Vous êtes sur la page 1sur 4

Samenvatting goniometrie

ir. E.J.G.Moonen
Trevianum Scholengroep
Deze samenvatting is opgedeeld in twee gedeeltes. Het eerste deel gaat over het tekenen van
sinusodes bij gegeven formules en het opstellen van de formule bij een gegeven grafiek van een
sinusode. Het tweede deel gaat over het werken met goniometrische functies.
Sinusodes

Bij een gegeven formule, waarvan de tekening van de grafiek gevraagd is, begin je altijd met het
opschrijven van vier eigenschappen van een sinusode:
1) Evenwichtsstand (ev);
2) Amplitude (ampl);
3) Periode (per);
4) Beginpunt (bp).
Gebruik daarbij het volgende overzicht (schrijf de formule altijd om naar de standaardvorm zoals in
het overzicht).

sin ( ) ( ) y a b c x d = + cos ( ) ( ) y a b c x d = +
Ev
y a = y a =
Ampl | | b | | b
Per 2
c
t

2
c
t

Bp (+ richting) ( , ) d a ( bij 0 b > stijgend en bij 0 b <
dalend door het bp)
( , ) d a b + ( bij 0 b > maximum en bij
0 b < minumum)

De toppen zijn ook direct af te leiden uit de formules:

sin ( ) ( ) y a b c x d = +
0 b >

0 b <
cos ( ) ( ) y a b c x d = +
0 b >

0 b <
minimum
3
4
per na het bp
1
4
per na het
bp
1
2
per na het bp
bp
maximum
1
4
per na het bp
3
4
per na het
bp
Bp
1
2
per na het
bp


Formule opstellen bij een gegeven grafiek
Lees een maximum en een minimum af uit de grafiek en gebruik de volgende relaties
1)
max
min
2
ev:
y y
y a
+
= =
2)
max
ampl = y ev = b
3)
min max
per 2 | | x x = ,
2
per
c
t
=
Afhankelijk van de vraagstelling volgt de keuze voor sinus/cosinus en 0 b > of 0 b < . Deze keuze
bepaalt het bp en dus de waarde van d :
sin ( ) ( ) y a b c x d = +
0 b >

0 b <
cos ( ) ( ) y a b c x d = +
0 b >

0 b <
min
1
4
per d x = +
max
1
4
per d x = +
max
d x =
min
d x =


Werken met goniometrische functies

Bij het werken met goniometrische functies (vergelijkingen oplossen, integreren, differentiren etc.)
is het belangrijk de volgende formules goed te kennen, en vooral te kunnen toepassen. Deze
formules worden niet gegeven op het examen of in PTA-werken, dus leer ze goed.
sin( ) sin( ) A A =
cos( ) cos( ) A A = sin(2 ) 2sin( ) cos( ) A A A =
sin( ) sin( ) A A t = + cos( ) cos( ) A A t = +
2 2
cos(2 ) cos ( ) sin ( ) A A A =
1
2
sin( ) cos( ) A A t =
1
2
cos( ) sin( ) A A t = +
2
cos(2 ) 2cos ( ) 1 A A =
2 2
sin ( ) cos ( ) 1 A A + =
sin( )
cos( )
tan( )
A
A
A =
2
cos(2 ) 1 2sin ( ) A A =

En als je dan toch aan het leren bent, de volgende tabel kan ook van pas komen. Hierin staan de
hoeken die mooie waarden opleveren bij sinus of cosinus. Het ezelsbruggetje om deze waardes (voor
de sinus) te onthouden staat in de rode rij. De waarden bij de cosinus zijn in volgorde precies
tegenovergesteld aan de waarden bij de sinus.
Hoek o in graden
0

30

45

60

90


Hoeko in radialen 0
1
6
t
1
4
t
1
3
t
1
2
t
sin( ) o 0
1
2

1
2
2
1
2
3
1
Ezelsbruggetje 1
2
0
1
2
1
1
2
2
1
2
3
1
2
4
cos( ) o 1
1
2
3
1
2
2
1
2

0

De volgende formules worden wel op het examen geven. Je hoeft ze dus niet te leren. Je moet ze wel
kunnen toepassen!
cos( ) cos( ) cos( ) sin( ) sin( ) t u t u t u + =
sin( ) sin( ) cos( ) cos( ) sin( ) t u t u t u + = +
cos( ) cos( ) cos( ) sin( ) sin( ) t u t u t u = +
sin( ) sin( ) cos( ) cos( ) sin( ) t u t u t u =

We bekijken nu de drie belangrijkste toepassingen bij het werken met goniometrische functies,
namelijk vergelijkingen oplossen, differentiren en integreren.

Vergelijkingen oplossen

Bij het oplossen van goniometrische vergelijkingen werk je altijd tot de standaard vorm
sin( ) sin( ) A B = of cos( ) cos( ) A B = . Hierbij gebruik je de bovenstaande formules en tabel met
mooie waardes.
Na het omschrijven gebruik je de volgende formules
sin( ) sin( ) A B = geeft 2 2 A B k A B k t t t = + v = + en
cos( ) cos( ) A B = geeft 2 2 A B k A B k t t = + v = + . Waarbij k een geheel getal is.
Los de vergelijking verder op. Let wel op, als er een domein gegeven wordt, moet je nog een aantal
waarden voor k proberen om de oplossingen op het domein te vinden.

Differentiren

Bij differentiren gebruik je een van de volgende standaard afgeleiden:

functie afgeleide
sin( ) x cos( ) x
cos( ) x sin( ) x
tan( ) x
2
2
1
cos ( )
tan ( ) 1
x
x + =

Verder gebruik je bij samengestelde functies natuurlijk de som-, product-, qoutint- en/of
kettingregel voor differentiren.
Integreren

Bij integreren gebruik je een van de volgende standaard primitieven:

functie primitieve
sin( ) x cos( ) x c +
cos( ) x sin( ) x c +
2
tan ( ) 1 x +
tan( ) x c +
2
1 1
2 2
cos ( ) cos(2 ) x x = +
1 1
2 4
sin(2 ) x x c + +
2
1 1
2 2
sin ( ) cos(2 ) x x =
1 1
2 4
sin(2 ) x x c +

Bij de laatste twee is gebruik gemaakt van de formules voor cos(2 ) A .
Verder gebruik je de kettingregel bij primitiveren ( ( ) f ax b + geeft
1
( )
a
F ax b c + + ) als er een
lineaire formule binnen de sinus of cosinus staat.

Vous aimerez peut-être aussi