Vous êtes sur la page 1sur 11

1

Radicalisering en deradicalisering van jonge jihadstrijders


prof.dr. Juliaan van Acker, november 2014 (www.ministrando.org)
De komende jaren zullen talloze nutteloze initiatieven voor deradicalisering van
moslimjongeren door de landelijke overheid en de Europese Unie worden
gesubsidieerd. Het is een illusie te denken dat extremisten zich zullen laten
benvloeden door westerlingen of door moslims die hun handlangers zijn
geworden. Deze studie zoekt naar het waarom van de radicalisering en naar de
hindernissen om radicalisering te voorkomen en om te buigen. Daarna volgen
enkele aanbevelingen voor de overheid.
Overzicht
1.
2.
3.
4.
5.
6.

Het probleem van radicalisering van een deel van de jeugd


Definitie van radicalisering
Identificatie van de groep en kenmerken van geradicaliseerde jongeren
De rol van de moskee
Is er een profiel van de geradicaliseerde jihadstrijder?
Oorzaken van radicalisering

2
7. Aanbevelingen voor de aanpak van geradicaliseerde jongeren
8. Een multisystemisch orthopedagogisch deradicaliseringsprogramma

Het probleem van de radicalisering van een deel van de jeugd


Politici in westerse landen maken zich grote zorgen over terugkerende
jihadstrijders en over de radicalisering van moslimjongeren in het algemeen.
Men schat dat vanuit Europese landen ongeveer 3000 jongeren naar Syri zijn
getrokken om daar mee te strijden met extremistische terreurgroepen.
Sommigen onder hen zouden medeplichtig zijn aan gruwelijke moordpartijen.
Het gaat echter niet alleen om Syrigangers. Aanslagen na 9/11 in Europa
door moslims die opgegroeid zijn in de westerse cultuur bewezen dat het
gevaar ook binnen de eigen grenzen aanwezig is. Het is moeilijk om daar een
goed politiek antwoord op te vinden omdat een hele groep zich geviseerd kan
voelen, terwijl slechts een minderheid er extreme ideen op na houdt en
bereid is tot terroristische acties. Moslims ervaren de politieke en mediale
aandacht als een afwijzing en vervreemden nog meer van de westerse
samenleving. Vanuit westers oogpunt wordt de vraag gesteld of moslims wel in
staat zijn zich te integreren in een seculiere, liberale democratie. Het feit dat
de meeste islamitische immigranten een dubbele nationaliteit behouden, roept
de vraag op of assimilatie ooit tot stand zal komen en of ze niet behoren tot de
vijfde colonne van een mondiale jihad.
Radicalisering is geen fenomeen dat los kan worden gezien van de sociale,
politieke en religieuze context waarbinnen moslimjongeren opgroeien. Niet alle
geradicaliseerde jongeren worden terroristen of jihadisten en niet alle
terroristen zijn geradicaliseerd. De vraag wanneer extremisme leidt tot geweld
is nog steeds niet goed beantwoord. Het lijkt wel duidelijk te zijn dat diegenen
die betrokken zijn geweest in gewelddadige oorlogshandelingen, meestal niet
doorgaan met een militante carrire na terugkeer.
Definitie van radicalisering
Radicalisering is een individueel of collectief proces waardoor de status quo
niet meer aanvaard wordt en gekozen wordt voor de confrontatie, omdat men
niet meer gelooft in dialoog of compromissen. De confrontatie kan al of niet
gewelddadig zijn en kan eventueel leiden tot terrorisme. Radicalisme staat
tegenover activisme. In dit laatste geval is men gengageerd om wettelijke en
niet-gewelddadige politieke actie te ondernemen.
Radicalisatie is een relatief begrip: het is een afwijking van de gangbare
opvattingen, zodat in een democratisch land radicalisme anders wordt opgevat
dan in een autoritair regime. Radicalisme leidt niet per se tot geweld. Iemand
met radicale ideen kan al of niet wettige middelen gebruiken om zijn doelen
te bereiken. Een extremist is iemand die geweld niet schuwt of heeft er geen
probleem mee de wet te overtreden. Het aantal gewelddadige radicalen is,
mondiaal gezien, een zeer beperkte groep: in 2011 vielen er 12.533 doden ten

3
gevolge van terroristische acties (elke dode is er uiteraard een te veel)
waaronder 77 door neo-nazis, 1926 door anarchisten en politieke strijders en
8886 door soenitische extremisten.
De focus van het onderzoek ligt meestal op gewelddadig radicalisme en op
gewelddadige extremisme. Bij extremisme moet individuele vrijheid wijken
voor het collectieve doel, desnoods door tegenstanders massaal te
vermoorden. Extremisten streven naar een homogene maatschappij waarin
minderheden worden onderdrukt en oppositie wordt bestreden. Het regime
dat zij beogen is dogmatisch en rigide. Er is geen ruimte voor dialoog, alleen
bevelen. De nadruk ligt op de ideologie en gestreefd wordt naar een totalitaire
staat waar geen ruimte is voor diversiteit. Zij denken in wij en zij en hebben
simpele verklaringen over de toestand in de wereld. Het is heel moeilijk om
hen van gedachte te doen veranderen. Extremisten zijn nooit democraten en
staan positief tegenover het gebruik van macht. Zolang ze in een zwakkere
positie zijn, verbergen ze hun anti-democratische houding.
Islamitische extremisten verwerpen aan de ene kant westerse waarden; aan
de andere kanten nemen ze ideen en methoden van westerse extremisten
(communisten en fascisten) over.
Radicalen zijn rationeler en kritischer. Zij kunnen eventueel tot andere
gedachten gebracht worden omdat ze meer open van geest zijn, tegenover de
geslotenheid van de extremisten.

Identificatie van de groep en kenmerken van geradicaliseerde jongeren


Om bovenstaande redenen is het ten eerste zeer moeilijk om de groep die
gederadicaliseerd moet worden precies te identificeren. Ten tweede zal een
interventie die gericht is op het individu weinig effect hebben. Veel van de
geradicaliseerde jongeren hebben weinig opleiding gehad, zijn mislukt op
school of zijn voortijdig gestopt. Zij hebben meestal weinig kennis van de islam
of hebben er een verkeerd beeld van. Pogingen om via gematigde imams hen
een juister beeld bij te brengen, hebben weinig succes gehad. Dat komt omdat
andere factoren minstens een even belangrijke rol spelen in het
radicaliseringsproces.
Radicale moslims bevinden zich meestal in een sociaal-economische
achterstandspositie. Zij voelen zich onrechtvaardig behandeld door de media
en de politiek. Hun frustratie over het belachelijk maken van het islamitisch
geloof en waardensysteem is enorm. Deze moslims nemen het hun regeringen
kwalijk dat zij meedoen met de Amerikanen in de oorlog in het Midden-Oosten.
Een belangrijke factor is dat moslims makkelijk een slachtofferrol innemen: zij
hebben het gevoel dat hun verwachtingen niet vervuld zijn omdat het systeem
hen verhindert vooruit te komen. Zij voelen zich als groep machteloos om de
politiek te veranderen. Dit alles draagt ertoe bij dat vervreemding tegenover

4
de maatschappij sterk is toegenomen. Zij hebben geen binding meer met de
meerderheid van de bevolking. Binnen elk Europees land bevindt zich een
relatief grote groep zonder vaderlandsliefde en die de oorspronkelijke
bewoners zelfs haat. Het onder moslims gedeelde gevoel gediscrimineerd te
worden op grond van hun etniciteit, ras of religie drijft een wig tussen de
moslimgemeenschap en de rest van de samenleving. Doordat ze zich als groep
gediscrimineerd voelen is in hun ogen de legitimiteit van de staat ondergraven.
De combinatie van sociaal-economische achterstand en het gedeelde gevoel
van discriminatie maakt moslims vatbaar voor radicalisering.
De moslims wonen meestal in de grote steden. Terwijl op de totale bevolking
er slechts rond de vijf procent moslims zijn, kan dit in de voorsteden van grote
agglomeraties oplopen tot tachtig procent of meer. Hun aantal neemt ook toe
door het hoge geboortecijfer en nieuwe immigratie. De wijken waar ze komen
zijn gekenmerkt door armoede en hoge werkloosheid. Het onderwijs is er vaak
van laag niveau.
Een ander vaak onderbelicht kenmerk is dat steeds meer moslims in een
Europees land zijn geboren of, met andere woorden, het percentage tweede en
derde generatie moslims neemt toe. Steeds meer moslims kennen dus alleen
nog het land waar ze geboren zijn, maar via familiebanden en feesten binnen
de eigen etnische groep blijft er een sterke emotionele band met de landen van
herkomst. Dit geldt trouwens ook voor niet-islamitische immigranten. Aan de
ene kant leven ze nog in het verleden, door hun oorsprong te koesteren en de
wens hun culturele en religieuze erfenis door te geven aan de volgende
generaties. Aan de andere kant is er de hoop een toekomst op te bouwen in
het land waar ze nu wonen. Er is dus sprake van een dubbele identiteit en de
meeste immigranten kunnen daar goed mee omgaan, hierin geholpen door hun
eigen etnische groep. Bij moslims is er echter een bijkomend probleem: de
islamitische wereld staat in brand. Daardoor is de band met het land van
herkomst sterk politiek en emotioneel geladen. Gebeurtenissen in de
islamitische wereld hebben een grote impact, waardoor bij de bevolking het
gevoel ontstaat dat er bij hen sprake is van een dubbele loyaliteit.
Vervreemding van de politiek en van de westerse samenleving komt, onder
andere, door het anti-islam geluid in veel media en de buitenlandse politiek ten
aanzien van het Midden-Oosten. Deze vervreemding zet aan tot radicalisering,
vooral als het samengaat met sociaal-economische achterstand en weinig
toekomstperspectief. Een revolutionaire ideologie stelt daar een eenvoudige
boodschap tegenover, daarbij geholpen door een selectieve lectuur van
islamitische teksten. Die boodschap speelt in op het gevoel van onderdrukking
en minachting binnen de dominante westerse cultuur.
De rol van de moskee
Door de scheiding tussen Kerk en Staat kan de Staat in feite geen initiatieven
nemen om een goede islam te promoten. Bovendien zouden moslims die aan

5
die initiatieven meewerken door de anderen worden gezien als verraders die de
eenheid van de moslims verzwakken.
De gemporteerde imams hebben weinig invloed op de jeugd, omdat zij vaak
de taal niet spreken en de cultuur van het land niet kennen. Een eigen imamopleiding organiseren in westerse landen gaat echter uiterst moeizaam omdat
er veel wantrouwen is en die opleiding wordt gezien als een politiek middel om
een gehoorzame en goed gecontroleerde versie van de islam te promoten. Ook
speelt groepsdruk een rol, zodat er zich nauwelijks kandidaten voor die
opleiding melden. Er zijn pogingen gedaan om die imam-opleidingen te
vestigen op de universiteiten. Dit strookt echter niet zo goed met de kritische
en objectieve instelling die wezenlijk is voor het universitaire onderwijs.
Veel goed bedoelde initiatieven van westerse regeringen botsen op het
wantrouwen van de moslims. Samenzweringstheorien en een mentaliteit om
een slachtofferrol te spelen worden versterkt door de deelname van westerse
landen aan oorlogen in de islamitische wereld. Gevreesd wordt dat de westerse
regeringen een dubbele agenda hebben. Internationaal opererende
moslimorganisaties verwerpen islamitische instellingen die samenwerken met
een westerse regering. Zij zien dit als pogingen om de moslims te
onderwerpen en die instellingen worden diep misprezen.
Het wantrouwen tegen elk initiatief om de integratie van de moslims te
bevorderen is in het bijzonder het geval bij gemarginaliseerde jongeren die via
internet de ideologie van de jihad leren zien als een vorm van weerstand tegen
de dominante, christelijke cultuur. Jihadisten leggen de schuld van de ellende
in de islamitische landen bij het Westen, dat door kolonialisme en imperialisme
de ontwikkeling van de moslimwereld tegenhield.
Is er een profiel van de geradicaliseerde jihadstrijder?
Sommigen zijn geneigd de extremisten, terroristen en jihadstrijders te zien als
abnormale, gestoorde persoonlijkheden die mentaal en sociaal erg kwetsbaar
zijn. Het zouden losers zijn die door hun psychische stoornissen afgesneden
zijn van de realiteit. Vooral als ze zich schuldig hebben gemaakt aan wrede
slachtpartijen en martelpraktijken worden ze beschreven als monsterlijke
psychopaten. Hier is echter eerder sprake van de banaliteit van het kwaad:
het gaat meestal om heel gewone en normale jongeren die in staat blijken te
zijn tot de ergste misdaden als de omstandigheden dit stimuleren. Net zoals
westerse militairen in het verleden hele dorpen hebben uitgemoord als
wraakneming tegen geweld dat hen werd aangedaan. Als jouw vrienden zijn
doodgemarteld door de vijand en die vijand overal en altijd ergens kan
opduiken, dan kunnen de beste militairen, ook diegenen uit een burgerlijk
milieu en met een hoge opleiding, doorslaan en alles wat hun pad kruist
uitroeien.
Er is dus geen bewijs dat er een soort terroristische persoonlijkheid zou
bestaan. Het zoeken naar een profiel wordt ook belemmerd door de schaarste

6
van het onderzoek. Radicalen, extremisten en terroristen zijn nu eenmaal
moeilijk te vinden en ze zijn niet geneigd om mee te werken. Op dit moment
zijn de onderzoekers het eens over de volgende kenmerken van radicalen:
1. de meesten zijn vanuit klinisch oogpunt normale persoonlijkheden
2. het ontwikkelingspad naar radicalisering is heel divers, alsook de
achtergrond waar ze vandaan komen
3. radicalisering is gewoonlijk een gradueel proces
4. armoede is meestal geen oorzaak, wel werkloosheid
5. wrok, bijvoorbeeld ten gevolge van al of niet vermeende discriminatie, kan
de motivatie voor radicalisering verhogen. Dit is ook het geval als die wrok
niet te maken heeft met persoonlijke ervaringen
6. sociale netwerken spelen een cruciale rol in het radicaliseringsproces
7. de ideologie kan aanzetten tot het gebruik van geweld
8. verder afzien van terroristische daden kan ook zonder dat er sprake is van
deradicalisering.
Oorzaken van radicalisering
In de wetenschappelijke literatuur worden wel vijftig verschillende oorzaken
genoemd van radicalisering. Meestal wordt de nadruk gelegd op (1) frustratie
en (2) benvloeding. Maar die relatie is niet eenvoudig, want de meeste
gefrustreerde jongeren die via internat aan allerlei invloeden blootstaan,
radicaliseren niet en zullen nooit geweld plegen. Om de stap naar radicalisering
en het gebruik van geweld te kunnen verklaren moeten we vooral kijken naar
de wisselwerking tussen de persoonlijke omstandigheden en
levensgeschiedenis, de sociale structuren en de politieke context. Sommige
individuen bevinden zich naar eigen zeggen in staat van oorlog, hierin
opgehitst door de media, de propaganda, het optreden van politie en justitie.
De oorzaken van terrorisme worden op drie niveaus gezocht: op microniveau,
op mesoniveau en op macroniveau:

- microniveau: mislukte integratie, achterstand, vernedering, gevoelens van


-

vervreemding, identiteitsproblematiek. Hier moet onderzocht worden wie


kwetsbaar is voor propaganda en voor rekruteerders.
mesoniveau: een ondersteunende en eventueel medeplichtige omgeving, de
referentiegroep die zich onrechtvaardig behandeld voelt. Hier wordt
onderzocht wat er in de omgeving en in bepaalde organisaties omgaat zodat
jongeren zich ertoe aangetrokken voelen uit zucht naar avontuur of omwille
van de kameraadschap. Wat maakt voor die jongeren het gebruik van
geweld aanvaardbaar?
macroniveau: de radicalisering van de publieke opinie en sommige politieke
partijen, de rol van de regering bijv. t.a.v de islamitische landen. Hier moet
worden onderzocht welke binnenlandse en buitenlandse acties van de
regering een rol spelen en hoe worden immigranten behandeld en wanneer
zet dit aan tot rebellie tegen het gastland en radicalisering? In zekere zin zijn
de westerse landen na 9/11 ook geradicaliseerd en gebruiken ze geweld

7
tegen moslims of tegen islamitische groeperingen en landen. Dit kan de
acceptatie van geweld door geradicaliseerde jongeren in de hand werken.

Het zijn vooral de interacties tussen de factoren op de drie niveaus die


onderzocht moeten worden om radicalisering te kunnen verklaren. Tot nog toe
lag de nadruk in het onderzoek vrijwel uitsluitend op micro-niveau. We moeten
meer te weten komen over radicaliserende milieus en over de invloed van de
relatie tussen westerse landen met autoritaire islamitische landen op het
radicaliseringsproces bij jongeren.
Deze eenzijdigheid van het onderzoek benvloedde de visie van de
bewindvoerders op geradicaliseerde moslims en de wijze waarop ze dachten
actie daartegen te moeten voeren. Door de eenzijdige aanpak werd er
nauwelijks resultaten behaald. Er is dus veel meer onderzoek nodig op mesoen macro-niveau.
Bij de stap naar feitelijke deelname aan de jihad speelt rekrutering een
doorslaggevende rol. Iemand laat zich meeslepen indien zijn wensen en
verwachtingen stroken met wat de (clandestiene) organisatie hem te bieden
heeft. Volgens sommigen ligt het grootste risico voor rekrutering in
gevangenissen en in moskeen waar charismatische, maar extremistische
imams komen preken. Dit wordt echter niet altijd bevestigd door onderzoek;
rekrutering zou eerder plaatsvinden in meer banale omgevingen zoals
koffiehuizen en fitness clubs. Als sommigen zich in de gevangenis bekeren of
steeds radicaler worden in hun opvattingen, dan moet dit eerder worden
gezien als een manier om te overleven in het harde gevangenismilieu, en niet
als een doorslaggevende stap in de richting naar radicalisering of extremisme.
Tenslotte speelt ook de familie speelt een rol, bijvoorbeeld als een oudere
broer of neef zich al bij de jihadisten heeft aangesloten. De rol van de sociale
media in de radicalisering moet niet worden overdreven; zonder directe en
langdurige contacten met het netwerk zullen weinigen tot actie overgaan. Het
heeft dus weinig zin om de politie te belasten met onderzoek naar
internetgedrag van jonge moslims.
Bijzonder verontrustend is de vorming van een internationaal netwerk van
islamitische strijders. Dit netwerk functioneert zeer professioneel en rekruteert
in meerdere landen.

Aanbevelingen voor de aanpak van geradicaliseerde jongeren


Om vragen over radicalisering van moslimjongeren te beantwoorden is helaas
slechts weinig onderzoek onder die jongeren voorhanden. In de media en ook
in de politiek wordt een te simpel beeld opgehangen van de jonge jihadisten.
Vaak speelt sensatiezucht en angst voor teruggekeerde, zwaar
getraumatiseerde jihadisten een rol, terwijl het gaat om een zeer beperkte
groep en de teruggekeerden gaan meestal niet door met hun gewelddadig

8
gedrag. Er is dus meer onderzoek nodig om de oorzaken en de gevolgen van
radicalisering beter in kaart te brengen. De onderzoekers zullen vooral met de
jihadisten zelf in contact moeten komen om bij hen en bij diegenen die met
hen in relatie staan precieze informatie op te halen.
Op basis van mijn klinische ervaring en de wetenschappelijk kennis die nu
voorhanden is, kan ik het volgende aanbevelen voor de aanpak van
geradicaliseerde jongeren:
1. Jihadisten die oorlogsmisdaden hebben gepleegd, zoals executies,
martelingen en onthoofden van gegijzelden, moeten zwaar gestraft worden, zo
mogelijk met een levenslange gevangenisstraf.
2. Getraumatiseerde jihadstrijders moeten bij terugkeer psychiatrisch
onderzocht en behandeld worden. Zij blijven onder toezicht zolang de
specialisten het nodig achten. Binnen de reclassering wordt een speciale
eenheid opgericht die de verantwoordelijkheid krijgt over het opvolgen van
deze jihadisten. Deze eenheid zal nauw samenwerken met wetenschappelijk
onderzoekers.
3. Opsporen van landelijke en internationaal opererende
rekruteringsnetwerken moet een belangrijke prioriteit blijven.
4. Elk land moet de mogelijkheid scheppen om zelf imams op te leiden in
plaats van imams te importeren. Om het wantrouwen weg te nemen moet de
regering het initiatief in handen geven van de moslimexecutieve en de
opleiding onderwerpen aan de gebruikelijke onderwijsinspectie.
5. Bevorderen van de dialoog tussen de verschillende religies en met het
humanisme.
6. Een goede samenwerking stimuleren tussen onderzoeksinstituten die
radicalisering en terrorisme tot studieobject hebben en de ministeries die
bevoegd zijn om extremisme en terrorisme te bestrijden. De onderzoekers
moeten prioriteit geven aan contacten met geradicaliseerde jongeren en met
mensen uit hun omgeving, om op die manier voldoende gegevens te
verzamelen over de oorzaken, de verklaringen en mogelijke aanpak van het
radicaliseringsproces.
7. Het aanbieden van programmas voor jongeren die risico lopen
geradicaliseerd te worden. Door het aanbieden van positieve rolmodellen uit de
eigen gemeenschap en door hen sociaal en politiek mondiger te maken. Die
rolmodellen krijgen bijvoorbeeld een training om extremistische interpretaties
van de islam te weerleggen. Ook leeftijdgenoten kunnen getraind worden om
een goed rolmodel te zijn, om hun zelfvertrouwen te verbeteren en om een
leiderschapspositie in te nemen, zodat ze kwetsbare moslimjongeren van
radicalisering kunnen afhouden.

9
In de gevangenis moslims lessen geven om de koran beter te leren
interpreteren en actieve participatie aan die opleiding als voorwaarde stellen
om vervroegd vrij te komen. Radicale ideen en een verwrongen beeldvorming
van de jihad kunnen aldus worden tegengegaan.
8. Het belangrijkste is dat vanuit de moslimgemeenschap zelf actie wordt
ondernomen om radicalisering tegen te gaan en om teruggekeerde jihadisten
op te vangen om hun integratie te bevorderen. In die gemeenschap moeten
mensen worden gezocht die aan de bovenstaande aanbevelingen vorm en
inhoud geven. Deze personen worden voor hun opdrachten getraind en
ondersteund via opleiding en counseling. Bij dit laatste moeten de
wetenschappelijke instituten een belangrijke rol spelen.
Deze aanbeveling strookt met mijn orthopedagogische visie over het creren
van netwerken van solidariteit in de wijken. De deelnemers aan deze
netwerken zoeken de jongeren actief op en laten hen aanvoelen dat zij om hen
geven. Dit kunnen familieleden zijn, buren, gepensioneerde leerkrachten,
werkgevers, en anderen. De jongeren worden geholpen bij hun opleiding, het
vinden van een bijbaantje of werk en deelname aan sportclubs. Deze
netwerken kunnen ook betere relaties tussen de autochtone en allochtone
gemeenschap stimuleren.
9. Last but not least, zal het succes van de aanpak afhankelijk zijn van
internationale afspraken en acties om in de islamitische landen vrede en
voorspoed te brengen. Hier ligt de mogelijkheid om jonge jihadisten een
positief alternatief te bieden. Een voorbeeld hiervan zou bijvoorbeeld zijn om
hen te betrekken in de heropbouw van Syri. De jonge jihadisten, maar ook
andere moslimjongeren, zouden gerecruteerd kunnen worden voor projecten in
het kader van het ontwikkelingswerk.
Er zou ook gedacht kunnen worden aan een Europees vredeskorps, dat als een
soort vreemdelingenlegioen ingezet kan worden voor de vrede en voor de
heropbouw van landen in het Midden-Oosten en Afrika. Indien het vredeskorps
op Europese schaal wordt georganiseerd, kan dit een oplossing bieden voor de
hoge werkloosheid onder allochtone jongeren. Niet alleen hoog opgeleide
jongeren hoeven hiervoor in aanmerking te komen, maar ook drop-outs
zouden na een korte praktijkgerichte opleiding ingezet kunnen worden. Als dit
zou lukken wordt een belangrijke bron van frustratie weggenomen en kunnen
de allochtonen een gewaardeerde bijdrage leveren aan de samenleving. Geef
hen de verantwoordelijkheid voor een geslaagde Arabische lente!
Een multisystemisch orthopedagogisch deradicaliseringsprogramma
Naast een strafrechtelijke interventie, bedoeld om na te gaan of er strafbare
feiten gepleegd zijn en om het Wetboek van Strafrecht desgevallend toe te
passen, moeten de gewelddadige geradicaliseerde moslimjongeren
gestimuleerd worden om zich te integreren in onze samenleving of om op een
constructieve wijze mee te werken aan de opbouw van islamitische landen. Om

10
dit doel te bereiken stellen we een multisystemisch orthopedagogisch
deradicaliseringsprogramma voor, dat hieronder summier wordt beschreven.
1. Integratie wordt het best bereikt als de jongere (a) bindingen heeft met
eerzame burgers die onze wetten respecteren, (b) een opleiding volgt of
werk heeft en (3) zich kan identificeren met de waarden en normen van de
samenleving waarin hij leeft.
2. Eerst en vooral moet het vertrouwen van deze jongeren worden verworven.
De programmaleider en al zijn medewerkers zullen in een eerste fase
gesprekken voeren met geradicaliseerde jongeren. De basishouding is er
een van respect en coperatie. Doel is de visie en de ervaringen van de
jongeren zelf zo goed mogelijk te leren kennen.
3. In tweede instantie worden in overleg met de jongere, mensen in zijn
omgeving gezocht waarmee de jongere een zekere band heeft of die iets
willen betekenen voor jongeren als hij. Ook deze personen worden met
respect genterviewd. Met hen wordt gedurende het gehele programma
contact onderhouden in een geest van solidaire samenwerking.
4. Op basis van deze interviews door alle medewerkers wordt een plan van
aanpak opgesteld. Dit plan zal multisystemisch zijn: wat moet er
veranderen bij de jongen zelf en wat moet hem worden aangeboden, qua
opleiding bijvoorbeeld? Hoe kunnen de ouders en andere familieleden
worden ondersteund om de jongere gunstig te kunnen benvloeden? Wie in
de buurt kan helpen om de jongere aan een bijbaantje of aan werk te
helpen? Welke anderen, bijvoorbeeld sportcoaches, kunnen zorgen voor een
zinvolle vrijetijdsbesteding? Hoe kan het best samengewerkt worden met
de plaatselijke imams? Welke initiatieven kan de lokale overheid nemen om
de doelen van het programma te helpen realiseren?
5. Voor elke jongere wordt een gendividualiseerd plan van aanpak opgesteld
en op gang gebracht.
6. De medewerkers, waaronder een gedragswetenschapper, evalueren
tweewekelijks hun ervaringen met de plannen van aanpak. Deze plannen
worden zonodig bijgesteld. Een belangrijk aandachtspunt bij de aanvang is
wat effectief is en wat niet om het vertrouwen van deze jongeren te winnen
en een samenwerkingsrelatie te smeden.
7. De medewerkers van het programma zullen in samenwerking met de
jongeren en de volwassenen die hechtingsfiguren geworden zijn, in de
wijken netwerken van solidariteit opbouwen. Deze netwerken zijn bedoeld
ter ondersteuning van alle jongeren die gemarginaliseerd dreigen te raken
en/of kwetsbaar zijn voor radicalisering.
8. De netwerken van solidariteit gaan een eigen leven leiden en elkaar
stimuleren zodat binnen de samenleving op buurtniveau een mentaliteit
ontstaat van solidariteit met de meest kwetsbaren.
Kostprijs van dit programma: de kosten zijn beperkt omdat zoveel mogelijk
gebruik wordt gemaakt van bestaande diensten en vrijwilligers op buurtniveau
meer en meer hun verantwoordelijkheid opnemen. Het gaat erom dat de
beleidsvoerders de juiste prioriteiten stellen en dat mensen worden
gemobiliseerd om in hun eigen omgeving jongeren die gemarginaliseerd

11
dreigen te raken, te betrekken in het reilen en zeilen van de wijk. De
belangrijkste taak van de programmaleider en van zijn medewerkers is continu
de dialoog aan te gaan met sleutelfiguren in de wijk en uiteraard met de
jongeren en hun familie. Die dialoog levert de bouwstenen van het
deradicaliseringsprogramma, die op hun beurt de elementen zijn van de
wetenschappelijke procesevaluatie.
In dit orthopedagogisch programma doen we een beroep op de solidariteit van
mensen in de omgeving van de jongere. Zij kunnen het best invloed
uitoefenen. De hulpverleners zijn bemiddelaars die de rele behoeften van de
jongere koppelen aan het mogelijke aanbod in de wijk en die precies evalueren
wat werkt en wat niet werkt. Op deze wijze willen we proberen de
deradicalisering zoveel en zo goed mogelijk wetenschappelijk te onderbouwen.
In mijn visie is wetenschap bedoeld om onze verantwoordelijkheid in de
gewone dagelijkse omgang zo goed mogelijk te kunnen opnemen. In
bovenstaand programma zal dit vanuit de basis, - de jongeren zelf en hun
directe omgeving -, worden opgebouwd.

ref. Van Acker J. (2014). Europa een spirituele grootmacht. Rotterdam:


Bravenewbooks. ISBN 9789402119329

Vous aimerez peut-être aussi