Vous êtes sur la page 1sur 28

MODEL VOOR INTEGRALE KWALITEITSEVALUATIE VAN HET ONDERZOEK IN DE

RECHTSWETENSCHAPPEN

Model voor Integrale Kwaliteitsevaluatie van het Onderzoek in de Rechtswetenschappen


Aangepaste versie 22 september 2004

Inhoudstafel
1. INLEIDING ....................................................................................................................................................... 3
Plenaire vergaderingen (voorzitter A. Verbeke)............................................................................................ 4
Denkgroep Ranking (voorzitter F. Fleerackers)............................................................................................ 5
Denkgroep Matrix (voorzitter Y. Jorens)....................................................................................................... 5
2. MODEL VOOR INTEGRALE KWALITEITSEVALUATIE ..................................................................... 7
DEEL I ONDERZOEKSPARAMETERS VOOR BEIDE NIVEAUS

1. INLEIDING ....................................................................................................................................................... 7
1.1. Afbakening van onderzoeksparameters .................................................................................................. 7
1.2. Eerste niveau van het model: minima..................................................................................................... 8
1.3. Tweede niveau van het model: kwaliteitscriteria.................................................................................... 8
2. ONDERZOEKSPARAMETER PUBLICATIES .......................................................................................................... 8
2.1. Context.................................................................................................................................................... 8
2.2. (Sub)parameters ..................................................................................................................................... 9
2.3. Werkwijze ............................................................................................................................................... 9
2.3.1. Mogelijke beoordelingsmethodes voor artikels in tijdschriften ........................................................................ 9
2.3.2. Beoordeling van tijdschriftartikels en noten ................................................................................................... 11
2.3.3. Beoordeling van boeken / bijdragen in boeken............................................................................................... 13
2.3.4. Beoordeling van doctoraten ............................................................................................................................ 13

2.4. Kwaliteitscriteria ...................................................................................................................................13


Criterium 1: wetenschappelijke originaliteit............................................................................................................. 13
Criterium 2: Grondigheid ......................................................................................................................................... 15
Criterium 3: Overschrijdend ..................................................................................................................................... 16
Afbakening A-B-C ................................................................................................................................................... 16

2.5. Internationale/buitenlandse dimensie....................................................................................................17


2.6. CV-gegevens ..........................................................................................................................................17
3. ONDERZOEKSPARAMETER PROJECTEN............................................................................................................17
4. ONDERZOEKSPARAMETER LEZINGEN .............................................................................................................19
5. ONDERZOEKSPARAMETER ADVIESVERLENING ...............................................................................................21
6. ONDERZOEKSPARAMETER DOCTORAATSBEGELEIDING EN -BETROKKENHEID .................................................21
7. ONDERZOEKSPARAMETER LIDMAATSCHAP VAN REDACTIERADEN .................................................................22
8. DIMENSIE INTERNATIONAAL/BUITENLAND .....................................................................................................22
9. UNIFORM CV-MODEL .....................................................................................................................................22
9.1. Onderzoek..............................................................................................................................................23
9.1.1. Publicaties ...................................................................................................................................................... 23
9.1.2. Projecten......................................................................................................................................................... 23
9.1.3. Congressen en lezingen .................................................................................................................................. 23
9.1.4. Adviesverlening.............................................................................................................................................. 23
9.1.5. Doctoraatsbegeleiding en -betrokkenheid....................................................................................................... 24
9.1.6. Lidmaatschap redactieraad ............................................................................................................................. 24

9.2. Wetenschapsondersteuning....................................................................................................................24
9.3. Varia ......................................................................................................................................................25
9.3.1. Wetenschappelijke prijzen.............................................................................................................................. 25
9.3.2. Beurzen e.d. .................................................................................................................................................... 25

DEEL II MINIMUMSYSTEEM VOOR HET EERSTE NIVEAU

25

1. PUBLICATIES ..................................................................................................................................................26
2. PROJECTEN EN DOCTORAATSBEGELEIDING/-BETROKKENHEID .......................................................................27
3. LEZINGEN .......................................................................................................................................................27
4. OVERZICHT VAN HET MODEL VOOR INTEGRALE KWALITEITSEVALUATIE VAN HET ONDERZOEK IN DE
RECHTSWETENSCHAPPEN MET KWANTITATIEVE MINIMA ...................................................................................28

Model voor Integrale Kwaliteitsevaluatie van het Onderzoek in de Rechtswetenschappen


Aangepaste versie 22 september 2004

1. Inleiding
Historiek
Tijdens zijn vergadering op 14 juni 2002 heeft de VLIR aanvaard dat bibliometrische studie een
methode is die bijdraagt tot onderzoeksevaluatie in specifieke domeinen van de (toegepaste)
wetenschappen en biomedische wetenschappen. Voor de domeinen waar dit niet mogelijk is, moet een
alternatief evaluatie-instrument ontwikkeld worden. Aan de VLIR-werkgroep Onderzoek werd
gevraagd om een alternatief voor te stellen voor de evaluatie van de kwaliteit van het onderzoek en
daarbij te vertrekken van de casus van de 'Rechten'.
Tijdens de vergadering van de VLIR-werkgroep Onderzoek op 3 september 2002 werd voorgesteld om
een studie uit te voeren naar de evaluatie van de kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek in de
rechtswetenschappen. Hierbij wenst men na te gaan hoe universiteiten (kunnen) werken aan
kwaliteitszorg van het wetenschappelijk onderzoek in de rechtswetenschappen. In deze studie kan men
nagaan welke evaluatiecriteria het meest gebruikt worden en over welke evaluatiemethode en -criteria
de meeste eensgezindheid bestaat.
Deze studie heeft als voordeel dat universiteiten kunnen leren uit de ervaring van anderen en inspiratie
opdoen bij het uitwerken van interne kwaliteitszorg van het wetenschappelijk onderzoek (in de
rechtswetenschappen). Het is niet de bedoeling aan de individualiteit van de instellingen te raken, wel
om met deze studie een instrument aan te reiken aan universiteiten waarmee zij intern verder kunnen
werken aan de kwaliteitszorg van het wetenschappelijk onderzoek.
Op vraag van de VLIR-werkgroep Onderzoek heeft de VLIR tijdens zijn vergadering op 8 oktober 2002
de subgroep Kwaliteitszorg Onderzoek Rechten opgericht en haar de opdracht gegeven een instrument
voor te stellen voor de evaluatie van de kwaliteit van het onderzoek in de rechtswetenschappen. De
werkgroep startte de werkzaamheden begin december 2002. Na twee plenaire besprekingen werden
twee denkgroepen opgericht, m.n. Matrix en Ranking. De conclusies van beide denkgroepen werden
regelmatig tijdens een plenaire vergadering besproken.
Op 30 oktober 2003 werden de eerste resultaten van de werkgroep voorgesteld in de de werknotitie
Naar een instrument voor de evaluatie van het onderzoek in de rechtswetenschappen: een stand van
zaken. De voorzitter heeft de nota toegelicht op de decanenconferentie en in de loop van december
2003 op de faculteitsraden te Gent, Brussel, Antwerpen en Leuven en op de VLIR-raad. Tevens zijn er
talloze schriftelijke reacties binnen gekomen, die op de website van de VLIR zijn geplaatst.
Rekening houdend met de opmerkingen en bedenkingen heeft de werkgroep verder gewerkt aan een
verfijning en aanpassing van het meetinstrument. Het resultaat daarvan werd in de nota Model voor
integrale kwaliteitsevaluatie van het onderzoek in de rechtswetenschappen van 15 juni 2004
uiteengezet. De nota was uitgewerkt op basis van een draft geschreven door Danielle Gilliot, Jetje De
Groof en Liesbet Stevens.
De werknotitie van 15 juni 2004 werd op de website van de VLIR gepubliceerd en in de periode junijuli 2004 toegelicht aan de Decanenconferentie, de VLIR-werkgroep Onderzoek, de faculteitsraden te
Brussel, Leuven, Gent en Antwerpen en aan de rectoren van de Vlaamse universiteiten. De schriftelijke
reacties op de nota werden eveneens op de VLIR-website geplaatst.
Alle bezochte faculteitsraden gaven hun goedkeuring om het model een testfase te laten ingaan. De
rectoren reageerden positief op de nota en hebben zich bereid verklaard financiering te voorzien voor de
operationalisering van het model. Aan de subgroep Kwaliteitszorg Onderzoek Rechten werd gevraagd
om een budgetvoorstel op te stellen.

Model voor Integrale Kwaliteitsevaluatie van het Onderzoek in de Rechtswetenschappen


Aangepaste versie 22 september 2004

Aan de hand van de kritiek en commentaar werden een aantal aanpassingen aan de nota voorgesteld. De
resultaten hiervan zijn terug te vinden in deze aangepaste nota van 22 september 2004. De bijstelling
van de nota is een continu proces.
Samenstelling van de werkgroep
Prof. Alain Verbeke

K.U.Leuven, voorzitter

Prof. Frank Fleerackers


K.U.Brussel
Prof. Ren Foqu
K.U.Leuven (tot december 2003)
Prof. Wouter Devroe
K.U.Leuven (vanaf januari 2004)
Dr. Liesbet Stevens
K.U.Leuven (tot september 2004)
Prof. Danil Cuypers
UA
(tot december 2003)
Prof. Thierry Vansweevelt UA
(tot december 2003)
Prof. Maurice Adams
UA
(vanaf januari 2004)
Prof. Patricia Popelier
UA
(vanaf januari 2004)
Prof. Michel Tison
UGent
Prof. Yves Jorens
UGent
Prof. Brice De Ruyver
UGent
Prof. Alain De Nauw
VUB
(van januari 2004 tot september 2004)
Prof. Miguel De Jonkheere VUB
(van januari 2004 tot september 2004)
Prof. Michel Magits
VUB
(tot september 2004)
(drie leden met 1 stem, bij wijze van staak)
Prof. Koen Byttebier
VUB
(vanaf september 2004)
Mevr. Nadine Rons
VUB
Mevr. Danielle Gilliot
Mevr. Jetje De Groof

Rotatiesysteem

VLIR
VLIR

Tijdens zijn eerste vergadering van 10 december 2002 heeft de subgroep Kwaliteitszorg Onderzoek
Rechten beslist de leden van de Interfacultaire Commissie Meting van het rechtswetenschappelijk
onderzoek uit te nodigen voor de besprekingen van de VLIR-werkgroep Kwaliteitszorg Onderzoek
Rechten. Als externe waarnemers worden aldus vrijblijvend uitgenodigd:
Prof. Herman Braeckmans
Prof. Jan Velaers
Prof. Boudewijn Bouckaert
Prof. Philip Traest
Prof. Miguel De Jonkheere
Dhr. Herv Tijssen

UA
(tot december 2003)
UA
UGent
(tot december 2003)
UGent
(vanaf januari 2004)
VUB
(tot december 2003)
Universiteit van Tilburg

Activiteiten van de werkgroep


Alle verslagen van alle hierna volgende bijeenkomsten van de werkgroep zowel plenair als de
denkgroepen kan u consulteren op de website van de VLIR onder :
http://www.vlir.be/vlir/01algemeen/04werkgroepen/02onderzoek/02kzrechten.htm
Plenaire vergaderingen (voorzitter A. Verbeke)
-24 oktober 2002:
-13 november 2002:
-10 december 2002:
-2 april 2003:
-6 mei 2003:

Kennismakingsvergadering met de VLIR-werkgroep Onderzoek


Bespreking van de opdracht en de aanpak hiervan
Bespreking van de evaluatiemethode
Oprichting van twee subdenkgroepen, m.n. Matrix en Ranking
Eerste plenaire bespreking van de bevindingen van de denkgroep Matrix
Eerste plenaire bespreking van de bevindingen van de denkgroep Ranking

Model voor Integrale Kwaliteitsevaluatie van het Onderzoek in de Rechtswetenschappen


Aangepaste versie 22 september 2004

-28 mei 2003:


-30 juni 2003:
-7 juli 2003:
-18 oktober 2003:
-22 januari 2004:
-30 maart 2004:
-11 mei 2004:
-2 juni 2004:
-8 juni 2004:
-6 juli 2004:
-22 september 2004:

Tweede plenaire bespreking van de bevindingen van de denkgroepen Matrix en


Ranking
Eerste plenaire bespreking van de nota Naar een instrument voor de evaluatie
van het onderzoek in de rechtswetenschappen: een stand van zaken
Tweede plenaire bespreking van de nota Naar een instrument voor de evaluatie
van het onderzoek in de rechtswetenschappen: een stand van zaken
Derde plenaire bespreking en finalisering van de nota
Bespreking van de reacties op de nota en het vervolgtraject
Plenaire bespreking van de bevindingen van de denkgroepen Matrix en
Ranking
Plenaire bespreking van de bevindingen van de denkgroep Matrix en
introductie van het Model voor integrale kwaliteitsevaluatie van het onderzoek
in de rechtswetenschappen
Eerste plenaire bespreking van de nieuwe nota Model voor integrale
kwaliteitsevaluatue van het onderzoek in de rechtswetenschappen
Finalisering van de nota Model voor integrale kwaliteitsevaluatue van het
onderzoek in de rechtswetenschappen
Bespreking van de reacties op de nota en het vervolgtraject
Plenaire bespreking van de aangepaste nota van 22 september 2004 en van het
uniforme CV-model

Denkgroep Ranking (voorzitter F. Fleerackers)


-14 januari 2003:
-28 januari 2003:
-20 februari 2003:
-18 maart 2003:
-1 april 2003:
-4 juni 2003:
-5 augustus 2003:
-3 februari 2004:
-2 maart 2004:
-9 maart 2004:
-13 april 2004:

Bepalen van werkwijze


Bepalen van criteria (algemene)
Afbakening en verfijning van criteria
Afbakening en verfijning van criteria (vervolg)
Eerste toetsing
Tweede toetsing (6 tijdschriftnummers)
Uitgebreide toetsing van tijdschriften
Afbakening en verfijning criteria voor tijdschriftartikels, boeken en artikels in
boeken en doctoraten
Uitwerking werkwijze
Afbakening en verfijning criteria voor tijdschriftartikels en boeken en artikels in
boeken (criteria beschouwend-beschrijvend, grondigheid en overschrijdend)
Afbakening en verfijning van criteria en parameters tijdschriftartikels (criteria
beschouwend-beschrijvend en grondigheid)
Afbakening en verfijning van criteria beschrijvend/beschouwend, grondigheid en
overschrijdend

Denkgroep Matrix (voorzitter Y. Jorens)


-21 januari 2003:
Bepalen van (sub)meetdomeinen (algemeen)
-18 februari 2003: Definitie en weging van meetdomeinen publicaties en congressen
-10 maart 2003:
Definitie en weging van vijf overige meetdomeinen
-31 maart 2003:
Bepalen van referentieperiode, -persoon en -output
-7 mei 2003:
Eerste toetsing van CVs
-21 mei 2003:
Tweede toetsing van CVs
-25 juni 2003:
Differentiatie van matrixmodel
-20 augustus 2003: Toetsing van CVs en aanpassing van het matrixmodel
-14-15 oktober 2003:Uitgebreide toetsing van CVs
-11 februari 2004: Bespreking verdere aanpak, planning en werkwijze van de denkgroep
-1 maart 2004:
Verfijning van de meetdomeinen projecten en adviezen
-10 maart 2004:
Verfijning van de meetdomeinen projecten, adviezen en congressen en lezingen

Model voor Integrale Kwaliteitsevaluatie van het Onderzoek in de Rechtswetenschappen


Aangepaste versie 22 september 2004

-18 maart 2004:


-21 april 2004:

Verfijning van de meetdomeinen projecten,


promotorschap en lidmaatschap van redactieraden
Uitwerking van het vorkensysteem

congressen

en

lezingen,

Planning
In het kader van de operationalisering van het model bereidt de werkgroep Kwaliteitszorg Onderzoek
Rechten een CV-format voor opdat het model implementeerbaar zou zijn binnen de universiteiten. In
september 2004 zal deze format aan de faculteiten Rechtsgeleerdheid bezorgd worden.
Een voorstel met betrekking tot de financile aspecten van het opstellen van een eerste ranking van
Vlaamse en tweetalige Belgische juridische tijdschriften en van juridische boeken van onderzoekers aan
Vlaamse rechtsfaculteiten werd voorgelegd aan de VLIR.
Gepland wordt dat een commissie einde 2004 de eerste ABC-ranking van de Vlaamse en tweetalige
Belgische juridische tijdschriften opstelt. De VLIR zal deze commissie aanstellen in het najaar van
2004. Gestreefd wordt naar een interuniversitaire, multidisciplinaire en internationale samenstelling van
de commissie. Tijdschriftredacties en/of uitgeverijen zullen worden uitgenodigd om een selectie van
tijdschriftnummers in te sturen. In een eerste fase zou de ranking na twee jaar, d.i. begin 2007,
gevalueerd worden. In een volgende fase is het mogelijk dat de ranking om de drie of vier jaar
herbekeken wordt.
Het opstellen van de eerste ABC-ranking van juridische boeken van onderzoekers aan Vlaamse
rechtsfaculteiten is gepland in het voorjaar van 2005. De VLIR zal voor de boeken een aparte
commissie aanstellen. Hier wordt eveneens gestreefd naar een interuniversitaire, multidisciplinaire en
internationale samenstelling. Boeken zullen jaarlijks beoordeeld worden tijdens de zomer. De volgende
evaluatie zou dan plaatsvinden in de zomer van 2006.
Model
De subgroep Kwaliteitszorg Onderzoek Rechten kiest voor een evaluatie-instrument dat benadrukt dat
een goede onderzoeker in de rechtswetenschappen niet kan volstaan met enkel publicaties, maar
evenmin met enkel projecten. Hij moet een voldoende compleet profiel hebben, wat niet belet dat hij in
verregaande mate eigen accenten kan en moet leggen.
Aldus is een model voor integrale kwaliteitsevaluatie uitgewerkt dat bestaat uit twee niveaus. Het eerste
niveau is het minimale niveau waaraan iedereen moet voldoen, met vastgelegde vereisten zowel
kwantitatief als kwalitatief, naargelang de academische graad van de betrokkene, uitgaande van een
normale belasting op onderwijs- en beleidsvlak en uitgaande van een positie als voltijds academicus.
Een academicus met een aanstelling vanaf 70% wordt als voltijds beschouwd. Toepassing van het
model op deeltijdsen wordt overgelaten aan de betrokken evaluator of beoordelaar. De vereiste van
integraliteit blijkt uit het vastleggen van minima voor drie onderzoeksparameters waaraan de
onderzoeker cumulatief moet voldoen. Het betreft (1) publicaties, (2) projecten en
doctoraatsbegeleiding en -betrokkenheid (samen beschouwd) en (3) lezingen.
Op het tweede niveau wordt de kwantitatieve benadering volgens een matrixmodel volledig verlaten.
Hier geldt enkel een kwaliteitsevaluatie volgens de ABC-criteria, zonder dat de onderzoeksparameters
tegen elkaar worden afgewogen en zonder dat een referentieoutput volgens een normpersoon wordt
opgelegd. Aldus legt het voorgestelde model veel meer de nadruk op kwaliteit eerder dan op kwantiteit.
Het voorliggende model voor integrale kwaliteitsevaluatie is een eerste poging die in een testfase zal
worden gemplementeerd. Na deze testfase van twee jaar, zal het gevalueerd en zonodig verder
verfijnd worden.
Model voor Integrale Kwaliteitsevaluatie van het Onderzoek in de Rechtswetenschappen
Aangepaste versie 22 september 2004

Het model beoogt:


(1) een integrale evaluatie van het onderzoek waarbij
(2) een bepaalde minimumnorm (kwantitatief en kwalitatief) moet worden behaald voor drie
categorien van onderzoek en waarbij
(3) voor het onderzoek in het algemeen en ook buiten dit minimum een kwaliteitsniveau zichtbaar
wordt gemaakt aan de hand van ABC-criteria.
Uitgangspunten
-

Model voor een testfase van circa twee jaar, met herevaluatie en mogelijkheid van aanpassingen en
cours de route;
Model enkel voor onderzoek, zonder andere taken zoals onderwijs en beleid in rekening te brengen;
Model uitgaande van een positie als voltijds academicus, met een normale belasting qua onderwijs
en beleid;
Model bruikbaar zowel voor evaluatie van individuele onderzoeker als van onderzoeksgroepen;
Model voor de rechten zou ook als uitgangspunt kunnen dienen voor criminologie, met afwijkingen
waar nodig voor de eigenheid van criminologie.

2. Model voor integrale kwaliteitsevaluatie


Het model voor integrale kwaliteitsevaluatie wil de kwaliteit van het onderzoek in de
rechtswetenschappen evalueren aan de hand van een aantal onderzoeksparameters voor een
referteperiode van 5 jaar (of 3 jaar voor postdoctoralen), en stelt voor een aantal onderzoeksparameters
of een combinatie van onderzoeksparameters een minimum voor, waaraan elke onderzoeker minstens
moet voldoen. De kwaliteit van elke afzonderlijke onderzoeker wordt verder getoetst door middel van
kwalitatieve maatstaven.
Het model is aldus een tweetrapsraket, met een eerste niveau dat kwantitatieve en kwalitatieve vereisten
oplegt (zie deel II) en een tweede niveau dat een ABC-kwaliteitsanalyse van de diverse
onderzoeksparameters mogelijk maakt (zie deel I).

DEEL I ONDERZOEKSPARAMETERS VOOR BEIDE NIVEAUS


1. Inleiding
1.1. Afbakening van onderzoeksparameters
Het model voor integrale kwaliteitsevaluatie onderscheidt zes onderzoeksparameters:
- publicaties
- projecten
- lezingen
- adviesverlening
- doctoraatsbegeleiding en -betrokkenheid
- lidmaatschap van redactieraden
In deze nota wordt elke onderzoeksparameter gedefinieerd (zie deel I, 2 7).

Model voor Integrale Kwaliteitsevaluatie van het Onderzoek in de Rechtswetenschappen


Aangepaste versie 22 september 2004

1.2. Eerste niveau van het model: minima


Voor drie categorien wordt voor onderzoekers een minimum voorgesteld: (1) publicaties, (2)
projecten & doctoraatsbegeleiding en betrokkenheid (samen) en (3) lezingen. Deze minima zijn
gedifferentieerd al naargelang de fase van de academische loopbaan, waarin de onderzoeker zich
bevindt (postdoctoraal, docent, hoofddocent, hoogleraar/gewoon hoogleraar).
Twee onderzoeksparameters zijn niet in het minimumsysteem opgenomen: adviesverlening en
lidmaatschap redactieraad. Het is immers niet absoluut noodzakelijk dat een onderzoeker adviezen
verleent of in redactieraden zetelt. Beide elementen worden wel positief gewaardeerd bij het beoordelen
van het volledig CV aan de hand van de in het model aangereikte criteria.
Een overzicht van het minimumsysteem is verder in deze nota opgenomen (zie deel II).
De referteperiode voor het behalen van deze minima bedraagt 5 jaar vanaf de graad van docent, 3 jaar
voor de postdoctoralen. Indien een onderzoeker gevalueerd wordt die nog geen vijf jaar zijn huidige
graad behaald heeft, dan wordt voor de minima naar de lagere graad gekeken.

1.3. Tweede niveau van het model: kwaliteitscriteria


Binnen elke aparte categorie kan vervolgens de kwaliteit van de individuele onderzoeker getoetst
worden door middel van de ABC-quotatie die voor de meeste onderzoeksparameters ontwikkeld werd
(zie deel I, 2 7). Hierbij gelden geen minima of referteoutputs.
De onderzoeksprestaties kunnen aan de hand van de kwaliteitscriteria op hun merites worden
beoordeeld, zonder dat daarbij kwantitatieve vereisten worden gesteld of zonder dat moet worden
vergeleken in verhouding tot een bepaalde norm of referentiepersoon. Het voordeel hiervan is dat de
diversiteit aan profielen tot zijn recht kan komen, dat kwaliteit primeert op kwantiteit en dat door de
ABC-criteria op een eenvoudige wijze inzicht wordt verkregen in het niveau van het gepresteerde
onderzoek.

2. Onderzoeksparameter publicaties
2.1. Context
Het rechtswetenschappelijk onderzoek vertoont, in vergelijking met andere wetenschapsgebieden, een
aantal specificiteiten. Deze maken het niet zonder meer mogelijk om in andere gebieden gangbare
(bibliometrische) beoordelingsmethodes voor publicaties te transponeren op het rechtswetenschappelijk
onderzoek.
(1) Waar in andere wetenschapsgebieden (quasi) uitsluitend onder de vorm van tijdschriftartikels
wordt gepubliceerd, neemt een aanzienlijk deel van de kwalitatief hoogstaande publicatieoutput van een rechtswetenschapper de vorm aan van publicaties in boekvorm (monografien,
hoofdstukken in boeken). Een adequaat meetinstrument van de publicatie-output moet
bijgevolg met boeken en hoofdstukken in boeken rekening houden.
(2) In tegenstelling tot andere wetenschapsdomeinen, is het juridisch doctoraat niet te herleiden tot
de bundeling van (gezaghebbende) tijdschriftartikels, maar is het de vrucht van een langdurig,
documentair sterk onderbouwd en consistent uitgewerkt onderzoek, dat in de regel het best kan
gevaloriseerd worden door publicatie in boekvorm. Dit impliceert dat ook het doctoraat in de
kwaliteitsmeting van de onderzoeksoutput een belangrijke plaats moet krijgen, ook al werd het
niet in een peer reviewed-tijdschrift gepubliceerd.

Model voor Integrale Kwaliteitsevaluatie van het Onderzoek in de Rechtswetenschappen


Aangepaste versie 22 september 2004

(3) Het rechtswetenschappelijk onderzoek vertoont een nationale of regionale dimensie. De mate
waarin een rechtsdiscipline zich leent tot relevant vergelijkend of internationaal onderzoek,
varieert daarenboven sterk naargelang de discipline. Deze nationale/regionale dimensie van het
rechtswetenschappelijk onderzoek staat in schril contrast met de bibliometrische instrumenten
die door ISI worden geboden, en die een uitgesproken Amerikaans zwaartepunt vertonen (93
van de 106 rechtswetenschappelijke tijdschriften in ISI zijn zuiver op het recht van de
Verenigde Staten gericht; enkel Engelstalige tijdschriften komen in de lijst voor). Het gebruik
van bibliometrische instrumenten in de rechtswetenschappen kan dus onmogelijk op de ISIdatabanken steunen, nu deze geen representatief staal kunnen vormen van het
rechtswetenschappelijk onderzoek in Belgi en in andere Europese landen.
(4) Het rechtswetenschappelijk onderzoek heeft zowel een fundamentele als toegepaste dimensie.
De toegepaste dimensie ontneemt aan het onderzoek niet zijn wetenschappelijk karakter louter
door de omstandigheid dat de gebruikers van het onderzoek niet altijd zelf onderzoekers zijn,
maar juridische beroepsbeoefenaars. Voor zover bij het rechtswetenschappelijk onderzoek, dat
vaak zal steunen op de compilatie, verwerking en duiding van documentair materiaal, gebruik
wordt gemaakt van een wetenschappelijke methode, moet worden aanvaard dat het hier wel
degelijk een wetenschappelijk onderzoeksactiviteit betreft. De omstandigheid dat bepaalde
tijdschriften zich (hoofdzakelijk) tot juridische beroepsbeoefenaars richten, belet niet dat men
wel degelijk met wetenschappelijke artikels kan te maken hebben.

2.2. (Sub)parameters
Binnen de onderzoeksparameter publicaties wordt, rekening houdend met de specificiteiten van het
rechtswetenschappelijk onderzoek, het onderscheid gemaakt tussen 4 subparameters:
o tijdschriftartikels en noten
o boeken
o bijdragen in boeken
o doctoraat
Voor elk van deze subparameters zal een opdeling in drie categorien gebeuren (A-B-C). De bepaling
van de categorien gebeurt aan de hand van een kwalitatieve beoordeling (ABC-ranking) van de
tijdschriften/boeken.

2.3. Werkwijze
2.3.1. Mogelijke beoordelingsmethodes voor artikels in tijdschriften
Theoretisch kunnen verschillende methodes gehanteerd worden om artikels in tijdschriften kwalitatief
te beoordelen. Grof geschetst kan hierbij een algemene opdeling worden gemaakt tussen
bibliometrische en kwalitatief-inhoudelijke beoordelingsmethodes. De werkgroep komt tot het besluit
dat enkel een ABC-ranking van tijdschriften op basis van een algemene inhoudelijke analyse, toegepast
op een representatief staal van tijdschriften, een adequate methode voor de rechtswetenschappen vormt.

Bibliometrische methodes
Diverse methodes dienen zich hierbij aan:
-Aanwezigheid van een tijdschrift in ISI: hoger (zie 3.1.3) is reeds aangegeven dat de lijst van
tijdschriften opgenomen in ISI in het rechtswetenschappelijke gebied niet relevant is voor
kwaliteitsmeting van het Vlaams rechtswetenschappelijk onderzoek, gezien de sterke AngloModel voor Integrale Kwaliteitsevaluatie van het Onderzoek in de Rechtswetenschappen
Aangepaste versie 22 september 2004

Amerikaanse voorkeur van de ISI-lijst enerzijds, en de vaak sterk regionale dimensie van het
rechtswetenschappelijk onderzoek anderzijds.
Daarnaast wordt thans op het niveau van de European Science Foundation (ESF) gewerkt aan een
ranking van tijdschriften in de humane en sociale wetenschappen1. Dit project bestrijkt evenwel niet de
rechtswetenschappen. Wel kan bij deze rangschikking aansluiting worden gezocht voor de publicatieoutput van rechtswetenschappers in niet-juridische wetenschappelijke tijdschriften.
-Citaties als criterium: de kwaliteit van een artikel of van een tijdschrift wordt gemeten door berekening
van het aantal citaties van dit artikel/tijdschrift in (rechts)wetenschappelijke tijdschriften. Deze methode
stuit op bezwaren van zowel algemene als van praktische aard:
- Het ontbreekt in de rechtswetenschappen vaak aan een kwalitatief onderbouwde
citeercultuur: citaties naar rechtsleer zijn vaak ingegeven door motieven van
documentaire aard: de onderzoeker streeft vaak naar exhaustiviteit in het
voetnotenapparaat door, zonder onderscheid naargelang de kwaliteit, een volledig
overzicht te geven van alle bijdragen (artikels, bijdragen in boeken, boeken) die als
relevante bron in de gegeven context dienen, weer te geven. Een citatie-analyse is
bijgevolg vaak niet representatief voor de kwaliteit van een welbepaalde
wetenschappelijke bijdrage, maar is mede afhankelijk van andere factoren:
beschikbaarheid van het bronnenmateriaal voor de onderzoeker, opname van de
betrokken bijdrage in juridische databanken enz.
- De meting van het aantal citaties kan enkel indien al het relevante primaire materiaal op
basis waarvan citatietellingen kunnen gebeuren, in een databank zijn opgenomen. Het
ontbreekt op heden aan zulke databank in de rechtswetenschappen. Weliswaar kan
gedacht worden aan het opstellen van lijst, of ranking van artikels/tijdschriften op basis
van een citatie-analyse, toegepast op de Social Sciences Citation Index, waarbij wordt
nagegaan in welke mate in ISI-tijdschriften gerefereerd wordt aan tijdschriften/artikels
die niet in ISI zijn opgenomen. Deze methode is niet bruikbaar voor de
rechtswetenschappen, gezien het sterke Anglo-Amerikaanse karakter van de
rechtswetenschappelijke tijdschriften die in ISI zijn opgenomen.
Kwalitatieve methodes
-Werking van redacties als criterium: de structuur van de markt voor rechtswetenschappelijke
publicaties verschilt fundamenteel van de situatie in andere wetenschapsgebieden: mede in het licht van
de sterke orintatie van het onderzoek op juridische beroepsbeoefenaars, is er globaal een neiging tot
overcapaciteit in de markt voor zowel boeken als tijdschriften. Niet alle redacties van tijdschriften of
boekenreeksen hanteren daardoor steeds strenge selectiecriteria voor de publicatie van artikels of
monografien, hoewel nagenoeg alle redacties zullen aangeven wel degelijk aan peer review te doen.
Voor de meeste onderzoekers is het geen probleem om hun artikels te laten publiceren in een
rechtswetenschappelijk tijdschrift. De verwerpingsgraad van bijdragen in tijdschriften is doorgaans
bijzonder laag.
1

De European Science Foundation heeft volgende criteria voorgesteld om het onderscheid te maken tussen A-B-C:
journals ranked A
i.e. high-ranking international publications that have a very strong reputation among researchers of the
particular field in different countries and are regularly cited all over the world
journals ranked B
i.e. standard international publications that have a good reputation among researchers of the discipline in
different countries
journals ranked C
i.e. scientific publications that have an important local significance and which can be occasionally cited
outside the publishing country though their main target group is the domestic academic community

Model voor Integrale Kwaliteitsevaluatie van het Onderzoek in de Rechtswetenschappen


Aangepaste versie 22 september 2004

10

-Kwaliteitsbeoordeling door de onderzoeksgemeenschap: via een ruime bevraging zou aan de


juridische onderzoeksgemeenschap gevraagd kunnen worden om een ranking door te voeren van de
tijdschriften die ze in hun onderzoeksgebied hanteren, teneinde op basis hiervan tot een globale ranking
van juridische tijdschriften te komen. Ook deze methode, die reeds in het rapport Luwel e.a. werd
beproefd, kent diverse fundamentele zwakheden:
- de objectiviteit van de door de onderzoekers opgegeven ranking zal vaak benvloed
worden door de omstandigheid dat vele onderzoekers hetzij actief betrokken zijn in de
redactionele werking van tijdschriften in hun onderzoeksgebied, hetzij de neiging
zullen vertonen om een duidelijke voorkeur te vertonen voor deze tijdschriften waarin
ze reeds hebben gepubliceerd
- tenzij de nodige statistische correcties worden doorgevoerd, zal de ranking benvloed
worden door de specialisatiegraad van tijdschriften: (gebeurlijk hoogstaande) hypergespecialiseerde tijdschriften zullen slechts in de ranking van een beperkt aantal
onderzoekers voorkomen, en bijgevolg globaal een slechte klassering krijgen, terwijl
(gebeurlijk middelmatige) algemene juridische tijdschriften een relatief voordeel zullen
genieten in de ranking.
-Kwaliteitsbeoordeling via externe peer review: teneinde de deficinties van de redactionele peer
review-systemen op te vangen, zou een commissie van externe beoordelaars kunnen worden opgericht,
met de opdracht om individuele tijdschriftartikels te beoordelen op basis van vooraf bepaalde
kwaliteitscriteria. Deze methode zou tot voordeel hebben dat een kwalitatief hoogstaand artikel,
gepubliceerd in een middelmatig tijdschrift, terdege tot zijn recht komt. Deze methode is evenwel
praktisch onwerkbaar, gezien het enorme werkvolume dat zulke individuele beoordeling ten aanzien
van alle rechtswetenschappelijke artikels met zich zou meebrengen.
-Ranking van tijdschriften op basis van een analyse van de gemiddelde kwaliteit van
rechtswetenschappelijke bijdragen via externe peer review
De artikels en/of noten gepubliceerd in een representatief staal van tijdschriftnummers, aangeleverd
door de tijdschriftredactie (bv. minstens vijf recente nummers) worden door een commissie
geanalyseerd op basis van inhoudelijke criteria en krijgen elk een score. Vervolgens wordt het
gemiddelde berekend van de score van alle artikels/noten in de onderzochte tijdschriftnummers. Op
basis hiervan wordt een ABC-ranking van tijdschriften in drie categorien (A-B-C) opgesteld.
Essentieel aan dit systeem is derhalve dat er, nadat de ranking is opgesteld, geen inhoudelijke lectuur of
kwalitatieve analyse van elk individueel artikel van een onderzoeker moet gebeuren. Er wordt uitgegaan
van de ranking van het tijdschrift die hier geldt als een soort van ruwe selectie aan de poort. Hiertegen
is in te brengen dat een slecht artikel in een goed tijdschrift beloond wordt, terwijl omgekeerd een
goed artikel in een slecht tijdschrift wordt gepenaliseerd. Dit effect zou evenwel op termijn moeten
verdwijnen: enerzijds zullen onderzoekers ernaar streven om hun goede bijdragen in A-tijdschriften te
publiceren. Anderzijds zou de ABC-ranking de redacties van lager geklasseerde tijdschriften ertoe
moeten brengen om een strengere kwaliteitscontrole door te voeren, teneinde een hogere klassering te
krijgen.
Bij het uitwerken van het ABC-rankingsysteem is het belangrijk dat:
-er een aantal A-tijdschriften zijn, zowel in Vlaanderen als via de identificatie van internationale
tijdschriften;
-er voldoende stimulus gegeven wordt aan een B-tijdschrift om te evolueren naar een A-tijdschrift;
-onderzoekers gestimuleerd worden om in meer kwalitatieve tijdschriften te publiceren;
-onderzoekers gestimuleerd worden om multidisciplinair of rechtsvergelijkend te werken.

2.3.2. Beoordeling van tijdschriftartikels en noten


Om redenen van praktische aard, kan de (arbeidsintensieve) ranking-methode niet voor alle (niet-)
juridische tijdschriften gehanteerd worden. Gezien de diversiteit van de publicatie-output in
tijdschriften, kan een onderscheid gemaakt worden tussen:
Model voor Integrale Kwaliteitsevaluatie van het Onderzoek in de Rechtswetenschappen
Aangepaste versie 22 september 2004

11

-Vlaamse en tweetalige Belgische juridische tijdschriften: ABC-ranking op basis van


inhoudelijke criteria
-Franstalige Belgische en buitenlandse/internationale juridische tijdschriften: ABC-ranking op
basis van bevraging
-Rechtswetenschappelijke of pluridisciplinaire artikels in niet-juridische wetenschappelijke
tijdschriften: steunen op eventueel bestaande rankings van niet-juridische tijdschriften.
Vlaamse en tweetalige Belgische juridische tijdschriften
In een eerste fase wordt er gefocust op het samenstellen van een ABC-ranking voor Vlaamse en
tweetalig-Belgische tijdschriften.
Gezien de hoge betrokkenheid van Vlaamse onderzoekers bij Vlaamse en tweetalige (Belgische)
tijdschriften wordt voorgesteld om deze tijdschriften te rangschikken op basis van een analyse van de
gemiddelde kwaliteit van rechtskundige artikels en noten. Een tijdschrift krijgt twee rankings, n voor
artikels en n voor noten. Ook voor losbladige tijdschriften wordt op deze wijze te werk gegaan.
Niet-juridische artikels in rechtskundige tijdschriften worden niet opgenomen in de analyse.
Franstalige Belgische en buitenlandse/internationale juridische tijdschriften
Het is essentieel dat in een volgende fase een systeem wordt uitgewerkt voor de Franstalige Belgische
en de buitenlandse/internationale juridische tijdschriften.
Peer review van Franstalige Belgische en buitenlandse/internationale tijdschriften volgens de ABCrankingmethode, met analyse van individuele tijdschriftnummers, zou zeer veel werk inhouden.
Een valabel en werkbaar alternatief bestaat erin om een lijst op te stellen van tijdschrifttitels
(Franstalige Belgische en buitenlandse/internationale) waarin Vlaamse onderzoekers publiceren. Hierbij
kan uitgegaan worden van de tijdschriften die zijn opgenomen in ISI en de Index to Foreign Legal
Periodicals, gebeurlijk aan te vullen met andere tijdschriften. Aan de verschillende Vlaamse
rechtsfaculteiten wordt gevraagd om aan de nog niet in ISI of anderszins gerankte tijdschriften een A-,
B- of C-ranking toe te kennen, rekening houdend met de kwaliteitscriteria voorgesteld bij de ABCranking van Vlaamse en tweetalige Belgische juridische tijdschriften. Een interuniversitaire commissie
compileert de verschillende lijsten in een globale lijst. Teneinde de legitimiteit van de ranking te
verhogen, moeten de lijsten aan een of meer buitenlandse faculteiten of andere internationale externe
entiteiten worden voorgelegd.
Rechtskundige artikels in niet-juridische wetenschappelijke tijdschriften
Noodgedwongen moet hierbij gesteund worden op rangschikkingen die in de betrokken
wetenschapsgebieden gelden.
ESF (European Science Foundation) wenst een Europese databank van wetenschappelijke tijdschriften
en boeken, geordend per discipline, in het domein van de humane wetenschappen op te zetten. Voor de
tijdschriften werd volgende procedure vastgelegd:
-de tijdschriftenlijsten worden opgevraagd in verschillende Europese landen;
-expertengroepen van 3 5 wetenschappers ontwikkelen een methodologie en screenen de
ontvangen tijdschriftenlijsten;
-een European Citation Index in Humanities (ECIH) wordt samengesteld.
In het kader van dit project zijn in de loop van 2004 door interuniversitaire denkgroepen binnen de
VLIR gerangschikte tijdschriftenlijsten samengesteld voor verschillende domeinen in de humane
wetenschappen.

Model voor Integrale Kwaliteitsevaluatie van het Onderzoek in de Rechtswetenschappen


Aangepaste versie 22 september 2004

12

2.3.3. Beoordeling van boeken / bijdragen in boeken


Er wordt een interuniversitaire boekencommissie in het vooruitzicht gesteld, die de juridische boeken
beoordeelt op basis van analoge kwaliteitscriteria als degene die voor de ABC-ranking (zie deel I, 2.4.)
van Vlaamse en tweetalige Belgische juridische tijdschriften wordt voorgesteld.
Er wordt dus een onderscheid gemaakt tussen A-, B- en C-boeken.
Losbladige werken kunnen eens om de drie jaar worden voorgelegd.
Ook syllabi mogen aan de boekencommissie worden voorgelegd.
Boekbesprekingen,
codexen
(ook
geannoteerd)
en
rechtspraakbundels
worden
als
wetenschapsondersteunende publicaties beschouwd. Ook bijdragen/artikels in niet-wetenschappelijk
tijdschriften, magazines en kranten dienen als wetenschapsondersteunende publicaties gecategoriseerd
te worden.
Boeken die niet worden voorgelegd aan de boekencommissie, zijn automatisch C-boeken.
Aan een boek met verschillende juridische artikels wordt een globale beoordeling (A-B-C) toegekend.
De artikels worden niet apart beoordeeld.
Indien een boek bestaat uit artikels uit verschillende disciplines, wordt enkel gekeken naar de juridische
artikels voor een globale beoordeling van het boek.
Of een boek als een nationale/binnenlandse of als een internationale/buitenlandse publicatie beschouwd
wordt, wordt door de boekencommissie bepaald.

2.3.4. Beoordeling van doctoraten


In het CV wordt opgenomen: de titel en wanneer en aan welke instelling het doctoraat behaald werd.
Het is de verantwoordelijkheid van de doctoraatsjury om te oordelen over de kwaliteit van het
doctoraat. Er wordt geen bijkomend oordeel door een commissie uitgesproken.
Een doctoraat dat wordt gepubliceerd, onder welke vorm ook, volgt de gewone wegen van ABCbeoordeling (voor artikels, boeken).

2.4. Kwaliteitscriteria
Er worden drie criteria onderscheiden:
-Wetenschappelijke originaliteit;
-Grondigheid;
-Overschrijdend.

Criterium 1: Wetenschappelijke originaliteit


Schaal:
Niet wetenschappelijk origineel
Beschrijvend
Matig wetenschappelijk origineel
Sterk wetenschappelijk origineel

0 punten
1 punt
2 punten
4 punten

Model voor Integrale Kwaliteitsevaluatie van het Onderzoek in de Rechtswetenschappen


Aangepaste versie 22 september 2004

13

Aangezien het criterium wetenschappelijke originaliteit als belangrijkste criterium wordt gezien, wordt
voorgesteld om aan het criterium wetenschappelijke originaliteit meer punten (4) toe te kennen dan aan
de criteria grondigheid en overschrijdend (telkens 3).
Rekening houdend met het beperkt aantal parameters van het criterium wetenschappelijke originaliteit
(twee: originaliteit en diepgang) en om duidelijk het onderscheid te maken tussen een matig originele
en een sterk originele bijdrage, wordt voorgesteld om twee punten toe te kennen aan een matig originele
bijdrage en vier punten aan een sterk originele bijdrage.
Definitie:
Het criterium wetenschappelijke originaliteit wordt bepaald door de mate waarin een tekst reproductief
is, dan wel een beperkte of uitgesproken mate van originaliteit en diepgang vertoont.
Parameters:
Originaliteit: de tekst geeft blijk van een eigen inbreng van de auteur bij de analyse van de vraagstelling
of van het bronnenmateriaal. De originaliteit levert diepgang aan het onderzoek. De eigen inbreng kan
diverse vormen aannemen:
-

Inhoudelijke originaliteit:
o Contextualisering/conceptualisering:
Situeren in een context: vergelijking doorvoeren binnen dezelfde discipline
(bijv. vroegere rechtspraak, wetgeving)
Aanknopen aan concepten/nieuwe concepten uitbouwen
o Duiding: kritische evaluatie die voortbouwt op contextualisering
o Theorievorming: (aanzet tot) nieuwe denkkaders, concepten of inzichten

Structurele originaliteit: het beschreven bronnenmateriaal wordt in een consistente


ordening/structuur
ondergebracht.
De
ordening/structuur
verhoogt
de
toegankelijkheid/begrijpbaarheid van de beschreven bronnen voor de lezer.

Diepgang: de onderzochte aspecten van de onderzoeksvraag zijn op diepgravende wijze onderzocht,


met voldoende onderbouwde argumenten, teneinde tot wetenschappelijke conclusies te komen.
Reproductie: er is geen originaliteit indien de tekst zich beperkt tot een beschrijvende weergave van
primair bronnenmateriaal (wetgeving, rechtspraak), eventueel aan de hand van essentile hulpbronnen
(bijv. Parlementaire voorbereiding)
Toelichting:
Ter verduidelijking wordt hieronder toegelicht wat verstaan wordt onder een niet wetenschappelijk
originele/beschrijvende/originele bijdrage. Een verder onderscheid wordt gemaakt tussen noten en
artikels.
-

Niet wetenschappelijk originele bijdrage: bijdrage steunt niet op een wetenschappelijke analyse
van een vraagstelling of bronnenmateriaal. (bv. editoriaal)

Beschrijvende noot: loutere reproductie, beschrijving van het probleem & oplossing door de
rechter, zonder noemenswaardige contextualisering of duiding.

Beperkt wetenschappelijk originele noot: hoofdzakelijk reproductief, de originaliteit is


aanvullend/bijkomstig. Beschrijving van het probleem & oplossing door de rechter, met
contextualisering en/of duiding.

Model voor Integrale Kwaliteitsevaluatie van het Onderzoek in de Rechtswetenschappen


Aangepaste versie 22 september 2004

14

Sterk wetenschappelijk originele noot: vertoont in hoofdzaak inhoudelijke originaliteit.


Beschrijving van het probleem & oplossing door de rechter, met contextualisering en duiding
en leidend tot theorievorming.

Beschrijvend artikel: loutere reproductie. Een beperkte en niet-onderbouwde duiding doet geen
afbreuk aan het beschrijvend karakter (bv. in conclusie wordt oppervlakkige evaluatie van een
wet of rechterlijke uitspraak gegeven). Voorbeelden: wetscommentaar, kroniek van wetgeving,
kroniek van rechtspraak, zonder noemenswaardige contextualisering of duiding.

Beperkt wetenschappelijk origineel artikel: hoofdzakelijk reproductief. De originaliteit is


aanvullend/bijkomstig, en kan zowel van inhoudelijke als structurele aard zijn.

Sterk wetenschappelijk origineel artikel: vertoont in hoofdzaak inhoudelijke originaliteit.


Voorbeeld: een sterk wetenschappelijk originele doctrine
o heeft een probleemstelling die uitgaat van een maatschappelijk-beleidsmatige
onderzoeksvraag of van een zuiver juridisch-theoretische onderzoeksvraag;
o is een vorm van probleemgedreven onderzoek
o waarbij men op basis van een aan de discipline aangepaste wetenschappelijke methode
(bronnenonderzoek, empirische methode, ...)
o tot contextualisering en duiding en een kritisch evaluerende conclusie komt;
o leidt tot nieuwe denkkaders, concepten of inzichten.

Criterium 2: Grondigheid
Schaal:
Niet grondig
Beperkt grondig
Grondig

0 punten
1 punt
3 punten

Rekening houdend met het beperkt aantal parameters van het criterium grondigheid (twee, m.n.
volledigheid en bronnenbenutting) en om duidelijk het onderscheid te maken tussen een beperkt
grondige en een grondige bijdrage, wordt voorgesteld om n punt toe te kennen aan een beperkt
grondige bijdrage en drie punten aan een grondige bijdrage.
Definitie:
Het criterium grondigheid verwoordt de mate waarin de bijdrage binnen de betrokken discipline
volledigheid bereikt in de beantwoording van de onderzoeksvraag en hierbij steunt op voldoende
relevant bronnenmateriaal.
Het is principieel niet de bedoeling dat bij het criterium grondigheid wordt gekeken naar kwantitatieve
elementen zoals de lengte van de bijdrage en de hoeveelheid voetnoten.
Parameters:
- Volledigheid: de onderzoeksvraag is in inhoudelijk opzicht in alle relevante aspecten onderzocht.
- Bronnenbenutting: relevant bronnenmateriaal (primair en secundair) werd geraadpleegd en benut. Niet
de exhaustiviteit primeert, maar de effectieve verwerking van het relevante bronnenmateriaal in de
bijdrage.

Model voor Integrale Kwaliteitsevaluatie van het Onderzoek in de Rechtswetenschappen


Aangepaste versie 22 september 2004

15

Toelichting:
Ter verduidelijking wordt hieronder toegelicht wat verstaan wordt onder een niet-grondige/beperkt
grondige/grondige bijdrage.
-

Niet-grondige bijdrage:
bronnenmateriaal.

duidelijk

onvolledig,

zonder

verwerking

van

relevant

Beperkt grondige bijdrage: verwerking van relevant bronnenmateriaal, maar zonder


volledigheid.

Grondige bijdrage: verwerking van relevant bronnenmateriaal, met volledigheid.

Criterium 3: Overschrijdend
Schaal:
Niet overschrijdend
Overschrijdend in 1 aspect (van de 2)
Overschrijdend in beide aspecten

0 punten
1 punt
3 punten

Rekening houdend met het beperkt aantal parameters van het criterium overschrijdend (twee, m.n.
extern rechtsvergelijkend en externe interdisciplinariteit) en om duidelijk het onderscheid te maken
tussen een overschrijdende bijdrage in n aspect en een overschrijdende bijdrage in beide aspecten,
wordt voorgesteld om n punt toe te kennen aan een overschrijdende bijdrage in n aspect en drie
punten aan overschrijdende bijdrage in beide aspecten.
Definitie:
In een overschrijdende bijdrage worden concepten van verschillende rechtssystemen met elkaar in
verband gebracht, waarbij de vergelijking substantieel en daadwerkelijk (dus geen loutere
nevenplaatsing) is. Overschrijding kan voorkomen betreffende:
-Externe rechtsvergelijking: nationale rechtsstelsels verschillend in tijd en/of ruimte. In de mate dat
internationaal en supranationaal recht een bron van normering van het Belgische recht is, is er geen
overschrijding.
-Externe interdisciplinariteit: disciplines (met andere wetenschapsdomeinen)
Parameters:
-Extern rechtsvergelijkend: de onderzoeksvraag wordt in verschillende (nationale) stelsels onderzocht.
-Externe interdisciplinariteit: met gegevens uit andere wetenschapsdomeinen wordt een vergelijking
opgebouwd die substantieel en daadwerkelijk (dus geen loutere nevenplaatsing) is.

Afbakening A-B-C
Op basis van de drie inhoudelijke criteria worden de artikels en noten uit minstens vijf recente
tijdschriftnummers van een Vlaams of tweetalig Belgisch tijdschrift in de rechtswetenschappen
geanalyseerd.
De maximumscore van een artikel/noot bedraagt 10, zoals uit de berekening hieronder blijkt:
4 sterk wetenschappelijk origineel
3 grondig
3 overschrijdend in alle aspecten
10 totaalscore (maximum)
Model voor Integrale Kwaliteitsevaluatie van het Onderzoek in de Rechtswetenschappen
Aangepaste versie 22 september 2004

16

Vervolgens wordt het gemiddelde berekend van alle geanalyseerde artikels en noten in het onderzochte
tijdschrift.
Op basis van de gemiddelde score van de geanalyseerde artikels en noten krijgt het tijdschrift twee
ABC-rankings, n voor artikels en n voor noten. Het onderscheid tussen A, B of C wordt als volgt
bepaald.
- Voor een A-waardering is de gemiddelde score groter of gelijk aan 6 7 (>= 6 7) (te bepalen door de
commissie)
- Een B-waardering houdt in dat de gemiddelde score groter of gelijk aan 4 en kleiner dan 6 7 is (>=4
<6 7).
- Bij een C-waardering is de gemiddelde score lager dan 4 (<4).

2.5. Internationale/buitenlandse dimensie


Een internationaal/buitenlands tijdschrift is een tijdschrift waarvan meer dan de helft van de
redactieleden geen Belg zijn. Redactieleden zijn deze die periodiek bijeenkomen en actief het
tijdschrift samenstellen (te onderscheiden van adviesraden of scientific committee).
De boekencommissie waarvan de oprichting in het vooruitzicht gesteld wordt, zal zich uitspreken over
de internationale/buitenlandse dimensie van boeken, net zoals ze zich ook zal uitspreken over de ABCranking ervan.

2.6. CV-gegevens
Voor de subrubrieken bij publicaties dienen volgende gegevens opgenomen te worden:
-tijdschriftartikels: auteur(s) + titel + tijdschrift + jaar + aantal paginas
-noten: auteur(s) + titel + tijdschrift + jaar + aantal paginas
-boeken: auteur(s) + titel + aantal paginas + uitgeverij + jaar + aantal paginas
-bijdragen in een boek: auteur(s) + titel + uitgeverij + jaar + aantal paginas
-editor van een boek: editor(s) + uitgeverij + jaar + aantal paginas
-doctoraat: titel + instelling waaraan behaald + jaar van verdediging
indien publicaties (bv. boek of tijdschriftartikel) voortkomen uit het doctoraat, worden ze
als dusdanig in het CV opgenomen
-wetenschappelijke prijzen voor publicaties: titel prijs + datum + plaats uitreiking.
Co-publicaties tellen voor een breukdeel van het aantal betrokkenen: , 1/3 , enz.
Boekbesprekingen, codexen (ook geannoteerd) en rechtspraakbundels worden als
wetenschapsondersteunende publicaties beschouwd..

3. Onderzoeksparameter projecten
Definitie:
Volgende voorwaarden dienen vervuld te zijn:
-het project werd toegekend in competitie na wetenschappelijke screening door externe (t.o.v. de
aanvrager) wetenschappelijke experten;
-het project kent een looptijd van n jaar en biedt minimum tewerkstelling aan een FTE (op
jaarbasis);
Model voor Integrale Kwaliteitsevaluatie van het Onderzoek in de Rechtswetenschappen
Aangepaste versie 22 september 2004

17

-het betreft een onderzoeksproject (geen onderwijsproject).


Een initieel project en de verlengingen worden geteld als n project.
Indien de ontvangen (project)middelen specifiek bedoeld zijn voor de organisatie van een internationaal
congres, wordt dit ondergebracht onder de categorie wetenschapsondersteuning in het CV. Hierbij kan
aangeduid worden dat hiervoor een subsidie ontvangen werd.
Categorien (A-B-C):
Voorgesteld wordt om binnen de onderzoeksparameter projecten drie categorien (A-B-C) te
onderscheiden.
A-projecten zijn GOA-, EK- en IUAP-projecten
B-projecten zijn
Projecten die als financieringsbron FWO (zowel projecten als aspirantenmandaten), BOF, ORkredieten of VIS/COF hebben;
Projecten met minstens 1 FTE (per jaar looptijd).
C-projecten zijn projecten met minstens FTE (per jaar looptijd)
Mogelijke projecttypes die afhankelijk van het budget, in de B- of C-categorie thuishoren zijn:
Ministeries Federale Overheid, Programmatorische Federale Overheidsdienst (POD)
Ministeries Vlaamse Overheid (exclusief IUAP & Verkennende Internationale Samenwerking
(VIS)/Co-financiering van een lopend EU-project (COF))
IWT-projecten (Instituut voor de aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in
Vlaanderen)
Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Diverse stichtingen en fondsen met wetenschappelijk oogmerk
Indien een project een lager budget heeft dan gelijkwaardig aan FTE op jaarbasis, wordt dit als
advies beschouwd.
Indien meerdere aanvragers betrokken zijn bij het project, wordt het budget van het project (uitgedrukt
in FTE) gedeeld volgens de formule FTE/(x-1), waarbij x = aantal aanvragers:
2 deelnemers en FTE = FTE / 2-1 => project telt mee voor FTE per aanvrager (C-project)
2 deelnemers en 1 FTE = 1 FTE / 2-1 => project telt mee voor 1 FTE per aanvrager (B-project)
3 deelnemers en 1 FTE = 1 FTE / 3-1 => project telt mee voor FTE per aanvrager (C-project)
3 deelnemers en 2 FTE = 2 FTE / 3-1 => project telt mee voor 1 FTE per aanvrager (B-project)

Internationale/buitenlandse dimensie
-Een internationaal/buitenlands project is een project uitgeschreven door de EU of een
internationale/buitenlandse organisatie en toegekend na een Europese c.q. internationale competitie.
CV-gegevens:
In het CV dienen volgende gegevens betreffende projecten steeds opgegeven te worden door de
onderzoeker: titel/thema van het project, subsidieverstrekker/financierder/opdrachtgever (met
aanduiding nationaal/internationaal/buitenlands), duurtijd/periode, projectbedrag/budget (uitgedrukt in
FTE), aantal personen tewerkgesteld (aantal mensmaanden), individueel of gezamenlijk project (aantal
aanvragers), rol van de onderzoeker in het project.

Model voor Integrale Kwaliteitsevaluatie van het Onderzoek in de Rechtswetenschappen


Aangepaste versie 22 september 2004

18

4. Onderzoeksparameter lezingen
In de onderzoeksparameter lezingen worden enkel lezingen opgenomen die als een onderzoeksprestatie
kunnen worden beschouwd. Gastcolleges, client seminars en bepaalde professional seminars vallen
onder de rubrieken onderwijs respectievelijk dienstverlening, en moeten in het CV dan ook duidelijk
onder deze rubrieken worden opgenomen en niet bij onderzoek worden geplaatst. Bij onderzoek kunnen
derhalve enkel de hierna volgende ABC-lezingen worden vermeld.
Tevens wordt benadrukt dat er een sterk verschil kan bestaan tussen de kwalificatie van de lezing (bv.
C) en de publicatie die eruit volgt (kan A zijn).
Categorien:
Voorgesteld wordt om binnen de onderzoeksparameter lezingen het onderscheid te maken tussen drie
categorien (A-B-C).
Voor een ABC-lezing die als onderzoeksoutput geldt, is steeds vereist dat de voornaamste organisator
een non-profit organisatie, vereniging of instelling is met een hoofdzakelijk wetenschappelijke
doelstelling. Lezingen georganiseerd door commercile organisaties of kantoren komen derhalve nooit
in aanmerking voor onderzoeksoutput. Deze kunnen uiteraard interessant en belangrijk zijn, maar horen
bij wetenschapsondersteuning.
Daarnaast gelden een aantal bijzondere criteria, die het ABC karakter van de lezing bepalen:
(1) gespecialiseerd of professioneel publiek
(2) actieve participatie vanwege het publiek
(3) publicatie volgt uit de lezing
Actieve participatie vanwege het publiek is er indien de tijd die voor discussie uitgetrokken wordt ca.
40% van de totale duur van de lezing bedraagt.
Een lezing die voldoet aan de drie genoemde bijzondere criteria, is een A-lezing indien de
deelnemers/de respondenten bovendien op voorhand de tekst krijgen om te kunnen reageren.
Een lezing die voldoet aan twee van de genoemde bijzondere criteria, is een B-lezing.
Een lezing die voldoet aan n van de drie genoemde bijzondere criteria, is een C-lezing.
Co-presentaties tellen voor een breukdeel van het aantal betrokkenen: , 1/3, enz.
Definities:
A-lezing:
De voornaamste organisator is een non-profit instelling.
Gespecialiseerd of professioneel publiek.
Het publiek participeert actief en de deelnemers/de respondenten hebben de tekst op voorhand gekregen
om te kunnen reageren.
Publicatie volgt uit de lezing.
B-lezing:
De voornaamste organisator is een non-profit instelling.
Aan 2 van de 3 volgende criteria wordt voldaan:
-Gespecialiseerd of professioneel publiek .
-Actieve participatie van het publiek.
-Publicatie volgt uit de lezing.
Model voor Integrale Kwaliteitsevaluatie van het Onderzoek in de Rechtswetenschappen
Aangepaste versie 22 september 2004

19

C-lezing:
De voornaamste organisator is een non-profit instelling.
Aan 1 van de 3 volgende criteria wordt voldaan:
-Gespecialiseerd of professioneel publiek.
-Actieve participatie van het publiek.
-Publicatie volgt uit de lezing.
Gelden als onderwijs of wetenschapsondersteuning:
o
o

o
o

Onderwijsactiviteiten, dit zijn colleges voor studenten, zelfs op doctoraal niveau, zowel
aan de eigen universiteit of elders, dus ook gastcolleges.
Lezingen die niet onder ABC vallen, bijvoorbeeld in het kader van client-seminars,
beroepsopleidingen in het kader van bedrijven e.d.m. Het verschil met categorin A-BC is dat de finaliteit ervan anders is: er staat immers niet zozeer een wetenschappelijke
doelstelling centraal, hoewel dergelijke lezingen desondanks kritisch en
wetenschappelijk verantwoord kunnen zijn. De organisator kent daarentegen als
zodanig geen wetenschappelijke, maar wel een voornamelijk commercile doelstelling
(wat onder meer kan blijken uit de statutaire opdracht van de organiserende entiteit).
Lezingen voor een genteresseerd maar niet in het brede vakdomein gespecialiseerd of
opgeleid publiek. Het kritisch vermogen van het publiek is hier heel algemeen, en het
publiek is niet deskundig op het specifieke domein. De lezing zelf kan desondanks
kritisch zijn. Voorbeelden: de jurist die spreekt over algemene ontwikkelingen in de
staatshervorming voor de lezers van een krant, en die ontwikkelingen kritisch kan
duiden. Lezingen voor Humanistisch Verbond, Davidsfonds, Willemsfonds of
Vermeylenfonds eveneens. De organisator kan hier natuurlijk wel een wetenschappelijk
doel hebben (bijvoorbeeld Davidsfonds dat een activiteit organiseert in samenwerking
met een wetenschappelijke instelling), maar de activiteit als dusdanig kent in ieder
geval geen wetenschappelijk doel.
Lezingen die louter en alleen informatief of beschrijvend zijn, zoals in het kader van een
wetenschapsweek (voor scholieren secundair onderwijs).
De organisatie van congressen.

Internationale/buitenlandse dimensie
Een internationale/buitenlandse lezing wordt
in het buitenland georganiseerd
of
in Belgi georganiseerd, maar
o de lezing gebeurt niet in het Nederlands
en
o de lezing wordt bijgewoond door een overwegend internationaal publiek.
CV-gegevens:
In het CV wordt een onderscheid gemaakt tussen een actieve voordracht (spreker) en een minder
actieve deelname als voorzitter of panellid. Alleen het houden van een lezing als spreker komt in
aanmerking voor niveau 1 (minima). De rest speelt op het tweede niveau en blijkt uit het CV.
In het CV wordt in eerste instantie aangegeven wat de rol van de onderzoeker op het congres was:
expert of spreker / organisator / panellid / voorzitter
Bij elke lezing wordt aangegeven:
-de titel/het thema van de lezing;
-de organisator van het congres (met aanduiding internationaal/buitenlands of nationaal);
-de datum/periode en plaats van het congres;
Model voor Integrale Kwaliteitsevaluatie van het Onderzoek in de Rechtswetenschappen
Aangepaste versie 22 september 2004

20

-de wetenschappelijke output: proceedings, verslagboek,;


-of het een individuele of co-presentatie betreft (aantal deelnemers).

5. Onderzoeksparameter adviesverlening
Definitie:
Volgende voorwaarden dienen vervuld te zijn:
-advies voor een externe opdrachtgever;
-advies voor een organisatie die het algemeen belang nastreeft;
-de onderzoeker is gevraagd op grond van de eigen expertise;
-in academische hoedanigheid (d.w.z. de opdracht verloopt in naam en voor rekening van de
universiteit / op een academisch krediet // een contract is niet vereist);
-advies leidt tot een rapport of document (notulen, parlementaire voorbereiding,), dat door de
indiener ter beschikking moet kunnen worden gesteld .van een eventueel evaluatie- of
beoordelingsorgaan.
Projecten die minder dan een FTE budget halen op jaarbasis kunnen als adviesverlening in
aanmerking komen.
CV-gegevens:
Volgende gegevens zijn nodig voor identificatie van adviezen:
-project- of contractnummer (van de universiteit);
-referentie voor het rapport (auteur(s), aantal bladzijden, titel);
-onderwerp van adviesverlening;
-opdrachtgever (met aanduiding van internationaal/nationaal);
-periode.
Betreft het een opdracht in naam en voor rekening van de universiteit / academisch krediet?
Heeft het advies geleid tot een rapport of document (notulen, parlementaire voorbereiding,)?

6. Onderzoeksparameter doctoraatsbegeleiding en -betrokkenheid


Categorien:
A
B

promotor, co-promotor
iedereen die op een andere manier dan als promotor/co-promotor betrokken is bij de
begeleiding van een doctorandus
Er wordt geopteerd voor n grofmazige B-categorie omdat de begeleiding van doctoraten door
elke universiteit anders ingevuld wordt (begeleidingscommissies, doctoraatsjurys,
leescommissies, ).

CV-gegevens:
Gevraagd wordt om voor elke categorie op te geven wanneer en aan welke instelling het doctoraat
behaald werd, wat het doctoraatsonderwerp is en wat de doctoraatsbegeleiding en betrokkenheid
inhoudt. Ook de naam van de doctorandus en de titel van het doctoraat dienen vermeld te worden.
Indien het doctoraat nog niet behaald is, wordt gevraagd om de begindatum van het doctoraat aan te
geven.

Model voor Integrale Kwaliteitsevaluatie van het Onderzoek in de Rechtswetenschappen


Aangepaste versie 22 september 2004

21

7. Onderzoeksparameter lidmaatschap van redactieraden


Definitie:
De onderzoeksparameter lidmaatschap van redactieraden wordt beperkt tot het lidmaatschap van een
redactieraad van een A- of B-tijdschrift.
CV-gegevens:
-redactieraad van A-tijdschrift: naam tijdschrift, periode
-redactieraad van B-tijdschrift: naam tijdschrift, periode

8. Dimensie internationaal/buitenland
De dimensie internationaal/buitenland is ook voor het onderzoek in de rechten van belang. Aan deze
dimensie wordt als dusdanig geen kwaliteitsoordeel verbonden. De kwaliteitscriteria om tot een ABCbeoordeling te komen zijn algemeen geformuleerd voor alle onderzoeksparamaters, ongeacht of deze
nationaal of internationaal/buitenlands zijn.
Voor het eerste niveau van het Model voor integrale kwaliteitsevaluatie van het onderzoek in de
rechten, de minima, is de dimensie internationaal/buitenland opgenomen, als een element van het te
behalen minimum (zie deel II).
Wat betreft het tweede, kwalitatieve niveau van het model, dient in het CV vermeld te worden of de
onderzoeksoutput nationaal, dan wel internationaal/buitenlands is, en daaraan gekoppeld of het een A-,
B- of C-prestatie is.
Voor publicaties, projecten en lezingen gelden volgende definities:
-Een internationaal/buitenlands tijdschrift is een tijdschrift waarvan meer dan de helft van de
redactieleden geen Belgen zijn. Redactieleden zijn deze die periodiek bijeenkomen en actief het
tijdschrift samenstellen (te onderscheiden van adviesraden of scientific committee).
-De boekencommissie waarvan de oprichting in het vooruitzicht gesteld wordt, zal zich uitspreken
over de internationale/buitenlandse dimensie van boeken, net zoals ze zich ook zal uitspreken over de
ABC-ranking ervan.
-Een internationaal/buitenlands project is een project uitgeschreven door de EU of een
internationale/buitenlandse organisatie en toegekend na een Europese c.q. internationale competitie.
-Een internationale/buitenlandse lezing wordt in het buitenland georganiseerd of wordt in Belgi
georganiseerd, maar in dit laatste geval gebeurt de lezing niet in het Nederlands en wordt de lezing
bijgewoond door een overwegend internationaal publiek.

9. Uniform CV-model
De universiteiten beschikken reeds elk apart over eigen CV-systemen en onderzoeksdatabanken. Een
groot deel van de voor het Model voor Integrale Kwaliteitsevaluatie van het Onderzoek in de
Rechtswetenschappen nodige informatie kan reeds uit universitaire databanken worden gehaald.
Om het CV aan de twee niveaus van het Model voor Integrale Kwaliteitsevaluatie van het Onderzoek
in de Rechtswetenschappen (het minimale niveau waaraan iedereen moet voldoen, en het tweede
niveau waarop enkel een kwaliteitsevaluatie volgens de ABC-criteria geldt) te laten beantwoorden,
dienen onderstaande rubrieken erin te worden opgenomen. Een aantal activiteiten van de onderzoeker,
die in dit model niet als onderzoek beschouwd worden en die daarom in het eerste deel van de nota
niet opgenomen werden, worden onder de rubrieken wetenschapsondersteuning of varia geplaatst.

Model voor Integrale Kwaliteitsevaluatie van het Onderzoek in de Rechtswetenschappen


Aangepaste versie 22 september 2004

22

9.1. Onderzoek
9.1.1. Publicaties
Voor de publicaties dienen volgende gegevens opgenomen te worden:
-tijdschriftartikels: auteur(s) + titel + tijdschrift + jaar;
-noten: auteur(s) + titel + tijdschrift + jaar;
-boeken: auteur(s) + titel + aantal paginas + uitgever + jaar;
-bijdragen in een boek: auteur(s) + titel + + uitgever + jaar;
-editor van een boek: editor(s) + uitgever + jaar;
-doctoraat: instelling waaraan behaald + doctoraatsonderwerp;
indien publicaties voortkomen uit het doctoraat, worden ze als dusdanig in het CV
opgenomen (bv. boek of tijdschriftartikel);
-wetenschappelijke prijzen voor publicaties: titel prijs + datum + plaats uitreiking.
Indien hetzelfde artikel meerdere keren verschijnt in verschillende boeken en/of tijdschriften, dient dit
in het CV aangegeven te worden.

9.1.2. Projecten
Voor de projecten dienen volgende gegevens opgenomen te worden:
-titel/thema van het project
-subsidieverstrekker/financierder/opdrachtgever (met aanduiding nationaal/internationaal/buitenlands);
-duurtijd/periode;
-projectbedrag/budget (uitgedrukt in FTE);
-aantal personen tewerkgesteld (aantal mensmaanden);
-rol van onderzoeker binnen het project: (sub)cordinator / expert;
-individueel/gezamenlijk project en aantal aanvragers.

9.1.3. Congressen en lezingen


In het CV wordt een onderscheid gemaakt tussen een actieve voordracht (spreker) en een minder
actieve deelname als voorzitter of panellid. Alleen het houden van een lezing als spreker komt in
aanmerking voor niveau 1 (minima). De rest speelt op het tweede niveau en blijkt uit het CV.
In het CV wordt in eerste instantie aangegeven wat de rol van de onderzoeker op het congres was:
expert of spreker / panellid / voorzitter
Bij elke lezing wordt aangegeven:
-de titel/het thema van de lezing is;
-de organisator van het congres is (met aanduiding internationaal/buitenlands of nationaal);
-de datum/periode en plaats van het congres;
-de wetenschappelijke output: proceedings, verslagboek,;
-of het een individuele of co-presentatie betreft (aantal deelnemers).

9.1.4. Adviesverlening
Voor de adviesverlening dienen volgende gegevens opgenomen te worden:
-project- of contractnummer (van de universiteit);
-referentie voor het rapport (auteur(s), aantal bladzijden, titel);
-onderwerp van adviesverlening;
-opdrachtgever (met aanduiding van internationaal/nationaal);
-periode.

Model voor Integrale Kwaliteitsevaluatie van het Onderzoek in de Rechtswetenschappen


Aangepaste versie 22 september 2004

23

Betreft het een opdracht in naam en voor rekening van de universiteit / academisch krediet?
Heeft het advies geleid tot een rapport of document (notulen, parlementaire voorbereiding,)?

9.1.5. Doctoraatsbegeleiding en -betrokkenheid


Voor de doctoraatsbegeleiding en betrokkenheid dienen volgende gegevens opgenomen te worden:
-rol van de onderzoeker: promotor/co-promotor/actieve begeleider/jurylid met beschrijving van wat de
doctoraatsbegeleiding en betrokkenheid inhoudt;
-naam doctorandus;
-titel doctoraat;
-jaartal (van verdediging);
-universiteit waar doctoraat behaald werd;
-begindatum van het doctoraat indien het nog niet behaald werd.

9.1.6. Lidmaatschap redactieraad


Voor het lidmaatschap van redactieraden dienen volgende gegevens opgenomen te worden:
-redactieraad van A-tijdschrift: naam tijdschrift, periode;
-redactieraad van B-tijdschrift: naam tijdschrift, periode.

9.2. Wetenschapsondersteuning
Volgende activiteiten worden als wetenschapsondersteuning beschouwd en moeten in het CV onder
die categorie opgenomen worden:
-lezingen op client seminars en bepaalde professional seminars;
-organisatie van congressen;
-wetenschapsondersteunende publicaties zoals codexen (ook geannoteerd) en rechtspraakbundels;
-boekbesprekingen;
-bijdragen en artikels in niet-wetenschappelijke tijdschriften, magazines en kranten.
Volgende gegevens dienen in het CV geregistreerd te worden:
-lezingen op client seminars en bepaalde professional seminars:
- de titel/het thema van de lezing;
- de organisator van het client/professional seminar;
- de datum/periode en plaats van het client/professional seminar;
- of het een individuele of co-presentatie betreft (aantal deelnemers);
- de voertaal van het client/professional seminar.
-organisatie van congressen:
- de titel/het thema van het congres;
- de datum, periode en plaats van het congres;
- de wetenschappelijke output van het congres: proceedings, verslagboek;
- betreft het een individuele of een co-organisatie.
-wetenschapsondersteunende publicaties
- de aard van de publicatie (codex, rechtspraakbundel);
- de titel van de publicatie;
- de uitgever van de publicatie;
- het jaar van uitgave;
- het aantal paginas;
- betreft het een individuele of een co-publicatie.
-boekbesprekingen
- de titel van het besproken werk;
- het tijdschrift waarin de bespreking verschenen is;
- het jaar van verschijning.
Model voor Integrale Kwaliteitsevaluatie van het Onderzoek in de Rechtswetenschappen
Aangepaste versie 22 september 2004

24

-bijdragen en artikels in niet-wetenschappelijke tijdschriften, magazines en kranten


- de titel van de bijdrage;
- de naam van het tijdschrift/magazine/krant;
- aantal paginas;
- datum van verschijning.

9.3. Varia
9.3.1. Wetenschappelijke prijzen
Alleen prijzen uitgereikt voor het hele oeuvre worden als wetenschappelijke prijzen beschouwd.
Prijzen voor publicaties worden in het CV bij Publicaties ondergebracht.
Volgende gegevens dienen op het CV geregistreerd te worden:
- de titel van de prijs;
- de datum waarop de prijs behaald werd;
- de plaats waar de prijs uitgereikt werd.

9.3.2. Beurzen e.d.


In deze categorie dienen onderzoeksbeurzen en onderzoeksverblijven te worden ondergebracht.

Onder onderzoeksbeurzen worden beurzen verstaan toegekend door een externe instantie en die het de
onderzoeker mogelijk maken zich meer of uitsluitend met onderzoek bezig te houden.
Onder onderzoeksverblijven worden verblijven op uitnodiging (en op kosten van) een andere instelling
verstaan.
Volgende gegevens dienen op het CV geregistreerd te worden:
-onderzoeksbeurzen
- datum van het verkrijgen van de beurs;
- plaats van toekenning van de beurs;
- titel van de beurs.
-onderzoeksverblijven
- datum/periode van het verblijf;
- plaats van het verblijf;
- titel.

Model voor Integrale Kwaliteitsevaluatie van het Onderzoek in de Rechtswetenschappen


Aangepaste versie 22 september 2004

25

DEEL II - MINIMUMSYSTEEM VOOR HET EERSTE NIVEAU


Het model voor integrale kwaliteitsevaluatie wil de kwaliteit van het onderzoek in de
rechtswetenschappen evalueren aan de hand van een aantal onderzoeksparameters voor een
referteperiode van 5 jaar (of 3 jaar voor post-doc), en stelt voor een aantal onderzoeksparameter of een
combinatie van onderzoeksparameters een minimum voor, waaraan elke onderzoeker minstens moet
voldoen. Minima worden voorgesteld voor (1) publicaties, (2) projecten en doctoraatsbegeleiding/betrokkenheid (samen) en (3) lezingen.

1. Publicaties
Voor de bepaling van de minima wordt enkel rekening gehouden met A- en B-publicaties.
Voor de minima wordt rekening gehouden met artikels, noten, hoofdstukken in boeken en boeken.
Maximum de helft van het te behalen minimum mag uit noten bestaan. Vanaf de rang van
hoogleraar wordt bij de minima geen rekening meer gehouden met noten.
Er wordt aan de minima een internationale component toegevoegd. In de testfase zal worden
onderzocht hoe de internationale tijdschriften kunnen worden ingepast in het ABC-schema, dit
om de kwaliteit van buitenlandse tijdschriften te kunnen nagaan (zie reeds p. 12 e.v.).
Om de eenvoud van het model te vrijwaren, wordt voorgesteld om de publicaties uit te drukken in Bartikels:
1 A-artikel = 2 B-artikels
1 B-boek = 5 B-artikels
1 A-boek = 5 A-artikels = 10 B-artikels
1 hoofdstuk in A-boek = 1 A-artikel = 2 B-artikels
1 hoofdstuk in B-boek = 1 B-artikel
Opmerking: inwisselbaarheid of transfer van 2 B-artikels naar 1 A-artikel geldt enkel voor het eerste
niveau ter bepaling van de minima. Op het tweede niveau moet ten volle de kwaliteitsevaluatie gelden,
zodat een B-artikel een B is en blijft en niet via kwantitatieve gelijkschakeling naar een A-niveau kan
opklimmen. Op het eerste niveau der minima geldt immers een belangrijke kwantitatieve component,
terwijl op het tweede niveau geen enkele kwantitatieve verwerking wordt gedaan en louter de kwaliteit
via de ABC-criteria inzichtelijker wordt gemaakt.
Co-publicaties tellen voor een breukdeel van het aantal betrokkenen: , 1/3 , enz.
De minima zijn per categorie gedifferentieerd:
Postdoctoraal: 6 B (op referentieperiode van 3 jaar, i.t.t. 5 jaar voor ZAP; max. de helft noten)
Docent: 6 B, waarvan minstens 1 internationaal (max. de helft noten)
Hoofddocent: 9 B, waarvan minstens 2 internationaal (max. de helft noten)
Hoogleraar en gewoon hoogleraar: 12 B, waarvan minstens 3 internationaal (zonder noten)
Voorbeelden:
Minimum 6 B = 1 B boek + 1 B artikel of 2 A artikels + 2 B artikels
Minimum 12 B = 2 B boeken + 1 A artikel of 1 A boek + 1 A artikel of 1 A boek + 2 B artikels

Model voor Integrale Kwaliteitsevaluatie van het Onderzoek in de Rechtswetenschappen


Aangepaste versie 22 september 2004

26

2. Projecten en doctoraatsbegeleiding/-betrokkenheid
De minima voor projecten en doctoraatsbegeleiding/-betrokkenheid zijn pas van toepassing vanaf de
graad van hoofddocent. Voor docenten en postdoctoralen gelden deze minima niet.
Indien meerdere aanvragers betrokken zijn bij het project, wordt het budget van het project (uitgedrukt
in FTE) gedeeld volgens de formule FTE/(x-1), waarbij x = aantal aanvragers:
2 deelnemers en FTE = FTE / 2-1 => project telt mee voor FTE per aanvrager (C-project)
2 deelnemers en 1 FTE = 1 FTE / 2-1 => project telt mee voor 1 FTE per aanvrager (B-project)
3 deelnemers en 1 FTE = 1 FTE / 3-1 => project telt mee voor FTE per aanvrager (C-project)
3 deelnemers en 2 FTE = 2 FTE / 3-1 => project telt mee voor 1 FTE per aanvrager (B-project)

Volgende minima worden voorgesteld:


Hoofddocent: 1 C-project toegekend of 1 A-begeleiding of 2B-begeleidingen
Hoogleraar en gewoon hoogleraar: 1 C-project toegekend of 1 A-begeleiding of 4 Bbegeleidingen

3. Lezingen
Voor de minima wordt met A-,B-en C-lezingen rekening gehouden.
Een en ander wordt uitgedrukt in B- lezingen:
1 A-lezing = 3 B-lezingen = 6 C-lezingen
Vanaf de ZAP-graad van docent wordt bovendien een internationale component ingevoerd.
Co-presentaties tellen voor een breukdeel van het aantal betrokkenen: , 1/3, enz.
Volgende minima worden voorgesteld:
Postdoctoraal: 3 B
Docent: 6 B (waarvan 1 B internationaal)
Hoofddocent: 9 B (waarvan 2 B internationaal)
Hoogleraar en gewoon hoogleraar: 12 B (waarvan 3B internationaal)
Voorbeelden:
Minimum 6 B = 2 A-lezingen
Minimum 12B = 4A of 2A + 6B-lezingen
Minimum 9B = 1A + 3B + 6C-lezingen

Model voor Integrale Kwaliteitsevaluatie van het Onderzoek in de Rechtswetenschappen


Aangepaste versie 22 september 2004

27

4. Overzicht van het model voor integrale kwaliteitsevaluatie van het onderzoek in de
rechtswetenschappen met kwantitatieve minima
projecten en
doctoraatsbegeleiding/
-betrokkenheid

publicaties
Aantal
artikels

waarvan
max.
noten

Lezingen

waarvan
min.
internat./
buitenlands

Aantal

aantal

waarvan min.
internat./
buitenlands

6B
helft (3B)
of
of
equivalent equivalent

--

--

3B
of equivalent

--

post doc

1B

--

6B
of equivalent

1B

docent

6B
helft (3B)
of
of
equivalent equivalent

9B
helft (5B)
2B
of
of
of equivalent
equivalent equivalent

1C project toegekend
of
1A
doctoraatsbegeleiding/
-betrokkenheid
of
2B
doctoraatsbegeleiding/
-betrokkenheid

9B
of equivalent

2B
of equivalent

12B
of
equivalent

1C project toegekend
of
1A
doctoraatsbegeleiding/
-betrokkenheid
of
4B
doctoraatsbegeleiding/
-betrokkenheid

12B
of equivalent

3B
of equivalent

hoofddocent

3B

of equivalent

(gewoon)
hoogleraar

1 A artikel = 2 B artikels
1 B boek = 5 B artikels
1 A boek = 5 A artikels
1A boek = 5 A artikels
= 10 B artikels
1hoofdstuk in A-boek = 1 A artikel
= 2 B artikels
1hoofdstuk in B-boek = 1 B artikel

1 A lezing = 3 B lezingen
=6 C lezingen

Opmerkingen:
- Onderzoekers op postdoctoraal niveau worden gestimuleerd op het vlak van publicaties: ze worden
verondersteld aan dezelfde minima te voldoen als de docent, maar voor een kortere
referentieperiode (3 jaar i.p.v. 5 jaar).
- Indien een onderzoeker nog geen vijf jaar tot de huidige graad behoort, bepaalt zijn vorige graad de
minima.
Model voor Integrale Kwaliteitsevaluatie van het Onderzoek in de Rechtswetenschappen
Aangepaste versie 22 september 2004

28

Vous aimerez peut-être aussi