Vous êtes sur la page 1sur 7

Eindtermen

EERSTE KLEUTERKLAS
POSITIEVE INGESTELDHEID

 kan betrokken bezig zijn


 heeft interesse in het klasgebeuren

EMOTIONELE ONTWIKKELING

 kent, beleeft en herkent de hoofdgevoelens: blij - bang - boos - verdrietig


 kan gevoelens uitdrukken via lichaamstaal

SOCIALE ONTWIKKELING

 kan korte tijd samenspelen


 heeft al toevallige vriendjes

MORELE ONTWIKKELING

 kan eenvoudige regels en afspraken naleven


 kan ervaren dat eigen gedrag gevolgen kan hebben

GODSDIENSTIGE ONTWIKKELING

 kan genieten van de schepping


 even kunnen stil zijn

MUZISCHE ONTWIKKELING

 al doende zintuigelijke ervaringen opdoen


 techniek kennen van scheuren - kleven - stempelen - schilderen
 luisteren naar versjes en ze mee zeggen

MOTORISCHE ONTWIKKELING

 GROVE

 kan houding en bewegingen nabootsen


 heeft een goede uithouding
 kan vlot lopen, stappen
 kan duwen, heffen, trekken
 kan snel reageren op bepaalde prikkel en zo de bewegingen snel afremmen.
 is behendig in het nemen van hindernissen
 botsen niet tegen elkaar bij het lopen
 kan gelijktijdig met beide voeten springen
 kan een trap opgaan
 kan op één been staan
 stapt op de brede kant van de Zweedse bank
 kan een bal gooien en rollen
 FIJNE
 knippen: kennis maken met een schaar
 kan grote vlakken inkleuren
 tracht te tekenen vanuit de pols
 tracht de potloodgreep juist te gebruiken
 kan een kopvoeter tekenen
 kan nauwkeurig plaats geven aan voorwerpen: bouwen - inlegpuzzels
 oog - handcoördinatie: steekparels - dikke parels rijgen

ZINTUIGLIJKE ONTWIKKELING

 verkent de ruimte rondom zich


 ontdekt grote verschillen en gelijkenissen

VERSTANDELIJKE ONTWIKKELING

 sorteert de vier hoofdkleuren


 kent de naam van enkele getallen
 sorteert volgens 1 kenmerk
 kan antwoorden op wat - vragen
 kan een eenv. inlegpuzzel maken

TAALONTWIKKELING

 gebruikt eenvoudige woorden


 spreekt alle klanken en tweeklanken uit
 praat verstaanbaar.
 begrijpt eenv.opdrachten
 luistert naar een eenvoudig verhaal met ondersteuning
 kan een verhaal logisch opbouwen (in de juiste volgorde)
 kan relaties leggen en lost eenvoudig raadsels op
 kan vragen gericht beantwoorden
 kan eigenschappen erkennen, benoemen, vergelijken, ordenen
 kan spreken over ervaringen, gebeurtenissen. gevoelens...
 kent eigen symbolen en dat van de vriendjes
 begrijpt eenvoudige pictogrammen
 spreekt in woordzinnen van 3-5 woorden

ONTWIKKELING VAN ZELFSSTURING

 wast en droogt zelf de handen


 kan zich gedeeltelijk aan en uitkleden.
TWEEDE KLEUTERKLAS
POSITIEVE INGESTELDHEID

 kan initiatief nemen


 heeft interesse in eigen werk en dat van anderen
 voelt zich goed in de groep

EMOTIONELE OPV.

 komt voor zichzelf op


 heeft zelfvertrouwen

SOCIALE ONTWIKKELING

 kan speelgoed en materiaal delen


 kan langere tijd samen spelen
 kan beurt afwachten in de groep

MORELE OPV.

 kan regels en afspraken naleven ook als de L. niet in de buurt is.


 kan waarden respecteren: dank je wel - netjes eten - beleefd vragen

GODSDIENSTIGE ONTWIKKELING

 kan een korte tijd stil worden


 zich inlevend herkennen in een figuur uit een verhaal
 heeft respect voor mens en natuur

MUZISCHE ONTWIKKELING

 kan tot een werkstuk komen met aangeboden materiaal


 kan zich inleven in een rol, in een verhaal en kan dit verhaal terug opbouwen
 beleeft plezier aan mee zingen, muziek beluisteren
 kan een versje opzeggen

MOTORISCHE ONTWIKKELING

 GROVE
 afremmen van beweging
 bootst eenvoudig houdingen na aan de hand van prenten
 kan rond eigen lengte -as rollen
 loopt: vlot en snel
 kan gelijktijdig met beide voeten springen
 kan trappen opgaan zonder tussen passen
 kan langere tijd op één been staan
 kan gericht: bal gooien - bal rollen
 kan naar een bep. richting lopen
 vindt plaats terug in een rij
 kan beschikbare ruimte volledig benutten
 kan vlot op de brede kant van de Zweedse bank stappen
 FIJNE
 knippen: schaar juist hanteren - op een rechte lijn knippen
 kleuren binnen de lijnen: kleinere vlakken
 tekenen: grove motorische schrijfpatronen in zand, met verf, op krijtbord
 verfijnen van prikken - scheuren
 oog - handcoördinatie: kralen rijgen
 potloodgreep: oefenen en steeds verbeteren
 tekent een eenvoudig kindfiguur.

ZINTUIGLIJKE ONTWIKKELING

 kan kleine gelijkenissen en verschillen zien bij voorwerpen


 kan voorwerpen herkennen door ze te betasten
 kan geluiden benoemen en herkennen.

VERSTANDELIJKE ONTWIKKELING

 kan sorteren naar 2 -3 kenmerken


 kan verschillende kleuren benoemen
 kan antwoorden op hoe, waarom, wanneer vragen
 kan een eenv. puzzel maken
 begrijpt en gebruikt tijdsbegrippen als morgen - eerst - later - vroeger...
 kan tellen tot 5
 kan via een één - één relatie hoeveelheden vergelijken.

TAALONTWIKKELING

 kent medeklinkerverbindingen - ook achteraan een woord


 gebruikt zelfstandige naamwoorden, werkwoorden
 kan tweeledige opdrachten begrijpen en uitvoeren
 probeert rijmwoorden: nonsens rijmen
 erkent eigenschappen, kan ze benoemen, vergelijken en ordenen
 spreekt over ervaringen.- gebeurtenissen - gevoelens....
 kent en gebruikt symbolen en pictogrammen
 spreekt in goed gestructureerde eenvoudige zinnen.
 gebruikt verkleinwoorden, meervoudsvormen, variatie in werkwoorden
 herkent trefwoorden in een zin
 kan een woord herhalen in een reeks vb. achterste
 zin van 4 -5 woorden nazeggen

ONTWIKKELING VAN ZELFSTURING

 kan zelfstandig een keuze maken binnen het aanbod


 begrijpt een eenv. opdracht en kan ze zelfstandig uitvoeren met hulp (leidster - picto - aanw.)
 kan tanden poetsen, jas aan en uitdoen - jas sluiten
DERDE KLEUTERKLAS
POSITIEVE INGESTELDHEID

 durft zijn mening uiten


 komt voor zichzelf op
 kan een activiteit intens volhouden en afwerken

EMOTIONELE ONTWIKKELING

 kan over een emotionele situatie nadenken en naspelen: vb ruzie


 kan zich beheersen en rekening houden met anderen
 kan aandacht delen

SOCIALE ONTWIKKELING

 heeft al echte vrienden


 kan ruzie bijleggen
 kan samen werken

MORELE ONTWIKKELING

 kan bespreken of gedrag al dan niet goed of fout is


 respecteert waarden als eerlijkheid - zorgen voor anderen en voor het materiaal - beleefdheid

GODSDIENSTIGE ONTWIKKELING

 mee beleven dat we met Iemand verbonden zijn


 aanvoelen dat Jezus en andere geloofsfiguren betekenis hebben voor volwassenen
 vertrouwd raken met christelijke symbolen en gebruiken

MUZISCHE ONTWIKKELING

 kan fijne werkstukken creëren met aangeboden materiaal


 kan genieten van een mooi boek, een mooi lied..
 zegt vooraf wat hij zal tekenen en doet dit ook
 kent langere versjes en liedjes
 kan eigen ervaringen, belevingen, gedachten , gevoelens creatief spelend uitbeelden.

MOTORISCHE ONTWIKKELING

 GROVE

 vlotheid, lenigheid, durf,behendigheid.


 heeft een goede uithouding
 kan achteruit en over hindernissen springen
 huppelt - hinkelt
 kan gelijktijdig met beide voeten springen
 kan op één been springen
 kan bal gooien: gericht gooien naar een voorwerp, op de juiste manier, van op een
behoorlijke afstand
 kan bal rollen - dribbelen met bal
 structuratie in de ruimte: niet botsen tegen elkaar - ruimte gebruiken die er is
 evenwicht : statisch: op één been: op de grond
 dynamisch: vlot over evenwichtsbank ( niet te smalle basis )
 kan lichaamschema beheersen:ellebogen , polsen, schouders, enkels, oksels
 FIJNE
 knippen: in andere materialen: in stof met een scherpe schaar
 prentjes rond knippen
 vorm geven met de schaar
 vrij aan de rand van een blad
 kan kleuren binnen de lijnen: vlakvulling, juist kleuren gebruiken, geen blad draaien
 plaatst nauwkeurig voorwerpen : bouwen : nabouwen volgens plan, torens bouwen die
niet omvallen
 die niet omvallen
 de potloodgreep: moet correct zijn - soepel
 tekenen van kindje: dubbele lijn voor benen en armen - haar en details
 voorbereidende schrijfoefening: eenvoudige basispatronen worden fijner

ZINTUIGLIJKE ONTWIKKELING

 kan geluiden, geuren situeren en onderscheiden


 beschrijft voorwerpen enkel door te betasten

VERSTANDELIJKE ONTWIKKELING

 kan meerdelige opdrachten begrijpen en uitvoeren


 kan verschillende manieren zien om te sorteren en kan die gevormde groepjes doorsorteren.
 maakt onderscheid tussen fantasie en werkelijkheid
 krijgt inzicht in links en rechts
 kan moeilijke puzzels maken
 kan terug- en vooruitblikken in de tijd
 begrijpt en gebruikt : meer - minder - de helft - groter, kleiner dan
 krijgt inzicht in cijfers en ontwikkelt getalbeelden
 gebruikt actief ruimtelijke begrippen

TAALONTWIKKELING

 spreekt alle medeklinkers uit: r - s - l


 spreekt speciale verbindingen juist : borstel - herfst - stroom - school - sjaal - spleet
 gebruikt moeilijke woorden en meerlettergrepige woorden
 kan een verhaal volgen zonder ondersteuning
 kan een verhaal opbouwen met 6 prenten
 legt relaties - lost raadsels op
 kan gericht vragen beantwoorden en bij het onderwerp blijven
 kan rijmen
 heeft interesse voor letters
 spreekt in samengestelde zinnen,
 gebruik van verschillende tijden voor werkwoorden is nog moeilijk
 kan woordjes met bep. beginletter zoeken
 hoort verschil in korte en lange woorden
 hoort verschil in klanken horen ( spel ratten en raven)
 splitst woorden: klappen - lopen, ...
 kent de plaats van een woord in een rij, in een zin
 kan delen van een woord samenvoegen
 kan letters samenvoegen tot één woord: b - a - l( is moeilijk)
 kan 4 - 5 woorden nazeggen zonder onderling verband
 kan zinnen met 4 - 8 woorden nazeggen

ONTWIKKELING VAN ZELFSTURING

 kan zichzelf behelpen: neus snuiten - toilet bezoek - hanteren van sluitingen , gereedschappen
 begrijpt een taak en voert ze zelfstandig uit zonder hulp

Vous aimerez peut-être aussi