Vous êtes sur la page 1sur 4

©Frank de Groot

Licht deel 1: Aan het einde van de tunnel is er

(spaarlampen)-licht!
U kent het wel: 11 W = 60 W, de nietszeggende cijfers prijken in grote cijfers op
allerlei reclame voor spaarlampen. Ook de trendy LED-lamp bedient zich van een
mystieke vermelding, als 3,5 W = 40 W.
U hebt alvast gehoord dat onze gewone gloeilamp staat te verdwijnen. Niet
alleen gewone gloeilampen, maar ook bepaalde halogeenlampen en de slechte
spaarlampen. Alle ‘slechteriken’ worden vanaf 2012 verboden voor de verkoop
(en moeten uit de handel zijn). Waarom? Omdat ze te kwistig energie verbruiken
en alzo teveel CO2 produceren, m.a.w. hun lichtopbrengst is te laag.
Of dat verhaal nu echt klopt, is een heel andere kwestie.
Als je alleen het verbruik van een lamp in rekening brengt, ja… Maar als je alles
(ontwikkeling, verpakking, transport, uitval, recyclage…) in rekening gaat
brengen en een vergelijk gaat maken met het netto-CO2 resultaat, kom je
mogelijk wel een ander verhaal tegen. Maar dit even geheel terzijde.

Zeer weinig mensen weten precies, waar het over gaat, wanneer ze een
verlichtapparaat of (vervang)lamp moeten kiezen. Oh, ja er komt licht uit, dat
wel.
Het enige anker dat men bijv. heeft is: 11 W = 60 W ;-) ter vergelijking, van de
lampen onderling .

We bekijken even de verpakking van een van ’s werelds


oudste en grootste lampenbakkers
De consument krijgt reeds veel
informatie. Maar begrijpt hij wat er
bedoelt wordt?
We zien een tabel, gelijkwaardig aan 11
W = 60 W, maar nu staat er 75 W = 15
W en 100 W = 20 W enzovoorts.
Wat bedoelt meneer Philips hiermee?
Hij wil de consument duidelijk maken
dat zijn lamp, in dit geval een
spaar-/compacte fluorescentielamp van
20 Watt evenveel licht produceert als
een ouderwetse gloeilamp van 100
Watt. Maar liefst 85% minder energie
verbruikt deze spaarlamp.
Met een aantal bijkomende
vermeldingen wil meneer Philips de
consument nog meer vertellen. Het is
een lamp qua techniek gelijk aan een
buislamp. Ook hier worden zware
metalen (kwik) gebruikt om de

1
©Frank de Groot

lichtcyclus door gasontladingen op te wekken. De spaarlamp is dus een mini-


buislamp.
De lamp gaat lang mee (zandloper, 15.000 branduren) en is snel op de
bedrijfsmodus (icoon met licht en klokje, sommige spaarlampen hebben 2
minuten nodig). Het dollar icoontje spreekt voor zich… centjes besparen!
Maar is het een goeie lamp? Wat is eigenlijk een goeie (spaarlamp), op papier?
Voor we dat gaan beantwoorden, even een wat moeilijker onderwerp aansnijden.

Moeilijk? Kleurtemperatuur en Kleurweergave-index (CRI)


Op deze 20 watt spaarlamp prijkt de vermelding “warm-wit”. Buislampen
(ouderwets woord voor fluorescentielamp) kunnen erg kil licht geven en dus
ongezellig hard van licht zijn.

De kleurtemperatuur wordt in Kelvin (K) opgegeven. Wanneer een waarde tussen


de 2700-3000K opgegeven wordt is de lamp “warm”. Waarden boven de 4000K
worden als “standaard” = koud ervaren. Men kan in de fluorescentielampen een
scala aan kleurtemperaturen ontwikkelen.
De gloeilamp was altijd “warm” en staat voor precies 2750K (en 99 CRI !!!).
Wanneer op de DHZ-bouwmarkt een buislamp in een armatuur gekocht wordt, zit
er meestal een hele slechte buislamp in.
Slecht, om verschillende redenen: onaangename kleurtemperatuur, slechte
kleurweergave, weinig nuttige branduren en lage output. U denkt een
“spaarzame”- buislamp te kopen, in feite is het goedkoop geproduceerde brol (u
hebt ze niet nodig, maar de CO2 is er wel voor geproduceerd geworden). Elke
fabrikant heeft zowat zijn eigen schaal, om de kleurtemperatuur aan te duiden.
Een universele taal wordt gesproken, als men de schaal van Kelvin (K) gebruikt!

Moraal van dit verhaal: denk even eerst na waar je de lamp gaat gebruiken en
welke lichtkleur hierbij wenselijk is.
Standaard koud licht is en blijft altijd ongezellig. In de garage of kelder is het
vaak wel een nuttige kleur. Als je vaak schildert in de garage, heb je graag een
goede CRI.

De CRI is de color rendering index ofwel de kleurweergave index. Alweer een


heel belangrijke waarde. Je kent het wel, je staat in C&A, kiest een mooie zwarte
broek of een mooi zwart kleedje en eenmaal buiten of thuis blijk de kleur niet
mooi zwart maar eerder een donkerblauw of flauw zwart te zijn.
Het licht in de winkel heeft u bedrogen. Bekijk het rood van het vlees in de
koeltoog bij de beenhouwer. Zie zijn huidskleur veranderen, wanneer hij met zijn
hand in de koeltoog een stuk karbonade neemt.
De kleur van alle dingen wisselt bij de verschillende lichtbronnen (omdat zij een
bepaalde CRI hebben).
De beste kleurweergave en de hoogste waarde heeft de zon. Daarna volgt de
gloeilamp (die wordt verboden vanaf 2011) met bijna meer dan 99 CRI.

Er zijn lichtbronnen die een vreselijk kleurweergave hebben bijv. een oranje
straatlantaarn. Daaronder lijkt alles oranje, wat een vreselijke kleur is ;-) .

2
©Frank de Groot

Wat zegt meneer Philips in ons voorbeeld? Groter of gelijk aan 80 (het kleine
icoontje). Is dat goed… euhm… meneer Philips, hoeveel groter dan 80 precies,
weet je het niet? Tachtig is redelijk slecht. Vanaf 85 CRI kan je al van een betere
kleurweergave spreken; 90-95 CRI is nog véél beter om kleuren te zien, zoals ze
werkelijk zijn.

Met de LED-lampen ligt het nog moeilijker. Wanneer zij volgens de traditionele
spectraalbandmetingen een slechte CRI-waarde bekomen op papier, dan kunnen
LED verlichtingen toch nog een goede kleurweergave hebben (kunnen wil zeggen
soms, het geldt niet voor alle typen).

Een apart artikel wordt aan het LED-fenomeen gewijd.

De kat op de koord: het aantal lumen per watt


Van onze vriendelijke meneer Philips en diens spaarlamp van 20 Watt, nemen we
hier nog een belangrijk stukje van de verpakking mee. Je hebt veel licht nodig om
het te lezen, want nu worden het wel héél kleine
lettertjes.

Alsof het een code was voor de vrijmetselarij wordt in


kleine lettertjes geschreven, wat je eigenlijk moet
weten.
Enfin, neem maar je rekenmachine mee als je lampen
wil vergelijken – want je moet het meestal zelf
uitrekenen.
Naast 145 mA (milliampère) staat 1200 lm (Lumen).
Lumen staat voor het totale licht uitgestraald door de lamp. Dus deze lamp geeft
bij een verbruik van 20 Watt 1200 lumen.
1200 gedeeld door 20 geeft 60 lumen per watt. En nu weten we ineens waarom
11 watt = 60 watt en 15 watt = 75 enzovoorts. Een gewone gloeilamp gaf slechts
tussen de 12 en 18 lumen per watt. Spaarlampen worden met gloeilampen
vergeleken. Spaarlampen doen het véél beter, nml. 55-60 lumen per watt. Dus
een spaarlamp van 11 Watt geeft evenveel Lumen als een gloeilamp van 60
Watt.
Vergeet het bovenstaande echter niet: gewone gloeilampen hebben wél een CRI
van 95-99 en zijn neutraal warm van tint. Een spaarlamp, daar moet je even op
letten, wat deze gaat doen.
Vergelijk de lampen steeds met hun output in lumen per watt (meestal moet je
dat zélf uitrekenen). Schrijnend dat je in een wereld van “CO2-bewustzijn en
vermindering” de belangrijkste waarden niet in grote letters en cijfers op de
verpakkingen ziet staan.

De betere wereld
In de betere verlichtingswereld lees je volgende zaken op een eenduidige manier
van de verpakking af:

• Het totale verbruik & totale Lumen-productie

• Het aantal Lumen per Watt

3
©Frank de Groot

• Hoelang in uren, of gemiddeld gebruik, deze output voor 100%


gegarandeerd is [wat heb je aan een lamp die 7,5 jaar gemiddeld brandt
maar na het tweede jaar nog 60% output geeft en een kleurweergave van
CRI 75  door slijtage]

• Levensduur (in grafiek gekoppeld aan % output)

• CRI-waarde en Kleurtemperatuur in exacte cijfers (+ aanduiding


vermindering door slijtage).

• CO2-waarde voor productie- en recyclage-uitstoot van het product

Vous aimerez peut-être aussi