarbij leerlingen die meer informatie geven, ook meer punten krijgen. Nogmaals, de leerlingen moeten daarin voldoende feedback meekrijgen. Ik ben de leerkracht niet doorheen het hele jaar, maar als ik ooit mag lesgeven het hele jaar door, zou ik na elke toets een feedback moment hebben. Dan weten de leerlingen wat ik verwacht. Tijdens het seminarie over evalueren en toetsen moesten we bestaande examenvragen evalueren aan de hand van de checklist. Daarbij onthou ik vooral dat het belangrijk is om vragen te ontwikkelen die los van elkaar staan. Als de leerlingen in het begin van de vraag een fout maken, dan is de rechts van de vraag ook fout, terwijl ze misschien wel juist redeneren. Daarbij vond ik het ook interessant dat vragen procesgericht moeten zijn. En dat een toets niet los van de lespraktijk mag staan.