Vous êtes sur la page 1sur 3

Aanleiding en afbakening van het onderzoek

We vertrekken bij de opdracht die je van de opdrachtgever (of van school) hebt gekregen.
Vervolgens ga je je oriënteren, literatuur, gesprekken, notulen etc. Je moet de opdracht
vertalen naar een onderzoekbare vraag.

Als je die hebt vastgesteld ga je kijken hoe je die vraag het beste kunt beantwoorden. Dat
hangt af van de vraag maar ook van praktische randvoorwaarden (Tijd, geld, toegankelijkheid
doelgroep, beperkingen doelgroep).

De elementen/fases komen voor in je onderzoek:

Informatie verzamelen
Vooral afbakening van je onderzoek is heel belangrijk. Onderwerp is vaak breed
geformuleerd: cliëntenparticipatie, inzet ervaringsdeskundigheid etc. Gedurende heel het
onderzoek verzamel je informatie: bij vooronderzoek, als literatuuronderzoek en als methode
om nieuwe info te verzamelen en om je eigen resultaten aan af te meten. Verschillende
bronnen: internet (let op en wees kritisch!), documenten die bij de opdrachtgever beschikbaar
zijn, literatuur uit de Bieb. Over het zoeken naar informatie en hoe je dat moet aanpakken
biedt boek Nel Verhoeven de nodige tips: p.55 e.v.

Logboek
Uiteindelijk moet je voor je onderzoek de verschillende keuzes die je gemaakt hebt
verantwoorden. Het is handig om hierover een logboek bij te houden waarin je dagelijks of
wekelijks bijhoudt hoe je onderzoek verloopt. Uiteindelijk is zo’n dokument goud waard, je
kunt het achteraf vaak moeilijk achterhalen wat je wanneer waarom gedaan hebt. Bovendien
kun je hier uit putten voor je eindrapport.

Afbakening
Onderzoeksplan geeft antwoord op de vraag wat waar hoe hoeveel en wanneer onderzocht
gaat worden. Slecht onderzoek is vaak slecht voorbereid.

In de oriëntatiefase van je onderzoek breng je je globale onderwerp terug tot een


kernprobleem, liefst in één zin. Je weet waarom dit onderzoek en wat het doel van de
opdrachtgever is.
Ontwerpen is alle activiteiten die leiden tot het afbakenen van het onderzoeksonderwerp
(domein) dus formuleren probleem- en doelstelling en eventuele deelvragen, formuleren
welke gegevens je nodig hebt, waar die te zoeken, hoe je eraan denkt te komen.

Ontwerpfase
• Oriëntatie
• Probleemomschrijving, centrale vraag- en doelstelling
• Vaststellen onderzoekstype, bedenken van antwoorden op je vragen, methode om deze
te controleren’
• Onderzoeksplan, planning, budget etc.

Deze fasen lopen vaak door elkaar heen, zijn vooral een hulpmiddel.

Probleemomschrijving= doelstelling onderzoek plus probleemstelling. Probleemstelling is de


centrale vraagstelling, de hoofdvraag.
Je gaat dus van probleemstelling naar deelvragen naar onderzoeksvragen. Van minder
specifiek naar steeds specifieker.

Voorbeelden van probleemstelling, p.72. Vaak kun je uit de probleemstelling gemakkelijk


een dataverzamelingsmethode afleiden.

Doelstelling
Moet een centrale formulering hebben, met een aanduiding van het onderzoekstype, de
praktijkgerichte relevantie en de doelen en de wensen van de opdrachtgever moeten vermeld
zijn.

Definiëren van begrippen


Eerst aangeven wat je bedoelt met de begrippen die je gebruikt. Wat zijn LVG jongeren wat is
cliëntenparticipatie. Vaak zijn begrippen voor meer uitleg vatbaar en dan maak je een keuze:
van welke definitie ga je uit? Hiermee maak je je begrip helder en baken je je onderzoek weer
verder af.

Hypothesen
Je kunt je verwachtingen over de uitkomsten van je onderzoek opschrijven als hypothese. Dat
onderbouw je met behulp van literatuur, gebeurt vooral bij kwantitatief onderzoek.

Onderdelen van een onderzoeksplan


• Aanleiding tot het onderzoek: toelichting afbakening
• Probleemstelling
• Doelstelling
• Eventueel een ovorlopig theoretisch antwoord op de vraag (bij theoriegericht en
kwantitatief onderzoek)
• Onderzoeksontwerp en verantwoording: welke methode kies je om de centrale vraag
te beantwoorden en waarom? Hoe ga je het onderzoek inrichten?
• Tijdpad

Je bereidt je gedurende je hele onderzoek al voor op de rapportage. Als je vroeg genoeg


begint met de verslaglegging heb je later veel minder werk. Je kunt in het begin ook al een
raamwerk van de rapportage maken bijv.

Een onderzoeksrapport bestaat uit:

• Titelblad, bijvoorbeeld pakkende korte titel met ondertitel. Daarnaast je naam, datum
en plaats, naam begeleider of examinator, het instituut of de school waarvoor je het
verslag maakt.

• Eventueel: voorwoord

• Inhoudsopgave: zie
http://www.microsoft.com/netherlands/artikelen/howto/inhoudsopgaveword.aspx voor
voor hoe je een inhoudsopgave automatisch laat aanmaken door Word.
• Eventueel, afhankelijk van de omvang van het rapport: Samenvatting, ongeveer een
halve pagina, dit is wat de meeste lezers lezen. Maak je pas na afloop.

• De aanleiding en inleiding, bevat de aanleiding voor je onderzoek, een schets van de


situatie, probleem – en doelstelling

• De methode, i.v.m. de betrouwbaarheid van je onderzoek moet je hier aangeven hoe je


precies te werk bent gegaan: in principe moet een ander jouw onderzoek op de zelfde
manier na kunnen doen. Je beschrijft je onderzoeksgroep, hoe je deze benaderd en
geselecteerd hebt, welke onderzoeksmethode je gebruikt hebt en waarom. Vertel ook
wat de beperkingen van de gekozen methode waren en de voordelen ervan. Ook geef
je aan wat welke meetinstrumenten je gebruikt hebt, d.w.z. welke techniek je gebruikt
hebt om je vraag te ‘meten’. (dat kan een vraag zijn, een observatie of een
gespreksonderwerp in een groepsinterview) Je geeft je onderwerpenlijst en/of
vragenlijst als bijlage. Vervolgens geef je aan welke analysemethode je gebruikt hebt.
Hierin kun je gebruik maken van je logboek.

• De resultaten, geef je zo objectief en onafhankelijk mogelijk weer. Je geeft een


beschrijving van de respons en de analyse van de betrouwbaarheid en validiteit, maar
nog geen conclusies. Je doet dus verslag van de genomen stappen en de gevonden
informatie.

• De conclusies en de discussie: je herhaalt je probleem- en doelstelling en daarna ga je


antwoord geven op de centrale vraag. Nu verbind je conclusies aan de resultaten en
kun je ze interpreteren. In de discussie kun je je eigen mening kwijt: je kunt de lezer er
van proberen te overtuigen dat je gelijk hebt. Ook geef je aan in hoeverre voor de
opdrachtgever de doelstelling is gehaald en wat er nu moet gebeuren. Ook kun je je
onderzoeksmethoden evalueren. Wat kan anders in vervolgonderzoek? Je geeft
heldere en concrete aanbevelingen aan de opdrachtgever. Ze moeten bruikbaar zijn.

• Literatuurverwijzingen en bijlagen: je moet laten zien waar de informatie die je


gebruikt vandaan komen en die moet controleerbaar zijn. Ook stel je lezers in staat
aanvullende informatie te verkrijgen. Het vergroot de betrouwbaarheid van je
onderzoek. Aan je verslag voeg je daarom een alfabetische lijst van alle gebruikte
literatuur, internetsites en andere bronnen toe. Hiervoor zijn regels in omloop. Bij
Fontys gebruiken we meestal de APA (American Psychological Association)
richtlijnen.

Vous aimerez peut-être aussi