Académique Documents
Professionnel Documents
Culture Documents
51ste jaargang
Verschijnt als het past
Elke auteur is verantwoordelijk voor zijn bijdrage
Wij beleven momenteel spannende tijden, bij momenten t spannend. Spannende tijden zijn ook
boeiende tijden, maar helaas ook gevaarlijk. Er is niet alleen het actuele probleem van de Islam in Europa
en elders in de wereld met het daarmee gepaard gaande terrorisme met zijn satanische geweldmethode.
Vooral in de gebieden die door IS zijn bezet. IS dat in zijn officieel orgaan Dabiq al een foto plaatste
van zijn vlag bovenop de obelisk op het Sint-Pietersplein in Rome als een symbool dat ze de drie
christelijke steden ooit zullen veroveren: Byzantium (later Constantinopel, nu Instanbul), Jeruzalem
en dan de enige nog te veroveren stad die overblijft: Rome. Niet ernstig te nemen? Een voorbijgaand
gevaar? Misschien, al doen wij er goed aan de woorden van R. Kipling voor ogen te houden: East is East
and West is West, and never de twain shall meet.
Er is de strijd aan de buitengrenzen van Europa, in Ukrane, waarvan niemand op dit moment de afloop
kan voorspellen: een mogelijke botsing tussen de EU en het Eurazi van Putin? Zeg nooit nooit.
Er is de bedreiging die op het ons zo vertrouwde vrije markt systeem rust ingevolge de onloochenbaar
mogelijke financile en economische ineenstorting van het kapitalisme nutteloos daarvoor te
verwijzen naar Griekenland.
Er is vooral de onmacht van de Europese Unie, ooit een veelbelovende droom van Europese eenheid,
met zoveel mogelijk autonomie voor de deelgebieden, met solidariteit en subsidiariteit. Waarbij wij
ons de vraag stellen: blijft het dan eeuwig een droom? De enige goede oplossing bestaat nochtans in
een Europa opgebouwd volgens de klassieke federale methode. Een Europa waar niet de staat, niet
het ras, noch de klasse, zelfs niet het Europese gezag centraal staat, maar alleen de Persoon (wat nog
iets anders is dan het individu). Bovendien wordt Europa geconfronteerd met een demografische
terugval, waarvan niemand de ernst schijnt te beseffen.
Nummer 2 - 2015
En er is ook de onmacht, voor ons primordiaal, om binnen onze Lage Landen tot politieke eenheid te
komen. Samenwerking op economisch vlak en vooral cultureel is uitermate aan te moedigen, maar het
is niet door de uitwisseling van voordrachtgevers, toneelgezelschappen, professoren en kunstenaars
dat het uiteindelijke doel zal bereikt worden. Die eenheid moet tot stand gebracht worden door politici
met zin voor de Generaliteit. En dit met als bedoeling binnen Europa te komen tot een middelgrote
macht, die de grotere landen dwingt ook met ons rekening te houden en ons lot niet alleen te laten
bepalen door n buurland: Duitsland, en in iets mindere mate Frankrijk, zoals nu het geval is.
Niettegenstaande deze misschien ietwat pessimistische vaststellingen, blijven wij geloven en hopen
dat onze kinderen en de kinderen van onze kinderen ooit in een betere wereld zullen leven, een wereld
die voor wat ons aangaat zal reiken van de Zomme tot aan de Eems, van de Brandaris op Terschelling tot
waar we in de wazige verte de hoogten der Vogezen zien opdoemen. Een utopie? Wie niet in utopien
gelooft is geen realist.
Sluiten wij dan ook in deze gevaarlijke tijden met dat prachtige gebed dat Louis Gueuning ons ten
geschenke heeft gegeven en dat wij telkens bidden als wij te samen zijn.
Heer,
Zie ons hier uit al de Nederlanden voor u vergaderd
in dit uur van uiterste nood.
Wij smeken u, sla Uw ogen op dit volk,
duldt niet dat zijn prachtige eenheid wordt verwoest,
die Gijzelf hebt voorbereid in Uw genade.
Moge het fier de verheven zending indachtig blijven,
waarvan Gij het de eer en de gevaren hebt toevertrouwd
en moge het de kracht bezitten om ze te volbrengen
tot zijn heil en tot glorie van Uw naam.
Heer,
Geef ons een onwankelbaar geloof te bewaren
in Uw voorzienigheid en een volmaakte trouw
aan onze Roeping.
Indien Gij, in Uw gerechtigheid, oordeelt dat dit volk
zijn grote bestemming nog niet waardig is,
geef ons dan, Heer,
ter uitboeting van zijn schuld en de onze,
de kracht U ons leven te offeren.
Amen
Nummer 2 - 2015
Nummer 2 - 2015
betogen! Ik hoor wel graag zeggen dat de daders in Parijs niets met de ware Islam te maken hebben,
terwijl aan de andere kant in hun ogen de inquisitie en de Kruistochten wel onverbrekelijk met het
christendom verbonden blijven.
Een andere lezer vat de kern van het probleem als volgt samen:
Is het geweld en de barbaarsheid die wij zien van de kant van IS en aanverwante groepen een
afwijking van de ware Islam, die vredelievend van aard is/zou zijn en maken die lieden alleen maar
misbruik van die naam? Of zit de gewelddadigheid a.h.w. ingebakken in die godsdienst zelf? Zonder
duidelijk antwoord op die vraag, kunnen wij onze positie niet bepalen. En dat antwoord moet van
de moslims zelf komen, dat kunnen wij niet in hun plaats. Vergeten wij bovendien niet dat ook het
Westen niet vrij te pleiten is van enige hypocrisie ten opzichte van de politiek van bevriende regimes
in Jemen, Saudi-Arabi en Qatar.
Een derde lezer denkt dat de ware Islam wel degelijk compatibel is met de waarden van het Westen.
Maar naast de Islam is er wat hij zou noemen: het islamisme, dat een radicale ideologie is gericht op
wereldverovering. Maar niet elke moslim is een islamist, meent hij, net zoals Breivik die in Noorwegen
in 2011 een massamoord pleegde nog een christen te noemen is. Hij was gewoonweg een extremist.
Het probleem is niet zo zeer de godsdienst, dan wel de ideologisering er van. Vergeten wij niet dat
voor enkele honderden jaren katholieken meenden dat het onmogelijk was in n staat samen te
leven met protestanten, met bloedige oorlogen tot gevolg. In de westerse cultuur loopt bovendien
ook een traditie van antisemitisme, met alle fatale gevolgen van dien.
Wat is de Westerse beschaving? Zoveel groots, voorzeker, van Erasmus en Kant over de Sixtijnse
kapel tot Mozart en Tolstoij. Maar hoeveel bloed heeft dat niet doen vloeien voor we dat bereikten?
Van de Zevenjarige Oorlog tot twee wereldoorlogen met miljoenen doden: al die onschuldige
burgerslachtoffers in Warschau, Coventry, Londen, Dresden, Keulen, Nagasaki, Hiroshima Het
gevolg van totalitaire ideologien. Een zelfreflectie is noodzakelijk. Want een spirituele Renaissance
van Europa dringt zich op. Waar zijn onze mooie westerse waarden, waar we zo prat op gaan?
Christelijke naastenliefde, barmhartigheid, eerbied voor de medemens? Waar is onze deemoed,
onze hoffelijkheid, onze trouw? Onze gezinsstructuren worden meer en meer uiteengerafeld,
eerbiedwaardige instellingen zoals de Kerk en de Monarchie wankelen, overal (TV, film, pers) zien
wij morele ontaarding. Tegenover het wapengeweld van IS stellen wij slechts economie en monetaire
macht. En het is normaal, denken wij, dat vele moslims zich inderdaad aan dt maatschappijmodel
niet willen aanpassen.
De multiculturele samenleving dient bijgevolg omgezet in een interculturele samenleving. Een
westerse samenleving die denkt een eiland te zijn, een afgesloten fort Europa, begoochelt zichzelf.
Sterke beschavingen putten geen kracht uit het verjagen van anderen, neen, zij kunnen ze in hun
midden opnemen en deelachtig maken aan hun waarden. Het westen moet zich in de eerste plaats
zlf spiritueel en moreel herbronnen i.p.v. de focus te richten op vijandbeelden.
En om te sluiten, uit het Katholiek Nieuwsblad volgende opmerking:
Charlie Hebdo heeft niets met satire te maken. Het is puur puberaal nihilisme. Dat vindt de
Amerikaanse katholieke commentator George Weigel in First Things. Dat Europa dit blad uitkiest
als vermoorde onschuld in de strijd voor de vrijheid van mening, bevestigt volgens hem alleen maar
hoezeer men in dit werelddeel van het padje is. Te meer daar die vrijheid al lang vervangen is door
wegkijkende politieke correctheid, die de opkomst van het jihadisme in Europa juist heeft mogelijk
gemaakt () Europa reageert daarop door te demonstreren onder de leus Ik ben Charlie, wat
eigenlijk wil zeggen wij zijn allemaal nihilisten.
Tot daar enkele reacties van lezers.
Stof genoeg om er eens ernstig over na te denken, menen wij!
NOCH LINKS, NOCH RECHTS RECHTDOOR, RECHTAAN
Nummer 2 - 2015
Om dat laatste argument te staven, verwijst de auteur naar een studie van professor Hannes. Naar
die econoom berekende, betaalde een gemiddeld Vlaams gezin tussen 1832 en 1912 16,7% meer
persoonsbelasting dan een Waals gezin. Voor de schrijver is de causaliteit simpel: De belastingwetten
werden toen geschreven door een francofone nomenclatura. Deze stelling is onhoudbaar, wetende dat
de burgerij in hl Belgi (dus ook in Vlaanderen) Franstalig was. Wou die zichzelf dan extra belasten?
Zoals Hannes zelve stelt was de bril van de ambtenaren niet communautair misvormd. In zijn studie
worden de termen Vlaanderen en Walloni overigens oneigenlijk gebruikt. De provincie Brabant
immers, wordt bij geen enkele van deze twee entiteiten ingedeeld. De vorige auteur noteert dit middels
een citaat, maar vindt het, merkwaardig genoeg, niet problematisch dat de Brabanders 65% (!) meer
betaalden dan de inkomsten van de vier Vlaamse provincies samen. Dat past wellicht niet binnen de
binaire beeldvorming.
De opbouw van de sociale zekerheid, en dus in grote mate het bestaan van transfers, dateert pas van
1944. Het geld vloeide voordien naar de centrale staat. Van daaruit werden investeringen gedaan,
uiteraard ook in het noorden (havens, luchthavens, steenkoolmijnen, petrochemische nijverheid...). De
welvaart van het huidige Vlaams gewest is te danken aan de investeringen van het unitaire Belgi. Dat
het Zuiden relatief minder tot de Belgische schatkist bijdroeg, was te wijten aan een wetgeving die de
zware nijverheid niet zwaar belastte. Dit had echter niets met een Vlaams-Waalse dualiteit, nog minder
met de Belgische inwoners te maken, maar alles met het zeer liberale karakter van de Belgische staat.
Bovendien is het niet omdat vroeger iets zo was dat men daar vandaag politiek op bouwen moet. Het
schijnt ons twijfelachtig toe om, zoals de Heer Dedecker, historische gebeurtenissen te willen duiden
op basis van geschriften als de brochure Waarom?. Volgens hem gaat het om een verhelderend
tijdsdocument opgesteld door vooraanstaande Vlaamse activisten. Het activisme was een
Vlaamsgezinde collaboratiebeweging die door de Duitse Flamenpolitik tijdens de Eerste Wereldoorlog
in het leven geroepen was. Doel van die politiek was de politieke vernietiging van Belgi.
De activisten spraken uiteraard niet in naam van de Vlamingen, zelfs niet in naam van de Vlaamse
beweging, waar ze maar een kleine fractie van uitmaakten. In dat licht is het onduidelijk waarom
de schrijver iemand als Domela Nieuwenhuis Nyegaard, die de brochure mee ondertekende een
academicus en een vooraanstaande Vlaamse activist noemt. Laatsgenoemde was immers een
Nederlandse pastor die tijdens het conflict Vlaanderen het twijfelachtige statuut van Reichsland
binnen het Keizerrijk wou toebedelen. De enige bedoeling van dit pamflet was het voeren van
oorlogspropaganda en dus overal en zonder de minste bronvermelding cijfers over de vermeende
schandalige bevoordeling van de Walen te verspreiden. Het waarheidsgehalte van deze op geen
enkele bron gesteunde feiten, is dan ook nihil. Tenzij men de Duitse propaganda als zou het neutrale
Belgi vr de oorlog met Frankrijk militaire akkoorden afgesloten hebben, ook naefweg voor waarheid
aanneemt. Dat staat immers ook in die brochure.
Nochtans beziet de auteur al deze zogezegd historische feiten in een continum met de transfers
van vandaag. In 2005 ontving Walloni, zo leren we, de som van 6,1 miljard euro aan intergewestelijke
overdrachten. Dat geld komt echter niet louter uit Vlaanderen, maar ook uit het Brussels gewest. Indien
men de sociale zekerheid communautariseert, wat zal dan de Brusselse Franstaligen of de Franstaligen
die in Brussel werken tegenhouden om aan te sluiten bij de sociale zekerheid van het rijkere Noorden?
Nummer 2 - 2015
Zou dit de transfers dan niet versterken? Wil men een stedelijke subnationaliteit invoeren in een E.U.,
die enkel staten erkent?
In de tekst van Dedecker lezen we voorts: Elke Vlaamse inwoner betaalde [in 2005] 967 euro en elke
Waal ontving 1.783 euro. Volgens de oud-Senator geeft een Vlaming die onder de armoedegrens leeft
jaarlijks dus bijna 2.000 euro aan Waalse bedrijfsleiders. Vergeet de auteur niet dat bijdragen gaan naar
werklozen, zieken, gehandicapten, gehospitaliseerden en dat men derhalve een totaalsom niet zomaar
per inwoner kan opdelen? Of is hij de mening toegedaan dat er zich bezuiden de taalgrens een fiscaal
paradijs bevindt? Zou Dedecker trouwens een voorstander zijn van de Belgische eenheid indien de
transfers onbestaand waren of omgekeerd liepen? Zouden de huidige transfers wel gerechtvaardigd
zijn indien iedere Waal het Nederlands als moedertaal had?
In alle transferberekeningen, valt de slordige methodiek op. Zo wordt, als het goed uitkomt, gesproken
van een transfer van 6 of zelfs 12 miljard euro naar Walloni, waarbij men gemakshalve Brussel (in een
andere context steevast de Vlaamse hoofdstad) en het Waals gewest als een geheel beschouwt. Voorts
wordt geen rekening gehouden met het terugverdieneffect: er zijn ook Franstalige uitgaven in het
noorden en een sterke zuidelijke economie komt heel Belgi ten goede. Omwille van de risicospreiding
bestrijkt de sociale zekerheid trouwens best een zo groot mogelijk gebied.
Het loont voorts de moeite om te wijzen op de intraregionale transfers binnen het Vlaams gewest: tussen
mannen en vrouwen, ouderen en jongeren, werkenden en werklozen, kapitaalkrachtigen en arbeiders.
Bovendien bestaan er belangrijke geldoverdrachten tussen steden, arrondissementen en provincies.
De Vlaams-Brabanders hebben bv. een inkomen dat fors hoger ligt dan dat van de Limburgers. Een
ULB-studie (La Libre Belgique, 25.04.07) nuanceert de cijfers op subregionaal niveau. In realiteit zijn
bij de Belgische interregionale Noord-Zuid transfers maar enkele subregios betrokken. Het gaat maar
over 6 van de 43 arrondissementen: de drie rijkste en de drie armste en de transferten zijn er in beide
richtingen.
Men kan betogen dat het verschil tussen de Vlaamse provincies onderling minder groot is dan tussen
een Vlaamse en een Waalse provincie. Nochtans is Waals-Brabant de rijkste provincie van Belgi.
Luxemburg telt dan weer bijna drie maal minder werklozen dan Henegouwen. Volgens het rapport
van de Nationale Bank uit 2008, waarop ook de vorige schrijver zich beroept, is het opvallend dat
intergewestelijke verschillen in beroepsziekten kunnen worden toegeschreven aan de uitkeringen in
de drie provincies, namelijk Henegouwen, Luik en Limburg. In die provincies zijn die uitkeringen per
inwoner immers bijzonder hoog, terwijl, met uitzondering van Namen, deze uitkeringen per inwoner
in alle overige provincies onder het nationale gemiddelde liggen. Anders gezegd, het gewestelijk
gemiddelde geeft geen voldoende genuanceerd beeld.
Het is niet omdat de transfers hoog liggen dat we niet meer solidair moeten zijn, noch moeten we
solidair zijn als ze laag zijn. Als er veel achteruitstelling, onveiligheid en sociale ongelijkheid in een
streek is, dienen andere en rijkere streken, zelfs in hun eigen belang, integendeel nog mr solidariteit
te betonen teneinde de sociaal-economische verschillen weg te werken. Die solidariteit moet niet enkel
interpersoneel zijn, maar ook structureel en doelgericht. Dat laatste is door het federaliseringsproces
en met name door de bevoegdheidsversnippering in de economie moeilijk geworden. De Belgische
staatsstructuur schept ook een dynamiek binnen de instellingen. Een versnippering van de sociaaleconomische bevoegdheden zorgt ervoor dat de gewestelijke of gemeenschapsoverheid die
bevoegdheden krijgt, er steeds meer zal vragen. De werkelijke oplossing voor de huidige divergenties
op economisch vlak ligt niet binnen het huidige institutionele kader, maar wel binnen een
(gedecentraliseerde) eenheidsstaat.
Volgens de studie van de Nationale Bank zijn de cijfers van de interregionale transfers in Belgi niet
buitensporig hoog in vergelijking met andere Europese landen. En van de fundamentele doelstellingen
Nummer 2 - 2015
Het nastreven van goede rekeningen tussen twee taalgroepen is bij voorbaat tot falen gedoemd.
De rekeningen zullen steeds aanvechtbaar zijn, altijd zal wel n van de twee spelers zich benadeeld
voelen. Steeds zullen er verschillen zijn, een weg teveel in het Waals Gewest, een spoorlijn te weinig
in het Vlaams gewest. Duale transferberekeningen dienen geen economisch, maar een politiek doel.
Ze sporen de lezer aan de werkelijkheid door een nationalistische bril te bezien. De Heer Dedecker
gebruikt onaangename en scherpe termen om het anderstalige landsgedeelte te beschrijven (infuus,
baxtereconomie ...). Dat is zijn goed recht 1 . Maar indien men zelfs maar suggereert dat Walen profiteren
van Vlamingen, dan kan men met evenveel rede datzelfde beweren van vreemdelingen of werklozen.
Immers, men veralgemeent de situatie zo sterk zodat wat er fout loopt bij een deel van de groep
uitgebreid wordt naar alle leden van die groep.
Solidariteit met het eigen volk is blijkbaar onvoorwaardelijk 2 . Als het om een ander volk gaat, zijn
nationalisten voorstander van een solidariteit die voorwaardelijk, in tijd beperkt en onderhandeld is.
Tussen-staatse of inter-deelstatelijke transfers, zonder controle van een centraal parlement zijn echter
ondemocratisch wegens geregeld in niet-gekozen overlegcomits die aan elke parlementaire controle
ontsnappen. Het confederalisme (een statenbond, hetgeen uiteraard het einde van Belgi impliceert)
en zelfs het huidige federalisme (zonder normenhirarchie) werken ondoorzichtige transfers en
misbruiken in de hand. Indien de huidige, interpersonele Belgische solidariteit vervangen wordt door
een solidariteit tussen deelstaten, dan kan een rijkere regio steeds financile chantage plegen om iets
te bekomen van een andere.
Natuurlijk kan het huidige systeem verbeterd worden. Te vrezen valt echter dat de bekommernis van
de vorige schrijver niet zozeer uitgaat naar een meer ethische, gelijke, of performante sociale zekerheid,
dan wel naar een gesplitste.
Bruno Yammine
Nummer 2 - 2015
Oorspronkelijk stuk
Nummer 2 - 2015
Nummer 2 - 2015
Die Librije
Europeaan tegen wil en dank
Jongens van bij ons.
Een van de zegeningen van de Franse bezetting die volgde op de Franse machtsovername over de
Oostenrijkse (de Zuidelijke) Nederlanden was zoals geweten, naast de uitplundering van onze bevolking
en de verdrukking van de katholieke godsdienst, ook de z.g. conscriptie.
Talrijke jongens van bij ons moesten onder dwang dienst nemen in de legers van Napoleon, zijn z.g.
Grande Arme. Ten minste de boeren-en arbeidersjongens, want de telgen uit de burgerij konden
zich meestal wel vrijkopen. Reeds heel wat jaren terug (1977) heeft de toenmalige stadsarchivaris van
Antwerpen en bekende heemkundige Dr. K.C. Peeters daarover het boek Soldaten van Napoleon
geschreven. Voor dit werk steunde hij zich hoofdzakelijk, zo niet uitsluitend, op de nagelaten dagboeken
van een jongen uit onze Kempen, namelijk het kleine dorp Loenhout nabij Brecht, Wilhelmus Kenis, die
diende bij het 3de Regiment Jagers te paard, het vroegere Chasseurs de Flandre, dat de eer had als
eerste in 1812 Rusland binnen te vallen en de Dnjper over te steken.
Van de 296 conscrits die in 1806 vanuit hun geboortestreek (meestal de Kempen, Oost-Vlaanderen
en Henegouwen) naar dat regiment werden gestuurd, dat toen in Padua (Itali) gelegerd was, zijn
er na de val van Napoleon slechts 16 (!) op normale wijze naar huis gestuurd. Al de anderen waren
gesneuveld, gecrepeerd in een of ander hospitaal (of iets dat er voor moest doorgaan), achtergebleven
als krijgsgevangene (zoals Kenis, die een tijd lang als huisleraar bij een Russische adellijke familie heeft
verbleven), gedeserteerd of voor altijd verdwenen of vermist. Tussen 1806 en 1815 liggen 9 jaren van
onnoemelijk lijden, bloedvergieten en miserie.
En nu hebben we andermaal met een boek te doen over datzelfde onderwerp.
Het gaat om de geschriften van de 21-jarige August Lamberts, een voorvader van de auteur, em.
hoogleraar aan de KU Leuven, Emiel Lamberts.
August was een boerenzoon uit Londerzeel die gedwongen werd dienst te nemen in de Grande Arme.
Het boek begint met een uitvoerige uiteenzetting van wat de Franse Revolutie en de bezetting van
onze gewesten die daarop volgde voor Europa en voor ons volk betekende. Jaarlijks zouden voortaan
ingevolge de conscriptiewet van 29 december 1804, enkele duizenden jongens van bij ons dienst
moeten nemen, slechts weinigen zouden het overleven.
August Lamberts was zich blijkbaar wel bewust dat hij ongewild getuige was van een historische
gebeuren, want al vanaf de eerste dag nam hij de gewoonte aan de route te noteren die hij volgde. Hij
deed dit wel zr nauwkeurig, want de auteur heeft zijn schriftje kunnen vergelijken met de archieven
van het Franse leger in het kasteel van Vincennes nabij Parijs en letterlijk alles klopt tot op de dag.
Lamberts vermeldt enkel de plaatsaanduidingen, met vermelding van de datum en de eventuele duur
van het oponthoud. Persoonlijke belevenissen vermeldt hij evenwel niet, maar ook hier heeft de auteur,
aansluitend, dankbaar gebruik kunnen maken van hetzelfde dagboek dat W. Kenis uit Loenhout ons
heeft nagelaten. Beiden sluiten haast naadloos op elkaar aan. Als wij het beeldrijk mogen uitdrukken:
Lamberts levert ons het geraamte van het lichaam, Kenis omkleed het met het vlees. En waar op een
bepaald moment Kenis een andere route diende te volgen, kon de auteur dan weer terugvallen op de
gedenkschriften van Jozef Abbeel uit Vrasene. Zo krijgen we dan toch een heel erg samenhangend
verhaal.
Een verhaal dat mooi kadert in de diplomatieke en militaire geschiedenis van die troebele jaren, maar
dat ons vooral een kijk geeft op het leven van de gewone dienstplichtigen, die naar de woorden van
Alphonse de Lamartine slechts bedrijfsafval waren bij het smeden van Napoleons glorie.
Nummer 2 - 2015
10
Het 3de Regiment Jagers te Paard nam telkens deel in de voorhoede van de grote veldtochten
tegen Pruisen, Oostenrijk en Rusland. Tussendoor werd het ook ingezet voor observatie- en
bewakingsopdrachten in Polen, Noord-Duitsland en Nederland (de continentale blokkade!). Het
regiment doorkruiste daarbij zowat Europa in alle richtingen en kende nauwelijks rust. Lamberts
maakte de slag mee om Borodino (de Fransen hebben het liever over La Moskowa), die zowat het
keerpunt werd in een geschiedenis die Europa van aanschijn deed veranderen. Van de glorierijke
Grande Arme bleef nadien niet veel meer over dan een schaduw. De besten waren toen al gesneuveld.
In deze slag werd Lamberts gekwetst en gerepatrieerd naar Kningsbergen. Zijn laatste notities werden
genomen op 13 februari 1812 in de omgeving van Kassel, waar alles bruusk ophoudt. Vertellen wij nog
dat Napoleon op 6 juli 1809 zijn laatste grote overwinning behaalde in een slag tegen de Oostenrijkers
in de vlakte van het Marschfeld, tussen Wenen en Wagram. Een getuige heeft het hierbij over een
theater van menselijke razernij. Hier vielen ongeveer 50.000 doden, voorlopig helaas de grootste
veldslag in de Europese geschiedenis. Ja, Napoleon kende er ook wel wat van!
Deze slag was de nige waarover Lamberts in zijn geschrift een inhoudelijke bemerking maakte.
Voegen wij er tenslotte nog aan toe dat Willem Kenis na zijn terugkeer schoolmeester werd te
Wuustwezel, Jozef Abbeel uit Vrasene, die we ook al vernoemden, werd onderwijzer te Kaster, nadien te
Anzegem en August Lamberts bleef zijn leven lang de ouderlijke hoeve uitbaten. Opvallend detail: alle
drie bereikten zij een gezegende leeftijd. Blijkbaar zegt de auteur waren zij naar huis gekeerd met een
ticket voor een lang leven op zak.
Wij vragen ons af of de genoemde gemeenten al een straat naar hen hebben genoemd?
Ons rest nog n ding: u dit boek van harte aan te bevelen.
V.E.
In het boek dat wij hier aanbevelen gaat het over 35 Romeinen (we zette het tussen haakjes)
geboortig uit of actief in onze gewesten, meestal uit de streek rondom Tongeren, dat niet voor niets
de oudste Romeinse stad van onze landen is, samen met Bavay, Aarlen en Trier zowat het centrum.
Het zijn dus meestal Tungri. En wat wordt verteld wordt is steeds afgeleid uit gevonden grafstenen,
monumenten, tumuli (dat wij er hadden wisten wij, maar zo veel?), munten, enz. Onnodig er bij
te voegen waarschijnlijk dat bij het hele verhaal dan ook ontelbare keren de uitdrukking wellicht,
denkelijk, waarschijnlijk gebruikt wordt. Toch is het opvallend, haast ongelooflijk, hoeveel nog, na
zoveel eeuwen, uit deze summiere overblijfselen achterhaald kon worden door wetenschapsmensen
en archeologen.
Zo komen in het boek o.a. aan de beurt Gracileius Similis, het hoofd van de openbare orde in Tongeren,
de familie Victorius Victorinus uit Namen, Julia Pieris, een Griekse vroedvrouw in Trier, Pallas en Blandus,
Nummer 2 - 2015
11
slaven aan de Rijn, Caius Aiacius, een Romeins slavenhandelaar in Keulen (slavenhandelaars waren echte
kapitalisten, maar niet geacht door de overige Romeinen!), Probius Burrus, een grootgrondbezitter
in het land van de Tungri, Liberius Victor, een graanhandelaar in het land van de Nervii, Reburrus, een
Tongenaar aan het Rijnfront, Tausius, de Tongerenaar die keizer P. Helvetius Pertinax vermoordde. En
talrijke anderen nog, de een al interessanter dan de andere.
Uit al deze levensverhalen, de een al meer volledig dan de andere, kunnen we enkele hoofdzaken
afleiden. De eerste: dat het leven in onze streken drukker was dan men op eerste zicht zou denken.
Er waren immers ook duizenden soldaten te verzorgen, het was dus een gaan en een komen van
legers, maar ook van kooplieden, mannen uit de administratie en belastingontvangers. Een tweede
opvallend feit is dat onze voorouders heel vlug de Romeinse zeden en gewoonten overnamen, zij
verromeinsten in snelle vaart. Ook toen gold: omwille van de smeer en wilde men een trapje hoger
stijgen op de maatschappelijke ladder, dan. (toen al!) moest men wel met de stroom meedrijven.
Wij hebben ook meestal een verkeerde indruk over die Rijngrens, de fameuze limes uit onze
geschiedenisboeken. Enerzijds was dit inderdaad een streng bewaakte grens, want de Romeinen
hadden voortdurend te maken met plundertochten en moorddadige invallen van allerhande Germaanse
stammen. Maar anderzijds werd er over de grens heen druk met elkaar handel gevoerd en traden de
Germanen meermaals op als leveranciers aan de Romeinse legioenen. Dit alles brengt mee dat ons volk
waarschijnlijk ook meer Romeins bloed in zijn aderen heeft, dan wij wellicht denken.
Een aanbevolen stukje geschiedenis in elk geval. Deze 35 verhalen van unieke mensen zijn beslist het
lezen waard.
V.E.
Nummer 2 - 2015
Het belangrijkste boek van De Baecker draagt de titel Les Flamands de France. Etudes sur leur langue,
leur littrature et leurs monuments, uitgegeven in 1850, werd een mijlpaal in de heropleving van de
Nederlandse gedachte in Frankrijk en leidde tot de oprichting van het Comit Flamand de France
(CFF), de eerste Vlaamsgezinde vereniging in Frans-Vlaanderen. De Baecker keerde het CFF evenwel
in 1866 de rug toe omdat het zich volgens hem te veel liet inpalmen en benvloeden door de Franse
autoriteiten. Hij, van zijn kant, ageerde zeer efficint voor de verdediging en het onderwijs van het
Nederlands in Frankrijk. Zo was hij bijvoorbeeld n van die Vlamingen die altijd over het Nederlands
sprak i.p.v. over het Vlaams.
Als germanist en volkskundige liet hij een omvangrijk oeuvre na. Niet minder dan vijftig boeken over zijn
geboortestreek en over de grote Germaanse epossen als de Nibelungen, Gudrun en het Roelandslied.
Bekend werd ook zijn De la religion dans le Nord de la France avant le christianisme, waarbij hij de
Germaanse mythologie beschrijft evenals de heidense overlevering in de cultuur en tradities van de
Zuidelijkste Nederlanden.
12
Baecker beschikte over een invloedrijk netwerk in de Franse politiek. Hij was ook bevriend met grote
taalkundigen uit zijn tijd waaronder Ferdinand Snellaert ten onzent, Alberdingk Thijm in het Noorden,
Jacob Grimm en Hoffmann von Fallersleben in Duitsland. De naam van deze laatste duikt overigens
herhaaldelijk op in zijn werk
Deze pionier van de Nederlandse gedachte overleed op 4 februari 1896 te Parijs op 81-jarige leeftijd en
werd begraven in het Frans-Vlaamse dorpje Noordpene, waar hij overigens een kasteeltje bezat.
Maurits Cailliau
Quel avenir pour lOccident ? Sur les ruines de sa prosprit (cornons au passage la dialectique absurde
du pouvoir dachat comme droit naturel quand il nest que le fruit des efforts renouvels dun peuple),
parmi les monuments effondrs de sa civilisation et de ses langues, loin de toute spiritualit, lOccident
attend la guerre et la barbarie. Aprs avoir perdu son combat intrieur, il lui reste la grande preuve de la
fracture et du choc entre barbarie matrialiste et barbarie islamiste. Les derniers flambeaux de lantique
civilisation humaniste chrtienne steignent un un. Et si seule restait la solution de lexil intrieur, en
attendant que tout soit consomm et que sur un lit de cendres un nouvel avenir puisse se construire ?
Cest les yeux grands ouverts quil faut contempler les ruines du monde dhier. Les temples sont jets
bas. Colonnes brises et dmes ventrs ne doivent pas figer lattention ; dj un monde neuf sest
lev que lhomme noble si souvent interpell par Thibon se doit de dominer. Dans sa course folle,
la modernit nest quune poursuite de lhistoire. Rome est bien tombe. Les Etats-nations dEurope
occidentale ont sombr. Pourtant, le mythe de leur existence persiste, nfaste, les solutions et discours
prononcs sappliquant une structure morte. Il nest pas temps de les pleurer. Le monde continue de
tourner, les hommes de vivre et de sagiter. Lhomme noble moderne doit saisir son poque bras-lecorps et la dominer. Ni nostalgiques narcissiques accrochs lhistoire comme la moule son rocher, ni
feuille au vent.
Retrouver la noblesse en lhomme avant toute chose. La crise de lOccident est dabord une crise
intellectuelle. Lhomme de lOuest na plus dides, il est un ventre. Elle est ensuite une crise de la dignit.
Lavenir appartient aux btisseurs dempire, ceux qui sauront jeter les fondations dune socit nouvelle
pour enraciner lhomme et le pousser vers les cieux. Pour cela, il faudra se souvenir avant toute chose
que : La sagesse est une victoire sur soi et non sur les choses (Gustave Thibon, in Au soir de ma vie
p.88).
Jean-Pierre Destrebecq
Nummer 2 - 2015
13
Een kanjer van een boek: 1568 paginas, waarvan niet minder dan 1301 zuivere tekst. En bijgevolg een
werk dat eenvoudig niet te recenseren valt. Een echte recensie zou wellicht een ganse Brief in beslag
nemen. Dit is de geschiedenis van de 19de eeuw, maar dan wel een geschiedenis, niet alleen van Europa
of het Westen, maar van de ganse wereld en niet alleen politiek, diplomatiek en militair, of louter het
culturele en geestesleven omvattende, maar ook over de meest eenvoudige ontwikkelingen die zich
in deze tijd hebben voorgedaan, bijvoorbeeld op het vlak van techniek en hun praktische toepassingen.
De auteur houdt er ook rekening mee dat de tijdsindeling die wij maken niet voor alle continenten
hetzelfde is, voor China of Japan ligt dat bijvoorbeeld gans anders dan voor Europa. Andreas Fahrmeir
noemt het boek in de Frankfurter Allgemeine Zeitung Nicht nur ein intellektuelles Feuerwerk, sondern
auch grosses Lesevergngen. Dat eerste is ongetwijfeld waar, het tweede ook, maar er moet dan wel
aan toegevoegd worden dat het uitermate vermoeiend is. Zelf heb ik er meerdere weken over gedaan.
Auteur Jrgen Osterhammel was beurtelings verbonden aan de universiteiten van Freiburg, Hagen,
Genve en Konstanz en in Nederland is hij verbonden aan het Netherlands Institute for Advanced Study
on the Humanities and Social Sciences (onze broeders uit het Noorden zeggen het graag in het Engels).
Hij is ook corresponderend lid van de British Academy. Bij het lezen heb ik mij meermaals de vraag
gesteld hoe het mogelijk was dat n menselijke geest dergelijk reuzenwerk aan kon. Volgens hem is de
19de eeuw slechts de aanloop naar de echte moderne tijd van onze dagen en de wereld waarin wij thans
leven. Het was een eeuw van grote politieke en sociale ideologien en van de verwetenschappelijking
van ons bestaan met o.a. de opkomst van de spoorwegen, de eerste industrile revolutie, de migraties
van grote mensenmassas (migratie is geen woord van onze dagen!) over de ganse aardbol en toen
al de eerste golf van wetenschappelijke en communicatieve (telefoon, telegraaf) globalisering,
alsmede de opkomst van het nationalisme en vooral der imperiale overheersing van Europa over alle
delen van de aarde. In vergelijking met de huidige tijd is de 19de eeuw voor ons vreemd en dikwijls
onbegrijpelijk geworden. Toch is zij een fascinerende eeuw, al ware het maar omwille van de grote en
jammer genoeg meestal dramatische breuken die zich in die eeuw hebben voorgedaan, niet alleen in
Europa, maar ook in Azi, Amerika en Afrika. Een eeuw waarin wij stilaan maar onweerstaanbar een tijd
van globalisatie zien ontstaan.
Beste lezer, ik besef maar al te goed dat ik u op het vlak van een echte, diepgravende recensie op uw
honger laat zitten. Maar ja begin er maar eens aan: mr dan 1000 bladzijden! Ik zou zeggen: lezen!
V.E.
Jamais le diagnostic de Simone Weil na t aussi vrai : les partis sont devenus
des organismes publiquement, officiellement constitus de manire tuer dans
les mes le sens de la vrit et de la justice. Car, dans un parti, il ny a pas de
vrit universelle, il ny a que sa vrit.
Lesprit de parti est dabord en nous quand on soumet le bien commun ses
ambitions personnelles. Certes, toute ambition est lgitime mais croire que lefficacit politique
dpend dabord de la conqute du pouvoir est une erreur. Pour le citoyen, cest une manire
de se dfausser ; pour le militant, cest confondre le bien politique avec llimination de ladversaire.
Le pouvoir reu est un service, le pouvoir voulu exacerbe les passions collectives qui desservent
le bien commun et dispersent les nergies.
(Philippe de Saint-Germain, responsable de la rdaction de la revue Libert politique)
Nummer 2 - 2015
14
Antwerpen
Zaterdag 24 januari had in de kathedraal van Antwerpen de onthulling plaats van de hernieuwde
grafsteen van Charlotte de Bourbon, derde echtgenote van Willem van Oranje. Zij was abdis (op
18-jarige leeftijd) van de abdij van Jouarre nabij Parijs, maar stapte over naar het Calvinisme en huwde
drie jaar later in Heidelberg met de Prins. Het gezin verbleef vanaf 1577 in onze stad. Hun kinderen
Catharina Belgica (1578), Charlotte Flandrina (1579), Charlotte
Brabantina (1580) en Emilia ll Antwerpiana (1581) werden hier
geboren. Het oorspronkelijke graf werd na de val van Antwerpen
in 1585 tijdens de Contra-Reformatie vernietigd, tot het A.N.V.
bij monde van de heer Theo Lansloot, ere-ambassadeur, het plan
opvatte het te hernieuwen als blijk van de verbondenheid der Lage
Landen (dank Theo!). De onthulling gebeurde door de bisschop van
Antwerpen, Mgr. Johan Bonny, burgemeester Bart De Wever en de
vertegenwoordiger van de protestantse kerken van de stad, ds. dr.
Dick Wursten. De opkomst was buiten alle verwachtingen groot
(ik schat het op minstens 200). Op het einde werd, ofschoon niet
voorzien in het programma, spontaan door enkelen de zesde strofe
van het Wilhelmus ingezet, binnen enkele seconden door bijna
iedereen uit volle borst meegezongen. Alleen: waarom moest het
bloemstuk dat namens de stad Antwerpen neergelegd werd een
zwart-geel lint dragen? Waren onze geliefde Brabantse kleuren,
trouwens de enig juiste, soms niet goed genoeg? Na de inhuldiging
volgde in het Schoon Verdiep van het Stadhuis een gulle receptie
waarop burgemeester Bart De Wever een treffende toespraak hield.
Inderdaad: wat als katholieken en protestanten destijds verstandiger
waren geweest?
Nummer 2 - 2015
15
Oost-Vlaanderen
Het staat dus vast: er komt een monument ter eer van Koning Willem l in Gent. De stad
heeft het bij monde van de Schepen voor Openbare Werken, de h. Filip Watteeuw, officieel
aanvaard. Het bronzen beeld (2.40 m. hoog) van beeldhouwer Guy Du Chayne (Wingene)
zal geplaatst worden aan de kruising van Reep en Bisdomkaai (project Nederschelde). Het
zal klaar zijn in september van dit jaar, maar de plaatsing moet noodgedwongen nog even
wachten aangezien daar nog werken voorzien zijn. In elk geval houden wij er aan Prof. Em.
Alexander Karel Evrard die het initiatief nam van harte te bedanken. Verdere informatie kan
bekomen worden via info@willembedankt.org of via de h. Herman De Mulder (0485 846 779)
Het grootste onopgeloste probleem dat nog rest is dat van de financiering, die nog ver van
rond is. Geldelijke steun wordt dan ook in dank aanvaard en kan gebeuren via rekening BE54
9730 2990 1797 van het Comit 1815-2015 te 9000 Gent.
Noord-Brabant
Koning Willem l
Wij namen kennis van het overlijden van de heer Prosper J.G.A. Ego, geboren te s Gravenhage
op 17 juli 1927 en overleden te Breda op 23 januari 2015. Prosper Ego was de oprichter en de
bezieler, zeg maar: het trekpaard, van de OSL-Stichtingen (Oud-Strijders Legioen). Tot voor
kort was hij actief betrokken bij de verdediging van de belangen van de Oud-Strijders en
stond hij onvermoeid op de bres voor de verdediging van de waarden van onze beschaving.
Zeker, wij gingen niet altijd voor 100% akkoord met hem, soms ging hij voor ons wel wat ver
in zijn pro-Amerikaanse houding. Maar dit belet niet dat wij met overtuiging bevestigen: een
groot Nederlander, waaraan wij zulke grote nood hebben, is heengegaan. Wij blijven hem
gedenken.
Picardie
Eindelijk (na 20 jaar!) schijnt er dan toch schot in de zaak te komen in het project Canal
du Nord dat het Seinebekken moet verbinden met Noordwest-Europa. De voorzitters
van 4 noordelijke departementen ondertekenden daarover op 3 februari een financile
overeenkomst. Dit nieuwe kanaal zou zowat 60% vertegenwoordigen van het totale
verkeer te water in gans Frankrijk. Het zou schepen tot 4.400 ton toelaten en zorgen
voor 12.000 tot 14.000 directe werkgelegenheden, hoofdzakelijk voor Picardi en het
Oise-gebied. Ecologisch bezien zou het 500.000 vrachtwagens per jaar vervangen. En
nu nog de uitvoering, daar wachten wij al zo lang op!
Waasland
Op zaterdag 21 maart gaat in het Oud Gemeentehuis in Temse een colloquium door over het
Orangisme na de rampzalige splitsing van 1830. Vijf experten zullen hun licht laten schijnen over dit
merkwaardig verschijnsel onder de titel Il mainiendrait: Willem l en het Koninkrijk der Nederlanden.
Inkom, broodmaaltijd inbegrepen: 15 euro. Nadere informatie te bekomen bij het A.N.V. Mogen wij er
bij onze vrienden op aandringen zo talrijk mogelijk aanwezig te zijn?
La seule chose en notre pouvoir, cest de ne pas fausser la voix qui rsonne en nous
Boris Pasternak in Sauf-conduit
Nummer 2 - 2015
16
Kruistochten
Mode
Mijn ouders en zeker mijn grootouders hebben moeten werken
van de morgen tot de avond en toch vonden ze nog de tijd om
tussendoor met hun buren en vrienden eens plezier te maken. Mijn
vrouw heeft een groot gezin grootgebracht, deed er nog werk op
de koop toe bij en toch heb ik ze nooit horen klagen. Zij had nooit
een burn-out, was nooit overstresst. Terwijl de huidige generatie
die het in vergelijking daarmee aan niets ontbeert, daar allemaal
wl mee te kampen heeft. Zij hebben alles, maar zien het niet meer
zitten. Wie is nu gek, zij of ik?
Hilvarenbeek
Tot mijn verbazing bemerkte ik dat men in de oer-Brabantse
Sint-Petruskerk op het Vrijthof aldaar een kaars kan offeren ter
ere van Sint-Aldegondis van Maubeuge. Niet bepaald dicht in de
buurt zouden wij zeggen en nog maar eens een bewijs van de
verbondenheid van Dietse en Romaanse gewesten. Hilvarenbeek,
wie herinnert zich nog de rol van dit dorp in de geschiedenis van
de Groot-Kempische en Heel-Nederlandse gedachte? Met Brabantia
Nostra? Met de rol die Jan Naaijkens, Gerard Knuvelder, Jef de
Brouwer, Anton van Duinkerken en zovele anderen daarin hebben
gespeeld? Hun glorierijke Groot-Kempische Cultuurdagen met de
uitbundige Kempische koffietafels? Toen bestond er tastbaar een
zoeken naar een gemeenschappelijke Kempische identiteit. Zou dat
nu nog bestaan? Wij betwijfelen het sinds ook de Stichting voor de
Kempen ter ziele ging. Wat is onze tijd toch arm!
Visionair
In 1907 schreef Robert Hugh Benson (1871-1914) een roman Lord
of the World, waarin hij een apocalyptische toekomst voorspelde:
de opkomst van het communistisch totalitarisme en later het niet
minder totalitaire liberalisme (omgekeerd ware historisch juister
geweest), het ontstaan van een Europese superstaat, maar vooral
ook: een arrogante globalisering van seculier-humanistische
waarden. Jawel in 1907, u leest goed!
Nummer 2 - 2015
17
Ter overweging
Op deze tiende dag van de julimaand van het jaar des Heren 1594 hebben wij de dood van onze geliefde
Heer en Meester, de prins van Oranje, herdacht. Vandaag is het tien jaar geleden dat Balthazar Geerard,
te Delft, de prins aan de voet van de trap afwachtte en hem, op de onderste trede, neerschoot. Mijn
broeders hebben eikenkransen gevlochten en wij hebben ze gehangen rond het portret dat we steeds
in ere houden. Het stelt hem voor in zijn onstuimige jeugd. Een zachte schijn van toortsen glimt op het
zwart stalen harnas en op de blanke mooie hand die een commandostaf vasthoudt. Een lichte dons
baard omkranst zijn magere wangen, en om zijn gesloten mond speelt een betoverende glimlach.
Lang zijn we voor de beeltenis blijven staan. De schrijnende pijn van een hopeloos-verloren zaak
schroefde ons de keel toe en deed onze lippen trillen. Diep en ongeneeslijk zal onze wonde blijven
schroeien en niets zal vermogen ze te helen.
-Tien jaar reeds heeft vader gemurmeld, en ik zag de tranen in zijn ogen. Door de open deur die
uitgeeft op de heetgestoofde tuin, dwarrelde de wind binnen, en sleepte bladeren en strohalmen
mee.
()
Toen ik alleen was heb ik de handen gevouwen tot gebed. Ja, ik heb gebeden voor de zielenrust van de
Prins. Had Meester Jacques Villiers me zo verrast, zou hij zeker uitgevaren zijn. Het is een afschuwelijk
paaps bijgeloof, zegt hij, voor de zielen van de doden te bidden.
()
-Waarom zou ik zwijgen, vroeg Meester Villiers honend. Niet de Prins, maar wel de steden hebben de
Verenigde Provincin groot gemaakt. De halsstarrige, dappere steden, rotsvast in hun geloof. De Prins
behoorde tot de lauwen die God uit Zijn licht in de duisternis stoot.
Mijn vader schokschouderde en ging zitten. We zullen nooit akkoord gaan, meester Villiers. Reeds
honderd keer heb ik het u gezegd: de Prins wou geen kleine republiek van enggeestige steden, veilig
geborgen achter dijken en brede rivieren, maar wel de Zeventien Provincin, verenigd, onder eigen
bestuur, sterk door eendracht en verdraagzaamheid, en onafhankelijk van de grillen van een fanatieke
koning die ons van de eerste dag gehaat heeft. Daarvoor heeft hij gestreden, daaraan is hij ten onder
gegaan, daaraan is hij gestorven En daarom heb ik hem in liefde gediend.
-De Noordelijke Provincin zijn God trouw gebleven, en daarom heeft Hij ze bevrijd uit de slavernij. Het
Zuiden was paaps en diende afgoden. Ze treurden om de vleespotten van Egypte: God heeft zijn gelaat
van hen afgewend. De Prins was daar voor niets mee gemoeid. Zijn plan was onzinnig: water en vuur
willen verzoenen!
-De Zuidelijke Nederlanden lagen zonder verdediging open voor de vijand, vruchteloos hebben zij
op de hulp gewacht die het Noorden niet geven wilde. Wie dacht er aan, ons te helpen, eens de Prins
in zijn graf? U weet het toch, Meester Villiers, Mr. Van Sint-Aldegonde heeft het ons genoeg herhaald.
Alleen de Prins hield de Lage Landen vast in zijn hand. Maar hij is gestorven, en dan hebben de steden
en eilanden, goed beschermd door rivieren, de moeren en de dijken, er slechts aan gedacht, zich ten
onzen koste te verrijken.
Rose Gronon,
(pseud. Marthe Bellefroid)
Uit de novelle De late oogst.
Niet tevreden over onze Brief? U wenst hem niet langer te ontvangen?
Dan kunt u ten allen tijde op eenvoudige vraag uw naam laten verwijderen.
Nummer 2 - 2015
18