Vous êtes sur la page 1sur 27

Groepsdynamica

1. Inleiding
1.1 Groepsdynamica tussen psycho en socio
Groepsdynamica = studie van het gedrag van mensen in kleine groepen.
Ieder mens sterk bepaald door de groepen waartoe hij behoorde, vooral gezin als ook
de groepen waartoe hij nu behoort.
Groep ook belangrijk voor identiteit, persoonlijkheidsontwikkeling is bijna onmogelijk
zonder primaire groepen.
Primaire groep = bemiddelaar tss cultuurmaatschappij en individu
!igen manier van denken, waarnemen, voelen, reageren " eigen waardeopvattingen en
normen zijn niet zo individueel en uniek als we wel denken
de mens is een echt groepsdier
Psycho hee#t aan groepsdynamica een groot aantal inzichten te danken over$
% hoe maatschappelijke en sociale #actoren doorwegen op het individu
% hoe ze door het individu verinnerlijkt worden
Iedereen in grote maten gevormdmisvormd door maatschappelijke omgeving.
& 'ls individu ben je niet enkel een passie# slachto##er, elk individu be(nvloed actie# zijn
omgeving
)b$ belangengroepen, actiegroepen, politieke groepen, *
1.+ !nkele weerstanden tegen groepsdynamisch denken
)aak denken mensen dat wat in groepen gebeurt vooral door individuen bepaald wordt,
in het bijzonder door hun goede o# slechte eigenschappen. ,ie mensen hebben er
moeite mee zichzel# als groepslid te zien o# de speci#ieke groepsverschijnselen te zien.
"%1-+.$ /0 'llport$ alleen individuen zijn echt en re1el, groepen zijn niets meer dan
reeksen van waarden, idee1n, gedachten, gewoonten, * die gelijktijdig bestaan in
gedachten van individuen in collectiviteiten.
Groep = soort hersenschim
!en tegenreactie$ groepsverschijnselen zijn niet in psychologische termen te verklaren
en dus een valide theorie van groepsprocessen moet liggen op het niveau van de groep.
individu
individu
groep
groep
maatschappij
maatschappij
,enken in termen van groepsverschijnselen vereist een nieuw re#erentiekader$
loslaten van de neiging tot zichzel# als individu centraal te stellen
2eut$ 3 4arcisme van de mens = grootste obstakel voor vooruitgang van kennis5
antropocentrisme
6entraal thema binnen groepsdynamica$ spanning tussen individu en groep.
'ndere weerstanden redenen voor late opkomst groepsdynamica$
)an diegene die belang van grote collectieve organisaties benadrukken
7kerk, staat, leger8
9owel voor collectiviteit als voor de maatschappij in het algemeen kunnen kleine
ge(soleerde groepen die een samenzwering vormen tegen het grotere geheel een
potentieel gevaar betekenen.
)b$ angst van kerk tov sekten, pol. Partijen tov #ractievorming, land tov vrijheidsbewegingen, *
'l te autonome groepen kunnen de maatschappelijke orde bedreigen.
:p cultuurhistorisch niveau$ bepaalde vormen van leven in groepen was zo
vanzel#sprekend dat men er zich niet meer van bewust was.
)b$ gezin, #amilie, stam, clan, *
ge(soleerd van deze groepen kon individu meestal niet overleven
2enaissance$
eerste vragen met betrekking tot mens en omringende natuur
natuurwetenschappen tov magisch denken
1-
e
eeuw$
;enswetenschappen met daarin de psycho en sociologie
Groepsdynamica = brug tss psychologie en sociologie
,uidelijk voorbeeld$
<esterse Ik%cultuur wij%cultuur
2. Basiskenmerken van groepen
+.1 ,e#initie van een groep
2obot#oto van een groep$
direct waarneembare verzameling van mensen
met een mate van gemeenschappelijke houdingen
gericht op een gemeenschappelijk doel
daartoe met elkaar reageren en op elkaar betrokken zijn
volgens een bepaalde groepsstructuur die rollen en normen aangee#t
groep
= verzameling individuen die onderling a#hankelijk 7intera#hankelijk8 zijn voor het
succesvol uitvoeren van een taak teneinde individuele eno# groepsdoelstellingen te
bereiken.
!r is dus een taak en er zijn doelstellingen
% groepsleden zullen op beide hun visie hebben
% zekere gemeenschappelijkheid is min. noodzakelijk.
e=terne grenzen van de groep aangegeven door$
% andere groepen
%het onderling bewustzijn van op mekaar betrokken te zijn
,e interne grens van een groep = de mate van openheid >ua ervaringen, aanvoelen,
denken en doen van de groepsleden tov mekaar
,e heersende groepsnorm en de individuele betrokkenheid bepalen wat wel en wat
niet kan binnen de groep
mens in groep voortdurend in relatie met hun omgeving " individu zel# veranderd
groep voortdurend aanpassen en veranderen
!en groep is een dynamisch en open systeem.
)anuit de praktische mogelijkheid 7direct contact te hebben met de ander groepsleden8 bestaat
een kleine o# een ?#ace%to%#ace@%groep ma= 1A B min C personen.
D tot E groepsleden = optimaal
grote verscheidenheid voor gevarieerde inbreng
coFrdinatieproblemen redelijke oplosbaar door aangepaste taakstrategie1n
+.+ ,e groep tegenover individueel werken
,e groep is het sociale medium bij uitstek voor socialisatie en zel#realisatie.
:rganisatie betstaat uit onderling a#hankelijke groepen langs kleine groepen is het
individu op de hoogte van het maatschappelijk gebeuren.
Groepen opgehemeld o# bekritiseerd naar gelang$ % heersend sociaal klimaat
% speci#ieke cultuur
Gaken worden om twee redenen in groepen uitgevoerd$
comple=iteit taak vergt grote diversiteit aan kennis en vaardigheden
potentieel van de groep kan kwaliteit van het product kan verhogen
7toegenomen betrokkenheid van de groepsleden belangrijk8
Groepsresultaat a#hankelijk van$
beschikbaarheid en verdeling van hulpmiddelen
proces 7= stappen die groep zet om taak te be1indigen8
meerstal procesverlies
= verschil tss #eitelijke productiviteit en potenti1le productiviteit 7= wanneer alle middelen
optimaal zijn en minimale rivaliteit en onbegrip is8
0o##mann$ procesverlies treed vaak op$ bewijs$ valentiemodel$
= naarmate bepaald alternatie# meermalen vermeld, neemt de valentie toe
voor de hand liggende oplossing vaker gekozen dan minder vanzel#sprekende
& statusverschillen bij deelnemers kennen bepaald valentie toe aan hun voorstel los van
de kwaliteit
oplossing$ interactieproces
toch komt dit vaak niet ter spraken = beschouwd als verstoring van de wellevendheid
jammer, zo mogelijk om interactieproces te verbeteren " werken aan procesverlies
)ooral aandacht geven aan gevolgde strategie1n en dus analyse van eigen
taakuitvoering kan e##ectiviteit verbeteren.
Hanis$ Grouptink = groepsdenken
Iterk cohesieve groep geneigd te streven naar gelijkgezindheid minder kritisch in
evaluatie van alternatieven. !=ternet druk en crissistuaties verhogen gevaar op
groepsdenken
)b$ % creatieve opdrachten beter individueel
% convergentietaken beter groep
=oplossen zoeken voor gestelde opgave #outen elimineren
+.C Groeps#uncties en groepsinteractieproces
<at maakt het uit o# een groep al dan niet slaagt om situatie optimaal te gebruikenJ
0ackman en morris$ overzicht van e##ectiviteitsonderzoek bij werkgroepen
INPUT
Factoren op individueel
niveau (vaardigheden,
houdingen, persoonlijke
kenmerken enz.)
Factoren op groepsniveau
(samenhang, structuur,
groepsgrootte enz.)
Factoren in organisatie en
omgeving (taakkenmerken,
beloningsstructuren, stress
uit de omgeving)
PROCES
Groepsinteractieproces
= GIP
OUTPUT
Productresultaat (kantiteit,
kaliteit, tijd enz.)
!ndere uitkomsten
(voldoening,
groepsatmos"eer,
verandering, houding enz.
Kasisidee$
input%#actoren invloed op output%#actoren doorheen #unctioneren van groepsproces.
<anneer men speci#iek G.I.P.%categorie1n in verband wil brengen met speci#ieke
productcategorie1n dan kan men geen zinvolle en stabiele verbanden vinden.
:orzaak$
het gebruik van onvoldoende zinvolle gedragscategorie1n
onnauwkeurige criteriumvariabelen
verschillen tussen de taken
de e=perimentele opstelling waarbinnen de onderzoeken plaatsvonden
culturele normen die werkzaam zijn binnen dergelijke e=perimentele settings
'lgemeen$ duidelijke invloed van het G.I.P.,
voor speci#ieke categorie1n geen zinvolle samenhangen te ontdekken
zowel inputvariabelen als de G.I.P.%variabelen meer globaal te de#ini1ren
en dit zo dicht mogelijk bij de praktijk van interventies in groepen
0et G.I.P. stellen ze voor te beschrijven aan de hand van drie ?summary variables@$
de inspanning die de leden opbrengen
de taakuitvoeringstrategie1n
het gebruik van kennis en kunde
,aarbij aansluitend C ?input@%variabelen die manipuleerbaar o# be(nvloedbaar zijn en een
hypothetische invloed uitoe#enen op de ?summary%variabelen@$
gedragsnormen
taakontwerp
groepssamenstelling
inputvariabelen zijn voora# te manipuleren
+.L ,rie hanteerbare inputvariabelen
C he#bomen waaraan men kan meerwerken$
Groepssamenstelling
GIP is vanzel#sprekend te be(nvloeden door groepssamenstelling.
niet altijd mogelijk
wat is optimale verhoudingJ
0etrogeniteit$ om variatie en kritische bespreking mogelijk te maken
0omogeniteit$ basis van gemeenschappelijkheid te hebben
4aarmate houding tov gunstig minder vooroordelenwantrouwen
Gaakontwerp
= vaak vergeten element
= designen, taak op maat van de groep
Itructuur = coFrdinatieprincipe voor inbouwen voorspelbaar
,oelkenmerken kunnen dezel#de coFrdinatie#unctie vervullen als structuurelementen
'#stemmen gebeurt op basis van doel
)b$ pE
Groepsnormen en %rollen
= geheel van interpersoonlijke relaties, verwacthingen,
al dan niet onder de vorm van normenrollen
hoe staan deelnemers tov elkaar " welk niveau van socialisatie werd bereikt.
tov leiding
tov taak
<erken aan deze groepsnormen = leerproces als groep doormaken en bewust proces
gaan analyseren en eventueel sturen
+.A !en globaal werkgroepmodel
C groeps#uncties in drie he#bomen inpassen in een input%output%schema.
,e G.I.P.%aspecten kan men hanteren tijdens het groepsgebeuren zel#$
door aan de inhoud te werken
door met taakstrategie1n tussen te komen
door onderhouds% o# sociaal%emotionele tussenkomsten
,e drie he#bomen kan men voora# o# van buiten a# hanteren$
door de groep samen te stellen
door de taak voor te bereiden
door eventueel de groep een speciale MrevisieM voora# te geven
enkele centrale variabelen
eenvoudige manier essentie groepsgebeuren in achterhoo#d te houden
model = bruikbare actietheorie
:m schema te vervolledigen$
vullen we hier ook al de dubbele output in$ zowel product% als groepsgericht
#eedbacklus voert vanuit het product terug naar de ingang een bepaald niveau van
satis#actie een nieuw startpunt zijn voor groeps#unctioneren
,it geheel moet geplaatst tussen voora# gegeven beperkingen$
;aatschappij$ vormt mensen met bepaalde waarden verwachtingen tov groepen.
:rganisaties$ alle groepen #unctioneren binnen een organisatieconte=t
stelt hun grenzen en bepalen de bewegingsruimten
)roegere groepservaringen
+.D !en e##ectieve groepJ
Nan men uit deze elementen al aangeven wat een e##ectieve groep isJ "%
Groep waarbinnen de ?process loss@ klein is en het optimaliseren van de mogelijkheden
van de groep gerealiseerd kan worden.
In een e##ectieve groep zal men binnen een redelijke graad 7in verhouding tot de taak
waarmee men bezig is8 van openheid opbrengen zodat de beschikbare in#ormatie over
relevante taak% en persoonsgegevens ontdekt en ingebracht worden.
in staat " bereid werkstrategie1n te ontwikkelen en te volgen
zo nodig zal men procesgerichte taakbelemmerende #actoren onderkennen
" haalbare a#spraken gemaakt
regelmatig vooruitgang toetsen aan progressie# verduidelijkte doelstellingen
probleemgericht alternatieven kunnen genereren
" toetsen aan samen voora# opgestelde criteria
in staat door instemming tot een keuze te komen waarbij de leden betrokken zijn
" open voor toetsing " evaluatie doorheen O stappen van implementatie
" 9o nodig bijsturing gebeuren op basis van de gestelde diagnose.
3. PERSOONSWAARNEMING
C.1 Inleiding
Interactie begint met persoonswaarneming. 9odra mensen elkaar ontmoeten vormt zich
in de 1
e
sec. een eerst indruk bepalend voor verdere omgang
verder contact vollediger, rijker beeld van elkaar
waarin 1
e
indruk vaak bevestigd
1
e
indruk niet allen begin van sociale interactie ook sterk bepalend.
,e studie van persoonswaarnemingen richt zich op de processen waarbij
indrukken, meningen en gevoelens voer andere personen tot stand komen.
meestal gebaseerd op van andere geziengehoord, lichaamstaal, stemgeluid, gedrag, *
4et als voor waarnemingen algemeen$
uiteindelijke waarnemingsresultaat vooral bepaald door + groepen #actoren$
stimuluskenmerken P waarnemers%kenmerken
= eigenschappen van de waargenomen en eigenschappen van de waarnemer
& belangrijke conse>uentie$ persoonswaarneming nooit neutraal
waargenomen persoon belang bij op bepaalde manier waargenomen te worden
Go##man$
via bepaalde zel#presentatie probeert men bepaalde indruk van zichzel# te wekken
waarnemer zel# O neutraal$ want hij is tegelijk ook waargenomene
persoonswaarneming = sociaalproces omdat$
de waarnemer de waargenomene be(nvloed en be(nvloed wordt
tijdens alledaagse interactie deze rollen van waarnemer en waargenomene niet netjes
verdeelt iedereen speelt beide rollen
C.+ ,e waargenomene
3.2.1 Weke inorma!ie geven mensen over "i#$"el en $oe doen "e da!%
'rgyle gee#t A terreinen aan waarop mensen vooral via non%verbale signalen in#ormatie
over zichzel# geven$
Qichamelijke en biologische kenmerken
Persoonlijkheidseigenschappen
Iociale rollen
9el#beeld
Gewenste de#initie
Ioms gebruiken mensen deze signalen bewust om een gusntig beeld van zichzel# te
creeren
7Qees p 1. tem 1+8
over indrukvorming uit non%verbale in#ormatie merken Iecord en Kackman$
het eerst let men op het gezicht en de ogen van de ander en de eerste conclusie die
men trekt, is o# de andere persoon zich prettig voelt o# onprettig
uit de hele lichaamshouding maakt men dan op, o# de andere persoon gespannen is
o# ontspannen
in de derde plaats is de stem belangrijk$ vooral de intonatie en de toonhoogte. )ooral
op dit stemgeluid baseert men het oordeel o# de andere persoon warm, koud o#
neutraal is
in de vierde plaats komt het uiterlijk $ vooral de kleding van de persoon. 0ierop
baseert men de conclusie tot welke sociale klasse de waargenomene behoort
3.2.2 &elpresen!a!ie
<at voor zel#beeld men ook hee#t men presenteert zich acceptabel
geaccepteerd worden door andere.
!igen zel#presentatie O situatie
a#hankelijk wie ander
a#hankelijk waan wie men zich presenteert
a#hankelijk van in die situatie geldende groepsnormen
zel#presentatie kan verschillen indruk anderen vormen verschilt dus ook
door manier waarop andere reageren laat men merken wie je in hun ogen bent
" meer over jezel# weten
zel#beeld O vaststaand gegeven, kan verder ontwikkelen en nuanceren
naast onwillekeurig gegeven non%verbale signalen, gee#t men ook bewust
gemanipuleerde signalen om gunstiger beeld van zichzel# te presenteren
dit beeld ligt dichter bij hoe men wil zijn
<elke signalen worden gebruikt bij zel#presentatie$
<estrese%cultuur$ verbale zel#presentatie vlug = opschepperij non%verbale signalen
C.C ,e waarnemer
Gesteldheid van de waarnemer belangrijke rol ik elke waarneming$ ;otivatie bepaalt
namelijk grotendeels wat de waarnemer ziet iedereen selectie# in waarneming,het lijkt
wel o# we enkel zienhoren wat we willen zienhoren
Kij persoonswaarneming komt daar nog de wisselwerking tss waarnemer en
waargenomene bij bij. Persoonswaarneming bestaat tijdens interactie tss personen.
!igenlijk $ interne toestand van de ander raden$ soort conclusieproces$ leggen van een
verband tss wat men ziet en wat dit betekend
!r spelen ook cognitieve processen mee$ vb$
de neiging te denken dat anderen net zo zijn als jezel# en aan anderen , reacties en
gevoelens toe te schrijven die je van jezel# kentR de neiging dus meer gelijkheid met
de andere persoon te veronderstellen dan er in #eite is 7Sassumed similarityS8$ zie
paragraa# C.C.+.R
de neiging over de andere persoon te denken in termen van duurzame
eigenschappen i.p.v. in termen van momenteel waargenomen concreet gedrag$
iemand die glimlacht, krijgt dan de eigenschap toegeschreven dat hij vriendelijk is,
niet alleen nu, maar altijdR iemand die een keer kwaad wordt, krijgt dan de
eigenschap toegeschreven, dat hij agressie# is, niet alleen nu, maar altijd$ zie
paragraa# C.L.L.R
de neiging anderen te zien als veroorzakers van hun eigen gedrag en hen daarvoor
verantwoordelijk te stellen 7attributie8 en zo de invloed van de omstandigheden en de
conte=t gemakshalve te vergeten$ de relatie en je eigen aandeel daarin, de
interactiepatronen, maatschappelijke omstandigheden, het omringende sociale
systeem, de rolverdeling, de subcultuur, enzovoort$
o# omgekeerd het andere uiterste, dat ik nogal eens zie bij Slinks%radicaalS denkende
personen$ de neiging om de situatie volledig verantwoordelijk te stellen voor
individueel gedragR
de neiging aan anderen een bepaalde bedoeling o# heimelijke bijbedoeling toe te
schrijven 7Spsychiatertje spelenS o# overal uitbuiting en onderdrukking zien8R dus niet
te zien, wat men ziet, maar alles interpreterenR
het vermijden van cognitieve dissonantie 7c#. /estinger8 en het ma=imaliseren van
een balans in de beoordeling van anderenR
wanneer je van iemand op enkele punten een goede 7o# slechte8 indruk hebt, deze
indruk veralgemeniseren tot een totaalindruk$ het halo%e##ect zie paragraa# C.L.+.R
ieder hanteert ook een impliciete persoonlijkheidstheorie$ dit zijn opvattingen over
welke eigenschappen samenhangen met andere eigenschappen. Kijvoorbeeld $
wanneer men iemand als Sagressie#S beoordeelt, zal men hem waarschijnlijk ook als
SenergiekS beoordelen$ zie paragraa# C.C.T.R
de neiging anderen hoog te beoordelen op gunstige eigenschappen en laag op
ongunstige eigenschappen$ het soepelheidse##ectR o# omgekeerd 7en gelukkig schijnt
dit veel minder voor te komen8$ het strengheide##ect. 9ie paragraa# C.L.C.R
en projectie natuurlijk 7paragraa# C.C.C.8$ de parano(de persoon ziet steeds dat
anderen hem wantrouwen en achtervolgen, de homoseksueel 7niet allemaal
natuurlijk, maar die ene8 ziet steeds dat anderen avances naar hem maken, kortom$
de neiging in anderen emoties waar te nemen, die eigenlijk alleen o# vooral in de
waarnemer zel# aanwezig zijn.S <at zie jij er verdrietig uitS.S SIkJ 4ee hoor, hoe kom je
erbij&S o# SGoh, wat ben jij achterdochtig&S
3.3.1 'ogni!ieve #omple(i!ei!
mensen met een geringe cognitieve comple=iteit
= concreet persoonswaarnemingen
mensen met een grote cognitieve comple=iteit
= abstracte persoonswaarnemingen
" kunnen tegengesteld lijkende eigenschappen integreren tot UUn totaalbeeld
vb$ iemand =intelligent maar toch lui
6ognitieve simpliciteit blijkt o.a. uit$
maken e=tremere onderscheidingen " So#%o#S denken zonder tussen mogelijkheid
bv. iemand is verkeerd o# goed, men is blank o# zwart, enzovoortR
sterker a#hankelijk zijn van gezaghebbende #iguren en buitenpersoonlijke bronnen
als richtlijnen voor het eigen gedrag
intolerantie tegenover ambigue situaties niet verdragen van onzekere situaties
het nauwelijks in staat zijn te Sdoen also#S, dwz. de rol van de andere persoon aan te
nemen
cognitieve comple=iteit hangt samen met een grotere nauwkeurigheid in de
persoonswaarneming
3.3.2 )eronders!elde geli*k$eid
6ognitieve simpliciteit hangt samen met de neiging te veronderstellen dat de andere
persoon gelijk is aan zichzel# 7Sassumed similarityS8.
de waarnemer beoordeelt waargenomene als meer gelijk aan zichzel# dan in #eite
klopt vertekent beeld van de ander en maakt dit meer gelijk aan zijn zel#beeld
deze vertekening in het beeld van de ander is vaak zo groot, dat de beoordeling van
iemand anders meer overeenkomt met de eigen persoonlijkheid 7zoals men die zel# ziet8
dan met de persoonlijkheid van de ander 7zoals die ander zichzel# ziet8.
Gevolg$ mensen met zoSn neiging in staat tot bijzonder nauwkeurige en juiste
beoordelingen van anderen die in #eite ook aan hen gelijk zijn
)b$ vrienden, mensen met gelijke achtergronden
'ls je daarom te weten wilt komen wat voor een persoon iemand is, zou je hem kunnen
vragen enkele andere personen te beschrijven die ongeveer op hem lijken
& personen met een sterke neiging tot veronderstelde gelijkheid erg onnauwkeurig zijn in
het beoordelen van personen die sterk van hen verschillen
3.3.3 Pro*e#!ie
= de neiging om eigen eigenschappen toe te schrijven aan een ander
Kij het toeschrijven van eigen eigenschappen aan een ander gaat het bij veronderstelde
gelijkheid meestal om tamelijk gunstige eigenschappen
Projectie kan echter ook het tegengestelde e##ect hebben$ het toeschrijven van erg
ongunstige eigenschappen 7die men bij zichzel# niet onder ogen wil zien8 aan een ander,
zodat men die ander 7ten onrechte8 juist als erg verschillend van zichzel# beschrij#t, als
sterker verschillend dan in werkelijkheid het geval is.
wat je van een ander zegt, dat ben je zel#
Projectieneigingen werken als een soort #ilter, waardoor men selectie# waarneemt en
niet die in#ormatie opmerkt, die tot een correctie van de 7onjuiste8 waarneming zou
kunnen leiden.
3.3.+ Na,-ke,rig$eid
!mpatische mensen = mensen die betere beoordelaars zijn dan anderen "
nauwkeuriger eigenschappen van andere personen kunnen waarnemen
0oe komt het dat ze betere waarnemers zijn$ C belangrijke #actoren$
leeftijd: waarnemingsnauwkeurigheid neemt toe met de lee#tijd, althans bij kinderen,
want el#jarigen blijken betere waarnemers te zijn dan zevenjarigen Ninderen jonger
dan T jaar blijken in hun beschrijvingen van andere personen slechts uiterlijk
zichtbare kenmerken te noemen, als kort, lang, dik, dun. sterk, *
sekse: de algemene opvatting dat vrouwen intu(tiever zijn en daardoor sensitiever in
hun persoonswaarnemingen, zonder te zoeken naar logische verklaringen, is in
enkele onderzoeken bevestigd
persoonseigenschappen:
empathie = het vermogen anderen nauwkeurig waar te nemen
soort mensen met dit vermogenJ
0are$ basis - ond. verbanden gezocht tss empathisch vermogen en persoonseigenschappen$
% hoge empathie
optimistisch, warm, emotioneel stabiel,ge(nteresseerd in anderen blijken te zijn
% lage empathie
rigiditeit, introversie, emotionele labiliteit en zel#gerichtheid
'ndere psychologische variabelen die samenhangen met het vermogen tot nauwkeurige
persoonswaarneming, zijn cognitieve comple=iteit, lage veronderstelde gelijkheid, geringe neiging tot
projectie, sensitiviteit voor non%verbale boodschappen en een geringe neiging tot vooroordelen,
dogmatisme en autoritarisme.
3.3.. Sensi!ivi!ei!
2osenthal$
vrouwenmeisjes sensitiever voor non%verbale boodschappen mannenjongens
mannen werkzaam in geestelijke gezondheidszorg even sensitie# zijn voor non%
verbale boodschappen als vrouwen
sensitieve mensen minder vrienden, maar warmere vriendschappen hebben
:nderzoek$ #ilm 7met vervormd geluid8 met realistische interactiesituaties
aan deze #ilm was een vragenlijst verbonden$ de P:4I
waarmee nauwkeurig nagegaan wie goed wie
zwak in non%verbale sensitiviteit
% verklaring voor de grotere non%verbale sensitiviteit van vrouwen$
onderdrukte groepen en personen van levensbelang e=pressies van
anderen zo nauwkeurig mogelijk te SlezenS.
% personen met een hoge non%verbale sensitiviteit ook hoog scoorden
op vragen rond sociaal en intellectueel #unctioneren
verklaring opgeslokt door eigen problemen, zo op jezel# betrokken bent,
dat je anderen niet goed 7niet neutraal8 kunt waarnemen,
% test ook a#genomen bij vrienden van hoo#drolspeelster in #ilm
hun scores niet beter dan de scores van een groep vreemden
vrienden relatie# hoog scoorden op de 7non%verbale8 geluidsaspecten van
de #ilm vreemden relatie# hoog scoorden op de 7non%verbale8
beeldaspecten van de #ilm
vrienden vooral luisteren en dat vreemden vooral kijken
3.3./ )ooroordelen0 dogma!isme en a,!ori!arisme
Iampson$
personen met een cognitie# simplistische structuur geneigd zijn tot
rigide denken
gebruik van stereotypen
een algemene intolerantie voor ambigu(teit en onzekerheid
meer geneigd tot vooroordelen tov mensen buiten eigen groep
In hun waarneming van outgroups
geneigd vooral eigen vooroordelen bevestigd te SzienS
,eze theorie ondersteund in onderzoek naar verbanden tussen empathie 7=het vermogen,
om anderen accuraat waar te nemen8 en dogmatisme 7= een Srigide en gesloten denktrantS, die nauw
samenhangt met conservatisme en vooroordelen tegenover outgroups8
Qindgren$ vermeldt onderzoek van Hacoby$
minder dogmatische mensen blijken empathischer
Ioortgelijke conclusies uit onderzoek$
samenhang tss autoritarisme en persoonswaarneming
In de psychologieliteratuur autoritaire persoonlijkheid =
bepaald persoonlijkheidstype dat$
rigide vasthoudt aan conventionele burgerwaarden
overmatig bezorgd is voor schendingen van hiermee samenhangende normen
zich onderwerpt aan het morele gezag van zijn eigen groep 7de dominante
rechtsorde, zouden we tegenwoordig zeggen8
mensen die de conventionele waarden schenden sterk veroordeelt en verwerpt
sterk denkt in termen van macht en status
zich wil identi#iceren met de machthebbende #iguren en algemeen vijandig staat tov
mensen die niet tot de eigen lee#wereld behoren, waarbij een zekere mate van
vreemdelingenhaat gekoppeld is aan angst voor al wat nieuw en onvoorspelbaar is
cognitieve comple=iteit en dogmatisme denkstijl duiden
autoritarisme veel breder begrip dat de hele persoonlijkheid aangaat
/ %schaal = het meetinstrument, waarmee dit persoonlijkheidstype kan onderzocht
7/ voor #ascisme8 = een vragenlijst, waarmee e=act kan worden nagegaan in hoeverre
iemand autoritaire kenmerken hee#t.
:nderzoek$ verband tussen autoritarisme en persoonswaarneming
personen in tweetallen samen discussi1ren over voora# gegeven onderwerpen
kregen duidelijke indruk van elkaar
na discussieperiode ieder de /%schaal invullen naar de eigen opvattingen, maar zoals
hij dacht dat de ander die zou invullen
Vit elk onderzoek kwamen de volgende resultaten$
de sterk autoritaire personen veronderstelden dat hun gesprekspartner
dezel#de waarden had als zijzel# en plaatsten hem daarom hoog op de lijst
met autoritaire eigenschappenR
de weinig autoritaire personen veronderstelden dit niet en hun
gesprekspartner o#wel in het midden o#wel hoog op de lijst met autoritaire
eigenschappen, a#hankelijk van wat voor iemand hun partner was. :ok uit
deze onderzoeksresultaten blijkt duidelijk, dat waarnemers eigenschappen
van invloed zijn op de persoonswaarneming.
3.3.1 Impli#ie!e persoonli*k$eids!$eorie
;en beschrij#t anderen meestal van eigenschappen die men voor zichzel# belangrijk
vindt.
Kovendien verschillen mensen niet alleen met betrekking tot de dimensies die ze
kiezen, maar ook met betrekking tot het aantal categorie1n per dimensie.
4og anders$ gebruiken sommige mensen geen categorie1n op dimensies, maar
bepaalde typeringen, bv. Sgewone pubersS, SskatersS en SgabbersS. <aarnemers kunnen
sterk verschillen in de comple=iteit van hun classi#icatiesR terwijl sommigen slechts twee
o# drie dimensies gebruiken, gebruiken anderen er wellicht acht o# nog meer. ,it is de
dimensie van cognitieve comple=iteit versus simpliciteit, die al voordien besproken werd.
:nderzoek$ van ,ornbusch$
tijdens een zomerkamp aan de deelnemende kinderen gevraagd werd met eigen
woorden elk ander kind te beschrijven
beschrijvingen op twee manieren geanalyseerd$
1 in termen van de eigenschappen, waarmee kind beschreven werd
+ in termen van de eigenschappen die kind gebruikte om beschrijvingen te geven
)erwacht$
sommige kinderen opvallende eigenschap hebben die in elke beschrijving terugkeert
niet zo.
Vit alle beschrijvingen, die van een bepaald kind gegeven werden, bleek er in de eerste
analyse voor dat kind geen overeenstemming te bestaan over zoSn belangrijke
opvallende eigenschap
de tweede analyse$
bleek grote overeenstemming tussen de door elk kind gebruikte eigenschappen
= elk kind was geneigd, om dezel#de eigenschappen in zijn beschrijvingen te blijven
gebruiken, ongeacht van wie hij een beschrijving ga# ieder kind had zijn #avoriete termen
o# vond bepaalde eigenschappen belangrijk, en deze gebruikte hij in praktisch al zijn
beschrijvingen.
duidelijk aangetoond gebruikte dimensies veel meer a#hangen van waarnemer dan
van de waargenomene.
'nders gezegd$ ieder hee#t zijn eigen impliciete persoonlijkheidstheorie
= een reeks van opvattingen over hoe andere mensen gewoonlijk zijn en welke
eigenschappen daarbij een rol spelen
Got zoSn impliciete persoonlijkheidstheorie horen ook opvattingen over samenhangen
tussen bepaalde eigenschappen, bijvoorbeeld dat vriendelijkheid samengaat met
eerlijkheid en oprechtheid
0elpt om vrij snel tot een samenhangende indruk van iemand anders te komen. 0et is
duidelijk dat zoSn indruk prima kan kloppen, maar ook, dat men lelijk de plank kan
misslaan.
de eigen impliciete persoonlijkheidstheorie zelden bewust past automatisch toe
C.L !nkele waarneemingsprocessen.
3.+.1 'en!rale eigens#$appen
= waargenomen eigenschappen die meer over de waargenomene SzeggenS dan andere
eigenschappen
= eigenschappen die sterk geassocieerd worden met veel andere
)b$ ?warm%koudS Sbelee#d%botS.
'sch$
% ga# proe#personen een persoonsbeschrijving die bestond uit zeven eigenschappen$
intelligent, vaardig, ijverig, warm, vastberaden, praktisch en voorzichtig.
% andere proe#personen kregen precies dezel#de lijst, SwarmS vervangen door SkoudS
Indruk die men van iemand hee#t niet zonder meer optelsom in#ormatie
<el$ een dynamisch geheel zijn, waarin sommige delen een groter gewicht
krijgen en dus het gehele beeld be(nvloeden
%beide groepen een pro#ielschets maken van de beschreven persoon
verschilden sterk
SwarmS wijs, gevoelig voor humor, populair en rijk aan verbeeldingskracht
SkoudS duidelijk minder gunstige termen
% In een ander deel van zijn onderzoek gebruikte 'sch de eigenschappen Sbelee#d%botS in
plaats van Swarm%koudS en daarbij bleken veel minder verschillen tussen de twee
pro#ielschetsen
Kelee#dheid is dus geen centrale eigenschap, althans niet in de situatie en de conte=t
waarin het onderzoek plaatsvond.
Nelley$ soortgelijk onderzoek in een realistischer setting
% ga# aan groepen studenten voora# een beschrijving van een gastdocent
dezel#de zeven aanduidingen als 'sch$ de hel#t van de studenten kreeg een
beschrijving, waarin het woord SwarmS voorkwam, en de andere hel#t een beschrijving
met het woord SkoudS
% na het gastcollege vroeg Nelley aan de studenten om hun indrukken van de docent op
te schrijven
4et als bij 'sch grote verschillen tussen de indrukken van de als SwarmS en de als
SkoudS aangeduide docent, terwijl dit toch UUn en dezel#de persoon was.
,e SwarmeS docent = in#ormeler, minder zel#gericht, meer gericht op contact, gevoeliger
voor humor en zachtmoediger
Kovendien bleek dat de studenten die de SwarmeS beschrijving hadden gekregen, zich
over het algemeen vrijer opstelden in de interactie met de gastdocent en vaker met hem
in gesprek gingen.
,e twee verschillende beschrijvingen resulteerden dus niet alleen in twee verschillende
indrukken 7twee verschillende persoonswaarnemingen8, maar ook in twee verschillende
gedragspatronen.
)erdere voorbeelden besproken in +.A.1 Szichzel#waarmakende voorspellingenS.
de eigenschap centraal is, tot op zekere hoogte a#hangt van de conte=t.
zel# denk ik dat ook de impliciete persoonlijkheidstheorie die waarnemers mogelijk
gemeenschappelijk hebben, bepaalt wat een centrale eigenschap is.
3.+.2 2alo3ee#!
= wanneer men een positieve 7o# negatieve8 indruk van iemand op enkele punten
generaliseert tot een algemene positieve 7o# negatieve8 totaalindruk.
meeste beoordelingen van andere vooral in evaluatieve termen ge#ormuleerd$
op de punten die men zel# belangrijk vindt
van andere meestal snel een positieve o# negatieve indruk, allerlei andere
eigenschappen krijgen dan vaak dezel#de evaluatieve kleur.
,e naam halo%e##ect
iemand met betrekking tot een bepaalde belangrijk gevonden eigenschap als SgoedS
typeert met een positieve SgloedS omgee#t en ook allerlei andere goede eigenschappen
toeschrij#t
omgekeerde bestaat ook = zeldzamer
9oSn verregaande versimpeling en vertekening van de werkelijkheid is typerend voor
cognitieve simpliciteit en past men vooral toe ten aanzien van anderen voor wie men
een sterke sympathie o# antipathie voelt.
3.+.3 Soepel$eidsee#!
= mensen neigen anderen eerder als positie# dan negatie# te beoordelen
,eze neiging om anderen hoog op gunstige en laag op ongunstige te beoordelen,
weerspiegelt voor een deel zoals men zichzel# 7veronderstelde gelijkheid8 en zoals men
zel# graag door anderen beoordeeld zou willen worden.
)ooral nauwelijks gekenden 7gebrek aan in#o8 =goede tactiek
ander aardig te vinden hopen hij zel#de doet
,e neiging tot soepelheid vermindert de kans op projectie van eigen ongunstige
eigenschappen op anderen.
Gagiuri$ de mate waarin het soepelheide##ect optreedt waarschijnlijk ook a#hangt van de
heersende mensopvatting binnen een bepaalde cultuur o# subcultuur
3.+.+ Eers!e indr,kken
belangrijker en duurzamer dan latere indrukken = Sprimacy%e##ectS
ook voor wat we te horen krijgen over andere
'sch " Quchins $
eigenschappen die het eerst genoemd worden, een grotere invloed hebben op het beeld
dat men zich vormt, dan later genoemde eigenschappen.
,it Sprimacy%e##ectS gaat echter niet altijd op. In sommige situaties bijvoorbeeld, als er
enige tijd verstreken is tussen de twee kontrasterende in#ormatiebrokken, overheerst
een zogeheten Srecency%e##ectS, waarbij de recente en dus de laatstgegeven in#ormatie
doorslaggevend is.
'rgyle$ grote rol die non%verbale signalen bij de indruk die men van een ander vormt
In de indruk die men zich van anderen vormt, vergeet men nogal eens dat deze indruk
opgedaan wordt in een zeer bepaalde situatie, waarbinnen de waargenomen persoon in
een bepaalde rol en in een bepaalde relatie 7ook ten aanzien van de waarnemer8
#unctioneert.
:ok dit laatste lijkt men vaak te vergeten$
velen neigen om de eerste indruk te generaliseren
" tijdelijk waargenomen eigenschappen te zien als duurzame kenmerken
!erste indrukken worden zo omgezet in een duurzaam beeld dat wel eens moeilijk te
corrigeren valt.
<rightsman$ aantal #actoren die van invloed zijn op de eerste indrukken$
onze mensopvatting 7ook kort aangestipt bij het soepelheide##ect en uitgebreider bij
de impliciete persoonlijkheidstheorie8R
onze verwachtingen ten aanzien van de aanstaande interactie, in het bijzonder o# dit
er een van samenwerking o# van kompetitie zal zijn. Kij te verwachten
samenwerking ziet men de ander al gauw als mogelijke partner en collega, bij te
verwachten kompetitie als mogelijke rivaal o# concurrentR
sociale normen ten aanzien van de rollen die wijzel# en de ander verwacht worden te
spelenR
eigen vooroordelen en onze mate van dogmatisme en autoritarisme
de mate, waarin we de ander sympathiek vinden.
C.A Persoonswaarnemingen en interactie
3...1 &i#$"el-aarmakende voorspellingen
,e indruk die we ons van anderen gevormd hebben, bepaalt in belangrijke mate hoe we
ons tegenover hen gedragen. )aak gedragen we ons zo, dat deze indruk bevestigd
wordt en we SgelijkS blijken te hebben.
Persoonswaarneming kan zo het karakter hebben van een voorspelling die zichzel#
waarmaakt 7Ssel#%#ul#illing prophecyS8.
2osenthal en Hacobson $
we zijn geneigd ons tegenover anderen te gedragen op een manier die overeenkomt
met het beeld dat we van hen hebben. !en positieve opstelling tegenover anderen roept
meestal ook waardoor de aanvankelijke verwachtingen bevestigd worden, ook al waren
die verwachtingen % objectie# gezien % aanvankelijk onge#undeerd.
)oorbeelden$ cursus p ++%+C lezen
Iecord en Kackman$ selectieve interactie
= we zijn geneigd vooral met die mensen om te gaan, van wie
% we een positie# beeld hebben
% die van ons een positie# beeld hebben
% onze omgang met hem dat dit positieve beeld wederzijds versterkt wordt
:mgekeerde ook waar, vb$ duidelijk bij personen uit bevolkingsgroepen, waarover men
negatieve stereotypen hanteert.
Goldstein en /rank$
optimisme van de psychotherapeut over genezingsmogelijkheden van de cli1nt positie#
van invloed is op zijn therapeutisch gedrag kans op genezing idd groter
,e meeste therapeuten zijn optimistischer tov W')II%pati1nten 7jong, aantrekkelijk,
verbaal begaa#d, intelligent en succesvol8 dan tov 0:V4,%pati1nten 7alledaags, oud,
onaantrekkelijk, niet verbaal begaa#d en dom8.
<rightsman$ als we van iemand anders een behulpzame indruk hebben, geneigd zijn
ons zo tegenover hem te gedragen, dat dit bij hem hulpgedrag oproept. ,itzel#de
principe geldt ook ten aanzien van negatieve percepties 7vb$ wantrouwen, vijandigheid,
onverschilligheid8
3...2 S4mpa!$ie en vriends#$ap
Iympathie voor andere = dubbel belangrijk voor persoonswaarnemingen$
% sympathie o# antipathie voor anderen e##ecten op waarneming anderen
% sympathie zel# een bepaalde manier van waarnemen
sympathie voor iemand gunstige eigenschappen toeschrijven ongunstige mijden
omgekeerde ook waar
Iympathie gaat samen met de waarneming en veronderstelde gelijkheid aan jezel# in
een aantal opzichten.
;oeilijk wat het eerst komt$ vind je iemand sympathiek, omdat hij op je lijkt, o# denk je
dat hij op je lijkt, omdat je hem sympathiek vindt, waarschijnlijk gelijktijdige proces
<el$ vriendenkoppels nauwkeuriger in waarneming van elkaars persoonlijkheids%
eigenschappen dan mensen die geen vrienden van elkaar zijn
:mdat$ langdurige interactie geneigd eigen eigenschappen en waarden op elkaar te
projecteren 7min o# meer gelijk voor werk omstandigheden8
Kesluit$ nauw contact nauwkeuriger persoonswaarneming
Groepsleden die veel vrienden in de groep hebben, zijn over het algemeen beter in staat
tot een nauwkeurige waarneming van de in#ormele groepsstructuur en van de
eigenschappen van andere groepsleden, dan groepsleden die relatie# in een isolement
verkeren
3...3 Rol
;et het rolbegrip worden gewoonlijk twee aspecten bedoeld$
dat personen een bepaalde positie binnen een relatie innemen, en
dat aan die positie bepaalde verwachtingen gekoppeld zijn met betrekking tot
houding en gedrag.
)oor de rollen van heiden geldt, dat zowel ten aanzien van de positie als ten aanzien
van de verwachtingen bepaalde persoonseigenschappen gekoppeld zijn. <anneer
iemand in een nieuwe rol komt, worden hem ook bepaalde persoonseigenschappen
toegeschreven.
:ok in groepen zijn er rollen
duidelijkste rol is die van leider
leiderschap blijkt samen te hangen met persoonswaarneming
groepsleider = nauwkeuriger waarnemer dan ander
reden$ gunstige positie verkeert en een centrale plaats in groepscommunicatie
& verband tussen centrale positie en persoonswaarneming kan andersom liggen$
misschien is hij juist leider geworden vanwege zijn vermogen tot nauwkeurige
waarneming 7empathisch vermogen8
3...+ S!a!,s en ma#$!
persoon hogere status " hogere macht
onwenselijke eigenschappen toegeschreven
)erklaring$
gevoelens van angst en onzekerheid waarvan meer machtige Sde schuldS krijgt
vooral in #ormele werksituaties zal de persoon met hogere status
= willekeurig, grillig en iemand met kwade bedoelingen
ook enkele verbanden tussen$
de mate van autoritarisme vd waarnemer en status van de waargenomen
iemand kan behulpzaam zijn met oog op promotie krijgen
wanneer de waarnemer merkte dat zijn status door de andere persoon verminderd
werd, voelde hij zich minder tot hem aangetrokken, soms in die mate, dat hij zich
vijandig begon te gedragen.
maar wanneer de waarnemer merkte dat zijn status door de andere persoon
vergroot werd, voelde hij zich meer tot hem aangetrokken.
toeschrijven van onwenselijke en ongunstige eigenschappen aan personen met een
hogere status, gaat alleen op wanneer deze hogere status ontleend wordt aan
omstandigheden die buiten het eigen bereik liggen
Kijvoorbeeld$
Kinnnen groep een groepslid een hoge status hee#t verworven, omdat hij door zijn
gedrag de groep o# groepsleden verder geholpen hee#t, zal hij juist op grond van zijn
status wenselijke en gunstige eigenschappen krijgen toegeschreven
3.... Samen-erking en #ompe!i!ie
samenwerking eerder gunstige eigenschappen opmerken
competitie eerder ongunstige eigenschappen opmerken
SinteractiehypotheseS o# Ssociaalcontact%hypotheseS
=wederzijdse sympathie hangt samen met waargenomen gelijkenissen en dat
sympathie versterkt wordt door onderling contact
+. 5eiders#$ap
L.1 Inleiding
Qeiderschap kan op verschillende manieren getypeerd$
7de leider als centrum van het groepsgedrag, als bevorderaar van het bereiken van de groepsdoelen, als
degene die door de groepsleden als zodanig aangewezen wordt, als degene die het niveau van
groepsprestatie verhoogt, als de kern waar groepsprocessen en groepsontwikkeling om draaien, als het
meest dominante groepslid, als het groepslid met de meeste invloed en macht, als de persoon aan wie de
groepsleden het meest gehoorzamen, *8
2edl$ leider = centrale persoon om wie de groepsprocessen zich kristalliseren
via emotionele relaties met de leider komen de groepsvormingsprocessen tussen de
aanstaande groepsleden op gang.
Natz en Nahn term leiderschap in de vakliteratuur drie hoo#dbetekenissen hee#t$
Qeiderschap als een persoonlijke kwaliteit$ als een eigenschap o# een reeks van
eigenschappen van een persoon.
Qeiderschap als eigenschap van een positie met macht en prestige binnen een
sociaal systeem.
Qeiderschap als gedragscategorie$ als een bepaalde reeks gedragsvormen
tegenover groepsleden.
elke poging van een groepslid om invloed uit te oe#enen op het gedrag, de motieven, de
opvattingen, de waarden, de gevoelens en dergelijke van UUn o# meer groepsleden zien
als een poging tot leiderschap
elk groepslid vroeg o# laat leiderschap zal kunnen vertonen.
Goch zullen we personen met relatie# weinig invloed geen leider noemen.
Qeiderschap ook te maken met speciale positie binnen groepsstructuur.
!r zijn omstandigheden die het ontstaan van een leiderschapsstructuur bevorderen en
omstandigheden die bevorderen dat bepaalde personen leider worden.
leiderschap voorziet in belangen en behoe#ten van groep
aantal belangrijke groeps#uncties vervult
aansluitend bij onderscheid tss % taakgerichte belangenPbehoe#ten
% sociaal%emotionele
!##ectieve groepen voorzien in beide typen behoe#ten en e##ectieve leiders vervullen
beide #uncties benadering gericht op leidersgedrag twee gedragsvormen benadrukt$
gedrag dat bijdraagt aan vervulling van de taak " bereiken van het groepsdoel
gedrag dat bijdraagt aan de instandhouding en het versterken van de groep
= Sde #unctionele benaderingS.
leiderschapsstijlen be(nvloeden$ productiviteit groep " tevredenheid groepsleden
model voor situationeel leiderschap 70ersey en Klanchard8.
,e kern van dit model is tweeledig$
geboren leiders o# managers bestaan niet
UUn bepaalde stijl van leiding geven kan niet in alle situaties e##ectie# zijn.
,e basisgedachte$ de juiste stijl van leiding geven is a#hankelijk van de situatie
hoge mate van #le=ibiliteit en aanpassingsvermogen van hem gevraagd
ook omdat$
de situationele #actoren die de stijl bepalen van diverse aard kunnen zijn.
het competentieniveau van ondergeschiktengroepsleden is van groot belang
#actoren als$
o de ontwikkelings#ase van de groep
o het type groep
o het klimaat in de organisatie
o de aard van de taak
o ...
= Ssituationeel leiderschapS
L.+. Qeiderschap en het vervullen van groeps#uncties
leiders = personen zijn met speciale eigenschappen, niet voldoende
ontstond nieuwe visie die de nadruk legde op het vervullen van noodzakelijke
#uncties in de groep en op aanpassingsvermogen aan veranderende situaties

)olgens deze opvatting bestaan er verscheidene leiderschaps#uncties, die niet per se
door UUn persoon vervuld hoeven te worden, maar over de groepsleden verdeeld
kunnen worden wanneer de omstandigheden veranderen.
Qeiderschap best omschreven als$
het uitvoeren van die gedragsvormen die een concrete groep o# organisatie helpen in
het bereiken van de gewenste resultaten, en die bijdragen aan de levensvatbaarheid
van de groep o# organisatie, waaronder dan ook het bevorderen van bevredigende
interpersoonlijke relaties gerekend wordt.
,e gedragsvormen velerlei aard zijn, maar kunnen bijna allemaal ondergebracht
worden in twee categorie1n 7aansluitend bij + doelen die elke groep org stelt8$
de groepstaak$ het bereiken van een speci#iek groepsdoel 7Sgoal achievementS8
het in stand houden van de groep als groep 7Sgroup maintenanceS8
)oorbeelden van Sgoal achievementS$
behelzen onder meer het nemen van initiatie#, de aandacht van de groep op het doel
gericht houden, het verhelderen van het onderwerp, het ontwikkelen van een
procedureplan, het evalueren van het geleverde werk en het beschikbaar stellen van
hulpbronnen zoals e=pert%in#ormatie. <e spreken dan van taakgericht leiderschap.
Gaakgerichtheid omvat iedere activiteit die gericht is op realisatie van de doelstellingen.
)oorbeelden van Sgroup maintenanceS%activiteiten zijn$
bemiddelen bij con#licten tussen groepsleden o# subgroepen, de interpersoonlijke
relaties prettig houden, aanmoediging geven, het vergroten van de wederzijds
betrokkenheid onder de groepsleden, en dergelijke. Iociaalgericht leiderschap kan in
belangrijke mate bijdragen tot de motivatie van de groepsleden.
kernprobleem e##ectieve leiders = juist evenwicht te vinden tss twee typen vereisten$
% aandacht voor de taak
% aandacht voor de groepsleden en de groep
In onze 7westerse8 conte=t vaak de klemtoon ligt op het bereiken van resultaten, op het
leveren van prestaties, leggen vele 7#ormele8 leidinggevende personen zich bijna
uitsluitend hierop toe.
)aak treedt er in groepen dan ook een soort di##erentiatie op tussen een groepslid dat
druk uitoe#ent op het vervullen van de taak en een ander groepslid dat tegemoet komt
aan de sociale en emotionele behoe#ten van de groepsleden.
groep enkel #unctioneel als de twee SspecialistenS een goede a#stemming ontwikkelen
,e kwaliteit van het groeps#unctioneren a#hankelijk van relatie tussen beide leiderstypen
Kij duurzame wrijving tussen beide groeps#uncties ontstaat een blijvende scheiding
tussen #ormele en in#ormele groepsstructuur, en dat kan verregaande gevolgen hebben.
L.C. )ier basisstijlen in situationeel leiderschap
Huiste combinatie van taakgericht leiding geven en de mate van sociaal gericht leiding
optimaal aan de omstandigheden aangepaste stijl van leiding geven
:p de horizontale as de taakgerichtheid a#gezet
:p de verticale as de relatiegerichtheid
verschillende combinatiemogelijkheden van taakgericht en relatiegericht leiding geven
viertal leiderschapsstijlen
meest e##ectie# J hangt in belangrijke mate a# van de situatie.
G duidt op taakgerichtheid en 2 op relatiegerichtheid
,e vier vakken geven vier leiderschapsstijlen aan$
kwadrant 1$ hoge taakgerichtheid en lage relatiegerichtheid = directieve stijl
kwadrant +$ hoge taakgerichtheid en hoge relatiegerichtheid = overtuigende stijl
kwadrant C$ lage taakgerichtheid, hoge relatiegerichtheid = participerende stijl
kwadrant L$ lage taakgerichtheid, lage relatiegerichtheid = delegerende stijl
+.3.1 6e dire#!ieve s!i*l
neiging anderen te domineren
deelt instructies uit en eist uitgevoering zoals hij dat wil
benadrukt de eisen van de taak doelstellig, waarbij veel verbale aanwijzingen gee#t
streng toezicht op de geleverde prestaties
:nder zijn leiding kan op korte termijn een hoge productiviteit bereikt worden
zeer actie# " gee#t richting waar kan
Kwaliteiten:
besluitvaardig, toont initiatie#
vlijtig, energiek
maakt de dingen a#, is betrokken bij de zaak
beoordeelt kwaliteit en kwantiteit
bewust van kosten en winst
bereikt resultaten
Risico's:
kritisch, bedreigend
neemt alle beslissingen
handelt zonder overleg
alleen neerwaartse 7Stop%downS8 communicatie
eist gehoorzaamheid, onderdrukt con#lict
wil onmiddellijke resultaten
= iemand die veel vertrouwen hee#t in zichzel# en de manier waarop hij werkt
= ambitieus
gericht op het verkrijgen van een hoge productie op korte en lange termijn en weet dit
op e##ectieve manier te bereiken
kent de bedrij#smethoden goed
Nwadrant C
Qage G
0oge 2
Nwadrant +
0oge G
0oge 2
Nwadrant L
Qage G
Qage 2
Nwadrant 1
0oge G
Qage 2
meestal maar weinig sympathie voor inspraak
,eze stijl$
% is bijzonder populair in het bedrij#sleven.
% doorgaans e##ectie# wanneer de manager verantwoordelijkheid, daadwerkelijke macht
en een belonings% en stra#systeem hee#t en als hij meer kennis hee#t dan zijn
ondergeschikten.
% vergemakkelijkt wanneer ondergeschikten verwachten op deze manier geleid te
worden " en wanneer ze weinig kennis o# besluitvormingsbekwaamheid bezitten
+.3.2 6e over!,igende s!i*l
probeert het machtsverschil tussen hem en de groepsleden klein te houden.
persoonlijk, stimuleert zo een ma= inzet " betrokkenheid van zijn medewerkers
stree#t naar een gezamenlijke aanpak van probleemsituaties inspraak geven in
besluitvorming en gelegenheid geven tot het stellen van vragen
)ia teamwerk individuele behoe#ten van zichzel# en van de groepsleden te integreren
met de doelstellingen en belangen van de organisatie.
Kwaliteiten:
gebruikt teamwerk bij besluitvorming
maakt gepast gebruik van participatie
stimuleert tot volledige toewijding aan doeleinden
moedigt hogere prestaties aan
coFrdineert bij het werk
Risico's:
maakt overmatig gebruik van participatie
meegaand, zwak
vermijdt beslissingen
zoekt te veel het compromis
beschouwt onenigheid, con#lict als noodzakelijk, normaal en passend
onderdrukt, ontkent en vermijdt het con#lict niet
geloo#t dat verschillen kunnen besproken worden, dat een con#lict kan worden opgelost
en dat toewijding het resultaat zal zijn.
,it type leiding krijgt vaak de vorm van team%management. ,e leider geloo#t in de
wederzijdse a#stemming van de #uncties en hij tracht een soepel #unctionerend, e##ici1nt
werkend team tot stand te brengen.
0ij werkt vooral goed als er geen machtsverschillen zijn tussen hemzel# en de anderen
en als met name deskundigheid een invloed hee#t.
+.3.3 6e par!i#iperende s!i*l
beoordeelt groepsleden naar het begrip dat ze voor mekaar hebben
wezenlijk gericht op mensen.
0ij accepteert in hoge mate de mensen zoals ze zijn. 0ij schept plezier in gesprekken
als een middel om de groepsleden beter te leren kennen
krijgt hij vaak nuttige in#ormatie van hen
Kelangrijk voor hem$ warme, hartelijke onderlinge verhoudingen.
9ijn eigen zel#vertrouwen is gebouwd op steun en waardering vanuit zijn naaste
omgeving.
Kwaliteiten:
houdt communicatiekanalen open, luistert
ontwikkelt talenten van anderen, coacht
begrijpt anderen, steunt
werkt goed samen met anderen, is coFperatie#
wordt goed vertrouwd door anderen en schenkt ook vertrouwen
Risico's:
vermijdt con#lict
zoekt erkenning van zichzel#, is a#hankelijk van deze erkenning
vermijdt initiatie#, is passie#, gee#t geen richting
gebrek aan zorg voor output o# controle
gezien als iemand die onvoorwaardelijk vertrouwen stelt in mensen.
= e##ectie# in het motiveren van medewerkers
ziet zijn werk voor een belangrijk deel als het ontwikkelen van talenten van anderen
en als het scheppen van een werks#eer die bijdraagt tot toewijding en ScommittentS.
de participerende leider valt weinig op beschouwd als iemand met interessante
idee1n over werk. 0ij geloo#t dat mensen zichzel# willen leiden en dat ze
verantwoordelijkheid zoeken. 0ij geloo#t wat voor veel managers moeilijk te geloven
isR dat intelligentie, creativiteit en #antasie wijdverspreid zijn en niet alleen het bezit
van topmanagers.
+.3.+ 6e delegerende s!i*l
geneigd om veel aan de groepsleden zel# over te laten, omdat hij er vertrouwen in
hee#t dat deze goed met de taak zullen omgaan in een goede onderlinge
verstandhouding.
= e##ectieve stijl zijn, wanneer medewerkers bekwaam zijn voor hun taak
gecon#ronteerd met con#licten en spanningen neiging te verwijzen naar
onpersoonlijke regels en procedures
medewerkers vinden nogal eens, dat hij hen weinig erkenning gee#t
Kwaliteiten:
delegeert verantwoordelijkheid naar de mensen zel#
zorgvuldig, ordelijk
voorkeur voor procedures
correct, accuraat, bedachtzaam, kalm, betrouwbaar
onderhoudt systemen en de lopende gang van zaken
let op details
rationeel, logisch
eerlijk, rechtvaardig, billijk
Risico's:
vermijdt betrokkenheid
a#standelijk
gee#t weinig suggesties o# opinies
niet origineel, niet creatie#, bekrompen
pietluttig
weerstand tegen verandering
niet coFperatie#, niet mededeelzaam
= weinig ge(nteresseerd in taken o# relaties.
0ij is echter e##ectie# in die zin dat zijn positie o# situatie dit soort belangstelling niet
vereist. 0ij is een e##ici1nte bureaucraat.
= kernstijl is bij het handhaven van de e##ectiviteit van moderne, grote organisaties.
,oor onpersoonlijke opstelling soms als arrogant o# negativistisch ervaren
deze opstelling kan echter ook gezien als volledige eerlijkheid en objectiviteit jegens
mensen

Vous aimerez peut-être aussi