Vous êtes sur la page 1sur 44

43

Educatief actieplan verkeers-


en mobiliteitseducatie
Ge n t e g r e e r d e a a n p a k i n h e t s e c u nd a i r o nd e r wi j s
0 9 / 2 0 1 0 S T U U R G R O E P O N D E R W I J S
A
an
gepast
aan
de n
ieu
w
e
V
O
E
T
e
n
septem
ber 2010
44
1
Deelnemen aan het verkeer is een complexe zaak. Zeker voor jongeren is dat het geval. Uit de ongevallenstatistieken blijkt
dat in de leeftijdscategorie van 15- tot 29-jarigen het verkeer doodsoorzaak nummer n is. Het is dan ook belangrijk
dat jongeren de nodige kennis en vaardigheden aanleren om zich veilig in het verkeer te begeven. Daarnaast is het van
belang dat jongeren leren zich op een duurzame wijze te verplaatsen.
Ook het onderwijs heeft daarbij een belangrijke rol te spelen. Verkeers- en mobiliteitseducatie (VME) heeft het echter
moeilijk om gentegreerd te raken in het secundair onderwijs. Verkeer is opgenomen in de vakoverschrijdende themas
en moet strijden om tijd en aandacht. Uiteraard nemen heel wat scholen al initiatieven op het vlak van VME. Die inspan-
ningen renderen optimaal als VME bewust een plaats krijgt in het algemene schoolbeleid. Wanneer duidelijk is dat VME
daar structureel deel van uitmaakt, zal het gemakkelijker zijn om een attitudewijziging bij de leerlingen te bereiken, maar
ook om hun kennis van het verkeersreglement en verkeersvaardigheden te optimaliseren.
De Vlaamse Stichting Verkeerskunde (VSV) wil daarbij helpen en heeft daarom in samenwerking met de pedagogische
begeleidingsdiensten van de verschillende onderwijskoepels (GO!, VSKO, POV en OVSG) dit educatieve actieplan ontwikkeld.
Dit plan is opgevat als een kalender en biedt een waaier van mogelijkheden om verkeers- of mobiliteitsinitiatieven uit
te werken. Het is een leidraad waarin de link wordt gelegd naar de nieuwe vakoverschrijdende eindtermen en mogelijke
verkeersactiviteiten. Het educatieve actieplan krijgt een plaats in een verzamelmap met kant-en-klare lesches. Deze
lesches, die vier keer per jaar verschijnen, vormen een concrete invulling van het actieplan. Je kunt de verzamelmap met
lesches bestellen via www.verkeerskunde.be.
Ook het project Slimme Mobiele Scholen (SMS) biedt je de mogelijkheid om in alle graden, een schooljaar lang
gestructureerd aan verkeers- en mobiliteitseducatie te werken. SMS baseert zich op dit actieplan, biedt uw school gratis
begeleiding en u krijgt er een subsidie bovenop!
Wij bevelen dit stappenplan warm aan en hopen dat uw schoolteam uit dit aanbod een ruime en doordachte keuze zal
maken. Om verkeers- en mobiliteitseducatie op een succesvolle manier te kunnen implementeren, is het noodzakelijk dat
een school daarover een visie ontwikkelt en een doordacht beleid uitstippelt. Ook daarvoor reikt deze brochure de nodige
tips aan. Wij wensen je alvast veel succes.
Jan Peumans Luc Henau
Voorzitter VSV voorzitter Stuurgroep Onderwijs
Voorwoord
2
Inhoudstafel
Voorwoord 1
1 Inleiding 4
1.1 Eerste en tweede graad: 12 tot en met 16 jaar 5
1.2 Derde graad: 16 tot en met 19 jaar 7
2 Educatief actieplan 9
2.1 Handleiding bij het educatieve actieplan 10
2.2 Eerste graad 12
2.3 Tweede graad 17
2.4 Derde graad 19
3 Nieuwe voeten, De vakoverschrijdende eindtermen
vanaf 1 september 2010 23
3.1 Gemeenschappelijke stam 24
3.2 Context 1: lichamelijke gezondheid en veiligheid 26
3.3 Context 2: mentale gezondheid 26
3.4 Context 3: sociorelationele ontwikkeling 26
3.5 Context 4: omgeving en duurzame ontwikkeling 27
3.6 Context 5: politiek-juridische samenleving 27
3.7 Context 6: socio-economische samenleving 28
3.8 Context 7: socioculturele samenleving 28
3.9 Leren leren 28
4 Stappenplan, voor de realisatie van een verkeers- en
mobiliteitsbeleid op school 33
4.1 Informeren en motiveren: zoeken naar een draagvlak en betrokkenheid uitlokken 34
4.2 Bevragen, meten of inventariseren: vertrekken van het eigen schoolniveau 37
4.3 Noden vastleggen en prioriteiten bepalen 37
4.4 Een educatief actieplan opstellen 38
4.5 Evalueren en bijsturen 39
Bibliografie 40
Colofon 40
3
1. Inleiding
4
Inleiding
Deelnemen aan het verkeer is een complexe zaak, die van
verkeersdeelnemers vraagt om op de juiste manier regels
toe te passen, gevaarlijke situaties te herkennen en op te
lossen, en te anticiperen op gedragingen van anderen.
Dit in een verkeersomgeving waarin in een korte tijdspanne,
op basis van een grote hoeveelheid informatie een adequate
beslissing genomen moet worden. De vaardigheden die
daarvoor nodig zijn, bezit een mens niet van nature,
maar moet hij aanleren (zoals lezen, schrijven en rekenen),
door onder meer veel te oefenen. Ook de ontwikkeling
van een verantwoord mobiliteitsgedrag, waarbij mensen
bewust kiezen voor het juiste vervoermiddel voor een
bepaalde verplaatsing, vergt de nodige training.
Verkeers- en mobiliteitseducatie stopt niet op het einde
van het basisonderwijs, maar ook niet op het einde
van het secundair onderwijs. Op elk moment waarop
verwacht kan worden of vastgesteld wordt dat de oude
gedragsvoorwaarden niet meer voldoen voor een veilig
en verantwoord verkeers- en mobiliteitsgedrag, moet
worden bijgestuurd. Factoren die daarop een invloed
kunnen hebben, zijn een veranderende verkeersomgeving
en situatie, een wijziging in de verkeersregels, nieuwe
uitdagingen en opdrachten, een andere ontwikkelingsfase
(ouder worden, na een ongeval, ), vermindering van
motivatie, kennis en kunnen, enzovoort.
Zo onderscheiden we binnen ons onderwijssysteem ver-
schillende doelgroepen, gebaseerd op een combinatie van
leeftijd, vervoersmodaliteit en de psychomotorische ont-
wikkelingsfasen bij jongeren. In het secundair onderwijs
onderscheiden we twee leeftijdsgroepen:
12 tot en met 16 jaar (eerste en tweede graad)
16 tot en met 19 jaar (derde graad).
Goed om weten
Vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen
In dit educatieve actieplan worden naast de vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen ook nog andere onderwerpen
voorgesteld waaraan je kunt werken. Daarbij is het belangrijk om te vermelden dat er enkel een inspanningsverplichting
bestaat voor de vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen. Alle overige suggesties hebben hun belang, maar
vallen onder de pedagogische vrijheid van de school. Dit actieplan biedt je wel de nodige ondersteuning om binnen je eigen
schoolcontext een samenhangend beleid op het vlak van verkeers- en mobiliteitseducatie uit te stippelen.
Samenwerking tussen school en politie
In dit plan worden vaak acties opgenomen waarbij er een samenwerking tussen de school en de politie bestaat. Daarbij is het heel
belangrijk om te bepalen welke partij de verantwoordelijkheid over de actie heeft. Gaat het om een actie binnen de schoolmuren,
dan is de school normaal gezien de eindverantwoordelijke. Als het een actie buiten de schoolmuren betreft, is de politie
verantwoordelijk, tenzij anders afgesproken wordt tussen de verschillende partijen.
Jongeren in deze leeftijdscategorie zijn steeds beter in
staat om op abstracte wijze over dingen na te denken.
Maar dit is dan een proces in volle ontwikkeling. Daarom
is het belangrijk hen te ondersteunen in keuzes maken en
beslissingen nemen, waarbij vooral aandacht moet gaan
naar de ontwikkeling van een veilig verkeersgedrag.
Voor deze doelgroep is het belangrijk dat niet alleen
gewerkt wordt aan de kennis van de verkeersregels
(formele en informele) maar vooral aan het waarom van
deze regels en aan de kennis van de gedragslijnen die
eruit voortvloeien samen met hun concrete toepassing in
de praktijk. Daarbij moet de nodige aandacht gaan naar
preventief en defensief rijgedrag en een positieve attitude
ten aanzien van verkeersregels en verkeersveiligheid.
Daarbij is ook belangrijk te vermelden dat het laatste jaar
van het secundair onderwijs geen einde mag betekenen,
maar een overstap moet vormen naar levenslang en per-
manent leren en bijsturen.
In deze inleiding geven we een overzicht van de vakover-
schrijdende eindtermen die in verkeers- en mobiliteits-
educatie kunnen aan bod komen. We geven per leeftijds-
groep bovendien het volgende aan:
Wat zijn de wijzigende omstandigheden voor
deze leeftijdscategorie?
Wat kan aan bod komen (kennis, vaardigheden,
verkeersgeheugen en attitude)?
Hoe kan dat gerealiseerd worden op klas- en
schoolniveau?
Hoe kunnen de vorderingen gevalueerd en
geremedieerd worden?
5
1.1 Eerste en tweede graad: 12 tot en met 16 jaar
1.1.1 Wat zijn de wijzigende omstandigheden
voor deze leeftijdscategorie?
Bij de overgang naar het secundair onderwijs wordt de
leefwereld van jongeren plotseling veel groter. De meeste
jongeren moeten zich over grotere afstanden verplaatsen,
gaan andere vervoermiddelen gebruiken en terwijl voordien
de ouders nog een oogje in het zeil hielden, wordt er nu
van hen verwacht dat ze dit individueel kunnen. Bovendien
verandert er tijdens de adolescentie enorm veel op fysiek,
psychisch en hormonaal vlak. In de groei naar volwassenheid
gaan jongeren steeds meer op zoek naar risicos en willen
ze graag hun grenzen verleggen. Die ontwikkeling gaat
gepaard met aanpassingen in de motoriek. Hormonale
veranderingen leiden vooral bij jongens tot competitief en
machogedrag, wat heel wat risicos kan inhouden.
Het toenemende eigen besef (zelf willen beslissen) leidt
soms tot verzet tegen opgelegde regels en autoriteit. Deze
periode gaat ook vaak gepaard met sterk wisselende emoties,
die op hun beurt een invloed hebben op het gedrag in het
verkeer. Het uittesten van vaardigheden (etsbeheersing,
speel- en imponeergedrag) en het niet respecteren van
de regels terwijl zij zich nog niet ten volle bewust zijn van
hun eigen beperkingen (beperkt verkeersgeheugen, nog
niet volledig ontwikkeld perifeer gezichtsveld, beperkte
verwerkingscapaciteit en -snelheid van informatie),
kunnen tot gevaarlijke situaties en ongevallen leiden.
Goed om weten
Schoolvervoerplan
Een schoolvervoerplan is een geheel van maatregelen dat ervoor zorgt dat de schoolomgeving veiliger wordt en dat meer
leerlingen te voet, met de ets of met het openbaar vervoer naar school komen. Het schoolvervoerplan bestaat uit een
onderzoek van de verplaatsingswijzen, een knelpuntenonderzoek en een actieplan. In dat actieplan worden verschillende
initiatieven opgenomen: acties op het vlak van vervoersorganisatie, informatie over het vervoersaanbod en veilige routes,
sensibilisering, verkeerseducatie en infrastructuur. Het actieplan dat in deze brochure wordt voorgesteld, is hierin perfect
inpasbaar, maar kan het actieplan als onderdeel van een schoolvervoerplan zeker niet vervangen. Daarom spreken we in deze
publicatie steeds over een educatief actieplan.
Verkeersklassen
Bij (brom)etscontroles bestaat de mogelijkheid om leerlingen van wie de (brom)ets niet in orde is, een verkeersklas te laten
volgen. Zo worden jongeren aangezet om na te denken over hun verkeersgedrag en het belang van een correct uitgeruste
(brom)ets. Verkeersklassen kunnen door de school zelf georganiseerd worden, en kunnen zo een alternatief voor bijvoorbeeld
een strafstudie vormen. Ze kunnen ook door de politie georganiseerd worden, en kunnen zo een alternatief voor een boete
vormen.
6
1.1.2 Wat kan aan bod komen?

Kennis
De leerlingen kennen het verkeersreglement en de veilig-
heidsvoorschriften voor voetgangers, gebruikers van
voortbewegingtoestellen, (brom)etsers, passagiers van
auto en openbaar vervoer en kunnen ze toepassen.
De leerlingen kennen de mogelijke gevolgen wanneer het
verkeersreglement voor de voetgangers, gebruikers van
voortbewegingtoestellen, (brom)etsers, passagiers van
auto en openbaar vervoer niet wordt toegepast.
De leerlingen beschikken over de nodige kennis om een
reisplan met het openbaar vervoer op te maken.

Vaardigheden
De leerlingen beschikken over voldoende psychomoto-
rische vaardigheden om als voetganger en etser ef-
cint in het verkeer te reageren.
De leerlingen kunnen de veiligste route voor voetganger
en (brom)etser uitstippelen.
De leerlingen kunnen het openbaar/gemeenschappelijk
vervoer op een veilige en juiste manier gebruiken.
De leerlingen kunnen op een efcinte manier hulp in-
roepen bij een verkeersongeval en zelf eerste hulp
bieden.
Verkeersgeheugen
De leerlingen kunnen veilige en onveilige situaties in hun
eigen leefomgeving identiceren en kunnen voorbeelden
geven van preventieve maatregelen.
De leerlingen kennen de houding en hun plaats in het
verkeer en passen die consequent toe.
De leerlingen zien in dat verkeersveiligheid afhankelijk is
van de wijze waarop de individuele verkeersdeelnemer
zich gedraagt in het verkeer (agressief of solidair, regle-
mentair of niet, preventief of risicovol, ).
Attitude
De leerlingen gebruiken de aangepaste uitrusting en
kledij, horend bij de specieke verplaatsingswijze.
De leerlingen controleren en onderhouden regelmatig
hun ets.
De leerlingen kunnen de voor- en nadelen van ver-
schillende vervoerswijzen afwegen.
De leerlingen kiezen het meest verantwoorde vervoer-
middel voor elke verplaatsing (veiligste, milieuvriende-
lijkste, goedkoopste, snelste vervoerswijze).
De leerlingen passen de gedragsregels toe voor de ge-
bruiker van het gemeenschappelijk en openbaar vervoer.
De leerlingen beschouwen veilig en preventief verkeers-
gedrag als positief en ontwikkelen een houding die
agressie in het verkeer ontmoedigt.
1.1.3 Hoe kan het thema
gerealiseerd worden?
Op schoolniveau
sensibilisatie via regelmatig terugkerende (bv. maande-
lijkse) actiepunten en eenmalige activiteiten die kaderen
in een jaarplanning;
de inrichting van een etsatelier;
gerichte controles door de oudere leerlingen of politie
in de schoolomgeving;

Op klasniveau
overdracht van kennis tijdens lessen, bijvoorbeeld ter
voorbereiding van een verplaatsing of excursie te voet,
per ets of met het openbaar vervoer;
aanleren van vaardigheden tijdens oefenmomenten;
oefenen van vaardigheden gedurende verplaatsingen
en excursies;

Inleiding
7
1.2.1 Wat zijn de wijzigende
omstandigheden voor
deze leeftijdscategorie?

De lichamelijke groei nadert langzaam zijn voltooiing,
maar psychologisch en sociaal-emotioneel zijn jongeren
nog in volle ontwikkeling. In deze fase groeien zij naar een
eigen identiteit, zelfstandigheid en volwassenheid met als
mogelijke kenmerken zich afzetten tegen elke autoriteit
en verkennen van de eigen grenzen en mogelijkheden.
Vanaf 16 jaar krijgen jongeren ook de mogelijkheid om deel
te nemen aan het verkeer met een gemotoriseerd voertuig.
Dat houdt echter in dat de verkeerssituaties complexer
worden, de intensiteit van het verkeer groter wordt en dat
de verschillende deeltaken onder veel grotere tijdsdruk
uitgevoerd moeten worden. De voertuigbeheersing moet in
hoge mate geautomatiseerd zijn en er worden hoge eisen
gesteld aan het waarnemen, het inschatten van snelheden
en risicos en het anticiperen op mogelijke gevaren.
1.2 Derde graad: 16 tot en met 19 jaar
1.1.4 Hoe kunnen de vorderingen geva-
lueerd en geremedieerd worden?
kennistest;
praktijkproeven op het terrein (indien nodig ouders erop
wijzen dat hun kinderen niet over voldoende vaar-
digheden beschikken om een bepaald vervoermiddel
te gebruiken en hen wijzen op de gevaren daarvan);
controles door de school, in samenwerking met de politie,
binnen de schoolmuren;
controles door de politie, in samenwerking met de school,
buiten de schoolmuren;
organisatie van verkeersklassen voor overtreders (door
school of politie);
sensibilisatie-acties door oudere leerlingen in de school-
omgeving;

8
1.2.2 Wat kan aan bod komen?
Kennis
De leerlingen kennen de verschillende documenten
waarover ze moeten beschikken bij deelname aan het
verkeer met een gemotoriseerd voertuig.
De leerlingen kennen de verkeersregels voor de (brom
etser, de motorrijder, de autobestuurder, passagier en
passen ze toe).
De leerlingen kennen de algemene en specieke voor-
rangsregels ten opzichte van de voetgangers, de et-
sers en andere zwakke weggebruikers en passen ze toe.
De leerlingen beschikken over de nodige kennis om een
aanrijdingsformulier in te vullen.
Vaardigheden
De leerlingen kunnen de voor- en nadelen van de
verschillende vervoerswijzen afwegen op basis van een
aantal criteria (milieu-impact, grondstoffen- en energie-
verbruik, ruimtegebruik, veiligheid, leefbaarheid, bereik-
baarheid, geld, tijd en comfort).
De leerlingen kunnen meewerken aan het opstellen van
een schoolvervoerplan en verdedigen hun eigen stand-
punt daarin.
De leerlingen kunnen bij een ongeval mensen in nood
helpen met EHBO en CPR
1
.
Verkeersgeheugen
De leerlingen ontwikkelen een ander verkeersgedrag
naargelang de omstandigheden (weer, tijdstip, verkeers-
drukte, omgeving, ).
Attitude
De leerlingen zien in dat het gebruik van alcohol, drugs
en geneesmiddelen alsook de gemoedsgesteldheid en
vermoeidheid de reactiesnelheid van de bestuurder
benvloeden.
De leerlingen ontwikkelen een defensief en preventief
verkeersgedrag.
De leerlingen kiezen bewust voor een milieubewuste
vervoerswijze.
De leerlingen ontwikkelen een constructieve inbreng
om invloed uit te oefenen op beslissingen, maatregelen
of voorstellen die effect hebben op mobiliteit, verkeer
en ruimtegebruik.
De leerlingen ontwikkelen een kritisch oordeel over
de ruimtelijke inrichting of het landschapsbeheer
(bv. lintbebouwing, aanleg nieuwe weg in schoolomge-
ving, bij de gemeente aankloppen om een veilig ets-
pad te realiseren, uitwerken van een nieuw verkeers-
en mobiliteitsplan voor de schoolomgeving, ).
1.2.3 Hoe kan het thema gerealiseerd
worden?
Op schoolniveau
sensibilisatie via regelmatig terugkerende (bv. maande-
lijkse) actiepunten en eenmalige activiteiten die kaderen
in een jaarplanning;
opleiding van leerlingen derde graad tot verkeerscoach;
gerichte controles door de politie in de schoolomgeving;

Op klasniveau
overdracht van kennis tijdens lessen;
aanleren van vaardigheden tijdens oefenmomenten en
projecten;

1.2.4 Hoe kunnen de vorderingen
gevalueerd en geremedieerd
worden?
kennistest;
praktijkproeven op het terrein (indien nodig ouders erop
wijzen dat hun kinderen niet over voldoende
vaardigheden beschikken om een bepaald vervoermiddel
te gebruiken en hen wijzen op de gevaren daarvan);
controles door de school, in samenwerking met de
politie, binnen de schoolmuren;
controles door de politie, in samenwerking met de
school, buiten de schoolmuren;
organisatie van verkeersklassen voor overtreders (door
school of politie);
sensibilisatieacties door oudere leerlingen in de school-
omgeving;

1
CPR: Cardiopulmonaire resuscitatie (reanimatie).
Inleiding
9
2. Educatief actieplan
10
Educatief actieplan
2.1 Handleiding bij het
educatieve actieplan
Om verkeers- en mobiliteitseducatie structureel aan bod
te laten komen in het secundair onderwijs, werd een om-
vattend educatief actieplan opgesteld. Dit plan is opgevat
als een kalender en biedt een waaier van mogelijkheden
om een verkeersproject uit te werken. In het plan worden
verschillende themas verspreid over verschillende perio-
des in een schooljaar. Voor elke graad is er een apart plan.
Het plan is een verzameling van ideen, en beslist geen
keurslijf dat van a tot z gevolgd moet worden. De school
bepaalt wat wanneer het best aan bod komt. Dit actie-
plan is dus niet te lezen als een leerplan, maar het is een
instrument om creatief en exibel mee om te gaan. Wat
in het ene schooljaar niet aan bod kwam, kan misschien
het daarop volgende schooljaar een item worden. Het is
een hulpmiddel om ervoor te zorgen dat verkeer en mo-
biliteit als een rode draad, gentegreerd in het school- en
klasgebeuren, op een effectieve en efcinte manier aan
bod komt.
In het plan werden de volgende onderdelen opgenomen:
Periodes en themas
Het plan is ingedeeld in vier periodes. Elke periode staat
in het teken van een bepaald thema. Voor de eerste en
tweede graad zijn dat de volgende:
September-oktober: Veilig schoolbegin
Veel leerlingen gaan bij het begin van het nieuwe
schooljaar naar een nieuwe school, gebruiken een ander
vervoermiddel dan vroeger of moeten langs een andere
route naar school. Het is een uitdaging om dat op een
veilige manier te organiseren.
November-december: Zichtbaarheid
November leidt het begin van een donkere periode in.
Het is belangrijk en noodzakelijk dat elke verkeers-
deelnemer, dus ook en in het bijzonder de school-
gaande jeugd, door anderen gezien wordt.
Januari-februari: Als passagier
Door tal van omstandigheden (afstand, weersomstan-
digheden, enzovoort) komen leerlingen met de bus naar
school of worden ze met de auto gebracht. Daarom is
het belangrijk om ook aandacht te besteden aan het
verkeersgedrag als passagier.
Maart-april-mei: Op uitstap
In de laatste maanden van het schooljaar worden vaak
excursies en schooluitstappen georganiseerd en berei-
den jongeren hun vakantie voor. Een goede gelegen-
heid om stil te staan bij enkele mobiliteitsaspecten.


De themas voor de derde graad zijn de volgende:

September-oktober: Mobiliteit
Om dit thema op een goede manier te kunnen behan-
delen, is vaak onderzoek en reectie nodig.
Daarom wordt dit onderwerp bij het begin van het
schooljaar aangesneden.
November-december: Jong geleerd, oud gedaan
De beste leerschool voor een verantwoord verkeers-
gedrag is het begeleiden en helpen van anderen.
Daarom is het belangrijk dat jongeren leren om engage-
ment op te nemen.
Januari-februari: Risicogedrag
De leerlingen mogen al met een bromets rijden en
binnen afzienbare tijd ook met de auto of motorets.
Het is van belang om hen te wijzen op bepaalde risico-
factoren.
Maart-april-mei: Auto
Jongeren moeten voorbereid worden op het gebruik van
een auto, aangezien de auto niet meer weg te denken
is in de huidige maatschappij. Het is echter ook van
belang om hen te laten nadenken over een rationeel
gebruik ervan en over de mogelijke negatieve gevolgen
die ermee gepaard gaan.
Onderwerp
Per thema worden verschillende onderwerpen aange-
reikt waaraan binnen die bepaalde periode gewerkt kan
worden. Het zal niet altijd haalbaar zijn om aan al deze
onderwerpen in n periode aandacht te besteden.
Maar wat het ene jaar niet aan bod is gekomen, kan het
jaar daarop wel de nodige aandacht krijgen. Daarbij is het
wel belangrijk om weten dat er bij de samenstelling van
de verschillende onderwerpen werd uitgegaan van een
verticale leerlijn. Deze leerlijn wordt gevolgd voor de
verschillende verplaatsingswijzen:
11
Databank
In de laatste kolom wordt verwezen naar bestaand
educatief materiaal over het thema in kwestie. De VSV
heeft een digitale databank ontwikkeld waarop al het
verkeerseducatief materiaal voor het secundair onderwijs
gebundeld is. In deze kolom sommen wij enkele tref-
woorden op waarmee je op deze website naar relevant
educatief materiaal kunt zoeken. De link naar de databank
vind je op www.verkeerskunde.be
Realisatie- en communicatievoorbeelden
Onder de kalender worden per graad bij elk onderwerp
realisatie- en communicatievoorbeelden gegeven. Hier
vind je voorbeelden van hoe de verschillende onderwerpen
gerealiseerd kunnen worden op klas- of schoolniveau.
Daarnaast worden ook voorbeelden gegeven van hoe
over de verschillende onderwerpen gecommuniceerd
kan worden met alle betrokkenen (leerlingen, ouders, ).
Uiteraard zijn dat slechts voorbeelden en suggesties, en
geen verplichtingen. Verdere concrete uitwerkingsmoge-
lijkheden vind je in het educatief materiaal waarnaar
verwezen wordt.
Voetganger
1. Verkenning schoolomgeving
2. Reglement
3. (Risico)gedrag
(Brom)etser
1. Verkenning schoolomgeving
2. Reglement en (risico)gedrag
3. Aangekondigde controle
4. Vaardigheid
5. Verplaatsing in groep
6. Verlichting
7. Onderhoud
8. Niet-aangekondigde controle
Openbaar vervoer
1. Gebruik
2. Gedrag in bus/tram/trein
3. Busevacuatie
4. Opmaak reisplan
Auto
1. Sensibilisatie parkeergedrag
2. Niet-aangekondigde controle parkeergedrag
3. Gedrag in de auto
4. Gedrag en aangifte bij ongeval
5. EHBO - CPR
6. Risicogedrag
7. Theoretisch rijexamen
12
Periode Thema Onderwerp Databank
s
e
p
t
e
m
b
e
r
-
o
k
t
o
b
e
r
V
e
i
l
i
g

s
c
h
o
o
l
b
e
g
i
n
(2.2.1) Veilig naar school: veiligste school-
route, verkenning van de schoolomgeving
en afspraken over begin en einde lessen
verkeerscoaches, schoolbereik-
baarheidskaart, schoolroute,
schooletsroutekaart, schoolvervoerplan
(2.2.2) Veilig stappen en etsen: reglement
en (risico)gedrag
ets, etscontrolekaart, veilig op
stap, voetgangers, etsers, etsen
(2.2.3) Afhankelijk van de meest voor-
komende vervoerswijze:
aangekondigde fetscontrole
gebruik van het openbaar vervoer
sensibilisatie parkeergedrag
etscontrolekaart, openbaar vervoer,
verkeerscoaches, leerlingen aan het stuur
(2.2.4) Fietsvaardigheid
(2.2.5) Fietsen in groep
begeleid door leerkracht
begeleid door oudere leerlingen
verkeerscoaches, etsuitstap, veilig op stap
(2.2.6) Fietsverlichting etscontrolekaart
n
o
v
e
m
b
e
r
-
d
e
c
e
m
b
e
r
Z
i
c
h
t
b
a
a
r
h
e
i
d
(2.2.7) Fietsonderhoud en controle verlichting etscontrolekaart
(2.2.8) Reecterende kledij
(2.2.9) Dode hoek dode hoek
(2.2.10) Niet-aangekondigde etscontrole etscontrolekaart
(2.2.11) Niet-aangekondigde controle
parkeergedrag
j
a
n
u
a
r
i
-
f
e
b
r
u
a
r
i
A
l
s

p
a
s
s
a
g
i
e
r
(2.2.12) Gedrag in de auto passagiers
(2.2.13) Gedrag in de bus (school- en lijnbus) openbaar vervoer, autocar
(2.2.14) Busevacuatie openbaar vervoer, stadsverkenning
(2.2.15) Gedrag bij een ongeval jongeval, automatische piloot
(2.2.16) EHBO
m
a
a
r
t
-

a
p
r
i
l
-
m
e
i
O
p

u
i
t
s
t
a
p
(2.2.17) Opmaak van een reisplan openbaar vervoer, stadsverkenning
(2.2.18) Afweging van de
verschillende vervoermiddelen
vervoering, verkeer, verkeers- en
mobiliteitseducatie
Educatief actieplan
2.2 Eerste graad
13
Realisatie- en communicatievoorbeelden
Veilig schoolbegin
2.2.1 Veilig naar school
Bij het begin van het schooljaar is het belangrijk
dat de leerlingen weten wat de veiligste route is
naar school (te voet en per ets), dat ze de school-
omgeving leren kennen en dat er afspraken worden
gemaakt over een veilig verloop van het aankomen
in en verlaten van de school. Deze zaken kunnen
perfect aan bod komen tijdens de onthaaldagen voor
nieuwe leerlingen. De verkenning van de school-
omgeving kan bijvoorbeeld ingepast worden in
lessen aardrijkskunde. Hierover met de ouders en
leerlingen communiceren kan door middel van
een schoolbereikbaarheidskaart, een informerende
brief en informatie op de website.
2.2.2 Veilig stappen en etsen
In het basisonderwijs komen stappen en etsen
uitvoerig aan bod. Toch is het aangewezen om
deze twee elementen te herhalen in het begin van
het secundair onderwijs. Daarbij is het belangrijk
dat zowel het verkeersreglement als (risico)gedrag
aan bod komen, zeker de zaken uit de wegcode
en de gedragsregels die van toepassing zijn voor
het woon-schoolverkeer. Het kan alleszins niet de
bedoeling zijn om de hele wegcode te behandelen.
Dit thema kan aangebracht worden in de vorm
van een project samen met de politie, ouders of
rijinstructeurs.
2.2.3 Aangekondigde etscontrole
De ets is vaak het vervoermiddel bij uitstek van
middelbare scholieren. Om de leerlingen en hun
ouders te sensibiliseren voor het belang van een
veilige ets, is het interessant om bij het begin
van het nieuwe schooljaar een aangekondigde
etscontrole te houden. De bedoeling daarvan
is om zoveel mogelijk etsen te hebben die in
orde zijn, en niet om leerlingen die niet in orde
zijn, te beboeten. Leerlingen en hun ouders
worden met een brief ervan op de hoogte
gebracht dat er binnen een bepaalde periode een
etscontrole georganiseerd wordt zonder dat de
effectieve datum wordt vermeld. De controles
kunnen uitgevoerd worden door de school zelf
(leerkrachten, oudere leerlingen of ouders) of door
de politie. Na de controle krijgen de leerlingen
een controlekaart mee naar huis, waar de moge-
lijke gebreken op vermeld staan. In lessen TO
kunnen eventueel kleine herstellingen gebeuren
(etsateliers).
Wat later op het schooljaar kan dan een niet-
aangekondigde controle plaatsvinden, waarbij
eventueel sancties opgelegd kunnen worden
(bv. verkeersklas, georganiseerd door de school of
de politie, zie 2.2.10).
Veilig, aangenaam en milieuvriendelijk naar school, daar is het om te doen.
Misschien wist jij nog niet wat de veiligste routes voor etsers en voetgangers
van en naar school zijn? Op deze kaart vind je ze makkelijk terug. Te voet of
met de ets via veilige en autoluwe invalswegen naar school, parkeren op
veilige plaatsen, gebruik maken van het openbaar vervoer, Jij doet toch ook
mee? Zoek op de schoolbereikbaarheidskaart uit hoe jij de school veilig kan
bereiken. Vergeet ook niet de tips voor de verschillende verkeersdeelnemers
eens door te nemen.
Waarom deze schoolbereikbaarheidskaart?
Bus- of treinpassagier
In de schoolbus mogen maar evenveel passagiers zitten als er
zitplaatsen zijn. Drie passagiers op een tweepersoonszitbank is
niet toegelaten.
Neem je een bus of tram van De Lijn? Spaar tijd en geld!
Een abonnement is het handigst. Heb je dit niet, koop dan
je kaart of biljet op voorhand. Dat kan in de krantenwinkel,
supermarkt of via de automaten. Zo verkort je de wacht- en
reistijden en kunnen trams en bussen stipter rijden. Koop je treinbiljet vr je in de trein stapt of vergeet je Go-
Pass niet in te vullen voor het vertrek. Iedereen heeft sympathie voor jongeren die hun zitplaats
afstaan aan ouderen of zwangere vrouwen!
Automobilist of autopassagier Houd de nabije schoolomgeving autoluw. Parkeer je verderop
op een veilige parking waar je de zachte weggebruikers niet
hindert. Dat kleine eindje stappen, maakt alles zo veel veiliger
en is goed voor je gezondheid. De autogordel is verplicht voor jong en oud. Geef als chauf-
feur het goede voorbeeld en kijk of alle passagiers veilig vast-
geklikt zitten voor je vertrekt. Kinderen moeten ook de gordel
dragen of in een aangepast zitsysteem zitten. Vervoer niet meer passagiers dan toegestaan is: evenveel als
er zitplaatsen/gordels in de auto zijn.
Wees extra oplettend voor etsers of voetgangers in de schoolomgeving, bijvoorbeeld bij het afslaan, als je je portier
opent of bij manoeuvres. Stop altijd voor zebrapaden wanneer
voetgangers willen oversteken. Laat passagiers uitstappen aan de kant van de stoep. Leer
hen oplettend te zijn voor voetgangers en etsers voor ze het
portier openen.
Vind je geen alternatief behalve de auto om naar school te
komen? Door te carpoolen kun je ook helpen om meer autos
uit de schoolomgeving te weren. De school kan genteresseer-
den met elkaar in contact brengen.
Voetganger
De voetgangers stappen in de eerste plaats op trottoirs, verhoogde bermen of de plaatsen die voor hen zijn voorbe-
houden en aangeduid met een verkeersbord. Als die er niet
zijn, mogen ze ook op gelijkgrondse bermen, parkeerzones en
etspaden stappen ((brom)etsers hebben hier wel voorrang!).
Je mag ook links op de rijbaan lopen, zoveel mogelijk tegen de
kant.
Moet je de rijbaan oversteken als je naar school of naar huis
gaat? Maak dan zoveel mogelijk gebruik van (be)veilig(d)e
oversteekplaatsen: bij een zebrapad, aan verkeerslichten, bij
een gemachtigde opzichter of een agent. Als er een zebrapad binnen de dertig meter is, ben je ver-
plicht om dat te gebruiken. Volgens de wegcode heb je daar
voorrang, maar maak altijd oogcontact met de aankomende
bestuurders, zodat je weet dat die je zeker gezien hebben en
steek pas over als het duidelijk is dat ze zullen stoppen. Als er geen zebrapad is, steek je loodrecht over als er geen
verkeer aankomt. Kies een veilige plaats, bijvoorbeeld niet in
een bocht, op een helling of tussen geparkeerde autos.
Als je bij een verkeerslicht oversteekt, kijk dan goed of de
voertuigen die rechts afslaan je gezien hebben (vaak hebben
ze tegelijk met de voetgangers groen). Als het rood wordt
terwijl je al aan het oversteken bent, dan mag je gewoon
doorstappen tot aan de overkant. Skateboards, skeelers, steps, nwielers, elektrische autopets,
rolstoelen, segways, etc. vormen een nieuwe categorie voertuigen en worden voortaan voortbewegingstoestellen
genoemd. Als ze niet sneller dan stapvoets rijden, moeten de
gebruikers ervan de regels volgen die van toepassing zijn voor
de voetgangers. Als ze sneller rijden dan stapvoets dan zijn de
regels voor de etser van toepassing.
Opgelet!
Trams hebben voorrang op een zebrapad zonder bevoegde
persoon of verkeerslichten. Voetgangers worden wel eens
geconfronteerd met onoplettende autobestuurders. Wees al-
tijd op je hoede voor autos bij garages, parkings en opritten.
Fietser
Zorg dat je als etser goed zichtbaar bent in het verkeer. Dat
doe je met etsverlichting die altijd brandt als het nodig is.
Met uorescerende en reecterende kledij zien andere weg-
gebruikers je vanop een veel verdere afstand. Een absolute
aanrader tijdens de donkere dagen en bij slecht weer. Ken je plaats op de weg. Fietsers moeten op het etspad
rijden als het berijdbaar is. Een etspad herken je aan het
verkeersbord of de witte onderbroken strepen. Als er geen
etspad is, ben je meestal verplicht om rechts op de rijbaan
te rijden. Fietssuggestiestroken geven soms aan waar jouw
plaats op de rijbaan is. Ze zijn meestal in een andere kleur
of ander materiaal aangelegd. Automobilisten weten dat ze
bedoeld zijn voor etsers, maar mogen er ook over rijden. Met twee naast elkaar rijden op de rijbaan mag je binnen en
buiten de bebouwde kom als je de tegenliggers niet hindert.
Buiten de bebouwde kom moet je bovendien achter elkaar
rijden als er achteropkomend verkeer nadert. Met je vrienden samen van en naar school etsen is tof. Na
schooltijd nog even napraten moet kunnen, maar zoek een
veilige hangplek. Zet je niet op de rijbaan of versper geen
ets- of voetpaden.
Wees dubbel op je hoede als je in de buurt van vrachtwagens
komt. Naast, voor en achter de vrachtwagen zijn er heel wat
gevarenzones waar de chauffeur je niet kan zien, de dode
hoek. Blijf op voldoende afstand achter of voor de vracht-
wagen. Rechts van de vrachtwagen is de dode hoekzone het
grootst. Dus zeker opgelet bij rechts afslaande vrachtwagens!
Kan jij de chauffeur niet zien, dan kan hij jou ook niet zien! Fietsers zijn hoffelijk tegenover voetgangers. Ook zij moeten
bijvoorbeeld stoppen en voorrang verlenen aan overstekende
voetgangers op een zebrapad. Fietsend oversteken op een
zebrapad doe je liever niet. Een zebrapad dient om te voet de
weg over te steken. Dus, hou je ets aan de hand. Hou ook het voetpad vrij voor de voetgangers. Op de schoolbereikbaarheidskaart vind je de veilige routes voor
etsers, maak er gebruik van! Maar veiligheid heb je nog meer
in de hand door altijd met een ets te rijden die in orde is.
Een etshelm kan je hoofd extra beschermen als je valt.
Behandel je etshelm met zachtheid, gooi er niet mee.
Elke harde schok kan je helm binnenin beschadigen. Aan de
buitenkant zie je dat niet. Koop daarom na een ongeval een
nieuwe helm, ook al zijn er langs de buitenkant geen beschadi-
gingen te zien.
Opgelet!
Voetgangers hebben voorrang op een zebrapad. Maar wist je
dat etsers GEEN VOORRANG hebben bij etsoversteek-
plaatsen (op de rijbaan aangeduid met witte onderbroken
strepen gevormd door vierkanten of parallellogrammen)?
Wanneer er zo een oversteekplaats is, moet je op deze plaats
oversteken, maar je moet altijd voorrang geven aan het
verkeer dat van links en rechts komt!
Opgelet!
Parkeer nooit op voetpaden, etspaden, zebrapaden. Parkeer
ook niet dubbel. Al is het maar voor eventjes, je brengt er altijd
zachte weggebruikers door in gevaar.
Om van ver op te vallen zijn alle brometsers verplicht om het
dimlicht (de koplamp) aan te steken, ook overdag. Hoewel richtingaanwijzers niet verplicht zijn, moeten ze wel
werken als ze gemonteerd zijn. Gebruik ze ook! Heb je er geen,
dan verwittig je de andere weggebruikers door je arm uit te
steken bij het afslaan.
Ook al heb je in bepaalde situaties voorrang, toch hou je er
best rekening mee dat je soms moet vertragen of stoppen. De
meeste bestuurders onderschatten immers de snelheid van
brometsen en motoretsen. Als je met andere brometsers samen rijdt, is het verboden
om naast elkaar te rijden. Rijd achter elkaar en hou voldoende
afstand.
Alle brometsers en hun passagiers moeten een helm dragen.
De beste keuze is een integraalhelm in een opvallende kleur
met een niet-getint scherm. Je helm moet goed passen en de
kinband moet altijd vast.
Brometser
Opgelet!
Als het nat is, is het zeer glad op tramrails, riooldeksels,
zebrapaden, stopstrepen bij verkeerslichten, witte pijlen op
het wegdek en andere wegmarkeringen. Opletten geblazen,
vooral bij het remmen!!
Als je met een opgedreven bromets betrokken raakt in een
ongeval, kan de verzekering de kosten verhalen op de bestuurder
ervan. Die kosten kunnen oplopen tot meer dan 30.000 euro!
Word je betrapt met een opgedreven bromets, dan kan men die
in beslag nemen voor een periode van 30 dagen. De onderdelen
waarmee je brommer werd opgedreven, worden gedemonteerd,
in beslag genomen en vernietigd. Jammer van al het geld en de
tijd die je eraan besteed hebt!
Opgelet!
Wacht op een veilige plaats op de lijnbus, breng jezelf en ande-
ren niet in gevaar. Blijf op een veilige afstand van de sporen als
je op de trein of tram wacht.
Met dank aan: VTB-VAB, De Lijn, FAB, Fietsersbond vzw
Schoolbereikbaarheidskaart
Voetganger
De voetgangers stappen in de eerste plaats op trottoirs,
verhoogde bermen of de plaatsen die voor hen zijn voorbe-
houden en aangeduid met een verkeersbord. Als die er niet zijn,
mogen ze ook op gelijkgrondse bermen, parkeerzones en etspaden
stappen ((brom)etsers hebben hier wel voorrang!). Je mag ook links
op de rijbaan lopen, zoveel mogelijk tegen de kant.
Moet je de rijbaan oversteken als je naar school of naar huis
gaat? Maak dan zoveel mogelijk gebruik van (be)veilig(d)e
oversteekplaatsen: bij een zebrapad, aan verkeerslichten, bij een
gemachtigde opzichter of een agent.
Als er een zebrapad binnen de dertig meter is, ben je verplicht
om dat te gebruiken. Volgens de wegcode heb je daar voor-
rang, maar maak altijd oogcontact met de aankomende bestuurders,
zodat je weet dat die je zeker gezien hebben en steek pas over als
het duidelijk is dat ze zullen stoppen.
Als er geen zebrapad is, steek je loodrecht over als er geen
verkeer aankomt. Kies een veilige plaats, bijvoorbeeld niet in
een bocht, op een helling of tussen geparkeerde autos.
Als je bij een verkeerslicht oversteekt, kijk dan goed of de
voertuigen die rechts afslaan je gezien hebben (vaak hebben ze
tegelijk met de voetgangers groen). Als het rood wordt terwijl je al
aan het oversteken bent, dan mag je gewoon doorstappen tot aan de
overkant.
Skateboards, skeelers, steps, nwielers, elektrische autopets,
rolstoelen, segways, etc. vormen een nieuwe categorie voertui-
gen en worden voortaan voortbewegingstoestellen genoemd. Als ze
niet sneller dan stapvoets rijden, moeten de gebruikers ervan de re-
gels volgen die van toepassing zijn voor de voetgangers. Als ze sneller
rijden dan stapvoets dan zijn de regels voor de etser van toepassing.
OPGELET!
Trams hebben voorrang op een zebrapad zonder bevoegde persoon
of verkeerslichten.
Voetgangers worden wel eens geconfronteerd met onoplettende
autobestuurders. Wees altijd op je hoede voor autos bij garages,
parkings en opritten.
Bus- of treinpassagier
In de schoolbus mogen maar evenveel passagiers zitten als er
zitplaatsen zijn. Drie passagiers op een tweepersoonszitbank is
niet toegelaten.
Neem je een bus of tram van De Lijn? Spaar tijd en geld!
Een abonnement is het handigst. Heb je dit niet, koop dan je
kaart of biljet op voorhand. Dat kan in de krantenwinkel, supermarkt
of via de automaten. Zo verkort je de wacht- en reistijden en kunnen
trams en bussen stipter rijden.
Koop je treinbiljet vr je in de trein stapt of vergeet je
Go-Pass niet in te vullen voor het vertrek.

Iedereen heeft sympathie voor jongeren die hun zitplaats
afstaan aan ouderen of zwangere vrouwen!
OPGELET!
Wacht op een veilige plaats op de lijnbus, breng jezelf en anderen
niet in gevaar. Blijf op een veilige afstand van de sporen als je op de
trein of tram wacht.
Brometser
Om van ver op te vallen zijn alle brometsers verplicht om het
dimlicht (de koplamp) aan te steken, ook overdag.
Hoewel richtingaanwijzers niet verplicht zijn, moeten ze wel
werken als ze gemonteerd zijn. Gebruik ze ook! Heb je er geen,
dan verwittig je de andere weggebruikers door je arm uit te steken
bij het afslaan.
Ook al heb je in bepaalde situaties voorrang, toch hou je er
best rekening mee dat je soms moet vertragen of stoppen. De
meeste bestuurders onderschatten immers de snelheid van bromet-
sen en motoretsen.
Als je met andere brometsers samen rijdt, is het verboden om
naast elkaar te rijden. Rijd achter elkaar en hou voldoende afstand.
Alle brometsers en hun passagiers moeten een helm dragen.
De beste keuze is een integraalhelm in een opvallende kleur
met een niet-getint scherm. Je helm moet goed passen en de kin-
band moet altijd vast.
Als je met een opgedreven bromets betrokken raakt in een
ongeval, kan de verzekering de kosten verhalen op de bestuur-
der ervan. De kosten kunnen oplopen tot meer dan 30.000 euro!
Word je betrapt met een opgedreven bromets, dan kan men die in
beslag nemen voor een periode van 30 dagen. De onderdelen waar-
mee je brommer werd opgedreven, worden gedemonteerd, in beslag
genomen en vernietigd. Jammer van al het geld en de tijd die je
eraan besteed hebt!
OPGELET!
Als het nat is, is het zeer glad op tramrails, riooldeksels, zebrapaden,
stopstrepen bij verkeerslichten, witte pijlen op het wegdek en andere
wegmarkeringen. Opletten geblazen, vooral bij het remmen!!
Automobilist
of autopassagier
Houd de nabije schoolomgeving autoluw. Parkeer je verderop
op een veilige parking waar je de zachte weggebruikers niet
hindert. Dat kleine eindje stappen, maakt alles zo veel veiliger en is
goed voor je gezondheid.

De autogordel is verplicht voor jong en oud. Geef als
chauffeur het goede voorbeeld en kijk of alle passagiers veilig
vastgeklikt zitten voor je vertrekt. Kinderen moeten ook de gordel
dragen of in een aangepast zitsysteem zitten.
Vervoer niet meer passagiers dan toegestaan is: evenveel als er
zitplaatsen/gordels in de auto zijn.
Wees extra oplettend voor etsers of voetgangers in de
schoolomgeving, bijvoorbeeld bij het afslaan, als je je portier
opent of bij manoeuvres.
Stop altijd voor zebrapaden wanneer voetgangers willen oversteken.
Laat passagiers uitstappen aan de kant van de stoep. Leer hen
oplettend te zijn voor voetgangers en etsers voor ze het
portier openen.
Vind je geen alternatief behalve de auto om naar school te
komen? Door te carpoolen kun je ook helpen om meer autos
uit de schoolomgeving te weren. De school kan genteresseerden met
elkaar in contact brengen.
OPGELET!
Parkeer nooit op voetpaden, etspaden, zebrapaden. Parkeer ook niet
dubbel. Al is het maar voor eventjes, je brengt er altijd zachte wegge-
bruikers door in gevaar.
Fietser
Zorg dat je als etser goed zichtbaar bent in het verkeer. Dat doe
je met etsverlichting die altijd brandt als het nodig is. Met uo-
rescerende en reecterende kledij zien andere weggebruikers je vanop
een veel verdere afstand. Een absolute aanrader tijdens de donkere
dagen en bij slecht weer.
Ken je plaats op de weg. Fietsers moeten op het etspad rijden
als het berijdbaar is. Een etspad herken je aan het verkeersbord
of de witte onderbroken strepen. Als er geen etspad is, ben je meestal
verplicht om rechts op de rijbaan te rijden. Fietssuggestiestroken geven
soms aan waar jouw plaats op de rijbaan is. Ze zijn meestal in een
andere kleur of ander materiaal aangelegd. Automobilisten weten dat
ze bedoeld zijn voor etsers, maar mogen er ook over rijden.
Met twee naast elkaar rijden op de rijbaan mag je binnen en
buiten de bebouwde kom als je de tegenliggers niet hindert.
Buiten de bebouwde kom moet je bovendien achter elkaar rijden als er
achteropkomend verkeer nadert.
Met je vrienden samen van en naar school etsen is tof. Na
schooltijd nog even napraten moet kunnen, maar zoek een veilige
hangplek. Zet je niet op de rijbaan of versper geen ets- of voetpaden.
Wees dubbel op je hoede als je in de buurt van vrachtwagens
komt. Naast, voor en achter de vrachtwagen zijn er heel wat
gevarenzones waar de chauffeur je niet kan zien, de dode hoek. Blijf
op voldoende afstand achter of voor de vrachtwagen. Rechts van de
vrachtwagen is de dode hoekzone het grootst. Dus zeker opgelet bij
rechts afslaande vrachtwagens! Kan jij de chauffeur niet zien, dan kan
hij jou ook niet zien!
Fietsers zijn hoffelijk tegenover voetgangers. Ook zij moeten
bijvoorbeeld stoppen en voorrang verlenen aan overstekende
voetgangers op een zebrapad. Fietsend oversteken op een zebrapad doe
je liever niet. Een zebrapad dient om te voet de weg over te steken. Dus,
hou je ets aan de hand.
Hou ook het voetpad vrij voor de voetgangers.
Op de schoolbereikbaarheidskaart vind je de veilige routes voor
etsers, maak er gebruik van! Maar veiligheid heb je nog meer in
de hand door altijd met een ets te rijden die in orde is.
Een etshelm kan je hoofd extra beschermen als je valt.
Behandel je etshelm met zachtheid, gooi er niet mee. Elke harde
schok kan je helm binnenin beschadigen. Aan de buitenkant zie je dat
niet. Koop daarom na een ongeval een nieuwe helm, ook al zijn er langs
de buitenkant geen beschadigingen te zien.
OPGELET!
Voetgangers hebben voorrang op een zebrapad. Maar wist je dat etsers
GEEN VOORRANG hebben bij etsoversteekplaatsen (op de rijbaan
aangeduid met witte onderbroken strepen gevormd door vierkanten
of parallellogrammen)? Wanneer er zo een oversteekplaats is, moet je
op deze plaats oversteken, maar je moet altijd voorrang geven aan het
verkeer dat van links en rechts komt!
Veilig, aangenaam en milieuvriendelijk naar school, daar is het om te doen.
Misschien wist jij nog niet wat de veiligste routes voor etsers en voetgangers
van en naar school zijn? Op deze kaart vind je ze makkelijk terug. Te voet of
met de ets via veilige en autoluwe invalswegen naar school, parkeren op
veilige plaatsen, gebruik maken van het openbaar vervoer, Jij doet toch ook
mee? Zoek op de schoolbereikbaarheidskaart uit hoe jij de school veilig kan
bereiken. Vergeet ook niet de tips voor de verschillende verkeersdeelnemers
eens door te nemen.
Waarom deze schoolbereikbaarheidskaart?
M
et dank aan: VTB-VAB, De Lijn, FAB, Fietsersbond vzw
Schoolbereikbaarheidskaart
Het is vooral niet cool om een goede
ets te hebben. Uit een steekproef
bleek dat slechts dertig procent van
de leerlingen een goede ets heeft!
Vandaar dat we alle 1.200 etsen op
school controleren.
Kees, leraar
14
Gebruik openbaar vervoer
Bij de overstap naar het secundair onderwijs is het vaak
zo dat leerlingen langere afstanden moeten aeggen om
op school te geraken. Als dat het geval is, is het openbaar
vervoer voor veel leerlingen een goede optie. Om hen en
hun ouders ervan te overtuigen om voor deze duurzame
vervoerswijze te kiezen en ervoor te zorgen dat ze dat op
een veilige manier kunnen doen, is het noodzakelijk om
hen de nodige kennis en vaardigheden aan te leren. In
het basisonderwijs zal dat misschien ook al aan bod zijn
gekomen, maar herhaling en uitbreiding is hier zeker op
zijn plaats. Onderwerpen die daarbij zeker belangrijk zijn,
zijn netplannen, dienstregelingen, tarieven, enzovoort.
Dit kan bijvoorbeeld aan bod komen tijdens de onthaal-
dagen, lessen aardrijkskunde, excursies, of een project in
samenwerking met De Lijn. Bij De Lijn kunnen ook de
nodige informatiefolders en -brochures bekomen worden.
Sensibilisatie parkeergedrag
Veel jongeren worden echter ook nog gebracht met de
auto. Om het op een ordelijke manier te laten verlopen,
is het belangrijk om de leerlingen, en vooral hun ouders,
te sensibiliseren op het vlak van (foutief) parkeergedrag.
Dat kan perfect gebeuren door oudere leerlingen
(verkeerscoaches) die goede parkeerders belonen en fout-
parkeerders terechtwijzen en hen alternatieven aanreiken.
Belangrijk is om ouders die hun kinderen met de wagen
brengen, te wijzen op mogelijke alternatieve en duurzamere
vervoerswijzen.
2.2.4 Fietsvaardigheid
Fietsvaardigheid komt normaal gezien uitgebreid
aan bod in de lagere school, maar toch bestaat er
vaak een groot verschil tussen leerlingen onderling
wat etsvaardigheid betreft. Daarom kan het
beslist nuttig zijn om deze vaardigheden te testen
en bij te schaven. Om veilig in het verkeer te
kunnen etsen, is het immers nodig dat jongeren
niet enkel de regels voor etsers kennen, maar ook
over de nodige vaardigheden beschikken. Dat kan
tijdens lessen LO aan bod komen.
2.2.5 Fietsen in groep
Een specieke vaardigheid op het vlak van etsen
is etsen in groep. Voor leerlingen die met de ets
naar school komen, is dat zeer belangrijk aangezien
zij vaak samen van en naar school etsen. Om
deze vaardigheid te trainen, is het een goed idee
om excursies (aardrijkskunde, biologie, ) per
ets te doen, en niet alleen met een bus, zoals
dat meestal het geval is. Daarvoor is het echter
noodzakelijk dat de leerlingen voldoende vaardig
zijn, de wetgeving kennen en respecteren (zie
2.2.1). Voorzie bij dergelijke uitstappen voldoende
begeleiders. Dat kunnen andere leerkrachten of
hulpopvoedend personeel zijn, maar ook ouders of
oudere leerlingen (verkeerscoaches) of aspirant-
leraren.
2.2.6 Fietsverlichting
Bij het naderen van de donkere periode is het
belangrijk om de leerlingen en hun ouders attent
te maken op het belang van goede etsverlichting.
Ouders kunnen met een brief worden aangespoord
om de (losse) etsverlichting van hun kinderen te
controleren en in orde te brengen. In lessen TO kan
de werking van een dynamo aan bod komen.
Zichtbaarheid
2.2.7 Fietsonderhoud
In aanloop naar een niet-aangekondigde ets-
controle is het goed om samen met de leerlingen
hun etsen na te kijken en tips te geven voor een
goed onderhoud. Aan verlichting kan gerust extra
aandacht besteed worden. Een etsatelier kan
daarvoor het uitgelezen middel zijn. Een etsatelier
is een plek op school waar leerlingen zelf aan hun
ets kunnen sleutelen. Daar is het nodige materieel
voorhanden en zijn ook enkele begeleiders die er
wat meer van kennen. Zij kunnen de leerlingen be-
geleiden bij het herstellen van hun ets. Het gaat
dan wel enkel om de eenvoudige klussen (bv. band
oppompen, remkabel aanspannen, licht herstellen,
enzovoort). Het is niet de bedoeling dat leerlingen
er worden opgeleid tot echte etsenmakers.
Educatief actieplan
15
2.2.8 Refecterende kledij
Het belang van reecterende kledij is niet te
onderschatten. Als het donker is en je draagt
donkere kleren, zal een automobilist je pas op
twintig meter afstand opmerken. Als je lichte
kledij aanhebt, is dat al op vijftig meter, maar met
reecterend materiaal word je al gezien van op
150 meter! In het basisonderwijs slaagt men er
over het algemeen in om leerlingen uorescerend
en/of reecterend materiaal te laten dragen. Het
is belangrijk om dat in het secundair onderwijs
voort te zetten. De kunst bestaat erin om uokledij
aantrekkelijk te maken voor de doelgroep secundair
onderwijs.
2.2.9 Dode hoek
Ook het thema dode hoek komt normaal gezien in
het lager onderwijs al aan bod. Toch is herhaling
hier een nuttig didactisch principe, zeker omdat
vastgesteld wordt dat de dode hoek regelmatig
de oorzaak is van zware verkeersongevallen.
Dit thema kan aangebracht worden door middel
van een project in samenwerking met bijvoorbeeld
de Fietsersbond, of samen met een lokale tran-
sportonderneming. Qua communicatie zijn er
voldoende informatie- en sensibilisatiefolders
beschikbaar.
2.2.10 Niet-aangekondigde fetscontrole
In de voorbije periode werd al aandacht besteed
aan het in orde brengen van een ets. Nu kan
op school in overleg met politie een niet-aan-
gekondigde etscontrole gebeuren. Indien hun
ets niet in orde is, krijgen leerlingen een brief en/
of controlekaart mee. Ze krijgen samen met hun
ouders de kans om de ets binnen een bepaalde
periode in orde te brengen. Indien ze hun ets
binnen die periode niet hersteld hebben kan
volgens afspraken een sanctie opgelegd worden.
Daarnaast kan de politie ook op de openbare weg
controles uitvoeren, waarbij ze overtreders een
politionele sanctie kunnen opleggen, bijvoorbeeld
in de vorm van een verkeersklas.
2.2.11 Niet-aangekondigde controle parkeergedrag
In de voorgaande maanden werden door middel
van informatie en sensibilisatie inspanningen
geleverd om het parkeergedrag aan de schoolpoort
in goede banen te leiden (zie 2.2.3). Nu is de tijd
aangebroken om effectieve controles te laten
uitvoeren door de politie, gekoppeld aan een
eventuele boete.
Als passagier
2.2.12 Gedrag in de auto
Wat zijn je rechten en plichten als passagier?
Hoe kun je communiceren met de bestuurder?
Hoe kun je de risicos beperken? Hoe kun je je
veiligheid als passagier bevorderen? Welk ver-
voermiddel kies je om uit te gaan? Ook als passa-
gier kun je een belangrijke rol spelen om de
verplaatsing zo veilig mogelijk te laten verlopen,
zowel in de auto, op een bromets als op een bus
of trein. Wanneer er in de school rond sociale
vaardigheden gewerkt wordt, is dat zeker een van
de themas waar aandacht aan besteed kan en
moet worden. Hierover bestaat een interessante
informatiefolder die leerkrachten kan inspireren
voor een leergesprek en die met de leerlingen
meegegeven kan worden.
16
2.2.13 Gedrag in de bus
Zoals op elke openbare plaats, is het op een bus,
tram of trein ook van belang dat mensen zich aan
bepaalde afspraken houden. Zo zijn er bijvoorbeeld
gedragsregels voor het op- en afstappen en regels
over het gedrag tegenover andere passagiers.
Het is belangrijk dat de leerlingen diezelfde regels
ook toepassen tijdens schooluitstappen met de
bus. Dit thema kan daardoor aan bod komen bij
de voorbereiding van excursies. Bij De Lijn kunnen
hier informatiefolders over aangevraagd worden.
2.2.14 Busevacuatie
Het openbaar vervoer is zeer veilig in gebruik,
veel veiliger dan de andere vervoermiddelen.
Toch gebeuren er af en toe ongevallen met
(lijn)bussen en trams. Als zoiets gebeurt, is het
belangrijk dat jongeren weten wat ze in zon geval
kunnen en moeten doen om de bus of tram op
een snelle en veilige manier te verlaten. Ook dat
kan weer aan bod komen bij de voorbereiding van
een uitstap.
2.2.15 Gedrag bij een ongeval
Wat zeg je tegen iemand die bij een ongeval
betrokken is geraakt? Of tegen zijn of haar vrienden
of familie? Met deze en andere vragen worden
jongeren geconfronteerd als iemand uit hun omge-
ving bij een ongeval betrokken geraakt. Het is
belangrijk dat de jongeren daar op een goede
manier mee kunnen omgaan. Daarnaast is het ook
belangrijk dat ze op een efcinte manier hulp
kunnen inroepen als ze een ongeval zien gebeuren
of er zelf bij betrokken zijn. Net zoals 2.2.12 kan
dit aan bod komen als er op school rond sociale
vaardigheden gewerkt wordt.
2.2.16 EHBO
Gezondheidseducatie krijgt de laatste tijd bij-
zondere aandacht binnen het onderwijs. Het thema
verkeer mag echter niet vergeten worden in het
subthema veiligheid. Gedrag bij een ongeval is
daarbij een belangrijk aandachtspunt. Dus als
gezondheid als vakoverschrijdend thema aan
bod komt, mag verkeer niet uit het oog verloren
worden. Zo moeten jongeren niet alleen hulp
kunnen inroepen, ze moeten zelf ook eerste
hulp kunnen bieden bij kleine verwondingen ten
gevolge van een ongeval. Het Rode Kruis biedt
opleidingen voor leerkrachten aan, waarmee je
zelf lesgever eerste hulp wordt.
Op uitstap
2.2.17 Opmaak van een reisplan
De leefwereld van jongeren wordt groter als ze in
het secundair onderwijs terechtkomen. Ze leggen
langere afstanden af en moeten verschillende
vervoermiddelen kunnen gebruiken. Om je zelf-
standig te kunnen verplaatsen, is het vaak nodig
om meer dan een vervoermiddel te gebruiken
(bijvoorbeeld met de ets naar het station, daar
de trein nemen en nadien nog de bus). Daarom
is het belangrijk dat jongeren voor elke (grote)
verplaatsing een goed reisplan kunnen opstellen.
Deze vaardigheid kan worden aangebracht door
ervoor te kiezen om een excursie niet uit te
voeren met een gewone reisbus, maar met het
openbaar vervoer, waarbij de leerlingen tijdens de
voorbereiding de route mee uitstippelen.
2.2.18 Afweging van de verschillende
vervoermiddelen
Jongeren hebben vaak de gewoonte om zich te
voet, met de ets of met het openbaar vervoer te
verplaatsen, goede gewoontes die ze niet mogen
aeren. Het is belangrijk dat ze de juiste vervoer-
middelen voor een bepaalde verplaatsing kunnen
kiezen. Dit thema kan best projectmatig aange-
bracht worden, bijvoorbeeld naar aanleiding van
de voorbereiding van een uitstap of vakantie.
Educatief actieplan
Ik vind dat een cursus EHBO tot
het vakkenpakket van het secun-
dair onderwijs zou moeten behoren.
Mijn zoon heeft een cursus EHBO
gevolgd en was erg gemotiveerd!
Chris, 40 jaar, ouder
17
2.3 tweede graad
Periode Thema Onderwerp Databank
s
e
p
t
e
m
b
e
r
-
o
k
t
o
b
e
r
V
e
i
l
i
g

s
c
h
o
o
l
b
e
g
i
n
(2.2.1) Veilig naar school: veiligste schoolroute,
verkenning van de schoolomgeving en afspraken
over begin en einde lessen
verkeerscoaches, schoolbereik-
baarheidskaart, schoolroute,
schooletsroutekaart, schoolvervoerplan
(2.3.2) Veilig stappen en (brom)etsen:
reglement, (risico)gedrag, beschermingsmiddelen
ets, etscontrolekaart, veilig op stap,
voetgangers, etsers, etsen, wees wegwijs,
bromets, brommer, rijbewijs A, brommen
(2.3.3) Afhankelijk van de meest voorkomende
vervoerswijze:
aangekondigde (brom)fetscontrole
gebruik van het openbaar vervoer
sensibilisatie parkeergedrag
etscontrolekaart, openbaar vervoer,
verkeerscoaches, leerlingen aan
het stuur, brommer, brommen
(2.3.4) Brometsvaardigheid brommer, brommen
(2.2.5) Fietsen in groep, begeleid door oudere
leerlingen
verkeerscoaches, etsuitstap, veilig op stap
n
o
v
e
m
b
e
r
-
d
e
c
e
m
b
e
r
Z
i
c
h
t
b
a
a
r
h
e
i
d
(2.3.6) (Brom)etsonderhoud en controle
verlichting
etscontrolekaart, brommen
(2.3.8) Reecterende kledij ik ben graag gezien
(2.2.9) Dode hoek dode hoek
(2.3.9) Niet-aangekondigde (brom)etscontrole etscontrolekaart
(2.2.11) Niet-aangekondigde controle
parkeergedrag
j
a
n
u
a
r
i
-
f
e
b
r
u
a
r
i
A
l
s

p
a
s
s
a
g
i
e
r
(2.2.12) Gedrag in de auto passagiers
(2.2.13) Gedrag in de bus (school- en lijnbus) openbaar vervoer, autocar
(2.3.13) Gedrag op de brom- en motorets passagiers, brommer, brommen,
wolken en een beetje regen
m
a
a
r
t
-

a
p
r
i
l
-
m
e
i
O
p

u
i
t
s
t
a
p(2.2.17) Opmaak van een reisplan openbaar vervoer, stadsverkenning
(2.2.18) Afweging van de verschillende
vervoermiddelen
vervoering, verkeer, weg-wijzer
18
Realisatie- en communicatievoorbeelden
De meeste onderwerpen zijn identiek aan de onderwerpen
van de eerste graad. Daarvoor verwijzen we graag naar de
realisatie- en communicatievoorbeelden die daar voorzien
zijn. Een extra aandachtspunt in de tweede graad is de
bromets. Lang niet alle jongeren zullen met een brom-
ets rijden vanaf hun 16 jaar, maar toch is het belangrijk
om hen daar zo goed mogelijk op voor te bereiden, zowel
wat kennis, mogelijke risicos en vaardigheden betreft.
Deze extra aandacht voor de bromets wordt hieronder
toegelicht.
2.3.2 Veilig stappen en brometsen
Gemiddeld loopt een brometser vijftien keer
meer risico om bij een ongeval betrokken te
raken dan een automobilist. Daarom is het be-
langrijk om jongeren goed voor te bereiden als
ze met een bromets willen gaan rijden. In een
eerste fase kunnen het reglement, (risico)gedrag
en beschermingsmiddelen aan bod komen.
Elementen die daarbij aangehaald kunnen
worden, zijn algemene informatie over het kopen
van een (tweedehands)bromets, de gevaren van
het opdrijven van een bromets, kledij en helm en
tot slot enkele administratieve zaken.
2.3.3 Aangekondigde brometscontrole
Gezien het gevaar van opgedreven brometsen, is
het belangrijk om op regelmatige basis de brom-
etsen te controleren. Net zoals bij etscontroles
kan dat in een eerste fase best aangekondigd ge-
beuren. Het is ook aangewezen om die aange-
kondigde controle in schoolverband te doen,
zodat leerlingen niet bang hoeven te zijn dat hun
bromets door de politie in beslag genomen zal
worden. Na de controle krijgen de leerlingen een
brief en/of che mee met daarop de gebreken die
tegen de volgende keer in orde gebracht moeten
worden. Wanneer de bromets in belangrijke mate
gebreken vertoont en de school oordeelt dat hij
niet meer in het verkeer mag worden gebracht,
wordt aan de ouders gevraagd de bromets op
school te komen ophalen.
2.3.4 Brometsvaardigheid
Zeker voor brometsers is het belangrijk om
naast voldoende kennis ook over de nodige vaar-
digheden te beschikken. Rijden met een brom-
ets vereist immers nog andere en meer vaar-
digheden dan rijden met een ets. Het is nuttig
om jongeren praktische tips te geven over onder
meer de plaats op de weg, kijktechniek, rem-
techniek, rijden bij regen en preventief rijden.
Dit kan gerealiseerd worden in samenwerking
met erkende rijinstructeurs, politie of andere
externe organisaties. Er bestaat ook voldoende
communicatie- en informatiemateriaal.
2.3.6 Brometsonderhoud
Net zoals het belangrijk is dat etsen goed onder-
houden worden, geldt dat ook voor brometsen.
Een bestaand etsatelier zou daarvoor uitgebreid
kunnen worden. In het technisch en beroeps-
onderwijs kan dat ook tijdens de praktijkvakken
aan bod komen.
2.3.9 Niet-aangekondigde bromfetscontrole
Nadat er voldoende aandacht is besteed aan
het onderhoud van brometsen en er ook al een
aangekondigde controle heeft plaatsgevonden,
wordt het tijd voor een niet-aangekondigde
controle. Deze controles kunnen door de politie, in
samenspraak met de school, uitgevoerd worden.
2.3.13 Gedrag op de brom- en motorets
Hoe oud moet je zijn om achter op een bromets
of motorets te mogen zitten? Welke kledij moet
je als passagier dragen? Deze en nog andere zaken
moeten jongeren weten, ook diegenen die niet
zelf met een bromets rijden. Daarnaast moeten
ze ook hier hun sociale rol als passagier durven
opnemen.
Ik ben gepakt met een opgedreven
brommer 88 km/u voor een klasse A
en mijn brommer is in beslag geno-
men... Geen idee wat deze grap me
gaat kosten!

Jelle, 16 jaar
2.4 derde graad 19
Periode Thema Onderwerp Databank
s
e
p
t
e
m
b
e
r
-
o
k
t
o
b
e
r
M
o
b
i
l
i
t
e
i
t
(2.4.1) Opmaak schoolvervoerplan en/
of schoolbereikbaarheidskaart
leerlingen aan het stuur,
schoolbereikbaarheidskaart,
schoolroute, schooletsroute-
kaart, schoolvervoerplan, live,
jeugd gepositioneerd
(2.4.2) Afweging vervoerswijzen leerlingen aan het stuur, automatische
piloot, verkeers- en mobiliteitseducatie
(2.4.3) Aangekondigde (brom)etscontrole etscontrolekaart, brommer, brommen
n
o
v
e
m
b
e
r
-
d
e
c
e
m
b
e
r
J
o
n
g

g
e
l
e
e
r
d
,

o
u
d

g
e
d
a
a
n
(2.4.4) Begeleiding jongere leerlingen verkeerscoaches
(2.4.5) Niet-aangekondigde (brom)etscontrole etscontrolekaart, brommer,
brommen
(2.4.6) Reactie en aangifte bij ongeval,
EHBO en CPR
automatische piloot, jongeval
j
a
n
u
a
r
i
-
f
e
b
r
u
a
r
i
R
i
s
i
c
o
g
e
d
r
a
g
(2.4.7) Alcohol en drugs automatische piloot, invloed, alcoholtesten,
promille, reactietester, WODCA, rijtest,
wel jong, drugs, BOB, (c)roes controle,
its, verkeerslessen, verkeersgetuigen
(2.4.8) Snelheid afgelopen weekend, (c)roes controle, its,
hoofdprijs, verkeersmanieren, gaspedaal, snel,
passagiers, verkeers- en mobiliteitseducatie,
verkeers-lessen, verkeersgetuigen
(2.4.9) Gordeldracht gordel, crashtest, tolwagen,
verkeerslessen, verkeersgetuigen
(2.4.10) Vermoeidheid reactietester, slapen, (c)roes controle,
verkeerslessen, verkeersgetuigen
m
a
a
r
t
-

a
p
r
i
l
-
m
e
i
A
u
t
o
(2.4.11) Theoretisch rijbewijs:
opleiding en examen
rijbewijs, autorijden, wees wegwijs,
rijopleiding, rijsimulator, verkeersborden,
verkeerstekens, weggebruikers,
wegcode
(2.4.12) Verkeersslachtoffers its, jongeval, kinderen van de weg,
zonder afscheid, over-hoop, verkeerd
moment, verkeersslachtoffers, verkeers-
getuigen, en plots is alles anders
20
Realisatie- en communicatievoorbeelden

Mobiliteit
2.4.1 Opmaak schoolvervoerplan/school-
bereikbaarheidskaart
Dit komt al aan bod in de eerste en tweede
graad (zie 2.2.1 en 2.3.1). In de derde graad kan
er echter nog een stapje verder gegaan worden.
De leerlingen worden immers verondersteld in
staat te zijn om mee een schoolvervoerplan op
te stellen en hun eigen standpunt daarin te
motiveren. De uitvoering hiervan kan projectmatig
gebeuren. Onder meer in de lessen informatica en
aardrijkskunde zijn er mogelijkheden om aan een
schoolvervoerplan te werken, bijvoorbeeld bij de
verwerking van gegevens van een enqute.
2.4.2 Afweging vervoermiddelen
Veel jongeren in de derde graad van het secundair
onderwijs dromen ervan hun autorijbewijs te
halen. Op zich niks mis mee uiteraard, de auto is
een handig vervoermiddel, op voorwaarde dat er
op een bewuste manier mee omgegaan wordt.
De laatste jaren neemt het autogebruik spectacu-
lair toe, waardoor we steeds meer geconfronteerd
worden met de nadelige gevolgen ervan (les,
ongevallen, enzovoort). De leerlingen moeten in
staat zijn om op basis van een aantal criteria het
juiste vervoermiddel voor een bepaalde verplaat-
sing te kiezen. Een goede manier om dit aan te
brengen, is door middel van een bevraging de
vervoerswijzekeuze van de leerlingen in kaart te
brengen. De concrete uitwerking hiervan wordt
uitvoerig toegelicht in de educatieve materialen
waarnaar verwezen wordt.
2.4.3 Aangekondigde (brom)etscontrole
Hiervoor verwijzen we graag naar 2.2.3 en 2.3.3.

Jong geleerd, oud gedaan
2.4.4 Begeleiding jongere leerlingen
In het plan voor de eerste en de tweede graad
worden leerlingen van de derde graad vaak
vermeld als mogelijke begeleiders van jongere
leerlingen, naast ouders en leerkrachten. Deze
leerlingen kunnen optreden als zogenaamde
verkeerscoaches. Uiteraard is het dan wel nodig
om die leerlingen daarop voor te bereiden en hen
een goede training te geven. Taken die verkeers-
coaches, mits de nodige opleiding, kunnen uit-
voeren zijn: begeleider van grote groepen etsers
of voetgangers, medewerker van een etsatelier,
Educatief actieplan
toezichter aan de schoolpoort, enzovoort. Bij de
opleiding van verkeerscoaches moet zowel aan-
dacht besteed worden aan verkeerskennis als
aan sociale vaardigheden. Uiteraard is ook een
goede communicatie met de ouders essentieel.
2.4.5 Niet-aangekondigde (brom)fetscontrole
Hiervoor verwijzen we graag naar 2.2.10 en 2.3.9.

2.4.6 Reactie en aangifte bij een ongeval,
EHBO en CPR
In de eerste graad werd al aandacht besteed
aan de reactie en eerste hulp bij ongevallen.
In het kader van het vakoverschrijdend thema
gezondheidseducatie wordt de EHBO uitgebreid
met CPR. Wat het gedrag bij een ongeval betreft,
is het, gezien het feit dat de leerlingen binnenkort
zelf met de wagen mogen rijden, belangrijk dat ze
weten wat de regels en wettelijke verplichtingen
zijn waaraan ze zich moeten houden bij een
verkeersongeval en hoe ze het Europees aan-
rijdingsformulier moeten invullen.

21
Voor de communicatie met ouders zijn er
voldoende sensibiliserende folders of brochures
beschikbaar.
2.4.8 Snelheid
Naast rijden onder invloed is ook onaangepaste
snelheid een belangrijke ongevaloorzaak. Zon
30% van alle ongevallen kan hieraan worden toe-
gewezen. Concreet is het van belang dat leerlingen
beseffen dat snelheid een invloed heeft op de
remafstand en dat leerlingen overtuigd zijn van
het gevaar van gewenning aan snelheid en bereid
zijn daar consequent naar te handelen. Ook de
invloed van snelheid op het gezichtsvermogen
en de gevolgen van de combinatie van snelheid
en slechte weersomstandigheden, zijn elementen
die aan bod kunnen komen. Ook dit onderwerp is
geschikt om een project rond uit te werken, maar
net zoals rijden onder invloed kan dit onderwerp
ook aan bod komen tijdens vakken zoals fysica of
wiskunde. Voor de communicatie met ouders zijn
er voldoende sensibiliserende folders of brochures
beschikbaar.
Risicogedrag
De vier onderwerpen van het thema risicogedrag zijn
uitermate geschikt om gezamenlijk te behandelen in n
project. Voor alle onderwerpen zijn er zowel educatieve
materialen (ook vakgebonden), doe-activiteiten als sensi-
bilisatiematerialen beschikbaar, waardoor het mogelijk is
om het thema op een gentegreerde manier aan te brengen.
Bij de educatieve materialen en/of projecten waarnaar
verwezen wordt, zijn er voorbeelden van zon projectmatige
aanpak.
2.4.7 Alcohol en drugs
Rijden onder invloed is een belangrijke oorzaak
van verkeersongevallen. Ongevallen waarbij alco-
hol in het spel is, komen het meest voor bij
bestuurders tussen 20 en 30 jaar. Daarom is
het belangrijk dat leerlingen goed beseffen
dat alcohol of drugs en rijden niet samengaan.
Concrete doelstellingen van dit onderwerp zijn
de volgende: leerlingen kennen de 0,5 promille-
maatregel en de gevolgen ervan, leerlingen weten
welke mogelijke gedragsveranderingen zich voor-
doen na inname van alcohol, drugs of genees-
middelen, leerlingen weten welke straffen er staan
op rijden onder invloed en ze weten dat er ook
andere vervoerswijzen dan de auto zijn om uit te
gaan. Zoals hierboven vermeld, is het aangewezen
om dit onderwerp projectmatig te benaderen.
Het kan echter ook aan bod komen in vakken
zoals biologie, chemie, fysica, informatica en
wiskunde, waarbij het onderwerp op een meer
wetenschappelijke manier benaderd kan worden.
Ik drink wel eens graag een pintje, en
dikwijls ook meer dan n, dat geef ik
toe. Toch zal ik nooit dronken achter
het stuur kruipen! Wij spreken altijd
op voorhand af wie BOB is. Vaak is
dat mijn lief, zij lust immers geen
alcohol (lacht). Robin, 18 jaar
22
2.4.9 Gordeldracht
Het al dan niet dragen van de gordel is geen oorzaak
van ongevallen, maar het dragen van de gordel kan
de gevolgen van een ongeval wel drastisch ver-
minderen. Zo vermindert de gordel het risico op
een schedelletsel bij een ongeval met meer dan
40% en het risico op overlijden met gemiddeld
50%. Om leerlingen ervan te overtuigen de gordel
te dragen, zijn er verschillende doe-activiteiten
op de markt beschikbaar. Om ze ook de nodige
achtergrondinformatie te bezorgen, is er ook vol-
doende sensibilisatiemateriaal te verkrijgen.
2.4.10 Vermoeidheid
Vermoeidheid wordt vaak onderschat als oorzaak
van ongevallen, maar vaak geeft dat echter aan-
leiding tot ernstige ongevallen. Het is dus beslist
belangrijk om leerlingen ervan bewust te maken
dat ook vermoeidheid een belangrijke factor
is bij het ontstaan van verkeersongevallen. Dit
onderwerp kan ingebed worden in een project
over risicogedrag in het algemeen.

Auto
2.4.11 Theoretisch rijbewijs
De school moet inspanningen leveren opdat
leerlingen in de derde graad secundair onderwijs
de kennis verwerven die moet volstaan als
voorbereiding op het theoretisch rijexamen
categorie B. Over dit onderwerp is veel educatief
materiaal voorhanden, zowel in gedrukte
vorm als op het internet. Vanaf het schooljaar
2008-2009 wordt het project Rijbewijs op
School aangeboden aan alle secun-daire
scholen in Vlaanderen. Met dit project kunnen
Educatief actieplan
scholen hun oudste leerlingen de kans bieden om
les te krijgen van erkende rijinstructeurs en hun
theoretisch rijexamen op school af te leggen, en
dit alles volledig gratis. Naast educatief materiaal
voor het rijbewijs B, is er ook materiaal beschikbaar
voor de andere rijbewijzen (A, C, D en G). Voor
bepaalde doelgroepen kan dat zeker interessant
zijn.
2.4.12 Verkeersslachtoffers
De gevolgen van een ongeval kunnen verschrik-
kelijk zijn. Jongeren kunnen er zelf bij betrokken
raken en er nadien zware medische en psycho-
logische gevolgen van dragen. Ze kunnen een
familielid of vriend verliezen. Om hen te doen
inzien wat de mogelijke gevolgen van risicogedrag
in het verkeer zijn, is het goed om het verhaal
van verkeersslachtoffers te brengen. Dit kan in
de vorm van een boek, een getuigenis op school
of een toneelstuk. Het vak Nederlands leent zich
daar perfect toe.
www.ver-
keerstoets.
Verkeer en duurzame mobiliteit op school
V E I L I G RI CHT I NG J E T HE ORE T I SCH RI J E X AME N
rijbewijs
op schoo
www. ri j bewi j sopschool . be - www. verkeerskunde. be
23
3. Nieuwe VOETen
de vakoverschrijdende eindtermen
vanaf 1 september 2010
24
Nieuwe voeten
Vakoverschrijdende eindtermen (VOETen) zijn minimum-
doelen die niet speciek behoren tot een vakgebied, maar
onder meer door middel van meerdere vakken of onderwijs-
projecten worden nagestreefd. VOETen zijn dus de verant-
woordelijkheid van de school en alle leraren.
Kort samengevat streeft men met de VOETen volgende
doelstellingen na
2
:
een voldoende brede en harmonische vorming garanderen;
waardevolle inhouden, die niet of onvoldoende in vakken
zitten, behandelen;
meer samenhang en evenwicht in het onderwijsaanbod
realiseren;
aan belangrijk geachte maatschappelijke verwachtingen
voldoen;
de band tussen onderwijs en samenleving verstevigen;
scholen stimuleren om als een organisatie samen te werken;
leerlingen sterker motiveren door realistische, levens-
nabije en concreet toepasbare aanknopingspunten aan te
bieden.
Elke school heeft de maatschappelijke opdracht de VOETen
bij de leerlingen na te streven (inspanningsverplichting).
De school toont bij een schooldoorlichting aan dat ze met
een eigen planning aan de VOETen werkt (beleidsvoerend
vermogen van de school).
Gezien voor VOETen geen resultaatsverplichting geldt
en ze niet vakgebonden zijn, hoeven ze ook niet in de
leerplannen te worden opgenomen. Ze kunnen zowel
binnen als buiten de leerplannen worden gerealiseerd. De
leerplannen maken op verschillende wijze melding van de
vakoverschrijdende eindtermen.
De VOETen zijn gemaakt met het oog op zoveel mogelijk
verticale en horizontale samenhang. Dit betekent samen-
hang met vakken en vakoverschrijdende themas van
respectievelijk het onderliggende en hetzelfde onderwijs-
niveau. Er zijn dan ook heel wat aanknopingspunten
tussen vakgebonden en vakoverschrijdende doelstellingen
te vinden.
De VOETen zijn niet meer gebonden aan bepaalde
graden. Bepaalde projecten zijn omwille van de specieke
vervoersmodi en de psychomotorische ontwikkelingsfase
waarin de leerlingen zich bevinden wel leeftijdsgebonden
(bv. Rijbewijs op School).
Wat staat er in de VOETen?
Het behandelen van verkeers- en mobiliteitsthemas is een
kruisbestuiving van eindtermen uit de gemeenschappelijke
stam met eindtermen uit de verschillende contexten.
Hieronder vind je een overzicht van de verschillende
eindtermen die aan bod kunnen komen. Bij de eindtermen
die rechtstreeks te maken hebben met verkeers- en
mobiliteitseducatie geven we cursief n of meerdere
onderwerpen, acties of oefeningen aan die aan bod kunnen
komen. De school en de klas bepalen zelf de aanpak en de
organisatie.
3.1 Gemeenschappelijke stam
De leerlingen:
communicatief vermogen
1 brengen belangrijke elementen van communicatief
handelen in praktijk;
creativiteit
2 kunnen originele ideen en oplossingen
ontwikkelen en uitvoeren;
3 ondernemen zelf stappen om vernieuwingen
te realiseren;
bv. een verkeersveilige schoolomgeving plannen;
een alternatief schoolbereikbaarheidsplan
ontwikkelen;
doorzettingsvermogen
4 blijven, ondanks moeilijkheden, een doel nastreven;
bv. milieuvriendelijke vervoerswijzen promoten
(etsen in plaats van gebracht worden met de auto)
empathie
5 houden rekening met de situatie, opvattingen
en emoties van anderen;
esthetische bekwaamheid
6 kunnen schoonheid ervaren;
7 kunnen schoonheid creren;
2
Bron: http://www.ond.vlaanderen.be/dvo/secundair/faq/faqvoe.htm
25
exploreren
8 benutten leerkansen in diverse situaties;
exibiliteit
9 zijn bereid zich aan te passen aan wisselende
eisen en omstandigheden;
bv. rijstijl aanpassen aan de weersomstandigheden,
tijdelijke wegenwerken,
initiatief
10 engageren zich spontaan;
bv. bij het opstarten van het project
verkeerscoaches
kritisch denken
11 kunnen gegevens, handelwijzen en redeneringen
ter discussie stellen aan de hand van relevante
criteria;
bv. de gevaren van het opfokken van de bromets
12 zijn bekwaam om alternatieven af te wegen en
een bewuste keuze te maken;
bv. keuze van de meest veilige, milieuvriendelijke
en duurzame vervoerswijze
13 kunnen onderwerpen benaderen vanuit
verschillende invalshoeken;
mediawijsheid
14 gaan alert om met media;
15 participeren doordacht via de media aan de
publieke ruimte;
open en constructieve houding
16 houden rekening met ontwikkelingen bij zichzelf
en bij anderen, in de samenleving en de wereld;
17 toetsen de eigen mening over maatschappelijke
gebeurtenissen en trends aan verschillende
standpunten;
respect
18 gedragen zich respectvol;
bv. zijn een heer / dame in het verkeer; reageren
respectvol tegenover de andere deelnemers aan het
verkeer
samenwerken
19 dragen actief bij tot het realiseren van
gemeenschappelijke doelen;
verantwoordelijkheid
20 nemen verantwoordelijkheid op voor het eigen
handelen, in relaties met anderen en in de
samenleving;
bv. passen de verkeersregels toe met aandacht voor
de andere verkeersdeelnemers (reageren proactief)
zelfbeeld
21 verwerven inzicht in de eigen sterke en zwakke
punten;
22 ontwikkelen een eigen identiteit als authentiek
individu, behorend tot verschillende groepen;
zelfredzaamheid
23 doen een beroep op maatschappelijke diensten en
instellingen;
24 maken gebruik van de gepaste kanalen om hun
vragen, problemen, ideen of meningen kenbaar
te maken;
zorgvuldigheid
25 stellen kwaliteitseisen aan hun eigen werk en aan
dat van anderen;
zorgzaamheid
26 gaan om met verscheidenheid;
27 dragen zorg voor de toekomst van zichzelf en de
ander;
bv. ongevallen voorkomen; verantwoorde
vervoerskeuze;
26 3.2 Context 1: lichamelijke gezondheid en veiligheid
3.3 Context 2: mentale gezondheid
De leerlingen:
1 verzorgen en gedragen zich hyginisch;
2 leren het eigen lichaam kennen en reageren adequaat
op lichaamssignalen;
3 vinden evenwicht tussen werk, ontspanning, rust en
beweging;
4 nemen een ergonomische en gevarieerde sta-, zit-,
werk- en tilhouding aan;
5 maken gezonde keuzes in hun dagelijkse voeding;
6 hanteren richtlijnen voor het hyginisch omgaan
met voeding;
7 nemen dagelijks tijd voor lichaamsbeweging;
bv. te voet of met de ets op een veilige manier naar
school
8 schatten de risicos en gevolgen in bij het gebruik van
genotsmiddelen en medicijnen en reageren assertief
in aanbodsituaties;
9 nemen voorzorgsmaatregelen tegen risicovol
lichamelijk contact;
De leerlingen:
1 gaan adequaat om met taakbelasting en met
stressvolle situaties;
bv. respect voor de andere verkeersdeelnemers
in complexe verkeerssituaties
2 gaan gepast om met vreugde, verdriet,
angst, boosheid, verlies en rouw;
3 erkennen probleemsituaties en vragen, accepteren
en bieden hulp;
4 aanvaarden en verwerken hun seksuele ontwikkeling
en veranderingen in de puberteit;
10 participeren aan gezondheids- en
veiligheidsbeleid op school;
bv. veiligste schoolroute, verkennen van de
schoolomgeving en afspraken over het begin en
einde van de lessen
11 passen veiligheidsvoorschriften toe en nemen
voorzorgen voor een veilige leef- en werkomgeving;
bv. het organiseren van een (brom)etscontrole
12 roepen hulp in en dienen eerste hulp en CPR toe;
bv. gedrag bij een ongeval
13 passen het verkeersreglement toe;
bv. kennis van het reglement en het risicogedrag
(reecterende kledij, etsverlichting en -onderhoud,)
14 gebruiken eigen en openbaar vervoer op een veilige
manier;
bv. gedrag in de auto, in de bus; busevacuatie
15 beseffen dat maatschappelijke fenomenen een
impact hebben op veiligheid en gezondheid.
bv. afweging van de verschillende vervoermiddelen
en de impact ervan op veiligheid en gezondheid
5 kunnen zich uiten over en gaan respectvol om met
vriendschap, verliefdheid, seksuele identiteit en
geaardheid, seksuele gevoelens en gedrag;
6 stellen zich weerbaar op;
7 gebruiken beeld, muziek, beweging, drama
of media om zichzelf uit te drukken;
8 herkennen de impact van cultuur- en kunstbeleving
op het eigen gevoelsleven en gedrag en dat van
anderen.
3.4 Context 3: sociorelationele ontwikkeling
De leerlingen:
1 kunnen een relatie opbouwen, onderhouden en
beindigen;
2 erkennen het bestaan van gezagsverhoudingen en
het belang van gelijkwaardigheid, afspraken en
regels in relaties;
bv. het respecteren van de verkeersregels en het
erkennen van het gezag van de politie, van de
busbestuurder,
3 accepteren verschillen en hechten belang aan
respect en zorgzaamheid binnen een relatie;
4 kunnen ongelijk toegeven en zich verontschuldigen;
5 handelen discreet in situaties die dat vereisen;
6 doorprikken vooroordelen, stereotypering,
Nieuwe voeten
27
3.5 Context 4: omgeving en duurzame ontwikkeling
De leerlingen:
1 participeren aan milieubeleid en -zorg op school;
bv. afweging van de verschillende vervoermiddelen
en het impact ervan op milieu
2 herkennen in duurzaamheidsvraagstukken de
verwevenheid tussen economische, sociale en
ecologische aspecten en herkennen de invloed van
techniek en beleid;
bv. keuze van de milieuvriendelijkste en veiligste
vervoermiddelen
3 zoeken naar mogelijkheden om zelf duurzaam gebruik
te maken van ruimte, grondstoffen, goederen, energie
en vervoermiddelen;
bv. meewerken aan en meedenken over een veilige
schoolomgeving (parking versus verplaatsingswijzen);
keuze van de vervoermiddelen
4 zoeken naar duurzame oplossingen om de lokale en
globale leefomgeving te benvloeden en te verbeteren;
bv. uitstippelen van veilige schoolroutes
5 tonen interesse en uiten hun appreciatie voor de
natuur, het landschap en het cultureel erfgoed;
6 voelen de waarde aan van natuurbeleving en het
genieten van de natuur.
3.6 Context 5: politiek-juridische samenleving
De leerlingen:
1 geven aan hoe zij kunnen deelnemen aan
besluitvorming in en opbouw van de samenleving;
bv. het ontwerpen van een verkeersveilige
schoolomgeving
2 passen inspraak, participatie en besluitvorming
toe in rele schoolse situaties;
bv. het ontwerpen van een verkeersveilige
schoolomgeving
3 tonen het belang en dynamisch karakter aan van
mensen- en kinderrechten;
4 zetten zich actief en opbouwend in voor de eigen
echten en die van anderen;
5 tonen aan dat het samenleven in een democratische
rechtsstaat gebaseerd is op rechten en plichten die
gelden voor burgers, organisaties en overheid;
bv. het ontwerpen van een verkeersveilige
schoolomgeving
6 erkennen de rol van controle en evenwicht tussen de
wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht in ons
democratisch bestel;
bv. het niet toepassen van de verkeersreglementering
(aanpassingen, handhaving, straffen,)
7 illustreren de rol van de media en organisaties in
het functioneren van ons democratisch bestel;
8 onderscheiden de hoofdzaken van de federale
Belgische staatsstructuur;
9 toetsen het samenleven in ons democratisch bestel
aan het samenleven onder andere regeringsvormen;
10 illustreren hoe een democratisch beleid het algemeen
belang nastreeft en rekening houdt met ideen,
standpunten en belangen van verschillende
betrokkenen;
11 kunnen van Europese samenwerking, van het
beleid en de instellingen van de Europese Unie de
betekenis voor de eigen leefwereld toelichten;
12 tonen het belang aan van internationale organisaties
en instellingen;
13 geven voorbeelden die duidelijk maken hoe de
mondialisering voordelen, problemen en conicten
inhoudt.
bv. de bevoorrading van fossiele brandstoffen
ongepaste benvloeding en machtsmisbruik;
7 bespreken opvattingen over medische, psychische
en sociale aspecten van samenlevingsvormen, veilig
vrijen, gezinsplanning, zwangerschap en
zwangerschapsafbreking;
8 uiten onbevangen en constructief hun wensen en
gevoelens binnen relaties en stellen en aanvaarden
hierin grenzen;
9 zoeken naar constructieve oplossingen voor
conicten;
bv. verkeerschaos aan de schoolpoort (probleem met
de foutgeparkeerde autos)
10 beargumenteren, in dialoog met anderen, de
dynamiek in hun voorkeur voor bepaalde cultuur en
kunstuitingen;
11 gebruiken cultuur- en kunstuitingen om begrip op te
brengen voor de leefwereld van anderen.
28
3.8 Context 7: socioculturele samenleving
3.7 Context 6: socio-economische samenleving
De leerlingen:
1 beschrijven de dynamiek in leef- en omgangs-
gewoonten, opinies, waarden en normen in eigen en
andere sociale en culturele groepen;
2 gaan constructief om met verschillen tussen mensen
en levensopvattingen;
3 illustreren het belang van sociale samenhang en
solidariteit;
De leerlingen:
1 leggen met voorbeelden uit hoe welvaart wordt
gecreerd en hoe een overheid inkomsten verwerft
en aanwendt;
2 toetsen de eigen opvatting aan de verschillende
opvattingen over welzijn en verdeling van welvaart;
bv. keuze van een verantwoorde vervoerswijze
3 zetten zich in voor de verbetering van het welzijn en
de welvaart in de wereld;
bv. streven naar een basismobiliteit voor iedereen
4 hebben bij het kopen van goederen en het gebruiken
van diensten zowel oog voor prijskwaliteit en
duurzame ontwikkeling als voor de rechten van de
consument;
4 trekken lessen uit historische en actuele voorbeelden
van onverdraagzaamheid, racisme en xenofobie;
5 geven voorbeelden van de potentieel constructieve
en destructieve rol van conicten;
6 gaan actief om met de cultuur en kunst die hen
omringen;
7 illustreren de wederzijdse benvloeding van kunst,
cultuur en techniek, politiek, economie, weten-
schappen en levensbeschouwing.
bv. Voor welk vervoermiddel kiezen we (openbaar
vervoer versus eigen wagen)?
5 geven voorbeelden van het veranderlijke karakter
van arbeid en economische activiteiten;
6 geven voorbeelden van factoren die de waardering
van goederen en diensten benvloeden;
7 kunnen het eigen budget en de persoonlijke
administratie beheren;
8 geven kenmerken, mogelijke oorzaken en gevolgen
van armoede aan;
9 lichten de rol toe van ondernemingen, werkgevers-
en werknemersorganisaties in een nationale en
internationale context.
3.9 Leren leren
1ste graad 2de graad 3de graad
Opvattingen over leren Opvattingen over leren Opvattingen over leren
1. De leerlingen werken ordelijk. 1. De leerlingen werken
planmatig.
1. De leerlingen werken
systematisch.
2. De leerlingen weten dat kennis
en vaardigheden via
verschillende leerstrategien
kunnen verworven worden.
2. De leerlingen reecteren
over hun leeropvattingen,
leermotieven en leer-
strategien.
2. De leerlingen kiezen hun
leerstrategien gericht, met
het oog op te bereiken doelen.
Nieuwe voeten
29
1ste graad 2de graad 3de graad
Informatieverwerving Informatieverwerving Informatieverwerving
3. De leerlingen kunnen gegevens
memoriseren door gebruik te
maken van hulpmiddelen.
3. De leerlingen kunnen uit
gegeven informatiebronnen en
-kanalen kritisch kiezen en
deze raadplegen met het oog
op te bereiken doelen.
3. De leerlingen kunnen diverse
informatiebronnen en -kanalen
kritisch kiezen en
raadplegen met het oog
op te bereiken doelen.
4. De leerlingen orinteren zich in
overzichtelijke informatie door
gebruik te maken van
vormkenmerken zoals titels,
ondertitels, afbeeldingen en
tekstmarkeringen.
5. De leerlingen maken adequaat
gebruik van inhoudstafel en
register.
6. De leerlingen raadplegen
adequaat een documentatie-
centrum, bibliotheek en
multimedia.
Informatieverwerking Informatieverwerking Informatieverwerking
7. De leerlingen zoeken bij het
instuderen van een behandelde
leerinhoud de noodzakelijke
voorkennis opnieuw op in
leerboek, werkboek of notities.
4. De leerlingen kunnen zinvol
inoefenen en herhalen.
4. De leerlingen kunnenverwerkte
informatie vakoverstijgend
en in verschillende situaties
functioneel toepassen.
8. Bij het leren van samen-
hangende informatie:
stellen de leerlingen vragen
bij de leerstof en
beantwoorden deze;
brengen in korte,
gestructureerde teksten
tekstmarkeringen aan;
vervolledigen een schema
aan de hand van geboden
informatie;
leggen verbanden tussen
elementen van de leerstof
9. De leerlingen kunnen samen-
hangende informatie begrijpen
en analyseren door de
betekenis van woorden,
begrippen en zinnen, waar
mogelijk, uit de context af te
leiden of op te zoeken.
5. De leerlingen kunnen gegeven
informatie onder begeleiding
kritisch analyseren en samen-
vatten.
5. De leerlingen kunnen
informatie samenvatten.
30
1ste graad 2de graad 3de graad
Problemen oplossen Problemen oplossen Problemen oplossen
10. Bij het oplossen van een
probleem: herformuleren de
leerlingen het probleem;
bedenken zij onder begeleiding
een oplossingsweg en lichten
die toe; passen zij de gevonden
oplossingsweg toe.
6. De leerlingen herkennen
strategien om problemen op
te lossen en evalueren ze.
6. De leerlingen kunnen op basis
van hypothesen en
verwachtingen mogelijke
oplossingswijzen realistisch
inschatten en uitvoeren.
7. De leerlingen evalueren de
gekozen oplossingswijze en de
oplossing en gaan eventueel
op zoek naar een alternatief.
Regulering van het leerproces Regulering van het leerproces Regulering van het leerproces
11. De leerlingen selecteren en
ordenen het nodige materiaal
en plannen onder begeleiding
hun werktijd.
7. De leerlingen kunnen een
realistische werkplanning op
korte termijn maken.
8. De leerlingen kunnen een
realistische werkplanning op
langere termijn maken.
12. De leerlingen kunnen werken
met een antwoordblad en
correctiesleutel en houden
rekening met lesdoelstellingen
of aanwijzingen van de leraar.
8. De leerlingen kunnen onder
begeleiding hun leerproces
sturen, beoordelen op doel-
gerichtheid en zonodig
aanpassen.
9. De leerlingen sturen hun
leerproces, beoordelen het op
doelgerichtheid en passen het
zonodig aan.
13. De leerlingen vergelijken de
eigen werkwijze met die van
anderen en geven vervolgens
aan waarom iets fout gegaan
is en hoe fouten vermeden
kunnen worden.
9. De leerlingen trekken
conclusies uit eigen leer-
ervaringen en die van anderen.
10. De leerlingen kunnen feedback
geven en ontvangen over hun
leerervaringen.
10. De leerlingen beseffen dat er
verschillende oorzaken zijn
voor slagen en mislukken.
11. De leerlingen kunnen het eigen
aandeel in slagen en mislukken
inschatten.
11. De leerlingen beseffen dat
interesses en waarden het
leerproces benvloeden.
12. De leerlingen erkennen de
invloed van hun interesses en
waarden op hun motivatie.
Studie en beroepsgerichte
keuzebekwaamheid
Studie en beroepsgerichte
keuzebekwaamheid
Studie en beroepsgerichte
keuzebekwaamheid
14. De leerlingen hebben inzicht in
de algemene structuur van het
secundair onderwijs.
12. De leerlingen verwerven een
zinvol overzicht over studie- en
beroepsmogelijkheden.
13. De leerlingen verwerven een
zinvol overzicht over studie- en
beroepsmogelijkheden, dienst-
verlenende instanties met
betrekking tot de arbeidsmarkt
of de verdere studieloopbaan.
15. De leerlingen zijn bereid alle
studierichtingen en beroepen
naar waarde te schatten.
13. De leerlingen zijn bereid alle
studierichtingen en beroepen
naar waarde te schatten.
14. De leerlingen zijn bereid alle
studierichtingen en beroepen
naar waarde te schatten.
16. De leerlingen kunnen hun
interesses en mogelijkheden
inschatten met het oog op een
studiekeuze.
14. De leerlingen kunnen rekening
houden met hun interesses en
mogelijkheden bij hun studie-
of beroepskeuze.
15. De leerlingen houden rekening
met hun interesses en mogelijk-
heden bij hun studie- of
beroepskeuze.
17. De leerlingen wenden
eenvoudige strategien aan
voor het maken van een
studiekeuze.
15. De leerlingen kunnen de
consequenties inschatten van
hun keuzen inzake studie of
beroep.
16. De leerlingen kunnen
reecteren over hun studie- of
beroepskeuze.
30
31
ICT

EERStE gRAAD
De leerlingen:
1 hebben een positieve houding tegenover ICT en zijn
bereid ICT te gebruiken om hen te ondersteunen bij
het leren;
bv. studie van het verkeersreglement; hoe te
reageren in bepaalde verkeerssituaties;
2 gebruiken ICT op een veilige, verantwoorde en
doelmatige manier;
bv. informatie verzamelen over de voor- en nadelen
van bepaalde vervoermiddelen
3 kunnen zelfstandig oefenen in een door ICT
ondersteunde leeromgeving;
bv. voorbereiding op het theoretisch rijexamen
4 kunnen zelfstandig leren in een door ICT
ondersteunde leeromgeving;
5 kunnen ICT gebruiken om eigen ideen creatief
vorm te geven;
6 kunnen met behulp van ICT digitale informatie
opzoeken, verwerken en bewaren;
bv. Wat is de juiste interpretatie van het
verkeersreglement?
7 kunnen ICT gebruiken bij het voorstellen van
informatie aan anderen;
8 kunnen ICT gebruiken om op een veilige,
verantwoorde en doelmatige manier te
communiceren;
9 kunnen afhankelijk van het te bereiken doel adequaat
kiezen uit verschillende ICT-toepassingen;
10 zijn bereid hun handelen bij te sturen na reectie
over hun eigen en elkaars ICT-gebruik.
Technisch-technologische vorming (ASO)
twEEDE gRAAD
Techniek begrijpen
1 De leerlingen kunnen effecten van techniek op mens
en samenleving illustreren en in historisch perspectief
plaatsen (zoals comfort, design, milieu,
consumentisme) ;
bv. de betekenis van mobiliteit in ons leven;
Technisch begrijpen
De leerlingen kunnen
2 kennis en vaardigheden uit verschillende
vakgebieden herkennen in technische realisaties;
3 de eigenheid van het technisch proces (bijvoorbeeld
doelbepaling, ontwerpen, uitvoeren, evalueren)
herkennen en omschrijven.
Attitude
4 De leerlingen ontwikkelen een constructief kritische
houding ten aanzien van techniek, technische
beroepen en ondernemingen/organisaties.
32
Nieuwe voeten
DERDE gRAAD
Techniek begrijpen
De leerlingen kunnen
1 effecten van techniek op mens en samenleving
illustreren en in historisch perspectief plaatsen
(zoals comfort, design, milieu, consumentisme, );
2 effecten van techniek op menselijke gedragingen,
houdingen, waarden en normen illustreren;
3 kenmerken van een technische benadering
onderscheiden van andere benaderingen zoals
wetenschappelijk, artistiek, sociaal, ;
4 gefundeerd oordelen over de rol van ondernemingen/
organisaties in en voor de samenleving bijvoorbeeld
met betrekking tot welvaart, ontwikkeling, welzijn,
Technisch begrijpen
De leerlingen kunnen
5 kennis en vaardigheden uit verschillende sectoren
herkennen;
6 eenvoudige ontwerpen en realisaties evalueren;
7 ondernemingen/organisaties karakteriseren als
uitvoerders van technische processen en de rol van
verschillende technische beroepen en vaardigheden
hierbij toelichten.
Attitude
8 De leerlingen ontwikkelen een constructief kritische
houding ten aanzien van techniek, technische
beroepen en ondernemingen/organisaties.
33
4. Stappenplan
voor de realisatie van een
verkeers- en mobiliteitsbeleid op school
34
Stappenplan
4.1 Informeren en motiveren: zoeken naar een draagvlak
en betrokkenheid uitlokken
4.1.1 Verken de bereidheid
tot vernieuwing
Belangrijk is de bereidheid van directie, cordinatoren en
de meerderheid van het lerarenteam om te komen tot een
samenhangend verkeers- en mobiliteitsbeleid. Dat vereist
niet alleen een morele steun van de schoolleiding, maar ook
eventueel het voorzien van faciliteiten zoals bijvoorbeeld
lokalen, klasvrije leraren en betrokken externen bij piek-
momenten.
3
Boon, W., Henau, L. & Wyckmans, P. (2004). Met alle VOETen op
de grond, implementatie van verkeer en mobiliteit in het secundair
onderwijs. Mechelen: Vlaamse Stichting Verkeerskunde.
4
Beleidsvoerend vermogen van scholen ontwikkelen, een verkenning
(2005). Brussel: Vlaamse Onderwijsraad (VLOR).
5
Departement Onderwijs en Vlaamse Onderwijsraad,
www.gezondheidopschool.be.
Om verkeers- en mobiliteitseducatie op een succesvolle
manier te kunnen implementeren, is het noodzakelijk
dat een school daarover een visie ontwikkelt en een
doordacht beleid uitstippelt. In dit hoofdstuk willen wij
een stappenplan aanbieden om dat op een praktische
manier aan te pakken.
Schematisch kunnen de implementatiestappen
3
voor een
verkeers- en mobiliteitsbeleid net zoals andere vakover-
schrijdende themas in een werkingscirkel voorgesteld
worden. Belangrijk om weten is het volgende: waar je
als schoolgemeenschap instapt, is niet belangrijk. Wie
kwaliteitsvol wil werken, zal op termijn alle vermelde
stappen in een gentegreerde werking tegenkomen. Wie op
deze manier werkt, sluit nauw aan bij het beleidsvoerende
vermogen van scholen
4
en concretiseert er een thema-
tische toepassing van, zoals ook het gezondheidsproject
Op uw gezondheid
5
doet.
4.1.2 Geef duidelijke informatie van
bij het begin en op alle niveaus
Permanente aandacht voor communicatie met actoren
en partners blijft noodzakelijk. Daarvoor zal de school be-
staande communicatie-, overleg- en participatiestructuren
moeten aanspreken, activeren of eventueel op de rails
zetten. Denk zeker aan de leerlingen en leraren op het
klasniveau, directie, cordinatoren, administratief en
onderhoudspersoneel op schoolniveau, ouders, school-
Visie ontwikkelen
Informeren, motiveren
Actieplan opstellen
Doelstellingen bepalen
Evalueren en bijsturen
Bevragen, meten,
inventariseren
Uitvoeren Sterkten-zwakten analyseren
Als thema in lessen, actie,
thema, project of
schoolstructuur uitwerken
Prioriteiten kiezen
s
Verticaal integreren/
leerlijnen opstellen
35
nabije ondersteuners (Centra voor leerlingenbegeleiding
en pedagogische begeleiding) in de schoolomgeving,
eventueel aangevuld met externe partners voor didactische
ondersteuning of gespecialiseerde vorming.
Informatie kan verschillende vormen aannemen:
info- en overlegmomenten op personeelsvergaderingen,
leerlingenraden, participatieraad, pedagogische studie-
dag, workshops, opendeurdagen, infoavonden voor
ouders, enzovoort;
documenten in gedrukte vorm of op de schoolwebsite:
nieuwsbrief, schoolkrant, voorstellingsbrochure, info-
pakketten, een blauwdruk van het verkeer- en mobili-
teitsplan, beschrijving van klasactiviteiten, enzovoort;
de gezamenlijke ondertekening van een intentieverkla-
ring waarbij elke partner zijn engagement onderschrijft.
Die intentieverklaring kan dan dienen als formeel start-
punt van de actie, herkenbaar voor alle betrokkenen.
4.1.3 Zorg voor duidelijke
verantwoordelijkheden
Een verkeers- en mobiliteitsbeleid in een school krijgt
best een gelaat. In grotere secundaire scholen kan dat de
verantwoordelijkheid worden van n of twee personen,
in kleinere scholen is het niet altijd mogelijk en zal de
voorzitter van een ondersteunende werkgroep die taak
best op zich nemen. Belangrijk is dat deze verantwoordelijke
een ofcieel mandaat van de directie krijgt, dat duidelijk
ook naar het lerarenteam werd gepreciseerd. Uitgebreide
informatie en communicatie tussen alle geledingen van bij
de aanvang zorgen ervoor dat het concept van verkeers-
en mobiliteitsbevordering en de gebruikte methodieken
bekend worden en in een positief daglicht komen te staan.
De kunst is om het verkeers- en mobiliteitsbeleid te laten
behoren tot de verantwoordelijkheid van iedereen. De werk-
groep zal dus voortdurend moeten verduidelijken wie waar
en met welke actie zijn steentje bijdraagt. Daarvoor is een
heldere implementatiemethodiek nodig.
4.1.4 Begin bij het inschakelen van
bestaande overlegstructuren
Goed werkende vakwerkgroepen kunnen nakijken welke
aanknopingspunten binnen hun leergebied of -vak aan bod
komen. In het secundair onderwijs kan zo mee de gestruc-
tureerde schoolinspanning van het vakoverschrijdende
thema ingevuld worden. Een nieuwe overlegstructuur
oprichten is wellicht niet nodig. Bestaand overleg kan
eventueel bijgesteld worden, waarbij de mogelijkheid
bestaat om CLB, preventieadviseur, directie, enkele
projectbetrokken leraren en ouders duidelijk als actieve
gesprekspartners te betrekken. Het bespreken van de diverse
implementatiestappen, het verzamelen van prioriteiten,
het vastleggen van planning, acties en activiteiten gespreid
over een heel jaar, het opvolgen van de resultaten en het
zo nodig bijsturen, vormen de logische taakinvulling van
deze werkgroep. Communicatie met en actieve inbreng
van schoolraad, oudercomit, personeelsvergadering,
leerlingenraad en andere zorgen ervoor dat verkeer en
mobiliteit op school de zaak van iedereen is.
De werkgroep verkeer introduceerde
enkele jaren geleden de etspools op
school. Ik merk dat de kinderen uit de
etspool vrienden geworden zijn, ook
al verschillen ze in leeftijd!
Marc, 36 jaar, papa
36
4.1.5 Spreek externe partners aan
Wie een verkeers- en mobiliteitsbeleid wil ontwikkelen
en concrete activiteiten op verschillende niveaus wenst
uit te werken, kan daarvoor externe partners aanspreken
die vanuit hun functie of expertise voor ondersteuning
kunnen zorgen. Voorbeelden zijn:
andere scholen uit gemeente of stad;
lokale of federale politie;
openbaar vervoer (De Lijn, NMBS, );
verkeers- en mobiliteitsorganisaties (BIVV, VSV,
Fietsersbond vzw, Mobiel 21 vzw, );
pechverhelpingsdiensten (VAB, Touring, );
rijscholen;
lokaal gezondheidsoverleg (LOGO);
sponsors (verzekeringen, );
regionale media;
buurtbewoners (wijk);

4.1.6 Betrek en motiveer actoren en
partners via concrete activiteiten
Het is belangrijk om elke doelgroep, of het nu leerlingen,
leraren, schoolpersoneel in het algemeen, ouders of lokale
schoolbetrokkenen zijn, op een specieke wijze aan te
spreken en te motiveren.
Leerlingen
een vast agendapunt op de leerlingenraad;
concrete verantwoordelijkheid geven
(bv. signaalfunctie, verkeerscoaches);
redactie van de schoolkrantartikels;
etsatelier als minionderneming laten beheren;

Stappenplan
Leraren en ander personeel
regelmatige feedback over verkeer en mobiliteit op
personeelsvergadering;
aandacht voor verkeer en mobiliteit op informele
contacten, uitstappen, en dergelijke;
nascholing, studienamiddagen;
positieve verkeers- en mobiliteitsacties voor personeel;
nieuwsbrief;
uitwisseling met andere scholen;

Ouders
vast agendapunt voor oudervereniging en ouderraad;
organisatie van contactmomenten (bv. infoavond);
nieuwsbrief;
activiteiten rond verkeer en mobiliteitsthematiek(en)
op opendeurdagen;
ouders vanuit hun professionele of persoonlijke
expertise aantrekken als adviseur voor een verkeers- en
mobiliteitsbeleid;

Lokale schoolomgeving
deelname aan het netwerk van het lokale Logo;
activiteiten samen met buurtbewoners
(bv. verkeersarme buurt);
zoeken naar sponsors;
toneelvoorstelling rond verkeer en
mobiliteit voor de buurt;
uitnodigen lokale media bij schoolactiviteiten;

Deze maand is er bij ons op school


een etsatelier opgericht. En keer per
week gaan we er s middags sleutelen
aan onze etsen, en leren we bij over
etsherstellingen. Een tof initiatief!
Glenn, 16 jaar, leerling mechanica
37
4.2.1 Bevragen en meten
Wat er leeft bij leerlingen en bij leraren, kan zichtbaar
gemaakt worden door een bevraging op schoolniveau.
Het is echter zeker niet altijd nodig. Vaak zijn Vlaamse
cijfergegevens voldoende. De volgende websites kunnen
daarbij zeer nuttig zijn:
www.statbel.fgov.be/port/mob_nl.asp
(Mobiliteitsportaal federale overheid)
www.mobielvlaanderen.be
(Mobiliteitsportaal Vlaamse overheid)
http://aps.vlaanderen.be
(studiedienst Vlaamse regering)
4.2.2 Inventariseren
Een inventarisatie van alle bestaande verkeers- en
mobiliteitsinspanningen op school is een werk van velen
dat binnen een beperkte werkgroep of door enkele
sleutelguren gecentraliseerd en opgevolgd moet
worden. Dat geeft de kans om een breed overleg tussen
alle betrokkenen op te zetten: team, leerlingen, ouders,
enzovoort. Deze inventarisatie moet aandacht schenken
aan de leerplannen van diverse leervakken en aan de
vakoverschrijdende eindtermen (speciek gezondheid en
milieu, maar verder ook opvoeden tot burgerzin, sociale
vaardigheden en leren leren). Ook klas-, schoolactiviteiten
en projecten, de fysieke schoolomgeving, de school en
de onderwijsorganisatie, het schoolklimaat, gehanteerde
waarden en normen, de werking van de schoolnabije
diensten en de lokale schoolomgeving worden best mee
bekeken om de globale inspanning te kunnen beschrijven.
4.2 Bevragen, meten of inventariseren:
vertrekken van het eigen schoolniveau
6
Vrij naar: Moens, O. (2007). Werken aan een gezondheidsbeleid op school. Brussel: Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie.
Dit document kan ofwel gebruikt worden voor inventarisatie, ofwel voor brainstorming en planning, maar niet door elkaar.
4.3 Noden vastleggen en prioriteiten bepalen
4.3.1 Omschrijf de behoeften van de school
De verzamelde informatie maakt noden en behoeften
zichtbaar. Via informatie en bespreking in diverse groepen
worden die behoeften kenbaar gemaakt en verjnd en
worden mogelijke initiatieven bewust geformuleerd.
Hiervoor bestaat een interessant schema (VIG)
6
dat op een
duidelijke wijze de bestaande inspanningen verbindt met
de doelgroep en realisaties. Het toont niveaus en luiken van
het verkeers- en mobiliteitsbeleid waaraan nog gewerkt
kan worden. In bijlage vindt je ook een ingevulde tabel
met een aantal voorbeelden. De ingevulde voorbeelden
zijn zeker niet limitatief, maar vormen slechts een aanzet.
38
betrokkenheid en het draagvlak. Door gebruik te maken
van bestaande methodieken kan de selectie beter worden
gestructureerd en het overleg vergemakkelijkt.
4.3.2 Leg prioriteiten voor actie vast
Bespreek welke noden belangrijk zijn. Daaruit vloeien dan
methodieken en activiteiten voort. Betrek alle partners bij
het vastleggen en stel mogelijk jaarlijks bij. Zo stijgt de
SCHOOLOPLEIDING
Individuele leerling
(preventief-curatief)
School
(schoolbeleid, preventie
en veiligheid)
Schoolomgeving
(lokale politie,
gemeente, netwerking)
EDUCATIE
(organisatie curriculum,
leerlingenbegeleiding, )
STRUCTUREN
(schoolactiviteiten, leef-,
leer- en werkomgeving,
schoolklimaat, )
AFSPRAKEN
(school-, arbeids-, en
veiligheidsreglement,
afspraken, houding, )
Bij het opstellen van een educatief actieplan, wordt best
aandacht geschonken aan de volgende elementen:
De structuur: organisatie van de school, wijze van
werken rond verkeer en mobiliteit, realisaties tot hier-
toe, nood aan welke organisatievormen, opname en
uitwerking in het schoolwerkplan en het school-
reglement, enzovoort.
De aanpak: hoe komt verkeer en mobiliteit vakge-
bonden en vakoverschrijdend aan bod in het lessen-
pakket, wat willen we eigenlijk?
De betrokkenheid van de medewerkers: oppervlakkig,
grondig, ook van externen en welke dan?
De betrokkenheid van de leerlingen:
komt iedereen voldoende aan bod?
De betrokkenheid van de ouders: bestaande
expertise benutten, medewerking vragen?
De betrokkenheid van diverse maatschappelijke
geledingen: stad of gemeente, buurt of wijk, lokale
verenigingen, enzovoort.
De haalbaarheid: investering van mensen, middelen,
materiaal en tijd?
De drie realisatieniveaus: evenwichtig en in
onderlinge relatie?
De doelstellingen: wat willen we bereiken? Wat
moeten leerlingen na aoop kennen, kunnen en/of
willen?
De werking van het schoolteam: communicatie,
sfeer, welbevinden, ?
De evaluatie: soort, hoe, vraagstelling?
Welke aspecten/ gegevens?
De continuteit: hoe verder?
Mogelijkheden na het project.
4.4 Een educatief actieplan opstellen
Stappenplan
Tabel 1: Behoefteomschrijving verkeers- en mobiliteitseducatie
39
Om goed te kunnen evalueren en eventueel bij te sturen,
geven we hieronder enkele tips:
Denk vooraf na over evaluatie op verschillende
momenten.
Leg al vanaf het begin de opvolging van het proces
en de tussentijdse toetsingsmomenten vast.
Verzamel op regelmatige momenten informatie over
de activiteiten en de resultaten van de uitgevoerde
programmas.
Kijk naar de werking en het beleid rond verkeer en
mobiliteit vanuit:
het proces (wat gebeurt er, hoe en waarom?);
het bereiken van de doelstellingen van de werking
en van het beleid (bereiken we wat we wilden
bereiken?).
Meet eventueel succes door:
enkel te doen wat nodig is om de doelstellingen
te bereiken (proces, uitkomst of effect);
het eenvoudig te houden en regelmatig feedback
aan betrokkenen te geven;
gebruik te maken van de analyse van de begin-
situatie en zo je evaluatie te richten;
4.5 Evalueren en bijsturen
de resultaten uit te wisselen zodat overlegstructuren
suggesties voor bijsturing en actie kunnen geven;
de eindbeslissing bij de werk- of stuurgroep te laten
liggen.
Het denken in het onderwijslandschap is voortdurend in
beweging. Wie de kwaliteit van verkeers- en mobiliteits-
inspanningen wil evalueren
7
, moet dus extra letten op de
volgende elementen:
een breed draagvlak op school opzetten;
alle geledingen laten participeren;
werken met prioriteiten (vanuit analyse eindtermen,
metingen, enqutes, );
leerlingen en ouders waar mogelijk in planning en
uitvoering betrekken;
concrete acties rond beweging, verkeer en mobiliteit
structureel inbedden;
aandacht besteden aan schoolexterne samenwerking
en netwerking;
een holistische kijk op verkeer en mobiliteit
ontwikkelen.
7
Borms, M., Henau, L. & Wyckmans, P. (2004). Zelfevaluatiedocument: Verkeers- en mobiliteitseducatie in de 1
ste
, 2
de
en 3
de
graad secundair
onderwijs. Mechelen: Vlaamse Stichting Verkeerskunde.
40
Bibliograe
Auwerx, P. (2004). Leerlingen aan het stuur.
Mechelen: Vlaamse Stichting Verkeerskunde.
Boon, W., Henau, L. & Wyckmans, P. (2003).
Met alle VOETen op de grond. Mechelen:
Vlaamse Stichting Verkeerskunde.
Borms, M., Henau, L. & Wyckmans, P. (2004).
Zelfevaluatiedocument Verkeers- en mobiliteits-
educatie in de 1
ste
, 2
de
en 3
de
graad secundair onderwijs.
Mechelen: Vlaamse Stichting Verkeerskunde.
Bossaert, E. & Mestiaen, B. (2004). Op automatische
piloot. Een werkboek over auto en mobiliteit voor de
derde graad TSO en BSO.
Mechelen: Vlaamse Stichting Verkeerskunde.
Canters, R. & De Bent, V. (2004).
Verkeers- en mobiliteitseducatie: ook in uw klas?
Mechelen: Vlaamse Stichting Verkeerskunde.
De bon/bank op! Verkeersklassen door de lokale
politie. (2007).
Mechelen: Vlaamse Stichting Verkeerskunde (cd-rom).
Dergent, S., De Smedt, T. & Gabriels, D. (2007).
Van meestapper tot superstapper.
Mechelen: Vlaamse Stichting Verkeerskunde.
Desmedt, L. et al. (2005). Met het openbaar vervoer op
stadsverkenning. Een excursie aardrijkskunde structuur
van een stad voor de leerlingen van de eerste graad
secundair onderwijs.
Mechelen: Vlaamse Stichting Verkeerskunde.
Fietsateliers op school. (2008).
Levenslijn-Kinderfonds (promotiebrief).
Gabriels, D. & Samyn, M. (2007). Verkeerscoaches.
Bakens aan de schoolpoort.
Mechelen: Vlaamse Stichting Verkeerskunde.
Het woord aan de passagiers! (2007). Brussel:
Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid (folder).
Je brommer, je leven. (2004).
Brussel: Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid (video).
Moens, O. (2007). Werken aan een gezondheidsbeleid
op school.
Brussel: Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie.
Op uw gezondheid! Strategisch plan over gezondheids-
bevordering in het basis- en secundair onderwijs. (2007).
Vlaamse onderwijsraad, commissie gezondheids-
bevordering.
Schoolvervoerplan, sleutel tot een bereikbare school. (2007).
Mechelen: Vlaamse Stichting Verkeerskunde (folder).
Verkeersveiligheidsplan Vlaanderen. (2007).
Brussel: Kabinet minister Van Brempt.
Colofon
Werkgroep actualisatie
Luc Henau, Paul Wyckmans, Guy Scheijnen,
Inneke Fichefet, Jan Huygebaert, Els Hendrickx,
Annemarie Defoer, Fred Meijlaers, Paul Derkinderen,
Ellen Van Eyndhoven en Marc De Groote
Cordinatie & eindredactie
Dirk Gabriels, Stijn Dergent, Els Hendrickx en
Dries Rombouts
Fotos
Stefan Dewickere, Stijn Volders, Johan Van
Becelaere, Politiezone Gent, Dirk Gabriels,
Annie De Brue en David Legrve
Lay-out
www.fbd.be (10-0940)
Verantwoordelijke uitgever
Jan Peumans
Louizastraat 40, 2800 Mechelen
Wettelijk depot
D/2010/8258/11
Herziene druk
Mechelen, september 2010
Kostprijs
8,50 euro
Niets uit deze uitgave mag, op welke wijze dan ook,
worden overgenomen zonder de uitdrukkelijke
schriftelijke toestemming van de uitgever.
41
42
Vlaamse Stichting Verkeerskunde
Louizastraat 40, 2800 Mechelen
Tel. 015 44 65 50
Fax 015 44 65 59
info@verkeerskunde.be
www.verkeerskunde.be

Vous aimerez peut-être aussi