Vous êtes sur la page 1sur 20

Duurzaamheidsrapport Groep 1

Vak: duurzaam ontwerpen


Docent: M. van Cronenberg
Inleverdatum: 15 december 2014
Leerlingen:
- Ruben Smit
- Rienk v.d. Heide
- Hendrik de Haan
- Jeljer de Boer
- Tjitte-Jan de Vries
- Jorn Deinum
- Watse Bruinsma

Levenscyclusanalyse Windturbine 1

Inhoudsopgave
1

LevensCyclusAnalyse (LCA).............................................................................................................. 3
1.1

1.1.1

LCA ................................................................................................................................... 3

1.1.2

LCA methodes.................................................................................................................. 3

1.2

LCA methodes.......................................................................................................................... 3

LCA van windturbines .............................................................................................................. 5

1.2.1

Beperkingen en eigenschappen data .............................................................................. 5

1.2.2

Vergelijking tussen een 800 kW en 2 MW windturbine .................................................. 5

1.2.3

Vergelijking met andere energiebronnen in Nederland ............................................... 10

Beleid gebaseerd op resultaten LCA ............................................................................................. 13


2.1

Bespreking beleid en LCA ...................................................................................................... 13

2.2

Conclusie ............................................................................................................................... 13

MET matrix .................................................................................................................................... 14

LiDS wiel windturbine .................................................................................................................... 15

Lijst van de geraadpleegde werken ............................................................................................... 20

Levenscyclusanalyse Windturbine 2

1 LevensCyclusAnalyse (LCA)
In het eerste deel wordt behandeld wat een LCA precies inhoudt en welke methodes er worden
toegepast. In het tweede deel wordt het resultaat van de analyse weergegeven en besproken.

1.1

LCA methodes

Levenscyclusanalyse is een methode om de totale milieubelasting van een product te bepalen


gedurende de hele levenscyclus: winning van de benodigde grondstoffen, productie, transport,
gebruik en afvalverwerking. Sinds enkele jaren wordt heel wat onderzoek gedaan naar LCA en er
bestaan verschillende methodes om een LCA uit te voeren. De Internationale Organisatie voor
Standaardisering ontwierp de ISO 14040:2006 en ISO 14044:2006, die gelden als de nieuwe
standaarden in LCA.
1.1.1 LCA
Levenscyclusanalyse is een methode om de totale milieubelasting van een product te bepalen
gedurende de hele levenscyclus: winning van de benodigde grondstoffen, productie, transport,
gebruik en afvalverwerking. Sinds enkele jaren wordt heel wat onderzoek gedaan naar LCA en er
bestaan verschillende methodes om een LCA uit te voeren. De Internationale Organisatie voor
Standaardisering ontwierp de ISO 14040:2006 en ISO 14044:2006, die gelden als de nieuwe
standaarden in LCA.
1.1.2 LCA methodes
Het LCA-profiel van windturbines, producten of diensten (bv fossiele grondstoffen) en de uitstoot die
vrijkomt bij het produceren van de producten of diensten (bv CO2). De emissies worden op hun
beurt in drie verschillende groepen onderverdeeld: emissies in de lucht, de bodem en het water.
Bij een LCA, krijgt iedere elementaire stroom een factor, die aangeeft in welke mate die elementaire
stroom een impact heeft op datgene dat wordt onderzocht. Er zijn verschillende soorten factoren,
deze worden in Tabel 1.1 verder kort beschreven.
Naam factor
Karakteristieke factor
Genormaliseerde factor

Gewogen factor
Schade factor

Beschrijving
De impact van een stoom wordt vergeleken met een specifieke basis stoom.
Bijvoorbeeld: het warmte potentiaal van broeikasgassen in relatie tot CO2.
Een karakteristieke factor kan genormaliseerd worden na deling door het totaal
van een aantal karakteristieke stromen die een bepaalde impact willen
kwantificeren.
Aan de gevonden waarden (genormaliseerd of karakteristiek) kan een gewicht
worden gekoppeld.
De mogelijke schade die een emissie kan veroorzaken kan beschreven worden met
een factor. Dit kan aan de hand van het milieu, de karakteristieken van de deeltjes
of aan de hand van een finale weging

Tabel 1.1 Verschillende soorten factoren binnen een LCA

Cumulatieve energievraag
Cumulative Energy Requirements Analysis (CERA) helpt het energiegebruik van een goed of een
dienst gedurende de hele levenscyclus te onderzoeken. De cumulatieve energievraag is daar het
resultaat van. Het houdt zowel het directe als het indirecte gebruik van energie in.
CED kan gebruikt worden als indicator voor milieu-impact, de waarden kunnen gebruikt worden om
resultaten van verschillende LCA studies met elkaar te vergelijken of de CED resultaten kunnen als
controle gebruikt worden op fouten in een LCA.

Levenscyclusanalyse Windturbine 3

Ten gevolge van het bestaan van uiteenlopende concepten en de onduidelijke basis voor de
verschillende primaire energiedragers, wordt de CED-indicator in acht verschillende categorien
opgedeeld. Een overzicht van de acht energiebronnen wordt gegeven in Tabel 1.2
Soort energiebron
Niet hernieuwbare
Energiebronnen

Subcategorie
Fossiele energie

Hernieuwbare Energiebronnen

Bevat
Steenkool, bruinkool, ruwe olie,
gas, mijngassen, turf
Uranium
Hout en biomassa van primair bos
Hout, etensresten, biomassa van
landbouw
Windenergie
Zonne-energie
Geothermische energie
Rivier en resevoir waterkracht

Kernenergie
Primair bos
Biomassa
Wind
Zon
Geothermisch
Water

Tabel 1.2 Implementatie cumulatieve energievraag

Bij de analyse van de CED wordt meestal een onderscheid gemaakt tussen de verschillende
subcategorien. Dit vermindert de foutenmarge aanzienlijk. Wanneer de CED als n indicator
gebruikt wordt, is het mogelijk dat er modelonzekerheden insluipen. Dit wordt vermeden door de
CED telkens in de acht subcategorien op te splitsen. Hierbij wordt verondersteld dat elke
energiedrager een intrinsieke waarde heeft. Deze waarde wordt bepaald door de hoeveelheid
energie die de drager uit de natuur onttrekt, in MJ-equivalenten (MJ-eq). In Tabel 1.3 wordt
samengevat hoe de verschillende energiebronnen omgezet worden naar MJ-eq.
Eenheid
kg
kg
MJ
Nm2
Nm2
kg
kg
kg
MJ
MJ
MJ
MJ
MJ

Energiebron
Kool(bruin), in bodem
Kool(hard), in bodem
Biomassa
Mijngassen, koolmijn
Aardgas, in bodem
Olie, ruw, in bodem
Turf, in grond
Uranium, in bodem
Potentile waterkracht
energie
Geothermische
energie
Kinetische(wind)
energie
Biomassa, primair bos
Zonne-energie

Aantal MJ-eq
9,9
19,1
1
39,8
38,3
45,8
9,9
560000
1

Categorie
Fossiele energie
Fossiele energie
Fossiele energie
Fossiele energie
Fossiele energie
Fossiele energie
Fossiele energie
Kernenergie
Water

Geothermisch

Wind

1
1

Primair bos
Zonne-energie

Tabel 1.3 Impactfactoren voor de implementatie van de cumulatieve energievraag

Levenscyclusanalyse Windturbine 4

1.2 LCA van windturbines


1.2.1 Beperkingen en eigenschappen data
Het LCA bevat enkele gegevens over on-shore windturbines van 800 kW (en minder) en offshore
windturbines van 2 MW. Met deze twee windturbines wordt dan ook verder gewerkt. In het LCA
wordt aan de 800 kW on-shore windturbine een capaciteitsfactor van 20% gegeven en aan de 2 MW
offshore windturbine een capaciteitsfactor van 30%. Dit komt neer op 1750 vollasturen per jaar voor
de 800 kW on-shore windturbine. Voor de offshore windturbine komt dit neer op 2650 vollasturen
per jaar.
Voor beide windturbinetypes wordt een onderscheid gemaakt tussen de bewegende en de vaste
delen. De vaste delen van een windturbine omvatten de mast en het fundament, de rest wordt
onder bewegende delen ingedeeld: de rotor, de rotorbladen, de generator, de elektronica, de
netaansluiting.
In de literatuur over LCA van windturbines worden de turbines meestal opgesplitst in meerdere
onderdelen, namelijk: rotor, fundament, toren, en gondel. Hier wordt enkel onderscheid gemaakt
tussen bewegende en vaste delen van de turbine.
Er wordt getracht de milieu-impact van beide soorten windturbines te vergelijken. Later wordt ook
de milieu-impact van 1 kWh elektriciteit uit windenergie vergeleken met de milieu-impact van 1 kWh
elektriciteit gewonnen uit de klassieke energiebronnen.
1.2.2 Vergelijking tussen een 800 kW en 2 MW windturbine
CED
Iedere windturbine wordt in de database opgesplitst in vaste en bewegende onderdelen, dus wordt
de CED voor deze twee onderdelen apart berekend. In Figuur 1-1 en Figuur 1-2 kan men zien dat er
voor n offshore turbine van 2 MW meer dan twee en een half keer zoveel CED nodig is dan voor
n on-shore turbine van 800 kW. Dit heeft vooral te maken met de zwaardere fundering en langere
verbindingskabels (onder de zeebodem) bij een offshore windturbine. Merk op dat er normaal bij de
resultaten van een CED berekening acht verschillende energiebronnen weergegeven worden. Hier
worden slechts vier energiebronnen in rekening gebracht, omdat deze de belangrijkste
energiebronnen zijn die worden gebruikt bij het produceren en opstellen van een windturbine. Bij
zowel de bewegende als de vaste onderdelen van beide windturbines wordt het grootste deel van de
energievraag ingenomen door fossiele energiebronnen. Bij de vaste delen heeft dit te maken met de
grote hoeveelheid staal en beton die nodig is voor de fundering en de mast van de turbine. Bij de
bewegende delen wordt veel glasvezel, versterkte kunststof en aluminium gebruikt.
Zowel bij de 800 kW als de 2 MW windturbine genereren de bewegende delen een grotere
energievraag dan de vaste delen. De reden hiervoor moet gezocht worden in de productie van de
materialen. In de gondel, de transformator en de rotor zijn veel verschillende kleine onderdelen
nodig die ieder apart geproduceerd moeten worden. De onderdelen worden vervaardigd uit
energieverslindend basismateriaal. De rotorbladen zijn bv vervaardigd uit een vezelversterkende
kunststof. Ander voorbeelden zijn koper, aluminium, chroomstaal en gietijzer.
Voor de vaste delen is een grote hoeveelheid staal en beton nodig.

Levenscyclusanalyse Windturbine 5

Figuur 1.1 Vergelijking CED voor vaste en bewegende delen van een 2 MW offshore windturbine

Figuur 1.2 Vergelijking CED voor vaste en bewegende delen van een 800 kW on-shore windturbine

In onderstaande figuur 1-3 en Figuur 1-4 wordt de cumulatieve energievraag van beide windturbines
opgedeeld in de verschillende levensfases. Het verschil tussen de bewegende en vaste onderdelen zit
vooral in de productie van de materialen en het transport. Bij de vaste onderdelen is er minder
energie nodig voor de productie van de materialen, maar meer voor het transport. Er is weinig
verschil merkbaar tussen een on-shore en een offshore windturbine.

Levenscyclusanalyse Windturbine 6

Figuur 1.3 CED voor een 2 MW offshore windturbine, onderverdeeld in verschillende fases.

Figuur 1.4 CED voor een 800 kW on-shore windturbine, onderverdeeld in verschillende fases

In Figuur 1-5 wordt de cumulatieve energievraag voor 1 kWh geproduceerde elektriciteit


weergegeven voor zowel een 800 kW on-shore windturbine als een 2 MW offshore windturbine. Wat
opvalt is dat beide windturbines ongeveer eenzelfde CED hebben: 4,059 voor de 800 kW windturbine
tegenover 4,090 voor de 2 MW windturbine. Op de figuur is ook te zien welke van de acht
verschillende categorien binnen de CED/kWh het meest vertegenwoordigd zijn. Het grootste deel
van de CED/kWh wordt veroorzaakt door windenergie. Het is logisch dat het grootste deel van de
energievraag voor n geproduceerde kWh elektriciteit uit een windturbine voortkomt uit de wind,
want die zorgt net voor de aandrijving van de rotorbladen en zo voor de opwekking van elektriciteit.
De overige energievraag komt voort uit de productie, installatie en onderhoud van de windturbine.
De andere categorien komen in mindere mate voor en zijn bijna niet te onderscheiden op de figuur.

Levenscyclusanalyse Windturbine 7

Figuur 1.5 CED voor n kwh geproduceerde elektriciteit, 800 kW on-shore windturbine vs 2 MW
offshore windturbine

Daarom
worden in Figuur 1-6 slecht vier energiebronnen overgehouden. Windenergie wordt er uitgefilterd,
omdat deze energiebron een middel is om de windturbines te laten draaien, maar niet nodig is voor
de productie of installatie van de turbine. De drie andere energiebronnen worden weggelaten omdat
hun aandeel hierin nihil is.
Figuur 1-6 lijkt in alle opzichten op Figuur 1-1 en Figuur 1-2. De fossiele energiebronnen nemen
opnieuw het grootste deel in van de CED. De cumulatieve energievraag per geproduceerde kWh
elektriciteit is hoger bij een 2 MW offshore windturbine dan bij een 800 kW on-shore windturbine.
Het verschil zit vooral in de hogere nood aan fossiele energiebronnen: het gevolg van een stevigere
fundering, maar vooral de aanleg van verbindingskabels onder de zeebodem en de fabricage van
deze kabels.

Figuur 1-6 CED voor n kwh geproduceerde elektriciteit, 800 kW on-shore windturbine vs 2 MW
offshore windturbine.

Levenscyclusanalyse Windturbine 8

Global Warming Potential (GWP 20a)


In Figuur 1-7 wordt de GWP van beide windturbines met elkaar vergeleken. In de figuur valt op dat
de GWP van de 2 MW offshore windturbine meer dan 2,5 keer de GWP van de 800 kW on-shore
windturbine bedraagt. In functie van de opwarming van de aarde zou het (volgens deze indicator)
dus beter zijn een on-shore windturbine te plaatsen in plaats van een offshore windturbine. Bij beide
windturbines is de GWP van de bewegende onderdelen groter dan de GWP van de vaste onderdelen.
Dit is vooral het gevolg van de productie van chroomstaal voor de gondel en van glasvezelversterkte
kunststof voor de rotorbladen.

Figuur 1.7 GWP per unit voor de twee verschillende types windturbines.

Vervolgens wordt er berekend wat het aandeel is van transport, afvalverwijdering, productie van
materialen. In onderstaande figuren 1.8 en 1.9 is duidelijk dat bij beide types windturbines het
grootste deel van de GWP afkomstig is uit de productie van de materialen. De productie van staal,
aluminium, epoxyhars en alle andere benodigde materialen heeft de grootste invloed op de
opwarming van de aarde.
Ook de verwerking van de materialen neemt nog een redelijk deel in van de GWP, maar de andere
drie factoren zijn zo goed als onzichtbaar op de figuur. Transport en afvalverwijdering nemen
ongeveer een even groot deel in van de GWP van een windturbine. De invloed van installatie en
uitbating op de opwarming van de aarde is verwaarloosbaar klein in vergelijking met de andere
onderverdelingen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de transformation factoren niet
inbegrepen zijn in de GWP. Dit zijn de indicatoren die de invloed weergeven van een verandering van
landgebruik op de opwarming van de aarde. Voor een on-shore windturbine is dat bijvoorbeeld
landbouwgrond die omgevormd wordt tot verbindingsweg naar de site van de windturbine. Bij
offshore windenergie komt dit neer op bijvoorbeeld vervanging van zeebodem naar fundering.

Levenscyclusanalyse Windturbine 9

Figuur 1.8 GWP 20a van een 2MW offshore windturbine

Figuur 1.9 GWP 20a van een 800 kW on-shore windturbine.

1.2.3 Vergelijking met andere energiebronnen in Nederland


In paragraaf 1.2.2 werden de twee soorten windturbines met elkaar vergeleken wat aan de hand van
de cumulatieve energievraag, de GWP en de Eco-indicator 99. Daarbij werd reeds gebruik gemaakt
van de berekeningswijze per kWh. Het is nuttig deze berekeningen aan te wenden en de resultaten
te vergelijken met andere energiebronnen in Nederland. In wat volgt wordt de milieu-impact van de
productie van n kWh elektriciteit afkomstig van een windturbine vergeleken met de milieu-impact
van n kWh elektriciteit uit andere energiebronnen in Nederland, aan de hand van de GWP 20a en
de Eco-indicator 99 (H,A). De overige Nederlandse energiebronnen die in Nederland opgenomen
zijn, zijn steenkool, aardgas, aardolie en de elektriciteitsmix.
GWP 20a
In paragraaf 1.2.2 werd de Global Warming Potential voor de twee verschillende windturbines met
elkaar vergeleken en werd een onderscheid gemaakt tussen de verschillende levensfases van de
windturbine, om te zien waar de milieu-impact het grootst is.
Levenscyclusanalyse Windturbine 10

Figuur 1-10 geeft de GWP per geproduceerde kWh energie van beide windturbines weer, opnieuw
onderverdeeld in de verschillende categorien. In de figuur wordt duidelijk dat de GWP per kWh van
een 800 kW on-shore windturbine kleiner is dan de GWP per kWh van een 2 MW offshore
windturbine. De reden hiervoor is tweeledig: ten eerste ligt het betonverbruik bij de fundamenten
van een offshore windturbine hoger dan bij een on-shore windturbine en zijn langere en dikkere
verbindingskabels nodig. Anderzijds wordt de levensduur van een offshore fundament maar half zo
lang ingeschat als het fundament van een on-shore windturbine.

Figuur 1.10 GWP met geproduceerde kWh voor verschillende types windturbines

Om de GWP resultaten van een windturbine goed in te schatten, worden deze vergeleken met de
GWP waarden van andere energiebronnen in Nederland. Bij de vergelijking met andere
energiebronnen wordt de 2 MW offshore windturbine gebruikt, omdat deze qua grootte
overeenstemt met de windturbines die tegenwoordig geplaatst worden.
In figuur 1-11 is duidelijk te zien dat de GWP van een windturbine heel wat lager ligt dan de GWP van
de klassieke energiebronnen in Nederland. De GWP per kWh voor de elektriciteitsmix in Nederland
ligt een stuk lager dan de GWP per kWh van de klassieke energiebronnen, maar ligt nog steeds een
pak boven de GWP per kWh van een windturbine. De reden voor het lagere GWP cijfer van de
elektriciteitsmix is dat kernenergie een (groot) deel uitmaakt van die mix.

Levenscyclusanalyse Windturbine 11

Figuur 1.11 GWP per kWh voor verschillende energiebronnen in Nederland

Levenscyclusanalyse Windturbine 12

2 Beleid gebaseerd op resultaten LCA


In dit hoofdstuk wordt getracht uit het vorige hoofdstuk een conclusie te trekken in verband met de
steun die de Vlaamse overheid geeft voor de installatie van windturbines.

2.1 Bespreking beleid en LCA


Uit de levenscyclusanalyse in hoofdstuk 1 blijkt dat de er wat betreft milieu-impact weinig verschil is
tussen de twee windturbines die onderzocht werden. Toch is de milieu-impact per geproduceerde
kWh windenergie bij een offshore windturbine groter dan bij een on-shore windturbine. Hierbij moet
de opmerking gemaakt worden dat de hedendaagse windturbines groter n milieuvriendelijker zijn
dan diegene besproken in deze masterproef.
Een duidelijke vaststelling in hoofdstuk 1 was de minimale milieu-impact van n kWh energie uit
een windturbine in vergelijking met n kWh energie uit n van de klassieke energiebronnen. In
vergelijking met de Nederlandse elektriciteitsmix scoort windenergie tot tien keer beter wat betreft
milieu-impact per kWh. Ook de vergelijking met andere hernieuwbare energiebronnen spreekt in het
voordeel van windenergie.
Om dit aan te tonen, wordt de GWP 20a van een windturbine vergeleken met de GWP 20a van de
andere gangbare groene energievormen in Nederland: biomassa en PV. In Tabel 2-1 wordt de GWP
en de minimumprijs voor een GSC voor n kWh weergegeven voor de drie verschillende
energievormen.
Bron
Berekening via Ecoinvent
Pehnt (2006)
Gagnon et al. (2002)
Wood et al. (2006)
Mann et al. (2000)
Gemiddelde
Minimumprijs van een GSC: (/MWh)

GWP (g CO2-eg/kWh)
Wind
PV
16
77
10
104
9
13
NA
NA
NA
NA
11.7
64.7
90
350

Bijstrook
864
NA
NA
899
830
864,3
80

Tabel 2.1 GWP 20a en minimumprijs GSC voor verschillende groene energievormen

Uit de tabel mag besloten worden dat windenergie een goede energiebron is om de opwarming van
de aarde tegen te gaan. De GWP/kWh van wind is een stuk lager dan deze van PV en bijstook scoort
al helemaal niet goed. De minimumprijs voor een GSC per MWh elektriciteit uit windenergie is
daarentegen vier keer lager dan de minimumprijs voor een GSC per MWh elektriciteit uit PV. De
subsidiestrategie van de Vlaamse overheid is dus in geen geval gebaseerd op de milieu-impact van de
verschillende groene energiebronnen.

2.2 Conclusie
Windenergie scoort in alle opzichten het best wat betreft milieu-impact. Geen enkele andere
energiebron haalt betere indicatoren per geproduceerde MWh elektriciteit. De Vlaamse overheid
geeft echter (veel) meer subsidies aan PV-installaties dan aan windturbines.
De subsidies voor offshore windturbines in Belgi liggen hoger dan die voor onshore windturbines,
terwijl de offshore windturbines een groter negatief effect hebben op het milieu.

Levenscyclusanalyse Windturbine 13

3 MET matrix

Materiaal
gebruik

Energie
verbruik

Emissie

Winning materialen

Neodymium,
aluminium, staal,
koper, composiet

Mijnbouw - diesel,
elektriciteit;
Boorplatvormen;
vervoer - diesel

Uranium, thorium,
aluminium, CO2 ,
fijnstof, roet = goed

Productie

Las benodigdheden,
smeringsmiddel,
ontvettigns en
reinigingsmiddel

Hoogovens elektriciteit

CO2 , fijnstof, roet

Distributie

Transport frames,
verpakking,
instructie materiaal

Vervoer - diesel,
elektriciteit

CO2 , fijnstof, roet

Gebruik

Reparatie, smering,
verf, reiniging

Hijskranen - diesel

Vervuilde olie, CO2 ,


fijnstof, roet

Afdanking/recycling

Transport frames,
verpakking

Omsmelten,
verbranden

CO2 , fijnstof, roet

Levenscyclusanalyse Windturbine 14

4 LiDS wiel windturbine


1. Kies low-impact materialen (wiek/mast)
Rood: glasvezel
Blauw: carbonfiber
Het proces om carbon te maken is ingewikkelder
en meer milieubelastend.
2. Reduceer materiaalgebruik
Rood: glasvezel
Blauw: carbonfiber
Carbon is sterker waardoor er minder materiaal
gebruikt kan worden. Uitgaande van een
levensduur van 20 jaar, kun je een spanning
uitoefenen op glasvezel die maximaal 30% van
de breekrek bedraagd. Bij carbonfiber is dit 50%.
Hierdoor kun je besparen op materiaal.
Figuur 4.1 LiDS wiel voor een windturbine.
3. Selecteer milieu-efficinte
Rood: huidige situatie (grootste oppervlak, het slechtst)
productietechnieken
Blauw: gewenste situatie (kleinste oppervlak, het best)
Rood: polyester
Blauw: eco-epoxy
Fabricage van Eco-poxy is minder milieubelastend dan de fabricage van polyester.

4. Selecteer milieu-efficiente distributiewijze


Geld voor beide lijnen hetzelfde. Het ene materiaal doet in dit geval niet ten onder dan het andere.
5. Reduceer milieubelasting gebruiksfase
Voor beide gevallen evenveel, namelijk horizonbelasting. Door slechts enkele grote te maken, kun je
eventueel meerdere kleinere turbines verwijderen.
6. Optimaliseer levensduur
Rood: glasvezel
Blauw: carbonfiber
Door het gebruik van carbon met eenzelfde afmeting, kun je een langere levenduur realiseren want
de spanningen zullen lager zijn in het materiaal.
7. Optimaliseer einde levensduur systeem
Rood: vernietiging
Blauw: restauratie
Rood is in dermate slechte conditie gekomen dat slopen in dit geval beter is. Bij de blauwe lijn is het
zeker nog zinvol om de windmolen te reviseren.
8. Optimaliseer functievervulling
Rood: generator bovenin
Blauw: generator hydroliek
Door de generator bovenin te plaatsen zijn er grotere belastingen in de mast. Ook de montage van is
lastig. Door slechts een hydraulische pomp aan te sluiten op de as en de leidingen naar beneden te
voeren waar een hydraulische motor staat die een generator aandrijft, kunnen de zware dingen
onderin geplaatst worden. En er is slechts een verlies door de hydraulische unit van 2%.
Levenscyclusanalyse Windturbine 15

Sustainability Report
Model Name:
Weight:
Built to last:
Duration of use:

windmolen
32015.31 g
25 year
20 year

Manufacturing Region
The choice of manufacturing region
determines the energy sources and
technologies used in the modeled material
creation and manufacturing steps of the
products life cycle.
Use Region
The use region is used to determine the
energy sources consumed during the products
use phase (if applicable) and the destination
for the product at its end-of-life. Together
with the manufacturing region, the use region
is also used to estimate the environmental
impacts associated with transporting the
product from its manufacturing location to its
use location.
Assembly Process
Region
Energy type
Energy amount
Built to last

Europe
Electricity
50.00 kWh
25 year

Transportation
Truck distance
Train distance
Ship distance
Airplane Distance

1900 km
0.00 km
0.00 km
0.00 km

Use
Region
Energy type
Energy amount
Duration of use

Europe
Electricity
8.00 kWh
20 year

End of Life
Recycled
Incinerated
Landfill

60 %
40 %
0.00 %

Levenscyclusanalyse Windturbine 16

Environmental Impact (calculated using CML impact assessment methodology)


Carbon Footprint

Total Energy Consumed

Air Acidification

Water Eutrophication

Material Financial Impact

Total
Material

3700 kg CO2e
3300 kg CO2e

Manufacturing

250 kg CO2e

Use

92 kg CO2e

Transportation

61 kg CO2e

End of Life

17 kg CO2e

Material

6.1E+4 MJ
5.4E+4 MJ

Manufacturing

4800 MJ

Use

1800 MJ

Transportation

910 MJ

End of Life

13 MJ

Material

10 kg SO2e
7.9 kg SO2e

Manufacturing

1.7 kg SO2e

Use

0.617 kg SO2e

Transportation

0.285 kg SO2e

End of Life

0.014 kg SO2e

Material

1.4 kg PO4e
1.2 kg PO4e

Manufacturing

0.061 kg PO4e

Use

0.022 kg PO4e

Transportation

0.065 kg PO4e

End of Life

2.9E-3 kg PO4e

Total

Total

Total

319.30 USD

Levenscyclusanalyse Windturbine 17

Component Environmental Impact


Top Ten Components Contributing Most to the Four Areas of Environmental Impact
Component

Carbon

Water

Air

Energy

Generator deel 40

0.029

0.153

500

Mast deel

26

9.7E-3

0.099

330

Wiek

27

7.7E-3

0.054

480

Hub deel

18

7.0E-3

0.057

330

Windvaan

17

4.9E-3

0.034

300

Generator deel 5.7

4.1E-3

0.022

70

Generator deel 5.5

4.0E-3

0.021

68

Rotor deel

4.8

1.9E-3

0.019

65

Mast deel

1.7

6.7E-4

6.8E-3

23

As

0.998

9.3E-4

3.9E-3

13

Levenscyclusanalyse Windturbine 18

Glossary
Air Acidification
Sulfur dioxide, nitrous oxides other acidic emissions to air cause an increase in the acidity of
rainwater, which in turn acidifies lakes and soil. These acids can make the land and water toxic for
plants and aquatic life. Acid rain can also slowly dissolve manmade building materials such as
concrete. This impact is typically measured in units of either kg sulfur dioxide equivalent (SO2), or
moles H+ equivalent.
Carbon Footprint
Carbon-dioxide and other gasses which result from the burning of fossil fuels accumulate in the
atmosphere which in turn increases the earths average temperature. Carbon footprint acts as a
proxy for the larger impact factor referred to as Global Warming Potential (GWP). Global warming is
blamed for problems like loss of glaciers, extinction of species, and more extreme weather, among
others.
Total Energy Consumed
A measure of the non-renewable energy sources associated with the parts lifecycle in units of
megajoules (MJ). This impact includes not only the electricity or fuels used during the products
lifecycle, but also the upstream energy required to obtain and process these fuels, and the embodied
energy of materials which would be released if burned. PED is expressed as the net calorific value of
energy demand from non-renewable resources (e.g. petroleum, natural gas, etc.). Efficiencies in
energy conversion (e.g. power, heat, steam, etc.) are taken into account.
Water Eutrophication
When an over abundance of nutrients are added to a water ecosystem, eutrophication
occurs. Nitrogen and phosphorous from waste water and agricultural fertilizers causes an
overabundance of algae to bloom, which then depletes the water of oxygen and results in the death
of both plant and animal life. This impact is typically measured in either kg phosphate equivalent
(PO4) or kg nitrogen (N) equivalent.
Life Cycle Assessment (LCA)
This is a method to quantitatively assess the environmental impact of a product throughout its entire
lifecycle, from the procurement of the raw materials, through the production, distribution, use,
disposal and recycling of that product.
Material Financial Impact
This is the financial impact associated with the material only. The mass of the model is multiplied by
the financial impact unit
(units of currency/units of mass) to calculate the financial impact (in
units of currency).

Levenscyclusanalyse Windturbine 19

5 Lijst van de geraadpleegde werken


Ardente, F., Beccali, M., Cellura, M., & Lo Brano, V. (2010). Energy performances and life cycle
assessment of an Italian wind farm. Renewable & sustainable energy review , 200-217.
Burger, B., & Bauer, C. (2011). Windkraft. Villigen: Ecoinvent report 6-XIII.
Coenraads, R., Reece, G., & Klessmann, C. (2010). Renewable energy country profiles.
Utrecht: Ecofys.
Commissie van de Europese gemeenschappen. (2008). Een EU-actieplan inzake energiebeleid en solidariteit. Brussel: Europese Commissie.
Commission of the European communities. (2012, December 17). The support of electricity from
renewable energy sources.

URL:<http://ec.europa.eu/energy/res/biomass_action_plan/doc/2010_12_07_comm_bioma
ss_electricity_en.pdf>. (11/04/2010).
Danish Wind Industry Association. (2013, Juni 6). History
<http://www.windpower.org/en/pictures/index.htm>. (04/03/2009).
Danish Wind Industry Association. (2010, Juli 19). Size
<http://www.windpower.org/en/tour/wtrb/size.htm>. (11/04/2009).

of

of

wind

turbines.

URL:

windturbines.

URL:

Danish Wind Industry Association. (2008, Juni 1). Wind map of Western Europe. URL:
<http://www.windpower.org/en/tour/wres/euromap.htm>. (18/03/2009).
Di Marcantonio, M., Vigin, L., & Jacques, T. G. (2012, Maart). Windmolenparken in de
Noordzee:gentegreerde beoordeling van het voornaamste landschapseffect : percentage bezetting
van de horizon.

Levenscyclusanalyse Windturbine 20

Vous aimerez peut-être aussi