Vous êtes sur la page 1sur 154

IKONINKLIJK

CONSERVATORIUM
VOOR MUZIEK
TE 'S-GRAVENHAGE

1826-1926

GEDENKBOEK
U I T G E G E V E N DOOR DE COMMISSIE V A N TOEZICHT
OP DEN 25" MAART 1926 TER GELEGENHEID V A N HET
HONDERDJARIG BESTAAN V A N HET CONSERVATORIUM

KONINKLIJK CONSERVATORIUM VOOR MUZIEK

KONINKLIJK
CONSERVATORIUM
V O O R MUZIEK
T E 'S-GRAVENHAGE

1826-1926

GEDENKBOEK
UITGEGEVEN DOOR DE COMMISSIE V A N TOEZICHT
O P D E N 2 5 ^ M A A R T 1926 T E R G E L E G E N H E I D V A N H E T
HONDERDJARIG BESTAAN V A N HET
CONSERVATORIUM

Boek- en Kumtdrukkerij M O U T O N & Co. -

Den Haag.

E T KONINKLIJK C O N S E R V A T O R I U M

VOOR

M U Z I E K D A N K T ZIJN O N T S T A A N A A N E E N
K O N I N K L I J K B E S L U I T V A N 7 A P R I L 1826, N o . 125,
WAARBIJ D E OPRICHTING B E V O L E N W E R D
V A N EENE MUZIEK- E N ZANGSCHOOL T E
's-Gravenhage. Terzelfder tijd en op denzelfden voet werden drie andere
muziek- en zangscholen door Z . M . Koning Willem I opgericht in het
toenmalige Rijk, en wel te Amsterdam, Brussel en Luik. De Amsterdamsche
instelling werd een twintigtal jaren na hare oprichting opgeheven en zoo
bleef slechts de Muziek- en Zangschool te 's-Gravenhage als de eenige
van regeeringswege in het leven geroepen instelling van dien aard in
Nederland over.
Het organiek besluit van het jaar 1826 luidde aldus:
Wij WILLEM,
bij de gratie Gods Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, Groot Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
In aanmerking nemende de nuttigheid om mede in de Stad 's-Gravenhage eene behoorlijke gelegenheid daar te stellen tot het geven van
Onderwijs in de zang- en toonkunst; .
Op de voordragt van Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken van
den 31 Maart 11. N o . 114, na gehouden overleg met het Stedelijk Bestuur
van 's-Gravenhage,
Hebben besloten en besluiten:
Artikel 1. Er zal in de Stad 's-Gravenhage eene Muziek- en zangschool
worden opgerigt.
Artikel 2. Dezelve school zal staan onder toezigt van eene Commissie
zamengesteld uit vijf leden door Onzen Minister van Binnenlandsche
Zaken te benoemen.
De burgemeester van 's-Gravenhage is van regtswege lid dier com missie.
1

Artikel 3. Gezegde Commissie zal zich in de eerste plaats onledig


houden met het ontwerpen en aan Onzen Minister van Binnenlandsche
Zaken ter goedkeuring voordragen van een Reglement van organisatie
voor de opterigten School.
Artikel 4. Van 's Rijks wege wordt ten behoeve van de Muziek- en
zangschool te 's-Gravenhage verleend een jaarlijksch onderstand van
Vier Duizend Guldens (f 4000), waarvan de ingang nader zal worden
bepaald.
Artikel 5. W i j nemen aan, het aanbod van het Stedelijk Bestuur van
's-Gravenhage om ten behoeve der opterigten School te verschaffen een
lokaal gelijk ook eene jaarlijksche somme van Duizend twee Honderd
Guldens (f 1200) ter voorziening in de verdere behoeften der School.
Artikel 6. Onze Minister van Binnenlandsche Zaken zal op voorstel van
de Commissie het gebruik vaststellen, hetwelk van opgemelde Sommen
van f 4000 en f 1200 zal worden gemaakt.
De Commissie doet jaarlijks van het gebruik der Sommen ter hare beschikking gesteld, verantwoording aan Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken.
Onze Minister van Binnenlandsche Zaken is belast met de uitvoering
van het tegenwoordig besluit, hetwelk zal worden medegedeeld aan Onzen
Minister van Financin en aan de Algemeene Rekenkamer tot informatie
en narigt.
Gegeven te 's-Gravenhage den 7 April des jaars 1826 van Onze
Regering het dertiende.
(get.) W I L L E M .
De eerste Commissie van Toezicht werd benoemd bij besluit van den
Minister van Binnenlandsche Zaken van 25 April 1826, N o . 130, waarvan
de tekst luidt als volgt:
De Minister van Binnenlandsche Zaken,
nader gezien hebbende het besluit van Zijne Majesteit van 7 April 11.
No. 125, betreffende de oprigting eener zang- en muziekschool te 's-Gravenhage
en bijzonder gelet hebbende op den inhoud van art. 2 van hetzelve
besluit
Heeft goedgevonden en verstaan
3

Ie. tot leden der Commissie van bestuur over dezelve Muziek- en zangschool te benoemen gelijk geschiedt bij deze
J. C. Graaf V A N BYLANDT,
Jhr. J. W . HUYSSEN V A N KATTENDIJKE,
Jhr. G. L. H. HOOFT,
Jhr. P. G. SIBERG,
zijnde de Burgemeester van 's-Gravenhage van regtswege lid der
Commissie,
2e. een afschrift van deze resolutie met een afschrift van het Koninklijk
besluit te doen toekomen aan elk der benoemde Heeren met uitnoodiging
om hem Minister te berigten, of zij zich deze benoeming kunnen laten
welgevallen, en zoo ja, om op zoodanigentijden plaats als hun door den
Burgemeester der stad 's-Gravenhage zal worden bekend gemaakt, bijeen
,,te komen, ten einde zich als Commissie te constitueren, overtegaan tot
de keuze van een voorzitter en daarvan verslag te doen,
3e. aan gezegde Heeren te kennen te geven, dat wanneer zij mogten
verlangen door iemand buiten hun midden in de te verrigten werkzaamheden als Secretaris der Commissie te worden bijgestaan zij tot dat einde
bij het berigt van hunne vestiging tevens een voorstel kunnen doen,
4e. een afschrift dezer resolutie mitsgaders van het Koninklijk besluit
voornoemd mede te zenden aan den Heer Burgemeester der stad 's-Gra"venhage met uitnoodiging om aan de benoemde Heeren gelegenheid te
verschaffen om zich met hem tot eene Commissie te constitueren.
's-Gravenhaqe den 25 April 1826.
(get.) L. V A N GOBBELSCHROY."
Deze Commissie, waarvan de Heer van Bylandt geen deel uitmaakte,
omdat hij voor de benoeming had bedankt, en welke Commissie nader
werd aangevuld door de benoeming van den Heer W . A. W . Graaf
V A N LIMBURG STIRUM NOORDWIJK tot haar lid, ontwierp onder
voorzitterschap van den burgemeester van 's-Gravenhage, Staatsraad
L. C. R. COPES V A N C A T T E N B U R C H , een reglement en zond dit
ter beoordeeling aan den Minister van Binnenlandsche Zaken, die op
6 December 1826 zijne goedkeuring daaraan hechtte.
Dit reglement, dat de destijds hier te lande heerschende muzikale toestanden niet onaardig belicht, laten wij hier in zijn geheel volgen ; wij
onthouden ons van eenig commentaar.
4
4
n

R E G L E M E N T
VOORDE

KONINKLIJKE MUZIJK- E N Z A N G S C H O O L
IN

's H A G E .
Algemeene bepalingen.
Art. 1. Er zal in de Koninklijke Muzijk- en Zangschool in 'sHage,
onderwijs gegeven worden in alle vakken, welke betrekking hebben tot
de toonkunst; te weten:
1. in de Zang;
2. in de Theorie;
3. op het Klavier;
4. op het Klavier met het bijzonder doel om kweekelingen tot het Orgelspel op te leiden;
5. op de Viool;
6. op de Alt-viool;
7. op de Violoncel;
8. op den Bas;
9. op de Oboe;
10. op de Fluit;
11. op de Klarinet;
12. op de Fagot;
13. op den Hoorn;
14. op de Trompet;
15. op de Bazuin;
16. op de Pauken.
Art. 2. Dit onderwijs zal toevertrouwd worden aan eenen Directeur,
die tevens Hoofdonderwijzer is en aan acht andere Hoofdonderwijzers.
Art. 3. Er zullen aan de Hoofdonderwijzers voor de vakken, waartoe
zich een groot getal leerlingen aanmelden, onderwijzers van minderen rang
toegevoegd worden.
5

Van den Directeur*


Art. 4. De Directeur heeft het toezigt over de geheele School.
Hij schrijft voor op welken voet het onderwijs zal gegeven worden en
heeft het regt ten allen tijde de lessen bij te wonen en, bij eene zigtbare verkeerde behandeling der leerlingen, de hoofd- of mindere onderwijzers op
de regte spoor te brengen.
Bespeurt hij iets, hetwelk eene krachtdadige teregtwijzing vereischt, dan
geeft hij daarvan kennis aan de Kommissie, welke in deze beslist.
Hij deelt haar verder ter goedkeuring mede alle zulke voorslagen, welke
hem tot verbetering van de huishoudelijke inrigting der School en tot bevordering van het doel harer instelling, noodzakelijk en wenschelijk mogen
voorkomen.
Alle maanden doet hij aan de Commissie berigt van den staat van het
onderwijs en het gedrag der leerlingen en alle jaren geeft hij een algemeen
verslag van hunne vorderingen en van den toestand der School, zooals ook
van hun aantal en van de vakken, voor welke zij opgeleid worden.
Van de Hoofdonderwijzers*
Art. 5. Het wordt aan de Hoofdonderwijzers in verband met het bepaalde van Art. 4, vrijgelaten te bepalen de leerwijs in de behandeling der
verscheidene instrumenten, op welke zij onderwijs geven; doch moet het
onderwijs in de landtaal geschieden met uitsluiting van alle andere talen.
De Hoofdonderwijzers zorgen voor de goede orde en de opmerkzaamheid der leerlingen gedurende de lessen en maken aan den Directeur die
genen kenbaar, welke onverhoopt aanleiding tot klagte mogten geven.
Van de Onderwijzers.
Art. 6. De Onderwijzers mogen niet afwijken van de leerwijs der Hoofdonderwijzers en handelen in alle opzigten volgens hunne bepalingen.
Van de Leerlingen
Art. 7. ' De leerlingen worden onderscheiden in niet betalende en in
betalende.
Van de niet betalende Leerlingen*
Art. 8. Er zullen zes en zestig kinderen, veertig jongens en zes en
twintig meisjes, een geheel vrij onderwijs genieten.
6

Naar bevind van zaken kan het getal der eerstgenoemden met tien overschreden worden.
Art 9. -** De Jongens zullen niet jonger dan tien en niet ouder dan dertien
jaren; de Meisjes niet jonger dan tien en niet ouder dan twaalf jaren mogen
zijn, om in de School opgenomen te worden.
Art. 10. Zij moeten alle kunnen lezen en schrijven.
Art. 11. Zij worden op last van het Gouvernement of van de Stadsregering uit de Wees- en Armhuizen en uit min vermogende huisgezinnen
gekozen, terwijl het aan den Directeur vrijgelaten wordt om te onderzoeken
of zij aanleg tot de toonkunst hebben of niet.
Hij zendt dien aangaande zijn berigt aan de Kommissie, welke hun in
het eerste geval een bewijs van toelating met uitdrukking der verpligtingen
en aanwijzing der leeruren doet uitreiken.
Art. 12. Deze Leerlingen kunnen telken jare na den aanvang der lessen
niet meer opgenomen worden.
Zij verbinden zich schriftelijk voor eenen geheele Cursus van lessen,
die, naar mate van het gekozen vak, drie, vier, vijf of zes jaren duren kan.
Art. 13. Zij worden kosteloos van Muzijk en Instrumenten voorzien;
mogen dezelve echter niet naar huis medenemen.
Art. 14. Zij zijn allen verpligt met den zangcursus te beginnen.
Hiermede wordt het instrumentaal onderwijs niet uitgesloten. Elk hunner
moet veeleer een instrument leeren behandelen. Slechts zoolang er nog iets
goeds van de Stem te wachten is, mogen zij zich niet uitsluitend aan n
bepaald instrument toewijden, uit hoofde van het nadeel, dat eene zoodanige
aanhoudende oefening aan de borst veroorzaakt.
Art. 15. N a het onderwijs in den zang volgt dat op de Instrumenten, zoo
als ook in de Theorie.
Art. 16. Hetzelve wordt in klassen verdeeld.
Art. 17. In het begin bestaat er slechts eene klasse voor de Zang, waarin
alle de Leerlingen gezamenlijk opgenomen en in de eerste beginselen der
Toon- en Zangkunst onderwezen worden; later zullen er meer klassen
daargesteld worden.
Voor de Instrumenten wordt derzelver getal op drie bepaald.
Art. 18. De leerlingen ontvangen
Twee lessen des Maandags;
Twee lessen des Dingsdags;
7
7

Eene les des Woensdags;


Twee lessen des Donderdags;
Twee lessen des Vrijdags;
Eene les des Zaturdags.
Art. 19. Dit onderwijs gaat het geheele Jaar voort, behalve gedurende
eene vacantie van zes weken, waarvan het tijdpunt door de Kommissie
nader zal bepaald worden.

Van de betalende Leerlingen*


Art. 20. Voor de betalende Leerlingen worden andere leeruren en
klassen vastgesteld en wel wat de Instrumenten betreft
Eene voor de beginnenden;
Eene voor die genen, die reeds bekend zijn met de grondbeginsels der
toonkunst;
Eene voor hen, die zich in de oefening der toonkunst volmaken willen.
Art. 21. De eerste klasse is voor Kinderen niet ouder dan dertien jaren;
zij leeren de eerste gronden (de noten, de maat enz.), ontvangen wekelijks
drie of vier lessen en betalen in het jaar veertig guldens.
De tweede klasse is voor jonge lieden niet ouder dan vijftien jaren, zij
moeten met de eerste gronden der toonkunst bekend, en in de behandeling
van het gekozen Instrument reeds geoefend zijn; ontvangen wekelijks drie
lessen en betalen in het jaar veertig guldens; doch wanneer zij de eerste
klasse in de School niet doorgegaan zijn vijftig guldens.
De derde klasse is voor jonge lieden niet ouder dan zeventien jaren. Zij
moeten een gewoon muzijkstuk, op het eerste gezigt bijna zonder fouten
kunnen spelen; bekomen twee lessen in de week en betalen veertig guldens;
doch wanneer zij de twee eerste klassen in de school niet doorgegaan zijn,
zestig guldens.
Art. 22. Voor het onderwijs in den Zang betalen deze leerlingen in het
jaar dertig guldens.
Het wordt hun slechts in eene klasse gegeven. De voor de vaste leerlingen der School in art. 9 bepaalde jaren zijn in dat vak, ook op hen toepasselijk.
Art. 23. De theorie wordt in twee klassen geleerd:
De eerste voor de aanvangers in de Compositie. Zij betalen voor dit
onderwijs veertig guldens in het jaar.
8
8

De tweede, voor reeds geoefenden en volwassenen. Zij betalen jaarlijks


vijftig guldens. Elke klasse ontvangt twee uren les in de week.
Art. 24. De bepaling van artikel 13 is ook op de betalende Leerlingen
toepasselijk, doch de prijs hier boven voor het nen vak van onderwijs
bepaald, kan hun nimmer bevrijden voor de kosten van het anderen,
moetende dezen voor elk vak afzonderlijk betaald worden.
Bijzondere bepalingen.
Art. 25. De onderwijzers, welke het zingen in de armscholen leeren,
kunnen aan de eerste klasse der theorie; de organisten aan de tweede klasse
yoor niet deel nemen.
Art. 26. De vaste Leerlingen der Koninklijke School zullen na voleinr
ding van hunne leertijd, van diploma's voorzien worden, welke hunne
bekwaamheid getuigen en hun aanspraak geven om als organisten en althans bij voorkeur bij de Theaterorkesten in 's Hage aangesteld worden.
Art. 27. De Kommissie is bevoegd diploma's van lidmaatschap der
Koninklijke School te verleenen aan liefhebbers der toonkunst gelijk mede
aan leerlingen der school, wier bekwaamheid gebleken zal zijn.
Art. 28. Het beheer over de geldmiddelen der School wordt aan de
Kommissie overgelaten.
Zij doet alle jaren rekenschap en verantwoording aan Zijne Excellentie
den Minister van Binnenlandsche Zaken.
Art. 29. Het bedrag der Contributien van de betalende Leerlingen, zooals dat der in vervolg van tijd te geven concerten en andere mogelijke
baten, zullen tot stijving der School-kas aangewend worden.
Art. 30. De vaststelling der uren voor de lessen, zooals ook de punten
tot handhaving der goede orde vereischt, zullen het onderwerp zijn van
een nader huishoudelijk reglement.
Aldus vastgesteld bij Resolutie van den Minister van Binnenlandsche
Zaken van den 6 December 1826, No. 91.
In Kennisse van mij
De Secretaris-Generaal
(get.) H. A D A M A V A N S C H E L T E M A L.S.G.

(gSjTJ^IpE M U Z I E K - E N Z A N G S C H O O L W E R D , T E N
1

pll^AANZIEN
ONDERWIJS, V E R D E E L D
A C H T AFDEELINGEN. IN D E EERSTE
rAFDEEUNG
ONDERWIJS G E G E V E N
Wmm D E N Z A N G , O P D E V I O O L E N O P D E
altviool; de tweede afdeeling was bestemd tot het geven van onderwijs op
het klavier en tevens tot het opleiden van kweekelingen voor het orgelspel;
aan de derde afdeeling werd de theorie der muziek onderwezen; aan de
vierde afdeeling werd onderwijs op de violoncel en bas, aan de vijfde
afdeeling onderwijs op de klarinet, aan de zesde afdeeling onderwijs op
de oboe en fluit, aan de zevende afdeeling onderwijs op de fagot en
aan de achtste afdeeling onderwijs op den hoorn, trompet en de bazuin
gegeven.
Tot directeur werd benoemd J O H A N N H E I N R I C H LBECK, die, in
1799 te Alpen bij Wesel geboren, sedert het jaar 1823 als orkestdirecteur te
Amsterdam werkzaam was. Hij werd, behalve met de leiding der school,
ook met het onderwijs aan de eerste afdeeling belast en verkreeg eene jaarwedde van f 1400. met genot van vrije woning in het gebouw der school.
Bij de opening der school waren slechts de leiders van de derde, vijfde en
zesde afdeeling aangewezen en wel door de benoeming van G . F. Chr.
V O L C K E , D . D E G R O O T Jr. en E . A . S C H M I T T tot onderwijzers op
jaarwedden van f 500., /' 600. en /' 500..
Het was inderdaad geene gemakkelijke taak om met de geringe beschikbare middelen leerkrachten te vinden, waardig om aan de Koninklijke
instelling te worden verbonden. Dit zoude vrijwel onmogelijk zijn gebleken, indien de oprichting der school niet ware samengevallen met de
pogingen van de zijde van het Stedelijk bestuur van 's-Gravenhage om
belangrijke verbeteringen in het orkest der Fransche opera te brengen. Van
die omstandigheid werd partij getrokken om eenige bekwame toonkunste11

1 ^^l|lN

naars te engageeren, die voor beide instellingen werkzaam zouden zijn


en aan welke men op die wijze een behoorlijk bestaan kon verzekeren, door
hun uit beide kassen eene bezoldiging toe te leggen. Ten einde eene benoeming tot onderwijzer aan de Koninklijke Muziekschool voor leerkrachten, die in den aanvang voor een deel uit Duitschland werden gerecruteerd, aantrekkelijk te maken, stelde men eene benoeming aan het orkest
van de Fransche opera, of, zooals men deze destijds in den regel noemde,
het Fransche Toneel", in uitzicht; ja, men ging zelfs zoover, dat men de
benoeming aan dat orkest verbond aan de benoeming tot onderwijzer.
Z o o zien wij, dat b.v. in de vergadering der Commissie van 13 Juli 1827
besloten werd aan den violoncellist Scholten te Dusseldorp te doen
schrijven door den directeur Lbeck, ten einde in 'sHage te komen om
,,na bevinding van genoegzame geschiktheid en talenten de plaats van
Hoofdonderwijzer voor de violoncel te vervullen aan de Muzijkschool
Ia f 600. 's jaars, zullende bij dien post worden gevoegd f 400. van
,,de Theater Directie voor gelijken plaats als violoncellist in de Opera".
De f 400. werden dus gevoegd bij den post van f 600. voor salaris
als hoofdonderwijzer. Bij het ophouden der stedelijke bemoeiing met den
Schouwburg, in het jaar 1828, kregen deze toonkunstenaars eene plaats
in de in dat jaar door Z . M . den Koning Willem I gestichte Koninklijke
Hofkapel, terwijl ook later nog eenige anderen, voor de Muzijkschool en
de Hofkapel gezamenlijk, werden in dienst genomen.
De mogelijkheid om op die wijze goede leerkrachten aan de Koninklijke
Muzijkschool te verbinden werd nog vergroot door de omstandigheid, dat
de Hofmaarschalk Huyssen van Kattendijke, onder wiens bevelen de
Koninklijke Hofkapel stond, tevens lid der Commissie van Toezicht op de
Koninklijke Muzijkschool was, en dat de directeur der Muzijkschool tevens
als kapelmeester aan het hoofd der kapel was geplaatst.
Het gemeentebestuur van 's-Gravenhage, dat, zooals in het Koninklijk
Besluit van 1826 staat vermeld, aangeboden had om ten behoeve der
school een lokaal te verschaffen, stelde in het huis, gelegen aan het Hooge
Westeinde, op den hoek van de Vleersteegh, thans genaamd Vleerstraat,
een viertal vertrekken ter beschikking der Commissie. Dit huis wordt in
den brief van Burgemeester en Wethouders, waarbij dit besluit ter kennis
van de Commissie werd gebracht, aangeduid als het gewezen huis
12

van Nederburgh". Het is mij door mededeeling van den Gemeentearchivaris van 's-Gravenhage, die zoo vriendelijk was dit voor mij na te
zoeken, gebleken, dat deze aanduiding van het huis, waarin later het gymnasium gehuisvest werd en thans de gemeentelijke handelscursus gevestigd
is, vermoedelijk haar ontstaan dankt aan de omstandigheid, dat M r .
Sebastiaan Cornelis Nederburg, lid van den Raad der Aziatische Bezittingen
en Etablissementen, van het jaar 1805 tot zijn dood in het jaar 1811 eigenaar
van dat huis was. Ik kan niet nalaten hier ook nog te vermeiaen, aar ae
zang op Jantje, die
auteur van den lofgrootte van eieren
eens pruimen ter
in dit huis heeft gezag hangen, tevoren
De Fonseca op pag.
woond, iets wat ook
deel van zijn boek
241 van het eerste
habitant", vermeldt,
La Haye, par un
sche speurzin zegt
Mijn archaeologivan dit huis de vermij, dat in den tuin
de ruit, die Cornelis
stoken scherven van
aan de straat, ongehad gebroken, vr
terug te vinden,
twijfeld zullen zijn
de Commissie de
Spoedig bleek, dat
hoegrootheid der behoefte aan de noodige ruimte had onderschat: na
verloop van nog geen twee jaren was het aantal vertrekken, dat voor het
onderwijs in gebruik was, tot twaalf gestegen en in October 1828 kwam
daar nog de achterzaal in de benedenverdieping provisioneel" bij.
De directeur, die aanvankelijk in het gebouw der school woonde, had
hier twee kamers te zijner beschikking. Deze kamers werden in het jaar
1829, toen aan Lbeck vergund werd om elders te gaan wonen, door den
Heer F. J. X . Wirtz, die in December 1828 tot onderwijzer voor den zang
en de pianoforte was benoemd, betrokken. Doch reeds op 7 December
1832 besloot de Commissie, aan wie het gebleken was, dat het niet inwonen
van den directeur in het gebouw der school tot nadeel dezer inrichting te
beschouwen was, en dat eene ondervinding van eenige jaren het aan de
Commissie wenschelijk deed toeschijnen, dat de directeur Lbeck tegen
intrekking der 300. jaarlijksch dedommagement (voor gemis aan
woning) met 1 Meij aanstaande, en dus met het begin van een nieuw leerjaar, het lokaal met zijn huisgezin weder koome betrekken", ter kennis van
13

den directeur te brengen, dat hem vanaf 1 Mei 1833 ter bewoning werden
afgestaan de achterkamer met de twee daartoe behoorende cabinetten,
thans door den Heer Wirtz bewoond, alsmede de twee voorkamers no. 4
en no. 5 (de theorie- en oboe kamers), met het portaal op de gang voor de
meid, zullende de voorkamer no. 2, thans door den Directeur gebruikt
wordende, voor Commissariskamer bestemd zijn, met vergunning aan den
Directeur om in dezelve menschen te spreken, wanneer Commissarissen
daar geen gebruik van maken". Tevens besloot de Commissie, dat aan
geheel afzonderlijke
den Directeur eene
steen beneden in huis
keuken met gootworden
gegeven,
in gebruik" zou
sloten
vak
op
zolder
alsmede een afgeeindelijk
het
gebruik
en in de kelder, en
verwege de agtervan het gemak halin den tuin tot bleektrap, van een vak
van de pomp bij de
veld, en het genot
laatste in gemeen met
keuken, doch dit
De
onderwijzer
den Concirge."
gedwongen verhuiWirtz was met deze
vreden; dit althans is
zing slechts matig tedoor hem destijds tot
af te leiden uit een
uitvoerig
schrijven,
de Commissie gericht
hooging van het hem
waarin hij op vervoor gemis aan woning toegestane bedrag var f 200. aandrong.
De school werd den eersten Januari 1827 geopend met 50 leerlingen. De
lacunes in het leeraarspersoneel werden geleidelijk aangevuld: op 5 Apri
1827 werd een onderwijzer voor hoorn, trompet en bazuin benoemd en wel
C. H . Chr. R E I N H A R D T , op 24 Mei van dat jaar volgde de benoeming
van P. B E E M S tot onderwijzer voor altviool, op 29 September daaraanvolgende werd H . S C H O L T E N uit Dsseldorf tot hoofdonderwijzer voor
violoncel, bas en fagot benoemd. In November van datzelfde jaar werd het
onderwijs op de violoncel en bas opgedragen aan I. V A N G E L D E R te
Den Haag en werd de Heer H E R T Z voorloopig aangesteld als onderwijzer voor de viool en hetgeen verder door den directeur aan hem mogt
wordenopgedragentegensmaandelijkscheuitbetalingvanveertigguldens .
14
14

VAN

3i

De

Koninklijke

DE

Ju/*/

Muzijkschool

wijze van examen,

1828.

bestaai thans uit 108 Leerlingen,

wel/se bij

eenige blijken hunner vorderingen zullen geven; waarbij

men den korten tijd, dien zij in de toonkunst onderwezen zijn,

niet uit het oog

zal behooren te verliezen.


1. Eenige oefeningen der eerste zangklasse.
2. Twee stokken voor de viool:
a. uitgeroerd door vier leerlingen der eerste klasse.
b. uitgevoexd_4loor yjer^ccrlingcn der Jjfcede .Jdasga^.^ ^.
3. Oefeningen der klasse voor den hoorn.
4. Sonate voor vier violen, uitgevoerd door de derde klasse.
5. Driestemmige liederen, voorgedragen door do tweede zaugklasse.
6. Variaties voor de pianoforte van Czerny, uitgevoerd door Jou ANNA AARSR.
7. Solo voor de klarinet, uitgevoerd door HERMAK MIJNHARDT.
8. Vierstemmig gezang met Solo.
Sonate voor de pianoforte" ~val' ttumneC', uitgevoerd door R o s A l l E Fico.
Vierstemmig koor met Solo.
1111*$
Fragment van hot vierde concert van Rode, uitgevoerd door WILLEM LUBECK.
Sabe Rcgina, cantate van 'Hiisr.; het adagio, gecomponeerd door den Directeur LBECK.

9.
10.
li'.
12.

fiiimctt bec C c c r l u t n c u , aan welke Jl*rj:ctt i<gcbrcll> w o r b c u :

JOIIANNA AARSE, JAN VERHULST, W . LUBECK, NIC. VAN DEN H E U V E L , EOSALIE FICO>

"d'WiSIBDS!
HERMI MIJNIIARDT,

HEND.

GTS , MARTIN GREEFKENS, ANNA

CONSTANCE JfcNSSENS , JAN DE W I T ,

HENRIETTE

VAN HOVEN, JAN M O R E L ,

HAMERS , K A R . DEMMERS , SAM. ROZENBERG.

IDJS&IDiB JPIEHralEHS
j c.
A

HEIN,

SOWAAL,

JAN WAGNER,

A . M . BLOCH ,

VELDEN,

SIM. V I N K ,

Lon.
JOU.

LOUISA

VAN AROM,

M O R E L , MINA GREIPING,
ABK.

1'ROCTOU, Jon.

WOLF,

JOHANNA

JOU. DE G R A A F , JOH.

TILBURG,

JOU. VAN DER

VSLDJU,JMABIA FASDELOUF, KLARA

BELLIK-

FANTE , GEORGE LOTl'ER.

Voorts werd bepaald, dat de Heeren Hertz en Scholten, de eerste tegen


dertig gulden 'smaands en den laatsten tegen drie honderd zestig gulden
jaarlijks, in het Orchest van de Comedie zouden worden geplaatst en
is den secretaris opgedragen daarvan aan den tooneeldirecteur kennis
te geven."
In de vergadering der Commissie van 4 Januari 1828 werd overgegaan
tot regeling der betrekking van de hoofdonderwijzers tot het orkest van den
Franschen Schouwburg", en werd bepaald, dat de hoofdonderwijzers,
tengevolge van hetgeen bij hunne aanstelling voor de Muzijkschool met
hen was overeengekomen, tevens zouden geplaatst zijn als leden van het
orkest aan het Fransch Toneel", dat zij gehouden zouden zijn in dat orkest
mede te werken, zoo de Directeur van dat orkest zelf met de leiding der uit
te voeren muzijkstukken" belast zoude zijn, en dat voorloopig bij voorkomende geschillen zoude worden gerefereerd aan de Commissie".
Het vlotte niet naar wensch met de uitvoering van deze regeling: de onderwijzers Schmitt en Reinhardt weigerden in het orkest der Fransche opera
onder leiding van den directeur mede te werken; diensvolgens werden deze
onderwijzers gesuspendeerd". Den hoofdonderwijzer Volcke werd zijne
plaats in het opera-orkest opgezegd, waarop deze vroeg hoe hij hiermede
aan moest". De uniformiteit der betaling van de salarissen aan het orkest
van de opera kwam in het gedrang: de hoofdonderwijzer Scholten zou zijn
tractement voor de plaats in de opera" ontvangen van den kassier van het
theater, doch de contrabassist Mastini zoude zijn tractement genieten,
zoolang het toneeljaar van 1827 tot 1828 duurt, bij den thesaurier van de
Muzijkschool." De kassier van de opera was wel eens slecht bij kas, althans
we treffen een schriftelijk verzoek aan van de hoofdonderwijzers Volcke,
Schmitt, Reinhardt en Scholten om tusschenkomst der Commissie ter verkrijging van hunne achterstallige theatergage.
De gevolgen van de onvoldoende salarieering der onderwijzers bleven
niet uit: de eene onderwijzer na den ander vroeg om voorschot op zijn
salaris. Degenen, die een dergelijk voorschot verkregen betaalden dan wel
in den regel dat voorschot terug door inhouding op de maandelijksche
tractementsbetalingen, doch het liep met die terugbetalingen ook wel eens
anders dan de commissie zich had voorgesteld. Althans, de lezers van de
Frankfurter-Ober-Postamts-Zeitung konden in het op Zaterdag 17 Januari
1829 verschenen nummer van dat blad de volgende advertentie lezen:
16

Voor de Cursus van d8S&d835.

'ONDERWIJZERS.

dellr.wum

UREN.

. . . van

ONDERWIJZERS.

Piano.
Viool.

SCHOLTEN . .

8 11

Idem.

FASTR . . .

8 11

Fluit en Holoe.

Directeur

FAUCEL . . .

8 11

DUIMEN. . .

8 11

Klarinet.

Hoorn.

VANGELDER.

8 11

FASTR . . .

9 11

LECHLEITNER

>

> BEEHS

SCHMITT

>

>

, .

deHr.wnvrz

UREN.

8 11

KLASSEN.

. . . van

11
I

Piano.
Fagot.

9 11

11

Zrayl

kl.

Idem Solo kl.


i

.van

8 10

Theorie.

violoncel.

8 2
8 11

VRIJDAG.
lAM'.Directeur

Directeur

KLASSEN,

Zang 3 kl.
I
1 Idem Solo kl.
I

ORALE

. . .

8 11

Trompet,Bazuin.

9 1

Piano.

WIRTZ

VAN CELDER.

LECHLEITNER

10

12

> > BEEHS . . . .

>

1 0 1

. .

10

Violoncel, Fagot. F A S T R . . .

Violoncel.
Viool.

Idem.

Theorie.
>

WIRTZ

SCHOLTEN . .

9 1
10 i

SCHMITT

""">
1

I
,

TR

CRAUE

. . .

F ; U

10 12
<
( 5 7
10

. . . van

SCHMITT

. .

3 LECHLEITNER

BEEHS

8 12

Piano.

9 12

Fluit, Hoboe.

9 12

10

>

DAIIHEN . . .

11

SCHOLTEN . .
ZATRDAG.

12

Trompet,Bazuin.

Zang2hl.

FAUBEL . . .

9 12

Klarinet.

VAN GELDER.

0 12

Violoncel.

FASTR . . .
DAIIMEN
.

10 12 Zang 3 kl.
9
12 Hoorn

1 2 2

Choorgezang.

. . . van

SCUOLTEN . .

FASTR . . .
Directeur
JVB.
,

1
j
2

Klarinet.

Hoorn.
I
2 i Violoncel.
(

deH'.wiBTz

Viool.
Idem.

FAUBEI. . . .
Idem Theater.

9 12

> Directeur

Fluit, Jloboe.

. . .
'
7 Idem Theater.

Zang 2 kl.

WOENSDAG.
deH'.wiRTz

10 12

8 12

Piano.

8 10

Fagot.

10 12
12

Zang 3 kl.
2Choorgezang.

Gedurende de wintermaanden zullen do

klassen van 8 ure eerst ten | 9 ure beginnen.


Aldus gearresteerd bij de Commissie van toczigt, met
overleg van den Directeur, den 1 Augustus 1834.
t n H i m
G . L . II. H O O F T , Pretidi.
J.H-LUIXK,
. , . _ . . .

.
Directeur.
E . G . L A G E M A N S , Secr .
1

Knigliche Musikschule im Haag (Niederlande).


Da der Haupdehrer und Hornist Carl Friedrich Christian Reinhardt
sich am 23. Oktober von hier entfernt hat, ohne seinen gegenwartigen
Aufenthalt anzugeben, so wird er hiermit aufgefordert den Vorschusz von
260 Gulden, den er aus der Schulkasse erhalten hat, ungesaumt zurckzuzahlen.
Haag, am 23 December 1828.
G. L . H . Hooft, f. Pr.
E. G . Lagemans, Secr."
Ungesaumt" heeft deze terugbetaling niet plaats gehad; althans, nadat
de Commissie op uitnoodiging van de Regering van 's-Gravenhage" dezen
voortvluchtigen hoofdonderwijzer schriftelijk had aangemaand, dat hij
eene autorisatie aan de Regering overzende om de bij haar voor hem,
Reinhardt, ingekomene gelden aan de Muzijkschool uit te betalen in
mindering van zijne achtergelate schuld" bemerken wij van de zaak, die
de gemoederen nogal in beweging had gebracht 260. was in die
dagen eene heele som voor eene school met een gering jaarlijksch budget
niets, totdat wij in de notulen van de vergadering der Commissie van
1 November 1833 vermeld vinden, dat de Heer Hooft namens de Stedelijke
Regering eene som van 97,80 overhandigt, ten behoeve van genoemden
voormaligen onderwijzer bij gemelde regering ontvangen en door dezelve
op verzoek van genoemden R. bestemd tot gedeeltelijke afdoening van
het indertijd door hem genoten en bij zijn vertrek niet terugbetaalde voorschot uit de fondsen der school."
Er waren in dien tijd onder de onderwijzers der school onverbeterlijke
voorschotvragers. Een hunner richtte zijn verzoek aldus in: den Suppliant
een voorschot te accorderen, hetgeen uwe menschlievendheid het vorige
jaar den implorant zoo edelmoedig hebt gelieven toe te staan, waarvoor
des Implorants onbepaalde Erkentenis U w E.gestr. tijdlevens wordt verzekerd". Nauwelijks echter had deze implorant de mededeeling van de
Commissie ontvangen, dat zijn verzoek niet werd toegestaan, omdat hij
eerst zijne vroegere voorschotten moest afbetalen, of dezelfde implorant
diende in eene volgende vergadering der Commissie nogmaals een verzoek
om voorschot op zijn tractement in, ditmaal vergezeld van een verzoek om
18

verlenging van een hem toegestaan verlof. Beide verzoeken werden hem
geweigerd, met de mededeeling, dat hij integendeel den 15 Februarij
van zijne terugkomst alhier bij den Directeur zal moeten doen blijken,
zullende bij gebreke van dien zijne demissie bij den Min van Binnenl.
Zaken worden geprovoceerd." Van deze beslissing had een buitenstaander, naar het schijnt, een soort voorgevoel gekregen; deze althans
solliciteerde in dezelfde vergadering, waarin de evenbedoelde beslissing
door de Commissie werd genomen, naar de plaats van dien onderwijzer,
voor het geval deze mocht worden ontslagen!
den

Het aantal leerlingen, dat in het jaar 1827 tot 84 aangroeide, bedroeg
in het eind van het jaar 1828 108. De commissie besloot in dat jaar tot het
houden van een openbaar examen van de leerlingen in de concertzaal
van de maatschappij Diligentia. Twee leden der commissie verkregen de
opdracht om Z . M . Koning Willem I te gaan verzoeken om het examen
met Hoogstdeszelfs tegenwoordigheid te vereeren. Het concert had plaats
op 31 Juli 1828 in tegenwoordigheid van tal van autoriteiten en genoodigden. Aan de beste leerlingen, wier namen op het hierbij gereproduceerde programma vermeld staan, werden eerste, tweede en derde prijzen
toegekend.
De Commissie had reeds in 1827 goedgevonden de onderwijzers van de
Stadsscholen en de organisten toegang tot de theorieklasse te verkenen;
in het volgende jaar werd aan de Stedelijke Regering verzocht deregenten
van de verschillende godshuizen uit te noodigen om uit hunne gestichten
eenige kweekelingen van 15 tot 18 jaar aan te wijzen, ten einde die tot het
koorgezang op te leiden.
Het onderwijzend personeel werd in het jaar 1829 uitgebreid door de
benoeming van den reeds vermelden F. J. X. WIRTZ uit Wesel tot onderwijzer voor den zang, piano en viool, terwijl deze leeraar tevens werd
belast met het stemmen der piano's in de Muzijkschool; hij verkreeg hiervoor
een jaarwedde van 500.. In de plaats van den hoornist Reinhardt
werd J. A. D A H M E N tot onderwijzer voor den hoorn benoemd; C. J.
LECHLEITNER uit Leiden werd benoemd tot vioolleeraar op eene jaarwedde van 300., terwijl B. JE. G R A U E op eene jaarwedde van 100.
werd aangesteld als leeraar voor trompet, bazuin en contrabas. De leerlinge
Mejuffrouw Johanna Aarsse, die zich bij het eerste examen bijzonder had
19

onderscheiden, werd in het jaar 1829 benoemd tot assistente voor het
onderwijs op de pianoforte.
De repetitin der Hofkapel, onder leiding van den directeur J. H . Lbeck,
hadden tweemaal in de week plaats in de kamer van de zangklasse. De
vergaderingen der Commissie van Toezicht werden aanvankelijk iederen
eersten Vrijdag der maand gehouden; later hadden die vergaderingen om de
veertien dagen plaats.
De Heer Mr. E. G . L A G E M A N S , die tot de oprichters der Maatschappij
tot Bevordering der Toonkunst behoort, was in het jaar 1828 als secretaris
aan de Commissie toegevoegd als opvolger van den H e e r H . D I B B E T Z ,
die vanaf de oprichting der school als secretaris gefungeerd had. De Heer
Lagemans was aanvankelijk niet lid der Commissie; dit werd hij eerst in
het jaar 1835. Gedurende ruim vijftig jaren is hij met het secretariaat belast
geweest en hij heeft zich van die taak op hoogst loffelijke wijze gekweten.
De Heer Siberg, wien in het jaar 1828 op zijn verzoek ontslag als lid
der commissie was verleend, werd opgevolgd door den Heer Mr. P. S. P.
F E R R A N D , die reeds vanaf 1827 als thesaurier werkzaam was. In het jaar
1830 trad de Heer Jhr. Mr. G . L. H . H O O F T als voorzitter der Commissie
op; hij bleef dit, ook nadat hij in 1843 tot burgemeester van 's-Gravenhage
was benoemd, tot het jaar 1860; daarna werd hij honorair lid der Commissie. De Heer D . J. H . B O E L L A A R D , ook een der oprichters van
de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst, die in het jaar 1828 eene
aanstelling tot bibliothecaris had verkregen, werd in het jaar 1835 lid der
Commissie en trad van 1860 tot 1862 als voorzitter op; daarna werd ook
hij honorair lid der Commissie. In den aanvang gaf de Commissie enkele
malen gehoor aan eene tot haar gerichte uitnoodiging van de Afdeeling
Amsterdam van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst tot het
afvaardigen van enkele leden der Commissie voor het bijwonen der examens
aldaar. Vanaf het jaar 1830 nam op verzoek van Burgemeester en Wethouders van 's-Gravenhage een der leden van de Commissie zitting in den
beoordeelingsraad voor den Haagschen Schouwburg": tot het jaar 1838
was de Heer Dibbetz de tot dat doel gedelegeerde der Commissie. De Commissie intusschen oordeelde deze betrekking als nutteloos; nadat de Heeren
Van Stirum en Boellaard achtereenvolgens in den beoordeelingsraad hadden zitting genomen, werd besloten dit aan Burgemeester en Wethouders
mede te deelen in een brief, waarin de redenen daarvan zouden worden
21

ontvouwd; doch de voorzitter der Commissie achtte het meer gewenscht


den inhoud van dien brief mondeling ter kennis van Burgemeester en
Wethouders te brengen, hetgeen ten gevolge had, dat men van gemeentewege deze zaak vanaf dat oogenblik dat was in het jaar 1840
liet rusten.
De directeur bracht regelmatig in de vergaderingen der Commissie rapport
uit omtrent het onderwijs op de school. Jaarverslagen bracht de Commissie
vanaf het jaar 1829 uit aan den Gouverneur van Zuid-Holland, in overeenstemming met de aanvankelijk gevolgde gewoonte om de briefwisseling
met den Minister van Binnenlandsche Zaken over den Gouverneur te laten
loopen. Eerst vanaf het jaar 1865 werden de jaarverslagen rechtstreeks
aan den Minister uitgebracht. In het jaar 1830 werd voor het eerst besloten
het tableau der lessen voor het schooljaar 183031 in 100 exemplaren te
laten drukken.
In den beginne werden ter gelegenheid der examens een aantal prijzen
uitgereikt, waarvoor ongeveer 150. per jaar werd besteed; dit werd in
het jaar 1833 veranderd: op voorstel van den directeur zouden in plaats
van prijzen getuigschriften, op perkament geschreven, worden uitgereikt.
Die examens hadden afwisselend in de maanden Maart, April, Mei of Juni
plaats. Zij werden gehouden op drie achtereenvolgende dagen; alle leerlingen, zonder onderscheid van hunne vorderingen, moesten er aan deelnemen. N a afloop van het examen werd in den regel een concert-avond,
ook wel genoemd Soiree musicale, gegeven, waarop de meestgevorderde
leerlingen zich lieten hooren; deze uitvoerenden waren van het afleggen
van het examen vrijgesteld.
Het bleek, dat de Commissie goed had gezien door Lbeck tot directeur
voor te dragen. Als musicus had hij zich een grooten naam verworven en
als paedagoog bleek hij ook uitnemende eigenschappen te bezitten. De
school nam onder zijne leiding zeer in aanzien toe, ook doordat het hem
gelukte goede leerkrachten daaraan te verbinden. Als opvolger van Volcke,
die in 1829 overleed, werd J. F A S T R uit Alkmaar met de leiding van eene
zangklasse en eene algemeene elementairklasse" belast. In plaats van De
Groot, die in 1830 naar Frankrijk was vertrokken, werd PHILIPP F A U B E L
tot onderwijzer voor de clarinet en den zang benoemd, welke onderscheiding hem aanleiding gaf om onverwijld voorschot op zijn jaarwedde
van f 400.- te vragen, wat geweigerd werd, wat hem niet weerhield
23

OflB I!M1S
PIANIST V A N H H . MM. DEN KONING E N D E K O N I N G I N M O E D E R
RIDDER V A N V E R S C H I L L E N D E O R D E N
DIRECTEUR VAN H E T MOZYKGEZELSCHAP POLYHTMNIA ENZ .

om zijn verzoek na eenigen tijd te herhalen, wat tengevolge had, dat


zijn verzoek werd ingewilligd.
Eenige jaren later en wel in het jaar 1837 volgde de benoeming van
J. C . Z E I L E R tot onderwijzer voor de fagot, terwijl het daaropvolgende
jaar voor de school van belang werd vooreerst door de benoeming van
F. W . LBECK, een broeder van den directeur, tot vioolleeraar als
opvolger van Lechleitner, die in 1837 overleed, en in de tweede, doch niet
geringste, plaats door de benoeming van C V A N D E R D O E S tot onderwijzer der eerste pianoklasse.
In het jaar 1827 werden voor het eerst eenige kweekelingen der school
tot surnumeraire leden der Koninklijke Hofkapel benoemd; aan deze surnumerairs werden aanvankelijk door den Koning gratificaties toegekend;
later kregen zij eene vaste bezoldiging. De Stedelijke Regering stelde eenige
toegangsbewijzen tot het bijwonen der opera-uitvoeringen in den Franschen
Schouwburg ter beschikking van de Commissie, ten behoeve van kweekelingen der school. Daartegenover verklaarde het Stadsbestuur gaarne te
zullen zien, dat de Commissie er toe mocht besluiten eenige jongelieden aan
de school te doen opleiden om tot het koorgezang in den Schouwburg te
worden gebezigd". Aan dezen wensch werd gevolg gegeven: de voorwaarden voor de toelating van deze kweekelingen der school tot het corps
der koristen aan de Fransche opera werden in overleg met den directeur
van den Schouwburg vastgesteld en de onderwijzer J. Fastr werd met de
leiding van eene klasse tot opleiding van koristen van de Fransche opera
belast, waartoe de gegadigden bij advertentie in de Nederlandsche Staatscourant en het Dagblad van 's-Gravenhage werden opgeroepen. De band
tusschen de school, de Koninklijke Hofkapel en den Franschen Schouwburg werd op deze wijze steeds nauwer; we zien dan ook, dat b.v. de
lessen op het leerplan zoodanig werden geschikt, dat de onderwijzers op
de dagen, waarop de repetitin van het theater" plaats hadden, vrij
zouden zijn en dat de vacanties der school werden geregeld in verband
met die der Hofkapel en die van den Schouwburg. Die choorklasse voor
het toneel" schijnt intusschen niet aan de verwachtingen te hebben beantwoord : in het jaar 1836 werd zij opgeheven.
Dat er bij de leerlingen heel wat kaf onder het koren schuilde, blijkt wel
hieruit, dat de Commissie in het jaar 1835 er geen been in zag om op voorstel
25

Eerste
1.

Heel.

Ouverture dc 1'opra : 1'Italiennc e n Algers ,

voor

fluit,

2 violen ,

2 alten , violoncel e n contrabas.


2.

Fantasie voor de fagot van Eoca , uit te voeren door / . Coencn.

3.

Concertante voor twee soto v i o l e n van


'

4.

en X .

K A L I T V O D A , door

C.

Baelens

Offermans.

Concertino van H A G E N A A R

voor f l u i t ,

uit te voeren door

C.

van

Zeggelen.
5.

Ouverture de O O I I L A O M E T E I L , voor strijkinstrumenten.

Tweede

Deel.

1.

Quartet van B E E T H O V E N , voor 2 violen , alt en violoncel.

2.

Concerto voor piano van


C. J.

H D M U E L , uit

te voeren door

3.

V a r i a t i e n voor fluit van B H M , door C . van

4.

Variatien voor v i o o l van DC B E B I O T , 'door C.

.5.

Ouverture
en

Mejuffrouw

Baelens.

de

FREISCHDTZ

Zeggelen.
Baelens.

voor fluit , 2 violen , 2 a l t e n ,

contrabas.

(21 Maart 1839.)


De aanvang

ten zeven ure

violoncel

van den directeur eenvoudigweg, zonder eenige discussie, te besluiten, dat


32 leerlingen de school zouden verlaten, als geen genoegzamen aanleg
hebbende."
De instrumenten, die ten behoeve van de kweekelingen werden aangekocht, waren destijds niet duur; nadat men in het jaar 1827 begonnen
was met vier violen aan te koopen om de kinderen mee naar huis te geven",
werden in den loop van dat jaar nog aangekocht zes violen voor 15.
het stuk, twee halve violoncellen voor f 32. het stuk, twee driekwart
idem voor 30. het stuk, twee geheele idem voor f 50. het stuk, mitsgaders zes basstrijkstokken voor 7. per stuk; eene maand later werden
nog zes klarinetten voor f 50. het stuk en drie oboen voor f 36. het
stuk gekocht. In het jaar 1829 betaalde men 600. voor drie piano's
samen. Geregeld werd de noodige hoeveelheid muziek gekocht. De muziekhandelaar F. L . Dony te 's-Gravenhage verzocht in het jaar 1828 aan de
Commissie hem te vergunnen den titel te voeren van Leverancier der
Koninklijke Muzijkschool te 's-Hage", welk verzoek werd ingewilligd; de
Commissie was echter zoo verstandig daaraan de voorwaarde te verbinden,
dat deze muziekhandelaar aan de school een rabat van 25 o zoude toestaan, en hem te verstaan te geven, dat de Commissie zich door deze
concessie niet verbonden achtte om de voor de school benoodigde
muzijkalin" bij uitsluiting van hem te betrekken.
0,

I r

ij

Oorgang tot i)tt Cramnt,


op 27, 28 en 29 Junij 1836,

des morgens len 9 ure.

27

^ - B j - - s ^ | g E S T A D S A R C H I T E C T REIJERS W A S IN H E T

ilP^ilAAR

1838 IN O P D R A C H T V A N D E S T E D E L I J K E

l|(^feHl] R E G E R I N G
II^^HP

B O U W

V A N

V A N 'S-GRAVENHAGE A A N D E N
E E N

N I E U W

G E B O U W

V O O R

H ^ ^ ^ D E TEEKENACADEMIE BEGONNEN, TER


plaatse, waar de tuin van het achter het Bleijenburg gelegen voormalige
huis van Coenraad van Beuningen grensde aan de Prinsessegracht.
Een deel van dit gebouw was bestemd voor huisvesting van de Koninklijke Muzijkschool, doch het schijnt, dat de Commissie vooraf in de plannen
voor den bouw weinig of niet gekend is. Dit althans is af te leiden uit de
omstandigheid, dat de Commissie, die volstrekt niet oningenomen was met
het schoolgebouw aan het Westeinde, het noodig oordeelde in de laatste
dagen van het jaar 1838 aan het College van Burgemeester en Wethouders
mede te deelen, dat het voor haar van belang was intijds te weten of,
gelijk zij vernomen heeft, een gedeelte van het nieuw door de Stad aan
de Boschkant gebouwd wordende Lokaal in ruiling van het thans door
',',de school geoccupeerd wordende huis vanNederburch, in het aanstaande
"voorjaar disponibel zal worden gesteld" en de vraag te stellen, of er bij
den bouw wel gerekend was op eene woning voor den Directeur en voor
den pedel, omdat de ondervinding had geleerd, hoe heilzaam de aanhoudende tegenwoordigheid van den Directeur in de klassen voor de inrichting
was en hoe noodzakelijk het inwonen van den pedel in het gebouw was.
28

Burgemeester en Wethouders wisten op die vraag niet anders mede te


deelen, dan dat er in het nieuwe gebouw noch voor woning van den
Directeur noch voor woning van den Concirge ruimte was en deze
evenmin in de nabijheid van het gebouw te vinden was. De Commissie
echter ontwikkelde zoovele bezwaren tegen de uitvoering van het plan
van het Stadsbestuur om de leslokalen in M e i 1839 en de groote zaal
in Juli daaraanvolgende ter beschikking van de school te stellen, dat hiervan
inderdaad werd afgezien: eerst in den zomer van het jaar 1840 was de
school in het nieuwe gebouw der Teekenacademie aan den Boschkant
overgeplaatst. Reeds in Augustus van datzelfde jaar intusschen werden de
eerste klachten over dat gebouw door de Commissie geuit en zij sprak het onomwonden uit, dat het geheel buiten haar toedoen was geweest, dat zij het
oude zoo doelmatige gebouw van de Muzijkschool had moeten ontruimen.
In de vergadering der Commissie van Toezicht van Woensdag 7 Augustus
1839 werd een nieuw reglement vastgesteld om aan de goedkeuring van
den Minister van Binnenlandsche Zaken onderworpen te worden. Dit
reglement werd goedgekeurd bij Ministerieele dispositie van 20 Augustus
1839, no. 134, 5e Afdeeling.
In art. 1 van dit reglement werd bepaald, dat het doel der school zoude
zijn tweeledig:
lo. de opleiding van bekwame toonkunstenaars, aan de Muzijkschool,
2o. de bevordering van den muzijkalen zin onder de bevolking, door de
Zangschool.
De school werd hierdoor verdeeld in twee afdeelingen, welke afdeelingen
naar verschillende beginselen zouden worden geregeld en, voor zooveel
de leerlingen betreft, geheel van elkander afgescheiden" zouden zijn.
De Muzijkschool diende in de eerste plaats tot opleiding van vakmusici:
het onderwijs werd aan de leerlingen gedurende den geheelen leertijd om
niet gegeven, maar deze werden slechts toegelaten, indien zij van de uitoefening der muziek hun beroep wilden maken. Zij moesten bovendien eene
goede gezondheid genieten en de physieke geschiktheid tot het door hen
gekozen hoofdvak hebben; verder moesten zij aanleg voor de toonkunst
bezitten, vaardig kunnen lezen, schrijven en rekenen; zij moesten, hetzij
aan de Zangschool hetzij elders, de noodige elementaire kundigheden"
verkregen hebben; zij moesten door niets belet worden om op eiken tijd
van den dag de lessen geregeld waar te nemen en tijd en gelegenheid hebben
29

om zich buiten de lessen behoorlijk te oefenen, en zij moesten ten slotte de


noodige middelen bezitten om zich een eigen instrument met toebehooren
(snaren, rietjes enz.) aan te schaffen en hetzelve te onderhouden.
Behalve deze vakmusici (in het reglement aangeduid als vaste leerlingen)
konden ook anderen, die zich niet geheel aan de muzijktoewijden", tegen
betaling de lessen aan de muzijkschool volgen, doch alleen, indien zij zich
in genoegzamen getale voor n vak opdoen om eene afzonderlijke klasse
te hunnen behoeve daar te stellen, alzoo het de regel is, dat zij niet in
Idezelfde klassen met de vaste leerlingen mogen onderwezen worden." Het
schoolgeld voor deze zwarte schapen bedroeg veertig gulden in het jaar
voor elk vak. Deze dilettanten moesten de noodige muzijk, boeken en
schrijfbehoeften zelve bekostigen en bovendien hunne eigen instrumenten
ter schole brengen. Uit vrees, dat een pianist-dilettant wel eens zoude kunnen meenen, dat de laatstgenoemde verpchting ook op hem rustte, werd
deze van het medebrengen van zijne pianofortes" uitdrukkelijk vrijgesteld.
- Ook aan onderwijzers, die op de lagere scholen zangonderwijs gaven,
alsmede aan organisten, werd, zoo zij zich in genoegzamen getale daartoe
mochten aanmelden, aan de Muzijkschool gelegenheid gegeven om zich
in hunne vakken verder te bekwamen.
In de Zangschool werd eene elementaire klasse in het leven geroepen
voor de eerstbeginnenden; de meergevorderden werden in verschillende
klassen ingedeeld, terwijl voor degenen, die den geheelen cursus van het
koorgezangonderwijs zouden doorgeloopen hebben, eene algemeene koorklasse of zangvereeniging zoude kunnen worden opgericht, waarin zij een
onbepaalden tijd zouden mogen verblijven. De leerlingen van deze Zangschool waren betalende" of niet-betalende". Deze bepaling diende niet
te letterlijk te worden opgevat, want zoowel de betalende als de nietbetalende leerlingen hadden jaarlijks twee gulden te betalen, voor de
aanschaffing der noodige muzijk; de betalenden contribueerden bovendien
voor het onderwijs jaarlijks dertig gulden. Ten einde duidelijk te doen
uitkomen, dat bij het onderwijs in de Zangschool niet de regel gold, dat alle
waar naar zijn geld was, werd uitdrukkelijk de bepaling opgenomen, dat
deze beide categorien van leerlingen der zangschool met elkander in
dezelfde klasse werden onderwezen.
Jaarlijks in de maand Juni werd aan de leerlingen der Muzijkschool in
alle klassen een grondig" examen afgenomen, na afloop waarvan zoo
30

mogelijk een Concert-avond zoude worden ingericht", waarop de meest


gevorderde leerlingen zich zouden doen hooren; tevens had bij die gelegenheid de uitdeeling der getuigschriften of prijzen plaats.
Het reglement moest, krachtens de merkwaardige slotbepaling, evenals
het naar aanleiding daarvan te maken huishoudelijk reglement, aan de
ouders of voogden bij het aannemen hunner kinderen of pupillen worden
voorgelezen en door hen onderteekend, ten bewijze, dat zij zich daaraan
onderwierpen. Eene ongetwijfeld nuttige bepaling, vooral ten opzichte van
eventueele toekomstige wanbetalers, maar in hare toepassing wellicht ietwat
tijdroovend. Tegen hen, die nalieten of weigerden zich aan de uitvoering
dier slotbepaling te onderwerpen, werd streng opgetreden, zooals blijkt uit
de hierna volgende circulaire, waarvan enkele exemplaren in het archief
werden gevonden:

De Ouders , Voogden of Opzieners van die leerlingen der Koninklijke Mu*


zijkschool, welke' niet voldaan hebben aan de vroegere oproepingen, om voor de
Commissie van Toezigt te verschijnen , ten einde kennis van het nieuwe Reglement te nemen , cn hetzelve ten blijke dat zij zich daaraan onderwerpen te onderteekenen , worden verwittigd, dat hun daartoe nog eenmaal de gelegenheid zal
worden gegeven, en wel op Dingsdag den 11 Febrnarij aanstaande des middags
(ic

ten twee ure precies, in het lokaal der Muzijkschool; met kennisgeving voorts ,
dat die leerlingen , te wier opzigt men weigerachtig blijven of verzuimen mogt aan
voorschreven verpligting te voldoen, zonder aanzien des persoons en zonder toelating van eenige voorwendselen van verschooning, van de Muzijkschool voor altijd
zullen worden weggezonden.
Namens de Commissie van Toezigt,
E. G. LAGEMANS,

SECRETARIS.

Aftegeven ten huize van


>n leerling

31

De praktijk leerde, da. de leerlingen der Zangschool ,n groeten getale


zonder betaling werden aangenomen. Zoo lezen wij in een in het jaar 1848
* n Gouverneur van Zuid-Holland geriehten brief datvandeongeveer
liTerUngen der Zangschool slechts twee het schoolgeld betaalden. D,t
g d e o n u n i s s i e van Toezicht aanleiding om den Minister voor te steUen
eene p ^ f te nemen met eene verlaging van het schoolgeld tot hoogstens
HO - n bedrag, dat, naar men zich voorstelde, zeer weinig, ouders van
leerlingen niet zouden kunnen betalen. De Minister vereenigde zich met
At v o o r l l , en reeds het jaar daarop bleek de bepaling gunstig te hebben
w e r k vooral in dien zin dat, terwijl zich vroeger bij de gratis, oegelaten
? e e X g l slechts weinig belangstelling in het onderwijs openbaarde d, zelfde leerlingen, nu zij of hunne ouders eenig geldendeoffer voor het
Rentten van het onderwijs brachten, meer ijver bij de studie aan den dag
legden.
Ik heb reeds gewezen op het nauwe verband tusschen de school en de
Hofkapel welk verband onder meer hieruit bleek, dat een aantavan de
" n a s c h o o l verbonden onderwijzers - in den regel reeds bi, hunne
aanstelling - tevens eene plaats in de Hofkapel kreeg.
Het omgekeerde intusschen kwam ook voor, den Hofkapelhst J. C
Zeiler werd in het jaar 1837 door den Koning eene toelage verleend ten
I n d e dSelve aan de Koninklijke Muzijkschool, en op den voet. b, de
I r ^ n c e n derzelve bepaald, eenige jongelieden zoude opleiden voor de

" Deze beschikking, waarbij de Commissie zich blijkbaar eenvoudig had


f

der onderwijs op de ragot wuae g ^ i i ,

32

32

Fvcellentie den

Commissie, in de laatste dagen van het jaar 1839 gehouden, deelde de


voorzitter mede op 15 December des avonds een schriftelijk verzoek van
den onderwijzer F. W . Lbeck te hebben ontvangen om een verlof van zes
weken. Dit verzoek, dat de Voorzitter terstond onder de leden der Commissie had laten circuleeren, achtte men, zooals het daar lag, eenstemmig
niet voor inwilliging vatbaar. Maar ziet, deze onderwijzer bleek inmiddels,
zonder eene beslissing op zijn verzoek af te wachten, reeds op dienzelfden
15 December te zijn vertrokken. De commissie achtte het opleggen
van eene strenge straf gerechtvaardigd: zij besloot dezen onderwijzer voor
ne maand met verlies van tractement te suspenderen" en zijn tractement
over December 1839 ten behoeve van het Pensioenfonds in te houden.
den

Voor dit Pensioenfonds voor de Hoofdonderwijzers en Onderwijzers


der School mitsgaders voor hunne weduwen en weezen" was reeds in het
eerste jaar na de oprichting der school de grondslag gelegd. Het hiervoor
door de Commissie ontworpen reglement werd door den Minister van
Binnenlandsche Zaken goedgekeurd bij diens beschikking van 3 April 1828,
N o . 146.
In dezelfde vergadering der Commissie, waarin dit Ministerieel besluit
werd medegedeeld, werd besloten tot den aankoop van 5000. Nederlandsche Werkelijke Schuld, ten einde het ontwerp van het Pensioenfonds aanvankelijk ten uitvoer te brengen".
Vanaf het jaar 1828 werd gedurende eene reeks van jaren gemiddeld
ongeveer 2000. Nederlandsche Werkelijke Schuld per jaar ten behoeve
van het pensioenfonds aangekocht; behalve de rente, die bij het kapitaal
werd gevoegd, voor zoover deze niet voor pensioenuitkeeringen werd
gebruikt, kwamen ook de boeten, die den leeraren om verschillende redenen
werden opgelegd, het kapitaal van dat pensioenfonds vergrooten. Die
boeten intusschen waren niet hoog en werden trouwens dikwijls kwijtgescholden. De contributin der betalende leerlingen werden voor drie
vierde gedeelten gebracht onder de baten der school en voor een vierde
gedeelte ten voordeele van het pensioenfonds, ingevolge het bij het reglement bepaalde.
De pogingen, welke door de Commissie werden aangewend om tot Rijkspensionneering van de onderwijzers der school te geraken, dateeren reeds
van het jaar 1843. In de vergadering der Commissie van 2 Mei van dat jaar
33

werd na ampele discussie besloten, uit overweging dat het en voor de belanghebbende onderwijzers n voor de school ^
in v d r f f c n d ^
zichten wenschelijk te achten was de destijds gerechtigden tot het pensioenfonds te doen opnemen zoowel in het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds
als in het Weduwenfonds voor 's Rijks ambtenaren, den Minister van
Binnenlandsche Zaken te verzoeken de opname dier onderwijzers in
genoemde fondsen te provoceeren, op den voet bij de reglementen voor
dezelve bepaald. De werking van het destijds geldende reglement voor het
Pensioenfonds werd hangende dit verzoek geschorst.
Het antwoord van Minister Schimmelpenninck van der Oye was teleurstellend. In het advies toch van den Raad van Bestuur van het Algemeen
Burgerlijk Pensioenfonds werd erop gewezen, dat artikel 1 van het Reglement voor dat fonds zich tegen toelating van de onderwijzers der school tot
de deelneming aan dat fonds verzette. De Minister zich met deze meening
vereenigende, deed door tusschenkomst van den ^ v a o Z
Holland aan deCommissie weten, dat naar zijn oordeelhetaanwendenvan
nadere pogingen geen beter resultaat zoude doen verkrijgen, zoodat zijns
"zienl LtVnkbeeld om de onderwijzers der Muzijkschool te begrijpen in
het BurgerlijkPensioenfonds moest worden opgegeven. Hiermede was ook
he d-kbeeld betreffende de deelneming voor d e in het Weduwenfonds voor 's Rijks ambtenaren van de baan^ Deze onbe
vredlgende afloop der zaak gaf de Commissie aanleiding omkracht^.voor
te gaan met eene reeds aangevangen herziening van het reglement op het
Pensioenfonds, ten einde daaraan eene betere werking te verzekeren^
Het gewijzigde reglement werd in Februari 1844 door den Minister
H ^ T n o r ^ t a l kapitaal van d ^
in 1876 f 94000.-, in 1901 f 166500.-; het bedraagt thans f 25075U-.

34

O E N I N H E T J A A R 1841 D O O R Z . M . K O N I N G
W I L L E M II N A Z I J N E T R O O N S B E K L I M M I N G
TOT D E OPHEFFING DER HOFKAPEL W E R D
BESLOTEN, W A S D E COMMISSIE EROP B E DACHT MAATREGELEN T E TREFFEN O MTE
voorkomen, dat de onderwijzers, die tevens lid der Hofkapel waren en de
bate uit de bezoldiging als zoodanig niet konden missen, de school zouden
verlaten om elders een bestaan te zoeken.
Door tusschenkomst van den Minister van Binnenlandsche Zaken werd
toen bewerkt, dat het verlies van bezoldiging tengevolge van de tegen
ultimo December van het jaar 1841 bepaalde opheffing der Hofkapel geleden wordende en op dat tijdstip 7400. bedragende, door den Koning
en het Stedelijk Bestuur van 's-Gravenhage voorloopig voor twee jaren
vergoed zoude worden, in dier voege, dat de Koning uit zijne bijzondere
fondsen 3600. en de stad 's-Gravenhage f 3800. daartoe zouden
bijdragen. N a verloop der gestelde twee jaren deed de Minister, op verzoek
van de Commissie andermaal pogingen om te verkrijgen, dat in het lot der
bedoelde onderwijzers op meer duurzame wijze zoude worden voorzien;
hiertoe was destijds nog maar 4700. noodig, doordien eenige dier
onderwijzers het verlies op eene andere wijze hadden weten vergoed te
krijgen. Die pogingen slaagden: zoolang het bedrag der te betalen schadeloosstelling niet hooger zoude worden, werd door den Koning uit zijne
bijzondere fondsen 2286,48 door het Stedelijk bestuur 2412,52 jaarlijks
bijgedragen. Deze bedragen verminderden geleidelijk en bedroegen in het
jaar 1850 samen 3689,86.
Intusschen werd in het begin van het jaar 1849, spoedig na het overlijden van Z . M . Koning Willem II, aan de Commissie van Toezicht
kenbaar gemaakt, dat de betaling der tot dusverre door Z . M . verstrekte
bijdrage den eersten April zoude worden gestaakt. De Commissie wist
35

nog te bereiken, dat voorloopig, doch slechts voor n jaar, eene toelage van
2000 - werd verstrekt. De Koning was evenwel niet geneigd de toelage
na afloop van dat jaar weer te verleenen; de toelage van de gemeente
kwam daardoor ook in gevaar, want deze was indertijd verleend onder de
voorwaarde, dat ook de Koning dezelve zijnerzijds zoude gestand doen.
Onder degenen, die door het besluit tot intrekking werden getroffen,
behoorde de directeur Lbeck; verder waren gerechtigd tot de toelage
de onderwijzers Scholten, Graue, Zeiler, Faubel en Schmitt. Laatstgenoemde vond in de intrekking der toelage inderdaad aankiding om ontslag
als onderwijzer te vragen. Dit ontslag werd hem in datzelfde jaar verleend
tevens werd hem een bedrag van 1000.- uitgekeerd als afkoopwaarde
van zijn pensioen. Hij vertrok naar Frankrijk en werd aan de school opge volgd door zijn leerling E . H O R S T M A N S H O F F , die zijn leermeester en
als onderwijzer n als orkesdid meermalen vervangen had voor het onderwijs op de oboe, en door F . B O T G O R S C H E K , een als bekwaam flui t
bekend staand lid van het orkest der opera, voor het onderwijs op de fluit,
ieder op eene jaarwedde van 1 5 0 . - . De overige genoemde onderwijzers,
voormalige Hofkapellisten, werden op verschillende wijze in de door hen
aeleden schade tegemoetgekomen.
.
In het jaar 1853 werd W . F. G . N I C O L A I uit Leiden met de leiding van
eene orgelklasse belast. Reeds in het jaar 1841 had het hoofdbestuur der
Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst in een tot den Minister van
Binnenlandsche Zaken gericht uitvoerig adres de -nschel^kheid van de
oprichting van eene orgelklasse aan de Koninklijke Muzijkschool betoogd
Ook de Commissie van Toezicht koesterde den wensch om een orgel te
verkrijgen, doch de tot dusver aangewende pogingen om dien wensch in
vervulling te doen gaan, waren op niets uitgeloopen tengevolge van de
hooge kosten. In het jaar 1844 bood het hoofdbestuur van Toonkunst aan
om gedurende zes achtereenvolgende jaren telken jare 5 0 0 . - aan de
Conunissie uit te keeren als bijdrage in de afbetaUngstermijneii.van de
koopsom van een in het gebouw der school te bouwen orgel. Ook nu nog
bleven tal van bezwaren de verwezenlijking van het plan belemmeren. Eers
vanaf het jaar 1853, terwijl Nicolai na zijne benoeming, in afwachting dat
de middelen voor het onderwijs in het practische orgelspel voorhanden
zouden zijn, voorloopig met het onderwijs in eene nieuw opgerichte theorieklasse werd belast, werden de pogingen tot verkrijging van een orgel met
36

kracht voortgezet. In het jaar 1843 had de firma Batz 6 Co. te Utrecht een
plan voor den bouw van een orgel ingeleverd; thans werden bij deze firma
en bij andere orgelmakers nadere informatin ingewonnen omtrent den
prijs. Aan den Stedelijken Raad werd vergunning gevraagd om casu quo
een orgel ten behoeve der school te mogen plaatsen in de groote benedenzaal van het Academisch gebouw, en wel in de nis tegenover den hoofdingang. Verder werd, teneinde den leerlingen voor het orgelspel te allen
tijde gelegenheid voor de noodige pedaaloefeningen, onafhankelijk van
het gebruik van het orgel, te geven, besloten bij den instrumentmaker
Schoen te Leipzig een pedaalinstrument te bestellen, gelijk aan die, welke
aan het Leipziger Conservatorium in gebruik waren, en wel voor den opgegeven prijs van 105 Pruisische Daalders. Bij advertentie werd de opening der orgelklasse bekend gemaakt en werden belanghebbenden uitgenoodigd zich bij den Directeur der Muzijkschool aan te melden. V a n de
leerlingen der orgelklasse werd eene retributie van 40. per jaar gevorderd.
Hangende de beraadslagingen over de aanschaffing van een orgel, werd
de mededeeling ontvangen, dat de Commissie van Beheer der nalatenschap
van wijlen Z . M . Koning Willem II had toegestaan, dat het orgel in de
Gothische Zaal van het Paleis eenige malen in de week door den onderwijzer Nicola mocht bespeeld worden, zonder dat intusschen van dit orgel
voor het onderwijs van de op te richten orgelklasse mocht gebruik gemaakt
worden. Eene voor het onderwijs gunstiger beslissing werd genomen door
Kerkvoogden der Nederduitsch Hervormde Gemeente te 's-Gravenhage,
die het orgel in de Groote Kerk voorloopig ter beschikking van de Muzijkschool voor het onderwijs stelden, van welke vergunning met de meeste
bescheidenheid, doch met groote dankbaarheid werd gebruik gemaakt.
Het pedaalinstrument uit Leipzig kwam in het najaar van 1853 aan en werd
in gebruik genomen; van eenige opdracht tot den bouw van een nieuw
orgel kwam intusschen niets : de prijzen wisselden tusschen f 6000. en
8500.; aan het besteden van een dergelijken prijs viel niet te denken.
In de vergadering der Commissie van 26 Januari 1855, waarin alle leden
tegenwoordig waren, werd mededeeling gedaan van een van den Minister
van Binnenlandsche Zaken ontvangen brief, waarbij gemeld werd, dat de
hiervoren genoemde Commissie van Beheer geneigd was om voor eene
som van f 4000. het orgel in de Gothische Zaal af te staan, onder voor37

waarde, dat de kosten, vereischt voor het wegnemen en voor het herstellen
der daardoor ontstaande opening in den muur der zaal en op de galerij,
voor rekening van den kooper genomen zouden worden. Voor het betalen
der benoodigde som zoude het rijkssubsidie over het loopende jaar met
4 0 0 0 - worden verhoogd. De Commissie aanvaardde dit aanbod met
begrijpelijke dankbaarheid; de orgelmakers Batz en Co. te Utrecht, die het
orael in de Gothische Zaal vervaardigd hadden, werden met de overplaatsing ervan belast. De kosten van overbrenging met die voor het maken van
eene galerij in de zaal werden o f 8 0 0 . - a f 9 0 0 , - geraamd. Op 4 Juli
1855 werd het orgel, na zijne overplaatsing naar de groote zaal der Teekenacademie, voor het eerst door Nicola bespeeld voor een aantal genoodigden.
P

In het jaar 1845 was J. V A N H O V E tot onderwijzer in het koorgezang


benoemd. F . W . Lbeck was in datzelfde jaar naar Hannover vertrokken
en was opgevolgd door W . S T O R T E N B E K E R . Aan het hoofd der
hoornklasse kwam, toen in het jaar 1853 de onderwijzer J^ A Dahmen
overleed L J. V A N D E V E L D E , een oud-leerling der school, te staan.
Het onderwijs in de klasse voor de trompet en bazuin, die onder leiding
van B M. Graue stond, werd na diens dod in het einde van het jaar
1858 aan D J J B O L T E N toevertrouwd, die hierdoor zijne verbintenis
bij het corps Grenadiers moest opzeggen, terwijl de contrabas-en paukenklasse van Graue onder de leiding van den onderwijzer J. C Zeiler werd
nesteld C. J. B E C H T volgdeinhet jaar 1852 zijnen leermeester Ph. Faubel
als hoofd der clarinetklasse op. De leerlingen van de klasse van den
violoncel-onderwijzer I. van Gelder, wiens werkkracht
der jaren verminderende was, werden vanaf hetJaar 1857
overgebracht naar eene klasse onder leiding van J. F . G. G l E o t i . Uen
onderwijzer F. J. X . Wirtz, die sedert September 1858 ziek was zonder
uitzicht op herstel, werd in het jaar 1859 ontslag verleend. Voorloopig
bleef het piano-onderwijs aldus geregeld, dat de
^
i
^
^
^
der Does behield de eerste en de tweede klasse, terwijl W . F. G Nicola
werd belast met het onderwijs in de derde en de vierde klasse, terwijl de
verdere klassen werden verdeeld over vier hulponderwijzers, onder wie
de latere leeraar C. L . W . Wirtz, zoon van F . J. X . Wirtz.
Aan Nicola was bovendien vanaf het jaar 1857 de leiding van eene
orkestklasse opgedragen.
38

De groote zaal van het gebouw der Teekenacademie werd wegens


acoustische gebreken ongeschikt geoordeeld voor orkestuitvoeringen;
bovendien waren de kosten der gasverlichting buitensporig hoog; de
Soirees musicales" werden daarom in den regel in het gebouw Diligentia
gegeven. Trouwens, baas in eigen huis was de Commissie in het gebouw
aan de Prinsessegracht allerminst. Van tijd tot tijd kwamen tentoonstellingen van allerlei aard den geregelden gang van het onderwijs in de orgelklasse verstoren. Nauwelijks waren de lessen dier klasse in den aanvang
van het jaar 1861 gedurende drie weken geschorst tengevolge van de
omstandigheid, dat Burgemeester en Wethouders van 's-Gravenhage de
groote zaal ter beschikking hadden gesteld van een Comit voor het houden
van een bazar van dameshandwerken, die na te zijn tentoongesteld zouden
worden verkocht ten voordeele van een fonds ter oprichting van een nieuw
Ned. Gereformeerd Diaconie Weeshuis, of de Commissie ontving bericht,
dat in de groote zaal eene landbouwtentoonstelling zoude worden gehouden,
hetgeen der Commissie aanleiding gaf om gelaten den directeur der school
op te dragen het onderwijs der orgelklasse daarnaar te regelen. De directeur
vestigde in het eind van 1862 in zijn rapport er de aandacht van de Commissie op, dat tengevolge van de voorbereidende maatregelen voor eene
te houden tentoonstelling van bloemen en eene van schilderijen in de
groote zaal, het orgelondecwijs gedurende drie a vier maanden zoude
moeten stilstaan; bovendien klaagde hij er over, dat het orgel door timmerwerkzaamheden in de zaal dreigde te worden bedorven.
Het zou nog veel erger worden. Vanaf 20 Maart 1862 was de groote
zaal door Burgemeester en Wethouders ter beschikking gesteld van eene
Commissie, onder voorzitterschap van den Prins van Oranje, tot het geven
van een bal op den 2& Maart daaraanvolgende. De toebereidselen voor
dat bal en de wijze van versiering der zaal waren van dien aard, dat de
Commissie het geraden, achtte om onverwijld de in het gebouw aanwezige
eigendommen der school tegen brandgevaar te doen verzekeren, hetgeen
geschiedde. Die voorzorg bleek niet overbodig te zijn geweest; inderdaad
ontstond in den avond van den 26 Maart brand in de tot balzaal hervormde orgelzaal, met het gevolg, dat aan het orgel door vuur en water
belangrijke schade werd toegebracht. De schade was spoedig met de
assurantie-maatschappij geregeld en de Commissie wist inmiddels te bewerken, dat Kerkvoogden der Hervormde Gemeente vergunning verleenden
tea

sten

39

om voor het orcjelonderwijs en de oefeningen der leedingen gebruik te


maken van het orgel in de Bethlehemskerk aan de Breedstraat. Of na deze
catastrofe de zaal nog van 27 Juli tot half September van datzelfde jaar gebezigd is voor het houden van eene reeds in Maart voorgenomen tentoonstelling van metalen, is mij niet bekend. Ook zonder dat had de orgelklasse
het al zwaar genoeg te verantwoorden gehad.
Het ledental der Commissie van Toezicht had in den loop der jaren uitbreiding ondergaan. Bij het besluit tot oprichting der school was bepaald,
dat de Commissie zoude zijn samengesteld uit vijf leden, met de bijvoeging,
dat de Burgemeester van 's-Gravenhage van rechtswege lid dier Commissie zoude zijn. Aanvankelijk waren vier leden der Commissie benoemd,
terwijl de Burgemeester van 's-Gravenhage als vijfde lid werd aangemerkt. Intusschen werd bij Ministerieel Besluit van 19 Maart 1828 een
zesde lid, Dibbetz, benoemd, waartoe men meende, dat de bepaling, dat
de Burgemeester van rechtswege lid der Commissie is, terwijl vijf leden
door den Minister werden benoemd, aanleiding gaf. Bij Koninklijk Besluit
van 15 December 1835, N o . 20, werd vergund dit getal met twee te vermeerderen, tengevolge van welk besluit de Heeren Lagemans en Bellaard
als leden toetraden en bij Kabinetsmissive van 12 September 1847 werd
andermaal uitbreiding toegestaan en vergunning verleend om het getal
leden nog met n te vermeerderen. De Heer Huyssen van Kattendijke
had in dat jaar ontslag genomen en in zijne plaats werden de Heeren C. P. A .
baron D E SALIS en L . E . graaf V A N B Y L A N D T tot leden der Commissie benoemd. Tengevolge van de omstandigheid, dat het door den
Minister in het jaar 1830 benoemde lid Mr. Hooft in het jaar 1843 burgemeester van 's-Gravenhage was geworden, bestond in het jaar 1847 de
Commissie met inbegrip van den burgemeester, uit acht leden, te weten
de Heeren Hooft, president, Van Limburg Stirum Noordwijk, Dibbetz,
Ferrand, thesaurier, Lagemans, secretaris, Bellaard, De Salis en Van
Bylandt. In de plaats van den heer Dibbetz, die in het jaar 1851 de Commissie verliet, werd de Heer Mr. H . V O L L E N H O V E N benoemd. De
Heer Van Limburg Stirum Noordwijk, die in het jaar 1855 overleed, werd
opgevolgd door den Heer W . D . A . M . V A N B R I E N E N V A N D E
<5ROOTE L I N D T . De Heer Hooft, die dertig jaren lang den voorzitterszetel had ingenomen, ook gedurende den tijd dat hij Burgemeester van
41

Gravenhage was (tot het jaar 1858), ea die door zijne toewijding en
vc^rTendheid uitnemende diensten aan de school had bewezen nam m
net tor 1860 ontslag. Hij werd als lid opgevolgd door den Heer W . ] X .
r^d r HUYSoEN V A N KATTENDIJKE en als voortzitter door den
Heer Bodlaard. Laatstgenoemde verliet twee jaren daarop de C o
waarna de Heer Huyssen van Kattendijke hem als voorzitter opvolgde De
Heeren Ferrand en ^ r i e n e r v d i e g e i d e n r i r r ^ a a r ^ 3
overleden, werden ingenomen door de Heeren M l . W . N . LAM lbric.E,K
en Mr W P. C. KNUYSE D E MEI],
De'leraar Stortenbeker verUet in het jaar 1861 de school, om zich rmar
Oost-Indte begeven. De eerste violist van het Fransche opera-orkest
T B BUZIAU volgde hem als leider der vioolklasse op. In de plaats van
den heer Becht, die ta het jaar 1864 ontslag nam, werd de kapelmeester b.
oen neer neuii, u.
,
.
. . . p . . jerwilzer voor
het regiment Grenadiers en Jagers }. H . V O L L M AK tot o
>
He rlarinet benoemd op eene jaarwedde van f 200.-. Aan de wenscne
h kh 7 v 1 v e l o g i n g van de jaarwedden van aUe onderwijzers werd
destUds wd aandacht geschonken, doch tot een bepaald voorstel daaromt w l m men niet; hoogstens werden zoo nu en dan boven de salanssen
gratincaties verleend.
s

SSL^da

on(

I het iaar 1854 wendde het bestuur der Haagsche Afdeeling van de
Iasc app ot BeTordenng der Toonkunst zich tot de Conunissre van
T^ezicht me een verzoek om in overweging te nemen het denkbeeld om
I ae aken 'tlet oprichten van eene dramatische klasse" aan de school
^ e z t e d c ^ k a a ^ c - voor eene Nationale Opera te vormen. In het
met het doe om K
stuur benoemde commissie

be

X d e t en w . da tofde leerstof atdus wilde verdeelen: a. onderwijs


aal en geschiedenis, h. onderwijs * " e s calatie en mimiek, c. onderwijs in het dansen, d. onderwijs in het scnermem
v t u d l de toekomstige operazangers kennis moeten verkrijgen
v^n het t o S (de onderwijzer zoude moeten zijn een man van onder d i n o T a a n de noodige kunde beschaafdheid en de gave van mede"rjZ'rlrtTen er - u een onderwijzer belas, moeten worden met het
i e t v a r v l b T d l dus naas. een dansmeester, een schermmeeser en
e l toneelmeester ook nog een heelmeester - tusschen het in d ^ ontvangen onderricht en de muzijkale kennis. Van al dit mooi* is mets ge42

komen. De Commissie was mild in haar oordeel over dit aantrekkelijke


plan; zij achtte het hoogst twijfelachtig, of men langs den voorgestelden
weg het doel, dat men eenparig toejuichte, zoude kunnen bereiken; bovendien had de Commissie, op grond van vroegere ondervinding, reden om te
vreezen, dat de gedachte uitvoering van het denkbeeld voor het eigenlijke
doel der school eene nadeelige werking zoude hebben. Tot oprichting van
eene klasse voor dramatisch zangonderricht aan de school is eerst vele
jaren later besloten; haar grondslag is minder fantastisch dan de door
bovenbedoelde commissie gedachte.
Het onderwijs in de voorbereidende klassen, of, zooals deze destijds

genaamd werden, laagste klassen, werd aanvankelijk als regel gegeven


door de leerlingen der hoogste klassen. Langzamerhand echter werden
hulponderwijzers met het geven van dit onderwijs belast. In het jaar 1863
intusschen besloot de commissie weder de hand te houden aan het oude
beginsel, een beginsel dat thans nog geldt. De meestgevorderde leerlingen
genoten het voorrecht om toegelaten te worden tot de orkestrepetitin
van het Concert Diligentia.
De directeur Lbeck was in het jaar 1842 benoemd tot Ridder der orde
van den Nederlandschen Leeuw; bij het in het jaar 1852 gehouden 25
ste

43

examen werd hem door Z . M . Koning Willem III de groote gouden RijksmedaiUe toegekend, als erkenning van de uitstekende diensten, door hem
oedurende 25 jaren aan de toonkunst hier te lande bewezen. Zijne werkzaamheid aan de school was in den loop der jaren zeer uitgebreid;
omstreeks 1860 was hij belast met het onderwijs in twee theorieklassen, n
o^e soozangklassen en in de eerste vioolklasse. In 1 8 6 3 ^ N *
ziek; na zijnAanvankelijk herstel in de eerste dagen van 1864 kreeg h ,
eeniaen tijd verlof, gedurende welken verloftijd zijne lessen tijdelijk werden
w^genomen door zijn schoonzoon, den Heer A . S E I F F E R T uit Parijs. In
^vergadering der Commissie van Toezicht van 10 Februari 1865 werd
mededeeling g'edaan van een brief van den Heer Ernst Lbeck, mt naam
zijner moeder kennis gevende van het overlijden van den Heer ]. H .
Liibeck, directeur der Muzijkschool, op den zevenden dag van die maand.

44

LECHTS WEINIGE DAGEN N AHET O N T V A N G E N D E R DOODSTIJDING V A N D E N DIRECT E U R LBECK K W A M D E C O M M I S S I E V A N


T O E Z I C H T BIJEEN, T E N E I N D E T E B E R A A D S L A G E N O V E R D E A A N D E N MINISTER IN T E
dienen voordracht tot benoeming van diens opvolger. In deze vergadering
waren tegenwoordig alle leden der Commissie, met uitzondering van
den Heer V a n Bylandt. De Commissie begon met te besluiten slechts n
persoon op deze voordracht te plaatsen; het stond vast, dat het een
Nederlander moest zijn. Het debat beperkte zich tot eene bespreking van
twee candidaten, tusschen welke eene keuze gedaan moest worden: het
waren de Heeren Joh. J. H . Verhulst, de gevierde orkestdirecteur te
Amsterdam, en W . F. G . Nicola, leeraar bij de Koninklijke Muzijkschool. Het bleek, na zeer uitvoerige besprekingen, niet mogelijk om
eenstemmigheid te bereiken bij het bepalen der keuze: nadat tot stemming was overgegaan, bleek, dat vier leden der Commissie zich voor
den Heer Verhulst en drie voor den Heer Nicola verklaarden, zoodat
met meerderheid van stemmen beslist was, dat tot directeur zoude worden
voorgedragen de Heer Joh. J. H . Verhulst. Besloten werd, dat bij het doen
der voordracht aan den Minister zoude worden kennis gegeven van het
getal der op de beide candidaten uitgebrachte stemmen, alsmede van de
medegedeelde motieven derzelve.
De voordracht werd bij brief van 20 Februari 1865 ingezonden. Reeds
den daaropvolgenden dag volgde het besluit van Minister Thorbecke,
waarbij de Heer W I L L E M F R E D E R I K G E R A R D NICOLA tot directeur der school werd benoemd met ingang van 1 Maart d.a.v. op eene
jaarwedde van f 2200.. In de vergadering der Commissie van 27 Februari
1865 werd dit besluit medegedeeld en tevens voorlezing gedaan van een
brief van den Minister van dienzelfden dag, waarbij kennis werd gegeven,
45

dat de Heeren Huyssen van Kattendijke, Lantsheer en Knuyse de Meij


gemeend hadden hun ontslag als leden der Commissie van Toezicht te
moeten nemen, onder bijvoeging, dat de Minister zich voorbehield, nader
te beslissen, of het noodig-zoude zijn, dat de- Commissie uit acht leden
zoude blijven bestaan, dan wel, of het verkieslijk zoude zijn tot het oorspronkelijk aantal van vijf leden, benevens den burgemeester in zijne betrekking, terug te keeren.
De HeerenVan Bylandt en Gevers Deynoot verklaarden ter vergadering,
dat zij zich genoopt gevoelden om op gelijke gronden als de drie evengenoemde Heeren den Minister te verzoeken om als leden der Commissie
ontslagen te worden. Zij maakten uit dien hoofde bezwaar om aan de
verdere aan de orde zijnde werkzaamheden deel te nemen, en verlieten de
vergadering, nadat alle pogingen om hen op het genomen besluit te doen
terugkomen vruchteloos waren gebleven.
Bepaald joyeuse was de entree, die de Heer Nicola in zijne nieuwe
kwaliteit in de vergadering der Commissie maakte om genstalleerd te
worden, dus niet. Niet minder dan vijf leden der Commissie hadden om
zijne benoeming een goed heenkomen gezocht.
De overgebleven leden, de Heeren De Salis, Vollenhoven en Lagemans,
waren dusdanig verslagen, dat zij niet beter wisten te doen dan terstond
den Minister voor de benoeming tot lid, tevens voorzitter der Commissie,
voor te dragen zekeren Dr.Vrolik. Door dit opvroolijkend besluit gevoelde
de fungeerende president zich voldoende gesterkt om den inmiddels ter
vergadering ontboden nieuwen directeur met zijne benoeming geluk te
wenschen en hem te verwelkomen, onder verwijzing naar het hooge
gewicht der hem opgedragen betrekking en met betuiging van het vertrouwen der Commissie, dat hij al zijne krachten zoude inspannen om
dezelve waardiglijk te vervullen. De eerste mededeeling, die de Heer
Nicola te hooren kreeg, was deze, dat de Heer Van der Does, hofpianist
en hoofdonderwijzer der eerste pianoklasse aan de school, schriftelijk had
kennis gegeven, dat hij tengevolge van de benoeming van den Heer Nicola
tot directeur genoodzaakt was zijne lessen aan de Koninklijke Muzijkschool
met 1 Maart te staken. Nieuw was dit besluit voor den directeur niet, hetgeen bleek uit diens mededeeling, dat hij reeds vruchteloos getracht had
den Heer Van der Does van dit besluit af te brengen. Den secretaris
werd opgedragen om zijnerzijds met den Heer V a n der Does te spreken
47

en eene poging te doen hem voor de school te behouden. Dit gelukte:


in de vergadering der Commissie van 6 Maart d.a.v. deelde de secretaris
mede een brief van den Heer V a n der Does te hebben ontvangen, waaruit
bleek, dat deze voorloopig zijne lessen zoude hervatten. Deze voorloopige toestand duurde gelukkig voor de school nog ettelijke
jaren. Trouwens, de Heer V a n der Does nam, naar het schijnt, wel
eens meer een overhaast, ondoordacht besluit, waarvan hij later spijt
had: op eene Soiree musicale" het was in het jaar 1862 weigerde
hij een zijner leerlingen, wien de beurt was om op te treden, te accompagneeren, omdat het orkest niet meer voltallig was. Door den President
in eene daarna gehouden vergadering over het gebeurde ernstig onderhouden zijnde, erkende hij het verkeerde zijner handelwijze, verontschuldigde zich deswege en beloofde, dat in het vervolg van zijnentwege niet
weder dergelijke reden tot klacht zoude worden gegeven. Ook Burgemeester Gevers Deijnoot had bij het nemen van zijn besluit om de Commissie te verlaten wat overhaast gehandeld: hij kwam kort daarop op dit
besluit terug met de mededeeling, dat hij de betrekking van lid der Commissie reeds zoude hebben nedergelegd, indien niet bij Koninklijk Besluit
bepaald was, dat de burgemeester van 's-Gravenhage van rechtswege lid
zoude zijn van de Commissie.
Bij beschikking van den Minister van Binnenlandsche Zaken van 14 Maart
1865 werd de Heer Mr. P. P. V A N BOSSE, destijds lid van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal, tot voorzitter der Commissie van Toezicht
benoemd.
Onder zijn voorzitterschap kwam nog in datzelfde jaar een nieuw reglement tot stand, dat naar vorm en inhoud den grondslag zoude leggen voor
alle volgende reglementen. De scheiding tusschen de eigenlijke Muzijkschool en de Koorgezangschool bleef bestaan, doch de tot dat jaar geldende
bepaling, dat dilettanten in de Muzijkschool niet in dezelfde klassen met
de vasteleerlingen"zouden mogen worden onderwezen, werd geschrapt:
indien zij den wensch te kennen gaven met de vaste leerlingen gelijkgesteld te worden, zoude hun dit worden toegestaan, mits zij zich in alles aan
de voor vaste leerlingen geldende regelen onderwierpen. Het aantal leerlingen zou niet langer, zooals tot nu toe, tot zeventig worden beperkt, doch
het zoude jaarlijks voor elk vak door de Commissie van Toezicht worden
49

bepaald. Voorts werden de bevoegdheden en de werkkring van de Commissie van Toezicht, den directeur en de onderwijzers in afzonderlijke
hoofdstukken omschreven en werd ook een hoofdstuk aan de rechten en de
verplichtingen der leerlingen gewijd. Tevens kwam in het reglement eene
bepaling voor omtrent de stichting van een pensioenfonds ten behoeve van
den directeur en de vaste onderwijzers, dat naar een afzonderlijk reglement
zoude worden beheerd.
De nieuwe directeur had in een aan de commissie ingediend rapport de
wenschelijkheid betoogd van het inrichten van klassen voor de beoefening
van het orkestspel, van het kwartetspel en van het ensemblespel. Daaraan
had de slotbepaling van art. 2 van het reglement, luidende: Bovendien
worden Orchest-, Quartet- en Accompagnements-oefeningen gehouden",
haar ontstaan te danken.
Gelijktijdig met het ontwerp van dat reglement werden aan den Minister
voorstellen gedaan omtrent aanvulling van het onderwijzend personeel.
Als gevolg hiervan nam de nieuw-benoemde directeur de theorieklassen
voor zijne rekening, terwijl hij belast bleef met het onderwijs in de sedert
jaren onder zijne leiding staande orgelklasse. De leeraar Buziau werd aan
het hoofd van de eerste vioolklasse geplaatst; met de leiding der tweede
vioolklassen werden belast de leeraren J. G . M U L D E R en H . G . F .
H O F F M A N N , die tot nu toe hulponderwijzers geweest waren. In de
plaats van den Heer C. L. W . Wirtz, die van hulponderwijzer tot onderwijzer werd bevorderd, doch die deze betrekking niet aanvaardde, werd
een oud-leerling der school A . J. A C K E R M A N N , bij wijze van proefneming, als tijdelijk onderwijzer voor de vierde en de vijfde pianoklasse
aangesteld, terwijl ten slotte voor het onderwijs van de zeer talrijk bezette
hulppianoklasse, die vroeger meestal door leerlingen der hoogste klassen
werd waargenomen, tot hulponderwijzer werd aangesteld de Heer G F
W A G E N E R , eveneens een oud-leerling der school.
Het aantal leerlingen bedroeg in den aanvang van het schooljaar 1865
208, waarvan 145 tot de Koorgezangschool en 99 (onder wie een aantal
tevens de lessen in de koorgezangschool volgden) tot de Muzijkschool.
In het nieuwe reglement was ook de bepaling opgenomen, dat aan
onderwijzers, die in lagere scholen met het onderwijs in den zang belast
waren, en aan kweekelingen bij die scholen, kosteloos de gelegenheid zoude
worden gegeven om, zoo zij zich in genoegzamen getale daartoe aanmeld51

den, zich in eene afzonderlijke klasse aan de Muzijkschool verder in dat


vak te bekwamen, In het eerste jaar meldden zich reeds zes en zestig
kweekelingen der normaallessen voor dit zangonderwijs aan. Doch deze
klassen baarden den directeur veel zorg: de jongelieden moesten veel
afleeren, wat hun vroeger minder goed onderwezen was, en bij velen
openbaarde zich maar al te zeer eene neiging om de muziek geheel als
bijzaak te beschouwen, die hunne belangstelling niet verdiende. Het onderwijs moest zich bepalen tot het theoretisch gedeelte der muziek, daar gebrek aan voldoende stemmiddelen bij de meesten een bezwaar opleverde
voor het verrichten van praktische oefeningen. Het aantal leerlingen voor
deze klasse verminderde allengs; in het jaar 1871 was het tot 28 gedaald.
Over gebrek aan belangstelling van de zijde der leerlingen werd door
den directeur, die bij het onderwijs in deze werd bijgestaan door een oudleerling der school, H . C. Pontier, herhaaldelijk geklaagd; men wist
geen middel om tot verbetering van dien toestand te komen. Een tijdlang
scheen het, alsof er weer wat opleving in die klasse zoude komen, doch,
nadat de lessen, na eene korte onderbreking, in Februari 1882 waren hervat, werd in het jaar 1883 tot opheffing der klasse voor het onderwijs
in den zang ten behoeve van kweekelingen bij de Rijksnormaallessen
besloten.
De regeling van het afnemen der examens had eene wijziging ondergaan.
Tot dusver had dit doorgaans in het openbaar plaats in den vorm van eene
voordrachtsoefening. Deze wijze van examineeren echter had het bezwaar,
dat voor onderzoek naar werkelijke kennis en bekwaamheid weinig gelegenheid bestond: het examen bepaalde zich uit den aard der zaak tot het voorspelen van eenige van te voren bestudeerde stukken. Vanaf het jaar 1866
intusschen had het examen op de sedert dien gebruikelijke wijze plaats, dat
wil zeggen, niet tegenover en ten aanhoore van publiek, doch tegenover eene
examencommissie, bestaande uit een aantal deskundigen met de hoofdonderwijzers en onderwijzers. Alle leerlingen namen eraan deel; het examen
duurde drie dagen; op den vierden dag werden in de Concertzaal van
Diligentia, met toelating van belangstellende toehoorders, eenige stukken
gespeeld door de leerlingen der orkest- en samenspelklassen; ook werden
enkele solostukken door leerlingen, die de school gingen verlaten, ten
gehoore gebracht. Tot degenen, die in het zooeven genoemde jaar in
Diligentia optraden, behoorden de violist E . Benedictus, die later in het
52

Haagsche Orkest eene plaats kreeg en als medeoprichter van de Quarteten Trio-Vereeniging", bestaande uit de Heeren J. G . Mulder, eerste viool,
W . P. van Agthoven, tweede viool, E . Benedictus, alt en J. F. G . Giese,
violoncel, naam gemaakt heeft, en M . S. Meerloo, die later als altist aan het
Haagsche Orkest werd verbonden.
De piano-, viool- en violoncel-concerten werden aanvankelijk door de
orkestklasse onder leiding van de onderwijzers der betrokken leerlingen
begeleid, en dit was zoozeer regel geworden, dat, toen de directeur in het
jaar 1867, met het oog op de nog niet voldoende geoefendheid van die
klasse in het begeleiden, het noodig achtte de leiding der orkestklasse bij
de begeleiding zelf te nemen, de Commissie bevreesd was, dat dit door de
betrokken leeraren zoude beschouwd worden als eene achteruitzetting en
verongelijking", die buiten noodzaak vermeden diende te worden.

53

De klasse van den leeraar D . J. | . Bolten werd na diens overlijden in het


jaar 1867 in tween gesplitst: de leiding van de trompetklasse werd aan den
Heer D . M . H . B O L T E N toevertrouwd, terwijl de Heer J. F. Z U R H A A R
aan het hoofd der tromboneklasse werd geplaatst. De Heer J. H E M M E S
volgde in het jaar 1869 zijn in dat jaar overleden leermeester Horstmanshoff
als leider der hoboklasse op. Twee jaren later werd de leeraar Zeiler vervangen door de Heeren J. C. J. V A N D E R M E E R voor het onderwijs op
de contrabas, en J. D . H E N R I Q U E Z D E L A F U E N T E voor het onderwijs op de fagot, beiden oud-leerling der schooLHet waren in het bijzonder
de pianoklassen, die in dien tijd tot grooten bloei kwamen. Als bewijs
hiervoor moge gelden de omstandigheid, dat de Commissie het in het jaar
1868 noodig vond het aantal leerlingen voor de pianoklassen, dat steeds
aangroeide, te beperken tot een maximum van vijf en zeventig.
De leeraar C. van der Does verzocht in het jaar 1874 aan de Commissie
hem wegens de veelvuldige bezigheden, verbonden aan zijne betrekking
als commissaris bij 'sKonings instelling tot opleiding van jeugdige toonkunstenaars, ontslag te verleenen als onderwijzer der school. Dit ontslag
werd hem verleend onder dankzegging voor de uitstekende en langdurige
diensten, door hem in die betrekking bewezen, en met betuiging van het
leedwezen der Commissie, dat het zeer stellige voorschrift van het Reglement voor het Pensioenfonds, volgens hetwelk de onderwijzer, die uit
eigen beweging voor zijne betrekking bedankte, de aanspraak op pensioen
verloor, haar niet vergunde gunstig te beschikken op zijn verzoek om een
pensioen te erlangen. In diens plaats werd tot leeraar benoemd de Heer
C. L . W . W I R T Z , die de leiding kreeg van de eerste pianoklasse op een
jaarwedde van 700. De leeraar Seiffert, die onderwijs gaf in de klasse,
die den overgang vormde van de klassen van de onderwijzers Ackermann
en Wagener naar de eerste pianoklasse, werd daarvan ontheven en belast
met de leiding van eene solfge-klasse.
In datzelfde jaar kwam eene herziening van het reglement der school
alsmede van dat van het Pensioenfonds der onderwijzers tot stand. Dit
herziene reglement der school bevatte deze merkwaardige nieuwe bepaling,
dat de Commissie van Toezicht den directeur en het overige onderwijzend
personeel benoemt en ontslaat. Reeds in het jaar 1877 was de oude bepaling van artikel 9 van het reglement van 1865 weder in eere hersteld:
54

niet de Commissie van Toezicht, maar de Minister van Binnenlandsche


Zaken zoude deze benoemingen doen; de Commissie behield het recht om
de voordrachten tot die benoemingen bij den Minister in te dienen. Ook
de bepaling in het reglement van 1865, dat de Commissie de hulponderwijzers en tijdelijke onderwijzers zoude benoemen en ontslaan, werd in het
jaar 1877 weer in het reglement opgenomen. Het schoolgeld voor dilettanten in de Muzijkschool werd van veertig op zestig gulden per jaar
gebracht.
Onder de leerlingen, die in die jaren, na met goed gevolg afgelegd eindexamen, de school verlieten, kunnen, behalve de reeds genoemde, hier nog
afzonderlijk vermeld worden: J. M . Coenen, die benoemd werd tot directeur
van den Hollandschen Schouwburg en van het orkest der Maatschappij
Felix Meritis te Amsterdam; K . Hekking, die directeur werd van een op
te richten Conservatoire te Bordeaux; H . F. Vllmar, die later tot leeraar
aan de school benoemd werd, G . K . G . van Aaken, de latere orkestdirecteur te Amersfoort, mejuffrouw G . Poutsma, die het Poutsmafonds
tot het verleenen van steun aan zangeressen stichtte, J. W . Kersbergen,
die o.a. als componist van werken voor klavier en kamermuziek bekendheid heeft verkregen.
In de jaarverslagen uit dien tijd wordt bij herhaling de klacht geuit, dat
er onder de leerlingen waren, die, zoodra zij het op een instrument tot
zekere hoogte gebracht hadden, zonder het einde van hun leertijd af te
wachten, slechts ten halve klaar de school verlieten om in een of ander
orkest eene plaats aan te nemen, ten einde spoedig tot eenige geldelijke
verdiensten te geraken. Daarbij werd dan de verzuchting geslaakt, dat het
nog niet had mogen gelukken een afdoend middel te vinden om deze verkeerdheid tegen te gaan, die maar al te dikwijls bij de ouders zelve der
leerlingen aanmoediging vond en waardoor de toekomst van menigen
belovenden jongeling bedorven werd. Stel in de plaats van orkest" het
woord bioscooporkest" of jazz~band", en de opmerking heeft aan
actualiteit niets verloren.
Bij gelegenheid van de herplaatsing van het orgel, na den onderganen
vuurdoop, werd nog overwogen, of al dan niet een vrij pedaal daaraan
zoude worden toegevoegd. Men zag evenwel tegen de kosten op; boven55

dien bleek het, dat de eenig mogelijke plaatsing der pijpen van de pedaalregisters in eene van boven ongedekte ruimte achter de kast van het orgel,
gewichtige bezwaren zoude opleveren.
De firma Pleyel te Parijs bood in het jaar 1862 aan om een vroeger door
haar geleverden vleugel voor hare rekening opnieuw in orde te brengen,
zonder andere kosten voor de school dan die van vracht en douanerechten.
Dit aanbod werd dankbaar aanvaard. In Maart van het daaropvolgende
jaar besloot men tot den aankoop van een nieuwen grooten concertvleugel
bij dezelfde firma en wel tegen den veel verminderden prijs van 2200 francs.
Dankbaar voor deze bestelling, bood de firma aan om in plaats van den ter
reparatie gezonden ouden vleugel een nieuwen vleugel te zenden.
Vanaf de oprichting der school had het Rijk jaarlijks f4000., de
Provincie f2000. en de Gemeente 's-Gravenhage f1200. subsidie
gegeven. Eerst in het jaar 1877 kwam hierin ten aanzien van het Rijkssubsidie verandering, doordien dit met f2500. verhoogd werd; vanaf
het daaropvolgende jaar bedroeg het Rijkssubsidie f 7000. per jaar.

56

AS D E COMMISSIE REEDS IN D E N A A N V A N G
WEINIG INGENOMEN M E T H E T GEBOUW
DER T E E K E N A C A D E M I E , D E B E Z W A R E N
D A A R T E G E N B E G O N N E N Z I C H BIJ H E T G E BRUIK E R V A N M E E R E N M E E R T E D O E N
gevoelen. Voor de repetities der orkestklasse was niet voldoende ruimte
en de Commissie zocht naar een geschikt repetitielokaal. De onderwijzer
Botgorschek, die een orkest uit een aantal onderwijzers der school en andere
musici had samengesteld en daarmede in de zomermaanden des avonds te
Scheveningen op het terras van het Badhuis concerten gaf, had voor de
repetities met dat orkest de beschikking gekregen over een lokaal in de
Armeninrichting, gelegen aan het Bleyenburg, achter het terrein der Teekenacademie. Begeerig richtte de Commissie op dit repetitielokaal voor de
oefeningen der orkestklasse hare oogen; haar verzoek om de beschikking
over dat lokaal te verkrijgen werd toegestaan. Dat was in het jaar 1867.
Intusschen moest uit hoofde van de amotie van het gebouw der Armeninrichting dit repetitielokaal in November 1872 reeds ontruimd worden.
Met goedvinden van de Stedelijke Regering en in overleg met het bestuur
der Teekenacademie werd de orkestklasse voorloopig overgebracht naar
eene afdeeling van de groote tentoonstellingszaal in het academiegebouw.
Het besluit van het bestuur der academie om vanaf het begin van Januari tot
het begin van Maart in het jaar 1873 dit overigens voorde repetities der
orkestklasse weinig geschikte lokaal te bestemmen voor eene tentoonstelling van modellen voor een monument, en het daarop gevolgde besluit
van de Stedelijke Regering om in April aldaar eene tentoonstelling van de
Maatschappij van Landbouw te houden, werkten niet bemoedigend op den
directeur, die met onverdroten ijver voortging de oefeningen der orkestklasse op zeer gebrekkige wijze in een der veel te bekrompen bovenvertrekken van het Palais des Arts" te houden.
57

De Commissie, de onhoudbaarheid van dezen toestandbeseffend, richtte


tot Burgemeester en Wethouders het verzoek om in overweging te willen
nemen het denkbeeld, of niet bij gelegenheid van den bouw der nieuwe
Hoogere Burgerschool op het terrein der voormalige Armeninrichting ook
voor de noodige ruimte voor de orkestklasse kon worden gezorgd. Voor
den bouw van eene nieuwe zaal werden weliswaar plannen ontworpen,
doch van uitvoering daarvan kwam niets: in November 1876 ontving de
Commissie van Burgemeester en Wethouders mededeeling van een ontwerp
van hervorming van het gebouw der Teekenacademie, door het bestuur dier
academie voorgesteld, waarvan de uitvoering ten gevolge zoude hebben,
dat het geheele gebouw ter beschikking van die academie zoude worden
gesteld. Met alle de te harer beschikking staande handen greep de Commissie deze gelegengeid aan om te trachten de school weer naar het gebouw aan het Westeinde, waar zij in den aanvang gehuisvest was geweest,
te doen tergkeeren, indien althans dat gebouw dan ook geheel ter vrije
beschikking van de school zoude zijn en mits daarin de noodige veranderingen zouden worden gemaakt.
Ook dit plan kwam niet tot uitvoering. In de maand November van het
jaar 1879 vestigde het College van Burgemeester en Wethouders de aandacht van de Commissie op het gebouw aan de Korte Beestenmarkt, dat in
het jaar 1871 door de gemeentewas aangekocht en daarna tot museum was
ingericht. De Commissie toonde zich met het plan, om dit gebouw voor de
huisvesting der Muziekschool te bestemmen, ingenomen, en het gevolg
was, dat een van gemeentewege ontworpen plan tot inrichting van het
perceel Korte Beestenmarkt no. 9 (sic) voor het beoogde doel, door Burgemeester en Wethouders bij brief van 17 Januari 1881 aan de Commissie
ter beoordeeling werd toegezonden. De Gemeenteraad vereenigde zich in
zijne vergadering van 8 Maart 1881 met het in overleg met de Commissie
gewijzigde plan tot inrichting van het gemeentemuseum tot muziekschool.
In den zomer van het jaar 1882 kwam het gebouw, aan welks verbouwing
de gemeente een bedrag van ongeveer f 40.000.- had ten koste gelegd,
gereed; het werd bij den aanvang van het schooljaar 1882 1883 in gebruik
genomen. De school kreeg daarmede de vrije beschikking over een concertzaal van bescheiden afmeting en dertien leslokalen.
Het orgel intusschen werd, in verband met de omstandigheid, dat de
nieuw gebouwde zaal aanvankelijk nog sporen van vocht vertoonde, eerst
58

19

het daaropvolgende jaar geplaatst en wel daar, waar het thans nog staat.
Gedurende den tijd, dat de aan de plaatsing van het orgel verbonden
werkzaamheden werden verricht, kreeg de school ten behoeve van het
onderwijs in het koorgezang tijdelijk de beschikking over de bovenlokalen
der aangrenzende Korenbeurs aan de Prinsegracht. De orgelmaker J. F .
Witte te Utrecht was met het verplaatsen en herstellen van het orgel
belast; de kosten daarvan bedroegen f 4800..
De Heer Jhr. Mr, J. F. S C H U U R B E Q U E B O E Y E was in het jaar
1867 den Heer De Salis als thesaurier der Commissie opgevolgd. Sedert
dien onderging gedurende twaalf jaren de Commissie geene wijziging in
hare samenstelling.
; >
Nadat de Heer V a n Bosse in het begin van Februari 1879 overleden
was, werd de Heer M r . C. F O C K , Commissaris des Konings in ZuidHolland, in diens plaats tot lid der Commissie benoemd en door de
Commissie als haren voorzitter aangewezen. Tevens werd het ledental der
Commissie uitgebreid door de benoeming van de Heeren Mr. C. ASSER,
P. J. V A N D E K A S T E E L E , en M r . H . Graaf V A N H O G E N D O R P ,
van welke de laatstgenoemde den Heer Schuurbeque Boeye als thesaurier
verving, j
In den loop van het jaar 1881 zag de Heer Lagemans zich wegens zijn
hoogen leeftijd genoodzaakt zijn ontslag te vragen als lid en secretaris
der Commissie. Met leede oogen zag de Commissie den man, die gedurende ruim vijftig jaren het secretariaat had waargenomen, heengaan.
Het gevraagde ontslag werd hem' verleend, onder dankbetuiging voor
de bewezen diensten, bij Ministerieele beschikking van 24 Januari 1881,
N o . 186, Afd. K . W . In zijne plaats werd de Heer V a n de Kasteele tot
secretaris benoemd. In datzelfde jaar traden de Heeren P. C . E V E R S en
A . K O O L als leden tot de Commissie toe.
Het reglement werd in het jaar 1881 aan eene herziening onderworpen.
Artikel 1 van het in dat jaar tot stand gekomen nieuwe reglement bepaalde,
dat het onderwijs aan de Koninklijke Muziekschool zoude omvatten:
a. de muzikale opleiding van hen, die de toonkunstals een beroep wenschen
te beoefenen; b. de muzikale opleiding van hen, die van de toonkunst niet
hun beroep maken; c. de oefening in het koorgezang; d. het onderwijs in
60

Directeur en leeraren In het jaar 1890,

20

den zang, ten behoeve van onderwijzers en onderwijzeressen in het zingen,


aan lagere scholen verbonden, en van kweekelingen bij de normaallessen.
Het trekt de aandacht, dat in dit reglement in de lijst van de vakken, waarin
onderwijs zoude worden gegeven, ook is opgenomen het vak: declameeren
en gesticuleeren. De scheiding van vakmusici en dilettanten in de Muziekschool bleef ook onder vigueur van het reglement van het jaar 1881 in hare
gevolgen behouden: de vakmusici kregen gratis onderricht, de dilettanten
betaalden schoolgeld, en wel honderd gulden per jaar. Leerlingen der
koorgezangklassen betaalden een schoolgeld van vijftien gulden per jaar;
onvermogenden, in die afdeeling ingeschreven, die van bijzonderen aanleg
blijk gaven, konden door de Commissie van Toezicht, na schriftelijk verslag
van den directeur, van alle betaling vrijgesteld worden.
Toen de leeraar Botgorschek in het jaar 1882 overleden was, werd de
eerste solofluitist bij het muziekcorps der Grenadiers en Jagers J. F. C.
S C H T T met de leiding der fluitklasse belast.
Tengevolge van de verhooging van het Rijkssubsidie met f 5500.- in
het jaar 1883 was het mogelijk geworden de salarissen der leeraren te
verhoogen; dit geschiedde nog in dat zelfde jaar. De subsidin van de
' school bedroegen destijds f 15700.- samen, waarvan het Rijk f 12500.bijdroeg.
,
In het jaar 1884 werd de Heer H . D . V A N L I N G , oud-leerling der
school, benoemd tot tijdelijk leeraar der laagste theorieklassen, terwijl den
leeraar Ackermann het onderwijs in de in datzelfde jaar geopende nieuwe
klasse voor onderwijskunst voor leerlingen uit de hoogste pianoklasse werd
opgedragen. Ten einde de leerlingen dier klasse in staat te stellen zich
practisch in het geven van onderwijs te oefenen, werd tevens eene pianoklasse voor eerstbeginnenden geopend, welker leerlingen zich welwillend
beschikbaar stelden om als proefkonijn te dienen. De aanvang van het
schooljaar, dat tot nu toe met September begon, werd verplaatst naar
primo Januari: de eindexamens, die tot dusver in Juni plaats gehad hadden,
werden naar de maand December verplaatst.
De leeraar Ten Hove vroeg in het jaar 1885, toen hij bijna veertig jaren
lang het onderwijs in de koorgezangklassen had geleid, zijn ontslag. In zijne
plaats werd de Heer A . S P O E L , die destijds te Berlijn werkzaam was, aan
het hoofd dier klasse geplaatst. Nicola opende in dat jaar een cursus in de
muziekgeschiedenis; Mejuffrouw R. A . T . G A Y D O U werd methetgeven
62

De orkestklasse onder' Nicola in het jaar 1890.

21

van lessen in de Italiaansche taal aan de leerlingen der solozangklasse


belast.
De Heer M r . ]. G . PATIJN, die in het jaar 1882 den Heer Gevers
Deynoot als burgemeester van 's-Gravenhage was opgevolgd, was door
die benoeming tevens lid der Commissie van Toezicht geworden. In het
jaar 1884 traden de Heeren Vollenhoven en Schuurbeque Boeye uit de
Commissie; zij werden vervangen door de Heeren M r . F . A . H . V O N
W E C K H E R L I N en Jhr. Mr. C . H . B E E L A E R T S V A N B L O K L A N D .
De verlaagde stemming voor orkestinstrumenten, volgens de in Frankrijk en elders gebruikelijke normaal diapason, werd in het jaar 1886 aan
de Muziekschool ingevoerd. Dat wil zeggen, deze invoering geschiedde
niet in eens, omdat de kosten van het aanschaffen van nieuwe houten blaasinstrumenten en het laten veranderen der bestaande koperen blaasinstrumenten, volgens eene begrooting van den directeur, f 1200. zouden bedragen, een bedrag, dat de school niet ineens kon betalen. Bovendien kon
men de leerlingen der blaasinstrumentenklassen, die voor het meerendeel
on- of minvermogend waren, niet tot de uitgave van eene som voor verandering van hun instrument, of voor aanschaffing van een nieuw, verplichten. W e l werd bepaald, dat nieuwe leerlingen zich van op de normaal
diapason gestemde instrumenten moesten voorzien. De inwisseling en verandering der instrumenten der school geschiedde geleidelijk. Op deze wijze
rekende men de normaal diapason in drie of vier jaren aan de school te
hebben ingevoerd.
De Heer H . C. P O N T I E R , die vanaf het jaar 1885 tijdelijk met de lessen der laagste pianoklasse was belast, overleed in het jaar 1889, kort nadat hij eene vaste aanstelling als leeraar had gekregen. In zijne plaats kreeg
de Heer V a n Ling, die reeds als vast leeraar der theorie was aangesteld,
tevens eene vaste aanstelling als leeraar der derde pianoklasse. In datzelfde
jaar kreeg de Heer H . F. VLLMAR eene tijdelijke aanstelling als leider
der koorzangklasse; deze tijdelijke aanstelling werd in het daaropvolgende
jaar in eene vaste omgezet. Nadat den trombonist Zurhaar in dat jaar op
zijn verzoek eervol ontslag was verleend, werd de leeraar Van der Meer
tijdelijk met het geven van de lessen op de trombone en de pauken belast.
Mejuffrouw Gaydou, die in het volgende jaar op haar verzoek ontslagen
64

R8BHBKLUKE
SCHOOLJAAR 1891.
MAANDAG 21 DECEMBER 1891.

PROGRAMMA.
1. D r i e k i n d e r - k o r e n (gedichten van Dr. P. Befje) JOH. J . H . VERHULST.
o. Ochtenddank; b. Zondagmorgen; c. Naar school.
De l
en 2 koorklasse (leeraar de heer H e n r i V l l m a r ) .
s t e

de

2. A n d a n t e , en S c h e r z o uit eene Symphonie gecomponeerd door G. van


der Lubbe (uit Leiden), leerling der compositie-klasse van den Directeur,
de heer W . P . G . N i c o l a .
Uitgevoerd door de orkest-klasse.
3. E e r s t e g e d e e l t e uit een concerto voor de fagot. . . L . MAUSER.
De leerling Iz. Poons (leeraar de heer J . D. M . Hs. de l a Fuente).
4. A r i a uit de opera: Semiramis"
G. Rossnri.
Mejuffrouw W. H. Hoek (leeraar de heer A r n o l d Spoel).
5. F a n t a i s i e voor de klarinet, op 146
A. G. REISSIOER.
De leerling A. G. M. A. Henkelman (leeraar de heer J . H . V l l m a r ) .
6. Eerste gedeelte uit de Symphonie-concrtante voor
viool en alt-viool
W. A. MOZART.
De leerlingen E. F. J. van der Does en H. H. de Groote (Zutfen)
(leeraar de heer J . Q. Mulder).
16 M I N U T E N P A U Z E .
7. C o n c e r t s t u k voor de piano-forte
C M . VON WEBEB.
Mejuffrouw H. S. Becht (leeraar de heer C. L . W . Wirtz).
8. C o n c e r t i n o voor de violoncel
Gr. GOLTERMANM.
De lerling J. H. Herzberg (leeraar de heer J . Giese).
9. A r i a van Balkis, uit de opera: La Reine de Saba. .
Mejuffrouw M. M. van Vliet (leeraar de heer Spoel).

. CH. GOUNOD.

10. M o r c e a u de S a l o n voor de viool


H. VIEUXTEMPS.
Mejuffrouw J. E. de Reede (leeraar de heer Mulder).
11. Twee l i e d e r e n :
a. L e t z t e r W u n s c h (Gedicht von Julius Sturm). .. . H. ZARZTCKI.
b. M i n n e l i e d (gedicht van Albert Reiger)
ARNOLD SPOEL.
Mejuffrouw P. C. R. Zellner (leeraar de heer Spoel).

Uitreiking der Eind getuigschrift en.


12. Concert in g voor strijkorkest (met twee obligaatviolen en obligaat-violoncel)
G. F. HANDEL,
De strijkkwartetklasse (leeraar de heer Mulder).
a. L a r g h e t t o a f f e t u o s o ; b. F u g a t o ; c. M u s e t t e ; d. F i n a l e
(Allegro molto vivace).
Z a a l

D i l i g e n t i a .

A a n v a n g te 7'/ ure.

65

werd als leerares in de Italiaansche taal, werd opgevolgd door Jonkvrouwe


E LOPES SUASSO. Twee jaren later volgde de oud-leerling der school
H A DEWITT den leeraar Hemmes, die wegens aanhoudende ongesteldheid ontslag had gekregen, als leider der hoboklasse op In datzelfde
jaar kreeg de Heer Van de Velde op zijn verzoek op grond van hoogen
ouderdom ontslag als leeraar der hoornklasse en werd opgevolgd door den
Heer E PREUS uit Rotterdam. Het jaar daarop volgde de Heer U f. W .
KRIENS uit Haarlem den op zijn verzoek eervol ontslagen leeraar der
klarinetklasse Vllmar op.
De nieuwbenoemden kregen in den regel aanvankelijk eene tijdelijke
aanstelling van de Commissie, welke aanstelling na eenigen tijd, zoodra
van geschiktheid voor het onderwijs was gebleken, in eene vaste werd
omaezet. Van dien regel werd in bijzondere omstandigheden wel eens
afgeweken; dit geschiedde o.a. in het jaar 1894 met de benoemmg van
den Heer C D. OBERSTADT tot pianoleeraar, die den in dat jaar
overleden leeraar Wagener opvolgde en terstond eene vaste aanstelling
kreeg. De groote toeneming van het aantal leerlingen dat zich voor de
solozangklasse aanmeldde, maakte het noodig om naast den leeraar Spoel,
die sedert het jaar 1888 aan het hoofd dier klasse stond,^tweede leerkracht daarvoor aan te steUen; daartoe kreeg mejuffrouw M.J.E.BOL eene
tijdelijke aanstellingen het < ^ < P 9
^
vakken aan de school geopend : Mevrouw A MULDER-ROELOTZEN
werd met de leiding van eene klasse voor declamatie, de Heer A. P ACrv 1
werd met het onderwijs in de Fransche taal belast. Jnkrouw*: Lopes
Suasso werd in dat jaar vervangen door mejuffrouw
P ^
jaar 1896 kwam er weder eene klasse bij, een tweede violoncelklasse,
welke onder de leiding van den vroegeren eersten violoncellist bi, het
K^oZcn
orkest'te Berlijn, den Heer A. J. A. BOUMAN, werd
v o l

e n d

^Ltrdeze droge opsomming van elkaar opvolgende en aan het hoofd van
nieuw geopende klassen gestelde leeraren blijkt we dat de school onder
de leidmg van Nicola niet alleen de gewone wisseling van eerkrachten
had ondergaan, doch ook uitbreiding ten aanzien van het aantal leervakken
had gekregen. De directeur had, behalve de leiding der school nog yoor
zte rekening de lessen in hooger orgelspel - de lagere orgelklasse stond
onder den leeraar Ackermann ~ , de hoogere theorie- en compositieleer,
66

het samenspel, het orkestspel en de muziekgeschiedenis. Het aantal leerlingen was gaandeweg tot ruim 300 gestegen, het aantal leeraren tot 22.
Op 14 Januari 1893 was een nieuw reglement vastgesteld, waarvan het
eerste artikel luidde: het onderwijs van de Koninklijke Muziekschool omvat: a. de muzikale opleiding, in den meest uitgebreiden zin, van hen, die
de toonkunst wenschen te beoefenen, inzonderheid van hen, die er hun beroep van willen maken, b. de oefening in den koorzang, in verband met
het onderwijs in de grondbeginselen der toonkunst.
De bepaling, dat het onderwijs aan vakmusici gratis werd gegeven, werd
geschrapt: alle leerlingen moesten schoolgeld betalen, dat gebracht werd
op honderd vijf en twintig gulden. Daarnaast werd de nieuwe bepaling opgenomen, dat onvermogenden, die bijzonderen aanleg bleken te bezitten,
kosteloos tot de lessen zouden kunnen worden toegelaten. V a n zoodanige
beslissing moest aan den Minister een gemotiveerd verslag worden gezonden.
In den aanvang van het jaar 1896 werd Nicola ernstig ziek; gedurende
zijne ziekte, en den eersten tijd na zijn dood op 24 April van dat jaar, werd
zijne functie van directeur waargenomen door den oudsten leeraar Giese,
terwijl de leeraren Wirtz en Mulder zich tijdelijk met het geven van
het onderwijs respectievelijk in de samenspel- en orkestklassen belastten.

67

)IJ M I N I S T E R I E E L E B E S C H I K K I N G V A N 6 JUNI
jl896 N . 1216, A F D . K . W . , W E R D T O T D I R E C T E U R D E R S C H O O L B E N O E M D Mr. H E N R I C U S
JANASTASIUS V I O T T A UIT A M S T E R D A M . D E
) COMMISSIE V A N T O E Z I C H T H A D D E H E E R E N
A . B. H . Verheij en S. van Milligen als tweede en derde op de aan den
Minister ingediende voordracht geplaatst.
De Heer Viotta nam zelf de leiding van de door zijn voorganger onderwezen klassen, behalve de orgelklasse, over. Laatstgenoemde klasse werd,
nadat de leeraar Ackermann verzocht had van het onderwijs in het orgelspel
ontheven te worden, onder de leiding van den Heer J. A . D E Z W A A N ,
oud-leerling der school, geplaatst. Het leeraarspersoneel was toen aldus
samengesteld: Vllmar, koorgezang; Spoel, solozang en solfge; Giese,
violoncel; Mulder, viool, alt en strijkkwartet; Hoffmann, viool en alt;
Wirtz, piano; Ackermann, piano en theorie; Oberstadt, piano; Van Ling,
piano, theorie en toezicht voorbereidende pianoklasse; Bouman, violoncel;
Preus, hoorn; Bolten, trompet; De Witt, hobo; De la Fuente, fagot;
Kriens, clarinet; Van der Meer, contrabas, trombone, tuba en pauken;
Schtt, fluit; De Zwaan, orgel; Packet, Fransche taal; Mejuffrouw Bol,
solozang; Mejuffrouw Gaydou, Italiaansche taal; Mevrouw MulderRoelofzen, declamatie.
Allengs begon zich gebrek aan ruimte voor het geven der lessen te doen
gevoelen. De met het gemeentebestuur gevoerde onderhandelingen over
uitbreiding dier ruimte, zoowel in het aantal als in de grootte der leslokalen,
leidden ertoe, dat in het jaar 1900 de school de beschikking kreeg over vier
leslokalen ter plaatse van een ten N . W . daaraan grenzend pand der gemeente. Deze kamers intusschen resonneerden aanvankelijk dusdanig, dat
zij schier onbruikbaar schenen. Door het aanbrengen van behangsel en
van vloerkleeden werd dit euvel verholpen. Ook werd de orgelzaal ver69

groot, terwijl in het jaar 1902 de ruimte van het podium van het orkest
werd uitgebreid. In het jaar 1903 kreeg de school nog de beschikking over
een gebouwtje in den tuin.
De Commissie van Toezicht had inmiddels in hare samenstelling de
volgende wijzigingen ondergaan. De Heer M r . A . J. R O E S T , die in het
jaar 1887 den Heer Patijn als burgemeester van 's-Gravenhage was opgevolgd, bleef gedurende tien jaren van rechtswege lid der Commissie, waarna de hem als burgemeester opvolgende Heer Jhr. Mr. B. Ph. D E B E A U F O R T slechts gedurende enkele maanden het lidmaatschap vervulde en
opgevolgd werd door M r . J. S. Baron V A N H A R I N X M A T H O E
S L O O T E N , die tot het jaar 1904 deel van de Commissie uitmaakte. In de
plaats van den Heer Evers, die in het jaar 1898 op zijn verzoek ontslag had
verkregen, werd de Heer Jhr. Mr. W . J. S N O U C K H U R G R O N J E , in de
plaats van den Heer Asser, die in het jaar 1899 overleed, werd de Heer
M r . J. A . H . Baron V A N Z U Y L E N V A N N I J E V E L T tot lid der Commissie benoemd. De Heer Jhr. M r . J. H . V A N R E E N E N volgde in het
jaar 1900 den Heer V a n de Kasteele als lid der Commissie op.
N a het overlijden van den directeur Nicola vormde zich eene commissie
met het doel op eenigerlei wijze hulde te brengen aan diens nagedachtenis.
Deze commissie, bestaande uit de Heeren M r . J. G . Patijn, Mr. F. A . H .
von Weckherlin en J. de Jong, besloot in het jaar 1898 de ingekomen
gelden te bestemmen tot een fonds, uit welks renten aan uitstekende leerlingen, die na volbrachte studie de Koninklijke Muzijkschool verlieten,
eene onderscheiding zoude kunnen werden toegekend. Dit fonds werd
daartoe onder het beheer der Commissie van Toezicht der school gesteld.
Aan de door de stichters van het fonds bedoelde onderscheiding werd de
naam van Nicola-prijs gegeven. Aan de Commissie van Toezicht werd de
na overleg met den directeur te nemen beslissing gelaten over de vraag
of, en zoo ja aan wien of wie zulk een prijs zou worden uitgereikt en waaruit die bestaan zou. Mocht er in eenig jaar meer dan n leerling aanspraak
op eene zoodanige onderscheiding kunnen maken, dan zoude de prijs bij
voorkeur moeten toegekend worden aaneen leerling der compositieklasse.
De door genoemde Commissie met de Commissie van Toezicht te dezer
zake gesloten overeenkomst kwam op 15 October 1898 tot stand.
70

De Nicola-prijs werd voor het ee,rst uitgekeerd in het jaar 1901 en wel
aan den Heer W . F. Kerper; het daaropvolgende jaar verwierf de Heer
Marius Kerrebijn den prijs. In het jaar 1907 werd hij aan Mejuffrouw
A . van Velthuyzen toegekend, terwijl in het jaar 1908 de Heer J. M .
Fresco, in het jaar 1913 Mejuffrouw R. S. de Cocq en in het jaar 1916
Mejuffrouw A . M . A . Scholte den prijs verwierven.
Tot de leerlingen, die de school in het jaar 1899 met eindgetuigschrift
verlieten, behoorden Mejuffrouw Marie Hekker en de Heer F. E . A .
Koeberg, welke laatstgenoemde een zilveren prijspenning voor compositie
verkreeg. Beiden zetten hunne studin te Berlijn voort, eerstgenoemde
bij Joachim, laatstgenoemde bij Scharwenka.
Op voorstel der Commissie werd in het jaar 1900 de naam van de
school veranderd in K O N I N K L I J K C O N S E R V A T O R I U M V O O R
M U Z I E K ; de bedoeling hiervan was, in die benaming te doen uitkomen,
dat het streven der instelling gericht was op het geven van hooger muzikaal
onderwijs.
In de jaren 1903 en 1904 hadden eenige belangrijke mutaties in het
leeraarspersoneel plaats. Viotta richtte in eerstgenoemd jaar te 's-Gravenhage het Residentie-orkest op en opende daardoor de mogelijkheid om
goede leerkrachten voor de leiding der instrumentaalklassen aan het Conservatorium te verbinden ter vervanging van de veteranen onder de leeraren, die overleden waren of tengevolge van hoogen ouderdom ontslag
hadden gevraagd. In dat jaar overleed de leeraar Giese op tachtig jarigen
leeftijd en werd opgevolgd door den eersten violoncellist aan het Residentie-orkest, Ch. Th. J. L . V A N ISTERDAL, terwijl de Heer D. P. W .
V A N E M M E R I K , eerste hobost aan dat orkest, in de plaats van den
overleden leeraar De Witt met de leiding der hoboklasse werd belast. Ter
vervanging van den op zijn verzoek eervol ontslagen leeraar Bolten werd
de Heer W . H E N D R I K S met het onderwijs op de trompet, tuba en trombone, tevens met de leiding van eene ensembleklasse voor koperen blaasinstrumenten belast. In het jaar daarop verkregen de vioolleeraren Mulder
en Hoffmann op hun verzoek eervol ontslag; van eerstgenoemde werd in
het door de Commissie aan den Minister over dat jaar uitgebracht verslag
uiting gegeven aan hare groote dankbaarheid voor hetgeen deze leeraar
gedurende eene lange reeks van jaren voor de inrichting gedaan had, en
tevens getuigd, dat hij ongetwijfeld tot de meest uitnemende leerkrachten
71

der school mocht gerekend worden. Deze beide leeraren werden vervangen
door de Heeren A . P. SPOOR en H . J. H O F M E E S T E R , die beiden
tevoren deel uitmaakten van het Concertgebouw-orkest te Amsterdam
en thans resp. als eerste concertmeester en als solo-altist eene plaats gekregen hadden in het Residentie-orkest. In datzelfde jaar werd de leeraar
F. D E M O N T , die vanaf het jaar 1898 met de leiding derfluitklassewas
belast geweest, opgevolgd door den eersten fluitist van het Residentieorkest, A . B E S T , die eveneens tevoren aan het Concertgebouw-orkest
werkzaam was geweest. De Heer C. J. V A N HEIJST was reeds in het
jaar 1902 den leeraar De la Fuente als leider der fagotklasse opgevolgd;
hij kreeg eveneens eene plaats in het Residentie-orkest.
De gestadige uitbreiding van het aantal leerlingen maakte het noodig de
bestaande klassen met andere aan te vullen. Zoo was reeds in het jaar 1898
eene tweede solfgeklasse onder leiding van den leeraar W . R E N A U D
geopend, terwijl in het jaar daarop een derde onderwijzer voor het vioolspel was aangesteld, te weten de Heer L . M . J. A N G E N O T , destijds
soloviolist aan het orkest der Fransche opera en later eveneens aan het
Residentie-orkest verbonden. Verder werd in het jaar 1902 de leeraar
Vllmar met het onderwijs in de theorie belast, omdat de klassen der leeraren
Van Ling en Ackermann het aantal zich aanmeldende candidaten niet meer
konden opnemen. In het jaar 1907 werd weder eene afzonderlijke tromboneklasse geopend en onder leiding van den eersten trombonist bij het Residentie-orkest L . W . S C H W E I T Z E R geplaatst; eene afzonderlijke slaginstrumentenklasse werd in het jaar 1909 aan de leiding van den paukist
bij gemeld orkest K. G . S C H I E F E R toevertrouwd. In het jaar 1910 werd
het aantal pianoleeraren van vier op vijf gebracht en werd de Heer W . Ch.
N . A N D R I E S S E N met de leiding dier nieuwe klasse belast.
Ook werden onder Viotta nieuwe leervakken in het leerplan der school
opgenomen. Eene harp klasse werd in het jaar 1901 onder leiding van
Mejuffrouw W E I L L gesteld; eene klasse voor Hoogduitsche taal werd in
het jaar 1902 geopend en de Heer A . L . S C H M I D T Jr. aan het hoofd
daarvan geplaatst. Van het jaar 1914 tot 1915 stond Mevrouw C O R N E L I E
V A N Z A N T E N aan het hoofd eener klasse voor operazang; in het jaar
1918 werd deze klasse weer geopend en werd de Heer A . J. M . SISTERM A N S met de leiding ervan belast, terwijl de Heer J. J. C . G O E M A N S
tot pianist-accompagnateur dier klasse werd aangesteld. In datzelfde jaar
73

vertoefde hier te lande de pianist F R D R I C L A M O N D ; van deze


omstandigheid werd in het belang der school partij getrokken door hem
als leeraar eener klasse voor hooger klavierspel aan te stellen voor een
tijdvak van drie maanden.
Het zou een wonder zijn geweest, indien het gebouw, dat reeds van den
aanvang af niet voldoende ruimte bood voor het ongehinderd geven der
lessen, in zijn sedert jaren ongewijzigden toestand niet eene voortdurend
aangroeiende belemmering voor de uitbreiding van het onderwijs zoude
zijn geweest. Dat wonder heeft zich helaas niet geopenbaard en de belemmering heeft hare werking doen gevoelen. Verbetering in dien onbevredigenden toestand is tot het huidige oogenbliknog steeds niet gekomen,
niettegenstaande de vele en velerlei pogingen, door de Commissie in den
loop der jaren aangewend, om de beschikking te verkrijgen over een
gebouw, dat aan de eischen, die aan de Koninklijke instelling mogen
worden gesteld, voldoet. Onder deze pogingen is afzonderlijk vermeldenswaard die, in het jaar 1912 aangewend, tot het verkrijgen van de beschikking over den Haagschen Schouwburg, welk gebouw destijds leeg stond.

74

De leeraar Ackermann had in het jaar 1905 den wensch te kennen gegeven om wegens zijn vergevorderden leeftijd te worden ontheven van de
leiding der pianoklasse en der theorieklasse. Deze klassen werden ieder
onder afzonderlijke leiding gesteld: die van de pianoklasse werd toevertrouwd aan den Heer K. A . T E X T O R , die van de theorieklasse aan den
Heer B. A . V E R H A L L E N . De Heer W . D U R I E U X kwam in het daarop
volgende jaar den overleden leeraar Bouman als leider der violoncelklasse
vervangen. Toen dezen leeraar in het jaar 1910 op zijn verzoek eervol ontslag werd verleend, werd de Heer F. W . G A I L L A R D , lid van het Concertgebouw-orkest, tot zijn opvolger benoemd. In het daaraan voorafgaande jaar was aan Mevrouw J. B E R G S M A - V A N G O R K O M de
leiding der Koorgezangklasse opgedragen en de leeraar Vllmar, inet zijne
instemming, daarvan ontheven. Die koorgezangklasse kwam drie jaren
later, toen aan Mevrouw Bergsma op haar verzoek eervol ontslag was
verleend, onder de leiding van Mejuffrouw C. M . H O O G . Met het onderwijsin de harpklasse, die na het vertrek van Mejuffrouw Weill in 1902 een
jaar onder de leiding van Mejuffrouw S. D E W I N D en daarna gedurende
tien jaren onder de leiding van Mevrouw A . R U T T E R S had gestaan, werd
in het jaar 1913 Mevrouw R O S A SPIER, die destijds als eerste harpiste
aan het Residentie-orkest was verbonden, belast. De Heer V a n der Meer,
die in het jaar 1911 op zijn verzoek als leeraar in het contrabasspel eervol
ontslagen werd, werd opgevolgd door zijn leerling T h . Th. K N E I F E R ,
lid van het Residentie-orkest. Mejuffrouw M . L . B O C C A R D was inmiddels
in het jaar 1902 den Heer Packet als leerares in de Fransche taal, Mejuffrouw
W . M . V . f. D E N B E R G E R was in het jaar 1904 Mevrouw Mulder als
leerares in methodisch spreken en declamatie opgevolgd.
Het reglement, dat in de jaren 1901 en 1907 een aantal ^ijzigingen van
ondergeschikt belang had ondergaan, werd in het jaar 1911 herzien: het
beginsel van de scheiding van de school in Muziekschool n Zangschool
werd geheel losgelaten en tevens werd in het reglement gesanctionneerd de
zich gaandeweg gevormd hebbende gelijkstelling van vakmusici met dilettanten ten aanzien van het genoten onderwijs. Art. 1 van het in dat jaar
vastgestelde reglement luidt aldus: Het onderwijs aan het Koninklijk
Conservatorium voor Muziek omvat de muzikale opleiding, in den meest
uitgebreiden zin, van hen, die de toonkunst wenschen te beoefenen."
76

De Commissie van Toezicht met den directeur In het jaar 1926.

27

Nadat de Heer E . C. Baron S W E E R T S D E L A N D A S W Y B O R G H


in het jaar 1904 den in dat jaar overleden Heer V a n Harinxma als burgemeester van 's-Gravenhage was opgevolgd en dientengevolge van rechtswege lid der Commissie van Toezicht was geworden, de Heer V a n Reenen
in het jaar 1908 uit de Commissie was getredenen de Heer Von Weckherhn
in het daaropvolgende jaar was overleden, kwamen de Heeren Mr. G . A .
V A N H A E F T E N en Jhr. M r . C . F E I T H de opengevallen plaatsen
innemen. Eerstgenoemde volgde in het jaar 1909 den Heer Van Zuylen
van Nijevelt als secretaris op.
De Heer Fock, die gedurende meer dan dertig jaren voorzitter der
Commissie was geweest en door zijn weloverwogen, doortastende werkzaamheid groote diensten aan de school had bewezen, overleed in het
jaar 1910; hij werd als voorzitter opgevolgd door den Heer Kool, terwijl
dins plaats als lid der Commissie werd ingenomen door den Heer-Mr.C.
T H . V A N D E V E N T E R . De Heer Jhr. Mr. Dr. H . A . V A N K A R N E B E E K was gedurende de jaren van zijn burgemeesterschap (1911-1918)
van rechtswege lid der Commissie en werd als zoodanig in laatstgemeld
jaaropgevolgddoordenHeerMr.J.A.N.PATIJN.Dedoorhetoverlijden
van den Heer Snouck Hurgronje in het jaar 1912 opengevallen plaats werd
door den Heer Jhr. E . H . V A N L O O N ingenomen, terwijl in de plaats
van den Heer Kool. die in het jaar 1913 ontslag als lid der Commissie
nam de Heer M r . W . C. W E N D E L A A R werd benoemd, die den Heer
V a n Hogendorp als thesaurier opvolgde. Laatstgenoemde nam daarop
den voorzitterszetel in en bleef tot zijn overlijden in het jaar 1924 als voorzitter werkzaam. In de maand Juni van het jaar 1919, vonden de leden der
Commissie, de waarnemend directeur, de leeraren, oud-leer ingen en leerlingen van het Conservatorium de gelegenheid om hem te huldigen voor
al hetgeen hij gedurende het veertigjarig tijdvak, waarin hij lid der Commissie was, in het belang van het Conservatorium had verncht
De Heer J C E L A N D , die den Heer Van Loon in het jaar 191 / als lid
der Commissie opvolgde, werd na zijn u t e ^
door Mevrouw C . E . D E B R A U W , geboren V A N R E E N E N In datzelfde jaar 1919 volgde de Heer J h , M r . R H .
*
uit de Commissie getreden broeder op. De Heer Mr. J. H . R O L A N D U S
H A G E D O O R N had in het jaar 1916 de door het overlijden van den
Heer V a n Deventer in het daaraan voorafgaande jaar opengevallen plaats
78

ingenomen. De Heer Van Zuylen van Nijevelt, die gedurende eene lange
reeks van jaren door zijne werkzaamheid als secretaris en later lid der Commissie had getoond, hoezeer de belangen van het Conservatorium hem ter
harte gingen, zag zich in het jaar 1918 in verband met zijn voornemen om
'&sGravenhage metterwoon te verlaten, genoodzaakt zijn mandaat ter beschikking te stellen. Hij werd opgevolgd door den HeerR. A . Baron V A N
HARDENBROEK V A N LOCKHORST.
De Heer C. H . Coster, die eenige malen als deskundige de eindexamens
aan het Conservatorium had afgenomen, had bij testamentaire beschikking
eene Guarnerius-viool gelegateerd aan het Conservatorium, met de bepaling, dat dit instrument aan de meest begaafde leerling der vioolklassen
zoude worden uitgereikt. In het jaar 1905 werd deze viool, na een gehouden vergelijkend examen, uitgereikt aan Mejuffrouw Schuurman.
De leeraar Wirtz herdacht in het jaar 1914 den dag, waarop hij vr
veertig jaren tot leeraar werd benoemd. Twee jaren later achtte hij den tijd
gekomen om zijne plaats aan een jongere kracht af te staan. Met ingang
van 1 Februari 1917 werd de Heer E . V A N B E I J N U M als zijn opvolger
als leider der pianoklasse aangewezen. Het daaropvolgende jaar volgde de
Heer H . V A N D A L E N den leeraar Andfiessen, die in het eind van 1917
het Conservatorium had verlaten, op. De violoncelklasse van den leeraar
Van Isterdal onderging in het jaar 1918 eene verandering, doordat aan het
hoofd der voorbereidende klasse de Heer K . D E R O O K werd gesteld, die
tot het jaar 1923 met de leiding dier klasse belast bleef.
De Heer J. W . W E E H U I Z E N , die na den dood van den leeraar
Schmidt in het jaar 1918 met het geven der lessen in de Hoogduitsche taal
werd belast, overleed reeds een jaar daarna en werd in Februari 1920 opgevolgd door Mejuffrouw S. F R A N K F U R T H E R .
Het Rijkssubsidie werd, in verband met den wensch om de salarieering
der leeraren te verbeteren, gaandeweg verhoogd. In het jaar 1900 bedroeg
dit subsidie 14000,; in het daaropvolgende jaar werd het gebracht op
15150. en in de jaren 1906, 1908 en 1916 resp op 16000.,
24000 en 27000.-. In het jaar 1919 kwam eene in het daaraan
voorafgaande jaar bij den Minister aanhangig gemaakte regeling tot verbetering van de salarissen van eenige leeraren tot stand: als gevolg hier79

van werd de bezoldiging van de leeraren der solozang-, piano-, viool- en


violoncelhoofdklassen, alsmede die der orgel- en harmonieklassen, op
beteren grondslag gevestigd. De middelen tot deze salarisverhoogmg
werden gevonden door verhooging van het Rijkssubsidie tot 46000.-.
De subsidie van de provincie Zuid-Holland was in het jaar 1883 op
2 0 0 0 . - en in het jaar 1902 op 3 0 0 0 . - gebracht. Vanaf het jaar 1906
bedraagt het 3 2 5 0 . - per jaar. De gemeente s-Gravenhage verhoogde
het door haar vanaf de oprichting gegeven subsidie van 1200.- per
jaar met ingang van het jaar 1902 tot 2 0 0 0 . - ; in het jaar 1906 werd het
gemeentesubsidie op 2 2 5 0 . - gebracht; het bedraagt thans / 2925.
In het reglement was eene bepaling opgenomen, waarbij aan de Commissie de bevoegdheid werd verleend om concerten naar het voorbeeld
der buitenlandsche Concerts du Conservatoire" te geven. In het jaar
1918 werd met deze Conservatorium-concerten, waaraan leeraren, oudleerlingen en leerlingen van het Conservatorium medewerkten, eene proef
genomen. Zij hadden ook in de twee daaropvolgende jaren plaats, de eerste twee jaren in den Princesse-Schouwburg, het laatste jaar in Diligentia.
Belangstelling voor deze concerten van de zijde van het intellectueel muzikale publiek was er in verblijdende mate, en terecht: hier toch werd de
gelegenheid geboden kennis te maken, of kennismaking te hernieuwen, met
belangrijke kamermuziekwerken, die plegen te ontbreken op de programma's van de in overvloedige hoeveelheid optredende solisten en ensem.
bles In 1918 werden onder meer ten gehoore gebracht: Bach, klavierconcert in d moll; Cervetto, sonate voor violoncel en piano; Beethoven, trio
voor twee hobo's en Engelsche hoorn; Piern, Sonate voor viool en piano;
SaintSans, Septet voor trompet, twee violen, alt-viool, violoncel, contrabas en piano; Mozart, concert voor twee piano's; Brahms, trio voor piano,
viool en hoorn; Oberstadt, pianokwartet; Bortciewicz, sonate voor piano;
Bach, Brandenburgsch concert; Beethoven, Schotsche liederen met begeleiding van piano, viool en violoncel; Couperin, eenderConcerts-Royaux;
Debussy, sonate voor fluit, alt-viool en harp; Pfitzner, trio voor piano,
viool en violoncel. In 1919 werden onder meer uitgevoerd: Bach, concert
voor twee klavieren; Beethoven, trio voor fluit, viool en alt-viool; Liszt
concert pathtique voor twee klavieren; Rntgen, trio voor fluit, hobo en
fagot; Ravel, menuet en rigaudon uit Le tombeau de Couperin ; ber80
80

stadt, danse espagnole voor piano; Klingel, suite in ouden stijl voor twee
violoncellen; Cras, trio voor piano, viool en violoncel; Mozart, kwartet
voor hobo, viool, alt-viool en violoncel; Chabrier, walsen voor twee piano's; Sinding, serenade voor twee violen en piano; Smetana, transscriptie
voor harp Moldau". In het jaar 1920 stonden op het programma: Mozart,
kwartet voor fluit, viool, alt en violoncel; Beethoven, kwintet voor piano,
hobo, clarinet, hoorn en fagot; Schubert, het Forellen-kwintet; Bach, concert voor piano, fluit en viool, Handel, concert voor hobo; Bach, suite
voor violoncel; Bach, concert voor drie piano's; Brahms, vioolsonate
N o . 3 in d moll, opus 108; Blumenfeldt, zes prludes voor piano; Amon,
Sonate concertante voor harp en fluit; Tschaikowsky, trio in a moll, opus
50; terwijl bovendien eenige aria's van d'Astorga en Giordani, een duet
van Handel en eenige balladen van Liszt en Lwe werden gezongen.

28

De Heer M r . C. Fock had in het jaar 1904 ter gelegenheid van de herdenking van zijn vijf-en-twintig jarig voorzitterschap der Commissie van
Toezicht aan C. A . Lion Cachet de opdracht gegeven eene medaille te ontwerpen, welke hij wilde bestemmen voor uitreiking aan begaafde leerlingen
der school. Hij droeg daartoe de stalen stempels voor den afslag dier medaille aan de Commissie van Toezicht over, die jaarlijks zoude hebben te
beoordeelen of en aan wie der leerlingen, die het Conservatorium verlieten,
deze medaille zoude worden toegekend.
De Commissie van Toezicht was aanvankelijk zeer gul met de toekenning dier medaille: het eerst werd zij in het jaar 1904 toegekend en wel in
zilver aan de dames S. E . Bijleveld en M . Iserief voor pianospel; in 1905
werd zij verworven door de dames C. A . M . Ament, S. R. J. van den Broek
d'Obrenan voor pianospel (virtuositeit) en A . G . Dyserinck voor orgel81

spel - in 1906 verkreeg mejuffrouw A . van Velthuyzen de medaille voor


pianospel (virtuositeit); in 1907 werd de medaille aan vier candidaten toegekend! te weten aan de dames J. M . Reys voor pianospel
en
onderwijskunst), J. M . E . Schot voor solozang en de Heeren G . F . W . van
der Pas voor vioolspel en G . Verhey voor klarinetspel.
N a het jaar 1907 is de Commissie, naar men mag aannemen, een strenger
maatstaf gaan aanleggen bij de beoordeeling van de vraag naar de al of
niet uitreiking der medaille ; althans wij zien, dat daarna de medaille aan
hoogstens n candidaat per jaar is uitgereikt, terwijl ook in enkele ,aren
die uitreiking achterwege bleef. Mejuffrouw A . B . Ptager verwjof*^medaille in het jaar 1908 voor pianospel (virtuositeit), m het jaar1910 de Heer
] H . Stotijn voor hobospel, in het jaar 1911 de Heer]. J. Chr. Goemans
voor pianospel (virtuositeit), in het jaar 1912 Mejuffrouw M . Sluzewski
voor pianospel (solo), in het jaar 1913 Mejuffrouw L . H ). Joosten voor
pianospel (solo), in het jaar 1915 de Heer H . H . van der Vegt voor vioolspel (solo), in het jaar 1916 de Heer }. H . S. B. Damen voor vioolspel solo),
in het jaar 1918 Mejuffrouw C . C. van Emmerik voor pianospel (solo) in
het jaar 1920 de Heer W . van den Burg voor violoncelspe (solo) en in het
iaar 1925 de Heer H . ]. P. Schram voor piano- en vioolspel (solo).
De leeraar Spoel bood in het jaar 1910 een hem naar aanleiding van zijn
25-jarig jubileum als leeraar aan het Conservatorium ter hand gesteld
bedraa aan de Commissie aan, met den wensch de rente van dit bedrag
te bestemmen voor het uitreiken van een Arnold Spoel-prijs aan zeer
talentvolle leerlingen zijner klasse.
De Arnold Spoel-prijs werd voor het eerst toegekend in het jaar 1*1U
aan de dochter van den stichter, Mejuffrouw M . J. F . A . Spoel; in de daaropvolgende jaren werd hij achtereenvolgens toegekend aan de dames :
Mejuffrouw . C. van den Bergh. Mevrouw A . E . C Artz, geboren Pop,
Mejuffrouwen D . L . M . Beaufre, J. J. Andreoli, A M van Leeuwen,
A . E . van der Boor, ]. D . A . de Zwaan, J. C. van der Velden Erdbnnk,
H . E . Meijers, A . Perizonius, J. Dissel en A . G . B. van Breda Kolff.

82

A N D E N H E E R V I O T T A , DIE IN H E T E I N D V A N
H E T J A A R 1918 A A N D E C O M M I S S I E
MEDEGEDEELD

TENGEVOLGE

H A D

V A N VER-

SCHILLENDE OMSTANDIGHEDEN HET VOORN E M E N T E H E B B E N E E R L A N G D E LEIDING


van het Conservatorium neder te leggen, werd bij Ministerieel besluit van
8 Februari 1919, N o . 370i eervol ontslag uit zijne betrekking van directeur
van het Conservatorium verleend, met ingang van 1 M e i 1919, met dankbetuiging voor hetgeen door hem in het belang van het Conservatorium
werd verricht.
In zijne plaats werd bij Ministerieele beschikking van 10 A p r i l 1919 N o .
6 tot directeur benoemd D r . J O H A N W A G E N A A R uit Utrecht, en w e l
met ingang van 1 September 1919. Gedurende het tijdvak van 1 M e i tot
1 September 1919 werd de leeraar Spoel met de waarneming van het
directeurschap en tevens met de leiding der muziekgeschiedenisklasse belast, terwijl aan de leeraren Oberstadt en Spoor voor ditzelfde tijdvak respectievelijk de leiding der samenspelklasse voor piano en strijkinstrumenten
en der orkestklasse werd opgedragen.
1

Het was te verwachten, dat de nieuwe directeur, een der eerste muziekpaedagogen in den lande, zijne aandacht zoude schenken aan en de noodige
maatregelen zoude treffen tot het aanbrengen van hervormingen in het
onderwijs aan het Conservatorium; zijne kerngezonde muzikaliteit gold
daarbij als waarborg voor de juistheid van de richting, die hij aan het onderwijs zoude geven. T e n behoeve van de leerlingen, die aan de voorbereiding
van hun eindexamen werkten, richtte hij eene zoogenaamde examenklasse
op, waarin hij zelf herhalings- en aanvullingsonderricht gaf. Het geven van
onderwijs in de hulppianoklasse, eene klasse, gevormd door leerlingen,
die naast de studie van hun hoofdinstrument de pianostudie als bijvak beoefenen bleef niet langer in handen van meergevorderde leerlingen
83

onder toezicht van een leeraar, doch werd vanaf het jaar 1920 toevertrouwd aan een tweetal gediplomeerde krachten, te weten Mevrouw E . M .
E. MEIJER, geboren O E R L E M A N S , en den Heer L . J. M E N S . De
klasse van den leeraar Renaud werd gesplitst in eenesolfge-klasse en eene
elementair-klasse voor volwassenen. Aan den leeraar Spoel werd opgedragen een deel der lesuren voor solfge bestemd, te bestemmen voor eene
klasse voor algemeene muziekleer. Ook in de samenstelling der Commissie,
belast met het afnemen der eindexamens, werd eene wijziging gebracht:
deze Commissie is thans samengesteld uit den directeur, de betrokken
leeraren en een deskundige, gekozen uit bekende, niet aan het Conservatorium verbonden muziekpaedagogen.
Alle deze en enkele andere in verband hiermede aangebrachte hervormingen van het onderwijs ontsproten uit den wensch om bij het onderwijs,
meer nog dan tot dusverre geschiedde, het oog gericht te houden op het
vormen van den musicus, niet slechts voor het speciale vak, dat hij beoefent, doch evenzeer voor de grondige kennis van de theorie der muziek,
van de muzieklitteratuur en van andere onderdeden der leerstof, die bevorderlijk kunnen zijn aan zijne algemeen muzikale ontwikkeling.
In het jaar 1919 werden de Heeren C. L. B O E R en J. H . STOTIJN respectievelijk met de leiding der violoncelklasse en hoboklasse belast, ter
vervanging van de leeraren Gaillard en Van Emmerik, die op hun verzoek
van hun ambt werden ontslagen.
In datzelfde jaar werd eene vereeniging van leeraren en leeraressen aan
het Koninklijk Conservatorium voor Muziek opgericht; deze vereeniging,
die zich ten doel stelt de bevordering van de zedelijke en stoffelijke belangen harer leden, tracht dit doel onder meer te bereiken door versterking
van den onderlingen band van het onderwijzend personeel, het houden van
vergaderingen, en het in overleg treden met de Commissie van Toezicht,
ten einde zooveel mogelijk gestadig contact te verkrijgen en te behouden.
Op dit oogenblik wordt het bestuur dier vereeniging gevormd door de
leeraren H . F. Vllmar, voorzitter, K . A . Textor, secretaris, en C . D .
Oberstadt, penningmeester, terwijl de directeur Dr. Joh. Wagenaar het
eere-voorzitterschap bekleedt.
De Commissie van Toezicht verloor in het jaar 1919 het lid Mr. W e n delaar, die tengevolge van zijne benoeming tot burgemeester van Alkmaar
85

de residentie ging verlaten. In het jaar 1920 overleed de Heer Beelaerts


van Blokland, die gedurende 36 jaren lid der Commissie was geweest. In
de hierdoor ontstane vacaturen werd voorzien door de benoeming van de
Heeren M r . J. D . V E R B R O E K en Jhr. A . G . S I C K I N G H E ; eerstgenoemde fungeert sedert het jaar 1924 als penningmeester.
De Heer Van Hogendorp, die vanaf het jaar 1879, eerst, en wel tot het
jaar 1913, als penningmeester, en daarna als voorzitter van de Commissie
van Toezicht werkzaam was geweest en in die kwaliteiten zich door zijne
toewijding terecht aanspraak op groote waardeering had verworven
en dit dan ook in breeden kring erkend zag in het jaar 1919, toen hij
veertig jaren lid der Commissie was geweest, overleed in het jaar 1924.
Als voorzitter werd hij opgevolgd door M r . G . A . van Haeften, terwijl
de Heer Mr. J. C . Baron B A U D als nieuw lid der Commissie toetrad.
Mejuffrouw Den Berger had in het jaar 1921 den wensch te kennen
gegeven van de leiding der klasse voor methodisch spreken en declamatie
te worden ontheven; in hare plaats werd benoemd hare leerlinge Mejuffrouw M . A . H . V A N R O Y E N . De leeraar Preus overleed in het jaar 1920
en werd in het daaropvolgend jaar vervangen door den Heer C. HEIJER,
die tevens eene plaats als eerste hoornist in het Residentie-orkest kreeg. De
Heer L P O O N S uit Groningen volgde den leeraar V a n Heijst, die in het
jaar 1921 naar het buitenland vertrok, als leider der fagotklasse, de Heer
A . H . F. W I T T volgde den in het jaar 1925 overleden leeraar Kriens als
leider der klarinetklasse op. De Heer M . W . V A N D E R P A S kwam in
datzelfde jaar den Heer Goemans, die op zijn verzoek als pianist-begeleider
der operaklasse ontslag had gekregen, vervangen.
De leerares Mejuffrouw Bol en de leeraar Van Ling zagen zich in het jaar
1923 verplicht voor onbepaalden tijd ziekteverlof te vragen, hetwelk hun
werd verleend. De lessen in de harmonie werden vanaf dat jaar opgedragen
aan den Heer H . J. H . G E R A E D T S uit Amersfoort. De leiding der solozangklasse van Mejuffrouw Bol werd opgedragen aan Mejuffrouw A . T H .
D E B R U Y N , terwijl eene klasse voor hooger solozang-onderwijs werd
gesticht, aan welker hoofd Mevrouw A . N O O R D E W I E R , geboren
R E D D I N G I U S werd geplaatst.
Op het oogenblik van het verleenen van het imprimatur bereikt ons tot ons
groot leedwezen de tijding van het overlijden van den leeraar Sistermans.
87

Directeur en onderwijzend personeel in het jaar 1926.

31

Directeur en onderwijzend personeel in het jaar 1926.

31

De Heer Ackermann stond tot zijn dood in het jaar 1914 den directeur
als administrateur ter zijde. Zijne plaats werd daarna gedurende een jaar
ingenomen door den Heer J. G . NIJENHUIS, die opgevolgd werd door
den Heer W . J. K E T J E N . N a diens dood in het jaar 1921 trad de Heer
J. J. O U D E M A N S als administrateur op; deze vervult thans tevens de
functie van secretaris der Commissie.
De directeur Wagenaar werd in het jaar 1922 bij gelegenheid van zijn
zestigsten verjaardag op
hartelijke wijze gehuldigd
door het gemeentebestuur, door de Commissie
van Toezicht, door de
leeraren, door de besturen
van het Concert Diligentia, van Caecilia en van de
Haagsche Afdeeling der
Maatschappij tot bevordering der Toonkunst,
door den directeur van
het Residentie-Orkest en
de leerlingen van het Conservatorium.
Eene huldiging in zijne
uiting niet minder hartelijk,
doch van meer intiemen
aard, viel in het jaar 1925
den bediende C . Broekhuyzen ten deel, toen hij den dag herdacht, waarop hij vr 25 jaar als
boutefeu in dienst van het Conservatorium trad.
In het jaar 1921 werd de grondslag gelegd voor den sedert jaren gekoesterden, doch door tal van omstandigheden onvervuld gebleven, wensch om
verbetering te brengen in de pensioenregeling van het onderwijzend- en
dienstpersoneel.
Vanaf dat jaar worden, krachtens eene te dezer zake getroffen regeling,
de bedragen, die aan schoolgelden en subsidies van de gemeente en de
provincie worden ontvangen, niet langer, zooals tot dien tijd geschiedde,
ten bate van de exploitatie der school gebruikt, doch in 's Rijks schatkist
gestort, waartegenover het Rijkssubsidie wordt verhoogd. Hierdoor is
komen vast te staan, dat het onderwijzend- en dienstpersoneel bezoldigd
wordt uit het Rijkssubsidie, waardoor dit personeel krachtens de Burgerlijke
Pensioenwet aanspraak kan maken op Rijkspensionneering. Als gevolg
van dien maatregel werden in het jaar 1923 de pensioengrondslagen van
dat personeel vastgesteld. In hoeverre het mogelijk zal blijken te zijn de
diensten van het personeel, bewezen vr 1 Januari 1922, voor pensioen
geldend te maken, is eene vraag, waarvan de oplossing nog in studie is.
89

Huldiging van D r . Wagenaar in het jaar 1922.

Het Koninklijk Conservatorium voor Muziek vertoont onmiskenbaar


gedurende het honderdjarig tijdvak van zijn bestaan eene stijgende lijn
in zijne ontwikkeling. Aan degenen, die hunne beste krachten wijden
aan de gestadige voortzetting dier ontwikkeling moge het gegeven zijn
binnen afzienbaren tijd te arbeiden in een gebouw, de instelling waardig.

91

LIJST V A N AFBEELDINGEN.
1

Frontispice. Portret van Z . M . K O N I N G W I L L E M I, den stichter van de


Koninklijke Muzijkschool, naar eene gravure van PIERRE D E V L A M Y N C K naar
I. O D E V A E R E van het jaar 1824; in de verzameling van 's Rijks Prentenkabinet
te Amsterdam.

Reproductie van de eerste bladzijde van het in het archief der school berustende
afschrift van het Koninklijk Besluit van 7 April 1826, no. 125.

Portret van den directeur . H . LBECK, naar eene lithographie, die in het jaar
1911 door de erven van wijlen den Heer A . A . D E P I N T O aan de Commissie werd
geschonken.

Voorgevel van het gewezen huis van Nederburch" aan het Westeinde no. 47
te 's-Gravenhage, naar eene photographie in de verzameling van het Rijksbureau
voor de Monumentenzorg.

Trappenhuis in het gewezen huis van Nederburch" aan het Westeinde no, 47
te 's-Gravenhage, naar eene photographie in de verzameling van het Rijksbureau
voor de Monumentenzorg.

Reproductie van een exemplaar van het programma van het eerste examen der
leerlingen, gehouden op 31 Juli 1828.

Reproductie van een in het archief der school berustend rooster der lesuren voor
den cursus 18341835.

Portret van Jhr. Mr. G. L. H . H O O F T , voorzitter der Commissie van Toezicht


van 1830 tot 1860; naar eene lithographie in het Prentenkabinet van het Gemeente
museum van 's-Gravenhage.

Reproductie van het op 6 Juni 1833 aan Mejuffrouw Johanna Aarsse uitgereikt, op
perkament geschreven getuigschrift, welk getuigschrift thans berust bij den Heer
C. V . Aarsse te 's-Gravenhage.

10

Portret van den pianoleeraar C. V A N D E R DOES, naar eene lithographie, die


in het jaar 1911 door de erven van wijlen den Heer A . A . D E P I N T O aan de Commissie werd geschonken.

11

Reproductie van een exemplaar van het programma van eene Soiree musicale" op
21 Maart 1839.

93

12

Zuid-oostelijk gedeelte van de Prinsessegracht te 's-Gravenhage, met afbeelding


van de Teeken-, Bouw- en Zangacademie (Palais des Arts), naar eene lithographie
van Gebr V A N LIER, uit diens Panorama van de Noordelijke Provincin; in de
verzameling van het Prentenkabinet van het Gemeentemuseum van s-Gravenhage.

13

Voorgevel van de Academie van Toon-, Teeken- en Bouwkunst ( Acadmie des


Beaux-Arts) aan de Prinsessegracht te 's-Gravenhage, naar eene lithographie van
het jaar 1844 in de verzameling van het Prentenkabinet van het Gemeente-museum
van 's-Gravenhage.

Portret van den. directeur J. H . LBECK, naar een buste in gips, die in het jaar
1886 door iemand, die onbekend wilde blijven, aan de Commissie werd geschonken.

15

Portret van den directeur W . F. G . NICOLA, naar eene photographie.

16

Portret van Mr. P. P. V A N BOSSE. voorzitter der Commissie van Toezicht van
1865 tot 1879; naar eene photographie.

17

Portretten van den directeur en de leeraren van de Koninklijke Muzykschool in

het jaar 1867; naar photographien.


NICOLA;
Van links naar rechts, bovenste rij: C. V A N DliK y^>
i v G GIESE tweede rij: F . B O T G O R S C H E K ; A . SEIFFERT; J. V A N
H O V E L T V A N D E V E L D E : derde rij: j . C. ZEILER; J. H . VLLMAR:
E H O R S T M A N S H O F F ; vierde rij: J. B. B U Z I A U : H G F. H O F F M A N N :
J G M U L D E R ; G. F. W A G E N E R ; vijfde rij: A . J. A C K E R M A N N ; D. M . H .
B O L T E N ; J. F. Z U R H A A R .
,
De leden der Quartet- en Trio-Vereeniging" in het jaar 1882; naar eene photographie, vervaardigd ter herinnering aan de honderdste
Van links naar rechts: J. G . M U L D E R , W . P. V A N A G T H O V E N , J. F. G.
GIESE, E . B E N E D I C T U S .
19
Portret van M r . C. FOCK, voorzitter der Commissie van Toezicht van 1879 tot
1910; naar eene photographie.

De directeur en de leeraren, verzameld op het podium van de orgelzaal in het


u

Zittende

'^7 A T

gsyDOl^ W

G. NICOLA: J. F. G .

A. SPOEL.
De orkestklasse onder leiding van den directeur NICOLA in het jaar 1890; naar
eene photographie.
i o n n

21

94

22

23
24
25

Portret van den directeur Mr. H . A . V I O T T A , naar eene krijtteekening van den
schilder H . J. H A V E R M A N , eene studie voor het schilderij, dat in het Gemeentemuseum hangt. Dit portret werd in het jaar 1923 door den schilder aan het Conservatorium geschonken.
Portret van den vioolleeraar J. G. M U L D E R , naar eene photographie.
Voorgevel van het gebouw van het Conservatorium aan de Korte Beestenmarkt
no. 7 te 's-Gravenhage, naar eene photographie.
Portret van den pianoleeraar C. L. W . W I R T Z ; naar eene photographie.

26

De Commissie van Toezicht met den directeur in het jaar 1915. Van links naar
rechts: Mr. H . A. V I O T T A ; Jhr. E. H . V A N - L O O N ; Mr. J. A. H B A R O N V A N
Z U Y L E N V A N NIJEVELT; Mr. G. A . V A N H A E F T E N ; M r H G R A A F
V A N H O G E N D O R P ; Jhr. Mr. C. H . B E E L A E R T S V A N B L O K L A N D - Jhr
Mr. C. F E I T H ; Mr. W . C. W E N D E L A A R .

27

De Commissie van Toezicht met den directeur in het jaar 1926.


Van links naar rechts, zittende: R. A . B A R O N V A N H A R D E N B R O E K V A N
L O C K H O R S T ; Mevrouw C. E. D E B R A U W , geboren V A N R E E N E N - M r
G. A . V A N H A E F T E N ; Mr. J. A . N . PATIJN; Jhr. Mr. R H . F E I T H ; staande:
Dr. JOH. W A G E N A A R ; Jhr. A . G. SICKINGHE; Mr. J. C. B A R O N B A U D ;
J. J. O U D E M A N S ; Mr. J. H . R O L A N D U S H A G E D O O R N ; M r J D V E R BROEK.

28

Reproductie van een bronzen afdruk der Fock-medaille, naar een ontwerp van den
beeldhouwer C. A . LION C A C H E T , geslagen door de Nederlandsche Fabriek van
Gouden en Zilveren Werken voorheen J. A. A . GERRITSEN te Zeist.

29

Portret van den directeur Dr. JOH. W A G E N A A R , naar eene lithographie van
den schilder CHRIS L E B E A U . Dit portret werd in het jaar 1923 aan de Commissie geschonken door het bestuur van het Nederlandsch Kunstverbond.

30

Portret van Mr. H . G R A A F V A N H O G E N D O R P , voorzitter der Commissie


van Toezicht van 1913 tot 1924; naar eene photographie.

31

Portretten van den directeur en de leeraressen en leeraren van het Conservatorium in het jaar 1926, naar photographien.

32
33

Portret van den bediende C. B R O E K H U I J Z E N .


Huldiging van den directeur Dr. W A G E N A A R , ter gelegenheid van zijn zestigsten verjaardag, in de groote zaal van het Conservatorium, in het jaar 1922.

95

LEDEN DER COMMISSIE VAN TOEZICHT.

L. C. R. COPES V A N C A T T E N B U R C H , Burgemeester van 's-Gravenhage en


als zoodanig tot 1842 van rechtswege lid der Commissie, van 18261829 voorzitter.
J. W . B A R O N H U Y S S E N V A N K A T T E N D I J K E , 18261847, daarna honorair
lid, pres. van 18291830.
Jhr. M r . G. L. H . H O O F T , 1826, van 18301860 voorzitter, daarna honorair lid;
van 18431858 Burgemeester en als zoodanig van rechtswege lid.
W . A . W . G R A A F V A N L I M B U R G S T I R U M NOORDWIJK, 18261855.
Jhr. Mr. P. G. SIBERG, 18261828.
H . DIBBETZ, secretaris 18261828, daarna lid 1851.
Mr. P. S. P. F E R R A N D , thesaurier van 18271852, daarna lid tot 1863.
Mr. E. G. L A G E M A N S , secretaris 1828, lid van 1835 tot 1881.
D. J. H . BELLAARD, bibliothecaris 1828, lid vanaf 18351860, daarna voorzitter tot 1862, daarna honorair lid.
C. P. A . B A R O N D E SALIS, lid 18471852, thesaurier van 1852 tot 1867, daarna
honorair lid.
L. E . G R A A F V A N B Y L A N D T , 18471865.
Mr. H . V O L L E N H O V E N , 18511884.
W . D. A . M . B A R O N V A N B R I E N E N V A N D E G R O O T E LINDT, 1855
1863.
Jhr. Mr. F. G. A . G E V E R S D E Y N O O T , Burgemeester van 's-Gravenhage en als
zoodanig van rechtswege lid 18581882.
W . J. C RIDDER H U Y S S E N V A N K A T T E N D I J K E , 1860, voorzitter van
18621865.
Mr. W . N . L A N T S H E E R , 18631865.
Mr. W . P. C. K N U Y S E D E M E Y , 18631865.
Mr. P. P. V A N BOSSE, voorzitter 18651879.
Jhr. Mr. J. F. S C H U U R B E Q U E B O E Y E , thesaurier 18671879, daarna lid tot
1884.
Mr. C. FOCK, voorzitter 18791910.
Mr. C. ASSER, 18791899.
96

96

Mr. H . G R A A F V A N H O G E N D O R P , penningmeester 18791913, daarna voorzitter tot 1924.


P. J. V A N D E K A S T E E L E , 1879, secretaris 18811900.
P. C. E V E R S , 18811898.
A . KOOL, 1881, voorzitter 19101913.
Mr. J. G. PATIJN, Burgemeester van 's-Gravenhage en als zoodanig van rechtswege lid 18821887.
Mr. F. A . H . V A N W E C K H E R L I N , 18841909.
Jhr. Mr. C. H . B E E L A E R T S V A N B L O K L A N D , 18841920.
Mr. A . J. ROEST, Burgemeester van 's-Gravenhage en als zoodanig van rechtswege lid 18871897.
Jhr. Mr. B. Ph. D E B E A U F O R T , Burgemeester van 's-Gravenhage en als zoodanig
van rechtswege lid 18971898.
Mr. J. S. B A R O N V A N H A R I N X M A T H O E S L O O T E N , Burgemeester van
's-Gravenhage en als zoodanig van rechtswege lid 18981904.
Jhr. Mr. W . J. S N O U C K HURGRONJE, 18981912.
Mr. J. A . H . B A R O N V A N Z U Y L E N V A N NIJEVELT, 18991918, secretaris
19001909.
Jhr. Mr. J. H . V A N R E E N E N , 19001908.
E. C. B A R O N S W E E R T S D E L A N D A S W Y B O R G H , Burgemeester van 's-Gravenhage en als zoodanig van rechtswege lid 19041911.
Mr. G. A . V A N H A E F T E N , 1908, secretaris 19091924, tevens penningmeester
19191924, daarna voorzitter.
Jhr. Mr. C. F E I T H , 19091918.
Mr. C. T H . V A N D E V E N T E R , 19101915.
Jhr. Mr. Dr. H . A . V A N K A R N E B E E K , Burgemeester van 's-Gravenhage en als
zoodanig van rechtswege lid 19111918.
Jhr. E. H . V A N L O O N , 19121917.
Mr. W . C. W E N D E L A A R , penningmeester 1913 1919.
Mr. J. H . R O L A N D U S H A G E D O O R N , 1916.
J. C. E L A N D , 19171919.
Mr. J. A. N . PATIJN, Burgemeester van 's-Gravenhage en als zoodanig van rechtswege lid 1918.
R. A . B A R O N V A N H A R D E N B R O E K V A N L O C K H O R S T 1918
Jhr. Mr. R H . FEITH, 1919.
Mevr. C. E. D E B R A U W geb. V A N R E E N E N , 1919.
Mr. J. D. V E R B R O E K 1921, sedert 1924 penningmeester
Jhr. A . G. SICKINGHE, 1921.
Mr. J. C. B A R O N B A U D , 1924.

97

VOORZITTERS.
18261829 C O P E S V A N C A T T E N B U R C H .
1829 1830 H U Y S S E N V A N K A T T E N D I J K E .
1830 1860 H O O F T .
18601862 BELLAARD.
1 2_1865 H U Y S S E N V A N K A T T E N D I J K E .
18651879 V A N BOSSE.
18791910 F O C K .
19101913 K O O L .
1913 1924 V A N H O G E N D O R P .
1924
V A N HAEFTEN.
86

SECRETARISSEN.
18261828
18281881
18811900
19001909
9_1924
1924
190

DIBBETZ.
LAGEMANS.
V A N DE KASTEELE.
V A N Z U Y L E N V A N NIJEVELT.
V A N HAEFTEN.
OUDEMANS.

THESAURIEREN.
18271852
18521867
1 _1879
1879 1913
1913 1919
1919 1924
1924
867

FERRAND.
D E SALIS.
SCHUURBEQUE BOEYE.
V A N HOGENDORP.
WENDELAAR.
V A N HAEFTEN.
VERBROEK.

DIRECTEUREN.
J. H . LBECK 1826 Februari 1865.
W . F. G. NICOLA 1 Maart 186524 April 1896.
Mr. H . A . V I O T T A 15 Juni 18961 Mei 1919.
Dr. JOH. W A G E N A A R 1 September 1919 (nog werkzaam).

98

LEERAREN E N LEERARESSEN.
E. A . SCHMITT, hobo en fluit, van de oprichting 1850.
D. E. D E G R O O T Jr., klarinet, van de oprichting 1831.
G. F. CHR. V O L C K E , piano en theorie, van de oprichting 1829.
C. H . C. R E I N H A R D T , hoorn, trompet, bazuin, 18271828.
J. V A N GELDER, violoncel en bas, 18271863.
P. B E E M S , viool, 18271840.
W . S C H O L T E N , violoncel, bas en fagot, 18271850.
F. J. X . W I R T Z , zang en piano, 18291859.
J. A . D A H M E N , hoorn, 18291853.
C. J. L E C H L E I T N E R , viool, 18291837.
J. FASTR, zang en elementair onderwijs, 18301842
P H . F A U B E L , klarinet,, 18311851.
B. A . E. G R A U E , trompet, bazuin, contrabas, pauken, 1832 1858
F. W . LBECK, viool, 18381845.
C. V A N DER DOES, piano, 18381874.
A . J. BECHER, theorie, 18391841.
T O M M A S I N I , viool, 18411846.
J. V A N H O V E , koorzang, 18451885
B A E T E N S , viool, 18461848
W . S T O R T E N B E K E R , viool, 18481861.
E. H O R S T M A N S H O F F , hobo, 18501869
F. B O T G O R S C H E K , fluit, 18501882.
H . G. F. H O F F M A N N , viool, 18501904.
J. C. ZEILER, fagot, contrabas, pauken, 1851 1871.
C. J. B E C H T , klarinet, 18521864.
L. J. V A N D E V E L D E , hoorn, 18521893.
T^^^SS?^ '

'
18531865 (daarna directeur).
J. r . \j. GIESE, violoncel, 18571903.
D. J. J. B O L T E N , trompet, bazuin, 18591867.
C. L. W . W I R T Z , piano, 18611865.
J. B. B U Z I A U , viool, 18611868.
J. H . VLLMAR, klarinet,18641894
A . SEIFFERT, solozang, piano, solfge, 18641889
J. G. M U L D E R , viool, 18651904.
A. J. A C K E R M A N N , orgel en theorie, later piano 18651905
G. F. W A G E N E R , piano, 18651894.
D. M . H . B O L T E N , trompet, 18671903
J. F. Z U R H A A R , trombone, 18671890
J. H E M M E S , hobo, 18691893.
J. D. H E N R I Q U E Z D E L A F U E N T E , fagot 1871-1901
J. C J. V A N DER M E E R , contrabas, 18711911.
1

r g e l

6 1 1 t h e

r i e >

p i a n o

o r k e s t

99

C. L . W . W I R T Z , piano, 18741917.
T F. C. SCHTT, fluit, 18821898.
H . D. V A N LING, theorie, 1884, piano vanaf 1889-1923 (met onbepaald ziekte
verlof).
H C PONTIER, piano. 18851889.
A . SPOEL, koorzang 1885, solozang en solfge vanaf 1888 (nog werkzaam).
Mej. R. A . T. G A Y D O U , Italiaansch, 18861891.
H . F. VLLMAR, koorzang, later theorie. 1889 (nog werkzaam).
J O N K V R . E . LOPES SUASSO, Italiaansch, 18911895.
H . A . D E W I T T , hobo, 18931903.
E. PREUS, hoorn, 18931920.
C. P. W . KRIENS, klarinet, 18941925.
C D O B E R S T A D T , piano, 1894 (nog werkzaam).
Mej. M . J. E. BOL, solozang, 18951923 (met onbepaald ziekteverlof).
A P A C K E T , Fransch, 18951902.
Mevr. A . M U L D E R R O E L O F Z E N , declamatie, 18951903.
Mej. M . G A Y D O U , Italiaansch, 1895 (nog werkzaam).
A. J. A . B O U M A N , violoncel, 18961906. .
J. A . D E Z W A A N , orgel, 1896 (nog werkzaam).
F. D E M O N T , fluit, 18981904.
W . R E N A U D , solfge, 1898 (nog werkzaam).
L. M . J. A N G E N O T , viool, 1899 (nog werkzaam).
Mej. W E I L L , harp, 19011902.
C. J. V A N HEIJST, fagot, 19021921.
Mej. S. D E W I N D , harp, 19021903.
Mej. M . L. B O C C A R D , Fransch, 1902 (nog werkzaam).
A . L. S C H M I D T Jr., Hoogduitsch, 19021918.
C H . T H . J. L. V A N ISTERDAL, violoncel, 1903 (nog werkzaam).
D. P. W . V A N E M M E R I K , hobo, 19041919.
Mevr. A . R U T T E R S , harp, 19031913.
W . HENDRIKS, trompet, tuba, trombone, 19041921.
Mej. W . M . V . J. D E N BERGER, methodisch spreken en declamatie, 190419
A. P. SPOOR, viool, 1904 (nog werkzaam).
H . W . H O F M E E S T E R , viool en trompet, 1904 (nog werkzaam).
A . BEST, fluit, 1904 (nog werkzaam).
K. A . T E X T O R , piano, 1905 (nog werkzaam).
B A . V E R H A L L E N , harmonieleer, 1905 (nog werkzaam).
W . D U R I E U X , violoncel, 19061910.
L. W . S C H W E I T Z E R , trombone, 1907 (nog werkzaam).
K. G. SCHIEFER, slaginstrumenten, 1909 (nog werkzaam).
Mevr. J. B E R G S M A V A N G O R K O M , koorzang, 19091912.
W . C H . N . A N D R I E S S E N , piano, 19101918.

100
100

F. W . G A I L L A R D , violoncel, 19101919.
T H . T H . KNEIFER, contrabas, 1911 (nog werkzaam).
Mej. C. M . H O O G , koorzang, 1912 (nog werkzaam).
Mevr. ROSA SPIER, harp, 1913 (nog werkzaam).
Mevr. C O R N E L I E V A N Z A N T E N , operazang, 19141915.
E. V A N BEIJNUM, piano, 1917 (nog werkzaam).
H . V A N D A L E N , piano, 1918 (nog werkzaam).
K. D E ROOK, violoncel, 19181923.
A. J. M . SISTERMANS, operazang, 19181926.
J. J. C. G O E M A N S , pianist-accompagnateur der operaklasse, 1918 1921.
FRDRIC L A M O N D , hooger klavierspel, 1918.
J. W . W E E H U I Z E N , Hoogduitsch, 19181919.
J. H . STOTIJN, hobo, 1919 (nog werkzaam).
C. L. BOER, violoncel, 1919 (nog werkzaam).
Mej. S. F R A N K F U R T H E R , Hoogduitsch, 1920 (nog werkzaam).
Mevr. E. M . E. M E I J E R O E R L E M A N S , hulppiano, 1920 (nog werkzaam).
L. J. M E N S , hulppiano, 1920 (nog werkzaam).
Mej. M . A . H . V A N R O Y E N , methodisch spreken en declamatie, 1921 (nog
werkzaam).
C. HEIJER, hoorn, 1921 (nog werkzaam).
I. POONS, fagot, 1921 (nog werkzaam).
M . W . V A N DER PAS, pianist-accompagnateur der operaklasse, 1921 (nog werkzaam ).
H. J. H . G E R A E D T S , harmonieleer, 1923 (nog werkzaam).
Mej. A . T H . D E BRUIJN, solozang, 1923 (nog werkzaam).
Mevr. A . N O O R D E W I E R R E D D I N G I U S , hoogere solozang, 1923 (nog werkzaam).
A. H . F. W I T T , klarinet, 1925 (nog werkzaam).

ADMINISTRATEUREN.
A. J. A C K E R M A N N
J. G. NIJENHUIS
W . J. K E T J E N
J. J. O U D E M A N S

190519H.
19141915
1915192L
1922 (nog werkzaam).

101

LITST V A N D E LEERLINGEN, DIE H E T EINDGETUIGSCHRIFT


V A N H E T KONINKLIJK CONSERVATORIUM V E R W I E R V E N ,
V A N A F HET JAAR 1865 T O T E N M E T HET JAAR 1925.
Verkortingen: ond. = onderwijskunst; sol. = solospel; ork. = orkestspel; n.o = ^ ^ > - >
Nic. = Nicola-prijs; F. = Fock-medaille; zilv. = zilveren prijspenning. Sp. - Arnold Spoel-pn .
)S

A A K E N , G . K. G. V A N
A A N D E W I E L , Mej. J. M . S
A C K E R M A N N , A . J. L
ADAM, M
A D A M S , Mej. A . M
A D M I R A A L , Mej. H . J. M
A G T H O V E N , W . P. V A N
A H S M A N N , Mej. J. M . C. . . . .
A K E N , Mej. M . C. V A N
A K E N , Mej. W . L. V A N

1872 Theorie, Viool, Fluit.


1917 Piano (ond.).
1884 Viool.
Klarinet (sol.).
1897 Solozang.
1894 Piano.
1865 Viool.
1889 Piano.
1905 Piano (ond. en sol.).
1914 Violoncel (ond.).
1917 Violoncel (sol.).
1 9 1 8

Idem

ALERS, Mej. M . C. J.

1910 Piano (ond.).


1901 Orgel.
A L T E R , Mej. E
1917 Piano (ond.).
A M A N S T. C
'
>
A M E L B E R G S , Mej. J. C. A
19H Piano (ond.).
A M E N T , Mej. C. A . M . . . . . . 1905 Piano (sol.), F.
A M E R O M , J. J. V A N
1895 Viool.
A M I A B E L , Mej. M . A
1 Piano (ond.).
1924 Piano (sol.).
AMORISON, H
1905 Viool.
1906 Klarinet.
A N D R E O L I , F. X . C. J
1897 Solozang.
A N D R E O L I , Mej. J. J
Solozang, Sp.
A P P E L D O O R N , Mej. C. A. A
1906 Piano (sol.).
ARENDS, Mej. W . J. E
1895 Solozang.
d ' A R N A U D G E R K E N S , Mej. J. M . . . 1889 Piano.
ARTS C J
1913 Viool (ork.).
,Idem
, '
1914 Fluit (ork. en sol.).

1 9 0 5

F l u i t

C o n t r a b a s

1 9 2

I d e m

I d e m

1 9 1 5

102

P a u k e n

A R T Z P O P , Mevr. A . E. C. . .
ASSEN, Mej. M . E . C. van . .
B A A T E N , Mej. G. M . C. V A N . .
B A A T E N , Mej. A . G. C. V A N .
B A A N , Mej. E. DE
BACKER O V E R B E E K , Mej. H .
BAKKER, H . A. A
BAKKER, Mej. M . A
B A R N E V E L D , Mej. J. B. E. V A N
B A R T H , Mej. C C
BAS, Mej. J. A. M . D E
BATENBURG, C F
B A T E N B U R G , Mej. C. J. V A N .
Idem
B A T E N B U R G , Mej. M . J. H . V A N '.
Idem
B A U M A N S , A. H . A . . .
B E A U F R E , Mej. D. L. M . .
BECHT, Mej. L. W . C
BECHT, Mej. H . S
BECK, Mej. B. D
BEEK, J M . V A N DER . . . . ]
BEEK, J. P. L. V A N DER . . . .
BEEKINK, W .
BEER, B. D E
BEKKER, Mej. S. . .
BEKKER, J
BENEDICTUS, E.
. . . . . .
BENEDICTUS, S
BENEDICTUS, Mej, A
BENIER, Mej. C. W . L
B E R C K E L , L. K. V A N
. . . . .
BERENDES, P
BERG, C. V A N D E N . . . . . .
BERG, Mej. J. C. V A N D E N . . .
BERGH, Mej. J. J. D E
BERGH, Mej. J. W . H . J. V A N D E N
BERGH, Mej. J. C. V A N D E N . . .
BERGH, Mej. W . A. H . V A N D E N .
BERGSMA, Mej. H . E
BERGSMA, Mej. A. E
BERGSMA, Mej. L. C

1912 Solozang (ond.), Sp.


1912 Piano (ond.).
1878 Piano.
1879 Piano.
1917 Solozang (ond.).
1900 Piano.
1887 Viool.
1911 Piano (ond.).
1916 Solozang (ond.).
1912 Piano (ond.).
1915 Piano (ond.).
1908 Piano (ond.), Orgel.
1913 Violoncel (ond.).
1917 Violoncel (sol.), m.o.
1914 Piano (ond.), m.o.
1916 Piano (sol.), m.o.
1917 Slaginstrumenten.
1913 Solozang (ond.), Sp.
1874 Piano en theorie.
1891 Piano.
1916 Piano (ond.).
1918 Violoncel (ond.).
1918 Hoorn.
1921 Trompet (ork. en sol.), m.o.
1866 Trombone.
1871 Piano.
1884 Viool.
1866 Viool.
1872 Viool, Fluit.
1906 Solozang.
1922 Piano (ond.).
1913 Viool (ond.).
1893 Hobo.
1902 Hoorn.
1914 Solozang, m.o.
1903 Piano.
1904 Piano.
1913 Solozang (ond.), Sp.
1924 Piano (ond.).
1898 Viool.
1899 Solozang.
1902 Solozang.

103

B E R K H O U T , J. C
Idem
BESSELAAR, J. A. . . . ..
B E S Z E L S E N , Mej. S
BEUGEN, N. V A N . . . . . . .
Idem

B E U T E , Mej. M . J. . . .. . .
B E U Z E K A M P , A. H
BEYERSBERGEN V A N
H E N E G O U W E N , A. J. J. .
BIGNELL, R. W
BIKBERGEN, J. M
BING, A
BING, H
B L A N K E N B E R G , Mej. L. C. . .
B L A N K W A A R D T , Mej. J. C. . .
B L A U W , Mej. J. M
BLES, E. M
BLITZ, J
BLOK, Mej. A
B L O K B E R G E N , H . A. J. . .
BOAS, Mej. L. J. C
BOBBE, J
BODAAN, L
B O E S C H O T E N , Mej. A. C. V A N .
BOL, Mej. M . J. E
B O L L E , J. M

B O O N , Mej. A. M . V A N DER . .
BOOR, Mej. A. E . V A N DER . .
Idem
BOOT, Mej. E . J
BOREEL, Jonkvr. S. A. D. . .
BORN, R. C
BOSCH, Mej. A . S. M . T E N . .
BOSMANS, H . N
B O U M A N , J. B. J
B O U V I N , A. Q

B O X E N , Mej. W . A. J
BRANSE, W . F

B R E V E T , Mej. J
BREY, Mej. A . C
B R I N K M A N , J. H

104

919 Piano (ond.).


925 Orgel.
897 Piano.
916 Piano (sol.).
906 Violoncel.
908 Piano (ond.).
1925 Piano (ond.), m.o.
[895 Piano.
1894 Orgel.
1880 Viool.
1880 Trombone, Contrabas.
1905 Hobo.
1916 Slaginstrumenten.
1886 Piano.
1919 Piano (ond.).
1893 Solozang.
1866 Violoncel.
1912 Klarinet (ond.).
1910 Piano (ond.).
1920 Piano (ond.).
1898 Piano.
1894 Viool.
1911 Slaginstrumenten.
1906 Piano (sol.).
1894 Solozang.
1882 Piano.
1900 Piano.
1916 Solozang (ond.).
1917 Solozang, Sp.
1898 Solozang.
1916 Piano (ond.).
1907 Viool.
1916 Viool (ond.).
1873 Violoncel, Trompet, Theorie.
1906 Viool.
1912 Piano (sol.).
1908 Piano (sol.).
1903 Orgel.
1915 Solozang (ond. en sol.).
1907 Solozang.
1906 Hobo.

B R I N K M A N , Ph. T
BROEK, P W
B R O E K d ' O B R E N A N , Mej. S. R J
VAN DEN
BROER V A N DIJK, W . F

Violoncel (ond.)
1889 Viool.

1 9 1 2

J?.

.
.

.
.

B U E N O D E M E S Q U I T A , Mej. E . .
B U L L E R , Mej. H . W . F

BUP<
BURG,
*
BURG,
^if
BURG,
I

O T

Mej. I VAN D E N
W. V A N DEN .
_*
H. V A N D E N

.
I

B U R G D O R F F E R , A. K
B U R G D O R F F E R , Mej. N. W . A. .
B U R G H , Mej. M . S. V A N D E R .
BUVRY DE MAUREGNAULT,
I

D T ^ V ^
BUYS, Mej. D. H. M
BUYTENDORP, H. J
S U Z I A U , Ch. L
1

.
.

(ond.).

( s o

1923 Piano (ond )


p
j
9

i a n o

i o o l (ond.).
1920 Viool (sol.).
1918 Violoncel (ond.).
1920 Violoncel (sol.), m.o. F.
Viool (ond.).
9

H o

8 6

1 8 8 5

0 r g e

8 9 6

.
.

. . .

P i a n o >

(ond.), m.o.

( o r k
V i o

o n c e l

1886 Piano.
i
Piano F

9 0 4

C A L S T E R E N , H . J. V A N

1884 Piano.

B U Z I A U , Mej. H . M
B Y L E V E L D . Mej. S. E . .

*
Z
C A P E L L E , F. V A N

1925 Viool (sol.), m.o.


i
bo
1915 Solozang
j 5 Piano

d e m

Vio

1 8 9 4

'
V A N DER
N

1922 Piano (sol.).


iool.
1899 Contrabas, Bazuin.
1906 Solozang.

LADDER
fef,

.
.

1 9 1 8

BRUCK, Mej. R. W
BRUCKEL, W . F
B R U M M E L E R , Mej. W . A . R. T E N
B R U M M E L E R , Mej. J. S. T E N
.
BMINIK.J.P
B R U N T , Mej. A. Ch
B R U Y N , W . D. V A N D E R . .
B R U Y N , Th. J. B. A . C. D E
B R U Y N KOPS, Mej. C. W . D E .
B U C K , F. J

"
BURG.

l (sol.), Hobo (sol.).


1880 Piano
l , Trompet, Theorie
1898 Solozang
1919 Viool (ond )
1918 Hobo sol.)
Solozang.
1890 Viool
Solozang.
1918 Solozang (ond.).
, .
,

1924 Viool'(ond.).
9

Alt-viool (ork.).
1917 Piano (ond.)
1921 Piano (sol.).

105

C A P E L L E N , Mej. P. E V A N . . . .
1900 Piano.
C A R B E N T U S , Mej. A . C
1872 Piano, Theorie.
CAROT, Mej. C. M . J
I
CATALANICLARENBACH,
Mevr. S. E
< );
CHARLOUIS, Mej. D
1915 Piano (ond.)
T1
. 1918 Solozang (ond.).
8 7 7

i 9 2 3

Idem
CHRISTIAAN, F. C. M
CHYSSMIT, Mevr. M . E . V A N D E R
C L A E S S E N , Mej A. J. T
C L A R E N B A C H , Mej. S. E
C L E E F F J B. G. V A N
C L E M E N T , A. J
C L E R C Q , Mej. H . L. LE
C L I G N E T T , Mej. L. A
j,
C O C Q , M e j . R . S . D E ' . '. '. '. I '.
C O E N E N , C. W
C O H E N , Mej. M
Idem

C O L T O F , Mej. B. ' \ \ ' '
C O N R A D , Mej. C A
C O R O N E L . Mej. B. M
CORPORAAL, W . E
C O R V E R , Mej. H . M
C O R V E R , Mej. A . G

P i a n o

P i a n o

1920
1925
1907
1910
1919

i / j\
Viool (ond.).
Viool (ond.).
Solozang.
Piano (ond.).
iano (ond.).

1 9 0 1

soL

V i o o L

Solozang
2 2 iano (ond.).
1924 Piano (sol.), m.o.
! 1913 Piano (sol.), Nic.
. , ,,
, - *
- I
Solozang.
1904 Solozang
I
'

Solozang.
Solozang.
9 0 6

19

1 8 6 7

1 9 1 0

o n

1 9 1

) -

1 9 0 7

P i a n o

( o n d

8 9 4

8 8 3

K l a r i n e t

V i o

1 8 8 7
1 8 9 2

1887

Y -

i001

COSTER, J. H
J
C O U V R E U R , Mej. C A
I
Solozang (ond.).
COUWENHOVEN, D
5 Viool, Fluit
C R A H A Y , Mej. L. C. M . . . . .
( -
C R E N A D E JONG, Mej. M . L. . . . 1913 Viool (ond.).
C U P Mej. J. A. M
I
Solozang.
D A A L E N W E T T E R S , Mej. M . C. V A N 1878 Piano.
DADO J
1874 Viool, Hobo, Theorie.
DADO P J
D A M E N , J. H. S.' B'. '

(ond.).
TIdem
1
1916 Viool (sol.), F.
DAVIDSON, M
1906 Viool.
D E G E N K O L B E , Mej. A P . C, . . .
1924 Piano (ond.).
D E G G E L E R , J. L
1901 Viool.
DEIERKAUF, F
1905 Violoncel.
D E I R K A U F , Mej. J
1912 Piano (ond.).
9 2 5

! 8 7

1 9 2 5

P i a n o

o n d

8 9 9

1 8 9 8
1 9 1 4

106

V i o l o n c e l

V i

o 1

DEIRKAUF,

Mej. J

rp

(ork.)

D E I R K A U F , Mej. A S

1912 V i o o l

*
DEKKER, W . J

1914 V i o o l ( o r k . en s o l . ) .
1907 V i o o l .

(ond.).

D E L B E E K , Mej. C. M . L. F. J

1909 S o l o z a n g .

D E L F G A A U W , , Mej. C

1903

Mej. W . L. K.

DELFGAAUW,

Fagot

DELFGAAUW,

P. J

V i o l o n c e l (ond.), m.o.

Viool

DELFGAAUW,

1910 V i o o l

DELGMAN,

J. P

D E M M E N I E , F . J. H
DESSAUER, M

(sol.).
n

Contrabas.

1924 P i a n o

Mej. M . C

Contrabas.
Fagot.

8 7 9

1885

D E U R V O R S T , M e j . L . W . E . J.
DHONT,

1916 V i o l o n c e l
p

D E U R S E N , H . P. C. V A N

(ond )
(ork.'en sol.).

(ond.)

1901

Piano

D H O N T , Mej. M . E

1915

Piano (ond.), m o

DIEBELS, F. W

1906 V i o o l .

D I G G E L E N , M e j . N . H . J. V A N , .

1885

D I G G E L E N , Mej. M . V A N

5! '

Piano

1909 S o l o z a n g .

SMA

D O E L E M A N , M e j . J. F

1910
1921
1922
l

Piano (ond.), Fagot.


Solozang (ond.).
S o l o z a n g , m.o., S p .
P i a n o ( o n d . en s o l )

DOELEMAN,

1906

Violoncel

ISSEL, Mej. J

Mej. A . B

D O E L E M A N , M e j . C . J. H

1906

DOESBURG, G. P

DOESBURG, H

Viool
V

iool,' Bazuin.

1884 V i o o l , F l u i t

D O M P E L I N G , Mej. E. R

1916 P i a n o ( o n d )

"
DONA,

Mej. A . E

1919 P i a n o
1
p

DONK,

Mej. M

DORENBOSCH,
DUMONT,

nrT
DUIJM,

U X

'

8 8 3

Mej. M

Mej. A

S o

Iozang.

Piano

D Y S E R I N C K , Mej. A . G

EB,

1901

Piano

1876

Piano

1901

Piano.

Mej. C. H . V A ND E R

E B B E N D O R P , Mej. M . A . V A N .
ECK
V

(sol.).

1897 V i o l o n c e l .

Mej. A . M

r^oJ^'-

Orgel

(ond.).
F

V A N D E R S L U Y S , M e j . M . J. B .
A

107

E E K Mei L. M . V A N . . . . . . .
Idem
:
E E M , B. V A N D E R
E E R H A R D , Mej. M . C
EICHLER, H . L. . .
E I N T H O V E N , , Mej. S. P
E L A N D Mej. A . W . M
E L D E R M A N S , Mej. N . A
ELDERS, P. 1
E L K E N B R A C H T . Mej. A . A . M . . . .
E M M E R I K , Mej. C. C. V A N . . . .
,
Idem
E M M E R I K , D. V A N
E N D E J. L. V A N D E R
E N G E L M A N , Mej. M . C
ENGELS J W
ERKELENS, M . J
ERNSING, Mej. M . C
E R N S T E , Mej. E. E . G
,

1910 Piano (ond.).


1911 Piano (sol).
I
1902 Piano.
I
Solozang.
1906 Piano (ond. en sol.).
1917 Piano (ond.).
9 - , ,
1909 Piano (sol.).
1914 Piano (ond.), m.o.
1918 Piano (sol.), F.
ui
1903 Hobo.
I
9
1914 Piano (ond.).
1 7 Slaginstrumenten.
.
1914 Piano (ond. .
1912 Piano (ond ).
1914 Piano (sol.).
8 8 6

P i a n o

8 8 5

H o o r n

1 9 0 7

1 8 9 3

F a

9 0 2

1 9 0 8

F l u i t

Idem

E R P E C U M , Mej. J. C. V A N
ES Mej F. H . V A N . . '
E S S E N W . J. V A N
ESSEN! Mej. B. E . V O N

. . .

1 9 0 2

Idem

ESSEVELD, J
EST Mej. M . S. V A N DER . . . .
ES V E L D , Mej. A. S. V A N
E V E R T S , Mej. A C
E V E R T S , Jonkvr. J. C. L
E Y K E L H O F , Mej. C M
EYKELHOF, P
E Y K E N Mej. N . H . V A N
T
1
9
2
1
L

1\

19H Piano (sol.), m.o.


1915 Solozang, m.o.
Klarinet.
1922 Piano (ond.), m.o.
1924 Piano (sol.), m.o.

T J

e l

19

o t

1\

1924 Viool (ond. .


1911 Piano (ond.).
1905 Viool.
1902 Piano.
1911 Piano (ond )
1915 Piano (ond.), m.o.
3 Viool (ond.).
1898 Solozang.
1913 Viool (ond.).
Viool (sol.).

1 9 2

Idem

E Y L Mej. N
FARO, Mej. A . S. C
F A U R E , Mej. M . Th
FEHRENBACH, A . . . . . . .
T J

Idem

F108
E L T K A M P , J. H
F E L T Z E R , J. C. M

108

, .

Piano (ond.).
1 2 Piano.
1914 Piano (sol.)
16 Klarinet (sol.).
1919 Viool (ond.).
1

89

19

..

1913 Fluit (ork. en sol.).


1902 Fluit.

FLOOREN, A

1 8 8 1

F R A N K E N , Mej. C. C h
F R A N S E N , Mej. W
F R A N S S E N , Mej. J
F R E S C O , J. M
F R E S C O , Mej. R

9 0

FRESCO, B
F R O M B E R G , M e j . S. M
F U L D A U E R , Mej. L
FUNNEKOTTER, A
G A A D E , M e j . J. B
G A A G , Mej. A . C. V A N D E R . . .
G A D R I N O , Mej. F
GAILLARD, P
G A I L L A R D , F. W . .

viool

(ond.).

Solozang.
iool.

S o J

r p (ork.)
Piano (ond ).

H a

F l u j t

Violoncel.

1907 Piano (ond.).


J ^ J
P

1924 V i o o l (ond,).
p
)
Pi
(ond.).
Violoncel (ond )
1910 Piano (ond.)
. .
,911
.
i
ool
1019 p
/ J \ e 1
*
Fiano (ond.), Solozang (ond.)
1915 Solozang, m.o.
f
, ,
Trompet, Contrabas.
1

i a n o

a n o

o n d

( o n d

V i

i a T 1

11

G I N K E L , Mej. M . G. V A N . . .
G L A S E R , Mej. C. F. H . . . . . .

1 9 2 2

G E L D E R , Mej. K. A . V A N
G E L D E R , M e j . R. V A N
G E L D E R E N , A . F. V A N
G E N N E P , Mej. P. V A N
G E R A E T S , Mej. W . j . G
G E R R I T S , Mej. E . T h
G E S T E R K A M P , J. . ,
G E S T E R K A M P , Mej. Si
'
> >
_
G E V E L , L. V A N D E
,
'
,
GIESE, Me,. A . M
G I L T A Y , G . G . P.
c

^,
,
' '
GEIRNAERT, H

rn.

H o o

i 8 Piano (ond. en sol.)


i 2 2 Piano (sol.), m.o,
Solozang.
V i o o l (sol.), N i c

8S 7 70 n

1 8 8 4

,
,
,
, .
192.3 bolozanq (ond.).
i
p
'
'
.
,
Q

i a n o

s o l

G L E U N S , M e j . J. C

1906 Piano (ond.).

'^f
G L U F I O F F , J. H
^DEFROY.J
G O D I N , Mej. L. C
G O E D E , Mej. W . D E
G O E M A N S , J. J. C h

1908 Piano (sol.).


,
^
1880 Orgel Piano.
1925 Piano (ond.).
|
1 10 Piano (ond.).
1911 Piano (sol.) F
1^0
, VTheorie.
u
'
looy Viool,

G O N D E L , ' G . A . T.
J

F l u i t

109

G O R K U M , Mej. A. L. M . V A N
GOUDSMIT, Mej. S
GRAAF, W
G R A A F , P. F. D E
I d c m

G R A A F F , Mej. P. J. D E
i
. . . . . . .
G R A A G , M . J. D E
G R A N D , Mej. K. L
G R A V E L O T T E , J. R
G R A V E L O T T E , Mej. E. C
G R E U N I N G E N , Mej. J. A. V A N . .
G R O E N , J. S. D E
G R O O T , H . H. D E
GROOS, Mej. J. C
G R U Y S , Mej. J. D
d

I d e m

G U G T E N , Mej. P. H . V A N DER . .
GULIK, Mej. G. M . V A N
I d e m

HAACK J C
,
'
HAAGMAN, S
H A A G M A N S , Mej. M . C.
H A A N , Mej. M . D E
,
Idem
H A A N E B E E K , Mej. C. J
HAAS, Mej. A . F. D E
HAAS, L. N . H . D E
H A A S , Mej. B. D E
j
,
Idem
HAASBROEK, Mej. G. .
H A C H E R W . F. H
H A C K , H . L. W . .
H A E F T E N Mej. S. M . E. V A N . .
TIdem
J
.
H A G A , Mej. J. . .
H A M M I N G , Mej. J. J. E
H A N E K U Y K , Mej. P. J
HAPPEL, Mej. W . H
HARING, F. J. H
HART, Mej. M . J. T
T

110
110

1908 Viool (ond.).


1896 Solozang.
!905 Viool.
1919 Viool (ond.).
1920 Viool (sol.).
1916 Solozang (ond.).
1917 Solozang, Piano (ond.).
1901 Viool.
1876 Piano.
1894 Piano.
1914 Solozang (ond.).
. 1919 Viool (ond.).
1885 Fagot.
1892 Viool.
1898 Solozang.
1921 Viool (ond.).
1923 Viool (sol.).
. 1911 Piano (ond. en sol.).
1916 Viool (ond.).
1919 Viool (sol.).
1915 Violoncel (ond.).
1919 Violoncel (sol.), m.o.
92 Bazuin.
1904 Solozang.
1918 Solozang (ond.).
1921 Piano (sol.), m.o.
_ .
1877 Piano, Theorie.
1888 Piano.
1905 Piano (ond. en sol.).
1921 Piano (ond.).
. 1924 Piano (sol.), m.o.
, j \
1923 Piano (ond. .
1920 Viool (ond.).
1897 Viool.
. 1921 Piano (ond.).
. 1925 Piano
(sol.).
_
' ..
- 1901 Piano.
1909 Piano (sol.).
1882 Piano.
1898 Orgel.
1907 Piano (sol.).
1

1 9 1 0

P i a n o

( o n d

HART.J.W. T
HARTGRING, P. E

1909 Viool (sol.).


1910 Viool (ond.).

H A R T O G . Mej. M . V

H A R T O G H , Mej. R. C. D E N . . . .
H A R T O G H HEYS, Mej. A. G. N . M . .
H A R T R O P . J. A. H . V A N

1907 Piano (sol.)


1888 Piano
Orgel, Theorie, Contrabas,
Pauken.
i 0 Solozang.
,
.
Klarinet (sol.).
1907 Solozang.
.

HARST, Mej. H . V A N DER


H A R T Z F E L D , Mej. B
HASCHER, W . F
HASSELT, Mej. E. A. J. G. L. V A N . .
HAUS, Mej. E. C
HAUS. Mej. C. J
H A Z E B R O E K , A. L
H E C K E R , Mej. J. E
H E E M S K E R C K V A N BEEST,
Jonckvr. E. B. V A N
H E E M S K E R K , Mej. Th
H E E M S K E R K . P. C
HEINE, Mej. C. H
HEINRICI.Mej.J.W
HEKKEMA, M . H
H E K K E R , Mej. M . L
H E K K E R , Mej. J. E
H E L D , Mej. J. A . G. V A N D E N . . .
H E L F R I C H , Mej. C. J. A
HELLINGS, C. H
HEMMES, H
HEMPENIUS, W
HENDRIKS, Mej. C
HENDRIKS, Mej. N . J. G
H E N K E L M A N , A. G. A. M
H E N K E L M A N , P. A. J. L
H E N R I Q U E Z D E LA F U E N T E , S. J. .
H E N R I Q U E Z D E L A F U E N T E , Mej. R.
H E R C K E N R A T H , Mej. S. W . . . .
HERING, Mej. H
HERZBERG, P H
H E R Z B E R G , J. . .
H E U S D E N , J. V A N

8 9 9

1 8 7 5

9 0

9 0 1

P i a n o

1 9 1 9

1 8 8 4

P i a n o

I 8 9 8

P i a n o

1 8 8 6

H o

1 8 9 3

m\
i

bo.
.
i a n o

Piano

(soL)

Solozang
2 Violoncel.
1
Piano (ond.)
p
9 0 0

l 9 0

9 1 4

1 9 1 4

i a n o

1 8 8 5

( o n d ; >

S o l o z a r i g

iool
Harp'(ork.)
l
Solozang (ond )
l n g ond. .'
,919 Contrabas (ork ).
1910 Contrabas.
1867 Orgel
.
1914 Viool (ond )
1891 Klarinet
bo. '
1879 Piano, Violoncel, Theorie
1903 Piano
1906 Piano (sol.)
^
1887 Viool
i
Violoncel.
i
Piano (ond.)
1 8 9 9

1 9 1 6

9 2 0

1 9 1 8

1 8 9 9

1 8 9 2

1 9 1 1

S o

0 2 a

P i a n o

H o

P i a n o

8 9 2

9 2 5

H E U V E L , J. V A N D E N

H E Y E R , Mej. I. G

8 8 7

8 8 4

u i t

Solozang.
111

H E Y L , Mej. J. G
H E Y S T , C. J. V A N
HILGERS, Mej. L. M . W . G
H O E F F E L M A N , Mej. H. A
H O E F G E N , J. J
H O E K , Mej. W . H
HOEK, Mej. J. A. V A N
HOEK, W . A. P. V A N . . . . . .
Idem
Idem
. -. .
HOFMEESTER, R
H O L L A N D E R , Mej. L. F. W . D E N .
H O L L A N D E R , Mej. H . G. C. D E N .
HOLS, Mej. A. M . L. H . M
HOLS W I L D E R , J. H
H O O F T , Mej. H . .
Idem
H O O G , J. H
- . . .
Idem
H O O G E N B O O M , Mej. C C
H O O G E R V O R S T , Mej. G. W . M . .
HOOGEVEEN, N
H O O G H , A. A. D E
Idem
HOOP, Mej. S. T. A. V A N DER . .
HORST, Mej. M .C
H O T Z , Mej. M . A. J. M
H O V E , A . J. C. W . V A N . . . .
H O V E , Mej. M . D. V A N
HUBER, Mej. H . H . J
HUBERT, W
Idem
H U L S T Mej, P. V A N . . . . . .
HULST, J. C. V A N
H U M M E , Mej. B. J. . . . . . .
HUS, Mej. C . H . ]
. .
HUS, Mej. M . H . A
H U Y G E N S , Mej. M . G
IDZERDA, Mej. N
Idem . . . .
I N G E N H O U S Z , Mej. M . F. A
I N G E N H O U S Z , Mej. R. J. W

112

.
.
.

.
s
.

1911 Solozang (ond.).


1897 Fagot.
1918 Piano (ond.).
1922 Piano (ond.).
1892 Hobo.
1891 Solozang.
1913 Piano (ond.).
1919 Fluit (sol.).
1921 Viool (ond.).
1923 Viool (sol.).
1924 Piano (sol.), m.o.
1901 Piano.
1902 Piano.
1917 Piano (ond.).
1887 Alt-Viool, Hoorn.
1916 Piano (ond.).
1917 Piano (sol).
1920 Piano (ond.).
1922 Piano (sol.), m.o.
1889 Viool.
1911 Piano (ond.).
1908 Piano (sol.).
1914 Piano (ond.).
1917 Orgel.
1919 Piano (ond.).
1906 Piano (sol.).
1911 Viool (ond.).
1867
1904 Piano.
1925 Piano (ond.).
1915 Piano (ond.), m.o.
1917 Orgel.
1882 Piano.
1877 Viool, Fluit, Theorie.
1889 Solozang.
1901 Viool.
1904 Piano.
1919 Piano (ond.).
1912 Piano (sol.).
1916 Solozang (ond. en sol.).
1911 Piano (sol.).
1921 Piano (ond.).

I N G R A M , J. F
Idem
ISBRCKER, C. . : . . .
ISERIEF, Mej. M
J A C O B S , J. M . J
JACOBS, Mej. M . E. Ch. B. .
J A G E R , A . J. D E . . . . .
JALINK, J H.
JALINK, W
J A N S E N , Mej. A . H . . . .
JELGERSMA, M
J E L T E S , Mej. A . W . . . .
J O N G , M e j . J. S. D E . . .
J O N G , Mej. A . C. D E . . .
J O N G , Mej. E . C. W . D E .
JONG, A. N . D E
Idem
J O N G B L O E D , M e j . S. M . B. .
J O N G H , M e j . A . J. D E . .
JONKER, P

JONKHEER, Mej. A . R. . .
J O O S T E N , M e j . L . H . J. . .
J O O S T I N G , M e j . S. G . . .
J O U A I , M e j . C . W . J. A . . .
J U D E L S , J. L . . . . . . .
K A M E S , F . J. . : . . .
K A M P F R A A T H , Mej. E . . .
K A P P E L , Mej. A . M . . ' . .
K A P P E L L E , Mej. H . W . . .
K A P T E Y N , J. H . : . . . .
KAPTEYN, J
K A T W I J K , P. V A N . . .
KELDER, A. G. . . . . .
K E M M E R S , M e j . B. W . M . .
K E R P E R , W . F. .
.
KERREBIJN, M . A. H. . ' . .
K E R S B E R G E N , J. W . . .
KETHEL, J
K E T J E N , Mej. E . W . . . .
K E U L E M A N S , Mej. M . . .
Idem
K E U Z E N K A M P , M e j . J. H . .

1912
1913
1879
1904
1888
1910
1901
1914
1916
1919
1925
1896
1892
1898
1912
1913
1915
1907
1912
1896
1921
1913
1925
1925
1866
1912
1918
1895
1915
1900
1905
1904
1887
1918
1901
1902
1876
1882
1908
1918
1920
1911

V i o o l (ond.).
V i o o l (sol.).
Hoorn, V i o o l .
Piano, F .
Fagot, Piano.
V i o o l (ond. en sol.).
Violoncel.
Piano (sol.), m.o.
Piano (ond.).
Piano (ond.).
Orgel.
Solozang.
Solozang-.
Viool.
Solozang.
Orgel.
Piano (ond.).
Piano (ond. en sol.).
V i o o l (sol.).
Piano.
Piano (ond.).
Piano (sol.), F .
Piano (ond.).
Piano (ond.).
Hoorn.
Hoorn (ond.).
Piano (ond.).
Solozang.
Piano (ond.).
Orgel. '
Piano (ond.).
Piarto.
Klarinet.
Piano (ond.).
Piano, Solozang, N i c .
Piano, N i c .
Theorie, Piano, Orgel, Hobo.
Orgel.
Solozang.
Piano (ond.).
Piano (sol.).
Piano (ond.).

113

K E Y Z E R , Mej. F. G . J. C
K E Y Z E R , Mej. G. J. . .
. . >
Idem
KIEHL, Mej. L. Ch. S. . . . '. . . .
KIPP, P. I
KIPPEL, Mej. J. W .
. ' . . V. . . .
KIPPEL. L. J

K L A U W . P. A. M . V A N D E R .
,
KLEINE, G. C
"'. ' . .
K L O O S , Mej. E
.
K L T E , Mej. C. J
K L O P P E N B U R G Mej. G. C. . . . .
K L U M P E R , Mej. J. P. G
K N A A P E N , S. J. . . ."
K O E B E R G , F. E . A
K O E C K E S , Mej. J. H . M
Idem
KOERT, C l V A N
71 ,
K O K K E , Mej. E . E
'"" . . .
K O L B , Mej. C . W . F
. .
K O L F F , Mej. A . G. B. V A N B R E D A . .
Idem
KONINGS, J. M . L
K O O M E N , Mej. M . M . .
' . . .
K O O P M A N , A. N . . . . . " . .
K O O P M A N , J. J . ' . '
K O O Y B O S O T T E N , Mevr. H . F. A. .
K O S T E R , J. .
K O S T E R S , Mej. L. . . 2 . .
KRAFFT, H. L
' >'\
Idem
K R A Y E N H O F F V A N D E LEUR,
Mej. H . . . ,
. .

K R E M E R , W . B. . . .
.' . . . .
Idem
K R O E S E , Mej. M . H . . '. . >
K R O O N , Mej. C. A. . . .
. . .
K R O P H O L L E R , A. W . H . . . . . .
KRUISWIJK, W . A. ?' .
.
.
K R U U K . Mej. M . C. . . . " . . .
K R U U K , Mej. Ch. M . H . . . . .

114

1911 Solozang (ond.).


1921 Piano (ond.).
1923 Piano (sol.), m.o.
1870 Solozang.
1916 Klarinet (sol).
1906 Piano (ond.).
1909 Violoncel (sol.).
1916 Contrabas (ork.).
1902 Orgel.
1897 Solozang.
1914 Piano (ond.).
1892 Solozang.
1916 Piano (ond.).
1876 Theorie, Viool, Hobo, Orgel.
1899 Piano, zilv. v. compositie.
1912 Piano (ond.).
1915 Orgel.
1913 Klarinet (ork. en sol.).
1916 Piano (sol.).
1906 Solozang.
1924 Solozang (ond.).
1925 Solozang, Sp.
1917 Piano (sol.).
1905 Viool.
1875 Orgel, Piano, Fagot, Theorie,
Compositie.
1878 Orgel, Piano, Fagot, Theorie.
1925 Piano (ond ).
1887 Hobo.
1920 Violoncel (ond.).
1907 Viool.
1908 Klarinet.
1902
1919
1921
1901
1917
1908
1885
1902
1907

Piano.
Piano (ond ).
Piano (sol ).
Viool.
Viool (ond.).
Violoncel.
Hobo.
Piano.
Solozang.

KRUYS, M . H . V A N T
K U H N E , Mej. J. B. L. W
KUIPERS, Mej. M . C
I d e m

K U Y E R , Mej. C
K U Y K , Mej. Th. P. F. M . V A N . . .
L A A G , Mej. H . A. C. T E R
I d e m

LADESTEIN, A. P
L A G E R W E Y , Mej. A
L A H N S T E I N , C. A. J
L A M B O O Y , P. T
L A N D H E E R , I. J

I d e m
I d e m

L E E U W E N , Mej. E. V A N
L E E U W E N , L. F. V A N
LEFBRE, Ph. E . .
L E H M A N N , Mej. C. E. F
L E Y D E N , Mej. J. C. V A N
LIEFFERING, A . J
I d e m

LIEFTINK, Mej. A. W
LIER, A. V A N
LIER, Mej. H . F. S. V A N
LIGNAC, Mej. A. E. G
L I G T E R M O E T , Mej. A D
LIGTHART, Mej. A
L I N D H O U T , Mej. A. J
LING, H . D. V A N

Orgel, Piano, Compositie.


Piano, Theorie.
Piano (ond.).
Piano (sol.).
Piano (ond.).
Piano (ond.).
Viool (ond.).
Viool (sol.).
Solozang.
i 5 Piano (ond. en sol.).
i Viool (ond.).
i
Hobo.
o l (ond.).
1916 Viool (sol.), m.o., Trompet.
(sol.).
1925 Piano (ond.).
j
p
g l , Trompet, Theorie.
1 1 Piano (ond.).
1910 Violoncel (ond. en sol.).
1896 Hobo.
l
Piano (ond.).
1 H Piano (ond.)
l l Trombone.
1866 Klarinet.
1913 Piano (ond.), Sp.
1916 Solozang.
1917 Piano (sol.), m.o.
1916 Piano (ond.).
l l Hoorn (ork.).
1890 Solozang.
1908 Solozang.
1905 Piano (ond.), Solozang.
i
Viool.
1906 Piano (ond.).
1899 Solozang.
1906 Contrabas, Pauken.
1911 .Solozang (ond.).
1902 Solozang. \
1913 Piano (ond.).
1920 Viool (ond.).
1910 Viool (ond.).
1884 Piano, Orgel.
1 8 9 1
9 0

1 9 2

8 7 8

I d e m

L A N D M A N , , Mej. J. M . . . . .
LANDSMAN, L
L A N G E , Mej. A. E. de
L A N G E N D O E N , J. C. . . . . .
L A T E S T E Y N , Th. V A N
LATUPERISA, Mej. J
LEE, Mej. H. P. J. V A N DER . .
L E E U W E N , S. V A N
L E E U W E N , W . A. V A N
L E E U W E N , Mej. A. M . V A N .

.
1874
1921
1923
1915
1923
1911
1913
1 8 8 1

. .

8 7 4

V i 0

i a n o >

0 r

92

9 2 3

. .

9 0

. .

9 2

9 0 5

115

LINDO, Mej. P
LINDO, Mej. A. B
. .
LIPPE, G. J. V A N D E R
L O B A T T O , Mej. L. E
L O E N E N , Mej. E . R. V A N . . . .
Idem
LOGHER, S
L O K H O R S T , Mej. C. S. V A N . . . .
L O O T S , P. P. M
L O O Y E N , Mej. H . M . V A N . . . .
L U P G E N S , Mej. G . M . Ch
LTJE, Mej. E . A
LTZOW-BOUSCH,
Mevr. D . M . V O N
Idem
L U Y T , Mej. H . H . C
LIJDSMAN, Mej. J. M . G
Idem
LIJSEN, A
M A A K , Mej. M . Ch. D E
MAALSTEED, W . J
Idem
M A C L A I N E P O N T , Mej. J. . .
M A L S E N , Mej. M . F. V A N .
M A N , H . C. J. D E
M A N N , J. G . H
MARINUS, J
Idem
MARIS, Mej M
M A R L E , Mej. C. J. E . V A N
M A R O N I E R , Mej. A. M . . p
M A T T H I J S E N , Mej. A. W . A
M E D E N B A C H , Mej. A. . V
M E E L , , J. G. V A N . . . . .
M E E L , W . S. J. V A N
M E E R , J. C. V A N D E R
M E E R , W . P. V A N D E R
M E E R , W . J. V A N D E R . .
M E E R L O , L. H
M E E R L O , S. .

116

.
.

.
.

.
.

. .
. .

1903
1910
1916
1894
1917
1920
1894
1894
1886
1895
1909
1917
1912
1925
1909
1913
1917
1875

Solozang.
Solozang.
Contrabas (ork.), Tuba (ork.).
Solozang.
Piano (ond.).
Piano (sol.).
Fagot.
Piano.
Theorie, Compositie.
Piano.
Piano (sol.).
Viool (ond.).

Piano (ond.).
Piano (sol.).
Piano (sol.).
Piano (ond.).
Piano (sol.), m.o.
Piano, Viool, Klarinet, Theorie,
Compositie.
1908 Solozang.
1921 Piano (ond.).
1924 Piano (sol.), m.o.
. . 1900 Solozang.
. .
1885 Piano.
1911 Orgel, m.o.
1878 Piano, Viool, Theorie, Compositie.
1918 Viool (ond.).
1920 Viool (sol.).
1905 Viool.
. .
1915 Piano (ond.).
. . 1914 Piano (ond.), m.o.
1887 Solozang.
. . 1905 Piano (ond.).
.
1882 Orgel.
1911 Orgel, m.o.
1892 Bazuin.
1915 Viool (ond.).
. . 1916 Hobo (ork. en sol.).
1880 Violoncel.
1886 Contrabas, Fagot.

MEERLO, E
1886 Tromb one, Pauken.
MEERLO, M . S
1866 Viool.
MEISCHKE, Mej. B. J. W
1918 Solozang (ond.).
M E N S , L. J
1904 Orgel.
Wem
1905 Piano (ond.).
MENSINK, Mej. H . W . A
1914 Viool (ond.).
M E R K U S , Mej. A . C. H
1921 Piano (ond.).
MESKER, Mej. J. M . J
1913 Piano (ond.).
M E T H O R S T , Mej. M . A
1925 Viool (ond.).
METSELAERSTEINMETZ,
Mevr. W . F. H
1916 Viool (ond.).
M E U L E N , Mej. J. C. H . V A N DER . . 1916 Viool (ond.).
Wem
1918 Viool (sol.).
MEURISSE, Mej. A. M . W . J
1911 Piano (ond.).
M E Y B O O M , Mej. A
1870 Solozang.
M E Y E R , Mej. H
1899 Solozang.
M E Y E R , J. W
1913 Violoncel (ond.).
MEYEROERLEMANS,
Mevr. E. M . E
1919 Piano (sol.), m.o.
M E Y E R S , Mej. A . A . C
1907 Piano (ond.).
Wem
1910 Piano (sol.).
M E Y E R S , Mej. H . E
1921 Solozang (ond.), Sp.
M E Y S , Mej. J. P. M
1920 Piano (ond.).
!dem
1922 Piano (sol.).
MEYSENHEIJMKNIPSCHAAR,
Mej. C. M . J
. . 1871 Solozang, Piano.
MIDDELBEEK, Mej. J. F. W
1916 Violoncel (ond.).
em
1921 Violoncel (sol.).
MIK, Mej. J. M
1905 Solozang'.
MINDERMAN, H. J
1911 Trompet, m.o.
M O D D E R M A N , Mej. J. Th
1919 Solozang (ond.).
M O L , Mej. M . P
1916 Piano (ond.).
M O L E N A A R , Mej. G
1911 Solozang (ond. en sol.).
M O L E N B R O E K , Mej. S. A
1915 Solozang( ond.), m.o.
M O O K , P. S. B. . .
i i i Viool (sol.).
MOORSEL, Mej. P. J. V A N
1917 Piano (ond.).
M O R E L L , Mej. E
1906 Piano (ond.).
M O U T O N , Mej. A. M
1875 Piano, Theorie, Compositie.
M O U T O N , Mej. J. E
1915 Piano (ond.).
M U L D E R , Mej. C M
1879 Piano
M U L D E R , J. H . P
1905 Violoncel.
M U L D E R , Mej. C. W
1879 Piano.
Id

117

M U L D E R , Mej. G . R
Idem
. . . .
M U L D E R , C. G. . ,
M U L D E R , Mej. C. H
MLLEMEISTER, Mej. A. M . C. . . .
M U L L E R , G. J. .,
Idem
MLLER, Mej. S. M
MLLER, Mej. A . A . ,
M U N C K , C. J. D E
M U N N I C K S D E JONG, Mej. G E . . .
M U S K E N S S L E U R S , Mevr. C. C. B. M .
N A B B E , Mej. M . A- Th. L
NASSAU NOORDEWIERSMIT,
Mevr. J. C
N O C K E R , Mej. C. M . H . D E . . . .
N O C K E R , Mej. J. P. A. D E
NOORDHOF, H
Idem
. .
N O O R D U Y N , Mej. E. E
N O T E M A N , Mej. M
NUHOUT, V A N DER V E E N ,
Mej. L. W . Ch

OD, j
ODINK, J. H
O E R L E M A N S , Mej. E. M . E
O F F E R M A N S , A. J. B
OLIVIER, Mej. A
OLIVIER, Mej. C. V . ' C . E
OLIVIER, Mej. E . J
OLIVIER, Mej. M
O M M E N , Mej. C. P. V A N
OORDT, W . L. V A N
OORSCHOT, Mej. E . C. V A N . . . .
O O R T M E R S S E N , G. J. V A N . . . .
O O S T D A M , Mej. W . C. C. M
Idem
OOSTERLING, Mej. G. J
Idem
O O S T H O U T , Mej. H . C. . 4. . . .
O R T H E L , W . L. F
Idem

118
1 1 o

1920 Viool (ond.).


1923 Viool (sol.).
1878 Trompet. Viool.
1924 Piano (ond.).
1905 Solozang. .
1920 Viool (ond.).
1923 Viool (sol.).
1900 Piano.
1907 Solozang.
1888 Piano.
1893 Solozang.
1919 Solozang.
1917 Viool (ond.).
1915 Piano (sol.), m.o.
1876 Solozang, Theorie.
1905 Solozang.
1919 Violoncel (ond.).
1920 Violoncel (sol.).
1911 Viool (ond.).
1890 Solozang. 1908 Viool (sol.).
1924 Piano (ond.), m.o.
1918 Trompet.
1914 Piano (ond.), m.o.
1871 Violoncel, Piano.
1903.Piano.
1913 Solozang (ond. en sol.).
1916 Piano (ond), m.o.
1918 Violoncel (ond.).
1890 Piano.
1890 Viool.
1919 Piano (ond.).
1881 Violoncel.
1917 Piano (ond.).
1918 Piano (sol.).
1911 Piano (ond.).
1913 Piano (sol.).
1914 Piano (ond.).
1923 Piano (ond.), m.o.
1925 Viool (ond.).

OS, J. A . V A N
Idem
> .. . .
O S E N B R U G G E N , Me). A . V A N .
OSTI, Mej. M . C
O U W E N E E L , Mej. J. C. E
Idem
O V E R B E E K , Mej. S. A
O V E R K A M P , Mej. M
O Y E N , Mej. E. W . Th. V A N . .
P A L M , Mej. J
P A N M A N , C. J
P A R R E N , H . F. H
PAS, G. F. W . V A N DER
PAS, M . W . V A N D E R . . . .
Idem
P E E R B O L T E , J. G. C. P
P E N N I N G H , . J. Th:
PENNOCK, A. A. P
PERIZONIUS, Mej. A
Idem . . . . Idem
PIENAS, M . J
. .
P I E N E M A N , Mej. S. M
PIEREN, Mej. C
PIETERS, J. J
-v '
PILLEN, D
PILLER, B
PINO, Mej. A
PINTO, Mej. S. D E
P L A N T F E B E R , J. N
POHL, Mej. H . S. . . '
P O L A K DANIELS. Mej. E. R
POLL, W . P. J. V A N D E
P O M P E , Mej. B
PONTIER, H . C
POOL, Mej. J. J. S
Idem
POONS, J
POONS, H
P O O R T V L I E T , J. V A N
Idem
Idem > ' : . . ( . '

1920 Viool (ond.).


1923 Viool (sol.).
1874 Piano, Theorie.
1904 Solozang.
1908 Piano (sol.).
1911 Violoncel (ond.).
1904 Piano.
1919 Piano (ond.).
. . 1912 Piano (ond.).
1907 Solozanq.
1922 Viool (ond.).
1908 Piano (ond.).
1907 Viool, F.
1918 Piano (ond.).
1919 Piano (sol.), m.o.
1884 Piano, Orgel.
1913 Piano (sol.).
1923 Piano (ond. en sol.), m.o.
1917 Piano (ond.).
1918 Solozang (ond.).
1919 Solozang, Sp.
. . 1910 Viool (sol.).
1914 Solozang, m.o.
1891 Solozang.
. . 1925 Viool (ond.).
1898 Fagot.
1908 Fagot.
1914 Viool (ond.).
1881 Piano.
, 1880 Trompet.
1909 Solozang.
1897 Solozang.
1865 Orgel.
1916 Piano (ond.).
1875 Orgel, Piano, Theorie.
1915 Viool (ond.).
1918 Piano (sol.).
1891 Fagot.
1924 Violoncel (ond.).
1914 Trombone (ork. en sol.).
1916 Violoncel (ond.).
1918 Violoncel (sol.).
. .
. .

119

POP, Mej. P. A . . . . . . . . . .
Idem
POSMAN, L
POTHARST, Mej. W . H . P. M . . . .
P O U T S M A , Mej. G
P R A A G , S. V A N
PRAGER, Mej. A. B
PREUS, Mej. J. W . .
PRIKKEN, Mej. A C
PRINS, J
PYL, Mej. A. C. M . V A N D E R . . . .
Q U A R T E R O , Mej. L. H . M . S
RADERS, Mej. L. E. H . V O N . . . .
R A M A E R , Mej. H . P.
R A V E N S W A A Y , Mej. C. E. V A N . .
Idem . . .
Idem . . . . . .
R E E D E , Mej. J. E . D E
REEDER, J. L. D E . . '
REEDIJK, Mej. W . S
R E E N E N , Mej. H . J. V A N
REES,, Mej. B. J. C. V A N
REESER, Mej. B. J.
Idem
Idem
RESNER, Mej. L. M . . . . .
. .
RTHY, Mej. M
R E Y N D E R S , Mej. C M
REYS, Mej. J. M
Idem
RICHARD, Mej. L. . . . . . . .
RICHARD, Mej. M . J. H . C
RICHEL, Mej. L. M . J. . . . *V . .
RIDDER, Mej. J. D E
RIDDERHOF, Mej. M . A
RIEDIJK, N . J.
Idem . . . . . . .
. . .
RIEK, Mej. J. C V A N . . . . . . .
Idem . . . ". .' ".
R I E T V E L D , G. .' . .
Idem
\
Idem .
:
J . .
120

1912 Piano (ond ).


1914 Piano (sol.), m.o.
1911 Fagot, Contrafagot, m.o.
1925 Piano (ond ).
1873 Solozang, Piano, Theorie.
1874 Viool, Theorie.
1908 Piano (sol), F.
1908 Piano (sol.).
1908 Solozang.
1916 Fluit (sol.).
1912 Piano (ond. en sol.).
1907 Solozang.
1891 Solozang.
1895 Solozang.
1911 Solozang (ond.).
1912 Viool (ond.).
1914 Viool (sol.).
1892 Viool.
1921 Piano (ond.).
1889 Solozang.
1891 Piano.
1899 Viool.
1910 Piano (ond.).
1913 Solozang (ond.).
1914 Solozang, m.o.
1908 Viool (ond.).
1912 Piano (sol.).
1901 Solozang.
1907 Piano (ond. en sol.), F.
1908 Viool (ond.).
1913 Piano (ond.).
1913 Viool (ond.).
1916 Piano (ond.).
1913 Piano (ond.).
1895 Piano.
1905 Piano (ond.).
1908 Piano (sol.).
1911 Viool (ond.).
1912 Viool (sol.).
1917 Viool (ond.).
1919 Viool (sol.).
1923 Fluit (sol.).

R I E T V E L D , Mej. C M
RINSUM, Mej. H . J. V A N
R O D E N B U R G , J. W
RODENHUIS, A . J
R O E L O F S W A A R D , Mej. P. B. .
ROELS. F. C. M . J
R O E M , Mej. J. C
ROETERS FREDERIKSE
M O L E N B R O E K , Mevr. S. A . .
ROGGE. Mej. A. M
R O L A N D U S , Mej. J. H
Idem
ROLDANUS, Mej. L. S
ROLLIN C O U Q U E R Q U E , Mej. J.
RMER, Mej. Th
ROO, A . D E
ROOD, M
ROODE, Mej. A. D E
ROODENBURG, J
ROOK, K. D E
ROOK, J. D E
ROOS, Mej. A
ROSIRE, C. D E L A
R O T T E V E E L , P. H . E
R O Y E N . Mej. L. A. V A N
R O Y E N , Mej. M . H . A . V A N . .
R U D O L P H , Mej. C
R U E M P O L , Mej. B. C. C. M . M . .
RUSSER, Mej. M . E
R U T T E N , Th
R U Y T E R . L. W . D E
RIJEN, Mej. M . A. J. V A N
RIJKEN, G. W . L
RIJKEN, Mej. W . M
RIJKEN, Mej. W
SALMON, A
SALMON, J
S A L V E R D A , Mej. A A
S A L Z W E D E L , Mej. C. N . J
SARLUIS, Mej. R. . .
SARLUIS, Mej. R
SAS, Mej. A
s

. .

1924 Viool (ond.).


1925 Piano (ond.).
1894 Viool.
1924 Piano (ond.).
1916 Solozang (ond.).
1878 Trompet, Viool, Pauken.
1912 Solozang.

. .

1916 Solozang.
1910 Piano (ond.).
1915 Solozang (ond.), m.o.
1917 Solozang.
1911 Solozang (ond. en sol.).
C. . 1889 Piano.
1911 Viool (ond.).
1905 Viool.
1899 Contrabas, Fagot.
1923 Piano (ond.), m.o.
1883 Fluit.
1917 Violoncel (sol.), m.o.
1918 Violoncel (ond.), Hobo (sol.).
1916 Piano (ond.).
1884 Viool.
1887 Fagot.
1912 Piano (ond.).
. . 1916 Solozang (ond.).
1909 Solozang.
. . 1 886 Piano.
1906 Solozang.
1880 Contrabas.
1925 Viool (ond.).
1890 Piano.
1895 Viool.
1910 Viool (ond.).
1924 Piano (ond.).
1877 Violoncel, Fluit, Theorie.
1880 Violoncel.
1887 Piano.
1915 Piano (ond. en sol.), m.o.
1865 Piano.
1913 Piano (sol.).
1917 Viool (ond.).
121
121

S C H E E P M A K E R , Mej. E. A
Idem
Idem
SCHENK, Mej. L. M
SCHILD, D. E. .
S C H I L L E M A N S , Mej. J. D
SCHLICHTER, Mej. H M
S C H L I N G E M A N N , Mej. M . C. . .
SCHNEPPER, Mej. M . C. J
S C H O L T E , Mej. A . M . A
Idem
S C H O L T E , Mej. L. S. M
Idem
SCHOT, Mej. J. M . E
SCHOT, Mej. F. A. A
S C H O U T E N , Mej. J. M . G. . . . .
SCHOUTEN, J
S C H O U W , G. J. A
S C H R A M , A. M
SCHRAM, A
S C H R A M , H. J. P
Idem
Idem '
Idem
SCHRDER, Mej. M . A. E. .
SCHRDER, Mej. A. Ch. F
S C H U L T Z , Mej. M . J. C
SCHULTZE, H
SCHUYER, S
Idem
SCHUYER, }
SCHWEITZER, A
S C H W E I T Z E R , J. A
S C H Y V E N S , J. J. M . . . . . . .
SECRVE, J . | H
SERET, Mej. M . Th
S E U R E N , Mej. M . V A N
SEVENSTERN, M . A
SICKING, J. M . J. L. .
. .L ?! ' .
Idem
SICKINGHE, Jonkvr. O. Ch. E. . .
Idem
122

1919 Solozang (ond.).


1920 Piano (ond.).
1921 Solozang.
1869 Theorie.
1920 Contrabas (ork.).
1900 Solozang.
1915 Piano (ond.).
. 1905 Solozang.
1904 Piano.
1912 Piano (ond.).
1916 Piano (sol.), Nic.
1918 Viool (ond.).
1923 Viool (sol.).
1907 Solozang, F.
1921 Piano (ond.).
. 1906 Viool.
1911 Klarinet, m.o.
1898 Viool.
1892 Bazuin.
1902 Altviool.
1922 Viool (ond.), m.o.
1923 Piano (ond.), m.o.
1924 Viool (sol.), m.o.
1925 Piano (sol.), F.
.. 1895 Piano (ond.).
1908 Piano (ond.).
1905 Viool.
1900 Piano.
1887 Trombone.
1899 Violoncel.
1901 Contrabas, Trombone.
. 1895 Tuba.
1924 Contrabas (ork.), Fluit (ork.
. 1923 Contrabas (ork.).
1890 Orgel.
1900 Solozang.
1902 Piano.
1913 Fluit (ork. en sol.).
. 1921 Piano (ond.).
1924 Piano (sol.), m.o.
. 1910 Piano (ond.).
1911 Solozang (ond.).

SIGMOND, Mej. A. G
SIMONS, J. W
SIMONS, Mej. E
SLEURS, Mej. C. C. B. M
S L U Z E W S K I , Mej. M
SMETS, A. C . P . . .
SMIDT CRANS, Mej. Mej. W .
SMIT, J. C
SMIT, Mej. J. C
SMITH, Mej. M
SMITS, Mej. H. L. M . L
Idem
SNIJDER, A B
SNIJDERS, Mej. M . G. C
SNIJDERS, Mej. W . J. M
Idem
S O L L E V E L D , Mej. J. L
Idem
Idem
S O M M E R , Ch. W . . . . . ;
Idem
Idem
SONNEGA, P
S P A A N , Mej. A. L. P
SPENDEL, Mej. H . W
SPIER, M . L
Idem
SPIER, Mej. R
SPIERO, A
Idem
SPOEL, Mej M . J. F. A
SPOEL, Mej. M . A. F
SPRENGER, Mej. M . P. A
S T A M , Mej. J. C. . . . . . .
STAP, A. V A N DER . . / ' .
S T A R R E N B U R G , J. P
S T E I N M E T Z , P. C. . . ." .
STEELINK, Mej. M . L.
S T E E N S M A , Mej. A. T
S T E E N S M A , Mej. A
S T I K K E L O R U M , Mej. M . J. C.
S T O C K U M , Mej. R. V A N

1899 Solozang.
1893 Klarinet.
1908 Solozang.
1917 Solozang (ond.), m.o.
1912 Piano (ond. en sol.), F.
1905 Orgel, Pauken.
. . . 1890 Solozang.
1879 Viool.
1913 Piano (ond.).
1894 Piano.
1918 Piano (ond.).
1922 Piano (sol.).
1917 Piano (ond.).
1889 Solozang.
1916 Viool (ond.).
1918 Viool (sol.).
1912 Piano (ond.).
1914 Solozang (ond.).
1916 Solozang.
. . . 1912 Piano (ond.).
1913 Orgel.
1914 Piano (sol.).
1925 Piano (ond.), m.o.
1905 Piano (ond. en col.).
. 1893 Solozang.
1904 Hobo.
1905 Viool.
1909 Harp, m.o.
1901 Tromb one, Pauken.
1907 Trompet.
1911 Solozang (ond. en sol.), Sp.
1913 Solozang (ond ).
1920 Piano (ond.).
. . . 1915 Piano (ond. en sol.), m.o.
. . .
1900 Solozang.
1894 Viool.
. . .
1876 Piano, Theorie.
1909 Solozanq.
1894 Piano.
1909 Solozanq.
. . . 1910 Viool (ond.).
1903 Solozang.
123

STOKER, Mej. M . .
STOOP, Mej. J. W . C
STOOP, Jonkvr. C. J
Idem
STORDIAU, J. G. M
Idem
S T O R T E N B E K E R , Mej. J. 1
Idem
S T O R T E N B E K E R , Mej. L. L
Idem
STOTIJN J. H
"; .
S T R A D O W S K A , Mej. X
STRUYS, H . J. W . . -.
STRLER, Mej. D. H . L. V O N .
S T U T T E R S H E I M , Mej. P. G. M . .
Idem
SURIE, Mej. C. H
S W A A B , P. .
SWART, A. M
S W A R T , Mej. H . L
S W A R T , Mej. H . C
S W A V I N G , Mej. J. P. J
TABBERNAL, R
T A N D , L. J. C. V A N D E R . . .
T E K K E , Mej. H . H
TENHAEFFMODDERMAN,
Mevr. J. Th
T E R S T E E G , Mej. J. A
TESINK, J. D
TIBBE, H
TIEKS, Mej. S. G
TIERIE, Mej. J. W
Idem
T I M M E R M A N , Mej. I. J. M
T I T T E L , Mej. T. A
T O N D U , L. . . . .
.'
TOTH F P
Idem'
.
TRICHT, Mej. E . A . J. V A N . .
USENER, Mej. J. H.
VALOIS, Mej. M
V A S DIAS, Mej. L. J. M

124

. .
. .

. .

1924 Viool (ond.).


1908 Piano (ond. en sol.).
1915 Piano (ond.).
1919 Piano (sol.).
1917 Viool (ond.).
1919 Viool (sol.).
1917 Viool (ond.).
1918 Piano (ond.).
1921 Viool (ond.).
1923 Viool (sol.).
1910 Hobo, F.
1921 Piano (ond.).
1889 Viool.
1887 Piano.
1907 Piano (sol.).
1909 Viool (sol.).
1925 Piano (ond ).
1905 Fluit.
1899 Viool.
1917 Piano (ond.).
1918 Solozang (ond.).
1925 Piano (ond.).
1903 Piano.
1894 Viool.
1910 Piano (sol.).

1921 Piano (ond.), Solozang


1921 Piano (ond.).
1918 Slaginstrumenten.
1880 Piano, Viool.
1917 Piano (ond.).
1907 Piano (ond.).
1909 Piano (sol.).
1925 Piano (ond.).
1912 Solozang (ond.).
1865 Viool (?).
1916 Viool (ond.).
1918 Viool (sol.).
. .
1883 Piano.
1910 Piano (ond.).
1881 Piano.
1917 Piano (ond.).

V E E L O , Ch
' . . . .
V E E N E N B O S , Mej. A. M . A. . . .
V E E N I S V A N KRIEKEN,
Mevr. J. S. C.
V E E N S T R A , Mej. M . E
Idem
V E E N S T R A , P. A
Idem
V E E R E N H U I S , Mej. M . A
V E E R K A M P , Mej. J. M . L. . .
V E G T , H . H . V A N DER . . . .
Idem
V E L D E , H. L. V A N D E
V E L D E , P. H . V A N D E
V E L D E , W . G. V A N D E . . . .
V E L D E N ERDBRINK,
Mej. J. C. V A N DER
Idem
VELDERS, J
V E L T H O V E N , Mej. M . J. W . V A N .
V E L T H U Y S E N , Mej. A . V A N . .
Idem
V E N D E L O O , J. W . V A N . . . .
VENDERBOS, A. G
Idem
V E R D U I N , J. K. F
V E R G R O E S E N , A. A . J
V E R H A G E N , P. H . . . .
VERHEY, G
Idem
V E R H O E C K X , Mej. P. M . E. . . .
Idem
V E R K E R K , Mej. A
V E R M A E S , Mej. M . E
V E R M E E R , J. C
V E R M E U L E N , Mej. A. F. J. H . . .
VERNIERS V A N DER LOEFF,
Mej. N . H. .
VERSTEEG, W . H
Idem

1925 Piano (ond.).


1901 Piano.
1911
1913
1914
1914
1916
1880
1910
1914
1915
1882
1865
1903

Piano (ond.).
Solozang (ond.).
Solozang.
Viool (ond.), Hoorn (ork. en
sol.).
Viool (sol.).
Solozang.
Piano (ond.).
Viool (ond.), m.o.
Viool (sol.), F.
Violoncel.
Hobo.
Violoncel.

1916 Piano (ond.), m.o., Solozang


(ond.).
1917 Solozang, Sp.
1896 Trompet.
1917 Harp (ork.).
1906 Piano (sol.), F.
1907 Nic. voor compositie.
1913 Viool (ork. en sol.).
1918 Piano (ond.).
1921 Piano (sol.), m.o. Orgel, m.o.
1878 Klarinet, Contrabas.
1903 Tuba.
1918 Fagot (ork.).
1907 Klarinet, F.
1908 Piano (ond. en sol.).
1915 Piano (ond.), m.o.
1916 Piano (sol.), m.o.
1903 Solozang.
1898 Solozang.
1892 Fluit.
1908 Viool (ond.).
1885 Piano.
1912 Violoncel (ond.).
1913 Violoncel (ork. en sol.).

125
.25

V E R S T E E G H , L. P. L
1889 Klarinet.
V E S S E M , Mej. M . V A N . . . ^ . . 1921 Piano (ond.).
V E T , H . V A N DER
' . 1910 Piano (sol.).
Idem
1912 Viool en Altviool (ond
V I A N E N , Mej. F. A
. . 1915 Piano (ond.).
V I N C E N T , L. A
: . . 1920 Piano (ond.).
Idem
. .
1921 Piano (sol.).
VINK, J
1897 Hobo.
V I N K , F. L

, 1898 Viool.
VIS, J. W
1906 Viool.
V L E U G E L S , Mej. J. C. . . . . . .
1918 Piano (ond.).
VLIES, G. V A N D E R .
. 1894 Theorie en compositie.
V L I E T , Mej. M . M . V A N . . . . . 1891 Solozang.
V L O T E N , Mej. B. J. A . V A N . . . . 1916 Piano (ond.).
V O L K O M , Mej. J. V A N
1903 Piano.
V O L L E N H O V E N , Mej. M . E. V A N . 1920 Viool (ond.).
VLLMAR, H . F
1869 Piano.
VLLMAR, Mej. J. J
1893 Solozang.
VLLMAR, Mej. E . W
1916 Viool (ond. en sol.).
V O N K , W . G.
, 1906 Hobo.
V O O G D , Mej. A. D E . . . . . .
, 1901 Piano.
V O O G T , Mej. M . D E . . . . . . 1913 Solozang (ond.).
Idem
1914 Solozang.
V O O R T H U Y S E N , Mej. C. M . V A N . 1917 Solozang (ond.).
Idem
1918 Solozang.
V O O R T H U Y S E N , D. V A N . . . .
1920 Slaginstrumenten, m.o.
VOS, Mej. S. R. . . ~
1923 Piano (ond.), m.o.
Idem
1925 Piano (sol.).
V O S , Mej. A. D E
1905 Piano (ond. en sol.).
V R E D E N B U R G , Mej. E . B
1922 Viool (ond.).
VRIES, Mej. Th. D E .
1900 Solozang.
VRIES, Mej. G. D E . ;v*$ , 1925 Solozang (ond.).
V R O O M , Mej. F. J. . . ' . . : ~i . 1910 Piano (ond.).
VRIJER, Mej. W . C. D E . . . -. . 1922 Piano (ond.).
VRIJHOFF, F. Th
1921 Violoncel (ork.).
Idem
1922 Violoncel (ond.).
Idem
''
1923 Violoncel (sol.).
VIJVER, Mej. D. J. H . V A N DER . . 1896 Solozang.
W A A L , Mej. T. M . A. D E
1907 Solozang.
W A A R T , A. P. D E . . . . .
i 1886 Piano, Orgel, Zilv.
W A G E N E R , G. F. . . \ . . ' : . 1865 Piano.
W A I S V I S Z , A. . . * . V . . . .. J 880 Fagot.
r

126

W A L , A. J. D E
W A L , Mej. G. V A N D E R
Idem
WALPOOTT. C
W A L P O T , Mej. A. F. H
W A L T H E R , Mej. H . J. . ,
W A S S E M , A. J. V A N
W A S S E N A A R . Mej. C. W . . .
W A T T E R , W . J. B
W E G E N A A R , Mej. A. G
WEGERIF, H. A. . .
Idem
Idem
WEGERIF, W . J
W E I D E , Mej. E. M . V A N DER .
WEILERS, Mej. G W
W E L S E N E S , Mej. A . J. V A N . .
W E L T E R , A . J. F
W E R F F , Mej. J. M . . .
W E R K H O V E N , F. V A N
Idem
W E R M E S K E R K E N , Mej. A. V A N
W E R S T , Mej. N . M . J. . . . .
W E I J A N D , J. P
W E Y M A N S , Mej. A . L. H
W E Y N E N , Mej. B
WEZEL, W . H. V A N
W E Z E L , H. V A N
Idem
W I E L , F. H . V A N D E
W I E M A N S , Mej. M . A. C
W I E N E R , Mej. A
W I L D E , Mej. S. J. D E
W I L D S C H U T , Mej. C
W I L L E M S E N , Mej. P
W I L L I N G , Mej. A
W I L M I N K , G. C
W I L S O N , J. Th
WINKEL, L
WISELIUS, Mej. S
WISSE, J. L
-, . .
Idem
r

...

. ..

. .
. .
. .

. .
. .

. .

1897 Piano.
1920 Violoncel (ond.).
1924 Violoncel (sol.).
1883 Trompet, Contrabas.
1913 Piano (ond.).
1882 Piano.
1913 Trombone (ork. en sol.).
.1913 Piano (ond.).
1899. Piano.
1906 Piano (ond.).
1900 Piano.
1902 Violoncel.
1912 Orgel.
1904 Violoncel.
1918 Piano (ond.).
1919 Harp (sol.).
1908 Piano (ond.).
1905 Klarinet.
1910 Piano (ond.).
1911 Piano (ond.).
1912 Piano (sol.).
1916 Piano (ond.).
1878 Piano, Theorie.
1909 Fluit, m.o.
1886 Solozang.
1913 Piano (ond.).
1909 Klarinet, m.o.
1914 Piano (ond.), Violoncel (ond
1916 Violoncel (sol.).
1915 Viool (ond.), Klarinet (sol.).
1882 Piano.
1877 Piano, Theorie.
1903 Piano.
1924 Piano (ond.), m.o.
1882 Piano.
1902 Solozanq.
1909 Viool (sol.).
1922 Fluit (ork.).
1867
1911 Solozang.
1910 Piano (sol.).
1911 Orgel, m.o.

127

WISSE, G. W
I
WISSE, W . J
WISSE C L

Fluit, m.o.
Violoncel (ond.).
Viool (ond.).
Viool (ork. en sol.), Klarinet
(ork. en sol.).
WITSEN, E
1925 Piano (ond.), m.o.
W I T S E N , ELIAS, Jonkvr. C M . . . . 1920 Piano (ond.).
Idem
1921 Solozang (ond.), m.o.
W I T T , H . L. F
1895 Fluit.
W I T T A. H . F
1898 Klarinet.
WITT H. E
1905 Klarinet.
W I T T , H . A. D E
1873 Hobo.
W I T T , Mej. A. M . D E . . . i 1901 Piano.
WOHLRABE, H. W
1867
W O L F , Mej. W . A. C
1920 Piano (ond.).
Id
1922 Piano (sol.), m.o.
WOLFF.A.J
1899 Trompet.
W O L F F , Mej. F. M
1901 Solozang.
WOLTERS, J
1924 Klarinet (ork.).
WOUTERS, H. S
19H Viool (ond.).
Idem
1918 Orgel.
W O U T E R S , J. H . . .
1919 Piano (ond ).
W R E E D E , Mej. A . G. D E
1928 Piano (ond.), m.o.
W T T E W A A L V A N STOETWEGEN,
Jkvr. C. A. C. H
1912 Solozang.
WIJCKVAN OYEN,
Mevr. E. W . T. V A N
1915 Piano (sol.).
WIJK, Mej. E. H . V A N
1911 Solozang (ond.).
W I J N B E R G E N , S. L. V A N
1905 Viool.
W I J N M A L E N , Mej. H . O. W
1911 Piano (ond.).
1912 Piano (sol.).
W I J N M A L E N , J. J
1882 Contrabas.
IJDO, Mej. S C
1903 Piano.
IJDO J H
1908 Violoncel.
IJPELAAR, Mej. M . J. E
1917 Viool (ond.).
Z A L B I N , E. D. C
1894 Viool.
Z A V A R D I , Mej. M . C. M
1867.
Z A N D B E R G E N , J. N
1913 Piano (sol.).
Z A N T E N JUT, Mej. E. M . V A N . . . 1910 Piano (ond.).
Z E L D E N R U S T , H. L
1897 Hoorn.
Z E L L N E R , Mej. P. C. R
1891 Solozang.
ZEPPARONI, F
1925 Viool (sol.), m.o.
d e m

e m

I d e m

128
28

1911
1912
1912
1914

ZIECK, Mej. J. C
ZIECK, C. F. .
Z O E T E , L. F. D E .
ZONNEVELD, J
Idem
Z O N N E V Y L L E , Mej. W . C. M . . . .
Z U R H A A R , A. W . E. F
Z U R H A A R , Mej. J. C
Z U R H A A R , F. J. P
Z U R H A A R , Mej. M . A
Z U T P H E N , J. F. V A N
Z W A A N , J. A . D E
. .
ZWAAN.JOH.DE
Idem
Idem
Z W A A N , Mej. J. D. A . D E
Z W A R T , J. C
Idem
Z W E E P , Mej. E . L. V A N DER . . .
Idem
Z W E T S L O O T , P. Th
Idem

1903 Solozang.
19H Contrabas (ork.).
1910 Viool (sol.).
1906 Contrabas.
1909 Trombone, m.o.
1913 Piano (ond.).
1885 Violoncel.
1893 Solozang.
1894 Violoncel.
1922 Solozang (ond.).
1893 Piano.
1880 Orgel.
1907 Piano (ond.).
1908 Orgel.
1910 Piano (sol).
1917 Solozang, Sp.
1911 Violoncel (ond.).
1912 Violoncel (sol.).
1915 Piano (ond.), m.o.
1916 Piano (sol.).
1914 Piano (ond.).
1915 Piano (sol.).

129

D E G E G E V E N S V O O R DIT D O O R MIJ S A M E N G E S T E L D E BOEK


H E B IK IN H O O F D Z A A K V E R Z A M E L D UIT D E IN H E T A R C H I E F
V A N H E T KONINKLIJK C O N S E R V A T O R I U M V O O R M U Z I E K BER U S T E N D E S T U K K E N . D E N H E E R J. J. O U D E M A N S , SECRETARIS
DER COMMISSIE V A N T O E Z I C H T , B R E N G IK MIJN W E L G E M E E N D E N D A N K V O O R DE SAMENSTELLING V A N DE LEXICOG R A P H I S C H G E R A N G S C H I K T E LIJST V A N D E L E E R L I N G E N , DIE
V A N A F H E T JAAR 1865 H E T E I N D G E T U I G S C H R I F T
HEBBEN
V E R W O R V E N . T E V E N S B E T U I G IK MIJN H A R T E L I J K E N D A N K
A A N A L L E N , DIE MIJ D E G E L E G E N H E I D G A V E N T O T H E T
REPRODUCEEREN V A N HET ILLUSTREEREND MATERIAAL.
' S - G R A V E N H A G E , 25 M A A R T 1926.
Mr. G. A . V A N H A E F T E N .

13D

Vous aimerez peut-être aussi