Académique Documents
Professionnel Documents
Culture Documents
Woord vooraf
Afremmen of versnellen? Effecten van roodlicht- en snelheidscameras in Vlaanderen ........... 9 Beleidsimpuls Verkeersveiligheid Nederland .......................... 12
123
Pagina 5 Pagina 19 Pagina 35
Algemeen
Samenwerking
Innovatie
De voetbus en de etsbus bij bouwwerken in het centrum van de gemeente Hamme ................ 23
Automatische nummerplaatherkenning ................. 41 Aanpak van veelplegers door nummerplaatherkenning ................. 43 GAR, the guardian angel that makes you shine in the darkness returns ........................... 45 Risicoperceptie bij het theoretisch rijexamen ....................... 48 E-bike rijschool .................................... 50
Project verkeerscoach ........................ 25 Draaiboek openbaar domein: inrichtingsprincipes voor een kwalitatieve verkeersveilige publieke ruimte .................................... 27 Blue Gate Antwerp: stadsdistributie .................................... 29 De Koninck Uitbus ............................... 31 Helm Op - Fluo Top ............................ 32 Gordelproject ......................................... 34
Inhoudstafel
45
Pagina 53 Pagina 77
Best Practices
Onderzoek
Veiligheid van de Kusttram ............ 55 Eerste vrachtroutenetwerk in landelijk gebied operationeel ........ 57 Vlaams vrachtroutenetwerk .......... 60 Vlaamse sportsector zet in op verkeersveiligheid ....................... 61 Het klikt tussen ons .......................... 63 ROADsKILLs - ht mobiliteitsspel voor jeugdverenigingen .................. 65 Fietsschool: Iedereen op de ets! .......................... 67 Resolution ............................................... 69 Verkeersweek van het Sint-Ursula-Instituut ........................ 71 Veilig in t verkeer met Pol de Beer .................................... 73
Verkeersongevallenanalyse op microniveau - Oorzaken van verkeersonveiligheid .......................... 82 Rijvaardigheid van ouderen voorspellen ............................................. 85 Geautomatiseerde conictobservatie: stand van zaken en toekomstperspectieven .............. 87 Ex-ante evaluatie van wegsignalisatie met een rijsimulator ............................................. 90
Algemeen
Road
Algemeen
Bart De Wever - Burgemeester van Antwerpen
Verkeersveiligheid in Antwerpen
Antwerpen is de gaststad van het elfde Vlaams Congres Verkeersveiligheid. Burgemeester Bart De Wever legt uit waarom hij van verkeersveiligheid een prioriteit maakt en welke initiatieven de stad hiervoor zal blijven nemen.
foto Frederik Beyens
sterk gedaald: van 44 in 2001 naar 13 in 2011. Ondanks die positieve tendens blijft voor het Antwerpse stadsbestuur elk verkeersslachtoffer er n te veel. Als het op verkeersveiligheid aankomt, zal Antwerpen inzetten op het hele spectrum van maatregelen en zich niet beperken tot de pijlers infrastructuur en handhaving. Gedragsverandering door onder andere verkeerseducatie via de Antwerpse scholen, de lokale politie en de buurtwerking is even belangrijk om iedereen bewust te maken van de gevaren in het verkeer. Maar we willen meer. We willen ook meer betrokkenheid en engagement van onze burgers om zo samen aan een verkeersveiligere stad te werken.
Hoe toont de stad Antwerpen haar betrokkenheid op het gebied van verkeersveiligheid? Kunt u dit met cijfers onderbouwen?
Als grootste stad van Vlaanderen met meer dan 500.000 inwoners, een economisch centrum, verschillende grote verkeersassen op haar grondgebied en een wereldhaven, heeft Antwerpen een grote verantwoordelijkheid als het op verkeersveiligheid aankomt. Uit onze gegevens blijkt dat een verhoogde inzet op verkeersveiligheid loont. We noteren een daling van het aantal zwaargewonde verkeersslachtoffers gedurende de laatste tien jaar: van 240 in 2001 naar 201 in 2011. Ook het aantal verkeers doden is
Waarom is Antwerpen een ideale gaststad voor het Vlaams Congres Verkeersveiligheid?
Als grootstad heeft Antwerpen altijd een voortrekkersrol en een voorbeeldfunctie op het gebied van verkeersveiligheid vervuld. We zullen dat ook in de toekomst blijven doen. Dat dit niet onopgemerkt blijft, bleek in 2012 toen we door Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken Hilde Crevits tot etsstad uitgeroepen werden. Met onze inspanningen willen we inspiratie bieden aan andere gemeenten en steden die hun etsbeleid verder willen verbeteren. Een ander sprekend voorbeeld is de Mercicampagne. Met grote borden in de vorm
van tekstballonnen toonden Antwerpenaars dat ze het belangrijk vinden dat iedereen zich aan de snelheidsregels houdt. Op die manier maakt iedereen die dat wil zijn engagement op het vlak van verkeersveiligheid duidelijk. De campagne was een groot succes. Getuige hiervan de vele borden met de Merciboodschap die jaarlijks, bij het begin van het schooljaar, het Antwerpse straatbeeld (maar ook ver daarbuiten) domineren. Een bekroning voor dit initiatief kon dan ook niet uitblijven. Zo mocht de stad de Sinterklaasprijs van de vereniging Ouders van Verongelukte Kinderen in ontvangst nemen en kreeg de campagne goud van de Integrated Marketing Communication Council voor de beste non-prot activatiecampagne.
< Inhoudstafel
Algemeen
7
Verkeersveiligheid in Antwerpen
Algemeen
heidsmaatregelen waarbij er, in afwachting van een meer structurele aanpak, infrastructurele maatregelen genomen worden om bestuurders ertoe aan te zetten om het snelheidsregime te respecteren.
Waar liggen voor u als burgemeester de prioriteiten voor verkeersveiligheid in Antwerpen en hoe wenst u die te bereiken?
Het nieuwe bestuursakkoord voor de stad is duidelijk: voor ons is elk verkeersslachtoffer er n te veel. Ik wil de middelen die ik ter beschikking heb gerichter en selectiever inzetten voor een aanpak die gebaseerd is op vier pijlers: educatie, infrastructuur, handhaving en betrokkenheid van de burgers. Voor voetgangers is een verbetering van de situatie rond tram- en bushaltes een eerste prioriteit. Met de vertramming
van Antwerpen in het vooruitzicht moet de veiligheid van voetgangers van bij het begin worden meegenomen bij elk nieuw lokaal project. En daarnaast pakken we gevaarlijke kruispunten aan met voetpaden, zebrapaden, tramsporen en busroutes. Ook tijdens de winter moeten de voetpaden veilig zijn: we doen een beroep op de verantwoordelijkheid en de burgerzin van elke Antwerpenaar en we schakelen de BuurtInformatieNetwerken in om sneeuw te ruimen in de winkel straten. Ik sta ook helemaal achter de verdere veretsing van Antwerpen en wil extra aandacht geven aan de veiligheid van al die nieuwe etsers in de stad. De toegangswegen naar de scholen krijgen daarbij absoluut voorrang. Dat geldt ook voor scholen die langs gewestwegen liggen. Bij grote wegenwerken ligt de focus tot nu toe bijna uitsluitend op voetgangers maar we bekijken de uitwerking van minder hindermaatregelen vanaf nu ook altijd vanuit het standpunt van de etsers. Maar ook de auto heeft voor mij een plaats in de stad. Herkenbaarheid is hier het sleutelwoord: maximumsnelheden hebben geen zin als ze niet worden onder steund door een uniform straatbeeld in de zones waar ze gelden. Woongebieden tussen de grote verkeersassen worden geleidelijk aan zone 30 om ze veiliger te maken voor bewoners en bezoekers. Maar ik doe meer dan alleen maar de snelheidsbordjes aanpassen: in straten waar een lage maximumsnelheid geldt, wordt het algemene straatbeeld aangepast met drempels, asverschuivingen en andere vertragende maatregelen.
< Inhoudstafel
Algemeen
Ellen De Pauw, Stijn Daniels, Tom Brijs, Elke Hermans, Geert Wets - IMOB Universiteit Hasselt, Steunpunt Verkeersveiligheid
Vlaanderen kent twee types itspalen: snelheidscameras langs wegvakken die snelheidsovertredingen detecteren en roodlichtcameras op kruispunten die zowel roodlichtnegatie als een te hoge snelheid detecteren. De evaluatiestudie, die werd uitgevoerd in opdracht van de Vlaamse overheid, onderzocht welk effect beide types its palen hebben op het aantal en op de ernst van ongevallen.
Aanpak
De analyse van het effect op de verkeersveiligheid gebeurde door het aantal ongevallen van voor de plaatsing van de itspaal te vergelijken met het aantal ongevallen na de plaatsing. Bij een derge lijke vergelijking is het belangrijk om rekening te houden met andere factoren die een invloed kunnen hebben op het ongevallenaantal, zoals de effecten van andere verkeersveiligheidsmaatregelen, de gedeeltelijke toevalligheid van het ontstaan van ongevallen, veranderingen in het verkeersvolume en autonome evoluties in de verkeersonveiligheid. Om een zicht te krijgen op het effect dat die benvloedende factoren uitoefenden op het ongevallenaantal, stelden we een vergelijkingsgroep samen die bestond uit alle ongevallen in Vlaanderen. Zo brachten we de effecten op het aantal ongevallen door factoren zoals generieke veranderingen in het verkeersvolume, weersomstandig heden en andere ruimverspreide verkeersveiligheidsmaatregelen in rekening. Maar
de lokaal ingevoerde maatregelen werden op die manier niet gecontroleerd. Daarom vroegen we aan alle bevoegde districten van het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) een overzicht van de uitgevoerde verkeersveiligheidsmaatregelen op wegvakken of kruispunten met itspalen in de periode 2000-2008. Met die gegevens kortten we de voor- of naperiode in en zo sloten we het effect van die maatregelen zoveel mogelijk uit. Als er bijvoorbeeld een maatregel ingevoerd werd vr de plaatsing van de camera, kortten we de voorperiode in tot het jaar nadat de maatregel ingevoerd werd. Als de maatregel ingevoerd werd na de plaatsing van de camera, kortten we de naperiode in tot net voor de invoering van de maatregel. Voor sommige locaties was het niet mogelijk om het effect van andere maatregelen uit te sluiten. Dat was het geval wanneer de maatregel ingevoerd was in
het jaar vlak voor, na of tijdens het jaar dat de itspaal geplaatst of in gebruik genomen werd. In die gevallen voerden we een aparte analyse uit waarin we het gecombineerde effect van de plaatsing van itspalen en andere maatregelen analyseerden. Om een selectie van ongevallen rond snelheids- en roodlichtcameras mogelijk te maken, was er nood aan gelokaliseerde ongevallendata. Op het moment van het onderzoek waren die gelokaliseerde ongevallendata beschikbaar tot en met 2008. Aangezien het aantal ongevallen voor de plaatsing van een itspaal werd vergeleken met het aantal ongevallen na de plaatsing en er minstens n jaar onge vallendata voor en na nodig is, konden we alle itspalen die geplaatst werden tot en met 2007 evalueren.
< Inhoudstafel
Algemeen
9
Afremmen of versnellen?
In een eerste analyse namen we alle letsel ongevallen op. Dat zijn de ongevallen waarin minstens n persoon licht, zwaar of dodelijk gewond raakte. Dan onderzochten we het effect op een selectie van de meest ernstige ongevallen. Dat zijn alle ongevallen waarbij minstens n betrokkene zwaargewond werd of binnen de 30 dagen stierf aan zijn verwondingen. de ongevallenkans als op de letselernst. Dat tweevoudige effect zorgt ervoor dat we bij de zwaardere ongevallen een sterker effect vinden dan bij de lichtere ongevallen. Daarnaast analyseerden we 32 locaties waar er, naast de plaatsing van een its paal, ook andere maatregelen ingevoerd werden. Die andere maatregelen waren voor het grootste deel de invoering van een snelheidsverlaging. Voor die locaties vonden we een daling van 10% bij het aantal letselongevallen en van 23% bij het aantal ernstige ongevallen. Hieruit konden we besluiten dat de cijfers voor de cameras die gecombineerd waren met andere maatregelen gelijkaardig zijn aan de cijfers voor de locaties met cameras waar er geen aanvullende maatregelen ingevoerd werden. Behalve het effect op ongevallen, gingen we ook na welk effect de plaatsing van een SNC had op elk type weggebruiker: automobilisten, brometsers, etsers, motorrijders en voetgangers. De vracht wagenchauffeurs namen we niet op omdat hun aantal te laag was. Dit onderzoek vond op de onderzochte locaties voor alle weggebruikers een sterke daling van het aantal gewonden in vergelijking met de daling van het totale aantal gewonden in Vlaanderen. Dat wijst er op dat de plaatsing van een SNC een gunstig effect had op alle onderzochte weggebruikers. Roodlichtcameras Van de meer dan 400 kruispunten met roodlichtcameras (RLC) namen we er 253 op in de studie. We selecteerden alle ongevallen in een straal van 50 meter rond het kruispunt. Een vergelijking van het aantal ongevallen na de plaatsing van de RLCs met het aantal voor de plaatsing, toonde een stijging met 5 tot 9%. Het aantal ernstige ongevallen vertoonde daarentegen een daling met gemiddeld 14 tot 18%. Internationale onderzoeken vonden net als in het Vlaamse onderzoek een stijging van het totale aantal letselongevallen na de installatie van RLCs. Om een genuanceerder beeld te krijgen van de ongevallen aan RLCs, maakten we een onderscheid tussen ankaanrijdingen en kop-staartaanrijdingen. Wat het effect op ankaanrijdingen betreft, vonden we een beperkte daling (-6%) van het totale aantal letselongevallen maar vooral de ernstige ongevallen vertoonden een gunstig resultaat (-24%). We vonden een minder gunstig effect voor de kop-staartaanrijdingen, namelijk een stijging van 44% voor het totale aantal letselongevallen. Het aantal ernstige kop-staartaanrijdingen was te laag om analyses uit te voeren, wat aangeeft dat kop-staartaanrijdingen vooral leiden tot minder ernstige gevolgen. Hieruit kunnen we concluderen dat de stijging van het aantal letselongevallen vooral kan worden toegeschreven aan het gestegen aantal kop-staartaanrijdingen, terwijl de daling in de meer ernstige ongevallen vooral het gevolg is van de daling van de ernstige ankaanrijdingen. Een analyse van de kenmerken van de locatie toonde een gunstiger resultaat voor locaties buiten de bebouwde kom. Op kruispunten binnen de bebouwde kom zagen we een duidelijke stijging (+27%) in het totale aantal letselongevallen, terwijl we op kruispunten buiten de bebouwde kom een daling (-6%) vaststelden.
Resultaten
Snelheidscameras Van de oorspronkelijk 256 snelheids cameras (SNCs) namen we er 65 op in het onderzoek. Een groot deel van de locaties kwam niet in aanmerking omdat de cameras geplaatst en/of in gebruik genomen werden na 2008. We selecteerden alle ongevallen die plaatsvonden op 500 meter voor en na de camera. De plaatsing van snelheidscameras toonde op de onderzochte locaties een gunstig effect op de verkeersveiligheid. Het totale aantal letselongevallen daalde met 8%; het aantal ongevallen met doden of zwaargewonden daalde met 29%. Die resultaten liggen in lijn met de internationale wetenschappelijke literatuur, die eveneens een sterker effect aangeeft op ernstige ongevallen. Dat komt omdat snelheid zowel invloed heeft op
Algemeen
10
De plaatsing van snelheidscameras toonde een gunstig effect op de verkeersveiligheid: het aantal ongevallen met doden of zwaargewonden daalde met 29%.
< Inhoudstafel
Algemeen
Figuur 1: Locaties opgenomen in het onderzoek Blauw = snelheidscamera Rood = roodlichtcamera
Voor 77 locaties was het niet mogelijk om de plaatsing van een RLC apart te analyseren en analyseerden we het gecombineerde effect van de plaatsing van een RLC in combinatie met de uitvoering van andere maatregelen. Die maatregelen waren vooral dalingen van de toegelaten snelheidslimiet, de aanleg van een nieuw wegdek of nieuwe slijtlaag, de aanpassing van voorzieningen voor etsers of voetgangers en de wijziging van de opstelvakken of afslagstroken. De analyse die het gecombineerde effect van de plaatsing van een RLC met de uitvoering van andere maatregelen onderzocht, vond een daling in het aantal letselongevallen met 24% tot 28%. Het gecombineerd plaatsen van een RLC met de uitvoering van andere maatregelen toonde duidelijk een gunstiger effect op het aantal letselongevallen dan alleen de plaatsing van een RLC. Voor het aantal ernstige ongevallen vonden we een daling van 12%. Een analyse van het effect van de RLCs op het aantal gewonden, onderverdeeld naar type weggebruiker, toonde alleen een daling van het aantal gewonde etsers. Voor de overige betrokkenen nemen we in vergelijking met de trend (alle gewonden in Vlaanderen) een lichte stijging waar op de plaatsen waar een RLC geplaatst werd. Een mogelijke verklaring voor die resultaten kan gezocht worden in het onderscheid tussen ank- en kopstaartaanrijdingen. Zoals wel al vermeldden daalt het aantal ankaanrijdingen,
maar stijgt het aantal kop-staartaanrijdingen. Die kop-staartaanrijdingen zullen logischerwijs alleen gebeuren tussen bestuurders van een gemotoriseerd voertuig, wat de betere score van de etsers kan verklaren.
Aanbevelingen
1. Beschikbaarheid en kwaliteit van basisdata verbeteren Een eerste aanbeveling heeft betrekking op de verbetering van de ongevallenregistratie. Aangezien er op het moment van het onderzoek alleen gelokaliseerde ongevallendata tot en met 2008 aanwezig waren, konden we alleen de itspalen evalueren die geplaatst zijn tot en met 2007. Een snellere beschikbaarheid van die data is dus wenselijk. 2. Onbemande verkeershandhaving optimaliseren Ten tweede bevelen we een optimalisatie van onbemande verkeershandhaving aan. Naast het gunstige effect op het aantal ernstige ongevallen vonden we ook een sterke stijging van het aantal kop-staartaanrijdingen. Dit is mogelijk toe te schrijven aan het feit dat sommige bestuurders vrij abrupt afremmen wanneer ze een kruispunt met lichten naderen, terwijl achterliggers dat niet of te laat doen. Een tijdige waarschuwing aan bestuurders over de aanwezigheid van itspalen of
een sensibiliseringscampagne over het gewenste gedrag zijn mogelijke maatregelen om die stijging aan te pakken. 3. Verder onderzoek uitvoeren Aansluitend op dit tweede punt, bevelen we ook aan om de aspecten te bestuderen die een beter inzicht mogelijk maken in de omstandigheden en de oorzaken van kop-staartaanrijdingen. Die onderzoeken zouden kunnen nagaan hoe bestuurders zich gedragen op het ogenblik dat ze zich onderworpen voelen aan onbemand verkeerstoezicht en welke psychologische processen er op dat moment een rol spelen. Daarnaast kan het ook interessant zijn om het effect op de snelheid te evalueren, aangezien dat een belangrijk intermediaire variabele is.
Het volledige rapport is beschikbaar via www.steunpuntverkeersveiligheid.be. De Pauw, E., Daniels, S., Brijs, T., Hermans, E. & Wets, G. (2012). Effectevaluatie van snelheids- en roodlichtcameras op gewestwegen in Vlaanderen. Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid, RA-2012-001, 142p.
< Inhoudstafel
Algemeen
11
Algemeen
Robert Hijman - Ministerie van Infrastructuur en Milieu Nederland
Ernstige verkeersgewonden
14000 12000 10000 8000 6000 4000 2000 0 1996 1998 2000 2002 2004 2006 2008 2010 2011
Voetganger
Fiets
Bromets
Motor
Auto
Figuur 2: Evolutie van het aantal ernstige verkeersgewonden in Nederland per type weggebruiker.
om het aantal verkeersdoden en ernstige verkeergewonden terug te dringen, want elk slachtoffer is er n te veel. De maatregelen zijn in 2012 opgenomen in de Beleidsimpuls Verkeersveiligheid. Eens gezind zetten alle partners hun schouders eronder.
Verkeersdoden
700 600 500 400 300 200 100 0 1996 1998 2000 2002 2004 2006 2008 2010 2011
Voetganger
Fiets
Bromets
Motor
Auto
Figuur 1: Evolutie van het aantal verkeersdoden in Nederland per type weggebruiker.
12
< Inhoudstafel
door handhaving en scherpere voertuigeisen; een hardere aanpak van frequente overtreders om bijvoorbeeld ongevallen waarbij alcohol of snelheid een rol spelen terug te dringen; een betere bescherming van kwetsbare verkeersdeelnemers zoals kinderen, voetgangers, etsers, ouderen en jonge, beginnende bestuurders. De Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) heeft onlangs berekend of de ontwikkeling van het aantal verkeersslachtoffers in de richting gaat van de genoemde doelen. Daaruit blijkt dat er in 2020, bij uitvoering van het Strategisch Plan Verkeersveiligheid, naar verwachting 500 tot 570 verkeersdoden en tussen 16.700 en 18.300 ernstig gewonden te betreuren zullen zijn, als de investeringen in infrastructuur en handhaving op hetzelfde peil blijven als de afgelopen jaren. De doelen worden dus niet zonder extra inzet gehaald. Gezamenlijke opgave Bij sommige doelgroepen in het verkeer neemt het aantal slachtoffers nog steeds af, vooral onder de automobilisten. Maar het aantal ernstig gewonden onder de
etsers en de ouderen stijgt de laatste jaren en onder jongeren daalt het aantal gewonden niet. De ongevallen van die doelgroepen vinden voornamelijk plaats op het lokale wegennet dus de rijksoverheid kan daar maar beperkt invloed op uitoefenen. Daar komt bij dat er weinig kennis en maatregelen beschikbaar zijn die gericht zijn naar die specieke groepen. Er ligt een gezamenlijke opgave op tafel om die kwetsbare groepen beter te bereiken. Daarom heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu eind 2011 verschillende partijen uitgenodigd voor een strategiedag. Niet alleen de usual suspects zoals de overheden en de mensen die gespecialiseerd zijn in kennis en handhaving, maar ook partijen die dicht bij de doelgroepen staan (zoals de Fietsersbond, ouderenbonden en jongerenorganisaties), marktpartijen (zoals de auto- en etsindustrie), de innovatiesector en social media-experts. Op die dag is de gezamenlijke uitdaging voorgelegd om de verkeersveiligheid van de kwetsbare doelgroepen te verbeteren zonder hun bewegingsvrijheid te beperken. Met als vraag wat ieder vanuit zijn expertise kan doen. Die strategiedag was een geweldige ervaring. Door
al die verschillende partijen en belangen samen te brengen, ontstond er een gezamenlijk gevoel van urgentie en kwamen er bijzondere aanknopingspunten voor samenwerking in beeld. In 2012 zijn er twee vervolgbijeenkomsten met de stakeholders georganiseerd om de resultaten van de strategiedag per risicogroep uit te werken in concrete maatregelen. Het dagelijks gedrag en de sociale omgeving van de verkeersdeelnemers stond daarbij centraal. Op basis van de resultaten hebben het ministerie en de betrokken partijen afgesproken om een extra inspanning te leveren met de Beleidsimpuls Verkeersveiligheid. Doel is om het aantal verkeersslachtoffers bij de specieke doelgroepen waar het nog niet goed (genoeg) gaat, terug te dringen. De partijen zetten alles op alles om het aantal verkeersslachtoffers verder te verlagen. Wie doet mee? De Rijksoverheid, provincies, stadsregios, gemeenten, waterschappen, de SWOV en verschillende maatschappelijke organisaties die zich bezighouden met jongeren, ouderen en etsers in het verkeer.
< Inhoudstafel
Algemeen
13
1 b. 1 c. 1 d.
1 e.
Kennisuitwisseling etsveiligheid
Algemeen
Kennisplatform Verkeer en Vervoer (kpVV), provincies, stadsregios VVN, Fietsersbond en Blijf Veilig Mobiel
1 f.
1 g.
2013
3 4
2013 2012
2013
Keuzewijzer Scootmobiel
2013
Mobiliteitsambassadeurs
2013
2013
14
< Inhoudstafel
Algemeen
Activiteit 10 Zebra-check voor oudere voetgangers Door wie Blijf Veilig Mobiel Wanneer gereed 2013 Toelichting Blijf Veilig Mobiel stelt een zebrapad-checklist beschikbaar aan gemeenten en het maatschappelijk veld om te bepalen of het zebrapad veilig is voor senioren. Decentrale wegbeheerders gebruiken bij voorkeur de richtlijnen van de Basiskenmerken Wegontwerp om de uniformiteit en verkeersveiligheid van het wegennet te versterken. CROW breidt de set Basiskenmerken Wegontwerp uit met kenmerken voor rotondes en kruisingen (op verzoek van gemeenten). ANWB brengt op basis van de internationale EuroRAP-methode de verkeersveiligheid van provinciale wegen in beeld en bespreekt de resultaten met wegbeheerders.
12
2014
13
2013
14
ministerie IenM
t/m 2018
Gedrag 15 Inventarisatie praktijkvoorbeelden gedragsbenvloeding ministerie IenM 2012 IenM inventariseert praktijkvoorbeelden van gedragsbenvloeding binnen verkeersveiligheid met als doel praktische handvaten te bieden aan overheden en maatschappelijke organisaties. ANWB-website waarop verkeersregels eenvoudig te vinden en uitgelegd zijn. Veiligheid op het werk en verkeersveiligheid zijn bij de overheid en het bedrijfsleven gescheiden onder werpen maar kennen een vergelijkbare aanpak. De pilot richt zich op verkeersveiligheidswinst door synergie en minder regeldruk. Een VVN-Meldpunt waar burgers gevaarlijke situaties in buurt kunnen melden: de VVN faciliteert burgers en de overheid bij het aanpakken van die situaties. Een goede structurele aanpak kan beloond worden met het Buurtlabel Veilig Verkeer. Apps en sociale media kunnen rijtaakonder steunend zijn maar ook aeidend werken. IenM inventariseert apps en sociale media en de invloed ervan op de verkeersveiligheid. IenM maakt afspraken met dataleveranciers ter verbetering van de ongevalleninformatie. O.a. met Incident Management, meldpunten en waar mogelijk met verzekeraars en ambulancezorg. SWOV monitort trends in verkeersveiligheid en het effect van de Beleidsimpus; om het jaar kort (trends) en uitgebreid (analyses). SWOV toetst de voortgang van de nationale doelstellen en analyseert probleemgebieden met beleidsadvies. Halfjaarlijks overleg van IenM met de actieshouders in de Beleidsimpuls waarin de voortgang van de uitvoering en nieuwe inzichten worden besproken.
16
Informatie Verkeersregels
ANWB
2013
Integraal 17 Pilot gezamenlijke aanpak ARBO- en verkeersveiligheid ministerie IenM en SZW 2013/2014
18
VVN
19
ministerie IenM
2013
20
ministerie IenM
2013
21
Monitor verkeersveiligheid
SWOV
22
SWOV
23
Bewaken voortgang realisatie ministerie IenM, SWOV, maatregelen beleidsimpuls ANWB, VVN, Fietsersbond, TeamAlert, ANBO, decentrale overheden
< Inhoudstafel
Algemeen
15
IenM maakt rijkswegen veiliger met de investeringsprogrammas Meer Veilig 2 (t/m 2014: 54 mln) en Meer Veilig 3 (2015-2018: 40 mln).
Algemeen
16
< Inhoudstafel
Algemeen
organisatie gaat die producten nu bij een breder publiek onder de aandacht brengen en legt ook de verbinding met de gezondheidszorg. Verder neemt ze de uitvoering van verschillende extra maatregelen op zich. In 2013 stelt Blijf Veilig Mobiel onder meer een zebrapadchecklist beschikbaar aan gemeenten. Daarmee kunnen gemeenten nagaan of een zebrapad veilig is voor ouderen. Ook geeft ze een Aankoopwijzer voor de juiste elektrische rolwagen uit. Daarnaast ontwikkelt ze nieuwe producten waaronder een online test voor zicht en gehoor. Jonge, beginnende bestuurders Verkeersongevallen zijn de belangrijkste doodsoorzaak bij jongeren. Overmoedig gedrag en gebrek aan ervaring leiden ertoe dat jongeren vooral in de periode kort na het behalen van hun rijbewijs vaker betrokken zijn bij verkeersongevallen. Het risico is vooral hoog onder jonge mannen. Het is belangrijk dat jongeren: Grenzen leren kennen in het verkeer. Daarom is het Beginnersrijbewijs ingevoerd. Dat is een (straf)puntenstelsel voor beginnende automobilisten. Rijervaring opdoen. Daarom is het experiment 2toDrive gestart. Daarmee kunnen jongeren al vanaf 16,5 jaar beginnen met rijlessen, vanaf 17 jaar hun rijexamen doen en tot 18 jaar alleen rijden onder begeleiding van een coach. Ook het praktijkexamen voor de bromets en een getrapte toegang voor het motorrijbewijs moeten ervoor zorgen dat jonge bestuurders op een veiligere manier meedoen in het verkeer. Goede verkeersvoorlichting krijgen. De jongerenorganisatie TeamAlert verzorgt verkeerseducatie en voorlichtings campagnes over bijvoorbeeld alcoholen drugsgebruik in het verkeer.
formiteit en veiligheid van wegen door zoveel mogelijk gebruik te maken van de nieuwe Basiskenmerken Wegontwerp van het CROW (het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte). Die basiskenmerken worden uitgebreid met kruispunten en rotondes. Dat vergroot de uniformiteit en de veiligheid voor weggebruikers. De ANWB (Koninklijke Nederlandse Toeristenbond) adviseert provinciale wegbeheerders over hoe zij hun wegen veiliger kunnen inrichten. En het ministerie van Infrastructuur en Milieu investeert in het veiliger maken van rijkswegen. In de periode tot en met 2018 worden onder andere bermen, bogen en invoegstroken verbeterd.
schappijen zetten zich in voor de verbetering van de verkeersveiligheid. De Nederlandse overheid houdt die ontwikkelingen goed in de gaten en waar mogelijk ondersteunt ze. Ze nanciert bijvoorbeeld een onderzoek van de verzekeringssector naar hoe verzekeraars zo effectief mogelijk nancile prikkels op basis van goed of slecht rijgedrag kunnen geven. Ook dat moet leiden tot meer veiligheid op de weg.
Resultaten boeken
Natuurlijk hopen alle betrokken partijen bij de Beleidsimpuls Verkeersveiligheid dat de 23 extra maatregelen leiden tot minder ongelukken. Daarom is afgesproken dat het ministerie eens per half jaar de uitvoering van de 23 maatregelen met de partners bespreekt. De SWOV brengt jaarlijks in beeld hoe de verkeersveiligheid zich ontwikkelt, met speciale aandacht voor de risicogroepen. Samen hopen de partners om tot nieuwe inzichten te komen die ze vlot kunnen omzetten in nog meer concrete maatregelen, want het werken aan de verbetering van verkeersveiligheid is en blijft een continu proces.
Vernieuwen
Door beter aan te sluiten bij de wensen en de initiatieven van burgers zelf, verwachten de partijen om nog meer resultaten te boeken. Ook daarmee gaan ze aan de slag. Een sprekend voorbeeld uit de lijst van 23 maatregelen is het Meldpunt Veilig Verkeer. Die VVN-website biedt wijkbewoners de mogelijkheid om gevaarlijke verkeerssituaties te melden, zoals straten waar te hard wordt gereden, gevaarlijke kruispunten en oversteekplaatsen. VVN helpt hen dan bij het veiliger maken van de situatie. Ze brengt hen daarvoor bijvoorbeeld in contact met de politie, de gemeente of andere buurtbewoners. Ook marktpartijen waaronder de auto- industrie, verzekeraars en leasemaat
Info
Robert Hijman Ministerie van Infrastructuur en Milieu robert.hijman@minienm.nl www.rijksoverheid.nl/ienm
< Inhoudstafel
Algemeen
17
18
Interviews
Samenwerking
Road
20
Samenwerking
Eric Jolie
Basisschool Mariavreugde Wondelgem
De Schoolstraat
Een schoolstraat is een straat waarin een school gevestigd is en die tweemaal per dag, bij begin en op einde van de schooldag tijdelijk, gedurende een half uur wordt afgezet voor ingaand gemotoriseerd verkeer (met uitzondering van de hulpdiensten). Het voornaamste doel is de verkeerschaos bij de start en op het einde van de schooldag te verminderen zodat ouders en kinderen meer geneigd zijn om met de ets of te voet te komen. Nu wordt dikwijls de chaos als argument gebruikt om niet met de ets of te voet te komen omdat men het te gevaarlijk vindt tussen al die autos. Ouders die met de auto komen, parkeren zich reglementair in de buurt (de eerste 15 minuten zijn gratis aan de parkeerautomaat in Gent) en komen het laatste stukje te voet. Concreet wordt er aan de ingang van de straat een verplaatsbaar bord gezet door een politieagent of een gemachtigd opzichter. Het bord geeft aan dat de toegang gedurende 30 minuten verboden is. Die aanpak heeft tal van voordelen: minder chaos en dus veiliger voor voetgangers en etsers; meer plaats voor voetgangers en etsers; de straat is beter bereikbaar voor hulp-
diensten (opmerking van de brandweer); verhoogd wooncomfort voor de buurtbewoners; kinderen en begeleidende ouders hebben meer beweging; minder jn stof en uitlaatgassen in de buurt van de school en dus gezonder;
maar een kleine moeite is om de straat veel veiliger en aangenamer te maken. Gergerde reacties aan het stuur maakten plaats voor een babbel tussen ouders.. Leerkrachten en directie die als gemachtigd opzichter bij het verbodsbord staan, worden nu meer rechtstreeks aangesproken door ouders. De negatieve reacties vormen een minderheid.
Proefproject
Het Mobiliteitsbedrijf van de stad Gent testte de schoolstraat uit in twee dood lopende straten in overleg met beide scholen: het Francois Laurentinstituut in het centrum van de stad en de vrije basisschool Mariavreugde in de rand. Vooraf werd er onderzoek gedaan naar het verplaatsingsgedrag van de ouders en de kinderen en werd de ruimere omgeving van de school gescreend. Want het is niet de bedoeling om het chaos probleem te verschuiven naar een straat verderop. De scholen moesten ook een duidelijk engagement tonen door het bord te plaatsen, te zorgen voor de aanwezigheid van een gemachtigd opzichter, eventueel leerlingen in rijen te begeleiden naar een afhaalpunt, een leerkracht aan de oversteekplaatsen te voorzien en door duidelijke communicatie naar de ouders. Tijdens de duur van het proefproject konden beide scholen rekenen op bijstand van de politie en de gemeenschapswacht. Eerste bevindingen De eerste reacties waren overwegend positief. Ouders en ook buren zien in dat het
Evaluatie
Na de twaalf weken van het proefproject kregen alle ouders, het personeel, de kinderen van vijfde en zesde leerjaar en de buren een enquteformulier om te polsen naar hun mening over de schoolstraat. De resultaten zijn positief. We probeerden om uit de resultaten representatieve uitspraken af te leiden met een betrouwbaarheidsinterval van 95% en een foutenmarge van 5%. Gezien er 444 ingevulde enqutes ingediend zijn, is er aan die voorwaarden voldaan. 162 ouders, kinderen, personeel en buren van het Laurentinstituut en 291 van Mariavreugde vulden een enqute in. 85,8% van de enqutes zijn ingevuld door kinderen of hun ouders. Ook 42 personeelsleden en 21 buren vulden de enqute in. 79,7% vindt dat de schoolstraat een goede maatregel is, 9,9% oordeelt van niet. Opmerkelijk is dat alle buren hiermee akkoord gaan, slechts 1 van de 21 buren heeft geen mening. 76,7% van de ingevulde enqutes uit Mariavreugde vindt de schoolstraat een
< Inhoudstafel
Samenwerking
21
in en uit de straat kunnen rijden. Buren van n straat geven ook mee dat er zich minder vrachtwagens vastrijden wanneer ze de aanpalende straat willen beleveren. Parkeren Ouders die hun kinderen met de wagen naar school brengen, parkeren nu voornamelijk in de omgeving van de scholen. Bij Mariavreugde komt 6,7% vr of n het afsluiten van de schoolstraat en parkeert voor de schoolpoort. 15,6% parkeert niet en zet zijn kind af aan het begin van de schoolstraat, 56,7% parkeert in de aanpalende straten, 12,9% op de parking van de Delhaize en de overige 8% parkeert in wijdere omgeving. Bij het Laurentinstituut parkeert 14,6% niet en zet zijn/haar kind af aan het begin van de schoolstraat of in de omgeving. 81,2% parkeert in aanpalende straten en 3,4% parkeert in de wijdere omgeving.
Samenwerking
Hoopvolle gevolgen
Bij beide scholen komt 9,9% van de leerlingen met het openbaar vervoer, 22,1% met de ets, 20% te voet en 47,9% met de auto. Uit de enqute blijkt dat door het proefproject al 6,3% op de ets sprong, te voet ging of het openbaar vervoer nam. Daarnaast overweegt 13,4% van de leerlingen van Mariavreugde om bij beter weer meer met de ets of te voet naar school te komen. In het Laurentinstituut is dat 4,6%. Toekomst Een vijftal andere scholen heeft zich al kandidaat gesteld om ook een schoolstraat te worden. De situatie van elke school zal apart onderzocht worden om te zien of het een haalbare kaart is en of het de meest aangewezen oplossing voor de aanwezige mobiliteitsproblemen is.
22
< Inhoudstafel
Samenwerking
Hamme wil een rustige en veilige gemeente zijn, makkelijk bereikbaar, met attractieve woongebieden, kwalitatief sterke natuurgebieden en ontwikkelde kernen. In het voorjaar van 2013 start er een grote bouwwerf in het centrum van de gemeente Hamme met in de onmiddellijke omgeving een kleuterschool, een basisschool en twee secundaire scholen. Het is een nieuwbouw met 22 appartementen en 44 ondergrondse garages. De site is gelegen in het hart van de gemeente, waar meerdere hoofdassen door het centrum samenlopen. In dat centrum zijn alle verkeers- en levensfuncties verzameld. Het zijn de wegen naar de administratie en de winkels maar ook naar de lokale horeca en de vier scholen. Bovendien is er in dit centrum een dichte bewoning. Hamme heeft een zeer nauwe stratenconguratie. De straatbreedte bedraagt nauwelijks 5 meter, met vaak een voetpad van amper 90 centimeter breed of zelfs geen voetpad. De bouwwerf in driehoeksvorm wordt omsloten door drie zeer smalle centrumstraten die de toegang vormen tot de vier scholen. De toegangswegen tot de werf zijn niet geschikt voor grote werfwagens. Door de lengte van de straten en de scherpe hoeken van de driehoek, kunnen werfwagens zeer moeilijk in
n beweging van de ene straat naar de andere. Op de vier schooleenheden komen tussen s morgens 8 en 8.30 uur ongeveer duizend leerlingen samen. Wanneer dat zou samenvallen met de vele verwachte bewegingen van de werfmachines en de vrachtwagens, voorziet de politie ernstige problemen. Het risico op ongevallen met gewonden is zeer groot en erg reel.
in een niet- of moeilijk bereikbare zone. De politie, de gemeente en de school moeten extra inspanningen leveren om de kinderen op veilige manieren naar de school te brengen en hen uit de buurt van de grote werf te houden. Dat is voor de nieuwe politie een heel andere insteek. We concentreren ons voor dit plan extra op de kleinste en meest kwetsbare weggebruikers. De school, de gemeente en de politie hadden het plan om de leerlingen en hun ouders te motiveren om meer te voet en met de ets naar school te komen. Wanneer de politie op de scholen haar bezorgdheid uitte over het bouwproject, bleek dat ook de ouderraad met zorgen zat over dit thema. Een kort overlegmoment bracht iedereen snel op dezelfde golengte.
Probleem
Er is in de laatste 50 jaar nooit zo een groot bouwproject in het centrum van de gemeente geweest. Nooit werden er zoveel verkeersassen geblokkeerd en onbereikbaar. Het is voor de betrokken diensten een grote uitdaging om de kwetsbare weggebruikers te beschermen en te helpen bij een duurzame mobiliteit
< Inhoudstafel
Samenwerking
23
Voetbussen en etsbussen
De etsers (ook kleuters) van de school rijden onder begeleiding in verschillende bussen tot op het schoolterrein. De kinderen die niet met de ets zijn, gaan in de voetbus met begeleiders naar de school. We proberen om hen tijdens het traject ook wegwijs te maken in het verkeer. De korte dagelijkse wandeling is een bijdrage aan duurzame mobiliteit!
Voor de secundaire scholen die in de buurt gevestigd zijn, is het probleem kleiner. Zij hebben een ingang die niet op de werf uitgeeft. Op die scholen komt ongeveer 97% van de leerlingen met de ets naar school. Zij krijgen extra aandacht en begeleiding van de politie en de gemeente om dit cijfer te behouden of indien mogelijk te verhogen. We bekijken nog met de partners of de scholen etsstimulerende maatregelen kunnen gebruiken.
Samenwerking
Beloningen
Bij het ingaan van het MOS-verkeersplan kregen elk kind en elke leerkracht een uohesje van het oudercomit zodat ze goed zichtbaar zijn in het verkeer. We merkten dat kleuters weinig gebruik maken van de hesjes. Het lijkt ons dan ook aangewezen om hier extra aandacht aan te besteden. Uiteraard blijven we de hesjes promoten gedurende de donkere dagen. We hebben nu ook de steun gekregen van Mobiel 21 die ons tweehonderd uo polsbandjes en honderd badboekjes heeft geschonken. Die leuke gadgets kunnen ons helpen om de kinderen te belonen voor hun dagelijkse inzet om met de ets of te voet naar school te komen. Ook voor diegenen die toch met de auto tot op het verzamelpunt gebracht worden, is er een leuke beloning op voorwaarde dat ze goed vastgeklikt zijn. Zo blijven we ook de acties van het BIVV mee ondersteunen. Het gaat er ons vooral om van het goede voorbeeld te belonen. En met een repressieve actie ten slotte doen we ook toezicht op die hardleerse mensen die zich toch op de werfsite wagen.
24
< Inhoudstafel
Samenwerking
Project verkeerscoach
Sinds oktober 2012 is er in de straten rond de Torhoutse scholen naast blauw ook oranje te zien. Onder begeleiding van de politie zorgen studenten van de studierichting Integrale veiligheid mee voor vlotter en veiliger verkeer.
Lieven Brouckaert Marc Vanderbrigghe
Politiezone Kouter Technisch Instituut Sint-Vincentius
en n van het gemeenschaps- of stadsonderwijs), meer dan 800 leerlingen een opleiding Maatschappelijke veiligheid. Het studiegebied Maatschappelijke veiligheid is opgestart in september 2009. Het bestaat uit een zevende jaar BSO Veiligheidsberoepen (VB) en een zevende jaar Se-n-Se (secundair na secundair) Integrale veiligheid (IV). Deze leerlingen worden in de eerste plaats opgeleid tot bewakingsagenten. Daarnaast behalen
ze ook het attest voetbalsteward en nog enkele andere attesten in verband met veiligheid, afhankelijk van school tot school. In de richting Veiligheidsberoepen wordt ook een opleiding tot gemeenschapswacht gegeven. In de richting Integrale veiligheid worden de leerlingen ook opgeleid tot brandwacht en ligt het accent op de voorbereiding tot de politieschool. De leerlingen maken uitgebreid kennis met heel wat veiligheids- en
< Inhoudstafel
Samenwerking
25
Project verkeerscoach
uniform beroepen zoals douane, civiele bescherming en het gevangeniswezen.
te komen. Maar de begeleiding en de ondersteuning van de politie is verzekerd. Achteraf bleek het voor de meesten een heel positieve ervaring te zijn. Dit schooljaar moeten alle leerlingen van Integrale veiligheid minstens twee sessies als verkeerscoach meestappen met een politie-inspecteur. We stellen vast dat er leerlingen zijn die er zelf niet voor zouden kiezen, maar die door de ervaring als verkeerscoach toch aangenaam verrast zijn en daardoor meer interesse voor politiewerk krijgen. Voor anderen valt de ervaring wat tegen. Wanneer dit bijdraagt aan het inzicht dat politie voor hen niet de juiste keuze is, is het ook de moeite waard geweest. Na de verplichte sessies kunnen de meest gemotiveerde leerlingen extra sessies als verkeerscoach functioneren. Dat noemen we dan extra-werkplekleren. Zo kunnen de mensen van de politiezone verder bijsturen en ontdekken wie de meest geschikte kandidaten zijn. We hebben ook de indruk dat die extra aanwezigheid van toezicht ervoor zorgt dat er s morgens voor de start van de scholen minder leerlingen op de straat stappen en meer gebruik maken van het zebrapad
Samenwerking
26
< Inhoudstafel
Samenwerking
Draaiboek openbaar domein: inrichtingsprincipes voor een kwalitatieve verkeersveilige publieke ruimte
De stad Antwerpen heeft een ontwerphandboek opgesteld met principes voor de aanleg van het publieke domein. Het STOP-principe is het uitgangspunt. Het handboek moet vooral leiden tot een aangenamere en verkeersveiligere woon-, werk- en leefomgeving.
Manu Versluys Kim Verstrepen
Stad Antwerpen Grontmij
De stad Antwerpen hecht veel belang aan de kwaliteit van de publieke ruimte en de leefbaarheid van haar stadsweefsel omdat die in grote mate bepaalt hoe de stad ervaren en beleefd wordt. De stad Antwerpen wil haar publieke ruimte ontwerpen vanuit ruime doelstellingen: de identiteit van een plek versterken, het gebruikscomfort verhogen, de verkeersveiligheid van het openbaar domein verbeteren en de levenskwaliteit van de stad vergroten door ruimte te bieden aan alle vervoersmodi. Dat resulteerde in de opmaak van het Draaiboek openbaar domein. Dat draaiboek is een ontwerphandboek dat de principes formuleert die de stad Antwerpen hanteert bij de ontwikkeling en de aanleg van de publieke ruimte over de hele stad en haar districten. Het zijn ontwerprichtlijnen die de basis vormen om te komen tot een goed ontwerp met ruimtelijke kwaliteit en een verkeersveilige en aangename leefomgeving. Het handboek focust op de gewenste maatvoering van de verschillende ontwerprichtlijnen.
en veiligheid. Het zijn dezelfde principes die terug te vinden zijn in de Bouwcode van de stad Antwerpen. Alle basiswaarden worden als evenwaardig beschouwd. Ze vormen het uitgangspunt van alle ontwerpkeuzes en helpen die keuzes te begrijpen. Leefbaarheid De stad Antwerpen wenst een leefbare stad te zijn die aangenaam is om te wonen, te werken en te bezoeken. De publieke ruimte speelt hier een belangrijke rol: zij bepaalt in grote mate de (be)leefbaarheid van een stad. Iedereen moet zich comfortabel kunnen bewegen op het openbaar domein. Daarnaast is ruimte om te zitten, te wandelen en te spelen belangrijk. Men moet zich veilig voelen op straat en er moet ruimte zijn voor een
markt, een kermis en terrasjes. Het openbaar domein moet voldoende faciliteiten bieden om etsen te stallen, te parkeren en te wachten aan de schoolpoort of op de bus. Een kwaliteitsvolle publieke ruimte heeft dit allemaal in zich. Duurzaamheid De stad Antwerpen streeft naar een duurzaam openbaar domein in de meest ruime betekenis. Er moet gedacht worden aan de toepassing van duurzame materialen die kwaliteitsvol zijn en die langere tijd zullen meegaan. De toegepaste materialen moeten met respect voor mens en milieu geproduceerd en verwerkt worden. De publieke ruimte moet een duurzame levensstijl stimuleren. Een milieuvriendelijke manier om zich te verplaatsen
Basiswaarden
De ontwerpprincipes die in het Draaiboek openbaar domein gehanteerd worden, zijn genspireerd op vier basiswaarden: leefbaarheid, duurzaamheid, beeldkwaliteit
< Inhoudstafel
Samenwerking
27
Samenwerking
Ontwerpnormen en kwaliteit
De ontwerpprincipes in het draaiboek zijn gebaseerd op de vademecums over de aanleg van de publieke ruimte. Het draaiboek werd op basis van de vademecums getoetst aan de ambities van de stad Antwerpen op het vlak van kwaliteit, gebruikscomfort en verkeersveiligheid. Daar waar de ambitie hoger lag, werden de basis principes in het draaiboek aangepast.
Info
Projectleiding Stad Antwerpen, Stadsontwikkeling Kim Verstrepen Opdrachthouder Grontmij Manu Versluys Adres: Stationsstraat 51B, 2800 Mechelen
28
< Inhoudstafel
Samenwerking
Blue Gate Antwerp wil via een slimme stadsdistributie de goederenstromen optimaliseren en zo bijdragen aan de verkeersveiligheid in de stad.
Stad Antwerpen
Vlaanderen is in actie op Blue Gate Antwerp. Aan de rand van de stad ontwikkelt de stad Antwerpen samen met Vlaanderen een nieuw bedrijventerrein dat op vlak van duurzaamheid een voortrekker zal zijn. Het wordt een plek waar
internationale ondernemingen de toon zullen zetten op het vlak van kwaliteit en eco-efcintie. Die bedrijven zullen hun toekomstvisie vorm kunnen geven op Blue Gate Antwerp. Met duurzaam ondernemen en voortdurende innovatie legt Blue Gate Antwerp vandaag de fundamenten voor morgen. Het motto van dit bedrijventerrein luidt dan ook the future in mind. Blue Gate Antwerp zal als bedrij-
venterrein innovatief zijn op verschillende vlakken: dienstverlening, beeldkwaliteit, infrastructuur, energievoorziening en de synergie tussen productie, logistiek en onderzoek & ontwikkeling. Het bedrijventerrein van Blue Gate Antwerp bestaat uit drie grote delen. Tegen de Schelde komt een logistieke zone van 13 hectare. Hier is plaats voor een clusterkade, slimme logistieke bedrij-
< Inhoudstafel
Samenwerking
29
Felix Vanvuchelen
Slimme stadsdistributie
Door goederen te bundelen, door het gebruik van binnenvaart en door allerlei slimme logistieke principes en processen wordt de logistieke keten van bedrijven op Blue Gate Antwerp geoptimaliseerd. Uniek voor Blue Gate Antwerp is het stadsregionaal watergebonden distributiecentrum, dat aan- en afvoer van producten naar en uit de stad mogelijk maakt. Dit distributiecentrum moet op termijn uitgroeien tot de regisseur van de stedelijke distributie. Innovatie en duurzaamheid staan hierin centraal. Het distributiecentrum zal goederenstromen, bestemd voor de stad, aantrekken om ze gebundeld via aangepaste voertuigen in de stad te leveren. Die manier van werken heeft tal van voordelen op het vlak van de verkeersveiligheid in de stad. Daling van het aantal voertuigen Door te bundelen aan de rand van de stad zal de beladingsgraad van de voertuigen die in Antwerpen rijden sterk stijgen. Dat vermindert het aantal vrachtwagens in de stad. Het concept van stedelijke distributie voorziet ook dat retourstromen meegenomen worden, waardoor extra vrachtbewegingen vermeden worden. Een daling van het aantal vrachtwagens in de stad heeft een sterke positieve impact op de verkeersveiligheid. Er is minder kans op conictsituaties en daardoor neemt de verkeersveiligheid in de stad toe. Voertuigen op maat van de stad Door de voertuigen aan de rand van de stad te bundelen, zullen de meest gunstige voertuigen voor elke rit ingezet worden. Het zal gaan om voertuigen op maat van de stad. De stad streeft hierbij naar ambitieuze milieukenmerken en naar de meest optimale dimensionering. In de praktijk zal dat neerkomen op voertuigen die vaak kleiner zijn en die de moeilijker toegan-
Samenwerking
kelijke historische straten in Antwerpen zonder problemen kunnen aandoen. Grote vrachtwagencombinaties zijn niet ringen in het historische geschikt voor leve centrum van de stad. Voertuigen op maat van de stad zullen minder gevaarlijke conictsituaties met kwetsbare weggebruikers kennen dan grotere voertuigen. Door meer wendbare voertuigen in te zetten, zullen er zich minder problemen voordoen en zal de verkeersveiligheid toenemen. Mijden van de spitsuren Een stadsdistributiecentrum aan de rand van de stad heeft ook een duidelijke meerwaarde op het vlak van de toegangswegen naar de stad. Gezien de noden en wensen van de klanten en de bestaande regelgeving (onder andere venstertijden), ziet de logistieke sector zich genoodzaakt om tijdens de spitsmomenten naar de stad te rijden. Dat zorgt voor een toenemende druk op de al problematische verkeersassen tijdens de spits. Het stadsdistributiecentrum is niet onder hevig aan venstertij-
den en/of tonnage beperkingen. Het is een exibel koppelpunt in de logistieke keten. Transporteurs kunnen de goederen die bestemd zijn voor de stad gedurende de hele dag aanleveren op Blue Gate Antwerp en hoeven zich geen zorgen te maken over de last mile en de typische problemen die daarmee gepaard gaan. De mogelijkheid om goederen aan en af te voeren via de binnenvaart vermindert ook het aantal vrachtwagens. Dat zorgt voor een extra ontlasting van de toegangswegen. De gedeeltelijke ontlasting van de toegangswegen tijdens de spitsuren zorgt voor een toename van de verkeersveiligheid, zowel op die toegangswegen als in de stad zelf. Want in de stad valt de spits van vrachtwagens samen met een spits van alle mobiliteitsactoren, waaronder ook de kwetsbare weggebruikers (schoolverkeer, pendelaars, enzovoort). Door zwaar vrachtverkeer uit de spits te halen, neemt de verkeersveiligheid in de stad toe.
30
< Inhoudstafel
Samenwerking
De Koninck Uitbus
De Lijn vindt in Duvel Moortgat de ideale partner om haar nachtnet aan te bieden. Of hoe een win-winsituatie bijdraagt aan de verkeersveiligheid.
Andy van Hassel Jaques Lesire
De Lijn Antwerpen Duvel Moortgat nv
1994 is het jaar van de WeekendOngevallen Door Controles Aanpakken, de WODCA-acties. Met sensibilisatie en gecordineerde alcoholcontroles worden de weekendongevallen aangepakt. Enkele jaren later start De Lijn met een nachtnet. In Antwerpen, Gent, Brugge, Oostende en Leuven brengt de Vlaamse Vervoermaatschappij elk weekend op een nachtelijk uur reizigers veilig thuis. Zo vertrekken elke vrijdag- en zaterdagnacht van de Antwerpse Rooseveltplaats driemaal negen buslijnen naar gemeenten in de eerste en tweede gordel om Antwerpen. De bediende gemeenten nancieren een gedeelte van de kosten en helpen zo om hun inwoners veilig thuis te brengen. Jaarlijks brengen de Antwerpse bussen in de weekendnachten 50.000 reizigers veilig thuis. In Gent vervoeren zes nachtbussen meer dan 15.000 reizigers per jaar
naar de Gentse deelgemeenten. Maar in 2012 moest De Lijn besparen en knipte noodgedwongen in haar aanbod. Nachtvervoer valt buiten de basisopdracht van de Vlaamse overheid en de Vervoermaatschappij stond voor de pijnlijke beslissing om het nachtaanbod in Antwerpen en Gent stop te zetten. De Lijn ging de hort op en vond de ideale bondgenoot in de Antwerpse brouwerij De Koninck, die als actieve stadsbrouwerij een duurzame impuls wil geven aan de stadsdynamiek. Het karakter en de laagdrempelige positionering van De Koninck sluiten perfect aan bij de missie van De Lijn. Door het partnership met De Lijn bereikt de brouwer stedelijke actievelingen die graag van en naar de stad gaan op een verantwoorde manier. Door de auto thuis te laten en De Koninck Uitbus te nemen, blijft er meer tijd over om te genieten van het beste wat de stad te bieden heeft. De Antwerpse brouwer paste, samen met de bediende Antwerpse gemeenten
en de stad Gent het exploitatiedecit bij en de nachtbussen bleven rijden, in een De Koninck-kleedje. De Antwerpse en Gentse nachtlijnen waren gered, maar daar bleef het niet bij. De brouwerij zette haar schouders onder de promotie van het nachtnet. Resultaat: 32% meer reizigers op de nachtbussen. Een inspirerend win-winproject, waar vooral de verkeersveiligheid bij wint. Roger Kesteloot, algemeen directeur van De Lijn : Dit nachtnet is een harmonieuze publiek-private samenwerking. Het verzoent de social responsibility van Duvel Moortgat met de maatschappelijke rol die De Lijn samen met de Antwerpse gemeenten en de stad Gent wil blijven spelen bij de combinatie van duurzame mobiliteit, een leefbare woonomgeving en een bruisende vrijetijdsbeleving. De samenwerking is een creatieve oplossing om de toekomst van het nachtnet te blijven garanderen en buiten onze besparingen te houden.
< Inhoudstafel
Samenwerking
31
Samenwerking
Samenwerking
de kinderen te stimuleren om een etshelm te dragen. Een kind dat zowel een uohesje als een etshelm draagt, ontvangt twee stickers.
Aanpak
Elke leerling ontvangt een persoonlijke stickerkaart. Wanneer de leerling s morgens met een uovest naar school komt, ontvangt hij of zij een sticker om op de kaart te kleven. In de loop van het schooljaar kan de leerling, op basis van het aantal stickers op zijn kaart, een korting of zelfs gratis toegang krijgen bij de deelnemende partners. Bijvoorbeeld een gratis ijsje, een bioscoopticket en gratis toegang tot de Olmense zoo of Bobbejaanland. In de loop van het schooljaar maken de kinderen kans op extra beloningen waaronder uo zakjes, verlichting en reecterend materiaal. Kinderen beplakken hun kaart met stickers waarop het logo van de politie staat. Zij leggen zo direct de link kind politie veiligheid. Op de stickerkaart zijn motiverende woordjes terug te vinden, zoals Yess!, Goed bezig!, Wow! en Fluo niet vergeten? Hoewel een etshelm dragen niet verplicht is, is het wel veiliger. Kinderen zitten in Belgi nu eenmaal bijna dagelijks op de ets: eerst achterop bij de ouder(s) en later op hun eigen ets. Een etshelm beschermt het kind tegen ernstige letsels door een valpartij of een aanrijding. We proberen daarom
Tussentijdse beloningen
In de helft van de looptijd van het project (februari maart) belonen wij de kinderen met leuke gadgets. Zowel s morgens, s middags als s avonds houden we in de schoolomgevingen preventieve controles. Wanneer een agent een kind opmerkt dat zich zichtbaar opstelt in het verkeer, geeft hij het kind een welgemeende felicitatie een leuke gadget. Zo wakkeren we tussentijds de motivatie van de kinderen aan.
Resultaten
Voor de aanvang van het project voerden we een nulmeting uit en merkten we dat slechts 17% van de schoolgaande kinderen (9452 leerlingen) een uohesje droeg. Wanneer het project lopende was, deden we terug een meting. Hieruit bleek dat 87% van de kinderen een uohesje droeg! Ook ouders kopiren het gedrag van hun kind en stellen zich zichtbaar en veilig op in het verkeer. We merken dat jongeren op het vlak van verkeer een soort preventiewerker worden binnen het gezin en de familie.
Externe partners
Goede afspraken vormen de basis van een kwaliteitsvol en succesvol project. Het is ook belangrijk dat de projectverantwoordelijke doorheen het hele proces de eindverantwoordelijkheid draagt en het unieke aanspreekpunt is. Voor het succes van het project zijn we afhankelijk van (de kwaliteit en de inzet van de) externe partner, en moeten we dus sowieso een stuk controle uit handen geven. De partners beschikken waarschijnlijk over een beperktere projectkennis en moeten dus degelijk gebrieft worden. Correcte en precieze afspraken over de samenwerking (bijvoorbeeld over de rapportering en het samenwerkingscontract) zijn daarom een absolute must.
32
< Inhoudstafel
Het project Helm Op, Fluo Top! sluit nauw aan bij de visie van de nieuwe politie. In Belgi is beleidsmatig gekozen voor een gemeenschapsgerichte politiezorg als inspirerende losoe voor het culturele veranderingsproces van de gentegreerde politie. Met dit model beoogt de overheid een politie die eerst maatschappelijke problemen begrijpt, om er dan een politioneel antwoord op te formuleren. Het model impliceert de toepassing van principes zoals externe orintering, verantwoording, probleemoplossend werken, partnerschap en bekwame betrokkenheid als leidraad bij de uitvoering van politiewerk.
ernstig ingeperkt. Veel ouders laten hun kinderen niet meer alleen buiten spelen of zelfstandig naar school gaan. Nochtans is het, juist in ons huidige drukke verkeer, noodzakelijk dat kinderen voldoende ervaring opdoen om zich veilig te kunnen verplaatsen. Veel en regelmatig bewegen op jonge leeftijd heeft een gunstige invloed op de motorische ontwikkeling van het kind. Die betere motorische vaardigheden zullen zich vertalen in een verminderde kwetsbaarheid in het verkeer. En het zich zelfstandig kunnen en mogen verplaatsen speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling van de sociale identiteit van het kind. Want bewegingsvrijheid biedt de mogelijkheid om sociale contacten te leggen en sociale vaardigheden te ontwikkelen. Tot
slot spelen zelfstandige verplaatsingen van kinderen een belangrijke rol in het streven naar duurzame mobiliteit. Want zo worden autoverplaatsingen vervangen door milieuvriendelijke alternatieven. De politiezone Geel Laakdal Meerhout wil zich via het project Helm Op, Fluo Top! vooral richten tot jonge kinderen aan wie verkeersveilig gedrag nog aangeleerd moet worden. We focussen ons vooral op de vervoerswijzen die het meest door jonge kinderen gebruikt worden, namelijk etsen en te voet gaan. Leren etsen is zowel een kwestie van kennis als van een heleboel vaardigheden, vaardigheden die jonge kinderen maar stap voor stap kunnen verwerven.
Besluit
De verkeersonveiligheid heeft de zelfstandige bewegingsvrijheid van kinderen
N = 9452 Oktober
Maart
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
Figuur 1: Percentage kinderen dat een uohesje draagt bij de start en op het einde van het project.
< Inhoudstafel
Samenwerking
33
Samenwerking
Gordelproject
Het gebruik van de gordel bij jonge kinderen wordt vaak vergeten. De politie van de zone regio Tielt kon via een uitgebreide preventieve campagne, gevolgd door een repressieve aanpak, het correct gebruik van de gordel gevoelig verhogen.
Stefaan Vandamme en Lauris Blanchaert
Politiezone Regio Tielt
Samenwerking
Ochtendvroegte, elk gezin heeft er wel last van: snel snel naar school! Auto in, motor starten en hup, weg. Ouders dragen in de meerderheid van de gevallen wel zelf de gordel maar staan er niet altijd bij stil of ook hun kinderen dezelfde reex hebben. Bij de schoolpoorten stellen we dan ook een gordelnonchalance vast. Door dit verzuim startten wij in samenwerking met de scholen en het stadsbestuur een gordelproject op. Het begin van het schooljaar was de ideale start om een goed voorbeeld te stellen. Wij zijn een meergemeentenzone en gaven het startschot in de stad Tielt, waar er veel scholen zijn. We richtten ons naar de kleuter- en basisscholen. De kinderen van die scholen zijn vaak te klein om zelf hun gordel vast te klikken. Ouders nemen (te) weinig tijd om hun kinderen in een kinderzitje te plaatsen len dat ook vast te klikken. Met het gorde project willen wij zowel bij de ouders als bij de kinderen de reex inbouwen om altijd hun gordel vast te klikken. Want n klik kan het verschil betekenen tussen leven en dood. Het gordelproject startte met een anonieme telling aan elke schoolpoort. Die telling gebruikten we als nulmeting voor het project. Tijdens die nulmeting stelden we een draagpercentage van 84% bij be-
stuurders en van 52% bij passagiers vast. We brachten de verschillende scholen op de hoogte van het project en lieten hen het draagpercentage in hun school weten, zodat ze nauwer betrokken werden bij het project. We werkten intensief samen in verschillende periodes. Zo plaatsten we de eerste twee weken van het project digitale informatieborden met de vraag of iedereen de gordel droeg, ook hun kind. Na die periode oten we de preventieve campagne echt op gang. We pakten dit korpsoverkoepelend aan. We betrokken zowel de interventiedienst, de commando- en steun dienst als de wijk in het project. We begonnen de preventieve periode met preventief politietoezicht: de wijkagent was aan de schoolpoort aanwezig en bij niet-gordeldracht werd hierop gewezen maar niet geverbaliseerd. Dit gebeurde verschillende keren per school. Ondertussen deelden we yers uit om te communi-
ceren over het project. Per schoolpoort richtten we eenmalig op het einde van de schooldag een stand in met educatieve en sensibiliserende info over de gordel en het kinderzitje. Die preventieve aanpak zorgde voor een drempelverlaging tussen politie en burger. Na de preventieve volgde de repressieve periode. Ook die werd in twee stukken verdeeld: eerst twee weken repressie in de onmiddellijke nabijheid van schoolpoort, daarna twee weken repressie op de invalswegen naar de schoolpoort met de inzet van motards. Na de repressieve periode deden we aan elke school opnieuw een anonieme telling om de evolutie in kaart te brengen. Maar liefst 89% van de bestuurders (+5%) en 82% van de passagiers (+30%) droegen de gordel na het project. Daarenboven was het effect duurzaam want vier maand na het project droegen nog steeds 86% van de bestuurders en 78% van de passagiers hun gordel.
34
< Inhoudstafel
Innovatie
Road
36
Innovatie
Spiegelafstelplaatsen
In 2008 liet toenmalig minister van Mobiliteit Kathleen van Brempt drie openbare spiegelafstelplaatsen aanleggen in Vlaanderen. Na een positieve evaluatie besliste minister Crevits in 2010 om dit project uit te breiden met twintig nieuwe locaties. De aanleg van die afstelplaatsen is n van de initiatieven die de Vlaamse overheid neemt om het aantal dodehoekongevallen te verminderen.
Pascale Wils
Departement Mobiliteit en Openbare Werken, Afdeling Beleid Mobiliteit en Verkeersveiligheid
De dodehoekspiegel
Dode hoeken zijn de ruimtes rond een voertuig die de bestuurder vanuit het voertuig niet kan waarnemen. De dodehoekspiegel verbetert de zichtbaarheid voor de bestuurder en verhoogt daarom de verkeersveiligheid voor andere weggebruikers. Dit soort spiegels is sinds 2003 verplicht in Belgi en sinds 2010 in Europa. Ondanks die verplichting telden we de afgelopen jaren nog steeds behoorlijk veel dodehoekongevallen. Het aantal slachtoffers is de laatste jaren stabiel gebleven, wat betekent dat er elk jaar vijf a tien personen overlijden ten gevolge van een dodehoekongeval. Tabel 1 geeft een overzicht van de evolutie van het aantal dodehoekongevallen en de slachtoffers in deze ongevallen
En van de initiatieven die de Vlaamse overheid neemt om dit soort ongevallen te voorkomen, is de aanleg en de inrichting van spiegelafstelplaatsen. Op die locaties kunnen chauffeurs op een eenvoudige manier hun spiegels juist afstellen. Want correct afgestelde spiegels verkleinen de dode hoek en dus ook de kans op een dodehoekongeval. Elke chauffeur is zelf verantwoordelijk voor de juiste afstelling van zijn spiegels. Zon afstelling is individueel bepaald, afhankelijk van de lengte en zithouding en gebaseerd op de ervaring van de chauffeur. Een goede afstelling van de spiegels rijdt prettiger en kan letterlijk levens redden.
De spiegelafstelplaats
Een spiegelafstelplaats bestaat uit getekende vakken op de grond die de verplichte zichthoeken van de spiegels laten zien. Via
een instructiebord weet de chauffeur welk vak in welke spiegel zichtbaar moet zijn. De aanleg van een afstelplaats is vrij eenvoudig en kan makkelijk zelf gemaakt worden. In principe heb je enkel een meetlint, verf, een borstel en een ruimte van ongeveer 19 bij 27 meter nodig. De exacte afmetingen vind je terug op de website www.gewoongroter.be.
1999 59 42 9 8
2000 69 43 18 11
2001 66 40 17 11
2002 58 39 15 8
2003 65 48 13 9
2004 51 38 6 8
2005 65 45 16 7
2006 56 39 12 7
2007 65 45 14 8
2008 54 33 16 6
2009 52 39 12 5
< Inhoudstafel
Inovatie
37
1 !
!
2 18 !
!
5 21 !
Spiegelafstelplaatsen
4 !
7 ! 19 10 ! ! 1 7 ! 20 22
15 ! 8 ! 13 ! 14 !
Spiegelafstelplaatsen ! !
16 !
Beleid Mobiliteit en Verkeersveiligheid Koning Albert II-laan 20, bus 2 1000 Brussel
Beleid Mobiliteit en Verkeersveiligheid Koning Albert II-laan 20, bus 2 1000 Brussel
3 ! 1 !
15 ! 8 ! 13 !
Innovatie
!
2 18 !
!
5 21 !
! 11 ! 6 12 ! ! 7 ! 1 9 10 ! ! 1 7 !
9 22 ! ! 20 16 !
15 ! 8 ! 13 ! 14 !
14 !
4 !
Een chauffeur moet eerst zijn stoel juist afstellen. Daarna rijdt hij met zijn vrachtwagen recht tussen de opstellijnen tot aan de oogmeetlijn. Die wordt aangegeven met een bord, zodat het voor de bestuurder eenvoudig is om correct te stoppen. Het instructiebord geeft aan in welke spiegel welk vlak zichtbaar moet zijn. Wanneer de spiegels correct staan, is de dode hoek het kleinst.
De dode hoek zal daardoor niet volledig Data: aBMV verdwijnen, wel zo kleinLay-out: mogelijk worden. Kelly Van Wijnendaele Datum: 27 november 2012 Daarom blijft de Vlaamse overheid ook de kwetsbare weggebruikers wijzen op het gevaar ervan, zodat zij de reex hebben om uit de gevarenzone rond een vrachtwagen weg te blijven. De Vlaamse overheid geeft ook subsidies aan onder andere de Fietsersbond en Transport & Logistiek Vlaanderen om vanuit hun kennis en ervaring voetgangers en etsers duidelijk te maken wat de gevaren van de dode hoek zijn. Onder andere schoolbezoeken met een vrachtwagen en opleidingen aan leerkrachten en vrachtwagenchauffeurs moeten zoveel mogelijk mensen bewust maken van het gevaar van de dode hoek en de verkeersveiligheid verhogen. Via een campagne eind 2011 en via folders proberen we zowel chauffeurs als werkgevers aan te sporen om de openbare spiegelafstelplaatsen te gebruiken. De website www.gewoongroter.be voorziet ook vertalingen voor buitenlandse chauffeurs. Daarnaast heeft de VSV het gebruik van spiegelafstelplaatsen mee opgenomen in het TRUCKVEILIG charter als aandachtspunt om de verkeersveiligheid te verhogen.
38
< Inhoudstafel
Innovatie
Stad Antwerpen
In een stedelijke omgeving passeren dagelijks honderden vracht-, bestel- en personenwagens, openbaar vervoer, etsers en voetgangers door elkaar. Een cocktail waarbinnen het opletten geblazen is. Een eendimensionale aanpak waarbij alleen ingezet wordt op spiegels
< Inhoudstafel
Innovatie
39
Geert Biesemans
en cameras is niet altijd voldoende. Daarom is er een integrale aanpak nodig, waarbij elke doelgroep leert hoe hij of zij zich veilig kan verplaatsen. Die aanpak bestaat uit leerlingen sensibiliseren, de zwakke weggebruiker alert maken op de dodehoekzone, training van bestuurders en voldoende aandacht bij de aankoop en het onderhoud van voertuigen. Overal ter wereld duiken er initiatieven op om slachtoffers van de dode hoek te
vermijden. In Londen maken ze voorbijgangers bewust van de dode hoek met onder andere een zelfklever op de achterzijde van huisvuilwagens met de boodschap If you cant see my mirrors ... I cant see you!. Op zich is de boodschap dubbelzinning: het is niet omdat je als etser een spiegel ziet, dat de chauffeur je opgemerkt heeft.
Toekomstmuziek
Er waren experimenten in Amsterdam met dodehoekspiegels op verkeerslichten. Zo kan de chauffeur die naar een verkeerslicht kijkt tegelijk zijn rechterzijde beter inschatten. De Active Sideguard: een zijdelingse sensor die de aanwezigheid van zwakke weggebruikers met capacitieve sensoren detecteert en die de activiteit met een geluidssignaal meldt aan de bestuurder. Hier werd bewust gekozen voor een auditieve prikkel (naast de visuele informatie), zodat de bestuurder in staat is om alles snel te verwerken (www.exia.eu).
Innovatie
Kenbaar maken van de dodehoekzone Om de zwakke weggebruiker bewust te maken van de gevarenzone, hebben we elke vrachtwagen van de stad voor- en achteraan en aan de rechterzijde uitgerust met waarschuwingsstickers. We kozen voor een heldere en eenvoudige boodschap: Gevaar, etser, blijf achter mij a.u.b.. We vermeden dubbelzinnige formuleringen. Boodschappen als Als je de spiegel kunt zien, ziet de chauffeur jou zijn voor interpretatie vatbaar en kunnen een vals gevoel van veiligheid geven. Aankoopbeleid van het wagenpark De dodehoekproblematiek wordt vaak beperkt tot vrachtwagens (rijbewijs C). Een andere populaire categorie in gemeentelijke en stedelijke wagenparken wordt daardoor vergeten: de bestel wagens. Bij een bestelwagen met een raam in de scheiding met de laadruimte en een extra raam in de rechter schuifdeur, is de zichtbaarheid veel groter en kan de chauffeur oogcontact maken met de etser. Dat geldt zowel voor kleine als voor grote bestelwagens.
40
< Inhoudstafel
Innovatie
Automatische nummerplaatherkenning
Zowel de Vlaamse overheid, de gentegreerde politie als de steden en gemeenten werken aan leefbaarheid en veiligheid op en langs de wegen. Naast de bestaande manieren om de leefbaarheid en de veiligheid te verhogen, biedt de markt vandaag nummerplaatherkenningscameras aan, kortweg ANPR-cameras, die gecombineerd met toepassingssoftware een meerwaarde kunnen betekenen voor beleidsmakers en -uitvoerders.
Karen De Winne
Agentschap Wegen en Verkeer Elektromechanica en Telematica (EMT)
Op het terrein bij de gentegreerde politie, steden en gemeenten was anno 2011 de koudwatervrees verdwenen om nummerplaatherkenningscameras in te zetten om aan handhaving te doen of recherchewerk uit te voeren. De overheidsdiensten beseffen dat die nummerplaatherkennings cameras met hun toepassingssoftware enige expertise vragen. Zo ook bij de politie zone Voorkempen. De politiezone nam in 2011 contact op met het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV), afdeling EMT, met de vraag om hen te ondersteunen bij de uitrol van een vast ANPR-netwerk. De afdeling EMT is bekend om haar expertise over de cameras en de toepassingen ervan op het vlak van handhaving.
Ook op provinciaal niveau zijn er platformen opgericht om de noden van politiezones, gemeenten en steden overkoepelend te bekijken zodat er efcint overheidsmiddelen worden ingezet bij de inplanting van nummerplaatherkenningscameras. Die samenwerkings vormen leiden ertoe dat de overheidsdiensten hun doelstellingen op het vlak van leefbaarheid en veiligheid niet alleen benaderen vanuit hun eigen standpunt, maar dat ze samen extra opportuniteiten kunnen ontwikkelen waardoor de leefbaarheid en de veiligheid op hun werk terrein verhoogt. De opdrachtdocumenten van de opdrachtencentrale geven geen richtlijnen over samenwerkings vormen, wat de overheidsdiensten op dat vlak een grote autonomie laat. voordeel was dat de afdeling EMT via de opdrachtdocumenten voor de centrale haar technische expertise beschikbaar stelde voor alle overheidsdiensten in Vlaanderen. De opdrachtencentrale moedigt samenwerken aan tussen overheidsdiensten: zij is technisch zo geschreven dat het mogelijk is om de registraties van nummer plaatherkenningscameras te delen tussen politiezones, gemeenten en steden Zo kunnen zij over hun grenzen heen samen werken aan leefbaarheid en veilig heid op en langs de wegen. Via samenwerkings akkoorden kunnen politiezones, gemeenten en steden afspraken maken worden over wie wat betaalt, wie welke middelen inzet en wat de doelstellingen zijn.
Backofce en modules
Eind 2012 startte het AWV via een openbare offerteaanvraag een opdrachtencentrale vast ANPR-netwerk op. De opdrachtencentrale is begin 2013 gegund aan Belgacom NV. De opdrachtencentrale biedt de mogelijkheid aan bestellende overheden om op hun eigen tempo vaste ANPR-netwerken op te zetten. Bestellende overheden zijn overheidsdiensten in het Vlaams Gewest. In de meeste gevallen zullen de bestellende overheden politiezones, gemeenten en steden zijn. Ook het AWV kan ook als bestellende overheid fungeren. Zo heeft het AWV een budget vrijgemaakt van 450.000 euro om, via een eerste bestelling, een groot deel van de fundamenten te
< Inhoudstafel
Innovatie
41
Automatische nummerplaatherkenning
De ontwikkeling van die modules zal gebeuren nadat het startproject afgerond is. De bestellende overheden moeten geen ontwikkelkost betalen, alleen een vaste prijs voor de installatie van de module. Bestellende overheden hebben de mogelijkheid om via de opdrachtencentrale een ramingsaanvraag en een studieaanvraag in te dienen bij Belgacom NV zodat ze een duidelijk overzicht krijgen van wat voor hun noden de beste oplossingen zijn en wat het nodige budget is. De looptijd daarvan is 48 maanden zodat bestellende overheden hun investeringen kunnen plannen over enkele jaren heen en zo een doordacht vast ANPRnetwerk kunnen uitbouwen op basis van hun middelen en noden. Een bestellende overheid kan ook full omnium onderhoud op jaarbasis bestellen zodat zij er kan van uitgaan dat de investering jaren later nog altijd naar behoren werkt. De looptijd van dit contract is 48 maanden. nen worden. Het AWV zal op regelmatige tijdstippen controleren of er uitbreidingen of aanpassingen nodig zijn aan software, installaties en procedures om tegemoet te komen aan de wensen van de bestellende overheden.
laten ontwikkelen zodat er een vast ANPRnetwerk in de politiezone Voorkempen als startproject uitgerold kan worden. Die fundamenten omvatten de ontwikkeling van de backofce en een reeks modules met als doel: verkeerskundige analyse met GIS; ofine data-analyse (recherchewerk): Queries en DIV-bevraging; listing (blacklist). Bovenstaande modules zijn, nadat het AWV ze heeft opgeleverd, standaard inbegrepen wanneer een bestellende overheid een backofce bestelt. Een bestellende overheid moet dus de ontwikkeling van bovenstaande modules niet meer nancieren. Onderstaande modules worden tijdens het startproject ontwikkeld op bestelling van het AWV, maar zijn geen standaard modules: verkeershandhaving: inhaalverbod, trajectcontrole; verkeerskundige analyse: versleutelde gegevens, tellingen, reistijden, herkomsten bestemmingverkeer. Bovenstaande modules zijn, nadat het AWV ze heeft opgeleverd, beschikbaar voor bestelling. Een bestellende overheid moet de ontwikkeling van bovenstaande modules niet meer nancieren maar moet wel een vaste prijs betalen voor de installatie van de module. Na de voorlopige opleveringen van de backofce en de bovengenoemde modules kunnen bestellende overheden hun vast ANPR-netwerk extra uitbreiden door modules te bestellen die nog niet ontwikkeld zijn, zoals: modules met als doel verkeershand having: sluikverkeer, toegangscontrole; modules met als doel ofine dataanalyse (recherchewerk): kleuranalyse, politionele beeldvorming, nazicht bewaking en GIS. camera
Besluit
Het universele karakter van de opdrachtencentrale is een grote troef: Er wordt een Vlaamse en indien mogelijk zelfs een ruimere standaard vastgelegd om de data van ANPR-cameras te beheren. Alle bestellende overheden bekomen een systeem dat volledig compatibel is met dat van de andere bestellende overheden. Daardoor kunnen er tussen twee backofces makkelijker gegevens uitgewisseld worden. Investeringskosten in hardware worden gereduceerd omdat aangrenzende bestellende overheden maar eenmaal moeten investeren in ANPR-cameras op de grens. Er kunnen interregionale projecten opgezet worden die verder gaan dan de grenzen van een politie zone, stad of gemeente, bijvoorbeeld een vrachtwagensluis over een provincie. Er wordt met minder uitgaven per bestellende overheid een betere en ruimere software gerealiseerd dan wanneer iedereen afzonderlijk zou aanbesteden. Ook alle bijkomende ontwikkelingen zijn beschikbaar voor alle bestellende overheden. Er is een lage instapdrempel voor kleinere zones door de mogelijkheid om een gemeenschappelijke server aan te kopen en is er geen administratieve werklast voor het opstellen van een bestek.
Innovatie
42
< Inhoudstafel
Innovatie
Politie Antwerpen
Historiek
Heel wat bestuurders van voertuigen met buitenlandse nummerplaten ontlopen na
< Inhoudstafel
Innovatie
43
een overtreding hun vervolging. Vanuit die vaststelling is bij een aantal collegas van de politie het initiatief gegroeid om dat probleem gericht aan te pakken. Uit de dataopslag van bemande en onbe mande snelheidscameras blijkt dat het voornamelijk gaat om snelheidsovertredingen en/of roodlichtnegatie. De datasets toonden dat er heel wat
buitenlandse nummerplaten bij meerdere vaststellingen betrokken waren: de zogenaamde veelplegers. Het groeiende succes van individuele controles leidde tot de ontwikkeling van een actieplan voor de projectmatige uniforme aanpak van veelplegers. De politie maakte daar afspraken over met zowel de bestuurlijke als de gerechtelijke overheid om te kun-
Innovatie
nen steunen op een politiek draagvlak en af te stemmen op een vervolgingsbeleid als sluitstuk van het project.
de ISLPapplicatie die wordt gebruikt om processen-verbaal op te stellen, zowel voor overtredingen als verkeersongevallen. Er is ook bruikbare informatie van de territoriale afdelingen waarbij locatie gebonden fenomenen vaak aansluiten bij het fenomeen van de veelplegers. Zo zijn er tal van locaties in kaart gebracht waar vaak bestuurders van voertuigen met buitenlandse kentekenplaten aangetroffen worden. Exploitatie De gebundelde data worden ingevoerd in de nummerplaatherkenningscamera (ANPR). Dat toestel wordt gemonteerd op een patrouillevoertuig dat gebruikt wordt in een dispositief in geval van
44
< Inhoudstafel
Innovatie
GAR, the guardian angel that makes you shine in the darkness returns
DUS! vzw en Trendwolves lanceerden eind 2012 een nieuwe veiligheidscampagne voor jongeren tussen 15 en 20 jaar. Met GAR, the guardian angel that makes you shine in the darkness wezen ze 7953 jongeren op het belang van zichtbaarheid in het verkeer. Begin volgend schooljaar keert de campagne terug, om nog meer jongeren te doen opvallen tijdens de donkerste periode van het jaar!
Stijn Claeys, Virginie Adang en Valrie Vanderlinden
Drive Up Safety
Uit de vele ongevallenstatistieken van onder andere het Belgisch Instituut voor Verkeersveiligheid (BIVV), blijkt duidelijk dat jongeren tussen 15 en 30 jaar de grootste risicogroep vormen in het verkeer. Ook de Europese Unie spreekt over diezelfde jonge weggebruikers in termen van 30% van het totale aantal dodelijke verkeersslachtoffers. Dat cijfer ligt dubbel zo hoog als het aantal zelfmoorden in Europa. Iedereen bewustmaken van de risicos in het verkeer moet een prioriteit zijn, ook in Belgi. Drive up Safety! zet alvast in op een betere zichtbaarheid van alle jonge weggebruikers, want wie zich zichtbaarder in het verkeer beweegt valt op, ook voor anderen op de weg.
Als verkeersveiligheidsorganisatie voor jongeren kennen we het thema en erkennen we het belang van de verkeersattitude van jongeren. Vooral jongeren, scholieren en studenten zijn een bijzonder kwetsbare groep. Zij bewegen zich dagelijks te voet, op de ets of bromets en met de auto in het verkeer met alle gevolgen van dien. Samen met het communicatiebureau Trendwolves en met de steun van het Vlaamse ministerie van Mobiliteit en Openbare Werken werd DUS! een belangrijke partner bij de ontwikkeling van een campagne rond de zichtbaarheid van jongeren in het verkeer. Met GAR, the guardian angel that makes you shine in the darkness stimuleren we jongeren om hun eigen verkeersattitude te belichten om zo hun vrienden en mekaar te behoeden voor de dagelijkse verkeersrisicos die ze nemen.
< Inhoudstafel
Innovatie
45
GAR, the guardian angel that makes you shine in the darkness returns
ontwikkelen als een P2P-tool spelen we in op hun leefwereld en manier van communiceren. De campagne wil jongeren vooral aanmoedigen om elkaar te wijzen op het belang van zichtbaarheid in het verkeer. Daarom werden er verschillende tools uitgewerkt waarmee jongeren n hun vrienden zowel op het terrein als op het web aan de slag kunnen.
is beter geschikt dan GAR of een GUARDIAN ANGEL om jongeren te beschermen tijdens de donkerste dagen van het jaar? Jongeren kunnen laten zien dat ze bekommerd zijn om elkaars veiligheid in het verkeer. Hoe? Door vanuit de Facebookapplicatie naar een vriend een GAR-postkaart te sturen, die enkele dagen later samen met een stel reecterende vleugels thuis bij die vriend in de bus valt. Wie een kaart stuurt, deelt dat automatisch op zijn pagina met zijn netwerk en het wordt
nspireerd op mangaguren en hebben de vleugels van een beschermengel. Bij elke kaart steken een paar zelfklevende beschermingsvleugels die jongeren op hun kledij, rugzak, ets of bromets kunnen kleven. Die vleugels herinneren eraan dat er iemand aan je denkt en dat je maar beter goed gezien wordt in het donker in het verkeer. Facebook is en blijft vaak de kortste en snelste weg naar en tussen jongeren. Vandaar ook de keuze om de app binnen Facebook aan te bieden en via dit medium met jongeren te communiceren over GAR en verkeersveiligheid. Dat werd versterkt door een kleine steekproef toe te voegen nadat de deelnemers de verschillende stappen binnen de GAR-applicatie doorlopen hadden. Een kwalitatieve analyse belichtte de verkeersattitudes van jongeren. Dat werd het uitgangspunt om nieuwe campagnes rond verkeersveiligheid te ontwikkelen n de huidige campagne te verbeteren.
Innovatie
bekend gemaakt wanneer iemand de GAR-app liket. Die service is gratis voor zowel de zender als de ontvanger van een GAR. Wie een GAR krijgt, wordt op zijn/haar beurt geteased om er zelf eentje aan een vriend of vriendin toe te sturen. De GAR-guren op de kaarten zijn ge-
46
< Inhoudstafel
Innovatie
GAR werd gelanceerd op de kick-off avond van The Big Live op JIM waar vanaf 28 oktober 2012 7/7, 24/24 of 168 uur lang live tv werd gemaakt vanop diverse locaties in Oostende. Net op die dag stapten we van zomertijd over naar wintertijd en werd het van de ene dag op de andere plots een uur vroeger donker. Een uitgelezen moment om een campagne over zichtbaarheid in het verkeer te lanceren! Nadien trok het GAR-promoteam verder door Vlaanderen met haltes in Kortrijk, Gent, Dendermonde, Brussel, Leuven, Mechelen, Antwerpen, Geel en Hasselt. Met de GAR-ballonnen, GAR-popjes en GARvleugels maakten we de jeugdhuizen, markt- en stationspleinen en schoolomgevingen veilig!
GAR returns
De 7953 jongeren die we tijdens de campagne bereikten, zijn een eerste groep bij wie we de missie van GAR op een geloofwaardige manier overbrachten. Met de nog steeds alarmerende statistieken van verkeersongevallen waarbij jongeren het slachtoffer zijn, willen we hen met deze campagne ook in de toekomst blijven behoeden voor de verkeersrisicos waar zij dagelijks mee te maken krijgen. Wij geloven dat we met de klemtoon op de zichtbaarheid van jonge weggebruikers te leggen een positieve stap kunnen zetten naar een betere bescherming van die doelgroep in het verkeer. Op basis van de werkpunten uit de eerste campagne gaan we onze GAR-acties
GAR in cijfers
We gingen langs bij vier Vlaamse hogescholen: de Artveldehogeschool in Gent, de Lessius Hogeschool in Mechelen, de Erasmushogeschool in Brussel en de campussen van Thomas More in Geel. Dat leverde een bereik op van 2353 studenten. Liefst elf secundaire onderwijsinstellingen stonden gepland tijdens de GAR-tour. Dat betekent dat er 1790 scholieren uit de tweede en de derde graad zichtbaarder werden op de weg! Verder stonden er zes jeugdhuizen op
Net dat is de missie van de GAR-campagne, die zoveel mogelijk jongeren wil aanmoedigen om zichzelf n elkaar te wijzen op het belang van zichtbaarheid voor veiligheid in het verkeer. Daarom willen we ook in 2013 dit project voor meer verkeersveiligheid voortzetten. Als verkeersveiligheidsorganisatie voor jongeren vinden we het een must om iedereen en vooral jonge weggebruikers aan te moedigen om zich op een veilige en bewuste manier in het verkeer te bewegen. Want Drive up Safety! is een boodschap van levensbelang voor alle weggebruikers!
< Inhoudstafel
Innovatie
47
het GAR-programma. In de jeugdhuizen van Kortrijk, Dendermonde en Geel bereikten we in totaal 393 jongeren. Tijdens onze lanceringsweek van 28 oktober tot en met zaterdag 3 november (7 veldacties) op THE BIG LIVE van JIM in Oostende bereikten we 2308 jongeren, met de klemtoon op scholieren. De GAR-applicatie kende pieken parallel met de verschillende GAR-veldacties. Er werden 278 GAR-kaarten met vleugels verstuurd. Via acties in steden en gemeenten, op belangrijke pleinen en in populaire buurten voor jongeren werden 831 jongeren geGARd.
in de nabije toekomst optimaliseren. We willen in september/oktober 2013 opnieuw proberen om de kwetsbare groep jongeren tussen 15 en 25 jaar te sensibiliseren en te informeren over hun veiligheid op de weg. Ditmaal focussen we op de activering van de campagne omdat we minstens een verdubbeling willen zien in bereik van onze doelgroep. De eerste fase was hiervoor een belangrijke aanzet en gaf ons een niet te miskennen signaal: Het thema verkeersveiligheid leeft onder jongeren en zij staan daarom open voor dialoog over het thema. Zo kunnen we niet alleen (samen)werken aan hun verkeersattitude, maar ook aan die van hun omgeving.
Innovatie
Innovatie
een potentieel gevaar waar te nemen zodat hij daarop kan anticiperen om een ongeval te vermijden. Vier processen spelen een rol bij de gevaarwaarneming (Groeger, 2000): 1. opsporen van de dreiging van gevaar; 2. evalueren van de dreigingen; 3. selecteren van de handelingen om het gevaar te vermijden; 4. uitvoeren van de weerhouden handelingen.
Het is een gekend fenomeen dat jonge, onervaren bestuurders meer bij ongevallen betrokken zijn dan ervaren bestuurders. Dat komt deels doordat het waarnemingsvermogen, en meer bepaald het vermogen om potentile gevaren waar te nemen, verbetert in de jaren na het behalen van het rijbewijs (Fisher et al, 2002; Whelan et al, 2004). Hoewel het vermogen om een gevaar waar te nemen alleen door ervaring wordt verworven, kan dat leerproces versneld worden door een beter begrip van de factoren die een ervaren bestuurder in aanmerking neemt om gevaren tijdig op te merken. De introductie van een risicoperceptietest binnen het theorie-examen voor het rijbewijs kan een bijdrage leveren aan dat leerproces. Sinds verschillende jaren groeit daar het draagvlak voor, wat voor GOCA de aanzet was om een risicoperceptietest te ontwikkelen.
Jong en onervaren
Verschillende studies tonen aan dat jonge, onervaren bestuurders meer bij ongevallen betrokken zijn doordat ze onvoldoende vaardig zijn in het tijdig waarnemen van gevaarlijke situaties. Na de analyse van 2000 ongevallen waarbij jonge, onerva-
ren bestuurders uit de Verenigde Staten waren betrokken, concludeerde McKnight & McKnight (2003) dat de risicos die niet snel genoeg waargenomen werden, een rol speelden in ongeveer 44% van de ongevallen. Bij de overige ongevallen waren de jonge, onervaren bestuurders verstrooid (23%) of zij hadden te snel gereden (21%). Ook Sagberg & Bjrnskau (2006) hebben vastgesteld dat jonge, onervaren bestuurders minder vaardig zijn in het tijdig waarnemen van gevaren. Dit verbetert naargelang zij meer ervaring krijgen tijdens de eerste jaren nadat ze hun rijbewijs haalden. Zij stellen verder dat jonge, onervaren bestuurders minder snel complexe situaties en verborgen gevaren kunnen inschatten. Onmiddellijk zichtbare gevaren daarentegen merken ze wel snel op.
Risicoperceptie?
Een gevaar kan worden gedenieerd als iets wat ons ertoe kan aanzetten om ons rijgedrag aan te passen. Verschillende factoren kunnen een gevaar veroorzaken: de weersomstandigheden, de staat van het wegdek, handelingen van andere weggebruikers of een combinatie van verschillende factoren. Het is de taak van de bestuurder om tijdig
48
< Inhoudstafel
Best practices
Verschillende Europese landen, zoals Nederland en het Verenigd Koninkrijk, hebben al een risicoperceptietest in hun theorie-examen gentroduceerd. In Nederland bestaat de risicoperceptietest uit fotos die getrokken zijn vanuit het bestuurdersperspectief. Na elke foto moet de kandidaat aangeven welke handeling het meest opportuun is (remmen, gas loslaten of niets doen). Onderzoek van Vlakveld (2008) toonde aan dat ervaren bestuurders aanzienlijk beter scoorden op de test dan onervaren bestuurders. In het Verenigd Koninkrijk wordt gebruik gemaakt van bewegende beelden vanuit het bestuurdersperspectief. De kandidaat krijgt rele verkeerssituaties te zien, maar het gezichtsveld beperkt zich tot de verkeerssituatie recht voor het voertuig. De kandidaat moet op de muisknop klikken wanneer hij denkt dat hij een gevaar in ontwikkeling ziet. Wells et al. (2008) hebben in het Verenigd Koninkrijk het effect aangetoond van de risicoperceptietest op het slaagpercentage voor het praktijk examen en op de ongevalbetrokkenheid. Uit hun onderzoek blijkt dat het slaag percentage bij kandidaten die het praktijkexamen voor de eerste keer aegden hoger ligt als het theorie-examen aangevuld is met een risicoperceptietest (53% tegenover 39%). En kandidaten die hoog scoorden op de risicoperceptietest hadden een lagere ongevalbetrokkenheid (-4,5%) in het eerste jaar nadat ze hun rijbewijs behaalden dan kandidaten die laag scoorden op die test. Uit die bevindingen kunnen we concluderen dat de risicoperceptietest als onderdeel van het theorie-examen een belangrijke stap voorwaarts is voor de opleiding van nieuwe bestuurders.
De GOCA-risicoperceptietest is vanuit verschillende perspectieven innovatief. Het zijn bewegende beelden van dagdagelijkse verkeerssituaties waarbinnen de kandidaat deelneemt aan het verkeer als bestuurder van een motorvoertuig. Het beeld vanuit het bestuurdersperspectief en de verschillende attributen (achteruitkijkspiegels en snelheidsmeter) brengen de kandidaat in een complexe omgeving die hem verplichten om zijn aandacht te vestigen op het gehele gezichtsveld en om de juiste kijktechnieken toe te passen. De risicoperceptietest laat toe om de praktijk op een efcinte manier binnen een theorie-examen aan bod te laten komen.
Toekomstperspectief
Van zodra GOCA over voldoende data beschikt, zullen we een analyse uitvoeren van de resultaten. In een eerste fase zullen we nagaan of oudere, meer ervaren bestuurders beter scoren op de risicoperceptietest dan jongere, onervaren bestuurders. We gaan onderzoeken of kandidaten die goed scoren op het theorie-examen ook goed scoren op de risicoperceptietest. Verder zullen we een analyse per vraag uitvoeren om de validiteit van de vragen en de antwoorden te veriren en om na te gaan of er een trend terug te vinden is in de antwoorden van de kandidaten.
Info
GOCA, afdeling Rijbewijsexamens Contactpersoon: Thomas Bullen, bullen.t@goca.be
< Inhoudstafel
Innovatie
49
en richtingaanwijzers) en met een zicht naar achter via de binnenspiegel en de buitenspiegels. Bij de opnames van de kortlm gebruikten we toevallige voorbijgangers en guranten om de realiteit zoveel mogelijk te benaderen. De verschillende spiegels in het gezichtsveld van de kandidaat verplichten hem om zijn aandacht te verdelen, gericht te kijken en risicos in te schatten. In welke mate de kandidaat mogelijke gevaren opmerkt, wordt gemeten door de kortlm te stoppen en hem te laten vertellen wat er zou kunnen gebeuren of welke gevaren hij in de kortlm tegenkwam. Het meten gebeurt op het einde van de kortlm met meerkeuzevragen waar meerdere goede antwoorden mogelijk zijn. De kennis van de wegcode en de reactietijd van de kandidaat worden niet beoordeeld.
Afhankelijk van de onderzoeksresultaten zal in Belgi op middellange termijn de risicoperceptietest binnen het ofcile theorie-examen gentroduceerd worden. Dat zal deuren openen voor verdergaand onderzoek om het effect van de risico perceptietest op het rijgedrag van de nieuwe bestuurders en op de verkeersveiligheid in het algemeen te bestuderen.
Bronnen
Fisher, D.L., Laurie, N.E., Glaser, R., Connerney, K., Pollatsek, A.P., Duffy, S.A. & Brock, J. (2002). Use of a xed-base driving simulator to evaluate the effects of experience and PC-based risk awareness training on drivers decisions. In: Human Factors, vol. 44, nr. 2, p. 287-302. Groeger, J.A. (2000). Understanding Driving; Applying cognitive psychology to a complex everyday task. Psychology Press, Routledge. McKnight, A.J. & McKnight, A.S. (2003). Young novice drivers: careless or clueless? In: Accident Analysis & Prevention, vol. 35, nr. 6, p. 921-925. Sagberg, F. & Bjrnskau, T. (2006). Hazard perception and driving experience among novice drivers. In: Accident Analysis and Prevention, vol. 38, nr. 2, p. 407-414. Vlakveld, W.P. (2008). Toetsen en trainen van gevaarherkenning. D-2008-2. Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid SWOV, Leidschendam. Wells, P., Tong, S., Sexton, B., Grayson, G. & Jones, E. (2008). Cohort II: a study of learner and new drivers. Volume 1: main report. Road Safety Research Report No. 81. London: Department for Transport (DfT). Whelan, M., Senserrick, T., Groeger, J.A., Triggs, T. & Hosking, S. (2004). Learner driver experience project. MUARC Report No. 221. Monash University Accident Research Centre MUARC, Victoria, Australia.
Innovatie
E-bike rijschool
FUN i VIA wil vanaf januari 2013 een belangrijke rol spelen in het management van events die zich toespitsen op actieve senioren. Het doel is om de actieve 50-plussers te verenigen, te amuseren en te entertainen. In het kader daarvan werd in het voorjaar van 2013 de eerste rijschool voor elektrische etsen gestart: de e-bike rijschool.
Innovatie
Waarom
De innovatieve, milieuvriendelijke elektrische ets, beter gekend als de e-bike, verschijnt meer en meer in het straatbeeld en kent een spectaculaire groei. Fietsen met elektronische trapondersteuning zijn de toekomst. Ze verhogen de mobiliteit, zijn stijlvol, milieuvriendelijk en trendy. De elektrische ets is vandaag vooral populair onder de 50-plussers, maar ook de actieve andersvaliden of de etsers met een beperkte conditie hebben interesse. En er zijn modellen op komst die ook voor andere doelgroepen (30+) zeer de moeite waard zijn. Denk maar aan het woonwerkverkeer.
Wat
Omdat de elektrische fiets aan een enorme opmars bezig is, zijn neutrale, onafhankelijke en professionele oplei-
dingen meer dan nuttig en op termijn zelfs noodzakelijk. De elektrische fiets is van concept veel complexer, zwaarder en moeilijker te hanteren dan een gewone fiets en beweegt zich anders door het verkeer. Er gebeuren ongevallen die specifiek te maken hebben met die nieuwe vorm van mobiliteit. Na gesprekken met de Fietsersbond, overheden en andere genteresseerden, was het duidelijk dat gemeenten en seniorenorganisaties vragende partij zijn voor professionele opleidingen. Het proefproject in Edegem kende bijzonder veel persbelangstelling. Contacten met de Vlaamse provincies, de politie wegverkeer en enkele gemeenten lever den constructieve gesprekken en
50
< Inhoudstafel
samenwerking op. Zo zullen wij onder meer in Genk, Harelbeke en Herentals lessen organiseren waar de federale en de lokale politie en ervaren instructeurs aan meewerken. De e-bike rijschool is een must voor iedereen die zijn elektrische fiets (e-bike) wil ontdekken op alle vlakken van veiligheid, behendigheid en duurzaamheid. Dat kan leiden tot de eerste community van elektrische fietsgebruikers waar ervaringen, fotos, videos en tips kunnen gedeeld worden. De e-bike rijschool is voor Vlaanderen een innovatief project en dat een grote groep van genteresseerde fietsers met een ecologische visie bereikt. Het nodigt uit tot een andere manier van leven en kan zowel de lokale als de nationale overheden helpen bij hun mobiliteitsen veiligheidsbeleid.
Onder meer volgende modules zijn in het programma opgenomen: verkeersregels specifiek voor de elektrische fietsgebruikers; basistechniek elektrisch fietsen (waarbij het belang van de batterij een belangrijke rol speelt); de juiste keuze van een elektrische fiets (met objectiviteit en neutrale leverancier); behendigheidstesten op een gesloten parcours; oordeelkundig gebruik van de elektrische fiets op gevaarlijke plaatsen; fietstocht door het verkeer onder begeleiding van de lokale politie. De lessen zullen gegeven worden door erkende instanties en speciaal opge-
leide docenten. Ze waarborgen allemaal neutraliteit en vakbekwaamheid. De opleidingen zullen gegeven worden in verschillende gemeenten en bedrijven en duren n dag. Na de opleiding ontvangt elke deelnemer een officieel aanwezigheidsattest. Er zal aan de deelnemers een bescheiden bijdrage gevraagd worden.
Hoe
FUN i VIA wil met de e-bike rijschool elke genteresseerde, beginnende en ervaren fietser op aangename manier praktische richtlijnen geven.
Info
www.ebikerijschool.be Luc Sterckx & Freddy Verhuizen. Zaakvoerders FUN i VIA gcv. Zandhoven, 28 februari 2013. www.funivia.be
< Inhoudstafel
Innovatie
51
52
Innovatie
xxx
Best Practices
Road
54
Best Practices
Veiligheid is een topprioriteit voor De Lijn. Zij neemt dan ook alle mogelijke maatregelen om de veiligheid van haar reizigers, haar personeel en van de weggebruikers zoveel mogelijk te garanderen.
Dirk Schockaert en Inge Debruyne
De Lijn West-Vlaanderen
Een tweede pijler is een degelijke opleiding en opvolging van het personeel garanderen. Het afgelopen jaar werd de tramopleiding herwerkt. In de vernieuwde opleiding is er onder meer extra aandacht voor een verhoogde vakbekwaamheid van elke tramchauffeur (verhogen van technische en andere kennis, verantwoord omgaan met verantwoordelijkheid, rijmentaliteit ) en voor een optimale omkadering en begeleiding van de tramchauffeurs. In 2012 hebben alle tramchauffeurs, naar jaarlijkse gewoonte, een opleiding over de veiligheid van de tram gevolgd met als hoofdthemas rijmentaliteit, preventief handelen en omgaan met verantwoordelijkheden. De chauffeurs worden ook van
dichtbij opgevolgd en zonodig gecoacht. Een derde pijler is de weggebruikers sensibiliseren. In 2012 was er, ook naar jaarlijkse gewoonte, een sensibiliseringscampagne voor de weggebruikers aan de kust. In mei startte de communicatiecampagne met een mailing van afches en folders naar specieke doelgroepen (scholen, OKRAs, gemeenten, politiekorpsen ). De folders werden ook verdeeld via 350 distributiepunten aan de kust. Langs de kust werden spandoeken gehangen die de weggebruikers attent maakten op de aanwezigheid van de Kusttram. Verder maakte De Lijn opnieuw samen Kijk Uit een uitzending over de veiligheid van de Kusttram.
< Inhoudstafel
Best Practices
55
Best Practices
56
Met resultaat!
Dankzij alle inspanningen die De Lijn samen met een aantal partners doet rond de veiligheid van de Kusttram is het aantal ongevallen met de tram en de openbare weggebruiker in 2012 met 22% gedaald. In de zomer daalde het aantal ongevallen zelfs met 42% ten opzichte van dezelfde periode in 2011. Elk ongeval is er een teveel en De Lijn blijft dan ook alle mogelijke inspanningen doen voor meer veiligheid.
< Inhoudstafel
Best Practices
Provincie West-Vlaanderen
Probleem was dat ook niet goed uitgeruste gemeentewegen werden opgenomen in het plan, wat op weinig bijval kon rekenen. De provincie West-Vlaanderen formuleerde alternatieve voorstellen en ging bilateraal met de gemeenten onderhandelen. Voor de gemeenten was het niet gemakkelijk om keuzes te maken. Ofwel werd er ingeboet op het vlak van verkeersveiligheid, ofwel werd de bereikbaarheid van de bedrijven afgeremd. Het ultieme voorstel dat door de gemeenten aanvaard werd, is een verkeerskundig compromis dat de bereikbaarheid van de bedrijven en de leefbaarheid van de inwoners probeert te verzoenen. De lusten n de lasten worden door alle gemeenten gedragen.
< Inhoudstafel
Best Practices
57
Koen Vanneste
Best Practices
Naarmate het proces vorderde, werd duidelijk dat een vrachtroutenetwerk opzetten voor de (inter)nationale transporten de belangrijkste bekommernis was. Het heeft geen zin om interne transporten grote omwegen te laten rijden. Maar een omweg van enkele kilometers op een lange afstand is wel te verantwoorden. Door 77% van de (inter)nationale vracht wagenritten in goede banen te leiden, kon de leefbaarheid in de dorpen al ink verbeteren. Bij de gemeenten was er consensus over de routes maar niet over knippen in de verkeersstructuur door tonnagebeperkingen en die mogelijkheid is dus niet verder onderzocht. Wel werd de afspraak gemaakt dat gemeenten zelf voorstellen voor tonnagebeperkingen op hun gemeentewegen konden formuleren mits het akkoord van de buurgemeenten. Zo is er in Oostnieuwkerke en Moorslede een tonnagebeperking ingevoerd.
IDR-gebied werd onderverdeeld in vijftien zones. Elke chauffeur die het gebied rijdt, wordt via de speciaal ontworbinnen pen IDR-bebording naar een zone geleid. Binnen de zone kan dan de bewegwijze ring van een bedrijf of van het bedrijven terrein gebruikt worden. De beweg wijzering zorgt ervoor dat, na een lang en moeizaam proces, de wil aanwezig is om de doelstellingen van leefbare dorpen en bereikbare bedrijven na te streven. In 2012 werd de bewegwijzering op het terrein effectief gerealiseerd door het AWV. In havengebieden en stedelijke gebieden was dat een evidentie. Voor het eerst werd in een landelijk gebied bewegwijzering geplaatst om vrachtverkeer beter te leiden. Maar met de plaatsing van de bewegwijzering was de kous niet af. Integendeel, het was ook heel belangrijk om het optimaal gebruik van de preferentile vrachtroutes te communiceren. Om de communicatie met de bedrijven te vergemakkelijken, heeft de provincie het initiatief genomen om kaarten met de aanrijroutes naar de verschillende gedenieerde zones in het IDR-gebied te maken. De kaarten werden in verschillende talen
gemaakt, zodat ook internationale truckers gebruik kunnen maken van de routes. Het kaartmateriaal werd bezorgd aan de verschillende gemeenten, die zelf de communicatie naar de bedrijven voeren. Een mooi voorbeeld hiervan is de gemeente Staden, die de belangrijkste bedrijven uitnodigde en informeerde over de zone waarin het bedrijf gelegen is en over de aanrijroutes naar het bedrijf. De gemeente zorgde er ook voor dat de individuele bewegwijzering naar de bedrijven alleen nog via de correcte aanrijroutes gebeurde. Bedrijven konden gezamenlijk intekenen op een bestelling voor aanvullende bewegwijzering naar hun bedrijf. De gemeente volgde de bestelling op en deed de plaatsing van de wegwijzers. Een andere invalshoek is de invoering van tonnagebeperkingen. Dat gebeurde onder andere in de dorpskern van Oostnieuwkerke. De gemeente Staden deed onderzoek naar de effecten van de tonnagebeperking. Voor de invoering van de tonnagebeperking was 28% van de vrachtwagens doorgaand verkeer. Na de invoering daalde dat percentage tot 20%. Een gerichte politiecontrole sensibili-
58
< Inhoudstafel
Best Practices
seerde de vrachtwagenbestuurders over de nieuwe situatie. Na die actie waren nog 12% van de vrachtwagens doorgaand verkeer. Dat betekent dat meer dan de helft van de doorgaande ritten uit de kern van Oostnieuwkerke verdwenen zijn, zonder dat de vrachtwagens veel moeten omrijden. Na de ingebruikname van de bewegwijzering zijn er geen klachten meer binnengekomen. Dat wijst er op dat de bereikbaarheid van de bedrijven en de leefbaarheid van de dorpen verbeterd is.
Kritische succesfactoren
Ten slotte nog enkele kritische succesfactoren voor een succesvol vrachtroutenetwerk. In de eerste plaats is er consensus nodig over de boomstructuur als basis voor het vrachtroutenetwerk. Verder is het belangrijk dat de te volgen routes voldoende gepromoot worden. De provincie kan daarvoor uniform kaartmateriaal maken, de gemeenten kunnen bedrijven sensibiliseren, belangenorganisaties kunnen wijzen op het nut van de routes bij hun leden en de politie kan op het terrein het juiste gedrag aanleren. De preferentile routes worden best onder steund door weloverwogen tonnagebeperkingen. Die hebben als voordeel dat de boomstructuur dan kan afgedwongen worden door de politie en dat de routes bekend zijn bij de gps-operatoren. Want tot op vandaag stellen we vast dat de preferentile routes geen onderwerp zijn voor de gps-operatoren. Het is ook belangrijk om te beseffen dat er in een dorp altijd plaatselijk vracht verkeer zal rijden, ondanks tonnagebeperkingen en vrachtroutenetwerken. Leveringen aan handelaars en particulieren zullen altijd nodig zijn. Ook vrachtbewegingen tussen kernen kunnen niet vermeden worden, omdat de vracht wagens anders te ver moeten omrijden. Dat betekent dat de focus vooral moet liggen op vrachtbewegingen op nationale en internationale schaal.
< Inhoudstafel
Best Practices
59
Best Practices
Vlaams vrachtroutenetwerk
Het vrachtroutenetwerk in Vlaanderen krijgt vorm. Het overleg en het studiewerk in alle 28 regios is volop aan de gang. Het vrachtroutenetwerk tekent de gewenste voorkeurroutes uit voor het vrachtvervoer op de autosnelwegen en de hoofdwegen in Vlaanderen. Dat gebeurt in het kader van de verkeersveiligheid, de leefbaarheid en het economisch belang.
Stien Verlinden
Departement Mobiliteit en Openbare Werken, Afdeling Beleid Mobiliteit en Verkeersveiligheid
Het Vlaamse vrachtroutenetwerk is een hoofdraamwerk dat gebaseerd is op het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en de wegencategorisering. Het doel is om bovenlokaal een vrachtroutenetwerk uit te bouwen en te stroomlijnen. Het gaat om het vrachtverkeer van en naar bedrijventerreinen die groter zijn dan 50 hectare en bedrijventerreinen met duidelijke logistieke of distributieve functies. Er worden voorkeurroutes langs de hoofdwegen voor het regionale vrachtverkeer voorgesteld en kwetsbare gebieden worden gevrijwaard. Bij de opmaak wordt rekening gehouden met bestaande of lopende lokale bewegwijzeringsplannen. De keuze betekent niet dat andere routes niet meer toegankelijk zijn voor het vrachtverkeer. Het vrachtroutenetwerk komt tot stand via een ruim overlegproces met allerlei overheden en organisaties (gemeentebesturen, provincies, intercommunales, Voka, Unizo, de transportsector enzovoort). Om dat overleg praktisch te houden, werd Vlaanderen in 28 regios ingedeeld die momenteel allemaal opgestart zijn. De Vlaamse administratie Beleid, Mobiliteit en Verkeersveiligheid en het Agentschap Wegen en Verkeer willen het volledige overleg tegen mei 2013 afronden. Ze krijgen hiervoor de steun van het studiebureau MINT NV. Bedoeling is dat MINT NV het eindrapport tijdens de zomermaanden van
2013 afwerkt. Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken Hilde Crevits wil het denitieve vrachtroutenetwerk in het najaar aan alle betrokkenen voorstellen. Minister Crevits: Het Vlaamse vrachtroutenetwerk duidt de gewenste routes aan voor vrachtwagenchauffeurs die goederen ophalen en leveren. Dankzij het vrachtroutenetwerk worden onnodige omwegen, onveilige verkeerssituaties en verdwaalde vrachtwagens vermeden. Dat komt de mobiliteit van alle weggebruikers en de verkeersleefbaarheid in de kernen ten goede en het verbetert de logistieke stroom. Dat proces gebeurt via een breed overleg met heel wat overheden en organisaties. De volgende stap is het gebruik van het voorgestelde vrachtroutenetwerk op het terrein zelf. Daarover zijn gesprekken aan de gang met de gps-operatoren en kaartenmakers. Ook de transportsector en de werkgeversorganisaties worden bij dat overleg betrokken. Zij zijn cruciale partners om bedrijven
te ondersteunen bij het stimuleren van hun transporteurs om de meest geschikte weg naar de regionale bedrijventerreinen te volgen. Het vrachtroutenetwerk wordt ook vertaald in een bewegwijzeringsmodel. Een gemakkelijk interpreteerbare bewegwijzering is essentieel voor vrachtwagenchauffeurs om snel de juiste route te vinden. Een prototype van het bewegwijzeringsmodel wordt al gebruikt voor de bedrijventerreinen van het Economisch Netwerk Albertkanaal (ENA).
Best Practices
60
< Inhoudstafel
Hoffelijk gedrag
Het verenigingsleven speelt een belangrijke rol in de Vlaamse samenleving. Ruim de helft van de volwassen Vlamingen is lid van minstens n vereniging (SCV-survey - 2010). Uit onderzoek naar het verplaatsingsgedrag van de Vlaming in 2011 bleek dat ongeveer twee derde (65%) van alle verplaatsingen voor het vrijetijdsverkeer gebeurt als autobestuurder of passagier. De vele duizenden Vlaamse verenigingen hebben de kracht om mee een sterke rol te spelen in het verbreden van het maatschappelijk draagvlak voor een veiliger verkeer, benadrukte Vlaams minister voor Mobiliteit Hilde Crevits bij de lancering van de site. Verenigingen en dus ook sportclubs zetten aan tot beleidsparticipatie, ze bepalen mee de sociale agenda, ze engageren en mobiliseren. Ze zijn een belangrijke factor om mensen te overtuigen dat elk van ons inspanningen moet leveren om het aantal verkeersslachtoffers tot nul te brengen. Ook Vlaams minister voor Sport Philippe Muyters onderstreepte bij de ofcile start van Sport & Verkeer het belang van verkeersveilig sporten: De uitoefening van sporten zoals joggen, etsen, wandelen of paardrijden gebeurt binnen de
Sport & Verkeer schetst een volledig verhaal in een toegankelijk taalgebruik. De regels voor wie individueel of in groep sport staan er op eenvoudige infoches. De informatie is aangevuld met handige tips en nuttige links. De sporter en de clubbestuurder kunnen er ook terecht met vragen over verzekeringen en krijgen er aanwijzingen voor wanneer zij met een verkeersongeval te maken krijgen. Sport & Verkeer kiest resoluut de kaart van het duurzame verplaatsingsgedrag en promoot het STOP-principe (eerst kiezen voor het stappen of trappen en dan pas voor het openbaar vervoer of de personenwagen) voor de verplaatsingen van en naar de sportbeleving. De clubverantwoordelijken kunnen er zich laten inspireren door goede voorbeelden, bestaande campagnes en gespecialiseerde organisaties om verkeersveiligheid op te nemen in de dagelijkse werking van hun vereniging.
< Inhoudstafel
Best Practices
61
Vlaamse Sportfederatie
gevaren van de openbare weg. Maar ook wie gaat sporten in de club verplaatst zich en is zo deelnemer aan het verkeer. De sportfederaties en VSF zijn zich zeer bewust van de kwetsbaarheid van hun sportende leden en willen slachtoffers in het verkeer zo mogelijk vermijden. Groepen etsers of wandelaars veroor zaken ook wel eens wrevel en onbegrip bij andere weggebruikers. Af en toe duiken zelfs termen als wielerterroristen op, al dan niet terecht. Correct gedrag en een hoffelijke houding zijn essentieel om ook het sporten op de weg voor iedereen aangenaam te houden. De sportsector hoopt hiermee ook het breder maatschappelijk signaal te geven dat verkeersslachtoffers vermijden en hoffelijkheid een inspanning van elk van ons vraagt.
sprek om er te polsen naar de dagelijkse realiteit. Daaruit bleek vooral de nood aan een up-to-date informatieaanbod op maat, aldus Wouter Braeckman, projectmedewerker van VSF. Er was ook veel vraag naar een globaal kader van verkeersveilige aanbevelingen en inspiratie voor sportclubs en individuele sporters. De aanwezigen gaven aan dat een website daartoe het aangewezen kanaal kon zijn. Een website kan op een efcinte manier alle verkeersveilige info ontsluiten richting sportveld.
De partners
VSF is het aanspreekpunt en de stem van de sportfederaties in Vlaanderen. VSF is de overkoepeling van 84 federaties en zo van liefst 17.000 lokale en bovenlokale sportclubs. VVV stimuleert en ondersteunt het Vlaamse verenigingsleven bij het werken aan een veiliger verkeer. VVV is een projectwerking in de schoot van het Netwerk Duurzame Mobiliteit en groeide uit een samenwerking tussen Komimo vzw (de koepel van 8 Vlaamse mobiliteitsverenigingen) en de Verenigde Verenigingen (de spreekbuis van het middenveld). VVV werkt op het unieke kruispunt tussen knowhow en doelgroep. De Vlaamse overheid ondersteunt VVV en VSF in hun werking. Voor Vlaanderen is het verenigingsleven een belangrijke katalysator om verkeersveiligheid breed maatschappelijk in te bedden. Arena nv is de verzekeringspartner voor heel wat sportfederaties en clubs. De maatschappij ondersteunde inhoudelijk het onderdeel Bij een ongeval op de website.
Best Practices
De sportfederaties engageren zich om de website met informatie, aanbevelingen en inspiratie tot bij de sportclubs en de sporters te brengen. Een website staat natuurlijk niet op zich, aldus Bert Gilt van de ondersteunende projectorganisatie VVV, de website www.sportenverkeer.be wil vooral zo veel mogelijk mensen bereiken. De doelgroep zijn de sporters (aangesloten bij een sportclub) en de bestuursleden van sportclubs. Om de site levendig en interactief te houden,
is er een facebookpagina en een Twitteraccount opgestart. Die kunnen de link maken tussen de actualiteit en de inhoud van de site. Een gerichte wedstrijd voor sporters en hun clubs versterkte de lancering. Op die manier werd de website www.sportenverkeer.be aangevuld met tal van voorbeelden van verkeersveilige inspanningen die recht uit de dagelijkse praktijk van sportclubs komen. Ook in 2013 plannen VSF en VVV acties om de online gids verder te promoten.
Info
Wouter Braeckman Projectmedewerker Vlaamse Sportfederatie vzw Tel. 09 243 12 90 wouter@vlaamsesportfederatie.be Bert Gilt Projectcordinator Verenigingen voor Verkeersveiligheid Tel. 09 331 59 13 bert@verenigingen-voorverkeersveiligheid.be
62
< Inhoudstafel
Best Practices
Gemeente Berlare
De campagne kwam niet uit de lucht vallen. Voetbalclub SK Berlare werkte in het seizoen 2010-2011 op eigen initiatief al rond jeugdspelers en verkeersveiligheid. Maar de club wilde verder werken in een ruimer, maatschappelijk kader. De gemeente Berlare nam het initiatief en contacteerde de Verenigingen voor Verkeersveiligheid (VVV), de lokale politie en de Vlaamse Stichting Verkeerskunde (VSV) voor een denkdag. De analyse: er is nog veel werk rond verkeersveiligheid en jeugdsportclubs. Een van de absolute pijnpunten bleek het dragen van de autogordel. De cijfers zijn hard: twee op de drie verkeersdoden met de wagen daagt geen autogordel. In Berlare zelf liet een
Engagement op maat
Vijftien verenigingen (samen goed voor ongeveer 1500 leden) reageerden positief op het voorstel en namen, in de aanloop naar het Olympisch jaar 2012 een bronzen, zilveren of gouden engagement op. De bronzen partners hebben de gordel te dragen. het kant-en-klaar pakket verhun leden om altijd en overal jeugdbewegingen motiveren Berlaarse jeugdsportclubs en k.com/hetklikttussenons. klikttussenons en www.faceboo Volg ons op www.berlare.be/het spreid onder de leden, de zilveren Berlare op initiatief van SK Berlare Deze actie gaat uit van gemeente Stichting Verkeerskunde, en met de steun van de Vlaamse partners hebben ook zelf initiaeid en de lokale politie. Verenigingen voor Verkeersveiligh tieven genomen en de gouden partners (vijf verenigingen) hebben bovenop een nulmeting, een tussentijdse meting (met medewerking van de lokale politie) en een slotmeting Op weg naar 100%: uitgevoerd. - informatieve teksten en videos op de gemeentelijke website; - interactie, animatie en een Informeren, confronteren wedstrijd op Facebook (de tien en animeren leukste fotos en lmpjes die het goede voorbeeld lieten zien, Iedereen altijd en overal de autogordel kregen een prijs); aan! Om dat te bereiken wilde de cam- redactionele aandacht in het pagne informeren, confronteren en ani gemeentemagazine van novembermeren: december 2011 en mei-juni 2012; Kick-off op 15 oktober 2011: - opname in de ledenbladen en op - persconferentie met de ofcile websites van verschillende voorstelling van de campagne; verenigingen; - een presentatie van de nulmetingen; - tussentijdse meetacties volgens een - de toelichting van de ambitie afgesproken methodologie en in (100% klikvast tegen eind mei 2012).
ol Terpsichore, Atletiekkern Overmere, Balletscho Volgende verenigingen nemen deel: Berlare, s Berlare, Chiromeisjes Elckerlyc Kumiuchi, Chirojongens Sint-Jan Berchman , Handbalclub Groot-Berlare, Judoclub Chiromeisjes Sint-Lutgardis Overmere Athena, Voetbalclub SK Berlare, Turnclub Chiwawa, Tennisclub Karateclub Kusanku, KSJ Berlare, lub JTV Brigand Berlare/Zele. Voetbalclub SKV Overmere en Volleybalc
te 9290 Berlare | vormgeving: www.ttpcom.be | fotogra e: Bert Van der Linden | v.u.: Wim Arbijn, Dorp 22 styling: Christine Baert en Nina Vandekerckhove
< Inhoudstafel
Best Practices
63
Phyllis Bauwens
meisje het leven, wellicht omdat ze haar gordel niet droeg. Redenen genoeg voor een jaarcampagne rond dit thema.
samenwerking met de lokale politie; - actie met de tuimelwagen van de verkeerspolitie op 5 maart 2012. slotdag op 27 mei 2012: Op de slotdag hebben we de actie opengetrokken naar alle inwoners. De leden van de verenigingen gingen als ware ambassadeurs onze inwoners overtuigen. Dat deden ze in het kasteelpark van Berlare. Het mooie weer en de Dag van het Park zorgden voor een grote opkomst. De volgende acties werden georganiseerd: - Iedereen mocht een korte vragenlijst over de autogordel (wist-je-datjes) invullen en maakte daarmee kans op een prijs. - Iedereen kon de crashtest doen van de Responsible Young Drivers.
- Kleuters kregen een kindertattoo die een beertje met een autogordel afbeeldde. - Iedereen kon op een grote banner een charter tekenen (of dat achteraf online doen): een engagements verklaring om altijd en overal de autogordel te dragen. De gemeente Berlare en haar partners hebben naal hun doelstelling van 100% niet gehaald. Toch klikt het al heel wat beter. De gemiddelde gordeldracht steeg in de loop van de campagne van 71% over 88% naar 92%. Er werd veel over de campagne gesproken en de persbelangstelling was groot, zowel bij het begin als op het einde van de actie.
Best Practices
Goesting!
De hele campagne heeft 1990 euro gekost. Er kwam geen extern bureau aan te pas. Het project is getrokken door twee personeelsleden van de gemeente Berlare (van de diensten mobiliteit en communicatie). Zij konden een beroep doen op de initiatiefnemer van de aanzetactie van SK Berlare (ook zaakvoerder van een rijschool) en op de (gratis) expertise van de VVV en de lokale politie. De VSV heeft het project moreel gesteund. De gemeente Berlare huurde alleen een grasch vormgever in voor de afche en de folder. Het klikt tussen ons toont aan dat je met een beperkt budget van geen 2000 euro, veel goesting en een maatschappelijk draagvlak van vijftien deelnemende verenigingen een mooi resultaat kunt neerzetten. Dat hebben ook anderen opgemerkt: Het klikt tussen ons won in november 2012 de Prijs voor Overheidscommunicatie van Kortom, de vereniging voor overheidscommunicatie. Op vraag van het Europees Agentschap voor Veiligheid en Gezondheid op het Werk wordt Het klikt tussen ons opgenomen in een online tool voor communicatoren uit heel de Europese Unie. Ondertussen is er een vervolgtraject gestart: met Zet er je tandeMmm in willen Berlare met oude en nieuwe partners meer leden op de ets krijgen van en naar trainingen, wedstrijden en jeugdwerkingen.
64
< Inhoudstafel
Best Practices
Provincie Antwerpen
ROADsKILLs, waarom?
Mobiliteit is een ruim begrip bij jeugdverenigingen. De (jonge) kinderen komen al dan niet zelfstandig naar het jeugdlokaal en de jeugdvereniging gaat meermaals per jaar op stap. Is het nu te voet, per ets, al carpoolend of met het openbaar vervoer, elke verplaatsing brengt gevaren mee. En dat besef groeit onder de jeugdverenigingen. De jeugdsector krijgt meer en meer de vraag naar spelletjes rond
< Inhoudstafel
Best Practices
65
Kathleen Geets
etsbehendigheid of etscontrole, met het oog op de etstochten naar de kampplaats. Ook in de provinciale jeugdraad komt het thema mobiliteit vaak aan bod, vooral dan het aspect regelgeving. Onderzoek toont aan dat jongeren en volwassenen informatie in spelvorm beter onthouden en beter verwerken en begrijpen. Kortom, de leiding weet dat veilig op stap gaan heel belangrijk is, maar toch zijn er nog heel wat mythes en foute regels. De dienst Mobiliteit van de provincie Antwerpen wil daarom een krachtige leeromgeving creren met een informatief spel. Tijd dus om met ROADsKILLs de laatste onduidelijkheden al spelend de wereld uit te helpen!
Best Practices
spelelementen terug. Even geen zin in het bordspel? Grijp dan naar het andere spelmateriaal om een verkeersveilige activiteit in te kleden. Alle jeugdverenigingen in de provincie Antwerpen kregen ROADsKILLs gratis toegestuurd. Ook de jeugddiensten in de provincie ontvingen een exemplaar om gratis ter beschikking te stellen van andere verenigingen. Er bestaat ook een XL-versie waar het CIS vormingen en workshops mee geeft. Een professionele speltrainer komt dan het spel uitleggen en begeleiden.
De ROADsKILLs-XL workshops zijn positief onthaald op de koepeldagen van de verschillende jeugdverenigingen. Met de workshops kan de provincie Antwerpen de jeugdleiders actief informeren en overtuigen van de verschillende toepassingsmogelijkheden van het mobiliteitsspel.
Info
www.provant.be/roadskills Iedereen kan het spel of de XL-versie onder begeleiding aanvragen bij het CIS via www.spelinfo.be.
66
< Inhoudstafel
Best Practices
Oorsprong
Fietsschool Antwerpen is opgestart in september 2011 en kwam er op vraag van Werk en Economie (WNE) van de stad Antwerpen. Met Buurtsport Antwerpen was er al twee jaar een vast aanbod met ongeveer 150 deelnemers per jaar. Gedurende een week kregen de deel nemers anderhalf uur per dag les en op het einde kon de meerderheid etsen. Maar de drempel om effectief in het verkeer te gaan, bleek te groot. Omdat er binnen het takenpakket van de Buursportmedewerkers te weinig tijd was om de etslessen beter te omkaderen, werd de Fietsschool opgestart. Met de projectmiddelen van WNE werd er gewerkt aan de kwaliteit van de etslessen en kwam er een beter antwoord op de grote vraag naar etslessen. De voorbije jaren werden zowel de integratiedienst van Leuven als Mobiel 21 zelf regelmatig gecontacteerd door mensen die op zoek waren naar etslessen. Sommigen onder hen hadden nooit leren etsen. Anderen waren de basisvaardigheden verleerd. Nog anderen wilden meer vertrouwen krijgen in het verkeer. Daarom besloten de stad, Mobiel 21 en enkele partners om de handen in elkaar te slaan en sinds 2012 kan iedere volwassene voor
In de tweede module leren de deelnemers hoe ze zich in het verkeer moeten begeven. De module is een belangrijke stap na het leren etsen. Want het is niet omdat iemand op een tweewieler kan rijden, dat hij er ook de baan mee op durft. Fietsers moeten zich goed voelen op de weg en zelfvertrouwen krijgen. allerlei etslessen terecht bij de Leuvense Fietsschool. In de Fietsschool is er, net zoals in Antwerpen, keuze uit vier lesmodules die gradueel opbouwen. De Leuvense Fietsschool werkt vanaf het begin nauw samen met verschillende partners: van de universiteit en de stad tot etsenhandelaars en de politie. Door de samenwerking is het kostenplaatje voor de deelnemer beperkt: slechts vijf euro voor een lessenreeks. In de derde en de vierde module gaat het over etsen in de stad en alles over etsen. Hier krijgen de cursisten een basis verkeerseducatie en ze krijgen nuttige informatie over het onderhoud van de ets, waar ze etsen kunnen huren en kopen en hoe ze hun kinderen kunnen mee nemen op de ets. In Leuven kunnen deelnemers na de vier modules nog aansluiten bij Fietsduos, een project waarbij een Leuvense etser een nieuwe inwoner die nog niet zo goed kan etsen op weg helpt door samen etstochten te doen.
Methodiek
Beide scholen bieden vier modules aan, van leren etsen tot etsen in de stad en extra uitleg over de ets. In het traject van de Antwerpse Fietsschool tellen alle modules vier lessen van anderhalf uur. In Leuven bestaat de eerste module uit zes lessen van telkens twee uren. De drie volgende modules bestaan uit twee lessen van twee uren.
Lesgevers
Het eerste half jaar werkte Fietsschool Antwerpen met twee etsmonitoren en bereikte van september tot december 140 deelnemers. Door het modulair systeem waarin
< Inhoudstafel
Best Practices
67
Stad Antwerpen
De eerste module is leren etsen. Op een afgeschermd oefenterrein leren vrijwilligers en de etsmonitor of de cordinator de deelnemers starten, stoppen en bochten nemen. Kortom, alles wat ze moeten kunnen om te starten met etsen.
we de deelnemers niet alleen leren etsen, maar ook leren etsen in het verkeer, zijn de resultaten opmerkelijk beter. Toch bleef de vraag groter dan het aanbod. Begin 2012 werd de Fietsschool erkend als inschakelingsbedrijf in de lokale diensteneconomie. Daardoor kon het team uitbreiden naar een ploeg van vier etsmonitoren en tien vrijwilligers en kwamen er meer etslessen. In 2012 vonden 680 deelnemers de weg naar de Fietsschool. En voltijdse cordinator coacht de etsmonitoren, maakt de planningen op en zorgt voor de dagelijkse werking van de Fietsschool. De Fietsschool van Leuven heeft een halftijds betaalde cordinator en werkt met een zevental vrijwilligers. De opvolging, administratie, ondersteuning en opleiding van de vrijwilligers gebeurt door de cordinator.
Afgelopen winter sloot de Leuvense Fietsschool even haar deuren en dat was het ideale moment voor een terugblik. Uit een kleine evaluatie bleek dat het afgelopen jaar 130 mensen leerden etsen via de Fietsschool. Het waren vooral allochtone vrouwen die opleidingen volgden, al vonden ook Vlamingen (11%) en mannen (3%) de weg naar de Fietsschool. Vooral de eerste module (leren etsen) was populair. De andere drie (etsen in de stad, etsen in het verkeer en alles over de ets) werden minder gevolgd. Daarom wil de Fietsschool in de toekomst de eerste drie modules sneller achter elkaar aanbieden, zodat de opvolging beter is en wil ze in de laatste module vooral focussen op etsherstellingen. Vooral personen tussen 22 en 42 jaar maken gebruik van het aanbod van de Fietsschool, slechts 7% van de deelnemers is ouder dan 55 jaar.
Best Practices
Deelnemers
De Antwerpse Fietsschool richt zich in de eerste plaats naar volwassenen, met specieke aandacht voor werkzoekenden. Door hun mobiliteit te vergroten, maken ze meer kans op de arbeidsmarkt. De 680 deelnemers komen uit meer dan 50 verschillende landen. We bereiken vooral vrouwen, slechts 10% van onze deelnemers zijn mannen. 60% van de deelnemers is werkloos. Slechts 17% heeft regulier werk en 11% van onze deel nemers is sociaal tewerkgesteld. 66% van de deelnemers is laaggeschoold.
Toeleiders
Toeleiders (partners die hun cursisten doorsturen naar de Fietsschool) zijn erg belangrijk voor het deelnemersaantal van de beide Fietsscholen. In Antwerpen is de grootste toeleider het Onthaalbureau Inburgering Antwerpen met 25% van de deelnemers. In Leuven volgen de toeleiders de mensen die ze doorsturen nauw op. Dat werkt goed want ze worden doorgestuurd vanuit een vertrouwd kader en zijn zo nog gemotiveerder.
68
< Inhoudstafel
Best Practices
Resolution
De Antwerpse verkeerspolitie biedt de klassen van de laatste graad secundair onderwijs een gratis theatervoorstelling aan over de gevolgen, de pijn en het verdriet na een verkeers ongeval: Resolution.
Politie Antwerpen
Doelgroep
Doelgroep zijn de leerlingen van de laatste graad van het secundair onderwijs. Zij staan op het punt om hun autorijbewijs te halen of ze hebben het al gehaald. Die doelgroep heeft ook behoefte aan sensibilisering rond drugs- en alcoholgebruik, een thema dat in de monoloog aan bod komt. In de derde graad beginnen de meeste leerlingen vorm te geven aan hun eigen identiteit. Het is vaak nog zoeken en er kan opstandigheid aan te pas komen,
Maar jongeren van de secundaire school gedragen zich soms roekeloos in het verkeer. Bovendien zijn ze in een fase beland waarin ze overstappen naar andere verplaatsingsmiddelen zoals de
Een theatervoorstelling als Resolution kan inspelen op die groei naar zelfstandigheid en op de ontwikkeling van eigen denkbeelden en verantwoordelijkheid. Resolution is een voorstelling vol vragen die de toeschouwer uitdaagt om na te denken over zijn eigen standpunten over universele themas als wraak, vergeving, schuld en boete.
< Inhoudstafel
Best Practices
69
maar geleidelijk wordt hun zelfbeeld en eigenwaarde positiever en de communicatie loopt dan meestal een stuk vlotter. De meeste leerlingen slagen er in om weloverwogen beslissingen te nemen en verantwoordelijkheid op te nemen. Sommigen nemen sociale, politieke, culturele of andere taken op zich. Ze oefenen op kleine schaal sociale rollen door functies in de leerlingenraad, de organisatie van schoolfeesten en de medeorganisatie van projecten op school. Ze slagen erin om onafhankelijker en zelfstandiger te handelen en te denken.
ets, de bromets of de lichte motorets. Uit de verkeersongevallenstatistieken blijkt overduidelijk dat ze een risicogroep vormen en we weten dat de benadering van die doelgroep een bijzondere aanpak vraagt. Daarom is het nodig om jongeren met hun risicovol verkeersgedrag en de gevolgen ervan te confronteren.
Resolution
Doel van de voorstelling
We reiken in de monoloog een aantal elementen aan die de leerlingen er moeten toe aanzetten om na te denken over hun eigen gedrag. We zijn ervan overtuigd dat het thema in hun achterhoofd blijft nazinderen en een preventief effect kan hebben op hun latere gedrag in het verkeer. niet door. Zijn wraakzucht slaat om in wanhoop en uiteindelijk zelfs in zijn eigen dood. Of dat wordt toch gesuggereerd. Ook de dader bereikt een staat van wanhoop: hij kan de schuld niet langer dragen. Een tweevoudige zelfdoding lijkt de enig mogelijke oplossing. Een oplossing die eigenlijk niets oplost. ling duurt 120 minuten, inclusief een nabespreking die dieper ingaat op de problematiek. Wanneer een klas inschrijft, krijgt ze een lesmap over het theaterstuk per e-mail doorgestuurd. Met die lesmap kan de leerkracht voor of na de voorstelling in de klas dieper op de onderwerpen wraak, vergeving, schuld, boete en onafhankelijk denken ingaan. De lesmap bevat onder andere krantenartikels over schuld, de veroordeling na een verkeersongeval en de moord op Luna. Er is stof genoeg voor klassikale discussies. Belangrijk is dat alle aspecten rond een verkeersongeval en de beleving ervan aan bod komen. De leerlingen moeten leren om een eigen mening te vormen. Er wordt geen kanten-klare mening vooropgesteld. Omdat de voorstelling gratis is, krijgen ook leerlingen die zelden naar het theater gaan de kans om dit medium te ontdekken.
Het verhaal
Resolution is een stuk van de Britse acteur en auteur Pip Utton. Het graaft in de ziel van een vader die zijn achttienjarige dochter is verloren in een verkeersongeval veroorzaakt door een dronken chauffeur. De vader is verblind door woede, pijn en verdriet. Minutieus en meedogenloos plant de vader zijn wraak. Hij wil de dader hetzelfde aandoen als wat die man zijn dochter heeft aangedaan: hem van het leven beroven. Maar uiteindelijk zet de vader zijn plan
Best Practices
70
< Inhoudstafel
Best Practices
Sint-Ursula-Instituut Onze-Lieve-Vrouw-Waver
Dankzij subsidies van het SMS-project van de Vlaamse Stichting Verkeerskunde (VSV) kunnen we materialen aanschaffen voor de verschillende workshops. Een goede opvolging van de verschillende activiteiten en de grondige evaluatie hiervan door leerkrachten en leerlingen, maken dat de verkeersweek uitgegroeid is tot een vast item binnen de kalender. Via de website van de school kunnen ouders en genteresseerden het verloop van het project online volgen.
In samenwerking met de gemeente krijgen onze leerlingen jaarlijks bij het begin van het schooljaar een etsroutekaart. De leerlingen van het eerste jaar krijgen ook een uo rugzakhoesje. Zichtbaar zijn in het verkeer is een thema dat centraal staat gedurende het ganse schooljaar. Zo worden leerlingen die dagelijks met een uohesje (en/of uorescerend rugzakhoesje) en helm naar school etsen, beloond en in de kijker gezet.
< Inhoudstafel
Best Practices
71
Ludo Gommers
Per leerjaar wordt gezocht naar aangepaste, verkeersgerelateerde themas. Over de jaren heen is er een continuteit in de activiteiten gegroeid. Het project wordt ook elk jaar ondersteund door een lokale bekende Vlaming.
van verkeersongevallen op een spoed afdeling van een ziekenhuis, de theatervoorstelling Flits, een lezing door een jeugdschrijver; een opleiding verkeersregels gevolgd door een theoretisch etsexamen; getuigenissen van verkeersslachtoffers; deelname aan een verkeersbeurs voor de 17-jarigen (februari 2013). We betrekken ook de kern verkeer uit de leerlingenraden van de verschillende graden bij de organisatie: zij helpen bij etscontroles en bij de voorstelling en de opvolging van de etsateliers. Onder andere volgende instanties zijn betrokken bij de organisatie: de plaatselijke politiezone Bodukap, de federale politiecel educatie van de provincie Antwerpen, de VSV, de gemeentebesturen SintKatelijne-Waver en Putte, transportrma Van Dievel (aangesloten bij Transport en Logistiek Vlaanderen), de vzw Rondpunt en de ouderraad van het Sint-Ursula-Instituut. Doorheen het uitgebreide aanbod van activiteiten worden heel wat vakoverschrijdende eindtermen gerealiseerd.
Best Practices
Besluit
De verkeersweek vormt al jaren een meerwaarde binnen de activiteitenkalender van het Sint-Ursula-Instituut. De jaarlijkse aanpassingen die gebeuren op basis van de resultaten van de bevragingen bij leerlingen, leerkrachten en externen, zorgen voor een constante optimalisering. Door de timing in oktober, vr de donkere wintermaanden en door de bijkomende activiteiten tijdens het tweede semester (verkeersbeurs, etscontroles ) wordt de focus op verkeer levendig gehouden tijdens het ganse schooljaar.
72
< Inhoudstafel
Best Practices
Politie Antwerpen
Het project Veilig in t verkeer met Pol de beer werd tijdens het schooljaar 20082009 opgestart en er werd meteen geprobeerd om alle Antwerpse scholen over alle netten heen te bereiken. De formule werd snel zo succesvol dat de vraag het aanbod overschrijdt. Het project wordt twee keer per jaar gedurende twee weken georganiseerd. In 2012 namen 47 klassen deel, goed voor 1037 leerlingen.
De vierdeklassers leren ook andere vervoersvormen te gebruiken en rekening te houden met de mogelijkheden en de beperkingen van andere weggebruikers. Elke workshop bestaat uit een korte theoretische uitleg en een boeiende doeactiviteit. Een workshop duurt een halfuur en wordt gevolgd door een groepsopdracht die vijf minuten in beslag neemt.
De jongeren krijgen een dag mobiliteitsopvoeding met als doel hun gedrag in het verkeer te verbeteren. De nadruk van het project ligt op praktijk, spel en oefening. Alle activiteiten worden onder bouwd met extra informatie. Bij elke workshop hoort een klassikale opdracht rond verkeersveiligheid, gekoppeld aan een wedstrijd tussen alle deelnemende klassen. Die groepsopdracht kan een puzzel zijn of een proef die in de lijn ligt van het thema van de workshop. Aan het einde van de
Workshops
De leerlingen worden in klasverband uitgenodigd op een centrale locatie in Antwerpen. Ze worden aangemoedigd om met het openbaar vervoer of met de ets te komen. Het openbaar vervoer wordt voor dit project kosteloos aangeboden door De Lijn. Komen de kinderen met de ets, dan voorziet het Orida-etsteam etsbegeleiding bij het traject van de school naar de locatie en omgekeerd. Per dag kunnen zeven klassen via een doorschuifsysteem aan de verschillende workshops deelnemen. In elk van deze zeven workshops komen verkeersgerelateerde themas aan bod. Zo wordt in spelvorm gewerkt rond: de veiligheidsgordel; zichtbaarheid; eerste hulp bij ongevallen;
< Inhoudstafel
Best Practices
73
gebruik van het openbaar vervoer (tram en bus); dode hoek bij vrachtwagens; veiligheid aan overwegen.
dag wordt gekeken welke klas het beste resultaat behaalde en die klas wint een verkeerseducatieve dagprijs. Dat kan een koffer zijn met magnetisch verkeersmateriaal om in de school te gebruiken, een educatief verkeersspel of een dvd. Elke leerling krijgt na aoop een uorescerend rugzakje met een aantal gadgets: een sleutelhanger van Pol de beer, een plooibaar potlood en een info- en doeboekje van Pol de beer. We hopen dat de kinderen samen met hun ouders thuis verder werken rond de themas die we in de workshops aanboden.
Best Practices
Ver-reikend en ver-rijkend
Met dit project proberen we doelbewust de leerlingen van het vierde leerjaar uit de klas te halen en hen onder te dompelen in allerlei boeiende doe-activiteiten. Met de theorie als basis reiken we zo verder dan de traditionele verkeerslessen in de klas. Door vernieuwend en leeftijdsgebonden te werken, kunnen de kinderen zich buiten hun traditionele schoolsituatie in groep ontplooien binnen verkeersthemas die voor hen relatief nieuw zijn. Dit versterkt de groepscohesie in de klas en wordt door
74
< Inhoudstafel
Best Practices
gen op een speelse manier uitgedaagd worden om te leren. Ze volgen het opgelegde programma van de eindtermen van het vierde leerjaar basisonderwijs. Ze worden gegeven op een pedagogisch verantwoorde manier met verschillende didactische werkvormen. Ze bereiken zowel de doeners als de denkers met de werkvormen (alle work shops zijn zowel interactief als attractief). De leerkracht wordt actief betrokken bij het project, wat een breder draagvlak creert bij alle partijen (leerlingen, leerkrachten, politie en partners).
We vinden het belangrijk om samen te werken met verschillende scholen en hun leerkrachten en met externe partners. Die externe partners zijn het stadsbestuur van Antwerpen, de verkeersmedewerkers van actieve stad (een vormingsproject waarbij werkzoekende jongeren een tweede kans krijgen), de federale politie (cel educatie en preventie), De Lijn en het Vlaams Kruis. We vinden het belangrijk dat de externe partners inspraak hebben in het project Veilig in t verkeer met Pol de beer. Tijd maken voor evaluatie en regelmatige bijsturing door de partners zijn dan ook onontbeerlijk.
Procesevaluatie We verwelkomen s ochtends de klassen en informeren hen over het programma van die dag. De leerkrachten ontvangen een plattegrond van het terrein en het doorschuifschema. Elke leerling krijgt een armbandje in een bepaalde kleur. Die kleur staat ook op het doorschuifschema en op het tafelkleed waar ze hun spullen kunnen achterlaten. Zo weten de leerlingen bij welke proef ze starten en waar ze hun spullen terugvinden. De klassen
Zelfevaluatie Veilig in t verkeer met Pol de beer is geen statisch project, maar wordt voortdurend bijgeschaafd en aangepast. Zo moesten we in het verleden bijsturen toen een partner afhaakte en er een workshop wegviel. We werkten toen met het team verkeerseducatie een nieuwe workshop uit.
< Inhoudstafel
Best Practices
75
volgen het doorschuifsysteem en door lopen zo de zeven workshops. Op het einde van de dag maken we de winnaar van de klasprijs bekend en sluiten af met een slotevenement.
76
Best Practices
Onderzoek
Road
78
Onderzoek
Inleiding
Werken aan verkeersveiligheid is geen eenvoudige opdracht. Verschillende weggebruikers (etsers, voetgangers, ouderen ) hebben elk hun specieke noden maar het is niet altijd duidelijk welke die precies zijn. Wel is het duidelijk dat verkeersveiligheid verschilt van locatie tot locatie. Maar het risico van lokale kenmerken en omstandigheden kan niet altijd even precies gemeten worden met gestandaardiseerde statistieken. Dat vraagt vaak een diepere kwalitatieve analyse zoals veldtesten, vragenlijsten, interviews en focusgroepgesprekken. De huidige methoden en analysen die gebruikt worden om de rol van de omgeving op de verkeersveiligheid te bestuderen, zijn meestal gebaseerd op ongevallenstatistieken. De ondervertegenwoordiging van kwetsbare weggebruikers in die cijfers is samen met een gebrek aan blootstellingsgegevens een gekend probleem. Ondanks het verbeteren en harmoniseren van bestaande databases (zoals ongevallenstatistieken), blijft het dus moeilijk om lokale verkeersveiligheidsomstandigheden te begrijpen. Daarom lijkt het de moeite waard om te vertrekken vanuit het standpunt van de weggebruikers zelf en te kijken hoe zij
interageren met de omgeving. We proberen dan daaruit aspecten af te leiden die voor problemen kunnen zorgen voor ze effectief leiden tot een ongeval. Om de perceptie van de omgeving door de weggebruikers te meten, kunnen we gebruik maken van oogbewegingsregistratie. In essentie is een oogbewegingsanalyse een studie van de locatie van het kijkpunt wanneer personen naar een bepaalde omgeving kijken of wanneer zij een bepaalde taak uitoefenen. De locatie waar een persoon naar kijkt, staat bovenaan de cognitieve verwerkingslijst en een analyse daarvan toont op een objectieve manier de interacties van die persoon met zijn omgeving. Wanneer er gewerkt wordt met kinderen is het objectieve karakter van de
technologie een extra voordeel. Want de interpretatie kan gebeuren op basis van cijfermateriaal en sluit eventuele misvattingen door beperkte expressieve capaciteiten van de kinderen uit. De studie richt zich op n specieke, kwetsbare doelgroep: kinderen uit de lagere school tussen zes en twaalf jaar.
< Inhoudstafel
Onderzoek
79
Onderzoek
De oogbewegingen van de kinderen werden geregistreerd terwijl ze de fotos bekeken. Op die manier werd er een analyse gemaakt van de objecten en de objectklassen die de meeste aandacht kregen.
omgevingen liepen uiteen in complexiteit door de aanwezigheid van het aantal verkeersdeelnemers of door de complexiteit van de infrastructuur. We vroegen vooraf naar de verkeerservaring van de kinderen (etsen ze vaak, komen ze te voet enzovoort) zodat we dit konden meenemen in de verdere analysen. We stelden de kinderen drie vragen toen ze de fotos bekeken: Geeft die omgeving je een veilig gevoel? (gevoel) Zijn er mensen die iets verkeerd doen? (kennis van verkeersregels) Zou je in die situatie oversteken? (analyseren) De oogbewegingen van de kinderen werden geregistreerd terwijl ze de fotos bekeken. Op die manier werd er een analyse gemaakt van de objecten en de objectklassen die de meeste aandacht kregen. voetpad, de aanwezigheid van een auto of de aanwezigheid van verkeerslichten als onveilige aspecten van een verkeersomgeving aanzien. Opvallend is het ongenuanceerd karakter van alle antwoorden van de kinderen. Er zijn hier geen verschillen op basis van leeftijd of ervaring. In hun beoordeling van de andere weggebruikers zijn oudere kinderen genuanceerder dan jonge kinderen en hun antwoorden zijn ook vaker correct. Hoe complexer de omgevingen, hoe duidelijker de verschillen. De beoordelingen verschillen weinig op basis van de verkeerservaring behalve in twee omgevingen met etsers. In die omgevingen beoordelen kinderen die met de ets naar school komen de andere etsers correcter. Zij kennen duidelijk veel beter de verkeersregels in verband met etsen. Ten slotte peilden we naar het oversteekgedrag van kinderen. De antwoorden zijn hier meer gelijkaardig dan bij de overige vragen. Toch zijn er duidelijke verschillen merkbaar. Die verschillen kunnen vooral verklaard worden door verschillen in de vervoerswijze: etsers zijn veel voorzich-
Resultaten
Analyse van de begeleidende vragen De verschillen in veiligheidsgevoel zijn groot, ook al waren al de getoonde omgevingen relatief veilig. In het algemeen worden de afwezigheid van een ets- of
Verschillen in xaties bij verschillende begeleidende vragen Een opvallende observatie is dat, ongeacht de begeleidende vraag (= een uit te voeren taak), het de weggebruikers (voetgangers, etsers en autos) zijn die het langst, het vaakst en het vroegst bekeken worden door bijna alle kinderen. Tijdens taak twee is dat logisch omdat we daar vragen naar de evaluatie van de andere weggebruikers. Ook bij de oversteektaak
80
< Inhoudstafel
Onderzoek
zijn de andere weggebruikers belangrijk, maar daar zijn de aanwezige infrastructuurkenmerken van de oversteekplaats zelf minstens even belangrijk. Bij de evaluatie van het verkeersveiligheidsgevoel lijkt het zelfs logischer om in de eerste plaats de omgeving zonder de weggebruikers te evalueren. Maar ook hier blijken de andere weggebruikers voor de kinderen de belangrijkste objecten in de omgeving. Wanneer we de weggebruikers uit de dataset verwijderen, worden de verschillen duidelijker. Wanneer we vragen naar het verkeersveiligheidsgevoel, kijken kinderen vaak naar aeidende objecten zoals geparkeerde etsen en obstakels. Ze kijken lang naar etspaden, oversteekplaatsen en straatkenmerken en kijken vaak en lang naar verkeerslichten. Wanneer we hun verkeerskennis testen (taak twee), kijken kinderen vaak naar geparkeerde wagens, etspaden en verkeerslichten. De laatste twee categorien worden ook lang bekeken wanneer er spelende kinderen zijn. Tijdens de oversteektaak ten slotte zijn het de verwachte categorien zebrapaden en autos die lang en vaak bekeken worden. Opvallend daarbij is dat ook spelende kinderen veel aandacht krijgen, wat we als een aeiding kunnen zien omdat ze eerst naar die spelende kinderen kijken en pas daarna aan hun eigenlijke taak beginnen. Onafhankelijke t-testen tonen verschillen aan tussen de gemiddelden van de xatievariabelen van taak een en drie, maar niet tussen taak een en twee of twee en drie. Fixaties lijken korter, minder vaak en sneller te zijn tijdens de uitvoering van taak drie. Dat betekent dat de objecten die worden bekeken tijdens de uitvoering van de verschillende taken verschillen, maar dat de karakteristieken van het kijkproces vrij gelijkaardig zijn voor de verschillende taken. Verschillen in xaties naar leeftijd en verkeerservaring We onderzochten voor de verschillende xatievariabelen via variantieanalysen (ANOVA t-testen) de verschillen tussen kinderen met een verschillende leeftijd en een verschillende vervoerswijze. Omdat er een verband bestaat tussen leeftijd en vervoerswijze is het moeilijk om de data correct te interpreteren. Welke variabelen de verschillen verklaren, is dan niet duidelijk. Het is mogelijk om te werken per leeftijdscategorie maar dan worden de statistische voorwaarden te vaak geschonden. Voor de data die we wel correct konden analyseren bleek dat verkeerservaring wel degelijk een ander kijkgedrag met zich meebrengt. Minder ervaring resulteert in langere xaties en meerdere xaties. Dat resultaat werd ook gevonden door Lavrysen et al. oversteektaak wordt beter uitgevoerd door oudere kinderen die met de ets naar school komen. Educatie op de schoolbanken en educatie in de werkelijkheid blijken beide noodzakelijk te zijn om betere verkeersdeelnemers op te leiden. Dat wordt bevestigd na analyse van de xaties waarbij we kunnen vaststellen dat meer ervaren verkeersdeelnemers minder xaties nodig hebben en dat die xaties korter zijn. Zij verwerken situaties sneller en hebben meer tijd om te reageren. Wanneer we de omgeving op zich analyseren, blijkt dat ervaren verkeersdeelnemers vooral aandacht schenken aan de andere verkeersdeelnemers binnen de omgevingen en dat zij dus een voorbeeld voor de lagereschoolkinderen zijn. Andere kinderen zijn dan weer de grootste aeiders. Infrastructurele kenmerken krijgen pas in tweede instantie de aandacht. Er is verder onderzoek nodig naar interacties tussen kinderen en infrastructuur om te werken aan duidelijke, veilige omgevingen voor kinderen. Maar het is het gedrag van de volwassen verkeersdeelnemers dat altijd in de eerste plaats een voorbeeld zal zijn voor de verkeersdeelnemers van de toekomst.
De oogbewegingsregistratiemethode geeft een onderzoeker de mogelijkheid om objectieve data te verzamelen wanneer testpersonen verkeersomgevingen evalueren. Bij kinderen is dat extra voordelig omdat hun expressieve capaciteiten (of het gebrek daaraan) worden uitgesloten bij de interpretatie van de resultaten. Na analyse van de begeleidende vragen kunnen we stellen dat er duidelijke verschillen bestaan tussen kinderen van verschillende leeftijden, maar ook tussen kinderen met een verschillende verkeerservaring en die verschillen worden groter bij moeilijkere taken. Een
< Inhoudstafel
Onderzoek
81
Discussie en conclusie
Onderzoek
Onderzoek
Hubert Ruypers
politie Antwerpen
Processen-verbaal van de politie zijn inhoudelijk vaak beperkt tot de verklaringen van de partijen en de administratieve gegevens van de voertuigen. Ze zijn dikwijls te weinig gestoffeerd om de juiste oorzaken te achterhalen. Een mogelijkheid om meer inzicht te verwerven in de ongevalsoorzaken is door de statistieken aan te vullen met gegevens uit de verslagen van verkeersdeskundigen. Die deskundigen worden door het parket aangesteld bij een juridisch onduidelijke situatie om de strafrechtelijke verantwoordelijkheden van de betrok-
kenen te beoordelen. Maar het aantal aanstellingen van verkeers deskundigen is eerder selectief en beperkt, zodat de rapporten moeilijk bruikbaar zijn voor verdere statistische analyse. Bovendien is de opdracht van de deskundigen beperkt tot de verrichtingen die noodzakelijk zijn om de verantwoordelijkheden te bepalen. Bijkomende gegevens verzamelen die kunnen helpen om een dieper inzicht te verwerven, valt buiten hun opdracht. De bruikbaarheid van die verslagen buiten de juridische context is daarom beperkt. Daarnaast kunnen de processen-verbaal en de deskundigenverslagen door het geheim van het onderzoek maar na verloop van tijd ingekeken worden, wat de bruikbaarheid verder inperkt.
Er is daarom nood aan grondig onderzoek naar de oorzaken van verkeersongevallen om op een accurate en actuele wijze de passende preventieve maatregelen te kunnen nemen.
Rechtsongelijkheid?
Rechtsgelijkheid veronderstelt dat overtreders in dezelfde situatie op dezelfde wijze behandeld worden. Iemand die tegen 60 km per uur door de bebouwde kom rijdt, krijgt een boete. Binnen het kader van de verkeerswetgeving verhoogt die bestuurder het risico op een aanrijding en zulk gedrag moet gestraft worden. Geen punt van discussie. Iemand die op een droge rijbaan een remspoor trekt van 21 meter en daarbij een overstekende voetganger schept, heeft kans dat hij ongestraft blijft. Wie gaat immers zeggen hoe snel hij reed? Nochtans is de kans groot dat die bestuurder meer dan 60 km per uur reed.
Een oplossing
Bovenstaand voorbeeld duidt de nood aan naar kennis van ongevalsoorzaken en de correcte toewijzing van strafrechtelijke verantwoordelijken. Een mogelijke, gedeeltelijke oplossing is om een deskundige aan te stellen. Maar dat kan maar een gedeeltelijke oplossing zijn. Want een deskundige kost niet alleen geld, er is ook de beperktheid van de opdracht en het geheim van het onderzoek.
82
< Inhoudstafel
Een andere optie is om de politionele expertise op het vlak van verkeersongevallenonderzoek te verhogen zodat die zelf een interpretatie kan geven aan de aangetroffen sporen. Dat is de keuze die het Verenigd Koninkrijk en Nederland maakten, toch twee van de referentielanden op het vlak van verkeersveiligheid. Ook in de Verenigde Staten werkt de politie op die manier. Daarom werd binnen de lokale politie van Antwerpen, mee op aandringen van het parket, gestart met een project professionalisering van het verkeersongevallenonderzoek en exploitatie van de ongevallendata. Er werd een team van vier personen opgericht die via een beurtrol voortdurend beschikbaar zijn om ondersteuning te bieden bij het onderzoek van zware letselongevallen. Zodra er een oproep binnen komt, begeven twee leden van het team zich ter plaatse om de vaststellingen te doen. Zij meten onder andere de aanwezige sporen op met een gerobotiseerd meetstation, nemen fotos en doen eventueel remtesten. Ondertussen doet de reguliere interventie de verhoren van de partijen en verzamelt ze de gebruikelijke adminis-
tratieve gegevens die nodig zijn om een proces-verbaal op te stellen. Door zo te werken wordt de duur van de verkeershinder beperkt zonder dat dit ten koste gaat van de nauwkeurigheid. Zodra het onderzoek ter plaatse afgerond is, neemt het team over. Zij stellen voor de aanrijdingen binnen het zorggebied van de lokale politie van Antwerpen het proces-verbaal op, doen eventuele bijkomende verhoren en verzamelen alle andere gegevens (schakelschemas van verkeerslichten, de zonnestand enzovoort) die van nut kunnen zijn om het ongevalsverloop te achterhalen. Daarna stellen zij een technisch verslag van het verkeersongevallenonderzoek op. Daarin geven zij een oplijsting van alle verzamelde elementen en op basis daarvan reconstrueren zij in de mate van het mogelijke het verloop van de aanrijding: waar vond de aanrijding plaats? Hoe snel reden de voertuigen? Was de aanrijding vermijdbaar? Dat technische verslag wordt dan overgemaakt aan het parket. Dat gebeurt binnen de tien werkdagen bij een dodelijk verkeersongeval en binnen de dertig dagen bij een ongeval met zwaargewonden.
13 8 4 3
20112
Auto tegen
18 14 4 6 2 3
< Inhoudstafel
20123
20101
14 10 3 7 4 2
Onderzoek
83
De tussenkomst van het team was een absolute meerwaarde voor het onderzoek ten gunste van alle partijen, zowel de betrokken partijen als de vaststellers van de afdeling. Voor mij is het team een noodzaak en onmisbaar.
technische verslagen nuttig zijn bij de besluitvorming over de strafrechtelijke verantwoordelijkheden. Op vraag van het parket stemde de korpschef er mee in dat het team sinds 1 december 2012 ook
Onderzoek
Verdere evolutie
Het team verkeersongevallenonderzoek bestaat drie jaar en heeft zijn waarde bewezen. Maar dat betekent niet dat ze op hun lauweren kunnen rusten. Er moet doorlopend genvesteerd worden in verdere kennis- en ervaringsopbouw en in de ontwikkeling van geschikte werkmethodes. Daarom worden er contacten onderhouden met de Britse en de Nederlandse politie. Anderzijds zijn er ook grenzen: er zullen altijd aanrijdingen zijn die het kennisniveau en de mogelijkheden van het politieteam overstijgen. Er werd met het parket afgesproken dat er in dat geval contact met hen zal opgenomen worden zodat zij alsnog kunnen beslissen om een deskundige aan te stellen. Die werkmethode kan bijdragen aan een snellere en betere rechtsbedeling voor de verkeersslachtoffers en aan een beter inzicht in de oorzaken van aanrijdingen.
Aantal 8 5 18 15 optreedt buiten het zorggebied van de lokale politie van Antwerpen. De bestuurlijke overheid heeft nog geen vruchten kunnen plukken van het initiatief. Tot op heden werd er nog geen werk gemaakt van de exploitatie van de ongevallendata omdat het een voldoende grote dataset vraagt om tot gefundeerde uitspraken te kunnen komen. We mogen immers niet hervallen in de fouten uit het verleden waarbij bij elk ongeval met een dode een maatregel zoals een knipperlicht of een snelheidsverlaging werd genomen, ongeacht het effect ervan.
De vermelding geen antwoord werd toegekend aan dossiers die nog in onderzoek zijn of waarvan alleen de eindbeslissing werd meegedeeld. Het criterium neutraal werd toegekend aan dossiers waarin het juiste verloop van de aanrijding met onvoldoende zekerheid kon vastgesteld worden. De cijfers tonen aan dat de
84
< Inhoudstafel
Onderzoek
Mark Lutin
Jessa Ziekenhuis
Op hoge leeftijd en wanneer men jaarlijks nog maar weinig kilometers aegt (minder dan 3000 km per jaar), neemt het risico per gereden kilometer toe. Tegelijk hebben ouderen doorgaans veel ervaring in het verkeer en ze maken zich minder schuldig aan risicovol rijgedrag zoals te snel rijden, bumperkleven of dronken rijden (Eby, et al., 2009; Langford, et al., 2006). Een hogere leeftijd is daarom op zich zeker niet het meest geschikte criterium om een uitspraak te doen over de rijvaardigheid van een individu. Belangrijk om rijvaardigheid te voorspellen zijn de functionele vaardigheden. Functionele vaardigheden kunnen we onderverdelen in cognitieve en fysieke vaardigheden: Cognitieve vaardigheden bestaan onder
andere uit aandacht, concentratie, geheugen en planning. Fysieke vaardigheden zijn onder te verdelen in visuele en motorische vaardigheden: - Visuele vaardigheden bestaan onder andere uit het dieptezicht, scherp zien en contrastgevoeligheid. - Motorische vaardigheden bestaan uit onder andere spierkracht en exibiliteit. De mate van achteruitgang in deze functionele vaardigheden en het moment waarop dat gebeurt verschilt van individu tot individu (Eby, et al., 2009).
cognitieve vermogen reecteert en met 9 testen die de afzonderlijke specieke aspecten van het cognitieve vermogen beoordelen (bijvoorbeeld testen van de visuele aandacht). Visuele vaardigheden werden gemeten met 1 test (i.e. Snellen chart). Motorische vaardigheden werden gemeten met 3 testen (bijvoorbeeld testen van de balans). Kennis van verkeersborden werd gemeten met de Road Sign Recognition Test. Rijvaardigheid werd gemeten in een rij simulator, zodat een kwantitatieve en dus objectieve beoordeling van de rijvaar digheid mogelijk is (Lee, et al., 2003). De deelnemers maakten een rit met daarin verkeerssituaties waarvan bekend is dat ouderen er moeite mee hebben, bijvoorbeeld voorrang verlenen en links afslaan (Langford & Koppel, 2006). Innovatief aan dit onderzoek was dat we gebruik maakten van specieke rijmaten (bijvoorbeeld gemiddelde snelheid en slingergedrag) in plaats van n algemene uitspraak over rijvaardigheid (veilig versus onveilig), waardoor we een overzicht kregen van de belangrijkste voorspellende factoren per rijmaat. Dat is essentieel om een training op maat te maken waarbij alleen de vaardigheden die een achteruitgang vertonen getraind worden. De deelnemers waren allemaal 70 jaar of ouder, waren in het bezit van een rijbewijs B, gebruikten nog regelmatig de auto en hadden geen beroerte in de afgelopen vier
Onderzoeksopzet
De studie had als doel om te onderzoeken welke factoren voorspellend zijn voor de rijvaardigheid van ouderen. We onderzochten in welke mate leeftijd, kennis van verkeersborden en functionele vaardigheden voorspellend zijn voor rijvaardigheid. Cognitieve vaardigheden werden gemeten met 2 algemene testen (i.e. MMSE, MoCA) waarvan de score het totale
< Inhoudstafel
Onderzoek
85
Bronnen
maanden. In het totaal namen 77 ouderen deel aan de studie. Een aantal deelnemers moesten tijdens de testen afhaken omdat ze last kregen van simulatorziekte. Uiteindelijk reden 55 personen het volledige scenario. We voerden twee soorten analyses uit. Aller eerst voerden we beschrijvende analyses uit om de cognitieve en fysieke capaciteiten van de deelnemers te onderzoeken. Verder deden we regressieanalyses om te onderzoeken welke factoren het meest voorspellend waren voor rijgedrag. (zoals visuele aandacht) 8 rijmaten voorspelden. Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid (n.d.) CARA. http://bivv.be/nl/ particulieren/cara/home (geraadpleegd op 26 februari 2013). Eby, D., Molnar, L. J., & Kartje, P. S. (2009). Maintaining safe mobility in an aging society. NW: 9 CRC Press. Insurance Institute for Highway Safety (2012). Older drivers: licensing renewal provisions. http://www.iihs.org/laws/ OlderDrivers.aspx (geraadpleegd op 1 december 2012). Langford, J., Fitzharris, M., Newstead, S. & Koppel, S. (2004). Some consequences of different older driver licensing procedures in Australia. In Accident Analysis and Prevention, 36, 9931001. Langford, J. & Koppel, S. (2006). Epidemiology of older driver crashes Identifying older driver risk factors and exposure patterns. In Transportation Research Part F, 9, 309-321. Langford, J., Methorst, R., & HakamiesBlomqvist, L. (2006). Older drivers do not have a high crash risk A replication of low mileage bias. In Accident Analysis and Prevention, 38, 574-578. Lee, H. C., Cameron, D. & Lee, A. H. (2003). Assessing the driving performance of older adult drivers: on-road versus simulated driving. In Accident Analysis and Prevention, 35, 797-803. Mitchell, C. G. B. (2008). The licensing of older drivers in Europe a case study. In Trafc Injury Prevention, 9, 360366.
Onderzoek
Discussie en aanbevelingen
De resultaten geven aan dat cognitie (en bepaalde aspecten van cognitie in het bijzonder) het meest voorspellend is voor de rijvaardigheid van die groep ouderen. Dat wijst erop dat zelfs in een relatief tte en gezonde groep van ouderen er toch (voornamelijk cognitieve) indicatoren gevonden kunnen worden die verband houden met rijvaardigheid. Het wijst er ook op dat de functionele leeftijd representatiever is voor de rijvaardigheid dan de chronologische leeftijd. Dat laatste heeft implicaties voor de huidige screeningmethodes. Veel Europese landen en Amerikaanse en Australische staten hanteren een leeftijdscriterium (Insurance Institute for Highway Safety, 2011; Langford, et al., 2004; Mitchell, 2008). In Belgi bestaat er geen leeftijdscriterium. Een arts die twijfels heeft bij de rijgeschiktheid of rijvaardigheid van zijn patint kan doorverwijzen naar het Centrum voor Rijgeschiktheid en voertuig Aanpassing (CARA) waar een multidimensionele evaluatie (medisch, neuropsychologisch en rijvaardigheid) kan plaatsvinden. Die zal de basis vormen voor een juridisch bindende beslissing over de rijgeschiktheid. Als een arts zou beschikken over een beperkte set van instrumenten waarmee hij een betere inschatting kan maken van de rijvaardigheid van zijn patint, zouden er onnodige doorverwijzingen naar het CARA vermeden kunnen worden (en kosten en stress bij de oudere). Dit onderzoek draagt bij tot de bepaling van een beperkte testbatterij van
Resultaten
De beschrijvende analyses gaven aan dat het om een relatief gezonde cognitieve en fysieke groep ging met een gemiddelde leeftijd van 76 jaar. Per rijmaat deden we 1 regressieanalyse met elk 17 voorspellende factoren (leeftijd, kennis, 1 visuele test, 3 motorische testen en 11 cognitieve testen). Aangezien we 13 rijmaten analyseerden in dit onderzoek, voerden we ook 13 regressieanalyses uit. Met uitzondering van 4 rijmaten (slingergedrag, snelheidsovertredingen, reactietijd en maximale deceleratie oversteekplaats), werden alle rijmaten voorspeld door ten minste n van de 5 soorten voorspellende factoren (leeftijd, kennis, visuele, motorische en cognitieve vaardigheden). Leeftijd was een voorspeller van slechts 2 rijmaten, visuele vaardigheden van slechts 1 rijmaat, kennis van geen enkele rijmaat, motorische vaardigheden van 4 rijmaten en cognitieve vaardigheden van 8 rijmaten. Belangrijk is dat algemene cognitieve testen slechts 1 rijmaat voorspelden, terwijl cognitieve testen die de meer specieke aspecten van het cognitief vermogen beoordelen
Info
ariane.cuenen@uhasselt.be +32(0) 11 26 91 08
86
< Inhoudstafel
Onderzoek
Inleiding
Een beleid ontwikkelen komt neer op het uitdenken, beargumenteren en formuleren van een plan om een bepaald doel te bereiken (Bovens et al., 2007). Om de verkeersveiligheid te verbeteren betekent dat dus dat er eerst een grondige analyse van de verkeersveiligheidssituatie moet gebeuren om op basis daarvan de maatregel(en) te selecteren die het meest doeltreffend zijn. Die voorafgaande analyse gebeurt meestal voornamelijk op basis van ongevallengegevens. Maar ongevallengegevens hebben een aantal nadelen (Laureshyn, 2010; Saunier et al., 2011): Omdat verkeersongevallen gelukkig relatief zeldzame gebeurtenissen zijn, is het moeilijk om dominante ongevalspatronen te identiceren en kwantitatieve analyses uit te voeren. Niet alle ongevallen worden gerapporteerd en die onderrapportage is ongelijk verdeeld, waardoor resultaten vertekend kunnen worden De verzamelde ongevallendata zijn relatief beperkt. Vooral gedragingen en omstandigheden die tot het ongeval geleid hebben, ontbreken vaak in ongevallendata. Ongevallengegevens leren ons weinig over de reeks van gebeurtenissen die geleid heeft tot het ongeval, omdat
er weinig informatie bekend is over de gedragingen en de omstandigheden die het ongeval veroorzaakten. En de sleutel om het aantal ongevallen te verminderen ligt net in een beter begrip van die preongevalsfase. Ongevallengegevens zijn een zeer trage manier om maatregelen te evalueren. Meestal moet je enkele jaren wachten op voldoende data om een goede evaluatie van de maatregel uit te voeren Nu op het vlak van verkeersveiligheid het laaghangend fruit geplukt is, worden een aantal van die nadelen alleen maar problematischer. Doordat het aantal ongevallen vermindert, vermindert ook de hoeveelheid ongevallendata. Bovendien is een steeds beter inzicht in het ongevalsproces nodig om verdere verbeteringen te kunnen verwezenlijken. De verkeersveiligheid evalueren via verkeersconictobservatie is een benadering die tegemoet kan komen aan een aantal van die problemen (Saunier et al., 2011).
het terrein. Vaak wordt er tijdens de observatie een videocamera gemonteerd om de geregistreerde situaties te kunnen herbekijken en achteraf meer in detail te analyseren. Zo kunnen we gedetailleerde informatie verzamelen over het proces dat leidde tot het verkeersconict. Verkeersconicten zijn veel frequenter dan verkeersongevallen. Daardoor kunnen we op enkele dagen tijd vaak voldoende data verzamelen om verkeersveiligheidsanalyses uit te voeren. De meest gebruikte manuele conictobservatietechniek is de Swedish Trafc Conict Technique (Hydn, 1987). Die techniek maakt het onderscheid tussen ernstige conicten en lichte conicten via een schatting van de snelheid van een weggebruiker en zijn afstand tot het imaginaire botspunt op het moment dat het ontwijkend manoeuvre ingezet wordt. Het imaginaire botspunt is de plaats waar de weggebruikers gebotst zouden zijn indien geen van beiden een ontwijkend manoeuvre had uitgevoerd. De voornaamste beperking van conictobservatie ligt in het gebruik van menselijke observatoren voor de registratie (Laureshyn, 2010). Dat heeft twee grote nadelen. Allereerst is de dataverzameling erg tijdsintensief en dus duur. Daarnaast is er, zelfs bij getrainde observatoren, altijd een risico op menselijke beoordelingsfouten. Die beperkingen zorgen ervoor dat conictobservatie, ondanks heel wat initile interesse, tot voor kort een weinig gebruikte methode bleef in verkeersveiligheidsonderzoek.
Conictobservatie
Een verkeersconict is een verkeerssituatie waarbij twee (of meer) weggebruikers elkaar zodanig naderen in tijd en ruimte dat er een ongeval zou gebeurd zijn als geen van de betrokken weggebruikers een ontwijkende actie had ondernomen (Hydn, 1987). Een verkeersconict is dus een bijna-ongeval. Verkeersconicten worden traditioneel manueel verzameld via verkeersobservatie op
< Inhoudstafel
Onderzoek
87
Onderzoek
1.d Warming-up
88
< Inhoudstafel
Onderzoek
Het probleem is vooral dat die fouten niet random zijn, waardoor ze systematische vertekeningen kunnen veroorzaken in de analyses. Een fundamentele vraag die we ons bij dit systeem moeten stellen is welke situaties we willen opnemen in de analyses: op basis van welke conictmaatstaf? Vanaf welke conicternst? Voor welk soort manoeuvres? Dit zijn op zich geen triviale vragen maar ze zijn wel te beantwoorden. Maar het grootste probleem is om die elementen te vertalen naar input voor het videoanalysesysteem. Aangezien een dergelijk systeem op basis van geprogrammeerde beslissingsregels werkt, moeten die beslissingsregels zodanig opgesteld worden dat het voor elke mogelijke situatie voor het analysesysteem duidelijk is wat ermee gedaan moet worden. Iedere mogelijke situatie moet voorzien en geprogrammeerd worden in de beslissingsregels. De werkelijkheid is echter zodanig complex dat het vaak zeer moeilijk is om alles eenduidig vast te leggen in beslissingsregels. Een menselijke operator heeft voldoende exibel redeneringsvermogen om met speciale gevallen om te gaan, maar een analysesysteem kan alleen uitvoeren wat het expliciet opgedragen kreeg. Vaak duiden dergelijke speciale situaties bovendien op een breakdown in het verkeerssysteem, waardoor ze vanuit verkeersveiligheidsoogpunt vaak zeer relevante informatie bevatten en dus niet genegeerd mogen worden. Figuur 2: Illustratie continue variabelen van geautomatiseerde conictobservatie. Trajectories
30 20 Y, m V, m/s 10 0 10 8 6 4 2 30 40 50 X, m 60 70 80 0 6 7 8 9 10 Tijd, sec. 11 12
Snelheid
4 3 Tadv. sec. 2 1 0 6 7
Time Advantage
4 3 2 1
TTC, T2
TTC T2
8 Time, sec.
10
8 Time, sec.
10
input van de gebruiker. De gebruiker moet zelf manueel uit de videobeelden situaties detecteren die interessant zijn om verder te onderzoeken (stap 3). Dat levert een set potentieel relevante situaties op. Daarna moet de gebruiker het systeem assisteren bij het traceren van de positie van de weggebruikers (stap 4). Zo kan een meer objectieve meting van de conicternst gebeuren. Ook die systemen zijn nog volop in ontwikkeling. De bestaande systemen moeten gezien worden als prototypes. Zij kunnen een goede tussentijdse oplossing zijn.
Een andere uitdaging is de verdere validatie van conicten als meeteenheid van onveiligheid. De relatie tussen conicten en ongevallen is nog niet volledig duidelijk, waardoor het bijvoorbeeld niet mogelijk is om het precieze aantal te verwachten ongevallen te voorspellen op basis van het aantal conicten.
Bronnen
Bovens, M. A. , Hart, P. t & Twist, M. van. (2007). Openbaar bestuur: beleid, organisatie en politiek. Alphen aan den Rijn: Kluwer. Hydn, C. (1987). The development of a method for trafc safety evaluation: The Swedish Trafc Conicts Technique (Doctoral dissertation). Lund, Sweden: Lund University. Laureshyn, A. (2010). Application of automated video analysis to road user behaviour (Doctoral dissertation). Lund, Sweden: Lund University. Saunier, N., Mourji, N. & Agard, B. (2011). Mining Microscopic Data of Vehicle Conicts and Collisions to Investigate Collision Factors. In Transportation Research Record. Journal of the Trans portation Research Board, 2237(-1), 4150. doi:10.3141/2237-05.
< Inhoudstafel
Onderzoek
89
Onderzoek
Johan Kuppens
iNFRANEA Antwerpen
Het verwerkingproces van verkeerssignalisatie bestaat uit een viertal stappen gaande van detectie (opmerken), registratie (lezen) en opname (begrijpen) tot een eventuele gedragsaanpassing. Opdat de weggebruiker die stappen succesvol zou kunnen doorlopen, moet de signalisatie correct ontworpen en geplaatst zijn. Ondanks de uniforme standaarden voor signalisatie, bestaat er op het terrein vaak nog een grote verscheidenheid in de uitvoering. Daarom hebben talrijke studies de afgelopen decennia verder onderzocht welke kenmerken en variaties bepalend zijn voor de effectiviteit van verkeerssignalisatie. Er zijn tal van methodieken toegepast, gaande van zelfrapportage op basis van vragenlijsten of computerapplicaties tot meer geavanceerde technieken zoals de registratie van oogbewegingen bij stilstaande of bewegende beelden, directe observatie van rijgedrag op de openbare weg of op testcircuits en rijsimulaties op basis van virtuele wegbeelden of video-opnames. Videosimulaties worden door proefpersonen in het bijzonder gewaardeerd omdat ze de wegomgeving realistisch en dynamisch weergeven. Bestaande varianten van videosimulatie hebben echter als grote tekortkoming dat ze geen informatie verschaffen over de mate waarin verkeerssignalisatie het werkelijke rijgedrag van bestuurders benvloedt (meestal beperkt een videosimulatie zich tot het bekijken van een lm en registreert men dus enkel het kijkgedrag).
Onderzoek
Bovendien kenmerkten videosimulaties zich tot nu toe door een vrij rudimentaire integratie van signalisatie in het beeld, wat het geheel articieel doet overkomen.
Onderzoek
We stellen hier de Signalisatiesimulator voor als een instrument om proactief wegsignalisatie te evalueren. We illustreren het werkingsprincipe van de Signalisatiesimulator via een project waarbij de werf- en omleidingssignalisatie voor de wegenwerken aan het Viaduct in Vilvoorde (zomer 2011) werd getest. Die proactieve evaluatie ligt volledig in lijn met het voornemen van de Europese Unie en Vlaanderen om op grotere schaal beroep te doen op ex-ante verkeersveiligheidsaudits.
90
< Inhoudstafel
Simulatoropstelling en eye-tracker
De proefpersonen bedienen de verschillende besturingsonderdelen van een voertuig door plaats te nemen in een speciaal daarvoor ontworpen opstelling. De HDvideo wordt getoond op een groot, gebogen projectiescherm. Zij kunnen via het gas- en rempedaal de video sneller of langzamer laten afspelen om de rijsnelheid te simuleren. Via de richtingaanwijzers en het stuur kunnen ze hun route- en rijstrookkeuze bekend maken. Op basis van die data kunnen bijvoorbeeld het aantal rijstrookwissels en de routekeuze gevalueerd worden. Met een eye-tracker wordt het kijkgedrag van de proefpersonen onderzocht (zie guur 2). Zo kan de detectie van signalisatie geanalyseerd worden via verschillende parameters zoals het aantal xatiepunten en hun duurtijd. Figuur 1: 4-stappenproces voor de integratie van wegsignalisatie in de videobeelden
< Inhoudstafel
Onderzoek
91
Onderzoek
Bijkomende beeldverwerkingstesten
Omdat het voor borden met complexe en/ of niet te missen informatie belangrijk is om te weten hoe ze gescand en gelezen worden, gaat de eigenlijke simulatortest vaak gepaard met aanvullende testen waarbij op een meer gedetailleerde manier geregistreerd wordt hoe proefpersonen boodschappenpatronen verwerken. Daar waar de eye-tracker de louter visuele verwerking in kaart brengt, kan door bijkomende vraagstelling de mentale verwerking (begrijpbaarheid en geheugen) onderzocht worden.
7,7
5,4
6,4
6,4
92
< Inhoudstafel
Onderzoek
Tijdelijke wegmarkeringen met bestemming Gent zijn zeer nuttig omdat ze slechts een korte blik van de proefpersonen vragen. Toevoeging van contextgerelateerde informatie op het verkeersbord (bijvoorbeeld door de toevoeging van locatiespecieke wegelementen zoals de positie van de middenberm en andere rijstroken) verbetert de begrijpbaarheid van het verkeersbord (zie guur 5). De meeste proefpersonen kozen de middelste rijstrook in het scenario met de omleidingsroute; slechts twee proefpersonen kozen de rechterrijstrook terwijl beide keuzes correct waren. Dat geeft aan dat sommige proefpersonen twijfelden over de status van de rechterrijstrook, wat ervoor kan zorgen dat vooral bij de start van de wegenwerken de capaciteit van de rechterrijstrook niet optimaal benut zal worden.
Conclusie
Behalve bij deze wegenwerken, werd de Signalisatiesimulator ook al ingezet voor de evaluatie van een gemeentelijke parkeerroute, een bewegwijzeringssysteem voor een industriezone en een calamiteitenroute. Andere signalisatietoepassingen zijn uiteraard mogelijk, bijvoorbeeld bij digitale signalisatie in de context van dynamisch verkeersmanagement (zoals rijstrooksignalisatie, variabele snelheidslimieten naar aanleiding van les of ongevallen, de opening en sluiting van spitsstroken en smogalarm). De Signalisatiesimulator maakt het mogelijk om allerlei toepassingen van wegsignalisatie op een proactieve manier te evalueren en te optimaliseren. Daardoor kunnen gevaarlijke situaties vermeden worden, wat leidt tot een verbeterde doorstroming, afgenomen congestie en minder tijdverlies voor de weggebruikers.
Info
De Ceunynck, T., Arin, C., Brijs, K., Brijs, T., Van Vlierden, K., Kuppens, J., Van Der Linden, M. & Wets, G. (2012). Ex-ante evaluation of trafc signs using a trafc sign simulator. In online proceedings van International Co-operation on Theories and Concepts in Trafc Safety, 8-9 oktober 2012, Diepenbeek. Brijs, K., Arin, C., Brijs, T., Van Vlierden, K., Kuppens, J., Van Der Linden, M. & Wets, G. (2011). Signalisatiesimulatie Werken aan R7-Viaduct te Vilvoorde. Uitgevoerd in opdracht van Agentschap Wegen en Verkeer Vlaams Brabant.
< Inhoudstafel
Onderzoek
93
Onderzoek
Fietsongevallen en infrastructuur
Het aantal verkeersslachtoffers daalt voortdurend maar het aantal etsers dat betrokken geraakt bij een ongeval wil die dalende trend maar niet volgen. Het is daarom van belang om te achterhalen waar er beleidsmatig het meest te winnen valt op het vlak van etsveiligheid. Op basis van verrijkte ongevallengegevens, waarbij informatie uit de processen-verbaal van de politie gecombineerd worden met databestanden over infrastructuurkenmerken, kunnen alvast enkele aanbevelingen geformuleerd worden.
Onderzoek
Tim Asperges
Timenco bvba
Vlaanderen loopt voorop op het vlak van het etsgebruik in Belgi. Rijdt de gemiddelde Belg jaarlijks 325 km op de ets, dan rijdt de gemiddelde Vlaming er liefst 506. Die score is ook in Europees perspectief goed: Vlaanderen achtervolgt de kopgroep van Denemarken (893 km) en Nederland (853 km), op inke afstand gevolgd door Duitsland (287 km). Maar met de veiligheid van de etsers is het veel minder goed gesteld. Internationaal geldt: hoe meer er geetst wordt, hoe lager het risico op een ongeval (kans op een ongeval per gereden kilometer). Dat komt omdat de weginfrastructuur in landen met veel etsers beter aansluit bij de noden van etsers en omdat autobestuurders en etsers gewend zijn aan elkaars aanwezigheid. Vlaanderen is helaas een uitzondering op die regel. Ook hier vormen Denemarken (11,1 dodelijk verongelukte etsers per miljard gereden kilometers) en Nederland (12,7) de kopgroep, ditmaal kort achtervolgd door Zweden (15,4). Vlaanderen zit halverwege het peloton met 30,3. De daling van het aantal gewonde etsers is dus niet evenredig met de daling van het totale aantal verkeersslachtoffers. En dat ondanks het feit dat er de voorbije
jaren fors ingezet werd op de verbetering van etsinfrastructuur en etsveiligheid. Op basis van de NIS-statistieken gebeurden er in het verleden al verschillende analyses maar die hebben onvoldoende aanknopingspunten opgeleverd om het tij te keren. Verkeersonveiligheid wordt vaak onderzocht op basis van verkeersongevallenconcentraties of zwarte punten. Maar naarmate er via die methode meer zwarte punten aangepakt zijn, vermindert het nut ervan. Het ongevallenpatroon wordt steeds minder duidelijk en maatregelen liggen steeds minder voor de hand. De andere benadering is die van de statistiek. Daarbij kijken we niet naar afzonderlijke ongevallen maar gaan we op zoek naar
patronen in grote aantallen. Door verbanden te berekenen tussen de ongevallen, de infrastructuur, de bestuurders en de ernst van het letsel, ontstaat er inzicht in de achtergronden van onveiligheid. De gangbare ongevallenstatistiek levert het basismateriaal voor die aanpak.
Ongevallendichtheid
In deze studie in opdracht van de Vlaamse Stichting Verkeerskunde (VSV) hebben we die aanpak gedemonstreerd. Politiezones maken gebruik van GIS-software om processen-verbaal van verkeersongevallen te verwerken en te analyseren. Zo wordt het mogelijk om gegevens uit verschillende bronnen aan elkaar te verbinden via hun geograsche locatie. De Politiezone Ant-
94
< Inhoudstafel
Fietsnetwerk: ontvlechting
De ontvlechting van etsroutes en autoroutes biedt de meeste verbetermogelijkheden voor de veiligheid van etsers. In het stedelijke verkeer is het vaak moeilijk om hoogwaardige etsvoorzieningen te realiseren, gewoon omdat de nodige fysieke ruimte ontbreekt. Wanneer etsers gebruik kunnen maken van routes met weinig autoverkeer, is het veilig om de verschillende verkeerssoorten te mengen. Het aantal ontmoetingen met autos is dan minder, waardoor de kans op ongevallen evenredig lager is. Juist het sterk samenvallen van ets- en autoroutes zou wel eens een belangrijke verklarende de factor kunnen zijn voor het achterblijven van de etsveiligheid in Vlaanderen ten opzichte van andere landen waar er veel geetst wordt.
werpen gebruikt bestanden waaraan ook de kenmerken van wegen en kruispunten zijn toegevoegd zoals de wegcategorie, de maximumsnelheid, etsvoorzieningen en de voorrangssituatie. We noemen dat verrijkte ongevallengegevens. Voor het onderzoek hebben we de gegevens van het gehele wegennet en alle ongevallen in de periode 2000-2010 (waarvan ruim 8000 ongevallen met etsers) opgenomen. Doordat de gegevens van het gehele wegennet voor analyse beschikbaar zijn, is er ook nieuwe informatie over verkeersveiligheid beschikbaar. Omdat we ook wegvakken en kruispunten zonder ongevallen opnemen, kunnen we de ongevallendichtheid bepalen. Zo kunnen we vaststellen of er op kruispunten met verkeerslichten vaker etsongevallen plaatsvinden dan op kruispunten met bijvoorbeeld alleen een voorrangsregeling. Zo kunnen we hoofdwegen met en zonder etspaden vergelijken. Op die manier leverde het onderzoek resultaten op voor situaties waar er verhoudingsgewijs veel etsongevallen plaatsvinden. Zo krijgt de wegbeheerder een instrument in handen met een krachtige signaalfunctie. Bij een hoge dichtheid is er kennelijk een factor in het spel die de kans op ongevallen verhoogt. Daar kunnen we dan gericht verbeteringen voor uitwerken. Een overzicht van de alarmbellen die uit de analyse naar voor kwamen : Op etspaden gebeuren veel eenzijdige ongevallen. Een hogere maximumsnelheid betekent vaker een zwaarder letsel bij een ongeval.
Per kilometer wegvak gebeuren er op lokale wegen type II de meeste etsongevallen (ongevallendichtheid=1,89); op het type III de minste (ongevallendichtheid=0,47). Fietsers zijn extra kwetsbaar op kruispunten. Ongevallen met zware voertuigen gebeuren heel vaak op kruispunten met etspaden. Op rotondes gebeuren er relatief vaker etsongevallen dan op andere kruispunten. Op kruispunten van voorrangswegen (B9) met verkeerslichten gebeuren er relatief veel etsongevallen (ongevallendichtheid=1,95). Bij onlogische combinaties van de maximumsnelheid en de wegfunctie gebeuren er veel etsongevallen: bijvoorbeeld lokale weg type I met 30 km (ongevallendichtheid=5,94), type II met 70 km (ongevallendichtheid=3,07). Logische combinaties zijn relatief veilig: primaire wegen 70/90 km (ongevallendichtheid=0,46), lokale wegen type III met 30 km (ongevallendichtheid=0,35). Het onderzoek heeft drie soorten aanbevelingen opgeleverd: ten aanzien van het etsnetwerk, ten aanzien van risicovolle locaties en ten aanzien van de wijdere introductie van die manier van ongevallenanalyse. Wij presenteren er hier enkele.
Het aantal etsongevallen per kilometer wegvak of per kruispunt. Omwille van de begrijpelijkheid wordt het gemiddelde voor alle wegvakken of kruispunten in het gehele netwerk gesteld op 1,00. Een lagere score is dus relatief veilig, een hogere score relatief onveilig. 5 Voor gedetailleerde uitkomsten verwijzen we naar de volledige rapportage van het onderzoek.
4
< Inhoudstafel
Onderzoek
95
Fietsongevallen en infrastructuur
maken met de hoge verkeersintensiteit. Toch is hier nog verbeterwinst te realiseren. De Politie en de stad Antwerpen hebben dat onderkend en zijn gestart met een observatiestudie. Het Duitse Mnster heeft in het verleden een soortgelijk patroon aangetroffen. Achteraf bleek dat conicterende groenfasen de aanleiding waren van de hoge ongevallendichtheid (etsers werden aangereden door afslaande autos in de groenfase). Dat soort oorzaken zijn niet rechtstreeks af te leiden uit de statistische data-analyse maar het onderzoek geeft wel aanwijzingen voor gerichte vervolgstudies. demecum Fietsvoorzieningen en om een vergelijking te maken met de ontwerprichtlijnen in Duitsland en Nederland. ongevallenanalyses heeft deze aanpak een aantal belangrijke voordelen: Voor de wegbeheerders is infrastructuur een voor de hand liggend en belangrijk instrument voor verkeersveiligheidsmaatregelen. Door de koppeling van de databestanden van ongevallen en van infrastructuur wordt het mogelijk om die in samenhang met elkaar te analyseren. Die aanpak brengt niet alleen de infrastructuur op ongevallenlocaties in beeld maar ook die op locaties waar er (nog) geen ongevallen plaatsvonden. Daardoor is het mogelijk om uitspraken te doen over de ongevallendichtheid van specieke types wegen en kruispunten. Bij de gangbare vormen van onderzoek is er altijd tijdrovend en kostbaar veldwerk noodzakelijk om die samenhang te onderzoeken. Dat is bij deze aanpak niet meer nodig vanaf het moment dat de koppeling met de infrastructuurkenmerken tot stand gebracht is. Door gebruik te maken van gegevens uit de oorspronkelijke registratiebron is het mogelijk om snel actuele analyses te maken op basis van de meest recente informatie. De belangrijkste barrire is de aanvulling van het wegenbestand met de kenmerken van de wegvakken en de kruispunten. Dat is een arbeidsintensieve job die voor analysedoeleinden pas vruchten afwerpt wanneer die voltooid is. Het is wel mogelijk dat er al een dergelijk bestand voorhanden is vanuit de onderhoudsdienst (om onderhoudswerkzaamheden aan objecten en installaties te plannen en te ramen). Een dergelijk basisbestand kan dan uiteraard voor meerdere doeleinden gebruikt worden.
Eenzijdige ongevallen
Bij een eenzijdig ongeval is er maar n deelnemer betrokken bij het ongeval. Uit buitenlands onderzoek is bekend dat eenzijdige ongevallen vaak niet in de ongevallenstatistieken geregistreerd worden. Het werkelijke aantal is een veelvoud van de geregistreerde aantallen. Opvallend is dat vooral etspaden hier ongunstig scoren, wat mogelijk te maken heeft met de beperkte mogelijkheden om obstakels of putten te ontwijken. Wij hebben aanbevolen om die ongevallenlocaties te inspecteren en te bekijken of de manier waarop het etspad aangelegd is en/of de staat van het onderhoud een rol spelen bij eenzijdige etsongevallen.
Rotondes
In tegenstelling tot de ervaringen in andere landen zijn de rotondes in Antwerpen gevaarlijker voor etsers dan gewone en zelfs complexe kruispunten. De opzet van rotondes is om de taakbelasting van bestuurders te vereenvoudigen (de snelheid gaat omlaag, iedereen moet voorrang verlenen bij het oprijden, het verkeer komt van n kant, alle verkeer rijdt in dezelfde richting, iedereen slaat naar n kant af). Dat rotondes toch gevaarlijker zijn, was een aanleiding om het functioneren van rotondes nader te bestuderen. Er zijn verschillende mogelijkheden om in het ontwerp de combinatie van etsers en gemotoriseerd verkeer op een rotonde op te nemen, die gevolgen kunnen hebben voor de veiligheid. Wij hebben aanbevolen om de rotondes te inspecteren aan de hand van de richtlijnen uit het Va-
Onderzoek
Info:
Timenco bvba (2011). Fietsongevallen en Infrastructuur. Demonstratie van verrijkte ongevalsanalyse in Politiezone Antwerpen. Leuven: Timenco in opdracht van de Vlaamse Stichting Verkeerskunde.
96
< Inhoudstafel
Onderzoek
Enkelvoudige etsongevallen zijn etsongevallen waarbij er geen andere weggebruiker in het spel is zoals een val van de ets of een botsing tegen een obstakel. Een groot aantal Nederlandse etsers raakt ernstig gewond na een enkelvoudig etsongeval: circa 66% van de ernstig gewonde etsers en 33% van alle ernstig verkeersgewonden tussen 2005 en 2009 (Schepers, 2012; Van Boggelen et al, 2011). Die cijfers zijn niet veel anders in Vlaanderen en Brussel. Daar is van alle in het ziekenhuis opgenomen etsers 87% het slachtoffer van een enkelvoudig etsongeval, wat overeenkomt met ongeveer 30% van alle in het ziekenhuis opgenomen verkeersslachtoffers (Dhondt et al, 2013). Het aantal behandelingen op de Nederlandse Spoedeisende Hulpafdelingen van ziekenhuizen (SEH) was in de periode 2005-2009 53.500 per jaar (VeiligheidNL, 2011). Vanwege het grote aantal slachtoffers en de jaarlijkse stijging daarvan heeft het Ministerie van Infrastructuur en Milieu enkelvoudige etsongevallen benoemd als aandachtsgebied in haar Strategisch plan verkeersveiligheid 2008-2020 (Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2008). We beschrijven hier een
< Inhoudstafel
Onderzoek
97
onderzoek naar de rol van de infrastructuur bij enkelvoudige etsongevallen dat in 2008 in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is uitgevoerd.
VeiligheidNL. In het totaal stuurden 784 slachtoffers van enkelvoudige etsongevallen hun vragenlijst terug (een respons van 39%). Van de slachtoffers waren er 723 bestuurder en 61 passagier. Om nog meer inzicht te krijgen in de kenmerken van de ongevallenlocaties hebben twee stagiaires van de Universiteit Leiden in opdracht van Rijkswaterstaat de ongevallenlocaties van 70 enkelvoudige etsongevallen waarvan er een vermoeden was dat de infrastructuur een rol speelde geschouwd, gefotografeerd en geanalyseerd (Ormel et al, 2008).
Onderzoek
Foto 4: Ongevallenlocatie waarbij het slachtoffer haast (en een stevig tempo) had en in de bocht uitgleed over zand op het wegdek.
Foto 2: Ongevallenlocatie waarbij het slachtoffer schrok, uitweek naar de berm en bij het terug sturen uitgleed over de rand van het asfalt (te smal etspad en te groot hoogteverschil tussen berm en asfalt).
sneeuw en ijzel (3% van de enkelvoudige etsongevallen); modder, zand, grind, vet en olie op het wegdek (6,5% van de enkelvoudige etsongevallen), zie foto 4. Bij gleuven gaat het vaak om rails en randen van afwateringsgootjes (3% van de enkelvoudige etsongevallen), zie foto 5. 3. Botsingen tegen obstakels paaltjes en wegversmallingen (7%) Fietsers botsen tegen paaltjes (meestal in het midden van het etspad) en wegversmallingen (zie fotos 6 en 7). Botsingen tegen portieren en geparkeerde voertuigen (4%), zie foto 5.
Foto 3: Door de hobbels en de gladheid bij een nat wegdek gleden enkele slachtoffers uit over kinderkopjes (kasseien).
Foto 1: Ongevallenlocatie waarbij het slachtoffer de trottoirband die na een rij paaltjes begon over het hoofd zag, te vroeg naar rechts stuurde en tegen de trottoirband botste.
2. Ongevallen met glad wegdek en gleuven (17%) De etser glijdt uit door een glad wegdek en/of een wiel schuift in een gleuf (zoals een rails of een rand van een afwateringsgootje). Uitglijden gebeurt vaak tijdens het sturen en in een bocht. Bij een glad wegdek gaat het om: materiaal in het wegdek dat in natte toestand minder stroef is zoals metaal, hout, kunststof en bepaalde stenen (4,5% van de enkelvoudige etsongevallen), zie foto 3;
Foto 5: Ongevallenlocatie waarbij etsers de tramrails moeten kruisen om uit te wijken voor parkerende autos, openslaande autoportieren of om andere etsers in te halen.
98
< Inhoudstafel
Onderzoek
4. Hobbels, kuilen en voorwerpen op de weg waardoor etsers vallen of sterk uit koers raken (6%) Fietsers die over een voorwerp rijden en een ongeval krijgen,, gaan meestal onderuit of gaan over de kop door een tak in het voorwiel. Fietsers die door kuilen of over hobbels rijden, verliezen vaak de controle of raken fors uit koers. Een groot deel daarvan komt vervolgens in de berm terecht (en botst daar bijvoorbeeld tegen een boom) of botst tegen een trottoirband.
Bronnen
Dhondt, S., Macharis, C., Terryn, N., Van Malderen, F. & Putman, K. (2013). Health burden of road trafc accidents, an analysis of clinical data on disability and mortality exposure rates in Flanders and Brussels. In Accident Analysis and Prevention, 50, 659 666. Ministerie van Infrastructuur en Milieu (2008). Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2008-2020: van, voor en door iedereen. Den Haag. Ormel, W., Klein Wolt, K & Den Hertog, P. (2008). Enkelvoudige etsongevallen; een LIS-vervolgonderzoek. Amsterdam: VeiligheidNL. Schepers, J.P. (2008). De rol van infrastructuur bij enkelvoudige etsongevallen. Delft: Rijkswaterstaat. Schepers, J.P. & Den Brinker, B.P.L.M. (2011). What do cyclists need to see to avoid single-bicycle crashes? In Ergonomics 54 (4), 315-27. Schepers, J.P. & Vermeulen, W. (2012). Verkennende studie naar de ontwikkeling van en de doelstelling voor het aantal ernstig verkeersgewonden. Delft: Rijkswaterstaat. Van Boggelen, O., Schepers, J.P., Kroeze, P.A. & Van Der Voet, M. (2011). Fietsberaadpublicatie 19: Samen werken aan een veilige etsomgeving. Utrecht: Fietsberaad. Den Brinker, B.P.L.M. (2012). Seniorenproof wegontwerp voor etsers. ANBO/ CROW, Woerden, www.blijfveiligmobiel.nl VeiligheidNL (2011). Factsheet etsongevallen. Amsterdam.
Foto 6: Het slachtoffer reed achter een medeetser die het zicht op het paaltje belemmerde (het etspad was slechts 1,50 m breed en door een etsbrug niet toegankelijk voor autos, het paaltje was dus overbodig).
Foto 7: Het slachtoffer stak de oprit naar een autosnelweg over en zag een paaltje in het midden van het etspad aan de andere zijde van de weg niet.
voor paaltjes, als de paaltjes echt nodig zijn). Om senioren, vaak slachtoffer van enkelvoudige etsongevallen, aan te moedigen om actief te blijven, hebben de Algemene Bond van Ouderen (ANBO) en het kenniscentrum CROW, eveneens met de steun van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu de publicatie Senioren proef wegontwerp voor etsers uitgebracht (Den Brinker, 2012). In die publicatie zijn ook quick wins opgenomen waarmee wegontwerpers op korte termijn een grotere etsveiligheid voor senioren kunnen bereiken.
Aanbevelingen
Om de kennis over enkelvoudige ongevallen en infrastructuur te vertalen naar de praktijk van wegbeheerders heeft het Fietsberaad in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu de publicatie Grip op enkelvoudige etsongevallen uitgebracht (Van Boggelen et al, 2011). Die publicatie geeft aanbevelingen voor ontwerp (bijvoorbeeld voldoende brede etspaden en etsstroken), onderhoud (bijvoorbeeld een goede gladheidsbestrijding in de winter) en markering (bijvoorbeeld een inleidende ribbelmarkering
< Inhoudstafel
Onderzoek
99
Colofon
Dit Jaarboek Verkeersveiligheid 2013 werd gepubliceerd naar aanleiding van het elfde Vlaams Congres Verkeersveiligheid dat plaatsvond op 16 mei 2013 in Antwerpen. Dat congres wordt jaarlijks georganiseerd door de Vlaamse Stichting Verkeerskunde (VSV) en het Steunpunt Verkeersveiligheid, met de steun van de Vlaamse overheid. n Inhoudelijke selectie en samenstelling: Vlaamse Stichting Verkeerskunde Louizastraat 40 2800 Mechelen Tel.: 015 44 65 50 info@verkeerskunde.be www.verkeerskunde.be Steunpunt Verkeersveiligheid Wetenschapspark 5 3590 Diepenbeek Tel.: 011 26 91 12 info@steunpuntmowverkeersveiligheid.be www.steunpuntmowverkeersveiligheid.be
n Cordinatie teksten: Stijn Dhondt (VSV) n Tekstrevisie: Kirsten De Mulder en Stijn Dhondt (VSV) n Eindredactie: Ingrid Geeraerd en Stijn Dergent (VSV) n Cordinatie vormgeving: Ingrid Geeraerd (VSV) n Concept, pre-press en druk: FBD www.fbd.be Depotnummer: D/2013/8258/10 Mechelen, 2013
100
< Inhoudstafel
Vlaamse Stichting Verkeerskunde Louizastraat 40, 2800 Mechelen Tel.: 015 44 65 50 info@verkeerskunde.be www.verkeerskunde.be