Académique Documents
Professionnel Documents
Culture Documents
Student:
Paul Pijnenburg
Studentnummer:
12468210
College Groep:
Eindhoven
Docent:
Guido Wolfs
Het Artikel
Ik heb gekozen voor het artikel Prijzen groente en fruit onderuit na Russisch verbod uit het Financieel Dagblad
van 25 oktober 2014. Dit artikel heb ik gekozen omdat het meerdere aspecten van de economische theorie raakt.
Het is daarom bij uitstek geschikt voor deze opdracht en het illustreert mooi de samenhang tussen de
verschillende aspecten van economie.
De kern van het artikel is dat de marktprijzen van landbouwproducten in Nederland onder druk staan door het
Russische invoerverbod hierop. De prijzen zijn enorm gedaald en de branche organisatie vraagt steun aan
Europa. Het artikel sluit af door te zeggen dat de daling van groente- en fruitprijzen niet automatisch
doorgevoerd wordt in de supermarkt schappen.
Steun gevraagd
De Nederlandse brancheorganisatie groente- en tuinveilingen stelt dat Europese steunmaatregelen de sector op
de been moeten houden.
De EU heeft in het verleden veel gedaan om de Europese landbouwsector op de been te houden, denk aan de
bekende melkplassen en boterbergen.
Maar wat is de reden of de theoretische achtergrond hiervan?
De definitie van levensstandaard volgens PoF is de mat waarin mensen toegang hebben tot schaarse goederen
(hoofdstuk 16 paginas 422-423). Om er voor te zorgen dat het Europese volk toegang heeft tot voldoende
groente en fruit, en zo de levensstandaard te waarborgen, moet de EU ervoor zorgen dat er genoeg geproduceerd
wordt in Europa. Wanneer zij de markt haar vrije loop zou laten zouden er veel groente- en fruittelers failliet
gaan, omdat er niet genoeg vraag is naar hun producten. Wanneer er in de toekomst wel grote vraag is naar deze
producten zal Europa afhankelijk zijn van externe partijen omdat zij zelf niet genoeg produceert. Om dit te
voorkomen, en de levensstandaard hoog te houden, steunt de EU de Europese groente- en fruittelers (maar ook
bijvoorbeeld de melkboeren).
Stel dat iemand drie tomaten per week eet. Wanneer tomaten goedkoper worden gaat hij er misschien vijf of
hooguit zes per week eten, maar hij zal er ongeacht de prijs nooit 20 of 30 eten. Zelfs als ze gratis zijn heeft hij
nog geen behoefte aan zoveel tomaten.
Dat is de reden waarom de focus op andere afzetmarkten ligt. Dit is ook de kern van het probleem en waarom de
EU steun verleent. Door de lage prijselasticiteit van de vraag kan de markt het aanbodoverschot niet oplossen
zonder dat dit leidt tot faillissementen.
Supermarkt
Het artikel eindigt door te zeggen dat de prijsdaling niet per se in de supermarkt schappen terug te zien zal zijn.
Dat komt volgens het artikel omdat de verkoopprijzen van
supermarkten meer afhankelijk zijn van concurrenten dan van
de inkoopprijzen. Dit geeft aan dat er geen sprake is van een
markt van volledige mededinging.
Zoals te zien in de grafiek zou bij volledige mededinging de
vraag compleet verdwijnen wanneer de prijs stijgt. Dat is bij
levensmiddelen niet het geval (we hebben reeds vastgesteld dat
deze prijsinelastisch zijn).
In de supermarkt wereld (de levensmiddelen branche) is er sprake van een oligopolie. Er zijn namelijk een
beperkt aantal supermarkten die samen de markt in handen hebben, het toetreden tot deze markt is moeilijk
omdat supermarkten schaalvoordelen hebben (PoF hoofdstuk 8 paginas 230-231).