Vous êtes sur la page 1sur 9

Buitenklimaat en economie Docent D.

Kuipers week 4 en 5
Science of common sense  wetenschap van het gezond verstand.
Logica.
Consistent denken.
Positieve wetenschap  beschrijft de werkelijkheid zoals hij is.
Beschrijving van modellen.

Definitie van een model. Een model is een gestileerde beschrijving van de
werkelijkheid, maar het is die werkelijkheid nooit. (als
je denkt dat alles in een model gevangen hebt is de
wereld of de persoon of omgeving reeds weer
verandert)
Grapje: Het enige model dat mooier is dan de werkelijkheid is het fotomodel.

Hoe maak je een model.


Op grond van 2 dingen 1e feiten (door gegevens uit vooraf gaande jaren) of
Inductie model
Groei economie 3 % per jaar inkomen € 400.109 dan
is makkelijk te berekenen dat na 15 jaar (2017) het
jaar inkomen € 700.109
2e Veranderstelling (deductie model)
hypothese.
Als prijzen laag zijn willen consumenten kopen. Als
prijzen laag zijn maken producenten niets / weinig.

1e feiten gebruiken  inflatie weten we gemiddelde inflatie per jaar is 3% is


een prijsstijging.

Geld wordt minderwaard.

Balans 2002 (x1000) Balans 2032 (x1000)


Bezit Schuld Bezit Schuld
Tentamen vraag

Gebouw € 300 hypotheek € 300 Gebouw € 600


hypotheek € 300
Eigenverm € 0 Eigenverm €
300

Totaal € 300 € 300 Totaal € 600 € 600


Gebouw is door inflatie meer waard geworden in de 30 jaar en het geleende
geld is minderwaard geworden door die zelfde inflatie.
Deze rekensom laat zien dat je in die dertig jaar
zonder 1 cent af te lossen toch een eigenvermogen
creëer.
BEZIT – SCHULD = EIGENVERMOGEN.

Hoofdstuk 3 blz. 56.

2e model Verandering.
Concreet in taal

Prijzen hoog  consumentenvraag weinig producten willen veel


produceren.
laag  consumentenvraag veel producten willen weinig produceren.

1 van de 9
Buitenklimaat en economie Docent D.Kuipers week 4 en 5
Er zijn toch mensen die komen bij hoge prijs. Luxe artikelen Rolex. Mercedes
enz.

2 van de 9
De wiskunde zorgt dat het abstract wordt Buitenklimaat en economie Docent D.Kuipers week 4 en 5
Beurs model als voorbeeld.
P V A Briefkaart vorm
prod
P kan prod
zijn Prijs of inkomen
Pb Q kan zijn Quantiteit of hoeveelheid
Pa Evenwicht V is vraag consumenten.
A is aanbod van producenten.

α β

Ha Q
Pa is de prijs van hier als voorbeeld een aandeel bij een aangeboden
hoeveelheid.
Als de positieve berichten zijn over het aandeel stijgt de vraag (nu) dan betekend
dat bij zelfde hoeveelheid de prijs Pb zal worden en de markt in het evenwicht
(tussen vraag en aanbod) dus op een andere plaats.
Standaard waarde Cetirus Paribus ( al het andere constant) na zoeken of
vragen.
Door de wiskunde is het om te zetten naar een formule

Formule qv = - 10p +
Gegeven 2000
qa = 25p -
Gevraagd p en q ( p of q in evenwicht)
Oplossing in evenwicht zijn p en q gelijk.
-10p + 2000 = 25p - 2200
-10p - 25p = - 2200 –2000
- 35p = -4200
p = -4200 / - 35 = 120.
q = -10 x 120 + 2000 = -1200 + 2000 = 800
Omzet = p x q = 120 x 800 = 96000.

3 van de 9
Buitenklimaat en economie Docent D.Kuipers week 4 en 5
Hoe we denken: Psychologie
Onze behoeftes zijn groter dan de middelen.
Spanning is een schaarste. Hoe goed de mensen ook hebben ze blijven toch
ontevreden.
of het nu De schaarste van de
consumenten, Spanning middelen die op
verschillende manieren
producten of de Behoefte > kunnen worden gebruikt,
regering gaat.
Middelen. dwingt tot het maken
Komt door 2 driften  Preference drift  Na-apen van keuzen. Meer van
het één betekent steeds
 Referente drift  kijken naar een
minder van het ander.
ander.

Behandeld 18-9-2002 Prijs

1. Marktvorm - volledige concurrentie. Krijg je grafiek van blz.


2.
2. Monopolie - alleen heerser.
- prijs bepaler prijs wordt bepaald zodat zijn
winst maximaal is.
- Enige aanbieder . Hoeveelheid

Voorkennis
De winst wordt uitgerekend uit de resultaten
rekening ( Opbrengst – Kosten = Winst)
Om te bepalen waar de winst maximaal is
moeten we de afgeleide bepalen en deze is
maximaal als de afgeleide nul is. Winstmarginaal
= dw / dq = 0 (marginaal is de kleinste
verandering.
w= winst o = opbrengst k =
kosten
do dk
dw do dk
= - dq= 0 
dq =  is
dq dq dq
max. winst.

Maximale winst als Marginale Opbrengst =


Marginale Kosten (Mo = Mk). Dit is te gebruiken bij concurrentie of monopolie.

Hoofdstuk 4 blz. 83.


Ad.1 Volledige concurrentie do
Streeft ook naar max. winst. Dus Mo=Mk. dq
Opbrengst = prijs x aantal.  O = P x = P = Mo
= Mk.
Ad. 2 Monopolie.(altijd bereken voor kostprijs
d.m.v. resultatenrekening.
Vraaglijn bv. Qv = -2p+10
Opbrengst = prijs x hoeveelheid.
O = p x q. = px(-2p+10)
do = -2p2 +10P
dq MICRO
Afgeleide = -4p + 10 =
ECONOMIE

4 van de 9
Buitenklimaat en economie Docent D.Kuipers week 4 en 5

Mo = Mk Mk bestaat uit Vaste kosten en variabele kosten.


Bijv: 10 dk
(vaste kosten) + 5q (variabele kosten)
Afgeleidedqis =5

5 van de 9
Buitenklimaat en economie Docent D.Kuipers week 4 en 5

Elasticiteit  ε   p(verandering van de prijs wat gebeurt er met de


hoeveelheid.)  afzet stijgt of daalt.
V(raagprijs) %afzet
=
εp(rijs) %prijs

ε tussenvorm de i vorm van ∞


= oneindig
inelastisch elastisch

dq.
Ε v % q q . dq p . dq p
p = %p = = qx dp = x
dp q
v dp.
Ε p < 1 in elastisch
p  Prijs doet stijgen / dalen wordt de omzet
hoger /lager.
Εvp > 1 elastisch  Prijs doet stijgen / dalen wordt de omzet
lager / hoger
Εvp = 1
GEEN VRAGEN OVER Kruiselingse prijselasticiteit en verder.BLZ 64 T/M 66

Jaarrekening .
Bezit Balans schulden bezit resultaten rekening schulden

Voorraad Eigen vermogen loonkosten


Debiteuren Voorzieningen debiteuren huurkosten
Gebouw Voorzieningen onderhoud afschrijvingskosten
Kas/bank/giro Voorzieningen oudedag

Bij winst gaat het naar het eigen vermogen. Bij verlies komt het
van het eigen vermogen.
Debiteuren moet klein zijn. Bij verkoop betaald 30% niet meer de
rekening.
In gebouwen kunnen de geheime reserves zitten.

Eigen vermogen en winst (over meerder jaren) kan je het bedrijf


verkopen tegen ongeveer 10 x de winst.
Goodwill bij overname bestaat uit 80 % gewone klanten en 20 %
grote klanten. Hier moet je moeite voor doen want anders lopen ze
weg.

6 van de 9
Buitenklimaat en economie Docent D.Kuipers week 4 en 5
Som bij volledige concurrentie. Te zien omdat er een concrete prijs
wordt opgegeven.
Gegeven: Prijs P = 20, variabele kosten 1/8q2 + 5q, Vaste kosten =
50.
Gevraagd: Wmax, Afzet (hoeveelheid), kosten.
Oplossing: Winst = omzet - kosten = p x q – variabele kosten en
vaste kosten.
= 20 x q – (1/8q2 + 5q + 50)
= 20q - 1/8q2 - 5q –50
= -1/8q2 + 15q – 50
dw/dq = -2/8q + 15 (max winst is als afgeleide nul is)
0 = -1/4q + 15
1/4q = 15 q = 60.
Omzet = prijs . hoeveelheid.
= 20 x 60 = 1200
Winst = omzet – kosten
= 1200 – ((1/8.602 + 5.60) + 50) = 1200 – 800 = 400.
Snellere manier O= p x q = do/dq = p ==> Mo = Mp
Afgeleide van de var kosten = prijs
2/8q + 5 = 20
1/4q = 15
q = 60

Som bij monopolie te zien aan de prijs die een lijn aangeeft.
Gegeven: Prijs = -3/4q + 60( geeft de vraaglijn aan), Totale kosten
1/2q2 + 10q + 56 geeft de kosten lijn aan)
Gevraagd: P bij winstmax, P bij omzetmax
Oplossing: W = O – K = p.q – (var. + vaste kosten)
W = (-3/4q + 60)q – (1/2q2 + 10q + 56) = -3/4q2 + 60q
-1/2q2 -10q – 56
= -5/4q2 + 50q – 56
dw/dq = -10/4q + 50 ( max winst dw/dq is 0 )
10/4q = 50  q = 20
Prijs bij winstmax = -3/4.20 + 60 = 45. winst = O – K = p.q – k
= 45.20–
2
(1/2.20 +10.20+56)
= 900 – 456 = 444
O = p x q = (-3/4q + 60) x q = -3/4q2 + 60q
do/dq = -6/4q + 60 ( max omzet is als do/dq = 0)
6/4q = 60  q = 40
Prijs bij omzetmax = -3/4.40 + 60 = 30 winst = O – K = p.g – k
= 30.40 – (1/2.402 + 10.40
+ 56)
= 1200 – 1256

7 van de 9
Buitenklimaat en economie Docent D.Kuipers week 4 en 5
verlies van 56 bij groter
productie.

SWOT analyse ons land dit noemt men de


Productie ij = f(arbeid, kapitaal, structuur van de
ondernemerschap, natuur) economie.

f Bijv. Gasvelden.
Investeringen (kun je Motor van de
Ligging (aan het
afschrijven). economie. Te krijgen
water,
Door scholing Breedte en diepte door dynamiek te
Opleiding investeringen geeft verhogen, regelgeving
koopmansgeest, =
transitoland).
Deskundigen. een opwaarts effect. te versoepelen.

productie factor.

Zorgen voor een automatische stabiliteit.


Inkomen van het land ij = f( loon, interrest, winst, pacht)

SWOT over Nederland.


Sterkte Zwakte
Inter Financiële situatie Hoge lonen
n Beroepsbevolking(hoogopgelei Arbeidsproductiviteit te
de mensen) laag ( te veel
Ligging aan het water ziekteverzuim, wao)
Instituties (wetgeving) Dure gezondheidszorg
Congestie op de wegen
(files)
Kansen Bedreigingen
Exter Export te verbeteren Wereldeconomie zakt in.
n Globalisering Oorlog tegen terrorisme
Goede vestigingsplaats Olie prijs omhoog
Deflatie (vertrouwen v d
consument)

Gedachtegang Economie na de 2e Wereld Oorlog.


Productie = afhankelijk van Arbeid, kapitaal, onderneming, natuur
y = f(a,k,o,n)

Arbeidsproductiviteit te verhogen aantal personen x aantal uren


per week x uurloon.
Bijv. 400 x 40 x €50 = € 80.000
Productie per werknemer α= y / a (productie /aantal
arbeiders)

8 van de 9
Buitenklimaat en economie Docent D.Kuipers week 4 en 5
Kapitaal ĸ = Kap (Kapitaal) / y (productie) ĸ=
kapitaal/productie verhouding.
Bijv.: Gegevens: Kap = 2.000 x10-9 k = 4
Gevraagd: hoeveelheidarbeiders
Opl. ĸ = Kap / y  y = Kap /ĸ = 2.000 x 10-9 / 4 = 500 x
10-9
Hoeveel arbeiders  av = y / a = 500 x 10-9 / 80.000
(zie vorige voorbeeld)
= 6.250.000
Kapitaalaanbod zorgt voor productie dit betekent werkgelegenheid
komt arbeidsvraag av.
Beroepsbevolking – arbeidsaanbod = werkloosheid. (aa(anbod) – av(raag)
= ww)

Som Gegeven: aa van 5,5 x 106 α = 70 x 103 Kap = 1750x109 k = 5


Gevraagd 1. Werkloosheid 2. productie 3.Kap
vraag als de werkeloosheid weg is.
Oplossing 1. k = Kap / y  y = Kap / k  1750x109 / 5 = 350 x 109
av = y / α  350 x109 / 70.000 = 5x106 arbeidsplaatsen
ww = aa – av = 5,5 x106 - 5 x 106 = .5 x 106
Oplossing 2. y= α x aa = 70.000 x 5.5 x106 = 385 x 106 productie
bij volledig arbeidsaanbod.
Oplossing 3. k = Kap / y  Kap = k . y = 5 x 385 x106 = 1925 x109

Regeringen gebruiken het 3 sporenbeleid.


Spoor 1 Investeren door Ondernemingsvaardigheden te stimuleren.
(hogesnelheidslijn of wegen aanlegen.
Rente te verlagen.
Belasting te verlagen.
Spoor 2 Arbeidstijdverkorting toe te passen ( bezig met α te laten
dalen)
Spoor 3 V.U.T. of leerplichtleeftijd van jongeren te verhogen. (bezig
met de beroepsbevolking aa te verkleinen).

Spel werd nu gespeeld. Oligopoliegame.

9 van de 9

Vous aimerez peut-être aussi