Vous êtes sur la page 1sur 4

Aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland 2 april 2003

Postbus 90602 SR/2003/720/PME


2509 LP DEN HAAG DRM/ARO/03/1952A
28-02-2003
(010) 4179137
bedenkingen t.a.v.
Ontwerpstreekplan
Zuid-Holland Oost

Geacht college,

Op 28 februari 2003 heeft u ons het Ontwerpstreekplan Zuid-Holland Oost voor een reactie toegezonden.
Onze belangstelling gaat uiteraard vooral uit naar de wijze waarop de driehoek Rotterdam-Zoetermeer-
Gouda (RZG) in het ontwerpstreekplan opgenomen is. Onder uw leiding wordt met 23 partijen sinds begin
2002 gewerkt aan een proces dat begin 2004 tot een Interregionale Structuurvisie (ISV) voor het gebied
moet leiden en een Interregionaal Structuurplan (ISP) voor de Zuidplaspolder. De afgelopen weken is
intensief overlegd over onder andere een Opgavendocument en een Plan van Aanpak als startpunt voor de
vervolgfase. Kernbegrippen bij de aanpak zijn een open planproces en een integrale planontwikkeling.

In het ontwerp-streeekplan is de driehoek RZG als studiegebied opgenomen. De formele betekenis hiervan
blijkt niet veel meer te zijn dan de aankondiging van de eerste herziening van dit nieuwe streekplan.
In het nu vast te stellen streekplan worden wel allerlei uitspraken gedaan over (delen van) het gebied,
zonder dat beschikt kan worden over de uitkomsten van de integrale opgave RZG.
Hiermee gebeurt juist dat waar de opgave RZG een eind aan wil maken, namelijk besluiten nemen over
deeloplossingen zonder dat de integrale lange termijnvisie voor het totale gebied gevormd is.

Wij vinden dit teleurstellend en niet ten goede komen aan de voorgestane open samenwerking in het project
RZG. Bovendien vinden we het een ontkrachting van het streekplan-instrument dat in dit streekplan, dat een
samenhangend kader moet bieden tot 2015, nu al wordt aangekondigd dat de ‘houdbaarheidsdatum’ voor
een belangrijk deel van het gebied slechts ongeveer één jaar zou kunnen zijn.

De enige oplossing die volledig recht doet aan zowel het project RZG als aan het instrument streekplan als
lange termijn kader is naar onze mening het verlengen van de procedure van het streekplan (in ieder geval
voor het RZG-deel van het plan) tot 2004. Dit voorstel hebben wij ook al in november 2001 in onze reactie
op de Nota Koersbepaling gedaan.
Een dergelijk uitstel is feitelijk ook mogelijk. Het huidige streekplan is geldig tot 2005, terwijl daarnaast de
5 e Nota Ruimtelijke Ordening, volgens de Nota Koersbepaling een van de belangrijkste redenen voor een
snellere herziening, voorlopig (in de vorm van de Nota Ruimte) nog niet vastgesteld zal zijn.

Een alternatief voor uitstel zou zijn het totale gebied op te nemen als uitwerkingsgebied, als dit mogelijk is
gezien de omvang van het gebied en het nog globale karakter van het programma).

Als u geen mogelijkheden ziet tot deze voorgaande twee opties, zien wij als minimale variant dat het
ontwerp-streekplan zich beperkt tot het vastleggen van datgene wat in het streekplan 1995 incl. de drie
partiële herzieningen al was opgenomen, en hier geen nieuwe keuzes en deeloplossingen aan toevoegt (die
immers niet afgewogen zijn vanuit een integraal toekomstbeeld voor het gebied).
Hierbij delen wij de kanttekening van de Minister van VROM dat voor Westergouwe de integrale RZG-studie
het beoordelingskader voor deze locatie moet bieden.

Concreet gaat het hierbij om de volgende elementen waartegen wij bedenkingen hebben:

1. In paragraaf 3.1 bij structurerend element SE 4 wordt uitgesproken dat het groenblauwe raamwerk
wordt gevrijwaard van verstedelijking. Dit lijkt ons voorbarig, gegeven de nog lopende ISV-en ISP-
studies. Daarin zijn met name ook combinaties van rood/paars-groen en rood/paars-blauw (combinaties
van wonen en/of werken met het groenblauwe raamwerk) nadrukkelijk aan de orde. Gegeven de
veelheid aan ruimtelijke en programmatische claims op het gebied is meervoudig grondgebruik en
combinatie van functies noodzakelijk. SE 4 lijkt ons strijdig met deze inzet.

2. Onder paragraaf 3.8.1 (Driehoek RZG) wordt als concrete beleidsbeslissing de tweede fase Bentwoud
vastgelegd. Dit vinden wij voorbarig gezien het lopende project RZG. (Zie ook opmerking 7.)

3. In paragraaf 4.2.5 (milieuhinderlijke bedrijvigheid) is het voornemen om het Ecopark A12 Noord bij
Waddinxveen te reserveren als vestigingslocatie voor categorie 4-en 5-bedrijven (Kernpunt K.04). Dit
lijkt ons strijdig met het bovenliggende voornemen om in de Zuidplaspolder een hoogwaardig, integraal
woon-, werk- en recreatiegebied te ontwikkelen. Hoogwaardige woonmilieus laten zich ons inziens slecht
combineren met milieuhinderlijke bedrijvigheid. Het ISV moet duidelijk maken of, en zo ja waar, er in de
Zuidplaspolder ruimte is voor dergelijke bedrijven. Op voorhand locaties hiervoor aanwijzen lijkt ons niet
gewenst.

4. In paragraaf 4.3.1. (natuurgebieden) worden natuurgebieden met een provinciale status aangegeven.
Rond het gebied in het midden van de Zuidplaspolder is hierbij geen groene contour getrokken. Dit lijkt
ons terecht gezien het project RZG. Ook hier geldt dat locatiekeuze in afwachting van de uitkomsten van
de ISV voorbarig is. (Zie ook opmerking 7.)

5. Onder 4.5.2 (knopen en vestigingslocaties) wordt gesproken over het voornemen om nieuwe
knooppunten te ontwikkelen: Gouda-West als bovenregionale knoop, en Nieuwerkerk als regionale
knoop). Onder paragraaf 5.2.10 wordt gesteld, dat “een nadere uitwerking van deze twee locaties
onderdeel zal uitmaken van de planontwikkeling voor het gebied Rotterdam-Zoetermeer-Gouda”. Wij
willen er op wijzen dat de locatie en profilering van nieuwe knooppunten afhankelijk is van de
uitkomsten van het ISV- en ISP-traject. De afweging van ruimteclaims en de lokalisering van
programma’s in ISV-kader zal duidelijk maken of, en waar, in de toekomst nieuwe knooppunten
noodzakelijk/wenselijk zijn. Daar nu al een voorschot op nemen lijkt ons onjuist.

6. In paragraaf 5.2.2 (werklocaties) wordt gesteld, dat in de toekomst de economische dynamiek vooral op
de A12-as (Zoetermeer-Gouda) zal zijn gericht. Ook dit lijkt ons op voorhand onjuist en voorbarig: in
onze optiek speelt ook de A20 een belangrijke rol in de economische dynamiek, en zal deze rol in de
toekomst, bij de verstedelijking van de Zuidplaspolder, verder worden versterkt. Ook de omgeving van
de Goudse Knoop (verknoping van A12 en A20 nabij Gouda) zien wij als potentieel interessante
economische ontwikkelingslocatie. Ook hierover zal de ISV- en ISP-studie nader uitsluitsel moeten
geven.

7. Een apart aandachtspunt is het Groenblauw casco Zoetermeer-Zuidplas. Voor de tweede fase van het
strategisch groenproject is een MER opgesteld, die als bijlage bij het Ontwerp Streekplan is gevoegd. Wij
zullen hier ook separaat op reageren. Het voorkeursalternatief uit de MER is in het ontwerpstreekplan
overgenomen:
300 ha tweede fase Bentwoud (CBB 4)
475 ha recreatie/waterberging Eendragtspolder (K 17)
245 ha zoekopdracht natte natuur in Zuidplaspolder (waarvan 50 ha begrensd)
In het huidige streekplan waren al eerder 1000 ha Bentwoud eerste fase (CBB 3) en 250 ha
verbindingszone (K16) vastgelegd.

Pagina 2
In onze reactie op de MER geven wij aan dat in de MER alternatieven zijn onderzocht die niet gebaseerd
zijn op actuele ruimtelijke beleidsvoornemens (5 e Nota, Stellingnamebrief, project RZG).
Pas de ISV kan de basis bieden voor locatiekeuze voor het groenblauw casco. Wij stellen dan ook voor
de MER-uitkomst nu niet vast te leggen maar te beschouwen als één van de, in ISV- en ISP-kader nader
af te wegen, ruimtelijke bouwstenen voor het gebied.

8. In aanvulling op de vorige opmerking: als kernpunt 17 wordt de Eendragtspolder als gebied voor
natuur/recreatie/waterberging vastgelegd. Wij zijn het ermee eens dat dit de hoofdfunctie voor het
gebied is, maar willen in dit gebied, in beperkte mate, ook de mogelijkheid voor wonen open houden.

9. Onder 5.2.11 (windenergie) wordt gesproken over wenselijke- of studielocaties voor lijn- en
clusteropstellingen voor windturbines. Knooppunt A12/A20 en de A12 tussen Moerkapelle en de Rotte
worden genoemd en deels op kaart vastgelegd. Wij willen niet op voorhand een dergelijke keuze maken
voor locaties voor windturbines. Ook hiervoor geldt naar onze mening, dat de uitkomsten van de ISV- en
ISP-studies zullen moeten aangeven welke ruimte hiervoor aanwezig kan zijn, gegeven de andere
ruimteclaims in dit gebied.

10. De Kernpunten K.33 en K.38 (paragraaf 6.2.6) hebben betrekking op de te realiseren randwegen bij
resp. Gouda en Waddinxveen. Bij de Randweg Waddinxveen wordt gesteld dat deze hooguit een locale
ontsluitende functie kan hebben. Een randwegensysteem bij Gouda en Waddinxveen lijkt ons gewenst,
echter de functie van deze wegverbindingen (ontsluiten, verbindend, bovenlokaal/regionaal) hangt mede
af van de uitkomsten van de ISV- en ISP-studie. Ook de relatie met de eventuele realisering van nieuwe
knooppuntlocaties in het gebied is hierbij van belang.

Voor de duidelijkheid willen wij nog opmerken dat onze bedenkingen niet zozeer betrekking hebben op de
genoemde functies en programma’s als zodanig, maar wel tegen het op dit moment gedetailleerd (zowel
voor wat betreft omschrijving en locatie) vastleggen ervan in dit ontwerp-streekplan. Ons inziens is dit pas
te beoordelen op basis van de te maken ISV, en zouden deze punten als opgave in het project RZG
meegenomen kunnen worden.

Hoogachtend,

het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam,

mr M.C. Jansen, mr I.W. Opstelten,


secretaris. voorzitter.

Pagina 3
Bijlageblad bij brief aan SR/2003/720/PMe

Intern is een kopie van deze brief gegaan naar:

1. archiefexemplaar met bijlageblad

bijlagen:

§ bij archiefexemplaar gevoegd *)

§ in brochureverzameling van onze DIV *)

§ elders, namelijk *)

§ niet bijgevoegd omdat dat niet relevant is. *)

2. Exemplaar voor DB-lijst “ingekomen en uitgegane stukken”. *)

3. Financiële administratie *)

4. Willem Rietveld

5. Peter van der Valk

6. Paul Meijer

7. Rob van Schijndel/dsv

8. .

9. .

* ) doorhalen wat niet van toepassing is

Toelichting:
Het bijlageblad is voor secretaresses een hulpmiddel bij het maken van een voldoend aantal
kopieën en bij het verzenden van de afschriften. Een correct ingevuld bijlageblad geeft hen
voldoende informatie voor een vlotte verzending. Bovendien is naderhand altijd na te gaan wie
een afschrift van de uitgaande brief heeft ontvangen. Wenselijk is dat in het archief de bijlage
terug te vinden is. Daarom wordt in den regel een kopie van de bijlage bij de archiefkopie
voegen. Indien dat niet noodzakelijk is (bijvoorbeeld omdat bewuste bijlage in onze eigen
brochureverzameling is opgenomen): onder punt 1 helder (doorhalen wat niet van toepassing is)
aangeven waar de meegezonden bijlage kan worden teruggevonden.

Vous aimerez peut-être aussi