Vous êtes sur la page 1sur 160

Mid Term Review Kompas voor

het Noorden

Opdrachtgevers:
Samenwerkingsverband Noord Nederland
Ministerie van Economische Zaken

ECORYS-NEI
Regionale & Stedelijke Ontwikkeling

Luc Boot
Manfred Wienhoven
Atze Verkennis

Rotterdam, 13 me i 2003

f/i8241
ECORYS-NEI
Postbus 4175
3006 AD Rotterdam
Watermanweg 44
3067 GG Rotterdam

T 010 453 88 00
F 010 453 07 68
E netherlands@ecorys.com
W www.ecorys.com
K.v.K. nr. 24316726

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 3


4 Mid Term Review Kompas voor het Noorden
Inhoudsopgave

Voorwoord 7

Samenvatting 9

1 Inleiding 25
1.1 Achtergrond en doel 25
1.2 Evaluatievragen 25
1.3 Evaluatieproces 28
1.4 Kanttekeningen vooraf 28

2 Programma synopsis 30
2.1 Inleiding 30
2.2 Doel van het Kompas 30
2.3 Beleidsmix op hoofdlijnen 31
2.4 Maatregelen 32
2.5 Verdeling financiële middelen 35
2.6 Financiële voortgang op hoofdlijnen 39

3 Relevantie 40
3.1 Inleiding 40
3.2 Sociaal-economische context 41
3.2.1 De hoofddoelstelling van Kompas 41
3.2.2 Ontwikkelingen tot en met 2001 44
3.2.3 Toekomstverwachtingen, knelpunten en SWOT 46
3.3 Beoordeling relevantie maatregelen 50
3.3.1 Belang versus urgentie 50
3.3.2 Werklocaties 50
3.3.3 Bedrijfsgerichte maatregelen 51
3.3.4 Toeristische maatregelen 57
3.3.5 Kennisinfrastructuur 58
3.3.6 Arbeidsmarkt 59
3.3.7 Infrastructuur 60
3.3.8 ICT infrastructuur 61
3.3.9 Stedelijk leefklimaat 62
3.4 Relevantie Kernzonebeleid 63
3.5 Conclusies Relevantie 64

4 Effectiviteit 67
4.1 Inleiding 67

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 5


4.2 Werklocaties 70
4.2.1 Financiële voortgang 70
4.2.2 Outputs 70
4.2.3 Effectiviteit 71
4.3 Bedrijfsgerichte maatregelen 74
4.3.1 Financiële voortgang 74
4.3.2 Outputs 75
4.3.3 Effectiviteit 78
4.4 Toeristische maatregelen 86
4.4.1 Financiële voortgang 86
4.4.2 Outputs 86
4.4.3 Effectiviteit 88
4.5 Kennisinfrastructuur 92
4.5.1 Financiële voortgang 92
4.5.2 Outputs 93
4.5.3 Effectiviteit 93
4.6 Arbeidsmarkt 96
4.6.1 Financiële voortgang 96
4.6.2 Outputs 96
4.6.3 Effectiviteit 97
4.7 Conclusies Effectivite it 98

5 Efficiency 102
5.1 Inleiding 102
5.2 Kostenefficiency outputs 104
5.3 Private hefboomwerking 106
5.4 Efficiency verwachte werkgelegenheidseffecten 108
5.5 Conclusies Efficiency 111

6 Uitvoering 112
6.1 Inleiding 112
6.2 Uitvoering Kompas-breed 113
6.3 Organisatie - en beheersstructuur EZ/Kompas 114
6.4 Partnerschap 117
6.5 Programmamarketing 119
6.6 Projectverwerving 121
6.7 Projectbeoordeling 125
6.8 Programma- en projectuitvoering 132
6.9 Monitoring en evaluatie 134
6.10 Conclusies Uitvoering 136

Bijlage 1: Begrippenkader 138


Bijlage 2: Toelichting bij bepaling economische effecten 140
Bijlage 3: Strategiedag 150
Bijlage 4: Overzicht geïnterviewde personen 152
Bijlage 5: Overzicht van de in de evaluatie betrokken EZ/Kompas projecten 155

6 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


Voorwoord

Dit rapport bevat de resultaten van de Mid Term Review van het Kompas voor het
Noorden, het ruimte lijk-economisch ontwikkelingsprogramma 2000 t/m 2006 voor
Noord-Nederland. Het is het eindresultaat van een evaluatieproces dat liep van juli 2002
tot maart 2003.

De evaluatie is begeleid door een begeleidingscommissie met daarin ambtelijke


vertegenwoordigers van de provincies Groningen, Fryslân en Drenthe en het Ministerie
van Economische Zaken. Daarnaast hebben velen binnen en buiten Noord-Nederland
bijgedragen aan de totstandkoming van deze evaluatie middels deelname aan de
Strategiedag, deelname aan de interviews, het beschikbaar stellen van de benodigde
documentatie, het verschaffen van toelichting bij de monitoringgegevens en deelname aan
discussies bij presentaties die in het kader van de evaluatie zijn gehouden.

We willen allen die hebben bijgedragen aan de totstandkoming van deze evaluatie
hartelijk bedanken. Wij hopen dat onze bevindingen en aanbevelingen een constructieve
bijdrage zullen leveren aan een relevant, effectief, efficiënt en uitvoerbaar programma in
de resterende Kompasperiode.

ECORYS-NEI Regionale en Stedelijke Ontwikkeling


Rotterdam, maart 2003

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 7


8 Mid Term Review Kompas voor het Noorden
Samenvatting

Inleiding

Het Kompas voor het Noorden is het ruimtelijk-economisch ontwikkelingsprogramma


2000 t/m 2006 voor Noord-Nederland. Met dit programma investeren de provincies
Groningen, Drenthe en Fryslân, in samenwerking met lokale overheden en organisaties,
de Rijksoverheid en de Europese Commissie, in de ruimtelijk-economische ontwikkeling
van Noord-Nederland.

Het Kompas is opgesteld in 1999. In 2000 is de uitvoering van het programma begonnen.
Halverwege de uitvoering bestaat de behoefte aan een tussenstand die aangeeft of Noord-
Nederland op de goede weg is om de geformuleerde doelstellingen te halen en of de
ingezette strategie daar nog steeds aan bijdraagt. De Mid Term Review (MTR) verschaft
inzicht in deze en daaraan gerelateerde vragen. De MTR is uitgevoerd in de periode
augustus 2002 – maart 2003. Deze samenvatting bevat de belangrijkste bevindingen en
aanbevelingen uit de MTR.

Doel van het Kompas

De hoofddoelstelling van Kompas 2000-2006 is een bijdrage te leveren aan het inlopen
van het economisch faseverschil tussen Noord-Nederland en Nederland als geheel,
gemeten in termen van werkgelegenheid. Daarnaast dient Kompas bij te dragen aan het
versterken van de kwaliteit van het stedelijk en landelijk gebied. Kwantitatief is de
hoofddoelstelling Kompas-breed vertaald naar 13.300 – 22.700 extra banen in de periode
2000-2006. Voor EZ/Kompas gaat het om 9.500 – 17.700 extra banen. Het gaat daarbij
om structurele banen die het gevolg zijn van structurele versterkingen van de Noord-
Nederlandse economie. De doelstellingen ten aanzien van de kwaliteit van het stedelijk en
landelijk gebied zijn niet geoperationaliseerd.

De Langman-afspraken die ten grondslag liggen aan het Kompas, hebben een
tijdshorizon tot 2010. Het faseverschil wordt in die periode volledig ingelopen als er in
Noord-Nederland 43.000 extra banen bijkomen. De Commissie Langman becijferde dat
daarvoor een investeringsimpuls van 4,7 miljard euro nodig zou zijn. Kompas heeft
betrekking op een kortere periode (2000-2006) en een kleinere investeringsimpuls. Het
doel voor de periode 2000-2006 is mede daarom minder ambitieus.

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 9


Evaluatievragen

Hoofdvraag van de MTR is of de doelstellingen van Kompas worden gehaald, of de


ingezette strategie daar nog steeds aan bijdraagt en om aanbevelingen te doen voor de
resterende programmaperiode. Hiertoe zijn in de MTR de relevantie, effectiviteit,
efficiency en uitvoering van de strategie beoordeeld, op basis van analyses van de
sociaal-economische context, de effecten van de tot nu toe uitgevoerde projecten en de
uitvoering van het programma. Onderstaand schema illustreert het verband tussen
analyse, beoordeling en aanbevelingen.

Figuur 0.1 Opzet Mid Term Review Kompas voor het Noorden

Analyse Analyse
Analyse
sociaal-economische economische
uitvoering
context effecten

Beoordeling
Beoordeling Beoordeling
effectiviteit
relevantie uitvoering
en efficiency

Aanbevelingen

Voor een goed begrip van wat er precies geëvalueerd wordt, is het van belang drie
niveaus binnen Kompas te onderscheiden:
• Kompas-breed: het volledige Kompasprogramma dat betrekking heeft op alle
maatregelen en gemaakte financieringsafspraken met het Rijk. Op dit niveau
beoordeelt de MTR de relevantie en uitvoering op hoofdlijnen;
• EZ/Kompas: de maatregelen binnen Kompas die worden uitgevoerd door het
Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) en die worden gecofinancierd door
het Ministerie van Economische Zaken. Voor EZ/Kompas doet de MTR uitspraken
over alle vier de evaluatievragen ten aanzien van relevantie, effectiviteit, efficiency
en uitvoering.
• EPD: de maatregelen binnen EZ/Kompas die worden gecofinancierd door de
Europese Commissie in het kader van het Europese Doelstelling 2 programma. Voor
het EPD doet de MTR uitspraken over alle vier de evaluatievragen ten aanzien van
relevantie, effectiviteit, efficiency en uitvoering. Deze bevindingen zijn opgenomen
in een aparte rapportage.

Analyse sociaal-economische context (EZ/Kompas)

Om de vorderingen van Noord-Nederland bij het inlopen van het economisch faseverschil
te meten worden negen omgevingsindicatoren gemonitord. Deze indicatoren geven
inzicht in de structurele veranderingen in de Noordelijke economie over een langere
periode. Ze laten zien dat het faseverschil kleiner wordt, maar dat de achterstand ten
opzichte van Nederland nog altijd groot is. Voor twee belangrijke indicatoren wordt de

10 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


achterstand niet kleiner: de aanwezigheid van stuwende werkgelegenheid en de mate van
innovativiteit van het regionaal bedrijfsleven.

Een belangrijke verandering in de sociaal-economische context is de omslag van


hoogconjunctuur naar laagconjunctuur. Voor de resterende periode geldt dat daar waar
de externe krachten aanvankelijk in dezelfde groeirichting werkten als het programma, dit
nu omgekeerd is. Noord-Nederland moet harder groeien dan Nederland als geheel in een
periode van economische neergang. Gegeven de structurele zwakheden van de Noord-
Nederlandse economie is dit niet eenvoudig. Additionele werkgelegenheidsgroei
realiseren zal daarom in de resterende Kompasperiode een zwaardere opgave zijn dan in
de periode tot nu toe.

De belangrijkste structurele knelpunten in het regionaal investeringsklimaat van Noord-


Nederland liggen op het gebied van:
• Marktrelaties: beperkte omvang lokale afzetmarkt, gebrek aan ondernemerschap en
innovativiteit en de beperkte beschikbaarheid van lokale toeleveranciers;
• Arbeidsmarkt: beperkte beschikbaarheid van goed opgeleid personeel;
• Infrastructuur: slechte bereikbaarheid van buiten de regio;
• Kennisinfrastructuur: beperkte aanwezigheid kennisinstituten en gebruik daarvan
door het regionaal bedrijfsleven.

Analyse economische effecten (EZ/Kompas)

De financiële voortgang van EZ/Kompas bedraagt per december 2002 44% van de
beschikbare EZ/Kompas middelen, inclusief IPR centraal. Er is tot nu toe voor 1,2
miljard euro aan projecten goedgekeurd, waarvan 515 miljoen euro afkomstig is van
Europese, nationale, regionale en lokale overheden en 680 miljoen euro vanuit het
bedrijfsleven. Gegeven dat op het moment van evalueren 40% van de Kompasperiode is
verstreken, ligt de financiële voortgang op hoofdlijnen goed op schema.

Tabel 0.1 Financiële voortgang EZ/Kompas per december 2002

Totaal Totaal %
gecommitteerd gecommitteerd Uitputting
publiek privaat EZ/Kompas
M.1 Vestigingsvoorwaarden economische kernzones 1 198.949.687 210.219.189 46%
M.2 Versterking marktsector in Noord-Nederland 135.320.364 429.621.157 57%
M.3 Versterking arbeidsaanbod in Noord-Nederland 10.022.939 6.126.007 25%
M.4.1. Optimalisering internationale transportassen - - 0%
S.3 Bestaande werkgebieden 56.518.605 2.893.112 17%
S.4 Kwaliteitsimpuls binnensteden 26.165.910 9.366.694 24%
S.5 Versterking hoger onderwijs 27.510.660 15.829.906 47%
L.1 Versterking marktgerichte land- en tuinbouw 1.967.726 2.084.119 15%
L.2 Vernieuwing Landelijk gebied - - 0%
L.4 Toerisme en recreatie 47.367.395 3.514.206 20%
Uitv.Kosten 12.137.105 - 40%
Totaal 515.960.391 679.654.390 44%
1
Inclusief IPR centraal; Bron: SNN UO, Ministerie van EZ; zie bijlage totaaloverzicht projecten

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 11


De verwachte omvang van de economische effecten van de tot nu toe goedgekeurde
projecten uitgedrukt in werkgelegenheid schatten we in op 4.510 fte netto gecreëerde
werkgelegenheid. Het betreft netto effecten. Dit houdt in dat er is gecorrigeerd voor
dubbeltellingen en dat verplaatsing van werkgelegenheid binnen Noord-Nederland niet is
meegeteld. Effecten die ook zonder Kompas zouden zijn gerealiseerd zijn ook buiten
beschouwing gelaten, evenals projecteffecten die ten koste gaan van ontwikkelingen
elders in de regio. Indirecte effecten bij toeleveranciers en afnemers zijn wel
meegenomen. Overige indirecte effecten als gevolg van indirect uitgelokte investeringen
en daarmee verbonden werkgelegenheid zijn niet meegenomen. Tot slot zijn ook
tijdelijke werkgelegenheid en eventueel behouden werkgelegenheid buiten beschouwing
gelaten.

Tabel 0.2 Samenvatting verwachte economische effecten EZ/Kompas per december 2002

Totaal netto % Totaal netto


werkgelegenheid werkgelegenheid
Werklocaties 1.610 36%
Bedrijfsgericht 2.540 56%
Kennisinfrastructuur 40 1%
Toerisme 350 8%
Arbeidsmarkt 10 0%
Totaal 4.510 100%

De werkgelegenheidseffecten zijn op het moment van evalueren nog niet gerealiseerd.


Het gaat om verwachte effecten. Een voorwaarde voor het realiseren van deze effecten is
daarom dat de goedgekeurde projecten volgens plan worden uitgevoerd.

De termijn waarop de werkgelegenheidseffecten zich manifesteren, zal voor een


belangrijk deel pas ruim na afloop van de programmaperiode zijn. Dit geldt met name
voor voorwaardenscheppende investeringen in werklocaties, toeristische infrastructuur en
kennisinfrastructuur.

Kompas levert een positieve bijdrage aan een structurele versterking van de
economische structuur in Noord-Nederland. De bedrijfsgerichte en
voorwaardenscheppende elementen van de beleidsmix dragen hier elk op hun eigen
manier aan bij. De bijdrage van de bedrijfsgerichte maatregelen manifesteert zich vooral
door de positieve invloed op het knelpunt marktrelaties. De Kompasprojecten leveren een
positieve bijdrage aan het versterken van het ondernemerschap in Noord-Nederland, door
startersbegeleiding en door het bestaand bedrijfsleven te ondersteunen bij onder meer het
verbeteren van de bedrijfsvoering, het vinden van nieuwe markten en het bevorderen van
innovatie van producten en processen. De voorwaardenscheppende maatregelen dragen
positief bij aan het scheppen van de randvoorwaarden waarbinnen de effecten van de
bedrijfsgerichte maatregelen zich kunnen manifesteren. Met name geldt dit voor
investeringen in kennisinfrastructuur die relevant zijn voor het regionaal bedrijfsleven,
investeringen in versterking van het toeristisch product en investeringen in werklocaties.

12 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


Beoordeling Relevantie (Kompas-breed)

Het stimuleren van stuwende bedrijvigheid loopt als een rode draad door alle maatregelen
van Kompas heen, meer dan in vorige periodes van regionaal beleid in Noord-Nederland.
Dit aspect van de strategie blijft onverminderd relevant. De achterblijvende economische
ontwikkeling in Noord-Nederland wordt voor een belangrijk deel verklaard door het
relatief lage aandeel stuwende bedrijven. Op zich is voldoende aanbod van verzorgende
bedrijvigheid (lokale financiële dienstverlening, detailhandel, gezondheidszorg) een
belangrijke vestigingsplaatsfactor voor stuwende bedrijvigheid en daarmee ook van
belang voor de economische ontwikkeling van Noord-Nederland. Echter, voor
verzorgende bedrijvigheid is de omvang van de lokale afzetmarkt de dominante
groeifactor terwijl voor stuwende bedrijvigheid veel meer factoren een rol spelen.
Verzorgende bedrijvigheid volgt daarom uiteindelijk vooral de ontwikkelingen in
stuwende sectoren – naast ontwikkeling in zaken als bevolkingsomvang en koopkracht.
Stimuleren van stuwende bedrijvigheid blijft daarom een effectieve en efficiënte strategie.
In de huidige sociaal-economische context gaat het er daarbij vooral om het bestaande
bedrijfsleven stuwender te maken.

Ook de keuze voor een ruimtelijke concentratiestrategie (het kernzone-beleid) blijft


relevant. Gegeven de ijle economische structuur van Noord-Nederland leveren
investeringen het meeste rendement op in gebieden met de meeste economische
ontwikkelingspotenties en waar agglomeratievoordelen kunnen worden gerealiseerd. Er
bestaan in dat opzicht wel verschillen tussen de vijf kernzones. De Eemsmond dankt de
status van kernzone vooral aan het feit dat Delfzijl één van de weinige gebieden is in
Nederland waar planologisch plaats is voor de chemische industrie. Een deel van de
Westergozone (het deel buiten Leeuwarden) is geen gebied met een dusdanige
economische massa en een dermate gunstige ligging dat hier vanuit economisch
ontwikkelingsperspectief speciale kansen liggen.

Ten aanzien van de concrete maatregelen in de EZ/Kompas beleidsmix blijft het grootste
deel ook in de resterende programmaperiode relevant voor de structurele economische
ontwikkeling van Noord-Nederland.

Binnen de beleidsmix van EZ/Kompas zijn alleen investeringen in het stedelijk


leefklimaat minder relevant. Het gaat dan om investeringen in centrumplannen, openbare
ruimte, winkelcentra en cultuur-historisch erfgoed zonder toeristische potenties. In de
hiërarchie van vestigingsfactoren of factoren die de investeringsgeneigdheid van
bedrijven beïnvloeden, wegen de eerder genoemde knelpunten in het Noorden zwaarder.
Stedelijke investeringen in werklocaties en investeringen die de ontwikkeling van het
toerisme bevorderen blijven wel van belang.

De sociaal-economische context waarbinnen het Kompas wordt uitgevoerd maakt een


aantal maatregelen urgenter dan bij de aanvang van het programma. De omslag van
hoogconjunctuur naar laagconjunctuur heeft negatieve invloed op de
investeringsbereidheid van het bedrijfsleven, binnen Noord-Nederland en daarbuiten. De
verhuisgeneigdheid van bedrijven neemt af. Economische groei zal de komende periode
daarom bijna uitsluitend van het bestaande bedrijfsleven in Noord-Nederland moeten
komen. De maatregelen die zich op het bestaande bedrijfsleven richten worden daarom

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 13


urgenter. Het gaat dan vooral om de IPR uitbreiding en om bedrijfsgerichte projecten die
bedrijven ondersteunen bij het vinden van nieuwe markten, innovatie van producten en
processen en verbetering van de bedrijfsvoering. De acties dienen gericht te zijn op
structurele verlagingen van de kosten dan wel verhoging van de opbrengsten.
Investeringen in kennisinfrastructuur en het gebruik daarvan door het MKB en
investeringen in bedrijfshuisvesting voor kennisintensieve bedrijven worden ook
urgenter, evenals arbeidsmarktmaatregelen op het gebied van vraaggerichte scholing en
opleiding.

Daarnaast is binnen de sociaal-economische context een aantal maatregelen minder


urgent. Het gaat dan vooral om aanleg en revitalisering van bedrijventerreinen en
ontwikkeling van kantoorlocaties. Het belang van dergelijke investeringen staat niet ter
discussie, wel de urgentie in de komende periode. Een goede fasering is nu belangrijk en
de sociaal-economische context biedt mogelijkheden om investeringen in terreinen en
locaties te temporiseren.

De beleidsmix Kompas breed bestaat naast maatregelen die direct gericht zijn op het
realiseren van de hoofddoelstelling, ook maatregelen die gericht zijn op het realiseren van
de doelstellingen op het gebied van sterke steden en een leefbaar platteland. Het belang
van dergelijke maatregelen, onder meer op het gebied van vernieuwing en leefbaarheid
van het landelijk gebied en de stedelijke woningvoorraad, worden minder beïnvloed door
de ontwikkelingen in de sociaal-economische context. Deze maatregelen blijven daarom
relevant.

Daarnaast bevat het Kompas brede programma een aantal maatregelen die voor de
economische doelstellingen van het programma wel van direct belang zijn. Dit betreft
vooral de investeringen in weginfrastructuur. Van belang voor de economische
ontwikkeling van Noord-Nederland zijn met name de A28/A37 en A6/A7.

Beoordeling Effectiviteit (EZ/Kompas)

De Kompas periode is op het moment van evalueren ongeveer halverwege. Met de tot nu
toe te verwachten werkgelegenheidseffecten van 4.510 fte netto gecreëerde
werkgelegenheid wordt de doelstelling van 9.500 – 17.700 extra banen in 2006 nog niet
gehaald, maar het programma ligt vooralsnog wel goed op koers. De effecten bij de
huidige stand van uitvoering kunnen echter niet zonder meer worden geëxtrapoleerd naar
een situatie van 100% gecommitteerde middelen, wat zou uitkomen op ca. 14.500 extra
banen1 . De onzekere economische context waarbinnen het programma wordt uitgevoerd
maakt het onzeker of alle delen van het programma volgens plan kunnen worden
uitgevoerd. De laagconjunctuur werkt direct door in een verminderde
investeringsbereidheid van het bestaande bedrijfsleven en van potentiële nieuwkomers.
Dit heeft negatieve invloed op het gebruik van de bedrijfsgerichte maatregelen, in het

1
Het geëxtrapoleerde aantal netto banen is berekend door de gerealiseerde netto werkgelegenheid per maatregel te
extrapoleren en vervolgens voor alle maatregelen op te tellen tot programmaniveau. Maatregelen met een lage
committeringsgraad in december 2002 en veel verwachte werkgelegenheidseffecten tellen relatief zwaar mee. Daarom
komt het getal van 14.500 hoger uit dan de rekensom 4.510 / 44% (= committeringsgraad per december 2002).

14 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


bijzonder de IPR, en op de vraag naar nieuwe werklocaties. Dit zet de mate waarin de
kwantitatieve doelen worden bereikt onder druk. De werkgelegenheidsgroei neemt
immers af en de mogelijkheden van het programma om dit tegen te gaan ook. De
inschatting op dit moment is daarom dat het uiteindelijk aantal te realiseren extra banen
laag binnen de geformuleerde bandbreedte uitkomt. Daarmee worden niettemin de
kwantitatieve doelstellingen gehaald. In combinatie met de positieve effecten op
economische structuurversterking is Kompas op hoofdlijnen een effectief programma.

Een aspect van effectiviteit betreft de mate van additionaliteit van de gerealiseerde
effecten. Welke ontwikkelingen zouden zonder Kompas niet in gang zijn gezet?
Additioneel is Kompas vooral bij het in gang zetten van op zich belangrijke
ontwikkelingen, die echter niet worden opgepakt wanneer urgentere, maar minder
belangrijke, zaken voorrang krijgen binnen de regionale budgettaire randvoorwaarden.
Additioneel in de voorwaardenscheppende sfeer zijn vooral investeringen in
kennisinfrastructuur en IT infrastructuur en investeringen in de vanuit economische
ontwikkeling interessante onderdelen van grootschalige projecten als het Friese
Merenproject en de Blauwe Stad. Additioneel in de bedrijfsgerichte sfeer zijn vooral de
IPR vestiging en projecten op het gebied van het bevorderen van economische
samenwerking en het versterken van het innoverend vermogen van bestaande bedrijven.

Onder de bedrijfsgerichte maatregelen vallen de regelingen en projecten op het gebied


van nieuwe markten, innovatie, bedrijfsvoering en duurzaam ondernemen. Met name de
regelingen en de eerste drie typen projecten zijn effectief in het licht van de
werkgelegenheidsdoelstellingen van Kompas. Bedrijfsgerichte projecten zijn effectiever
naarmate ze (a) zich meer richten op stuwende bedrijven, (b) bijdragen aan concrete
gedragsverandering bij deelnemende bedrijven en (c) voldoende vraaggestuurd zijn. Op
deze aspecten scoren de bedrijfsgerichte projecten over het algemeen goed. Stuwend zijn,
of dat worden, door deelname aan regeling of project, is een rode draad in alle
bedrijfsgerichte projecten. Positief uit oogpunt van effectiviteit en gedragsverandering is
dat in adviesprojecten veel aandacht is voor de implementatie van adviezen. Ook de mate
van vraaggestuurdheid van de bedrijfsgerichte projecten beoordelen we over het
algemeen positief, ook voor projecten van (semi-)publieke organisaties als de Kamer van
Koophandel of Syntens die veelal aanbodgestuurd worden gekenmerkt.

Over de effectiviteit van een aantal specifieke bedrijfsgerichte maatregelen het volgende:

• De effectiviteit van de IPR wordt positief beoordeeld. Ten opzichte van eerdere
periodes zijn de eisen voor deelname aan de IPR verscherpt. Dit geldt zowel voor de
IPR vestiging als voor de IPR uitbreiding. Het onderscheid tussen vestiging en
uitbreiding, de invoering van een minimum investeringsbedrag, het verhogen van de
premiepercentages en de eis van stuwendheid voor deelnemende bedrijven hebben de
regeling selectiever gemaakt en de effectiviteit ervan doen toenemen. Versnippering
van middelen (‘gieteren’) lijkt niet aan de orde en is in ieder geval een stuk minder
dan in eerdere periodes. De komende IPR evaluatie zal dit beeld – mede op basis van
gesprekken met deelnemende bedrijven – moeten verifiëren.

• De exportprojecten richten zich vooral op bedrijven die al exporteren of op het punt


staan om dat te gaan doen. De Kompas projecten geven deze bedrijven het laatste,

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 15


nuttige, duwtje in de rug waardoor deze stuwende bedrijven nog stuwender worden.
Daarachter zit echter een grotere groep bedrijven waar nog (veel) meer moet
gebeuren alvorens zij exportrijp zijn. Het gaat dan om zaken op het gebied van
bedrijfsvoering, kwaliteit, producten en productieprocessen. Deze bedrijven worden
nog niet met Kompas bereikt. Het is daarom aan te bevelen om de toetredingsdrempel
zo laag mogelijk te houden voor startende exporteerders. Daarnaast liggen er
mogelijkheden om de effectiviteit te verhogen door init iatieven op het gebied van
exportorganisatieadvies, exportmanagementcursussen en het uitdiepen van
marktentreestrategieën.

• Onder projecten die zich richten op verbeteren van de bedrijfsvoering nemen de


startersprojecten een belangrijke plaats in. Een punt van aandacht is de selectie van
potentieel succesvolle starters. Uit de interviews komt een beeld naar voren dat soms
starters worden ondersteund die weliswaar aan de formele criteria voor deelname aan
een project voldoen, maar waarover al bij voorbaat twijfels bestaan over de
levensduur. Of dit een punt is waarop de effectiviteit kan verbeteren, moet blijken uit
de komende evaluatie van het project Ondernemerskompas.

• Een uitvoeringsgerelateerd punt van aandacht dat de effectiviteit van bedrijfsgerichte


projecten beïnvloedt, is het bevorderen samenwerking tussen bedrijven. Uit de
gevoerde gesprekken, eerdere evaluatierapporten en een analyse van
sectordoorlichtingen komt naar voren dat er groeikansen liggen als bedrijven nieuwe
markten gezamenlijk betreden en gezamenlijk in product- en procesinnovatie
investeren. Toch komt samenwerking tussen bedrijven nog steeds moeilijk van de
grond. Ervaringen in eerdere periodes en ook met Kompas tot nu toe laten zien dat de
juiste manier om dit te organiseren nog altijd niet is gevonden (zie ook onder
Uitvoering).

• Om de innovativiteit van het bedrijfsleven te bevorderen komt uit de


sectordoorlichtingen en de gevoerde gesprekken naar voren dat er behoefte bestaat
aan kennisdragers (studenten, afstudeerders, recent-afgestudeerden, postdocs en
promovendi) in het MKB. Naast activiteiten op het gebied van het inzichtelijk maken
van het aanbod aan typen kennisdragers in de regio en afstemming tussen provincies
en relevante kennisinstellingen, kan in dat verband ook worden gedacht aan een
Noordelijke KIM-regeling (Kennisdragers in het MKB).

Versterken van de regionale kennisinfrastructuur is effectief als dit bijdraagt aan de


innovativiteit en marktvergroting van het bestaande bedrijfsleven of spin off in de vorm
van starters. Bedrijven gaat het echter vooral om bruikbare kennis, de herkomst ervan is
niet belangrijk. Het programma biedt nu geen ruimte om bedrijven kennis te laten maken
met de kennis van kennisinstituten buiten de regio. Door dit wel mogelijk te maken kan
de effectiviteit van kennisgeoriënteerde maatregelen verder toenemen. Een tweede punt
van overweging is om als regionale overheid in de rol van opdrachtgever innovatie te
stimuleren, iets wat de overheid in relatie tot bijvoorbeeld beleidsonderzoek al doet. Dit
verdient nadere analyse en uitwerking.

Ten aanzien van toerisme wordt vastgesteld dat de tot nu toe goedgekeurde investeringen
in toeristische attracties zijn over het algemeen effectief, evenals investeringen in

16 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


toeristische fiets-, wandel, -en vaarroutes als ontbrekende delen in het netwerk worden
aangepakt. De effectiviteit van de investeringen in het toerisme wordt ook positief
beïnvloed door de acties in het kader van Kompas om verschillende publieke en private
initiatieven onder een zelfde thematische noemer te brengen. Dit draagt bij aan de
herkenbaarheid van het toeristisch product van Noord-Nederland en een minder
versnipperd aanbod.

Investeringen in musea en het cultuur-historisch erfgoed zijn alleen effectief als ze


structureel voorzien in slechtweervoorzieningen én bijdragen aan verlenging van het
toeristisch verblijf in de regio. De structurele werkgelegenheidseffecten en economische
spin-off plausibel te beargumenteren zijn. De omvang hiervan moet bovendien worden
afgewogen ten opzichte van mogelijke alternatieven met meer of snellere economische
effecten. De effectiviteit van de eenmalige culturele evenementen is in dat verband
beperkt. Investeringen in openbare ruimte en infrastructuur zijn alleen effectief als er een
duidelijk aantoonbaar verband is met toeristische activiteiten.

De huidige set arbeidsmarktmaatregelen binnen EZ/Kompas is niet effectief. De HRM-


regeling is op zich nuttig, maar raakt niet de kern van de arbeidsmarktproblematiek in
Noord-Nederland. Deze ligt op het gebied van bedrijfsgerichte opleidingen en aansluiting
tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Dit is Kompas-breed het terrein van ESF 3.
Gezien de achterblijvende voortgang van dat programma zijn de verwachte effecten
hiervan klein. Heroverweging van wat binnen EZ/Kompas op arbeidsmarktgebied kan
verdient daarom aanbeveling. Gedacht kan worden aan het combineren van
arbeidsmarktmaatregelen met bedrijfsgerichte maatregelen, bijvoorbeeld op het gebied
van innovatie en opleiding.

Beoordeling Efficiency (EZ/Kompas)

Een eerste punt van aandacht is de efficiency waarmee de outputs van het programma
worden gerealiseerd (hectares, vierkante meters, km fietspad, adviestrajecten). Op basis
van vergelijking met gegevens over eerdere periodes en op basis van gesprekken met het
programma management, de SNN UO en individuele projectuitvoerders lijken de outputs
over het algemeen efficiënt te worden gerealiseerd. Ook tijdens de verschillende stadia
van projectverwerving en projectbeoordeling krijgt de efficiency waarmee de outputs
worden gerealiseerd voldoende aandacht.

Het programma is efficiënter naarmate het er beter in slaagt nieuwe ontwikkelingen in


gang te zetten. Door het programma uitgelokte private investeringen zijn hiervan een
graadmeter. De grootste private hefboomwerking komt voor rekening van de
bedrijfsgerichte maatregelen, hetgeen deels ligt opgesloten in de vereiste private
cofinanciering van deelnemende bedrijven. Door de lagere deadweight van de IPR in
vergelijking met eerdere periodes, neemt het volume uitgelokte investeringen toe en
daarmee de efficiency van de regeling. De private hefboomwerking van investeringen in
werklocaties, toeristische infrastructuur en kennisinfrastructuur is relatief laag,
overeenkomstig hun voorwaardenscheppende karakter. Zij dragen echter indirect en op
langere termijn ook bij aan private investeringen.

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 17


In het licht van efficiency is ook gekeken naar de kosten van een netto gecreëerde
structurele arbeidsplaats. Deze zijn het laagst voor de bedrijfsgerichte maatregelen en
werklocaties en het hoogst voor voorwaardenscheppende investeringen in
kennisinfrastructuur en toeristische infrastructuur. Dit betekent niet dat het accent van het
programma per definitie moet worden verschoven naar maatregelen waar de kosten per
arbeidsplaats het laagst zijn. Bedrijfsgerichte maatregelen zijn bijvoorbeeld efficiënt
mede dankzij hetgeen met maatregelen op het gebied van kennisinfrastructuur of
toeristische infrastructuur wordt bereikt. Het gaat uiteindelijk om een efficiënte mix van
maatregelen in het programma als geheel. Voor de beoordeling hiervan is
vergelijkingsmateriaal nodig uit andere regio’s. De mid term evaluaties van andere
(Europese) regionale beleidsprogramma’s, die in de loop van 2003 zullen verschijnen,
kunnen hier meer inzicht in verschaffen.

Analyse uitvoering (Kompas-breed)

De programmatische aanpak is een wisselend succes. Het EZ/Kompas deel van het
programma wordt succesvol op programmatische wijze uitgevoerd. Dit geldt niet voor
alle onderdelen van het Kompas-brede programma. Een belangrijk deel van de
Rijksbijdrage is niet programmatisch beschikbaar gesteld. Het belangrijkste knelpunt doet
zich voor met het Ministerie van SZW en de inzet van ESF Doelstelling 3 middelen. De
belangrijkste verklarende factor is dat de meeste ministeries geen regionale
beleidsdoelstellingen kennen. Als gevolg daarvan ontbreekt het aan ervaring met de
regionale inzet van rijksmiddelen en wordt de noodzaak ertoe niet ingezien en
onderzocht. Dit maakt het in de praktijk lastig om de gemaakte afspraken over
programmatische inzet van middelen na te komen.

Door de frequente contacten met onder meer de provincie zijn gemeenten en semi-
publieke organisaties over het algemeen goed op de hoogte van de mogelijkheden die
Kompas biedt. Voor deze doelgroepen is de programmamarketing dan ook voldoende.
De bekendheid met de mogelijkheden van Kompas onder het regionaal bedrijfsleven is
daarentegen nog altijd voor verbetering vatbaar. Het gevaar dreigt dat vooral een relatief
kleine groep van goed georganiseerde en over het algemeen wat grotere bedrijven de weg
naar Kompas weet te vinden. Onbekendheid met Kompas wordt deels veroorzaakt door
het algemene probleem van het slechte imago van subsidieregelingen bij ondernemers
(veel procedures, slechte toegankelijkheid). “Onbemind maakt onbekend”. De ervaring,
ook met Kompas, leert dat veel van deze barrières kunnen worden weggenomen middels
directe contacten met bedrijven.

De projectverwerving van publieke projecten is goed georganiseerd. Provinciale


projectverwervers genereren projecten en begeleiden projectaanvragers bij het opstellen
van de aanvraag. Zij worden soms gehinderd in de uitvoering van hun taken door
onduidelijkheid in het beleidsdocument Kompas, dat nooit eenduidig is vertaald naar een
subsidieprogramma en daardoor soms onterechte verwachtingen schept. Een punt van
aandacht is de positie van de projectverwervers binnen de provinciale organisatie in het
licht van de soms niet gelijkopgaande belangen van enerzijds de provincie om een project
gefinancierd krijgen en anderzijds van Kompas om alleen Kompaswaardige projecten
goed te keuren.

18 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


De projectverwerving van marktsectorprojecten is een punt van aandacht. Het gaat dan
vooral om de totstandkoming van vraaggestuurde samenwerkingsprojecten vanuit het
bedrijfsleven. Het gebrek aan samenwerking tussen bedrijven, een gebrek aan
samenwerking en communicatie tussen verschillende partijen die betrokken zijn bij
ontwikkelingen in de marktsector en een gebrek aan organiserend vermogen bij de
ondernemersorganisaties zijn belangrijke knelpunten. De Taskforces die het
Adviescollege voor de Markt in het leven kan roepen dragen naar vermogen maar beperkt
bij aan projectverwerving van genoemde projecten. Op basis van onder meer de
sectordoorlichtingen lijken er daardoor ontwikke lingskansen te blijven liggen.

De SNN Uitvoeringsorganisatie (SNN UO) en Projectbeoordelingscommissie (PBC)


verzorgen de ambtelijke voorbereiding van de projectbeoordeling door de
Bestuurscommissies. De PBC vormt de laatste stap in de ambtelijk-technische
voorbereiding van de besluitvorming op bestuurlijk niveau in de BC. Het waardevolle van
de PBC is dat de vertegenwoordigers van verschillende voor het programma belangrijke
partijen hierin van gedachten wisselen over de concrete uitvoerig van het programma
door discussie over individuele projecten. Programmatisch denken en partnerschap
krijgen het meest concreet vorm in de PBC.

Tijdens het projectbeoordelingsproces bestaat er soms spanning tussen het provinciale


besluitvormingstraject enerzijds en het SNN besluitvormingstraject anderzijds. Punt van
aandacht is vooral dat goedkeuring van een project door GS binnen het provinciehuis
vaak wordt gezien als finale goedkeuring. Alles wat daarna gebeurt op SNN-niveau wordt
dan in feite overbodig, en als vervelend ervaren als dit leidt tot een andere
besluitvorming. Als een PBC advies afwijkt van een besluit in GS roept dit bij sommigen
de vraag op vanuit welk mandaat de provinciale ambtenaren in de PBC een GS-besluit in
twijfel kunnen trekken. Irritatie bij bestuurders hierover zet de kwaliteit van
besluitvorming over projecten in de Bestuurscommissies soms onder druk.

Tabel 0.2 vat de bevindingen van de MTR op hoofdlijnen samen. Op basis hiervan en de
overige bevindingen zoals hierboven en in het hoofdrapport beschreven, komen we tot
onderstaande aanbevelingen voor de resterende Kompas periode. We maken een
onderscheid tussen inhoudelijke aanbevelingen over de strategie en concrete maatregelen
enerzijds en aanbevelingen over de uitvoeringsgerelateerde aspecten anderzijds, alsmede
tussen EZ/Kompas en Kompas breed.

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 19


Tabel 0.3 Samenvatting Beoordeling Relevantie, Effectiviteit, Efficiency en Uitvoering EZ/Kompas

Relevantie Effectiviteit Efficiency Uitvoering


Belang Urgentie Financiële Werkge- Termijn Kosten per Hefboom Uitvoerbaar-
voortgang legenheids- arbeids- privaat heid
effecten plaats
Werklocaties
Nieuwe terreinen Groot Laag Matig Veel Lang Laag Indirect Goed
Revitalisering terreinen Groot Laag Matig Redelijk Lang Gemiddeld Indirect Redelijk
Stationslocaties Groot Laag Goed Veel Lang Laag Indirect Redelijk
Bedrijfsgericht
IPR vestiging Groot Hoog Goed Veel Kort Gemiddeld Direct Goed
IPR uitbreiding Groot Hoog Goed Redelijk Kort Gemiddeld Direct Goed
NIOF Groot Hoog Goed Weinig Kort Hoog Indirect Goed
Bedrijfsgericht overig Groot Hoog Wisselend Veel Kort Laag Indirect Goed
Landbouw Groot Hoog Slecht Weinig Kort g.u. Indirect Slecht
Arbeidsmarkt
HRM regeling Matig Laag Matig Weinig Kort g.u. Indirect Goed
Vraaggest. scholing Groot Hoog Slecht g.u. g.u. g.u. g.u. Slecht
Kennisinfrastructuur Groot Hoog Wisselend Weinig Kort Hoog Indirect Redelijk
Toerisme
Bedrijfsgericht Groot Redelijk Goed Veel Kort Gemiddeld Direct Goed
Infrastructuur Groot Redelijk Wisselend Redelijk Lang Hoog Indirect Goed
Stedelijk leefklimaat Matig Laag g.u. g.u. g.u. g.u. g.u. g.u.
Kompas totaal Groot Hoog Goed Redelijk Wisselend Voldoende Voldoende Goed
g.u. = geen uitspraak

Mid Term Review Kompas voor het Noorden


Inhoudelijke aanbevelingen EZ/Kompas

Werklocaties
1. Projecten op het gebied van werklocaties zoveel mogelijk temporiseren, behoudens
lokale knelpunten.

Bedrijfsgerichte maatregelen
2. Versterkt inzetten op maatregelen die de groei van het bestaand bedrijfsleven
bevorderen, in het bijzonder bedrijfsgerichte maatregelen die rechtstreeks, maar wel
op structurele wijze, aan omzetverhoging en kostenverlaging van het bestaand
bedrijfsleven bijdragen.

3. De IPR in het Kompas is een stuk selectiever en daardoor effectiever dan de IPR in
het verleden. Dit geldt voor zowel de IPR vestiging als de IPR uitbreiding. De IPR
uitbreiding is een belangrijk instrument om investeringen door het bestaand
bedrijfsleven in de regio te bevorderen. Aanbeveling is om de IPR ook in de
resterende programmaperiode ongewijzigd te handhaven.

4. Meer aandacht voor het ondersteunen van bedrijven bij het vinden van nieuwe
markten, in het bijzonder actiever bedrijven identificeren en ondersteunen die op zich
wel exportpotenties hebben, maar daar op dit moment nog geen concrete acties op
ondernemen. Houdt voor deze bedrijven de toetredingsdrempel zo laag mogelijk.
Besteed daarnaast meer aandacht aan initiatieven op het gebied van
exportorganisatieadvies, exportmanagementcursussen en het uitdiepen van
marktentreestrategieën.

5. Toegang tot kennis is een noodzakelijke voorwaarde voor innovatie . Omdat kennis
niet per definitie altijd in de eigen regio aanwezig is, verdient het aanbeveling om met
Kompas, naast het versterken van de eigen kennisinfrastructuur en het gebruik
daarvan door het Noordelijk bedrijfsleven, ook het gebruik door bedrijven van kennis
van buiten de regio te stimuleren.

6. Vergroot de toegang van het regionaal bedrijfsleven tot regionale beschikbare kennis
door het gebruik van kennisdragers in het regionale MKB te stimuleren, bijvoorbeeld
door middel van een Noordelijke KIM-regeling (Kennisdragers in het MKB), naar het
voorbeeld van de landelijke regeling van het Ministerie van EZ (nu onderdeel van de
Subsidieregeling Kennisoverdracht Ondernemers (SKO)).

7. Onderzoek de mogelijkheden om als regionale overheid in de rol van ‘launching


customer’ innovaties door het regionaal bedrijfsleven te stimuleren.

Toeristische infrastructuur
8. Investeer alleen in musea en culturele voorzieningen als ze structureel voorzien in
slechtweervoorzieningen én bijdragen aan toename of verlenging van het toeristisch
verblijf in de regio.

Stedelijk leefklimaat
9. Wees terughoudend met het financieren binnen EZ/Kompas van investeringen in het
stedelijk leefklimaat (openbare ruimte, winkelcentra en centrumplannen), tenzij het

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 21


belang ervan in combinatie met andere Kompasprojecten, bijvoorbeeld op het gebied
van toerisme of kantoorontwikkeling, goed en expliciet is onderbouwd in de
projectaanvraag.

10. Beoordeel grote projecten die een structuurwijziging beogen op hun eigen merites.
Het aantal van dit soort projecten is beperkt. Criteria voor dergelijke projecten zijn
een stuwend karakter (projecten die nieuwe inwoners en/of bezoekers naar het
Noorden trekken) en voldoende massa in termen van de omvang van de problematiek
en van de benodigde investeringssom.

Inhoudelijke aanbevelingen Kompas-breed

Arbeidsmarkt
11. Onderzoek wat binnen EZ/Kompas extra op arbeidsmarktgebied kan worden gedaan,
bijvoorbeeld het combineren van arbeidsmarktmaatregelen met bedrijfsgerichte
maatregelen op het gebied van innovatie en opleiding. Op de huidige voet doorgaan
met arbeidsmarktbeleid is kansloos en niet effectief.

Kernzones
12. Heroverweeg de positie van een deel van de Westergozone (m.u.v. Leeuwarden) als
economische kernzone: dit is geen gebied met een dusdanige economische massa en
een dermate gunstige ligging dat hier vanuit economisch ontwikkelingsperspectief
speciale kansen liggen.

Uitvoeringsgerelateerde aanbevelingen EZ/Kompas

Programma marketing
13. Vergroot de inspanningen op het gebied van “tell & sell” marketing door middel van
beursbezoek en bedrijfsevenementen, onder meer in samenwerking met de
ondernemersorganisaties. Het gaat dan niet zozeer om de grote algemeen op het
MKB georiënteerde be urzen maar ook om kleinschaliger op specifieke branches
gerichte beurzen en evenementen.

14. Onderzoek de mogelijkheden om de communicatie en samenwerking tussen de


verschillende partijen die zich met het ontwikkelen van de marktsector bezighouden
te versterken. Het organiseren van een structureler en frequenter overleg en
afstemming tussen provincies, ondernemersorganisaties, het AMa en organisaties als
NOM, Syntens en KvK, is een concrete suggestie in dat verband.

15. Besteed meer en structureler aandacht aan de totstandkoming van vraaggestuurde


samenwerkingsprojecten door het regionaal bedrijfsleven. De kennis en kunde van
provinciale projectverwervers, het georganiseerd bedrijfsleven (brancheorganisaties,
VNO NCW, MKB Noord), individuele bedrijven, organisaties als KvK, Syntens, etc.
(afhankelijk van het onderwerp) en het AMa dienen hiertoe te worden gebundeld in
Taskforces nieuwe stijl met een expliciete projectverwervende opdracht.

22 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


16. Het georganiseerd bedrijfsleven (werkgeversorganisaties, brancheverenigingen),
dient zelf beter en concreter vorm te geven aan zijn eigen verantwoordelijkheid bij
de totstandkoming van vraaggestuurde samenwerkingsprojecten door het
bedrijfsleven.

17. Maak meer gebruik van bestaande inzichten en kennis, zoals de


sectordoorlichtingen uit de vorige programmaperiode en de resultaten van de tot nu
toe uitgevoerde Taskforces. De resultaten hiervan dienen breder te worden
gecommuniceerd richting ondernemersorganisaties en individuele bedrijven dan tot
op heden is gedaan, bijvoorbeeld door middel van publieksvriendelijke versies van de
sectordoorlichtingen.

Projectbeoordeling
18. Handhaaf de huidige volgorde “provinciaal ambtelijk à Gedeputeerde Staten à
SNN Uitvoeringsorganisatie / Projectbeoordelingscommissie à Bestuurscommissie”.

19. Om de geconstateerde spanning tussen het provinciale en landsdelige traject zoveel


mogelijk weg te nemen verdient het aanbeveling om in voorkomende gevallen:
• positieve GS-besluiten niet te communiceren als positief besluit over een project,
maar alleen als besluit over de provinciale cofinanciering;
• eerder contact te leggen door de projectverwervers met het Ministerie van EZ of
de SNN UO bij twijfel over Kompaswaardigheid van projecten.

20. Om de onafhankelijkheid van de PBC ten opzichte van de provincies te versterken


verdient het aanbeveling om deze aan te vullen met één of twee externe en
onafhankelijke vertegenwoordigers.

21. Onderzoek hoe de rol van het Ministerie van EZ kan worden verstevigd als het gaat
om de besteding van EZ-geld, zonder dat dit in strijd is met decentralisatie -afspraken.
EZ kan nu bijvoorbeeld provinciale of SNN projecten voorleggen aan de
staatssecretaris. Overwogen zou kunnen worden om deze mogelijkheid toe te passen
op alle Kompas projecten die met EZ-geld worden medegefinancierd.

Verscherp of verduidelijk waar nodig de criteria, zoals dat voor verschillende typen
maatregelen al is gebeurd. Dit speelt met name nog bij projecten op het gebied van:
• Leefomgeving / openbare ruimte (ondanks de aanscherping die al heeft plaats
gevonden is hier nog steeds veel discussie over)
• Sport, kunst en cultuur;
• Waterinfrastructuur.

22. Verschaf meer duidelijkheid aan de projectuitvoerders op grond van welke


overwegingen hun projectvoorstel is goedgekeurd, zodat projectuitvoerders een beter
idee krijgen van het grotere geheel waarbinnen hun project kadert. Onder meer de
Kompaskrant zou voor dit doel kunnen worden gebruikt.

Monitoring en evaluatie
23. Maak gebruik van de tussentijdse evaluaties van grote bedrijfsgerichte projecten voor
het in kaart brengen van de economische effecten van bedrijfsgerichte maatregelen
en voor het formuleren van kengetallen en ervaringscijfers waarvan SNN UO en de

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 23


provincies gebruik kunnen maken bij de ontwikkeling, beoordeling en monitoring
van toekomstige projecten.

24. Aan SNN UO geven we ter overweging mee om mee te betalen aan de betreffende
evaluaties en in ruil daarvoor een standaard methodiek aan de verschillende
evaluatoren mee te geven, zodat op uniforme en daardoor vergelijkbare wijze de
economische effecten van verschillende typen bedrijfsgerichte projecten in kaart
worden gebracht. In ieder geval de volgende gegevens zouden moeten worden
verzameld:
• werkgelegenheid bij deelnemende bedrijven voor en na het project (dus niet
alleen de toename van werkgelegenheid);
• bij voorkeur ook gegevens over omzet van deelnemende bedrijven voor en na
het project.

Jaarprogramma’s
25. Jaarprogramma’s in de huidige vorm heroverwegen. Beperken tot financiële en
inhoudelijke accenten op hoofdlijnen. Energie in plaats daarvan steken in het
omschrijven van het Kompas beleidsprogramma naar een EZ/Kompas
subsidieprogramma zodat meer duidelijkheid wordt verschaft over wat er met binnen
EZ/Kompas wel en niet kan worden medegefinancierd.

Uitvoeringsgerelateerde aanbevelingen Kompas-breed

26. Blijf proberen om met het Ministerie van SZW concrete afspraken te maken over de
wijze waarop de programmatische aanpak van het arbeidsmarktbeleid in Noord-
Nederland kan worden vormgegeven. Zowel SNN als het coördinerend ministerie van
EZ hebben hier een rol in te vervullen. Daarnaast dienen de gemeenten in Noord-
Nederland meer te worden gestimuleerd om projecten in het kader van ESF
Doelstelling 3 in te dienen.

24 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


1 Inleiding

1.1 Achtergrond en doel

Het Kompas voor het Noorden is het ruimtelijk-economisch ontwikkelingsprogramma


2000 t/m 2006 voor Noord-Nederland. Met dit programma investeren de provincies
Groningen, Drenthe en Fryslân, in samenwerking met lokale overheden en organisaties,
de Rijksoverheid en de Europese Commissie, in de ruimtelijk-economische ontwikkeling
van Noord-Nederland.

Het Kompas is opgesteld in 1999. In 2000 is de uitvoering van het programma begonnen.
De belangrijkste financiers van het programma hebben als voorwaarde gesteld dat het
programma halverwege de looptijd wordt geëvalueerd. Met deze tussentijdse evaluatie of
Mid Term Review (MTR) wordt aan deze verplichting voldaan.

De MTR heeft als doel inzicht te verschaffen in de volgende hoofdvraag:

Is Noord-Nederland op de goede weg om de geformuleerde doelstellingen te


halen en draagt de ingezette strategie daar nog steeds aan bij?

In de volgende paragraaf wordt de hoofdvraag nader uitgewerkt en toegelicht.

1.2 Evaluatievragen

De hoofdvraag is onderverdeeld in vier deelvragen:

1. Relevantie: Is er optimale afstemming tussen programmadoelstellingen en de


problematiek van de regio? Draagt de voorgestelde aanpak (strategie, prioriteiten en
maatregelen) bij aan de doelstelling? Zijn eventueel wijzigingen in het programma
noodzakelijk om eraan bij te dragen dat het programma beter aansluit op (nieuw)
geconstateerde noden?

2. Effectiviteit: In welke mate dragen de geboekte resultaten en effecten in de regio bij


tot het bereiken van de doelstellingen van het programma? En op welke wijze? In
welke mate zijn de doelstellingen haalbaar? In hoeverre ligt de voortgang van het
programma op schema?

3. Efficiency: Staan de ingezette (financiële) middelen in verhouding tot de bereikte


resultaten? Zijn de middelen optimaal (kosten-effectief) ingezet of had een hogere
‘value for money’ bereikt kunnen worden?

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 25


4. Uitvoering : Zijn de uitvoerings-, toezichts-, en evaluatiesystemen adequaat? Zijn
selectieprocedure en –criteria transparant en in overeenstemming met de doelstelling
van het programma? In hoeverre is tijdigheid en betrouwbaarheid van monitoringdata
gewaarborgd?

Onderstaande figuur illustreert de vier belangrijkste evaluatievragen.

Figuur 1.1 Illustratie Evaluatievragen MTR Kompas voor het Noorden

Impact

SWOT
UITVOERING
Resultaten

Doelen Inputs Projecten Outputs

EFFICIENCY

RELEVANTIE EFFECTIVITEIT

Bron: ECORYS-NEI, Evaluatiekader Structuurfondsen 2000-2006

Hoofdvraag van de MTR is of de doelstellingen van Kompas worden gehaald, of de


ingezette strategie daar nog steeds aan bijdraagt en om aanbevelingen te doen voor de
resterende programmaperiode. Hiertoe zijn in de MTR de relevantie, effectiviteit,
efficiency en uitvoering van de strategie beoordeeld, op basis van analyses van de
sociaal-economische context, de effecten van de tot nu toe uitgevoerde projecten en de
uitvoering van het programma. Onderstaand schema illustreert het verband tussen
analyse, beoordeling en aanbevelingen.

Figuur 1.2 Opzet Mid Term Review Kompas voor het Noorden

Analyse Analyse
Analyse
sociaal-economische economische
uitvoering
context effecten

Beoordeling
Beoordeling Beoordeling
effectiviteit
relevantie uitvoering
en efficiency

Aanbevelingen

26 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


Voor een goed begrip van wat er precies geëvalueerd wordt, is het volgende onderscheid
van belang:

• Kompas-breed: het volledige Kompasprogramma dat betrekking heeft op alle


maatregelen en gemaakte financieringsafspraken met het Rijk. Op dit niveau
beoordeelt de MTR de relevantie en uitvoering op hoofdlijnen;

• EZ/Kompas: de maatregelen binnen Kompas die worden uitgevoerd door het


Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) en die voor een belangrijk deel
worden gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken. Voor EZ/Kompas
doet de MTR uitspraken over alle vier de evaluatievragen ten aanzien van relevantie,
effectiviteit, efficiency en uitvoering.

• EPD: de maatregelen binnen EZ/Kompas die worden gecofinancierd door de


Europese Commissie in het kader van het Enig Programmeringsdocument (EPD)
voor het Europese Doelstelling 2 programma. Voor het EPD doet de MTR uitspraken
over alle vier de evaluatievragen ten aanzien van relevantie, effectiviteit, efficiency
en uitvoering. Deze bevindingen zijn opgenomen in een aparte rapportage.

Figuur 1.3 Evaluatieniveau’s en evaluatievragen MTR Kompas voor het Noorden

Kompas voor het Noorden integraal


(Programmatische aanpak)
Evaluatieniveau I

1. Hoofddoelstelling: bijdrage Kompas aan sociaal-economische ontwikkeling


2. Strategie: geheel van acties en middelen om doel te bereiken
3. Bestuurlijke organisatie
4. Uitvoeringstechnische organisatie

EZ/KOMPAS-middelen Doelstelling 2-middelen


Evaluatieniveau II

Doelstellingen op niveau van: Doelstellingen op niveau van:


• Deelprogramma’s • D2-Programma
• Thema’s • Prioriteiten
• Maatregelen. • Maatregelen.
Evaluatieonderwerpen: Evaluatieonderwerpen:
relevantie, effectiviteit, efficiency, uitvoering. relevantie, effectiviteit, efficiency, uitvoering.

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 27


1.3 Evaluatieproces

De MTR Kompas voor het Noorden is uitgevoerd in de periode juli 2002 – maart 2003.
De evaluatie is begeleid door een begeleidingscommissie met daarin ambtelijke
vertegenwoordigers van de provincies Groningen, Fryslân en Drenthe en het Ministerie
van Economische Zaken.

Onderstaand schema schetst het verloop van het evaluatieproces en geeft de kort de
verschillende stappen weer.

Juli – September 2002 • Sociaal-economische analyse (te verschijnen als


aparte publicatie “Koers op het Noorden 2003”)
Oktober 2002 • Beoordeling Relevantie
November 2002 • Presentatie van de voorlopige resultaten aan het
Comité van Toezicht
• Organisatie Strategiedag (Zie Bijlage 3)
December 2002 – Januari 2003 • Face to face interviews met 39 sleutelpersonen (Zie
Bijlage 4)
• Telefonische interviews met 32 projectuitvoerders
(Zie Bijlage 4)
• Analyse administratieve organisatie
• Beoordeling Uitvoering
Januari – Maart 2003 • Analyse projectdossiers
• Analyse monitoringdata
• Beoordeling Effectiviteit en Efficiency
• Presentatie van de concept-eindresultaten aan de
drie provincies
• Eindrapportage
• Presentatie van de eindresultaten aan het Dagelijks
Bestuur SNN en Comité van Toezicht

1.4 Kanttekeningen vooraf

MTR eerste evaluatie op basis van het Evaluatiekader Structuurfondsen 2000-2006


De MTR van het Kompas voor het Noorden is de eerste evaluatie die wordt uitgevoerd op
basis van het Evaluatiekader Structuurfondsen 2000-2006. Dit evaluatiekader is in 2002
opgesteld in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken. Door de evaluatie uit
te voeren op basis van het kader wordt er voor gezorgd dat de evaluatie in principe
voldoet aan de belangrijkste eisen die de Europese Commissie en de Nederlandse
overheid stellen aan beleidsevaluaties.

De belangrijkste verandering ten opzicht van eerdere tussentijdse evaluaties van


Doelstelling 2 programma’s in Noord-Nederland is dat het accent sterker dan voorheen
ligt op de inhoudelijke evaluatie van het programma. In het bijzonder is veel meer
aandacht besteed aan het kwantitatief inschatten van de (te verwachten) effecten van het
gevoerde beleid, zowel op programmaniveau als op het niveau van verschillende typen
maatregelen. Hierdoor wordt meer inzicht verschaft in de mate waarin en de wijze

28 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


waarop de verschillende onderdelen van de beleidsmix bijdragen aan het bereiken van de
geformuleerde doelstellingen. In de loop van 2003 worden ook de andere regio’s en
steden die Structuurfondsengeld ontvangen, geëvalueerd op basis van het evaluatiekader.
Op basis van de ervaringen met de MTR Kompas en de andere evaluaties zal moeten
blijken in hoeverre de weg die met het evaluatiekader wordt bewandeld inderdaad het
benodigde additionele inzicht verschaft in de effectiviteit van de regionaal-economische
beleidsprogramma’s.

MTR is een evaluatie op programmaniveau


De MTR van het Kompas betreft een programma evaluatie. Dat wil zeggen dat de MTR
uitspraken doet over de relevantie, effectiviteit, efficiency en uitvoering van het
programma als geheel. Om uitspraken op programmaniveau te kunnen doen zijn
vanzelfsprekend de verschillende (typen) maatregelen en projecten binnen het programma
bestudeerd. De programma evaluatie is echter geen som van individuele
maatregelevaluaties. Met andere woorden: over de individuele maatregelen is soms in
principe meer te zeggen dan in de MTR wordt gedaan. Nog sterker geldt dit voor de
individuele projecten. Omdat de MTR een programma evaluatie is, bevat deze in principe
geen uitspraken over individuele projecten en regelingen. Een deel van de projecten
(bijvoorbeeld enkele grote bedrijfsgerichte projecten) en regelingen (bijvoorbeeld de IPR)
wordt daarom zelfstandig geëvalueerd, buiten de MTR om. Als het gaat om individuele
maatregelen, projecten en regelingen blijft de MTR zodoende, mede gezien de omvang
van het programma en de veelheid van beleidsterreinen die het Kompas bestrijkt, een
evaluatie op hoofdlijnen.

MTR evalueert de ‘beleidsoptie’ Kompas programma


De MTR evalueert het Kompas programma en de wijze waarop dit programma bijdraagt
aan het bereiken van de geformuleerde doelstellingen voor Noord-Nederland. De
beleidsmatige aanpak waarmee de regionaal-economische ontwikkeling wordt
gestimuleerd, namelijk via een integraal meerjaren programma met daarbinnen een mix
van voorwaardenscheppende en bedrijfsgerichte maatregelen, wordt daarbij als een
gegeven beschouwd. Met andere woorden: de evaluatie gaat niet in op eventuele
alternatieve beleidsopties zoals bijvoorbeeld een Masterplan Noord-Nederland met een
beperkt aantal grote projecten, of de beleidsoptie ‘helemaal geen regionaal beleid in
Noord-Nederland’. De programmatische aanpak wordt als een gegeven beschouwd. De
inhoudelijke aanbevelingen blijven daarom binnen het kader van de ‘beleidsoptie’
Kompas programma.

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 29


2 Programma synopsis

2.1 Inleiding

Deze programma synopsis geeft een korte niet-evaluerende beschrijving op hoofdlijnen


van het Kompas programma. Het hoofdstuk is vooral informatief van aard en dient als
inleiding bij het te evalueren programma. De eigenlijke evaluatie vindt plaats in de
hiernavolgende hoofdstukken. Achtereenvolgens behandelen we in dit hoofdstuk:
• Doel van het Kompas
• Beleidsmix op hoofdlijnen om dit doel te bereiken
• (Typen) maatregelen in meer detail
• Financiële kerngegevens

2.2 Doel van het Kompas

Hoofddoelstelling: inlopen economische faseverschil


Het Kompas voor het Noorden is het ruimtelijk-economisch ontwikkelingsprogramma
2000 t/m 2006 voor Noord-Nederland. Met dit programma investeren de provincies
Groningen, Drenthe en Fryslân, in samenwerking met lokale overheden en organisaties,
de Rijksoverheid en de Europese Commissie, in de ruimtelijk-economische ontwikkeling
van Noord-Nederland.

De hoofddoelstelling van Kompas 2000-2006 is een bijdrage te leveren aan het inlopen
van het economisch faseverschil tussen Noord-Nederland en Nederland als geheel,
gemeten in termen van werkgelegenheid. Daarnaast dient Kompas bij te dragen aan het
versterken van de kwaliteit van het stedelijk en landelijk gebied. Kwantitatief is de
hoofddoelstelling Kompas-breed vertaald naar 13.300 – 22.700 extra banen in de periode
2000-2006. Voor EZ/Kompas gaat het om 9.500 – 17.700 extra banen. Het gaat daarbij
om structurele banen die het gevolg zijn van structurele versterkingen van de Noord-
Nederlandse economie. De doelstellingen ten aanzien van de kwaliteit van het stedelijk en
landelijk gebied zijn niet geoperationaliseerd.

30 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


2.3 Beleidsmix op hoofdlijnen

Driesporenbeleid
Met het Kompas wordt een driesporenbeleid gevoerd, waarin een versterkte economische
groei (nodig om het verschil met de rest van het land in te lopen) gecombineerd wordt
met behoud en versterking van natuurlijke, landschappelijke en milieuwaarden:
• versterking van de marktsector en concentratie van wonen en werken in economische
kerngebieden;
• vitale stedelijke centra;
• een aantrekkelijk landelijk gebied als voorwaarde voor een evenwichtige
ontwikkeling.

Het driesporenbeleid is uitgewerkt in drie deelprogramma’s:


• Deelprogramma Economische kerngebieden / versterking marktsector (Markt)
• Deelprogramma Stedelijke centra (Stad)
• Deelprogramma Landelijk gebied (Land).

De belangrijkste thema’s binnen deze deelprogramma’s worden hieronder toegelicht

Deelprogramma Markt:
• Thema M1: Verbetering van de vestigingsvoorwaarden ten behoeve van bestaande en nieuwe
bedrijvigheid in kernzones
• Thema M2: Versterking van de marktsector in Noord-Nederland
• Thema M3: Versterking van het arbeidsaanbod in Noord-Nederland
• Thema M4: Optimalisering internationale transportassen en verbetering bereikbaarheid economische
kernzones

Deelprogramma Stad:
• Thema S1: Vroegtijdige ontwikkeling van stadslandschappen ten behoeve van wonen en werken (in
VINEX-steden en in de overige steden in de kernzones)
• Thema S2: Woningvoorraad kwalitatief en kwantitatief afstemmen op de vraag door herstructurering
van na-oorlogse woonwijken
• Thema S3: Bestaande werkgebieden in de stedelijke centra kwalitatief op peil houden en nieuwe
impulsen geven
• Thema S4: Versterking stedelijke voorzieningen en het geven van een kwaliteitsimpuls aan de
binnensteden
• Thema S5: Versterking hoger onderwijs en aanwezige kennis productief maken
• Thema S6: Bereikbaarheid van de (binnen)steden waarborgen

Deelprogramma Land:
• Thema L1: Een gezonde sector in een gezonde omgeving: verbreding, versterking en vernieuwing van
landbouw, tuinbouw en visserij.
• Thema L2: Vernieuwing landelijk gebied: via een gebiedsgerichte investeringsimpuls een majeure
bijdrage leveren aan de verbetering van de regionale economie, leefbaarheid en omgevingskwaliteit.
• Thema L3: Leefbaar landelijk gebied: instandhouding en ontwikkeling van de woonfunctie en
voorzieningen
• Thema L4: Gastvrij Noord-Nederland: versterking van toerisme en recreatie

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 31


Kernzonebeleid
Een belangrijk aspect van de strategie is de ruimtelijke concentratie van wonen en werken
in een beperkt aantal kernzones:
• de regio Roden/Leek - Groningen - Assen - Veendam - Winschoten;
• de regio Sneek - Heerenveen - Drachten (A7-zone Fryslân);
• de stedenband (Zwolle -) Meppel - Hoogeveen - Emmen/Coevorden;
• het gebied Leeuwarden - Harlingen (Westergozone);
• het Eemsmondgebied.

Het idee is dat bundeling van wonen en werken in kernzones agglomeratievoordelen met
zich mee brengt. Hierdoor wordt de diversiteit bevorderd en economische groei
gestimuleerd. De vergroting van de kritische massa versterkt het draagvlak voor
voorzieningen. Dit leidt vervolgens weer tot een aantrekkelijker vestigingsklimaat voor
handel en diensten. Noord-Nederland kan hierdoor definitief afrekenen met het imago
van een regio met “een ijle economische structuur”. Door concentratie wordt bovendien
naar verwachting een schaaleffect bereikt waarmee transportassen, infrastructuur en
logistiek netwerk optimaal benut worden en versnippering wordt vermeden.
Tegelijkertijd wordt de ruimtedruk op het landelijk gebied verminderd. De kwaliteiten
van dit gebied kunnen hierdoor duurzaam benut worden, niet alleen als woonmilieu, maar
ook voor de belangrijke economische sectoren landbouw en toerisme en recreatie.

2.4 Maatregelen

Hieronder worden op hoofdlijnen de maatregelen kort beschreven. Onder het kopje


“maatregelen Kompas-breed” komen de maatregelen aan bod die niet met EZ/Kompas
worden gefinancierd.

Maatregelen Kompas-breed
De belangrijkste thema’s en maatregelen Kompas-breed zijn:
Deelprogramma Markt:
• Thema M3: Versterking van het arbeidsaanbod in Noord-Nederland. Kompas-breed
gaat het vooral om maatregelen op het gebied van sluitende aanpak,
reïntegratietrajecten en ID-banen. Het Ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid is de belangrijkste financier van deze maatregelen;
• Thema M4: Optimalisering internationale transportassen en verbetering
bereikbaarheid economische kernzones. Projecten op het gebied van optimalisering
van internationale transportassen en verbetering van de bereikbaarheid van
kernzones. Het Ministerie van Verkeer & Waterstaat is de belangrijkste financier van
deze maatregelen.

Deelprogramma Stad:
• Thema S1: Vroegtijdige ontwikkeling van stadslandschappen ten behoeve van wonen
en werken (in VINEX-steden en in de overige steden in de kernzones) en Thema S6:
Bereikbaarheid van de (binnen)steden waarborgen zijn relatief kleine thema’s binnen
Kompas.
• Thema S2: Woningvoorraad kwalitatief en kwantitatief afstemmen op de vraag door
herstructurering van na-oorlogse woonwijken. Het gaat hier met name om projecten

32 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


op het gebied van herstructurering van de woningvoorraad die leegstand,
verpaupering en sociale segregatie in bestaande woongebieden moeten tegengaan.
Het Investeringsbudget stedelijke vernieuwing (ISV) van het Ministerie van VROM
is hiervoor het aangewezen beleidskader.

Deelprogramma Land:
• Thema L2: Vernieuwing landelijk gebie d: via een gebiedsgerichte investeringsimpuls
wordt een majeure bijdrage geleverd aan de verbetering van de regionale economie,
leefbaarheid en omgevingskwaliteit in het landelijk gebied. Grootschalige
functiewijzigingen, waarbij ingespeeld wordt op de problemen en potenties van het
betreffende gebied vallen hier ook onder (majeure projecten als Blauwe Stad, Fries
merengebied en Hunzedal). De ministeries van LNV en VROM zijn belangrijkste
nationale financiers van deze maatregelen.
• Thema L3: Leefbaar landelijk gebied. Het gaat hier om acties gericht op het
instandhouden en ontwikkelen van de woonfunctie en van voorzieningen in het
landelijk gebied. Ook hier zijn de ministeries van LNV en VROM de belangrijkste
nationale financiers.

Maatregelen EZ/Kompas
In deze evaluatie worden de EZ/Kompas maatregelen geclusterd tot een aantal
hoofdtypen:
• Werklocaties
• Bedrijfsgerichte maatregelen
• Toerisme
• Kennisinfrastructuur
• Arbeidsmarkt

Werklocaties
De maatregelen binnen het Deelprogramma Markt richten zich op de aanleg van nieuwe
terreinen en het waarborgen van een voldoende en gedifferentieerd aanbod aan zgn.
bovenregionale bedrijventerreinen met attractieve verkaveling, ontsluiting, voorzieningen
en uitstraling. Het programma draagt bij aan de aanleg van nieuwe en uitbreiding van
bestaande bovenregionale bedrijventerreinen in de kernzones. Daarnaast revitalisering
van goed gesitueerde oudere bedrijventerreinen, ook vooral bovenregionale terreinen in
de kernzones. Binnen het Deelprogramma Stad wordt daarnaast gewerkt aan het
vernieuwen en herontwikkelen van stationsgebieden ten behoeve van publieke
voorzieningen en kantoor- , woon- , detailhandels- en horecafuncties. Intensief
ruimtegebruik, versterking van de stedelijke en economische functies en een goed
verbinding met het stadscentrum worden nagestreefd.

Bedrijfsgerichte maatregelen
Bedrijfsgerichte maatregelen, met name onder Thema M2 richten zich op versterking van
de marktsector, in het bijzonder verhoging van het kennisniveau dat noodzakelijk is bij
exporteren, innoveren, kwaliteitszorg enz. De regelingen IPR (Investeringspremieregeling
en NIOF (Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit) leggen het grootste beslag op
het beschikbare publieke budget, met ruim 75% van de beschikbare middelen. Ook het
Venture Kapitaal Fund rekenen we hiertoe. IPR wordt deels centraal door het Ministerie
van Economische Zaken uitgevoerd, het gaat dan om ondersteuning van nieuwe

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 33


vestigingen in het Noorden met een totaal investeringsvolume groter dan 10 miljoen euro.
De rest van de IP R wordt decentraal door SNN uitgevoerd, bestaande uit een regeling
voor nieuw vestigers (IPR vestiging) en een regeling voor bestaand bedrijfsleven (IPR
uitbreiding).

De twee niet-regeling MKB-maatregelen zijn M2.2 Generieke stimulering vernieuwing


MKB en 2.3.e Tenderprocedure met in totaal 10% van het bedrijfsgerichte
Kompasbudget. De maatregel specifiek gericht op het agrarisch bedrijfsleven met 12%
van het publieke Kompas budget voor MKB maatregelen vormt een categorie op zich.

Onder M2.2. Generieke stimulering vernieuwing MKB vallen projecten gericht op


verhoging van het kennisniveau bij het MKB over zaken als exporteren, innoveren,
toeleveren en uitbesteden, vernieuwing productiemethoden / vermarkten, kwaliteit,
clustering, product- en procesontwikkeling, bedrijfsvoering e.d. Het gaat hier met name
om de zogenaamde aanbodgestuurde projecten. Hoewel het onderscheid aanbod- versus
vraaggestuurd uit oogpunt van effectiviteit niet op voorhand relevant is, is kenmerkend
dat projectuitvoerders binnen deze maatregel vooral semi-publieke organisaties zijn die
zich richten op MKB.

De Tenderprocedure (M.2.3.e: Officiële titel is “gerichte stimulering van het


bedrijfsleven”, tegenover de generieke stimulering onder 2.2) is in het leven geroepen om
projecten die niet vallen binnen resterende maatregelen – de zogenaamde restvraag – te
kunnen accommoderen. Hieronder vallen onder meer vraaggestuurde projecten vanuit het
bedrijfsleven.

De twee overige bedrijfsgerichte maatregelen betreffen acquisitie ondersteunende


promotie (M1.2.a) en het budget voor AMa en Taskforces (M2.3.c).

Toerisme
De toeristische beleidsmix in het Kompas / EPD bestaat uit bedrijfsgerichte maatregelen
en investeringen in infrastructuur.

De KITS-regeling (Kwaliteitsinvesteringen in de Toeristische Sector) is een


subsidieregeling gericht op de vestiging van nieuwe toeristische ondernemingen in
Noord-Nederland en kwaliteitsverbetering en/of uitbreiding van bestaande
ondernemingen. Maatregel 2.3.d Kwaliteitsverbetering van de toeristische sector
ondersteunt acties op het gebied van professionalisering van het toeristische bedrijfsleven,
vergroten van de marketingkracht, verbeteren van de dienstverlening etc en op het
verbeteren van het toeristisch promotiebeleid, professionalisering van de VVV’s,
organisatie van festivals en evenementen, etc.. Ook de IPR staat open voor grootschalige
investeringen in toeristische bedrijven.

Zowel het deelprogramma Stad als het deelprogramma Land bevatten maatregelen op het
gebied van toeristische infrastructuur. Zij zijn gericht op versterken van het aanbod van
toeristische, culturele en sportvoorzieningen in steden, op grootschalige functiewijziging
en verbetering van de toeristisch-recreatieve infrastructuur in het landelijk gebied, met
bijzondere aandacht voor verbetering van de watersport mogelijkheden.

34 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


Kennisinfrastructuur
Het betreft de acties binnen het Deelprogramma Stad in het bijzonder Thema S5. Binnen
maatregel S.5.1 Oprichting (top)kennisinstituten en aanbieden nieuwe opleidingen gaat
het om verdere versterking van op toepassing gericht onderzoek en op de praktijk gericht
onderwijs en ondersteuning van onderwijsinhoudelijke innovatie die zorgen voor een
economische en sociaal-culturele impuls in het Noorden. Binnen maatregel S.5.2
Vestigingslocaties voor kennisgeoriënteerde bedrijvigheid worden bedrijfslocaties en
bedrijfshuisvestingsmogelijkheden ontwikkeld nabij kennisinstellingen (HBO, WO) ten
behoeve van kennisgeoriënteerde bedrijven. Gezien de duidelijke link met WO en HBO
beperken dergelijke bedrijfshuisvestingsprojecten zich in beginsel tot Groningen,
Leeuwarden en Emmen. Projecten in deze maatregel betreffen de aanleg van
bedrijfslocaties en gebouwen in de directe nabijheid van kennisinstellingen.

Arbeidsmarkt
De belangrijkste arbeidsmarktmaatregelen binnen EZ/Kompas zijn M3.1.b Verbetering
werking arbeidsmarkt en M3.2.d. Nieuwe werkgelegenheid. De acties onder M3.1.b
Verbetering werking arbeidsmarkt hebben als doel verbetering van de werking van de
arbeidsmarkt door het bevorderen van professionalisering van het human resourcebeleid
bij bedrijven, het op innovatieve wijze samenbrengen van vraag en aanbod op de
arbeidsmarkt en het verbeteren van de instroom vanuit het beroepsonderwijs. Concreet
worden acties ondersteund die bijdragen aan een bete r human resourcebeleid (bijv.
gericht op het stimuleren van een leven lang leren of het combineren van arbeids- en
zorgtaken) en het optimaliseren van de kwaliteit van het management en
ondernemerschap op het gebied van human resources, leiden tot een betere afstemming
van aanbod en vraag op de arbeidsmarkt en acties om in de personeelsbehoefte van het
bedrijfsleven te voorzien.

M3.2.d. Nieuwe werkgelegenheid richt zich op een groot deel van de (langdurig)
werklozen met een lage opleiding. Het gaat om het creëren van nieuwe werkgelegenheid
voor deze groep. Dit kan zowel reguliere als gesubsidieerde arbeid betreffen.

2.5 Verdeling financiële middelen

Kompas-breed
Onderstaande figuur illustreert de verdeling van de financiële middelen Kompas breed,
op basis van de verdeling van de financiële middelen zoals opgenomen in de
oorspronkelijke financiële tabel van het Kompas voor het Noorden.

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 35


Figuur 2.1 Verdeling van de totale publieke middelen Kompas voor het Noorden 2000-2006

Wonen
4% Werklocaties

23% 16% Toeristische infrastructuur


Openbaar vervoer
Leefomgeving
2%
0% Kennisinfrastructuur
1% 0%
IPR
3% Infrastructuur steden
Infrastructuur landeljik gebied
Infrastructuur
23%
18% Bedrijfsgericht
Bedrijfsgericht toerisme
0%
8% 2% Bedrijfsgericht landbouw
0% Arbeidsmarkt

Bron: Kompas voor het Noorden 2000-2006

Het grote aandeel voor Leefomgeving (23%) wordt verklaard door het grote bedrag uit de
O&O fondsen dat hiervoor is opgenomen in het oorspronkelijke Kompas. Andere grote
maatregelcategorieën zijn Arbeidsmarkt (23%), Weginfrastructuur (18%) en
Werklocaties (16%). Binnen de bedrijfsgerichte maatregelen maakt de IPR het grootste
deel uit (8% van de middelen).

EZ/Kompas
Onderstaande figuren illustreren respectievelijk de verdeling van de totale publieke
middelen voor het EZ/Kompas deel van het programma en de verdeling van de EZ-gelden
binnen het EZ/Kompas programma.

Het grootste deel van de totaal geplande EZ/Kompas middelen gaat naar werklocaties
(40%) en de IPR (19%). Dit laatste bedrag is inclusief de IPR centraal. Toeristische
infrastructuur beslaat 11% van de voorgenomen inzet van publieke middelen.

36 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


Figuur 2.2 Verdeling van de totale publieke middelen EZ/Kompas programma

9%
2%
Werklocaties
4%
Infrastructuur
7% Functiewijziging
40% Kennisinfrastructuur
Toeristische infrastructuur
IPR
Bedrijfsgericht
19%
Bedrijfsgericht landbouw
Bedrijfsgericht toerisme
1% Arbeidsmarkt
11% 1%

6%

Bron: SNN

De verdeling van de EZ-gelden binnen het EZ/Kompas programma laat een wat ander
beeld zien dan de totale publieke middelen. De helft van het EZ-budget gaat naar de IPR.
Dit is inclusief de IPR centraal, waar een groot deel van het IPR budget mee gemoeid is.
Werklocaties maakt 16% uit van de EZ-middelen. De bedrijfsgerichte maatregelen zijn
goed voor 12% van de EZ-middelen.

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 37


Figuur 2.3 Verdeling van de EZ -middelen EZ/Kompas programma

4% 4%
16%
2% 0% Werklocaties
1% Infrastructuur
12%
3% Functiewijziging
Kennisinfrastructuur
8% Toeristische infrastructuur
IPR
Bedrijfsgericht
Bedrijfsgericht landbouw
Bedrijfsgericht toerisme
Arbeidsmarkt
50%

Bron: SNN

38 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


2.6 Financiële voortgang op hoofdlijnen

Onderstaande tabel laat de financiële voortgang zien van het EZ/Kompas deel van het
Kompasprogramma. De uitputtingspercentages hebben betrekking op het EZ-budget,
inclusief de IPR centraal . De tabel laat zien dat financiële voortgang van EZ/Kompas per
december 2002 44% van de beschikbare EZ/Kompas middelen bedraagt. Er is tot nu toe
voor 1,2 miljard euro aan projecten goedgekeurd, waarvan 515 miljoen euro afkomstig is
van Europese, nationale, regionale en lokale overheden en 680 miljoen euro vanuit het
bedrijfsleven. Gegeven dat op het moment van evalueren 42,8 % van de Kompasperiode
is verstreken, ligt de financiële voortgang op hoofdlijnen goed op schema. De
belangrijkste knelpunten doen zich voor binnen M.3 Versterking arbeidsaanbod in Noord-
Nederland, S.3 Bestaande werkgebieden, S.4 Kwaliteitsimpuls binnensteden en L.1
Versterking marktgerichte land- en tuinbouw en L.2 Vernieuwing Landelijk gebied.

Tabel 2.1 Financiële voortgang EZ/Kompas per december 2002

Totaal Totaal %
gecommitteerd gecommitteerd Uitputting
publiek privaat EZ/Kompas
M.1 Vestigingsvoorwaarden economische kernzones 198.949.687 210.219.189 46%
M.2 Versterking marktsector in Noord-Nederland 135.320.364 429.621.157 57%
M.3 Versterking arbeidsaanbod in Noord-Nederland 10.022.939 6.126.007 25%
M.4.1. Optimalisering internationale transportassen - - 0%
S.3 Bestaande werkgebieden 56.518.605 2.893.112 17%
S.4 Kwaliteitsimpuls binnensteden 26.165.910 9.366.694 24%
S.5 Versterking hoger onderwijs 27.510.660 15.829.906 47%
L.1 Versterking marktgerichte land- en tuinbouw 1.967.726 2.084.119 15%
L.2 Vernieuwing landelijk gebied - - 0%
L.4 Toerisme en recreatie 47.367.395 3.514.206 20%
Uitv.Kosten 12.137.105 - 40%
Totaal 515.960.391 679.654.390 44%

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 39


3 Relevantie

3.1 Inleiding

De eerste hoofdvraag die in deze evaluatie wordt beantwoord is de relevantievraag: is


Noord-Nederland nog steeds gebaat bij de strategie die in het Kompas en het EPD is
uitgezet?

Figuur 3.1 Evaluatie van de relevantie

Impact

SWOT
UITVOERING
Resultaten

Doelen Inputs Projecten Outputs

EFFICIENCY

RELEVANTIE EFFECTIVITEIT

Het stellen van deze vraag heeft alles te maken met de ontwikkelingen in de tijd. Immers,
de strategie is eind jaren negentig ontwikkeld, op basis van toen bekende feiten en
bepaalde aannames omtrent toekomstige ontwikkelingen. Het is nu eind 2002, zodat
bezien kan worden welke ontwikkelingen zich daadwerkelijk hebben voltrokken, en wat
dit betekent in relatie tot het doel (“inlopen van het faseverschil”) en de prioriteiten en
maatregelen.

Economische ontwikkeling op regionaal niveau is, zeker in een land met een open
economie, altijd sterk afhankelijk van de economische ontwikkelingen op internationaal-
en nationaal niveau. Dat wordt ook nu weer duidelijk. Het is reeds een behoorlijke tijd
geleden dat een on going of mid term evaluatie werd uitgevoerd in een periode van
neergaande conjunctuur, op basis van een programma dat werd opgesteld in een periode
van hoogconjunctuur. Dat maakt de relevantievraag nu nog gewichtiger: er is duidelijk
sprake van een tussentijds veranderde economische omgeving.

40 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


In dit hoofdstuk komen aan de orde:
• Een overzicht van de ontwikkelingen in de afgelopen jaren op basis van de 9
indicatoren van het Kompas;
• Een overzicht van de huidige situatie en verwachtingen omtrent de toekomst in relatie
tot de SWOT;
• De conclusie ten aanzien van het doel van het Kompas/EPD;
• De beoordeling van de belangrijke maatregelen in termen van ‘belangrijk’ (in relatie
tot het doel) en ‘urgent’ (moet het op korte termijn);
• De eindconclusie inzake de relevantie.

De inhoud van dit hoofdstuk is gebaseerd op diverse bronnen:


• geactualiseerde data uit Koers op het Noorden;
• overige literatuur- en data analyse;
• een discussie in het Comité van Toezicht voor het EPD;
• de resultaten van een speciaal georganiseerde ‘strategiedag’ met deelname van
deskundigen uit en over het Noorden.

3.2 Sociaal-economische context

3.2.1 De hoofddoelstelling van Kompas

Hoofddoelstelling Kompas
De hoofddoelstelling van het Kompas voor het Noorden 2000-2006 is het inlopen van
het economisch faseverschil tussen Noord-Nederland en Nederland als geheel, gemeten
in termen van werkgelegenheid. Kompas-breed is het doel ruimer geformuleerd. Daarin
gaat het ook om de kwaliteit van het stedelijk en landelijk gebied. Kwantitatief is de
hoofddoelstelling vertaald naar 13.300 – 22.700 extra banen in de periode 2000-2006. De
doelstellingen ten aanzien van de kwaliteit van het stedelijk en landelijk gebied zijn niet
geoperationaliseerd.

Hoofddoelstelling Kompas 2000-2006 versus de Langmandoelstellingen 2000-2010


De Commissie Langman becijferde dat om het faseverschil over de periode 2000-2010
weg te werken, 43.000 extra banen nodig zijn. De Commissie Langman bedoelde
hiermee dat als er in Noord-Nederland op het moment van deze uitspraak 43.000 banen
bij zouden komen, het faseverschil in één klap zou zijn weggewerkt. Was de uitspraak
een aantal maanden later gedaan, dan was echter een ander cijfer genoemd. De 43.000
banen betreft dan ook een momentopname (standcijfer). Het is geen hard gegeven, maar
een slechts beperkt houdbare indicatie van het economisch faseverschil. Het cijfer wordt
beïnvloed door factoren als de conjunctuur, de mate waarin economische ontwikkeling in
Noord-Nederland (on)gelijk op gaat met die in de rest van het land, ontwikkelingen van
de (beroeps-) bevolking, etc.

Daarnaast dient te worden opgemerkt dat de 43.000 banen zich moeilijk laten vergelijken
met het aantal en type banen dat kan worden gecreëerd met behulp van Kompas. Kompas
richt zich op bepaalde sectoren (stuwende werkgelegenheid), in bepaalde gebieden (met
name de kernzones). Hoewel dit in de communicatie over de 43.000 banen wellicht niet
altijd even duidelijk is geweest, hebben de 43.000 banen in principe betrekking op alle

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 41


sectoren van de economie, inclusief verzorgende werkgelegenheid, vakantiebanen,
tijdelijke werkgelegenheid etc.

Groei van het regionaal inkomen


Bij de hoofddoelstelling gemeten in werkgelegenheid hoort de kanttekening dat
werkgelegenheid maar één aspect is van economische ontwikkeling. Groei van het
regionaal inkomen (Bruto Regionaal Product, BRP) is echter ook van belang om het
economisch faseverschil weg te werken. Dit aspect zou meer nadruk in de doelstellingen
verdienen 2 . Het belang van zaken als (arbeids-)productiviteitsgroei en innovativiteit
wordt daarmee ook scherper aangezet.

Expliciet opnemen van de groei van het BRP in de hoofddoelstelling heeft, in ieder geval
in theorie, consequenties voor de inhoud van het programma, in het bijzonder voor de
projectbeoordelingscriteria. Projecten dienen dan minder expliciet op
werkgelegenheidseffecten te worden beoordeeld. Projecten op het gebied van
procesinnovatie bijvoorbeeld, kunnen immers (in ieder geval op korte termijn) tot verlies
van werkgelegenheid leiden door minder arbeidsintensieve productieprocessen. Ook
initiatieven gericht op kwaliteitsverbetering van producten (in de brede zin, dus inclusief
bijvoorbeeld het toeristisch product) hoeven niet per definitie tot meer werkgelegenheid
te leiden, terwijl ze wel kunnen bijdragen aan het genereren van extra inkomen voor de
regio.

Voor de praktijk van de programma uitvoering zijn de gevolgen van het expliciet
opnemen van inkomensgroei in de hoofddoelstelling beperkt. Ook nu al worden –
ondanks de werkgelegenheidsfocus – projecten goedgekeurd die procesinnovatie en
kwaliteitsverbetering stimuleren. Het niet geoperationaliseerde begrip “economische
structuurversterking” speelt dan in de argumentaties vaak een belangrijke rol. Door groei
van het regionaal inkomen in de Kompas doelstellingen op te nemen wordt dit aspect van
economische structuurversterking beter geoperationaliseerd. Voor bedrijfsgerichte
maatregelen dient in dat geval niet zozeer de werkgelegenheidsgroei bij deelnemende
bedrijven te worden beoordeeld en gemonitord, als wel de omzetgroei.

Structurele werkgelegenheidsgroei versus ID-banen


De hoofddoelstelling kan in theorie ook worden behaald door het creëren van ID-banen.
Dit is vanzelfsprekend niet de bedoeling van Kompas. Aan de hoofddoelstelling kan
daarom worden toegevoegd dat de werkgelegenheidsdoelen vooral betrekking hebben op
permanente, structurele werkgelegenheid.

Hoofddoelstelling en de omgevingsmonitor
Om de vorderingen van Noord-Nederland bij het inlopen van het economisch faseverschil
te meten, worden negen omgevingsindicatoren gemonitord. Deze indicatoren geven
inzicht in de structurele veranderingen in de Noordelijke economie over een langere
periode. De keuze van de hoofdindicatoren geeft al aan dat de doelstellingen van Kompas
breder zijn dan werkgelegenheid alleen. Verschillende elementen van economische
structuurversterking zoals de sectorstructuur, mate van stuwendheid van de economie,
mate van diversificatie van de economie en de innovativ iteit van het bedrijfsleven)

2
Zie ook: Kompas op koers en voldoende vaart? Plausibilititstoets Kompas voor het Noorden 2000-2006, NEI 2000

42 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


worden gemonitord. Zij benadrukken dat het Kompas tot doel heeft om structurele
effecten te realiseren. Een concrete suggestie is om aan de set van indicatoren de
ontwikkeling van het BRP per inwoner toe te voegen.

Operationalisering Kompasbrede doelstellingen voor steden en landelijk gebied


De Kompasbrede doelstellingen van sterke steden en een leefbaar landelijk gebied zijn
niet duidelijk geoperationaliseerd in het Kompas. Het gevolg hiervan is dat investeringen
die op het eerste gezicht “goed” lijken te zijn voor Noord-Nederland, niet kunnen worden
gefinancierd omdat ze niet binnen het EZ./Kompas programma vallen. Hierdoor worden
niet-economische projecten soms als economisch “verkocht”, hetgeen voor de
effectiviteit van Kompas op de economische doelstellingen niet bevorderlijk is. Het
verdient daarom aanbeveling om de Kompasbrede doelstellingen te operationaliseren,
zoals dat ook voor de economische doelstellingen is gebeurd (in dat geval in termen van
werkgelegenheid en economische structuurversterking, o.a. door het definiëren van de 9
hoofdindicatoren, voor sterke steden en een aantrekkelijk platteland zouden alternatieve
indicatoren moeten worden geformuleerd).

Duidelijker geoperationaliseerde Kompasbrede doelstellingen kunnen bijdragen aan een


succesvollere implementatie van de Kompasbrede programmatische aanpak. Dan kan
beter worden beargumenteerd waarom bepaalde projecten binnen Kompas (breed) thuis
horen. Op die manier kunnen ook verzoeken om nationale cofinanciering van andere
ministeries dan het Ministerie van EZ beter worden beargumenteerd.

Voorbeelden van investeringen zijn in dat verband:

• Investeringen in het stedelijk woonklimaat, in het bijzonder herstructurering van


woongebieden in achterstandswijken en investeringen in openbare ruimte zonder
toeristisch medegebruik (in woonwijken bijvoorbeeld). Voor het behalen van de
economische hoofddoelstellingen van Kompas zijn dergelijke investeringen niet of
nauwelijks relevant. De kwaliteit van woningen en woonomgeving in
achterstandswijken in het stedelijk gebied zijn nauwelijks van invloed op de
investeringsbeslissingen van bestaande en nieuwe stuwende bedrijvigheid en daarom
niet vanuit de economische hoofddoelstelling van Kompas te beargumenteren. In het
kader van een geoperationaliseerde sterke-steden-doelstelling kunnen dergelijke
investeringen echter wellicht beter worden beargumenteerd. Het verdient aanbeveling
dat SNN dit verder uitwerkt.

• ICT investeringen in het landelijk gebied. In de economische ijle gebieden van


Noord-Nederland komen investeringen in IT-infrastructuur door de marktsector
minder snel tot stand dan elders. Rijks- en Europees beleid staan subsidiëring van
investeringen in ICT infrastructuur toe in perifere gebieden, als in de regio
onvoldoende particuliere initiatieven zijn om te investeren. De economische
hoofddoelstelling van het Kompas en het kernzonebeleid maken dat ontsluiting van
plattelandsgebieden op dit moment niet tot de prioriteiten van het programma
behoort. In het kader van geoperationaliseerde leefbaarheidsdoelstellingen voor
plattelandsgebieden kunnen dergelijke investeringen wellicht beter worden
beargumenteerd.

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 43


3.2.2 Ontwikkelingen tot en met 2001

Lange termijn trends


De 9 hoofdindicatoren die voor het Kompas-programma zijn geformuleerd geven op
hoofdlijnen een goed beeld van de belangrijkste ontwikkelingen in de sociaal-
economische situatie in Noord-Nederland. Onderstaande tabel laat zien wat de stand van
zaken op dit moment is (gebaseerd op cijfers 2001) en hoe de indicatoren zich hebben
ontwikkeld (over de periode 1995-2001). Ze verschaffen inzicht in de structurele
veranderingen in de Noord-Nederlandse economie. De cijfers hebben grotendeels
betrekking op de periode voor uitvoering van het Kompas en geven daarom vooral weer
hoe Noord-Nederland zich in de ISP-5 3 -periode ontwikkeld heeft.

Tabel 3.1 Ontwikkelingen in de 9 hoofdindicatoren Kompas over de periode 1995-2001

Hoofdindicator Verschil met NL Trend (1995-


(2001) 2001)
1 Werkloosheid - +
2 Werkgelegenheid - +
3 Netto participatiegraad - +
4 Sectorstructuur - +
5 Stuwende karakter - -
6 Verhoudingsgewijze toename ec. activiteiten in kernzones Neutraal +
7 Verhoudingsgewijze toename ec. activiteiten in Noorden als geheel - +
8 Diversificatie economie - +
9 Innovativiteit - -

Bron: ECORYS-NEI, Koers op het Noorden 2003

De volgende conclusies kunnen worden getrokken over de periode 1995-2001:


• De werkloosheid nadert het landelijk niveau;
• Een steeds groter deel van de potentiële beroepsbevolking participeert;
• Het verschil in netto participatiegraad met Nederland wordt kleiner;
• Het aandeel commerciële diensten in de sectorstructuur blijft nog steeds achter, maar
het verschil wordt wel kleiner;
• Het aandeel stuwende economische activiteiten blijft 2 procentpunt achter ten
opzichte van landelijk niveau;
• Er is sprake van een toename van economische activiteiten in de kernzones t.o.v. het
landelijk gebied;
• Er is eveneens sprake van een toename van economische activiteiten in Noord-
Nederland ten opzicht van Nederland als geheel;
• Innovativiteit blijft achter bij Nederland, evenals het aandeel hoger opgeleiden.

Zeven van de negen hoofdindicatoren laten een redelijk positief beeld zien van de
economische ontwikkelingen in Noord-Nederland ten opzichte van Nederland als geheel.
Met name de indicatoren die zijn gebaseerd op werkgelegenheidscijfers ontwikkelen zich

3
Integraal Structuurplan Noorden des Lands

44 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


positiever dan in Nederland als geheel. (werkloosheid, werkgelegenheid,
participatiegraad, sectorstructuur).

Voor twee van de negen hoofdindicatoren wordt de achterstand met Nederland niet
kleiner: innovativiteit en stuwende karakter economie. Dit is zorgelijk, aangezien het hier
de indicatoren betreft die het meest over de ‘eigen kracht’ van de regionale economie
zeggen.

Ontwikkeling in de netto participatiegraad


Van de negen hoofdindicatoren zegt de ontwikkeling in de netto participatiegraad het
meest direct iets over de mate waarin het economisch faseverschil in termen van
werkgelegenheid wordt ingelopen. Het faseverschil is verdwenen als de
nettoparticipatiegraad in Noord-Nederland gelijk is aan die van Nederland als geheel.

De netto participatiegraad geeft weer welk deel van de totale bevolking van 15 t/m 64 jaar
werkt en houdt daarbij ook rekening met demografische ontwikkelingen. De netto
participatiegraad wordt beïnvloed door enerzijds demografische ontwikkelingen in de
beroepsbevolking (vergrijzing en ontgroening) en anderzijds door de ontwikkeling van
het aantal werkzame personen. Dit laatste wordt beïnvloed door het Kompas programma.

Het verschil in netto participatiegraad tussen Noord-Nederland en Nederland als geheel is


0,5% kleiner geworden tussen 1996 en 2000. Het tempo waarmee de arbeidsparticipatie
jaarlijks (gemiddeld) groeit ligt in het Noorden (2,6%) evenwel boven landelijk niveau
(2,3%). Als Noord-Nederland in dit tempo doorgroeit is het faseverschil in 2010 ongeveer
gehalveerd. De cijfers voor 2000 en 2001 geven wellicht een wat rooskleuriger beeld dan
de werkelijkheid. De Noord-Nederlandse economie loopt van oudsher een aantal jaren
achter op de landelijke ontwikkelingen als gevolg van de afwijkende sectorstructuur. Nu
de sectorstructuur meer naar het nationaal gemiddelde tendeert, is dit effect overigens
waarschijnlijk minder dan voorheen.

Het extra accent op stuwende werkgelegenheid en de concentratie van activiteiten in de


kernzones zijn nieuwe elementen van de strategie t.o.v. het verleden, en kunnen een extra
duw in de juist richting bewerkstelligen.

Kompas: Noord-Nederland kloon van Nederland als geheel?


De ontwikkelingen in de hoofdindicatoren worden vergeleken met die van Nederland als
geheel. Ontwikkelingen richting nationaal gemiddelde worden positief beoordeeld. Bij
verschillende partijen heeft dit de vraag opgeroepen of dit betekent dat er me t Kompas
naar wordt gestreefd dat Noord Nederland een ‘kloon’ wordt van Nederland en of dit
wenselijk is. Dit inderdaad niet wenselijk, maar deze conclusie dient ook niet te worden
getrokken.

Een voorbeeld ter toelichting. De indicator “diversificatie economische structuur” is


geoperationaliseerd als “economische sectorstructuur meer richting het Nederlands
gemiddelde”. Dit betekent niet dat de Noord-Nederlandse economie een kopie moet
worden van de Nederlandse. Daarvoor is het niveau waarop deze indicator wordt
gemonitord (9 SBI-codes) te grof. Het gaat er om dat Noord-Nederland vooral groeit in
die bedrijfstakken waar het een concurrentieel voordeel heeft ten opzichte van

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 45


concurrerende regio’s gegeven de sterke en zwakke punten van het regionaal
investeringsklimaat, én die er voor kunnen zorgen dat de werkgelegenheid in Noord-
Nederland harder groeit dan in Nederland als geheel. Over het algemeen zijn deze
bedrijfstakken vooral te vinden in de zakelijke dienstverlening, die nu nog
ondervertegenwoordigd is in Noord-Nederland. Echter ook de verdere groei van
industriële bedrijfstakken met groeipotenties kan positief hieraan bijdragen.

3.2.3 Toekomstverwachtingen, knelpunten en SWOT

Korte termijn: periode van laagconjunctuur beïnvloedt uitvoering Kompas-programma


Vanaf 2001 is de Nederlandse economie in een periode van neergaande conjunctuur
beland. Ook de economie van Noord-Nederland ontkomt niet aan de economische
tegenwind.

Deze manifesteert zich onder meer in de volgende ontwikkelingen met directe gevolgen
voor de uitvoering / voortgang van het programma in relatie tot het doel:
• Minder grote investeringsbereidheid van het bestaand bedrijfsleven;
• Minder grote verhuisgeneigdheid onder potentiële nieuwvestigers;
• Meer nadruk op kostenbesparingen bij het bedrijfsleven, met negatieve gevolgen voor
de werkgelegenheidsgroei;
• Meer faillissementen;
• Verhoudingsgewijs forse inkrimping van grootschalige productiebedrijven met
laagwaardige activiteiten;
• Afnemende druk op markt voor bedrijfslocaties.

Natuurlijk zijn dit ontwikkelingen die tevens op nationaal niveau plaatsvinden. Het
ontbreekt op dit moment aan vergelijkbare statistische gegevens om een uitspraak te doen
over de verhouding tussen Nederland en Noord-Nederland.

Op dit moment is niet met zekerheid aan te geven hoe lang de laagconjunctuur aanhoudt,
maar de meest recente inzichten maken het aannemelijk dat deze een aanzienlijk deel
(zeker 2 tot 3 jaar) van de programmaperiode zal beslaan.

Laagconjunctuur en de hoofddoelstelling: nieuwe versus behouden werkgelegenheid


De laagconjunctuur beïnvloedt de werkgelegenheidsontwikkeling in Noord-Nederland
negatief. Daar waar de externe economische krachten aanvankelijk in dezelfde (groei)
richting werkten als het programma, is dit inmiddels omgekeerd. Werkgelegenheidsgroei
zal de komende paar jaar dan ook een zwaardere opgave zijn dan in de Kompasperiode
tot 2001. Dit roept de vraag op of het dan niet zinvol is om de doelstellingen te
herformuleren en, in plaats van het accent op nieuwe werkgelegenheid, meer nadruk te
leggen op behoud van bestaande werkgelegenheid. Immers, als in Noord-Nederland meer
werkgelegenheid behouden blijft dan in de rest van Nederland, wordt het economisch
faseverschil ook ingelopen.

Hoewel deze redenering op zich klopt, dreigt het gevaar juist bij activiteiten gericht op
behoud van werkgelegenheid van korte termijn beleid, gericht op “levensverlenging”
i.p.v. het “redden van levens” c.q. het “scheppen van nieuw leven”. Het is niet wenselijk
dat Kompas gedurende een beperkte periode werkgelegenheid in stand houdt, die het op

46 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


langere termijn alsnog niet redt. De focus op nieuwe werkgelegenheid benadrukt wat dat
betreft veel sterker de focus op economische structuurversterking en lange termijn
werkgelegenheidseffecten.

Daarnaast zitten er in de praktische uitvoering van het programma de nodige haken en


ogen aan behoud van werkgelegenheid als doelstelling. Het gaat er dan vooral om hoe een
dergelijke doelstelling te operationaliseren in werkbare projectbeoordelingscriteria. Is het
al lastig om aan te geven hoeveel extra werkgelegenheid een project creëert, nog lastiger
is het om aan te geven hoeveel werkgelegenheid als gevolg van een project behouden
blijft.

Het verdient daarom aanbeveling om de focus op nieuwe werkgelegenheid te behouden


en geen doelstellingen te formuleren ten aanzien van het behoud van werkgelegenheid.

Lange termijn: investeringsklimaat


De korte termijn conjuncturele problemen mogen geen aanleiding zijn tot het
veronachtzamen van de structuurcomponenten van de Noordelijke economie. Op basis
van de Internationale Benchmark Regionaal Investeringsklimaat (NEI, 2001) is een
knelpuntanalyse van het investeringsklimaat in Noord-Nederland opgesteld.
Onderstaande figuur illustreert de elementen van het investeringsklimaat. De tabel geeft
de belangrijkste structurele knelpunten weer en geeft aan op welke de strategie van het
Kompas-programma inspeelt.

Figuur 3.2 Elementen regionaal investeringsklimaat

Perceptie

Beleving
Productiemilieu
(intern)

Marktrelaties
Arbeidsmarkt
Afnemers
Imago
Toeleveranciers Vestigingssituatie (extern)
Bedrijf Zakelijke diensten Beleid
Concurrentie Infrastructuur

Ondernemerschap
Leefomgeving
Samenwerking

Regionale overheid

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 47


Tabel 3.2 Knelpuntenanalyse regionaal investeringsklimaat Noord-Nederland

Element regionaal investeringsklimaat Knel- Element Element


punt Kompas - EZ/Kompas
breed
Marktrelaties Lokale zakelijke diensten Nee
Afzetmarkt, koopkracht Ja
Samenwerking tussen bedrijven Ja 3 3
Ondernemerschap/innovativiteit Ja 3 3
Toeleveranciers Ja 3 3
Concurrenten Nee
Arbeidsmarkt Houding van werknemers Nee
Beschikbaarheid personeel Ja 3
Opleidingsniveau Ja 3
Loonniveau Nee
Vestigingssituatie Beschikbaarheid terreinen Nee 3 3
Kwaliteit bedrijventerreinen Nee 3 3
Prijs bedrijventerreinen Nee
Beschikbaarheid kantoorruimte Nee 3 3
Kwaliteit kantoorruimte Nee 3 3
Prijs kantoorruimte Nee
Infrastructuur Bereikbaarheid via de weg Ja 3
Openbaar vervoer Ja 3
Vervoer door de lucht Ja
Goederenvervoer over spoor Ja 3 3
Vervoer over water Nee 3 3
Kennisinfrastructuur Telecom / IT infrastructuur Nee 3 3
Onderwijsfaciliteiten Nee
Kenniscentra Ja 3 3
Leefomgeving Woningaanbod Nee 3
Recreatieve voorzieningen Ja 3 3
Criminaliteit in leefomgeving Nee
Natuurlijke omgeving Nee 3 3
Stedelijke omgeving Nee 3 3
Regionale overheid Houding van overheden Nee
Belastingklimaat Nee
Subsidies en premies Nee 3 3

De knelpuntenanalyse illustreert dat de belangrijkste knelpunten in het regionaal


investeringsklimaat van Noord Nederland liggen op het terrein van:
• Marktrelaties (beperkte omvang lokale afzetmarkt, gebrek aan ondernemerschap en
innovativiteit en de beperkte beschikbaarheid van lokale toeleveranciers)
• Arbeidsmarkt (beperkte beschikbaarheid van goed opgeleid personeel)
• Infrastructuur (slechte bereikbaarheid van buiten de regio en slechte interne OV-
bereikbaarheid)
• Kennisinfrastructuur (beperkte aanwezigheid kennisinstituten en gebruik daarvan
door het regionaal bedrijfsleven).

Overigens geeft bovenstaande tabel een macro beeld van Noord-Nederland als geheel.
Bijvoorbeeld op het vlak van bedrijventerreinen kunnen zich op lokaal niveau wel
knelpunten voordoen. De kwaliteit en beschikbaarheid van IT infrastructuur is voor het
gros van de bedrijven geen knelpunt, voor een deel van het bedrijfsleven dit wel het
geval.

48 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


De tabel illustreert dat vrijwel alle knelpunten in het regionaal investeringsklimaat met
Kompas worden aangepakt. Additionele elementen Kompas breed t.o.v. EZ/Kompas zijn
met name maatregelen gericht op:
• Arbeidsmarkt: Hoewel een klein deel van de arbeidsmarktmaatregelen onder
EZ/Kompas en EPD valt, heeft het grootste deel betrekking op SZW-beleid en ESF-
geld;
• Infrastructuur: Investeringen in weginfrastructuur en spoor vallen voor het overgrote
deel buiten EZ/Kompas en EPD. Het betreft hier vooral projecten die door het
Ministerie van Verkeer en Waterstaat worden gefinancierd;
• Wonen: ISV-middelen van het Ministerie van VROM.

In de beoordeling van de relevantie van de verschillende typen maatregelen komen we


nader te spreken over de relatie tussen de geconstateerde knelpunten en het gevoerde
beleid.

Consequenties voor de SWOT


Als we de conjuncturele ontwikkelingen en de, ten opzichte van het moment waarop
Kompas werd opgesteld, nieuwe informatie inzake het investeringsklimaat confronteren
met de SWOT-analyses uit Kompas, dan leidt dit tot de volgende conclusies voor de
SWOT:
• De SWOT blijkt behoorlijk robuust te zijn: er zijn weinig elementen die niet meer
van toepassing zijn.
• Twee kansen zoals benoemd in de oorspronkelijke SWOT zijn in het licht van de
conjuncturele ontwikkelingen minder actueel: de stijging van het aantal vacatures en
de overloop van bedrijven uit de Randstad. Dit zijn in relatie tot het doel wel
belangrijke kansen.
• Het bovenstaand beeld wordt in grote lijnen bevestigd door een recent door het
Ministerie van Economische Zaken opgestelde SWOT-analyse voor het Noorden
vanuit nationaal perspectie f4 . Daarin wordt bij zwakte nog de vinger gelegd op het
aanbod van technische opleidingen.

Conclusies ten aanzien van doelbereiking op basis van analyse relevantie


Zonder zicht op de effectiviteit van reeds uitgevoerde maatregelen en projecten kan nog
geen definitieve uitspraak over de doelbereiking worden gedaan. Wel kunnen op basis
van deze contextanalyse de volgende opmerkingen worden gemaakt:
• De ontwikkelingen in de 9 hoofdindicatoren in de eerste jaren van programma
uitvoering waren over het algemeen positief in relatie tot de doelbereiking van
Kompas. Het doel is echter nog niet gerealiseerd. Belangrijk punt van zorg is vooral
de achterblijvende innovativiteit;
• Daar waar de externe krachten aanvankelijk in dezelfde (groei) richting werkten als
het programma, is dit nu omgekeerd. Werkgelegenheidsgroei zal in de komende paar
jaar een zwaardere opgave zijn dan in de periode tot 2001;
• De SWOT-analyse uit de oorspronkelijke strategie is grotendeels nog actueel. De
kansen ten aanzien van het stijgende aantal vacatures en de overloop van bedrijven
uit de Randstad zijn nu veel onwaarschijnlijker;

4
Ministerie van Economische Zaken, Naar gebiedsgericht economische perspectieven. Landsdelige rapportage Noord-
Nederland, Den Haag, binnenkort te verschijnen

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 49


• Het investeringsklimaat is in nationaal opzicht goed. Belangrijkste knelpunt wordt
gevormd door de marktrelaties: de ‘ijle’ economie;
• Al met al lijkt er geen zwaarwegende reden om het Kompasdoel te wijzigen. Daarbij
wordt aangetekend dat betrouwbare gegevens over de meest recente context-
ontwikkelingen niet voorhanden zijn. De ontwikkelingen in 2002 en 2003 zullen zeer
bepalend zijn om in het licht van de gewijzigde omstandigheden met meer zekerheid
een uitspraak over doelbereiking te kunnen doen. Het verdient daarom aanbeveling
om hier in 2004 hier nog een goede analyse op uit te voeren. Een van de vragen in dat
verband is dan of het Kompas-doel in 2006 toch bereikt zal kunnen worden, of dat er
met vertraging rekening gehouden moet worden.
• Uitgaande van vooralsnog een ongewijzigd doel, verdient het aanbeveling om nog
eens goed naar de huidige beleidsmix van het Kompas te kijken: hoe belangrijk en
hoe urgent zijn de Kompas maatregelen in de huidige situatie, gegeven het doel? Dit
is het onderwerp van de volgende paragraaf.

3.3 Beoordeling relevantie maatregelen

3.3.1 Belang versus urgentie

In onderstaande beoordeling van de relevantie van het Kompasbeleid maken we een


onderscheid tussen het belang en de urgentie van een maatregel.
• Het belang betreft de inhoud van de maatregel. Een maatregel is van groter belang
naarmate deze een grotere en meer structurele bijdrage levert aan het oplossen van
wezenlijke knelpunten in het regionaal investeringsklimaat. Het gaat hier met name
om de lange termijn bijdrage van de maatregelen aan de economische
structuurversterking van Noord-Nederland.
• Naast de inhoud van de maatregelen wordt de relevantie van de maatregel ook
beïnvloedt door het moment waarop deze wordt uitgevoerd. We kijken daarom ook
naar de urgentie van de maatregelen. Door met de timing van de verschillende
onderdelen van het programma te schuiven kan wellicht beter worden ingespeeld op
de huidige conjuncturele situatie en daarmee binnen de programmaperiode een
maximale bijdrage worden geleverd aan het bereiken van de Kompas-doelstellingen.

3.3.2 Werklocaties

De meest recente data voor bedrijventerreinen laten zien dat er voor de komende jaren
(ca. 4 jaar) voldoende aanbod is om de vraag te kunnen accommoderen5 . Dat neemt niet
weg dat zich lokaal wellicht knelpunten kunnen voordoen, met name lokaal binnen de
kernzones Groningen-Assen, Zuid-Friese Stedenzone en Zuid-Drentse Stedenband waar
de vraag naar terreinen de afgelopen jaren het grootst was. Het algemene beeld voor de
bedrijventerreinen is echter: een belangrijk element van de Kompas-strategie, maar
gezien de conjunctuur geen urgent knelpunt in het regionaal investeringsklimaat, zeker
niet wat betreft de aanleg van nieuwe terreinen.

5
ECORYS-NEI, Koers op het Noorden, 2003

50 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


Revitalisering van terreinen is met name van belang waar zich knelpunten voordoen
voor bestaande bedrijven op verouderde terreinen. Dergelijke knelpunten leveren een
negatieve bijdrage aan de economische ontwikkeling als de prestaties van gevestigde
bedrijven onder de slechte huisvestingssituatie lijden en alternatieve locaties niet
voorhanden zijn. De relevantie van revitalisering van terreinen voor het behalen van de
economische Kompas-doelstellingen hangt daarom sterk af van de concrete projecten die
worden uitgevoerd. Ook de mate waarin er nieuwe bedrijfsruimte vrijkomt op de
gerevitaliseerde terreinen is hierop van invloed. Daarnaast levert dit type projecten een
bijdrage aan duurzame ontwikkelingsdoelstellingen en doelstellingen op het gebied van
ruimtegebruik en leefbaarheid. Deze zijn voor het behalen van de economische
doelstellingen (inlopen van het faseverschil) van het Kompas minder direct relevant.

De situatie op de kantorenmarkt wordt op korte termijn sterk beïnvloed door de


tegenvallende conjuncturele ontwikkelingen. In het Kompas-programma wordt flink
geïnvesteerd in stationslocaties, waarbij de Kompas-investeringen zich met name richten
op investeringen in de openbare ruimte. Deze investeringen zijn voorwaardenscheppend
voor kantoorontwikkelin g door marktpartijen. De relevantie van deze investeringen op
korte termijn wordt vooral beïnvloed door de mate waarin er gegeven de afnemende druk
vanuit de markt nog interesse bestaat bij marktpartijen om op dit moment nieuwe locaties
te ontwikkelen. Daar waar dit niet het geval is neemt de korte termijn relevantie af.

Op langere termijn is toename van het kantorenareaal relevant voor het accommoderen
van groei in de zakelijke dienstverlening. In het algemeen zijn publieke investeringen
daarbij relevanter naarmate ze marktpartijen ook daadwerkelijk over de streep trekken om
in kantoorlocaties te investeren. De relevantie van publieke investeringen in de openbare
ruimte dient uiteindelijk per project te worden bekeken. We komen hier in het hoofdstuk
effectiviteit op terug.

Als algemene conclusie voor de publieke investeringen in stationslocaties geldt hetzelfde


als voor de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen: een belangrijk, maar tijdelijk minder
urgent onderdeel van het Kompas-programma.

3.3.3 Bedrijfsgeric hte maatregelen

De knelpuntenanalyse laat zien dat het meest wezenlijke knelpunt van het regionaal
investeringsklimaat in Noord-Nederland ligt op het gebied van de marktrelaties – de “ijle
economische structuur”. Het gaat dan vooral om de beperkte omvang van de lokale
afzetmarkt, een (in ieder geval kwantitatief) gebrek aan ondernemerschap en
innovativiteit en een beperkte beschikbaarheid van lokale toeleveranciers.

Meer focus op het bestaande bedrijfsleven nodig


Binnen de beleidsmix van het Kompas / EPD richten de bedrijfsgerichte maatregelen zich
het meest direct op het knelpunt van de marktrelaties. We onderscheiden drie typen
maatregelen:
• Investeringspremieregelingen: subsidieregelingen voor investeringen in (fysieke)
huisvesting en bedrijfsuitrusting van bestaande en nieuwe bedrijvigheid;
• Diverse maatregelen en regelingen om de concurrentiekracht van het bestaande
bedrijfsleven te versterken;

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 51


• Stimuleringsmaatregelen voor bedrijven in de landbouwsector.

Gezien het belang van het oplossen van dit knelpunt voor de toekomstige economische
ontwikkeling blijft dit type maatregelen onverminderd relevant. Gegeven de neergaande
conjunctuur is met dit type maatregelen ook op korte termijn het meest te winnen in
termen van bijdrage aan de structurele werkgelegenheidsdoelstellingen van het Kompas-
programma. In het huidige economische tij zijn maatregelen die direct ingrijpen op
enerzijds de kostenkant en anderzijds de opbrengstenkant van het bestaand bedrijfsleven
in onze visie het meest urgent in relatie tot de doelbereiking in 2006. Hierbij moet
uitdrukkelijk worden aantekenen dat het om subsidies moet gaan die een bijdrage leveren
aan het structureel verbeteren van de positie van het bedrijfsleven in termen van lagere
kosten en hogere opbrengsten, door middel van verbeteringen in de bedrijfsvoering, het
vinden van nieuwe markten en het ontwikkelen van nieuwe producten en productievere
processen. Het gaat dus bijvoorbeeld niet om korte termijn loonkostensubsidies om de
loonkosten van bedrijven naar beneden te brengen. Structurele maatregelen zijn
maatregelen die via (bedrijfs)investeringen leiden tot blijvend lagere kosten dan wel
hogere opbrengsten. Overigens is dit bedrijfseconomisch gezien het doel van het gros der
investeringen door bedrijven.

Lagere loonkosten?
Recentelijk is een pleidooi gehouden om de loonkosten in Noord-Nederland onder het
nationaal niveau te houden. 6 Economisch-theoretisch is dit een zinvolle suggestie:
structureel lagere loonkosten voor vergelijkbare economische activiteiten geeft een
concurrentievoordeel, zowel voor de zittende bedrijven als voor de regionale
concurrentiepositie. En daar waar de arbeidsmarkt ruimer is dan elders, zou in een
volledig vrije markteconomie het loon ook lager moeten zijn. Naarmate de arbeidsmarkt
aantrekt bewegen de lonen zich dan overigens weer naar het gemiddeld niveau, hetgeen
voor Noord-Nederland ook de bedoeling is. Echter: Nederland kent geen volledig
vrijemarkteconomie. De CAO-lonen worden op nationaal niveau afgesproken tussen
werkgevers en werknemers, regionale verbijzondering is niet aan de orde en valt
bovendien buiten de directe invloedssfeer van regionale overheden.

Een tweede opmerking in dat verband is de vraag voor welk type bedrijven het zinvol is
om op langere termijn de loonkosten te drukken. De verplaatsing van grootschalige
productieactiviteiten waarvoor een laag opleidingsniveau volstaat verplaatsen zich naar
Oost-Europa of Zuidoost-Azië. Op langere termijn zal het Noordelijk bedrijfsleven nooit
kunnen concurreren op loonkosten met deze landen en dit ondermijnt de effectiviteit van
een dergelijke strategie.

Bij laagconjunctuur juist structureel kosten en opbrengsten beïnvloeden


De laagconjunctuur, die zich vertaalt in geringe productiegroei en verslechterde
winstgevendheid, heeft een drukkend effect op de investeringsbereidheid van het
bedrijfsleven. Teruglopende aanwascijfers van het aantal bedrijven en startersaandelen
illustreren dit ook. De omzetten van veel bedrijven hebben sterk te lijden onder de
teruglopende conjunctuur. Ook de mobiliteit van bedrijven (de bereidheid om te
verhuizen) is op dit moment lager.

6
Jouke van Dijk, RuG, in de regionale pers

52 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


IPR extra relevant ondanks mogelijk verminderde vraag
Verminderde investeringsbereidheid onder het bedrijfsleven werkt direct door in het
gebruik van de investeringspremieregelingen. Zowel de IPR-uitbreiding als de IPR-
vestiging hebben direct te lijden onder de economische neergang. Vooral beïnvloeding
van de locatiekeuze van bedrijven van buiten de regio (IPR-vestiging) wordt in de huidige
context lastiger, door de afgenomen bereidheid onder bedrijven om te verhuizen. Ook bij
het bestaand bedrijfsleven loopt de investeringsbereidheid terug.

Hoewel dit gevolgen zal hebben voor het gebruik dat wordt gemaakt van de regelingen
neemt de relevantie ervan in principe alleen maar toe. Regelingen als de IPR zijn
relevanter naarmate de premie meer invloed heeft op de investeringsbeslissing van
bedrijven. In de huidige periode van lage investeringsbereidheid hebben additionele,
bedrijfsexterne investeringsprikkels meer invloed op investerin gsbeslissingen dan in een
periode van hoge investeringsbereidheid.

De mate waarin de uitputting van de IPR en andere regelingen uiteindelijk onder de


gewijzigde economische situatie zal gaan lijden, hangt er vooral vanaf hoelang de
neergaande conjunctuur aanhoudt. In de eerste jaren van uitvoering van de IPR was het
aantal aanvragen overigens nog een stuk hoger dan verwacht.

Selectieve LPR nuttige toevoeging aan bedrijfsgerichte regelingen


In 2002 is de Loonkostenpremieregeling (LPR) ingevoerd. De regeling subsidieert
loonkosten bij deelnemende bedrijven. Het kan gaan om zowel nieuwvestigers als
bestaand bedrijfsleven. Een dergelijke maatregel is alleen relevant – mede in het licht van
bovenstaande discussie over lagere loonkosten in Noord-Nederland – als hij selectief is.
Deze selectiviteit komt deels naar voren uit de eis dat minimaal 20 arbeidsplaatsen dienen
te worden gecreëerd. Belangrijker is evenwel het type bedrijven dat wordt ondersteund.
De regeling richt zich op bedrijven die niet zozeer investeren in fysiek kapitaal als wel in
menselijk kapitaal. Het gaat daarom vooral om bedrijven in de hoogwaardige industrie of
zakelijke dienstverlening. Bevorderen van de groei van dergelijke bedrijven past goed
binnen de Kompas doelstellingen, gericht op werkgelegenheidsbevordering, versterking
van de sectorstructuur en bevorderen van stuwende bedrijvigheid. De LPR is daarmee een
nuttige toevoeging aan de mix van bedrijfsgerichte maatregelen binnen Kompas.

Bedrijfsgerichte maatregelen extra relevant in huidig e economische context


Vooral de concurrentiekracht versterkende maatregelen gericht op het bestaande
bedrijfsleven beoordelen we in de huidige economische context als extra relevant (onder
meer M2.2 Generieke stimulering vernieuwing MKB en M2.3.e Tenderprocedure). Het
meest relevant zijn maatregelen en projecten die ofwel bijdragen aan het verlagen van de
kosten van bedrijven ofwel bijdragen aan het verhogen van de opbrengsten:
• Aan de kostenkant gaat het met name om lagere personeelskosten (per eenheid
product, dus feitelijk gaat het hier om de arbeidsproductiviteit) en lagere
productiekosten;
• Aan de opbrengstenkant gaat het met name om het aanboren van nieuwe markten en
het ontwikkelen van nieuwe producten.

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 53


Aan lagere personeelskosten (door minder personeel, of door efficiënter om te gaan met
bestaand en nieuw personeel) wordt ook bijgedragen door de arbeidsmarktmaatregelen in
het Kompas-programma (o.a. professionalisering human resourcebeleid in het MKB). Zie
pararaaf 3.3.6.

Mogelijkheden om met overheids ingrijpen bij te dragen aan lagere productiekosten


liggen op het terrein van ondersteuning bieden bij technologische vernieuwing, het
invoeren van kwaliteitszorg, vernieuwing van productiemethoden, het gebruik van ICT en
het bevorderen van samenwerking tussen bedrijven, sectorsgewijs maar ook bijvoorbeeld
door samenwerking van bedrijven die op hetzelfde bedrijventerrein zijn gevestigd
(parkmanagement). Dit zijn tevens belangrijke voorwaarden om te komen tot
vernieuwende activiteiten. Zeker (proces)innovatie , waarmee
arbeidsproductiviteitsstijgingen en loonkostenbeheersing te realiseren zijn, verdienen
bijzondere aandacht in een tijd waarin een sterker accent ligt op kostenbeheersing. Binnen
het programma wordt aan deze aspecten aandacht besteed middels verschillende
regelingen (NIOF) en maatregelen (in het bijzonder M2.2. Generieke stimulering MKB,
en de activiteiten onder maatregel 2.3).

Het aanboren van nieuwe markten leidt tot hogere opbrengsten en minder kwetsbaarheid
van het bestaand bedrijfsleven. In deze zin winnen binnen de huidige economische
context acties die gericht zijn op het stimuleren van export, naar de rest van Nederland en
naar het buitenland, aan relevantie. Dergelijke activiteiten zijn met name ondergebracht
onder M2.2. Generieke stimulering MKB (onder meer initiatieven van de Kamer van
Koophandel, Stichting DAGIN en MKB-Noord).

Daarnaast kunnen ook nieuwe markten worden aangeboord door de ontwikkeling van
nieuwe producten. Uit alle analyses blijkt dat de innovatiegraad binnen het noordelijk
bedrijfsleven in nationaal opzicht laag is. En deze achterstand wordt ook niet ingelopen.
Dit is een punt van zorg. Maatregelen gericht op het stimuleren van productvernieuwing
blijven daarom onverminderd relevant. Juist in dit kader zijn ook de veelgenoemde, maar
weinig gevonden vraaggestuurde, vanuit de markt / het bedrijfsleven afkomstige
initiatieven van belang en in de huidige context extra relevant. Het zijn immers vooral de
bedrijven zelf die zouden moeten inspelen op de kansen die de markt biedt.

Daarnaast zijn ook de maatregelen die zijn gericht op bevorderen van de kenniseconomie
in Noord-Nederland van belang. Een vraag daarbij is in hoeverre de kennisinstituten in
het Noorden (kunnen) voorzien in de vraag vanuit het regionale bedrijfsleven. Bedrijven
zelf geven in het algemeen aan de kennis te halen daar waar de kennis én de organisatie
voorhanden is. Dit is zeker niet noodzakelijkerwijs aan de regio (lees Noord-Nederland)
gebonden.

Zo bezien kan de vraag gesteld worden in hoeverre zwaar moet worden ingezet op het
steunen van noordelijke kennisinstituten, dan wel dat moet worden ingezet op het
ondersteunen van bedrijven om de relevante ondersteuning te halen daar waar die het
beste is.

Een tweede punt van overweging is om als overheid in de rol van opdrachtgever
innovatie te stimuleren, iets wat de overheid in relatie tot bijvoorbeeld beleidsonderzoek

54 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


al doet. Dit verdient evenwel nadere analyse en uitwerking (zie ook de paragraaf over
kennisinfrastructuur).

Een derde punt in dat verband betreft de toegang van het MKB tot hoogopgeleid
personeel. Mede uit de sectordoorlichtingen die in de vorige programmaperiode zijn
uitgevoerd komt naar voren dat dit in veel sectoren een aandachtspunt is (onder meer
chemie- en kunststoffenindustrie, metale ctro, ICT, MERA). Eén van de manieren om hier
aan tegemoet te komen is het gebruik maken van kennisdragers (studenten, afstudeerders,
recent-afgestudeerden, postdocs en promovendi). Uit de sectordoorlichtingen komt het
beeld naar voren dat er op dit punt winst te boeken is. Naast activiteiten op het gebied van
het inzichtelijk maken van het aanbod aan typen kennisdragers in de regio en afstemming
tussen provincies en relevante kennisinstellingen7 , kan in dat verband ook worden
gedacht aan een Noordelijke KIM regeling. Deze zou er op gericht moeten zijn de
innovativiteit van het Noordelijk bedrijfsleven te versterken door het subsidiëren van het
tijdelijk inschakelen van ‘kennisdragers’ voor het gericht doorvoeren van innovaties in
het MKB.8

Toegevoegde waarde M2.3.e Tenderprocedure beperkt


De bedrijfsgerichte projecten onder maatregel M2.2 Generieke stimulering MKB zijn
vooral afkomstig van de intermediaire en semi-publieke organisaties (KvK, Syntens etc.).
Maatregel 2.3.e De Tenderprocedure is in het leven geroepen om de zogenaamde
‘restvraag’ naar bedrijfsgerichte projecten te accommoderen, onder meer vanuit het
bedrijfsleven. De Tenderprocedure is hierin slechts beperkt succesvol. Inhoudelijk
verschillen de projecten onder maatregel M2.3.e Tenderprocedure en die onder maatregel
M2.2 Generieke stimulering MKB niet fundamenteel van elkaar. Inhoudelijk is de
toegevoegde waarde van de Tenderprocedure dan ook beperkt en hadden de projecten
ook onder M2.2 kunnen vallen. Van de op het moment van evalueren goedgekeurde
projecten zijn er slechts een aantal direct afkomstig vanuit het bedrijfsleven (Cono-
innovator, Noordelijk Alliantie Verfindustrie, Samenwerking Industriële
Productontwikkelaars Noord-Nederland).

Het belangrijkste verschil ten opzicht van de overige bedrijfsgerichte maatregelen is de


wijze waarop de maatregel wordt uitgevoerd - via een tenderprocedure. Een
tenderprocedure in algemene zin is een procedures die een opdrachtgever kan hanteren
om opdrachtnemers voor een bepaalde opdracht te selecteren. De opdrachtnemer die het
best aan de eisen van de opdrachtgever voldoet, gemeten naar vooraf geformuleerde
criteria zoals prijs en kwaliteit, wint de tender. Op deze manier worden de principes van
marktwerking in acht genomen bij de aanbesteding van overheidsopdrachten.

De tenderprocedure beoogt om op een soortgelijke manier te werken zoals hierboven


beschreven. Belangrijk verschil is dat de verschillende indieners onder de tender
nauwelijks concurreren om dezelfde opdracht. De opdracht (“Gerichte stimulering van
het bedrijfsleven”) is zodanig breed, dat de ingediende projectvoorstellen zich onderling
lastig laten vergelijken en prioriteren. Bovendien gaat een tenderprocedure uit van een
zodanig groot aantal potentiële opdrachtnemers dat er per tenderronde wat te kiezen valt.

7
Bureau Bartels, Sectordoorlichting MERA- bedrijven in Noord-Nederland, januari 1999
8
Bureau Bartels, Evaluatie van de KIM regeling, februari 2000

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 55


Dit is voor M2.3.e tot nu toe maar beperkt het geval. De tenderprocedure wordt hierdoor
in feite een ‘gewone’ maatregel, zij het met een beperkt aantal momenten waarop
projecten kunnen worden ingediend.

Een ander verschil ten slotte is dat M2.3.e. Tenderprocedure wordt uitgevoerd door SNN
UO in plaats van door de provincies. Projectindieners dienen hun project direct in bij de
SNN UO. Daar is slechts zeer beperkte capaciteit aanwezig om projectindieners te
ondersteunen bij de totstandkoming van hun projectvoorstel. Omdat de Tenderprocedure
beoogt om de restvraag naar projecten, en met name die vanuit het bedrijfsleven, te
accommoderen is de beperkte begeleiding van projectindieners een zwak punt. Een
geconstateerd knelpunt bij de totstandkoming van vraaggestuurde projecten vanuit het
bedrijfsleven is immers het gebrek aan ervaring en vaardigheden binnen bedrijven om een
projectvoorstel te schrijven en de behoefte aan meer betrokkenheid van projectverwervers
op dit vlak (zie Hoofdstuk 6 Uitvoering). De tenderprocedure voegt hierdoor weinig toe
aan de projectmogelijkheden binnen M2.2 Generieke stimulering MKB en vervult
nauwelijks de beoogde vangnetfunctie voor de restvraag, vooral niet als het gaat om
samenwerkingsprojecten vanuit het bedr ijfsleven.

Bedrijfsgerichte maatregelen in de landbouwsector


Een sterke land- en tuinbouw is een van de deeldoelstellingen van het Deelprogramnma
landelijk gebied. De bedrijfsgerichte landbouwmaatregelen L.1.1 en L.1.3 leveren hier
binnen Kompas de belangrijkste bijdrage aan. Verbreding en versterking/vernieuwing
zijn de hoofdelementen van de strategie.

In het kader van de Kompashoofddoelstelling nemen de landbouwmaatregelen een wat


afwijkende plaats in. Waar het voor het overgrote deel van het Kompas programma gaat
om het creëren van nieuwe werkgelegenheid en bedrijvigheid, zijn de
landbouwmaatregelen vooral gericht op behoud van bedrijvigheid en, voor zover
mogelijk, van werkgelegenheid. Vanwege de verwevenheid van de landbouw met de rest
van de Noord-Nederlandse economie, in het bijzonder de agrobusiness (toeleverende en
verwerkende industrie), is behoud van bedrijvigheid in de landbouw wel van belang voor
de werkgelegenheidsperspectieven en de groeimogelijkheden in deze aanpalende
sectoren. Voorwaarde is dan wel dat de landbouwsector levensvatbaar is en voldoende
marktgericht. Hier richt de maatregel gericht op versterking/vernieuwing van de
landbouw zich op. Deze doelstelling is en blijft relevant, mede in het licht van de
verdergaande hervormingen van het EU landbouwbeleid, gericht op liberalisatie en
concurrentiekracht.

In het bijzonder relevant zijn maatregelen die zich richten op integratie binnen de
productieketen, en versterking van de relatie tussen de primaire sector en de verwerkende
industrie (onder meer zuivel-, suiker- en aardappelzetmeelindustrie), maatregelen die
bijdragen aan een efficiëntere verwerking van landbouwproducten en een efficiënter
grondgebruik. Dergelijke initiatieven kunnen bijdragen aan kostenverlagingen en
daarmee aan behoud van werkgelegenheid in de landbouwsector. In dat kader blijven ook
initiatieven die zich richten op het verhogen van de voedselveiligheid van belang.

Daarnaast blijft het van belang om in te zetten op enerzijds versterking van de positie van
Noord-Nederland ten aanzien van vrije markt producten (zoals snijbloemen, bollenteelt)

56 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


en anderzijds de Brusselse ondersteuningsproducten zo efficiënt en veilig mogelijk te
produceren. Ook verbreding door verdere groei van de glastuinbouw past binnen deze
strategie en blijft relevant.

In het kader van de verbreding van de landbouw wordt binnen Kompas ingezet op
diversificatie bij agrarische ondernemingen in de niet-agrarische sfeer. Initiatieven gericht
op bijvoorbeeld het stimuleren van agrotoerisme, verkoop van streekeigen producten aan
huis en combinatie van landbouw en zorg zijn in dat verband relevant.

3.3.4 Toeristische maatregelen

Een flink deel van EZ/Kompas is gericht op verdere ontwikkeling van de toeristische
sector. De toeristische sector maakt op dit moment 5% uit van de werkgelegenheid in
Noord-Nederland9 . De gemiddelde werkgelegenheidsgroei in het toerisme bleef in de
periode na 1996 met 3,4% iets voor bij het gemiddelde groeicijfer van 3,1% voor de
Noord-Nederlandse economie als geheel. Daarmee behoort toerisme tot de snelst
groeiende sectoren in Noord-Nederland.

Tegelijkertijd moet ook worden geconstateerd dat de groei en het aandeel van de sector in
de totale werkgelegenheid in Noord-Nederland achterblijft bij die van Nederland als
geheel. Het feit dat de Noord-Nederlandse werkgelegenheid juist harder zou moeten
groeien dan die van Nederland, gecombineerd met het relatief kleine
werkgelegenheidsaandeel van 5%, relativeert het belang van de toeristische sector voor
het behalen van de Kompashoofddoelstelling.

Niettemin blijft toerisme een groeisector en gaat het in absolute termen om flink wat
banen. Daarom blijft het relevant om met Kompas-middelen in het toerisme te investeren.
Verdere ontwikkeling van het toerisme draagt tevens bij aan diversificatie van de
economische structuur, wat vooral van belang is voor de opvang van het verlies aan
arbeidsplaatsen in de landbouwsector. Ook op basis hiervan zijn maatregelen gericht op
verdere ontwikkeling van het toerisme nog steeds relevant.

Zowel de KITS-regeling als de overige toeristische bedrijfsgerichte maatregelen leggen


een sterk accent op kwaliteitsverbetering. Een belangrijk deel van deze middelen gaat
naar verbetering van accommodaties. Groei in de toeristische sector moet uiteindelijk
vooral komen van meer en/of langer verblijvende bezoekers. Genoeg accommodaties van
goede kwaliteit zijn hiervoor een belangrijke noodzakelijke voorwaarde maar niet
voldoende. Daarvoor zijn ook investeringen in het toeristisch product (attracties in brede
zin) van belang. Naarmate maatregelen meer bijdragen aan uitbreiding en diversificatie
van het toeristisch product, beoordelen we ze daarom als relevanter.

Een groot deel van de middelen binnen deelprogramma Land gaat naar verbetering van de
toeristisch-recreatieve infrastructuur. Toeristisch-recreatieve infrastructuur is een breed
begrip waar veel verschillende typen initiatieven kunnen worden ondergebracht. De
maatregelen winnen aan relevantie naarmate het plausibeler is dat de investeringen direct
of indirect leiden tot meer en/of langer blijvende bezoekers. Onder meer bij investeringen

9
Op basis van definities zoals gebruikt door Toerdata Noord

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 57


in openbare ruimte, culturele voorzieningen en verbetering van de watersport-
mogelijkheden, maar ook bijvoorbeeld fietspaden, moet hier goed naar worden gekeken.

Watergebonden toerisme maakt een belangrijk onderdeel uit van het toeristisch product
van Noord-Nederland. Wat betreft de aanwezige vaarinfrastructuur kunnen drie systemen
worden onderscheiden:
• het Friese Merengebied met zijn uitlopers;
• het Drents-Friese toervaarnet (Turfroute e.d.);
• het Drents-Groningse toervaarnet (Veenkoloniën en omgeving).

In termen van vaarbewegingen is het Friese Merengebied verreweg het belangrijkste. Met
name het Drents-Groningse toervaarnet is nog sterk onderontwikkeld. Vanuit de
ontwikkeling van de regionale economie is het het meest zinvol daar te investeren waar
de meeste extra vaarbewegingen door bezoekers van buiten de regio te realiseren zijn.
Het Kompas richt zich vooral op het Friese Merengebied. Het betreft hier voor het
grootste deel investeringen die van belang zijn voor het behoud van de
concurrentiepositie van het Friese Merengebied, en voor extra werkgelegenheid zullen
zorgen10 in een orde van grootte van 580 – 700 fte’s. Daarmee is een totaal
investeringsvolume gemoeid van 260 miljoen euro. Kosten per netto arbeidsplaats
bedragen ca. 370.000 – 450.000 euro, hetgeen in dezelfde orde van grootte ligt als de
overige toeristische projecten binnen Kompas (zie hoofdstuk 5 Efficiency). In aanvulling
hierop zou in het kader van Kompas kunnen worden bekeken of investeringen in het
Groningen / Drentse Toervaartnet kunnen worden gefinancierd. De toervaart is een
groeimarkt onder invloed van onder meer de vergrijzingstrend en kan mede uit oogpunt
van de relatief hoge bestedingen per bezoeker interessant zijn voor de economische en
toeristische ontwikkeling van Noord-Nederland. Dat zou nader kunnen worden
onderzocht in het kader van een landsdelige visie op de toeristisch infrastructuur en beter
inzicht in de bijdrage van investeringen in vaarinfrastructuur aan de economische
structuur van de regio en de te verwachten werkgelegenheidseffecten op langere termijn.

3.3.5 Kennisinfrastructuur

Marktgerichte innovatie is een activiteit waarbij het Noorden achterblijft. Dat is een punt
van zorg, zeker bij een teruglopende conjunctuur. Succesvolle marktgerichte innovaties
worden gerealiseerd door de juiste combinatie van ondernemerschap en kennis.

Het verder ontwikkelen van de kennisinfrastructuur in Noord-Nederland is één van de


aspecten die in dit verband van belang zijn. De beperkte aanwezigheid van
kennisinstituten in het Noorden wordt door de Noordelijke ondernemers als zwak punt
aangemerkt. Tegelijkertijd wordt evenwel door bedrijven (niet specifiek overigens in
Noord-Nederland) aangegeven dat de directe nabijheid van kennisinstituten in het
algemeen geen zwaarwegende locatiefactor is. Je ‘haalt’ kennis niet iedere dag, zodat de
kwaliteit en de marktgerichtheid van kennisinstituten belangrijker is dan de nabijheid.

Maatregelen ter versterking van de kennisinfrastructuur zijn op zich heel belangrijk, en


ook urgent in relatie tot het doel, maar wel onder de voorwaarde dat ze aansluiten bij de

10
TERP Advies, Effecten Friese Merenproject, Amersfoort, Maart 2002

58 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


behoefte van het bedrijfsleven. De maatregelen dienen vraaggestuurd te zijn, niet
aanbodgestuurd. Dit betekent vooral een insteek via de bedrijven, hetgeen niet in eerste
instantie via de kennisinstituten hoeft te lopen. Dus geen (fysieke) investeringen in
campus ontwikkeling, onderzoeksinfrastructuur etc., maar het accent leggen op
bedrijfsgerichte maatregelen. Een probleem hie rbij voor het Noorden in vergelijking met
bijvoorbeeld de ‘erkende’ kennisregio Eindhoven is het ontbreken van (een) specifieke
cluster(s) met enige massa. Wel zijn er aanknopingspunten in activiteiten op het gebied
van agrobusiness, ICT, biomedische ontwikkelingen en chemie.

In aanvulling op de huidige beleidsmix van Kompas kan daarom worden gedacht aan:
• “Kennisinstituutgerichte maatregelen” (als tegenhanger van de bedrijfsgerichte
maatregelen): hierbij gaat het er om kennisinstituten aan te moedigen en te begeleiden
bij het vergroten van de toepassingsgerichtheid van hun onderzoeks- en
ontwikkelingsactiviteiten, bijvoorbeeld door te werken met het afsluiten van
prestatiecontracten (ook met kennisinstituten buiten Noord-Nederland) ten aanzien
van het aantal diensten dat wordt verleend aan Noordelijke bedrijven. Daarbij moet
wel worden gekeken in hoeverre dit kan binnen met Europese aanbestedingsregels.
• Investeringen in Technocenters à la soortgelijke initiatieven in Nordrhein Westfalen:
R&D centra waarin (commerciële) onderzoeksinstellingen en de universiteit
samenwerken. De overheid kan hier in faciliterende zin een rol spelen, door het
beschikbaar stellen van grond, bij te dragen aan eventuele noodzakelijke aanleg van
infrastructuur etc.
• Nadere uitwerking van de aanbeveling om als overheid de rol van “launching
customer” op te pakken. Een eerste stap is het identificeren van thema’s waarop de
overheid deze rol op zich zou kunnen nemen. Selectiecriteria hiervoor zijn [1]
diensten en producten die de overheid zelf kan gebruiken en [2] producten en
diensten die de overheid helpen om beleidsdoelstellingen te verwezenlijken
(bijvoorbeeld onderzoek naar de mogelijkheden om de veiligheid in de voedselketen,
te verbeteren, bijvoorbeeld via gewasontwikkeling). Een tweede stap is het bepalen
van de doelgroep en het opstellen van een shortlist met Noordelijke bedrijven.
Onderdeel hiervan is in kaart brengen hoe zich dit verhoudt tot de Europese
aanbestedingsregels.

3.3.6 Arbeidsmarkt

Een deel van de arbeidsmarktmaatregelen valt onder het Kompasbrede programma, een
deel valt onder het EZ/Kompas programma.

Kompas-breed
De arbeidsmarktmaatregelen binnen het Kompasbrede programma richten zich met name
op de sociale kant van de arbeidsmarktproblematiek: sluitende aanpak, sociale activering
en reïntegratie, uitstroombevordering vanuit gesubisidieerde arbeid en het creëren van
extra ID-banen. Vanuit de vooral sociale doelen die deze maatregelen dienen, winnen
deze maatregelen de komende periode aan relevantie, gegeven de huidige sociaal-
economische context van toenemende werkloosheid.

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 59


EZ/Kompas
Binnen EZ/Kompas vallen de volgende drie maatregelen:
• M.3.1.a. Vraaggerichte scholing;
• M.3.1.b. Verbetering werking arbeidsmarkt;
• M.3.2.d. Scheppen nieuwe werkgelegenheid.

De projecten in het kader van de vraaggerichte scholing van werknemers moeten voor
een belangrijk deel worden gefinancierd uit de nationale ESF doelstelling 3 middelen en
worden via de sectorale opleidings- en ontwikkelingsfondsen verdeeld. De voortgang van
deze maatregel is slecht, met name als gevolg van uitvoeringstechnische problemen (zie
Hoofdstuk Uitvoering). Zeker gezien de teruglopende conjunctuur staat de relevantie
ervan echter niet ter discussie. Vraaggerichte scholing is belangrijk en urgent, want ook
nu nog is er sprake van moeilijk vervulbare vacatures. Daarnaast is ook verhoging van het
kwalificatieniveau van werkenden belangrijk vanwege de bijdrage aan het vergroten van
de regionale concurrentiekracht. Echter, indien de uitvoering niet op korte termijn
verbeterd wordt, verdient het aanbeveling om de arbeidsmarktmaatregelen binnen het
EZ/Kompas eveneens op korte termijn te heroverwegen. Gedacht kan worden aan het
combineren van arbeidsmarktmaatregelen met bedrijfsgerichte maatregelen, bijvoorbeeld
innovatie en opleiding. Het aspect ‘opleiding’ is in Kompas (ten onrechte) onderbelicht,
zo werd tijdens de Strategiedag ook enkele malen geconstateerd. Met name de
uitvoeringsgerelateerde problemen in deze maatregel dienen te worden opgelost,
doorgaan op de huidige voet is zinloos.

Onder verbetering werking arbeidsmarkt vallen projecten die zich richten op het
professionaliseren van het human resource beleid, het ondersteunen van experimenten
gericht op matching van vraag en aanbod en afstemming van beroepsgericht onderwijs en
bedrijfsleven. Deze maatregel maakt het mogelijk om met EFRO- en EZ-geld bij te
dragen aan de regionale arbeidsmarktproblematiek. Een belangrijk onderdeel van de
maatregel is de HRM regeling, die zich met name richt op professionalisering van het
HRM beleid in het MKB. De inhoud van de maatregel is op zich relevant. Wel kan
worden opgemerkt dat deze maatregel de kern van de regionale
arbeidsmarktproblematiek niet raakt. De maatregel is vooral relevant als flankerend
beleid bij scholings- en opleidingsprojecten.

De acties op het gebied van scheppen van nieuwe werkgelegenheid hebben tot doel om
het aantal langdurig werklozen te verminderen door het ontwikkelen van nieuwe
werkgelegenheidsinitiatieven, zowel reguliere als gesubsidieerde arbeid. De acties binnen
deze maatregel zijn met name relevant voor de werkgelegenheid van mensen met een
lang afstand tot de arbeidsmarkt. Deze acties blijven relevant, en winnen gezien de
sociaal-economische context aan urgentie.

3.3.7 Infrastructuur

De bereikbaarheid van Noord-Nederland vanuit de economische kerngebieden gegeven


de relatief grote fysieke afstanden blijft een van de zwakke elementen van het regionaal
investeringsklimaat. Dit element is slechts in beperkte mate op te lossen door
verbeteringen in de weginfrastructuur. Op regionale schaal is de afwezigheid van
congestie één van de positieve aspecten van het regionaal investeringsklimaat van Noord-

60 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


Nederland. Juist vanwege de matige bereikbaarheid van buiten de regio, is het van belang
om knelpunten in de weginfrastructuur binnen de regio tijdig weg te nemen, zodat dit
comparatieve voordeel ten opzichte van andere regio’s behouden blijft. Het moet dan wel
gaan om delen in het wegennet die vanuit de economisch ontwikkelingsperspectief van
belang zijn Dit betreft met name de (internationale) hoofdtransportassen en de
verbindingen tussen de economische kernzones, die overigens in belangrijke mate
samenvallen. Knelpunten doen zich voor op de A7, op de A28 ten noorden van Zwolle
(niet in Noord-Nederland gelegen, maar voor de bereikbaarheid wel van belang) en in het
wegennet rond Groningen en Leeuwarden. De voorgenomen investeringen in deze
weginfrastructuur blijven relevant. Kompasbreed verdient het daarom aanbeveling er
zwaarder op in te zetten dat in het kader van de Langmanafspraken en de prioritering in
het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport (MIT) in de A28 wordt
geïnvesteerd.

3.3.8 ICT infrastructuur

Het gebruik van ICT toepassingen door het regionaal bedrijfsleven is relatief beperkt in
het Noorden, terwijl dit voor een structurele groei van het regionaal bedrijfsleven wel van
belang is. Het is en blijft daarom van belang om de vraagzijde – het gebruik van ICT –
door het regionaal bedrijfsleven te stimuleren. Kompas en EPD bieden hier voldoende
mogelijkheden toe binnen de bedrijfsgerichte maatregelen. Op langere termijn is het uit
oogpunt van gebruik ook van belang dat de ICT infrastructuur op peil blijft. Op dit
moment wordt de aansluiting van Noord-Nederland op ICT infrastructuur niet slecht
beoordeeld door het regionaal bedrijfsleven. Als de bedrijfsgerichte maatregelen en
autonome ontwikkelingen in het bedrijfsleven inderdaad leiden tot toenemend gebruik
van ICT door het Noordelijk bedrijfsleven, dan zijn op langere termijn verdere
investeringen in de Noordelijke ICT infrastructuur evenwel noodzakelijk. Door de sterke
teruggang van de ICT markt en door de economische laagconjunctuur zijn de
marktvooruitzichten voor kabelaanbieders op de ICT-markt slecht. Noodzakelijke
investeringen ICT infrastructuur kunnen daardoor onder druk komen te staan. Het gaat
dan bijvoorbeeld om verdere uitbreiding van het glasvezelnetwerk, het geschikt maken
van de telefooncentrales voor ADSL (dit speelt m.n. in het landelijk gebied) en het aanleg
van coaxkabel. De aanleg van ICT-infrastructuur is primair voorbehouden aan
marktpartijen. Onder voorwaarden is het echter mogelijk, dat de overheid de aanleg van
ICT-infrastructuur subsidieert. Het verdient aanbeveling om daar waar nodig binnen deze
marges uit EZ-Kompas- en EPD-middelen investeringen in de ICT-infrastructuur te
ondersteunen op basis van een toekomstvisie ICT-infrastructuur Noord-Nederland.
Vanuit de hoofddoelstelling van het Kompas zijn investeringen in de kernzones het meest
van belang, omdat ze bijdragen aan een verdichting van de ijle economische structuur in
Noord-Nederland. ICT-ontsluiting van bedrijventerreinen, kantoorlocaties en
kennisinstellingen zijn concrete voorbeelden van investeringen die in het kader van
Kompas en EPD zouden kunnen worden ondersteund.

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 61


3.3.9 Stedelijk leefklimaat

Stedelijk leefklimaat EZ/Kompas


We besteden in deze paragraaf apart aandacht aan de relevantie van investeringen binnen
EZ/Kompas in het stedelijk leefklimaat voor het inlopen van het economisch faseverschil.
N.B. Het gaat hier niet over het Deelprogramma Stad als geheel, dat immers veel breder
is dan alleen investeringen in het stedelijk leefklimaat. Het gaat hier specifiek over de
relevantie van projecten op het gebied van centrumplannen, investeringen in openbare
ruimte, upgrading van winkelcentra e.d. We gaan apart in op dit type projecten omdat uit
de gevoerde gesprekken het beeld naar voren komt dat er voor de resterende periode de
nodige projectideeën op dit vlak te verwachten zijn. Het aantal projecten dat zich tot het
moment van evalueren heeft aangediend is nog zeer beperkt.

Investeringen in het stedelijk leefklimaat binnen EZ/Kompas zoals hierboven beschreven


worden vanuit twee invalshoeken gemotiveerd:
• Het belang van een aangenaam stedelijk leefklimaat en goede kwaliteit van openbare
ruimte en stedelijke voorzieningen als vestigingsplaatsfactor voor bedrijven;
• Het belang van goede kwaliteit van de stedelijke leefomgeving voor de verdere
ontwikkeling van het toerisme.

Stedelijk leefklimaat als vestigingsplaatsfactor


In de hiërarchie van vestigingsfactoren of factoren die de investeringsgeneigdheid van
bedrijven beïnvloeden staat de kwaliteit van de stedelijke omgeving niet bovenaan. Zoals
reeds werd geconstateerd in paragraaf 3.1 wegen andere knelpunten in het Noorden
zwaarder:
• Marktrelaties: Omvang afzetmarkt, weinig ondernemerschap en innovativiteit,
beperkte beschikbaarheid lokale toeleveranciers.
• Arbeidsmarkt: Gebrek aan beschikbaarheid goed opgeleid personeel;
• Kennis: Zwakke relatie bedrijfsleven met de aanwezige kennisinfrastructuur, zowel
private als publieke kennisinfrastructuur;

Ook een aantal positieve punten van het regionaal investeringsklimaat weegt zwaarder
dan de kwaliteit van de (stedelijke) leefomgeving:
• (Goedkope) ruimte voor economische activiteiten
• Aantrekkelijke (landelijke) leefomgeving, rust, ruimte en groen

In relatie tot het doel, het wegwerken van het faseverschil, zijn investeringen in het
stedelijk leefklimaat relevant als daardoor de ontwikkeling van c.q. de aantrekkingskracht
op de stuwende zakelijke dienstverlening versterkt wordt. Echter, de ontwikkeling en
vestiging van stuwende zakelijke diensten staat in directe relatie met de omvang van de
markt voor deze diensten. De kwaliteit van de stedelijke omgeving is alleen relevant bij
een locatiebeslissing binnen het relevante marktgebied, dus binnen het Noorden. Slechts
voor de nationaal opererende zakelijke diensten met één vestiging concurreert het
Noorden met andere delen van het land, met name de Randstad. Het betreft hier een zeer
kleine populatie, waarvoor de autonome concurrentiepositie van Noord-Nederland
vanwege de ligging ten opzichte van het zwaartepunt van de markt zwak is en zal blijven.

62 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


Belangrijker is derhalve om de omvang van de markt te vergroten: de economische massa
te versterken. Hie rvoor zijn andere maatregelen relevanter, zeker in de huidige
economische context.

Stedelijk leefklimaat en toerisme


Investeren in de kwaliteit van het stedelijk leefklimaat is alleen van belang voor de
verdere ontwikkeling van het toerisme in die steden waar nu al een bepaalde massa aan
toerisme en toeristische potentie is. De kwaliteit van de openbare ruimte en stedelijke
voorzieningen maakt immers deel uit van het toeristisch totaalproduct. In steden met een
zekere massa aan toerisme kunnen investeringen in openbare ruimte en stedelijke
voorzieningen relevant zijn. Andersom werkt het echter niet. In gebieden zonder
toeristische attracties of potenties leiden investeringen in het stedelijk leefklimaat niet tot
extra bezoekers.

Grote projecten en andere dan economische doelen


Tot slot kan nog worden opgemerkt dat bij grootschalige projecten waarbij een bepaald
deelgebied vanuit de ernst van de sociaal-economische problematiek als het ware wordt
‘omgedacht’, investeringen in de openbare ruimte en (stedelijke) leefomgeving wel
effectief kunnen zijn, zij het weer in combinatie met andere investeringen, bijvoorbeeld in
toeristische infrastructuur. Dergelijke projecten zijn echter uitzonderingen en dus schaars.
Als voorbeeld kan worden genoemd het project de Blauwe Stad in Oost-Groningen.

Stedelijk leefklimaat Kompas-breed


Investeringen in het stedelijk leefklimaat kunnen vanuit andere dan economische
doelstellingen wel relevant zijn. We hebben het dan Kompas-breed onder andere over de
inzet van ISV-middelen op het gebied van verbeteren van woonvoorzieningen. In dat
verband kunnen investeringen in stedelijk leefklimaat wel relevant zijn. Dergelijke
investeringen vallen buiten het EZ/Kompas programma.

3.4 Relevantie Kernzonebeleid

Op zich onderschrijven we het bele id van Noord-Nederland om de economische


activiteiten te concentreren in kernzones vanuit de gedachte dat overheidsinvesteringen in
de verschillende elementen van het productiemilieu het meeste rendement opleveren als
ze worden gepleegd in gebieden waar de meeste economische ontwikkelingspotenties
zijn. In het Noorden zijn dit met name de kernzones. De ruimtelijke concentratie strategie
is daarom feitelijk niet meer en niet minder dan het faciliteren van economische groei in
die delen van het Noorden waar de groei qua volume toch al het meest kansrijk is.

Analyse van de ruimtelijk-economische ontwikkelingen in Nederland van de afgelopen


jaren11 toont aan dat de sterkste groei zich voordoet aan de (inter)nationale transportassen
en de daaraan gelegen steden c.q. knooppunten. Tijdens de strategiedag die in het kader
van de Kompasevaluatie is georganiseerd, is ook duidelijk naar voren gekomen dat daar
de prioriteiten gelegd moeten worden: de kans om meer economische massa te realiseren

11
Ministerie van Economische Zaken, Naar Gebiedsgerichte Economische Perspectieven, Den Haag, binnenkort te
verschijnen; Elsevier, Toplocaties, 2002

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 63


is daar het grootst. Met name zijn genoemd (en dit wordt door de bronnen als genoemd in
de voetnoot onderschreven) de A28-zone Meppel-Hoogeveen-Assen-Groningen en de
A7-zone Heerenveen-Drachten-Groningen (met een aftakking naar Leeuwarden).

Bij de vraag of alle vijf kernzones in relatie tot de economische ontwikkeling even
relevant zijn kunnen daarom wel een paar kritische kanttekeningen worden gemaakt. Met
name geldt dit voor het Eemsmond gebied. Hierin wordt al ruim 10 jaar flink
geïnvesteerd door de overheid hetgeen zich tot op heden nauwelijks vertaalt in duidelijke
economische groei in deze zone. Wel geldt voor de Eemsmond dat Delfzijl een van de
weinige plaatsen in Nederland is waar planologisch plaats is voor chemische industrie.
Dit geeft een argument voor een soort ‘status aparte’.

De Westergozone (met name buiten Leeuwarden) is naar onze mening geen gebied
waarin een dusdanige economische massa is, alsmede een dermate gunstige ligging dat
dit vanuit economische ontwikkelingsperspectief een speciale status verdient12 .

Op zich is dus vanuit het oogpunt van het efficiënt inzetten van overheidsmiddelen ter
versterking van het investeringsklimaat en (daarmee) vergroten van de economische
massa het inzetten op kernzones een begrijpelijke en verdedigbare keuze. Naar onze
mening is vanuit de economische component de keuze voor de Westergozone buiten
Leeuwarden niet onderbouwd, en is de keuze voor de Eemsmond sterk gerelateerd aan de
planologische ruimte voor de chemie.

3.5 Conclusies Relevantie

Het stimuleren van stuwende bedrijvigheid loopt als een rode draad door alle maatregelen
van Kompas heen, meer dan in vorige periodes van regionaal beleid in Noord-Nederland.
Dit aspect van de strategie blijft onverminderd relevant. De achterblijvende economische
ontwikkeling in Noord-Nederland wordt voor een belangrijk deel verklaard door het
relatief lage aandeel stuwende bedrijven. Op zich is voldoende aanbod van verzorgende
bedrijvigheid (lokale financiële dienstverlening, detailhandel, gezondheidszorg) een
belangrijke vestigingsplaatsfactor voor stuwende bedrijvigheid en daarmee ook van
belang voor de economische ontwikkeling van Noord-Nederland. Echter, voor
verzorgende bedrijvigheid is de omvang van de lokale afzetmarkt de dominante
groeifactor terwijl voor stuwende bedrijvigheid veel meer factoren een rol spelen.
Verzorgende bedrijvigheid volgt uiteindelijk vooral de ontwikkelingen in stuwende
sectoren. Stimuleren van stuwende bedrijvigheid blijft daarom een effectieve en efficiënte
strategie. In de huidige sociaal-economische context gaat het er daarbij vooral om het
bestaande bedrijfsleven stuwender te maken.

Ook de keuze voor een ruimtelijke concentratiestrategie (het kernzone-beleid) blijft


relevant. Gegeven de ijle economische structuur van Noord-Nederland leveren
investeringen het meeste rendement op in gebieden met de meeste economische
ontwikkelingspotenties en waar agglomeratievoordelen kunnen worden gerealiseerd. Er

12
Idem

64 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


bestaan in dat opzicht wel verschillen tussen de vijf kernzones. De Eemsmond dankt de
status van kernzone vooral aan het feit dat Delfzijl één van de weinige gebieden is in
Nederland waar planologisch plaats is voor de chemische industrie. Een deel van de
Westergozone (het deel buiten Leeuwarden) is geen gebied met een dusdanige
economische massa en een dermate gunstige ligging dat hier vanuit economisch
ontwikkelingsperspectief speciale kansen liggen.

Tabel 3.3 Samenvatting Beoordeling Relevantie maatregelen Kompas

Relevantie
Belang Urgentie
Werklocaties
Nieuwe terreinen Groot Laag
Revitalisering terreinen Groot Laag
Stationslocaties Groot Laag
Bedrijfsgericht
IPR vestiging Groot Hoog
IPR uitbreiding Groot Hoog
NIOF Groot Hoog
Bedrijfsgericht overig Groot Hoog
Landbouw Groot Hoog
Arbeidsmarkt
HRM regeling Matig Laag
Vraaggest. scholing Groot Hoog
Kennisinfrastructuur Groot Hoog
Toerisme
Bedrijfsgericht Groot Redelijk
Infrastructuur Groot Redelijk
Stedelijk leefklimaat Matig Laag
Kompas totaal Groot Hoog

Ten aanzie n van de concrete maatregelen in de EZ/Kompas beleidsmix blijft het grootste
deel ook in de resterende programmaperiode relevant voor de structurele economische
ontwikkeling van Noord-Nederland.

Binnen de beleidsmix van EZ/Kompas zijn alleen investeringen in het stedelijk


leefklimaat minder relevant. Het gaat dan om investeringen in centrumplannen, openbare
ruimte, winkelcentra en cultuur-historisch erfgoed zonder toeristische potenties. In de
hiërarchie van vestigingsfactoren of factoren die de investeringsgeneigdheid van
bedrijven beïnvloeden wegen de eerder genoemde knelpunten in het Noorden zwaarder.
Stedelijke investeringen in werklocaties en investeringen die voor de ontwikkeling van
het toerisme blijven wel van belang.

De sociaal-economische context waarbinnen het Kompas wordt uitgevoerd maakt een


aantal maatregelen urgenter dan bij de aanvang van het programma. De omslag van
hoogconjunctuur naar laagconjunctuur heeft negatieve invloed op de
investeringsbereidheid van het bedrijfsleven, binnen Noord-Nederland en daarbuiten. De
verhuisgeneigdheid van bedrijven neemt af. Economische groei zal de komende periode

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 65


daarom vooral van het bestaande bedrijfsleven in Noord-Nederland moeten komen. De
maatregelen die zich op het bestaande bedrijfsleven richten worden daarom urgenter. Het
gaat dan vooral om de IPR uitbreiding en om bedrijfsgerichte projecten die bedrijven
ondersteunen bij het vinden van nieuwe markten, innovatie van producten en processen
en verbetering van de bedrijfsvoering. De acties dienen gericht te zijn op structurele
verlagingen van de kosten dan wel verhoging van de opbrengsten. Investeringen in
kennisinfrastructuur en het gebruik daarvan door het MKB en investeringen in
bedrijfshuisvesting voor kennisintensieve bedrijven worden ook urgenter, evenals
arbeidsmarktmaatregelen op het gebied van vraaggerichte scholing en opleiding.

Daarnaast is binnen de sociaal-economische context een aantal maatregelen minder


urgent. Het gaat dan vooral om aanleg en revitalisering van bedrijventerreinen en
ontwikkeling van kantoorlocaties. Het belang van dergelijke investeringen staat niet ter
discussie, wel de urgentie in de komende periode. Een goede fasering is nu belangrijk en
de sociaal-economische context biedt mogelijkheden om investeringen in terreinen en
locaties te temporiseren.

De doelstellingen Kompas breed zijn breder dan economische doelstellingen alleen.


Indien sterke steden en een leefbaar platteland zelfstandige doelstellingen zijn en niet in
dienst hoeven te staan van het wegwerken van het economisch faseverschil kunnen
investeringen in het stedelijk leefklimaat voor de Kompas brede doelstellingen wel
relevant zijn. Ze vallen dan buiten het EZ/Kompas programma.

Daarnaast bevat het Kompas brede programma een aantal maatregelen die niet onder
EZ/Kompas vallen, maar voor de economische doelstellingen van het programma wel
belangrijk zijn. Dit betreft vooral de investeringen in weginfrastructuur. Van belang voor
de economische ontwikkeling van Noord-Nederland zijn met name de A28/A37 en
A6/A7.

66 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


4 Effectiviteit

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk staat de effectiviteit van het programma centraal. De vraag die hier wordt
beantwoord, is of met de behaalde effecten de doelstellingen van het programma worden
bereikt. Onderstaande figuur geeft dit weer.

Figuur 4.1 Evaluatie van de effectiviteit

Impact

SWOT
UITVOERING Resultaten

Doelen Inputs Projecten Outputs

EFFICIENCY

RELEVANTIE EFFECTIVITEIT

We beoordelen in deze evaluatie de effectiviteit op twee niveaus:


• Effectiviteit op het EZ/Kompas-niveau
De evaluatie op EZ/Kompas-niveau geeft aan welke bijdrage EZ/Kompas levert aan
de hoofddoelstelling van het inlopen van het economisch faseverschil,
gekwantificeerd als 13.000 – 23.000 additionele werkgelegenheid als gevolg van het
Kompas;
• Effectiviteit op maatregelniveau
De effectiviteit op EZ/Kompas-niveau bouwen we op vanuit de effecten van de
verschillende typen maatregelen, zoals deze worden onderscheiden in het
Evaluatiekader Structuurfondsen 2000-2006. Hiermee verschaffen we inzicht in de
effectiviteit van de verschillende typen maatregelen en de mate waarin verschillende
maatregelen bijdragen aan het bereiken van de Kompas-doelen. Waar nuttig en nodig
staan we binnen de verschillende typen (bijvoorbeeld bedrijfsgerichte maatregelen)
stil bij de specifieke maatregelen (bijvoorbeeld M.1.2.b IPR, M.2.2 generieke
vernieuwing MKB, etc.).

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 67


Per type maatregel bevat dit hoofdstuk de volgende informatie:
• Financiële voortgang: Geen effecten zonder projecten. Daarom beginnen we elke
paragraaf met een analyse van de financiële voortgang;
• Outputs: De uitgevoerde projecten resulteren in concrete outputs, datgene dat met de
projecten is gerealiseerd (een bedrijventerrein, een deelnemend bedrijf, etc.);
• Effectiviteit: De outputs leiden direct of indirect tot de gewenste effecten. We
besteden kwantitatief aandacht aan de werkgelegenheidseffecten en kwalitatief aan
overige economische effecten.

Een aantal opmerkingen vooraf:

• Focus op werkgelegenheidseffecten. Het succes van het Kompas programma wordt


afgemeten aan de gerealiseerde werkgelegenheidseffecten. Het inlopen van het
economisch faseverschil met de rest van Nederland is in de eerste plaats in
werkgelegenheid uitgedrukt. Ook in de prestatieafspraken met het Ministerie van EZ
en de Europese Commissie spelen de werkgelegenheidseffecten een belangrijke rol.
Belangrijk is evenwel op te merken dat werkgelegenheid in vrijwel alle gevallen een
resultante is van andere economische effecten, in het bijzonder van toegenomen vraag
naar producten en diensten, die leidt tot meer omzet en productie, waarbij in veel
gevallen (maar niet altijd) meer mensen nodig zijn om deze te realiseren.

• Bijdrage aan economische structuurversterking. Om een te eenzijdige focus op


werkgelegenheidseffecten te voorkomen besteden we per type project ook aandacht
aan de bijdrage die wordt geleverd aan economische structuurversterking. Hierbij
komen aspecten aan bod als de mate waarin wordt bijgedragen aan het versterken van
de stuwendheid van de Noord-Nederlandse economie en hoe blijvend de verwachte
effecten zijn.

• Termijn waarop de effecten zich manifesteren: verwachte effecten versus


gerealiseerde effecten. Op het moment van evalueren zijn nog nauwelijks effecten
gerealiseerd. Daarom is het beter om te spreken van verwachte effecten. Ook als
projecten en programma zijn afgerond dient echter nog geruime tijd te worden
gesproken van verwachte effecten. Lang niet alle 13.000 - 23.000 additionele banen
uit de Kompas doelstelling zullen in 2006 (of in 2008, als de projecten zijn afgerond)
zijn gerealiseerd. Feitelijk zijn dan de voorwaarden geschapen voor het realiseren
deze banen. Een deel zal al voor 2006 zijn gerealiseerd, een deel pas (lang) daarna.

• Additionaliteit: effecten Kompas bovenop autonome ontwikkeling. Hierbij besteden


we in kwalitatieve zin aandacht aan:
• Deadweight: de mate waarin de effecten zich ook zonder Kompas hadden
voorgedaan;
• Displacement: de mate waarin projecteffecten ten koste gaan van andere
geografische gebieden binnen Noord-Nederland of daarbuiten;
• Substitutie, de mate waarin projecteffecten ten koste gaan van andere bedrijven
en sectoren binnen Noord-Nederland.

• Geen effecten zonder projecten: financiële voortgangsgegevens. De gepresenteerde


financiële voortgangscijfers zijn gebaseerd op de financiële tabel in het Kompas
programma. Omdat de publieke cofinanciering van onder meer regiona le en lokale

68 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


overheden met het nodige voorbehoud in het Kompas programma is opgenomen,
baseren we de financiële voortgang op de voortgang van de EZ-middelen in
EZ/Kompas.

• Rekenmethoden en stappen in Bijlage 2. Uit oogpunt van leesbaarheid hebben we


ervoor gekozen om in de hoofdtekst de beschrijvingen van rekenmethodes en stappen
voor het bepalen van de economische effecten zoveel mogelijk te beperken. Bijlage 2
bevat een beschrijving van de wijze waarop we tot de verwachte netto
werkgelegenheidseffecten zijn gekomen. De stappen uit het Evaluatiekader
Structuurfondsen 2000-2006 vormen hierbij de leidraad.

• Gebruikte gegevens uit het monitoringsysteem: nadruk op output-gegevens. Het


monitoringsysteem van de SNN UO bevat naast financiële data en gegevens over
verwachte outputs ook verwachte bruto werkgelegenheidseffecten per project. De
gegevens zijn afkomstig van de projectaanvragers. De outputgegevens zijn over het
algemeen betrouwbaar en goed bruikbaar. Met name het inschatten van
werkgelegenheidscijfers is voor projectaanvragers echter vaak lastig en de
betrouwbaarheid van deze cijfers is daardoor meestal relatief beperkt. Bij het bepalen
van de netto werkgelegenheidseffecten zijn we daarom zoveel mogelijk uitgegaan
van de gegevens over te realiseren outputs, en NIET van de bruto
werkgelegenheidseffecten zoals ingeschat door de projectaanvragers. Op basis van
aanvullende gegevens uit projectdossiers, telefonische interviews met
projectuitvoerders, kengetallen en aannames en stappen uit het Evaluatiekader
Structuurfondsen 2000-2006 zijn op basis van de te realiseren outputs de netto
werkgelegenheidseffecten berekend. Omdat de bruto gegevens wel worden
gerapporteerd in onder meer de jaarverslagen presenteren we deze wel steeds aan het
begin van elke paragraaf.

• “Monitoringgegevens versus evaluatiegegevens: wie heeft er gelijk?” In een ideale


wereld gebruikte iedereen dezelfde begrippen, definities, rekenmethodes en aannames
bij het bepalen van de economische effecten van regionaal beleid. Er zou dan geen
verschil bestaan tussen uitspraken over de verwachte effecten of deze nou worden
gedaan door beleidsmakers, programma uitvoerders of evaluatoren. Dit is helaas niet
het geval. Belangrijk is om te benadrukken dat de gegevens die SNN presenteert in
haar voortgangsrapportages monitoringgegevens zijn. Monitoringgegevens geven op
hoofdlijnen een beeld van de voortgang van het programma. Eigenschappen van
monitoringgegevens zijn dat ze snel beschikbaar zijn en makkelijk meetbaar. Het gaat
daarom bijvoorbeeld om bruto gegevens afkomstig van projectuitvoerders. De cijfers
die we in dit rapport presenteren zijn evaluatiegegevens. Deze zijn minder snel
beschikbaar, er ligt meer onderzoek aan ten grondslag en ze geven uiteindelijk een
beter onderbouwd beeld van de daadwerkelijk te verwachten effecten.
Monitoringgegevens wijken per definitie af van evaluatiegegevens. Er is dus geen
sprake van foutieve informatie als monitoringgegevens afwijken. Belangrijk is wel
om altijd helder voor ogen te hebben welke gegevens worden gehanteerd.

• Begrippenkader: bruto, netto, additionele, directe en indirecte effecten. In het licht


van het hierboven genoemde punt en om Babylonische spraakverwarringen over
bruto, netto, additionele, directe en indirecte effecten te voorkomen bevat Bijlage 1
een begrippenkader met definities en uitleg over de gehanteerde begrippen.

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 69


• Mid term evaluatie: het betreft een tussenstand. Om toch een beeld te krijgen van de
mogelijke eindstand wordt aan het eind van dit hoofdstuk de tussenstand
doorgetrokken tot een mogelijke eindstand door de effecten tot nu toe te
vermenigvuldigen met de nog te committeren middelen op het moment van
evalueren.

4.2 Werklocaties

4.2.1 Financiële voortgang

Tabel 4.1 Financiële voortgang werklocatie maatregelen

# projecten Totaal Totaal % uitputting


committering committering EZ/Kompas
EZ/Kompas
M.1.1.a. Aanleg bedrijventerreinen 10 57.657.630 13.039.790 29%
M.1.1.b. Revitalisering bedrijventerreinen 3 17.624.999 1.423.709 7%
M.1.2.c. Bedrijfshuisvesting 1 11.596.353 2.507.930 84%
S.3.1. Vernieuwing stationsgebieden 5 59.411.717 2.686.374 17%
19 146.290.699 19.657.803 23%
Bron: SNN UO

• De maatregelen op het gebied van werklocaties laten in totaal een achterblijvende


financiële voortgang zie n. Dit geldt met name voor M1.1.a en M1.1.b met
respectievelijk 29 en 7% van het beschikbare EZ-budget gecommitteerd. Het gaat in
totaal om 13 projecten.
• Werklocatieprojecten onder S.3.1 hadden in principe ook onder M1.1.a of b. kunnen
worden ondergebracht. Deze maatregel laat dientengevolge een voorspoedige
financiële voortgang zien.

4.2.2 Outputs

Onderstaande tabel geeft de verwachte outputs van de tot nu toe gecommitteerde


werklocatieprojecten weer.

Tabel 4.2 Verwachte outputs werklocatieprojecten

Doel Invulling Realisatie


2000-06
M.1.1.a Aantal ha nieuw aangelegd netto uitgeefbaar bedrijventerrein 1.000 106 11%
M.1.1.b Aantal ha bruto gerevitaliseerd bedrijventerrein 1.100 176 16%
M.1.2.c Aantal ge-/verbouwde bedrijfsgebouwen 10 - 0%
M.1.2.c Aantal m2 gerealiseerde starterscentra - 7.220 n.v.t.
S.3.1 Aantal m2 a.g.v. project nieuw ontwikkeld bruto kantooroppervlak 200.000 216.500 108%
S.3.1 Aantal m2 a.g.v. project gerenoveerd bruto kantooroppervlak 200.000 5.800 3%
Bron: Monitoringsysteem SNN UO

70 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


Het aantal nieuw en gerevitaliseerd hectaren bedrijventerrein is in lijn met het
gecommitteerde bedrag (zie vorige paragraaf) en loopt als geheel achter bij het doel.

De bedrijventerreinprojecten bestaan uit onder meer nieuw gemengd bovenregionaal


bedrijventerrein (Kie, Emmtec, Fivelpark), nieuwe nat bedrijventerrein (onder meer
bulkopslaghaven in de Eemshaven, aanlegsteigers en kade in Harlingen) en revitalisering
van gemengde terreinen in Leeuwarden, Opsterland en nat terrein in de Eemshaven en
Schipsloot.

Bij het hoge aantal hectare bruto gerevitaliseerd bedrijventerrein dient de kanttekening te
worden gemaakt dat voor het realiseren van additionele werkgelegenheid vooral de extra
ruimte als gevolg van de revitalisering van belang is. Dit betreft een relatief klein deel
van het totaal aantal ha bruto gerevitaliseerd bedrijventerrein.

De achterblijvende voortgang van revitaliseringsprojecten wordt deels verklaard door de


lange voorbereidingstijd van dergelijke projecten, onder meer vanwege de betrokkenheid
van private partijen. De indruk op basis van de gevoerde gesprekken met onder meer de
betrokken gemeenten is dat een aantal revitaliseringsprojecten inmiddels in ver gevorderd
stadium verkeert en dat daarmee de verwachte voortgang voor de resterende
programmaperiode goed is.

Het geplande aantal nieuw ontwikkelde bruto kantooroppervlakte is inmiddels al gehaald


als de goedgekeurde projecten volgens plan worden uitgevoerd. Het bela ngrijkste
kantorenproject is de ontwikkeling van Europapark, een bovenregionaal kantorenpark in
het zuidoosten van de stad Groningen. Andere projecten betreffen onder meer
ontwikkeling van kantoor-/ stationslocaties in Leeuwarden, Heerenveen en Hoogeveen.
Met Kompas worden overigens geen directe investeringen in de kantoren zelf gedaan,
deze komen voor rekening van de private sector. De publieke bijdrage wordt gebruikt
voor het scheppen van de noodzakelijke voorwaarden voor ontwikkeling van locaties
door pr ivate ontwikkelaars. De Kompas-investeringen hebben betrekking op onder meer
het bouwrijp maken en aanleggen van ontsluitende infrastructuur.

Daarnaast worden binnen M.1.1.a een onderzoek naar superbreedbandverbinding en een


aantal meer algemeen infrastructuurachtige projecten uitgevoerd, onder meer ontsluiting
van een bedrijventerrein en de aanleg van een verkeersbrug.

4.2.3 Effectiviteit

Omvang van de effecten


Onderstaande tabel bevat de bruto economische effecten van de werklocatieprojecten op
basis van de gegevens in het monitoringsysteem.

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 71


Tabel 4.3 Verwachte bruto economische effecten werklocaties

Doel 2000- Stand per Realisatie%


2006 december ‘02
Bruto gecreëerde werkgelegenheid (fte’s) 36.650 11.721 32%
Behouden werkgelegenheid (fte’s) 25.000 4.225 17%
Tijdelijke werkgelegenheid (arbeidsjaren) 9.200 5.117 56%
Omvang uitgelokte investeringen (mln euro) 150 263 176%
Totale investeringen (mln euro) 777 262 34%
Bron: SNN UO

Gebaseerd op de gegevens in het monitoringsysteem dragen de werklocatieprojecten bij


aan 11.721 fte bruto gecreëerde werkgelegenheid en 4.225 fte behouden
werkgelegenheid. Deze aantallen zijn in lijn met het gecommitteerde bedrag. Naast
structurele werkgelegenheid dragen de projecten bij aan tijdelijke werkgelegenheid, tot nu
toe meer dan voorzien. Uit hoofde van de hoofddoelstellingen van Kompas zijn de
tijdelijke werkgelegenheidseffecten overigens minder interessant. Daarnaast wordt
ingeschat dat de werklocatieprojecten bijdragen aan het uitlokken van 236 mln euro
uitgelokte investeringen.

Van bruto naar netto werkgelegenheidseffecten


De bruto cijfers hebben betrekking op alle werkgelegenheid die is gevestigd op de
betreffende locaties. Het betreft voor een belangrijk deel bedrijvigheid die reeds in
Noord-Nederland is gevestigd. Voor de beoordeling van de effectiviteit in relatie tot het
kwantitatieve doel van EZ/Kompas is alleen de nieuwe werkgelegenheid interessant. Dit
betreft werkgelegenheid bij bedrijven die zich van buiten Noord-Nederland op de
ondersteunde terreinen vestigen en werkgelegenheid als gevolg van locatievoordele n. Dit
zijn effecten die het gevolg zijn van factoren als verbeterde bereikbaarheid, grotere
bedrijfsruimte of een beter imago van de nieuwe locatie. Waar deze factoren leiden tot
kostenverlagingen en / of omzetstijgingen gaan hier positieve werkgelegenheidseffecten
aan gepaard.

Houden we hier rekening mee dan komen we op een totaal netto werkgelegenheidseffect
voor de tot nu toe gecommitteerde werklocatieprojecten van 1.610 fte netto gecreëerde
werkgelegenheid.

Tabel 4.4 Verwachte netto werkgelegenheidseffecten werklocaties

Totaal netto % Totaal netto Aandeel budget


werkgelegen- werkgelegen- EZ Kompas
heid heid (publiek)
Bedrijventerrein (nieuw) 560 12% 23%
Bedrijventerrein (gerevitaliseerd) 160 4% 5%
Bedrijfsverzamelgebouwen 40 1% 1%
Kantoorlocaties 850 19% 5%
Werklocaties totaal 1.610 36% 34%

Opmerking bij de kwantitatieve werkgelegenheidseffecten van werklocaties: werklocaties


creëren op zich geen nieuwe werkgelegenheid, maar accommoderen deze.

72 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


Binnen de systematiek van monitoring en effectmeting zoals die in Kompas wordt
gehanteerd leveren ze weliswaar een belangrijke bijdrage aan het realiseren van de
werkgelegenheidsdoelstellingen, maar daar gaan altijd investeringen bij bedrijven aan
vooraf. De werkgelegenheidseffecten van bedrijventerreinenprojecten mogen daarom niet
los worden gezien van andere maatregelen binnen het programma.

Op de gerevitaliseerde terreinen gaat het naast nieuwe banen ook om behouden


werkgelegenheid. Dit betreft werkgelegenheid bij bedrijven die zonder revitalisering het
Noorden zouden hebben verlaten of zodanig sterk gehinderd zouden zijn in hun
bedrijfsvoering dat dit op termijn klanten, omzet en uiteindelijk werkgelegenheid zou
kosten. Hoewel op schaal van individuele terreinen aanzienlijk (doel van 25.000 betreft
de optelsom van alle werkgelegenheid op te revitaliseren terreinen) zijn de
werkgelegenheidseffecten op regionale schaal beperkt.

Bijdrage aan economische structuurversterking


Werklocaties dragen bij aan economische structuurversterking als er zich stuwende
bedrijven vestigen, die zich zonder de terreinen niet in Noord-Nederland hadden
gevestigd, onvoldoende fysieke ruimte hadden gehad om verder te groeien, of met andere
knelpunten te kampen hadden gehad zoals slechte bereikbaarheid, slecht imago etc.

De bijdrage aan economische structuurversterking van werklocatieprojecten is groter


naarmate ze daadwerkelijk een knelpunt oplossen voor bedrijven. In kwantitatieve zin is
het ruimteprobleem op regionale schaal in Noord-Nederland beperkt 13 . Lokaal is er nog
wel sprake van knelpunten. De meeste goedgekeurde Kompas projecten zijn gericht op
het oplossen van deze lokale knelpunten. De bijdrage van deze projecten aan
economische structuurversterking wordt daarom positief beoordeeld. Ook de ligging van
de terreinen in de kernzones draagt hier aan bij.

Termijn waarop de effecten zich manifesteren


Het grootste deel (orde van grootte van 80-90%) van de verwachte
werkgelegenheidseffecten zal zich pas (ver) na de Kompasperiode 2000-2006
manifesteren, afhankelijk van de termijn waarop de locaties op de markt komen. De
uitgifteperiode van bedrijventerreinen beslaat al gauw 10 – 15 jaar. Hetzelfde geldt in
meer of mindere mate voor de kantoorlocaties. Of en wanneer de beoogde aantallen
meters kantooroppervlakte worden gerealiseerd is sterk afhankelijk van de marktsituatie.
Op korte termijn is deze niet gunstig. Dit leidt er toe dat ook de economische effecten die
samenhangen met de nieuwe kantoorlocaties zich pas later in de tijd zullen manifesteren,
voor een belangrijk deel na de Kompasperiode.

13
Bron: Kompas op het Noorden 2003, Figurenboek

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 73


4.3 Bedrijfsgerichte maatregelen

4.3.1 Financiële voortgang

Tabel 4.5 Financiële voortgang bedrijfsgerichte maatregelen

# projecten Totaal Totaal % uitputting


committering committering EZ/Kompas
EZ/Kompas
M.1.2.a. Acquisitie ondersteunende promotie 1 2.346.972 2.346.972 78%
M.1.2.b.1. IPR vestiging centraal 1 884.147.302 79.074.922 55%
M.1.2.b.2. IPR vestiging decentraal 2 240.868.000 28.189.888 46%
M.2.1.a. IPR uitbreiding decentraal 4 372.466.046 36.495.172 57%
M.2.2. Generieke stimulering vernieuwing MKB 16 43.006.907 15.094.018 95%
M.2.3.a. VKF 1 12.252.066 3.037.492 56%
M.2.3.b. NIOF 2 55.056.889 14.882.547 64%
M.2.3.c. AMa en Taskforces 5 1.840.649 1.444.013 41%
M.2.3.e. Tenderprocedure 16 9.090.706 2.842.822 27%
L.1.1. Versterking agrarische sector 4 2.079.838 896.419 8%
L.1.3. Vernieuwing agrarische sector 2 1.972.007 747.864 n.v.t.1)
Totaal 1.625.127.382 185.052.129 54%
1)
Geen budget in Kompas
Bron: SNN UO

De bedrijfsgerichte maatregelen laten over het algemeen een goede financië le voortgang
zien. M1.2.a Acquisitie ondersteunende promotie en M.2.3.a VKF zijn aan het begin van
de programmaperiode direct volledig gecommitteerd aan de NOM. De regelingen IPR en
NIOF worden in jaarschijven gecommitteerd aan SNN en liggen wat dat betreft op
schema.

Onderstaande tabel geeft de financiële voortgang van de tot nu toe gecommitteerde


jaarschijven van IPR en NIOF weer. Het betreft de som van de verleende subsidies, een
beperkt deel hiervan is reeds vastgesteld. De tabel laat zien dat financiële voortgang van
IPR en NIOF goed is. Het budget t/m 2003 voor de IPR uitbreiding is eind 2002 al
uitgeput en ook NIOF en IPR vestiging lopen goed op schema.

Tabel 4.6 Financiële voortgang decentrale IPR en NIOF

Verleend + Vastgesteld Doel t/m 2003 Realisatie


Stand november 2002
IPR vestiging 24.533.933 48.173.600 51%
IPR uitbreiding 44.838.063 44.911.800 100%
NIOF 16.506.912 24.749.600 67%
Bron: SNN

Ook M2.2. Generieke stimulering vernieuwing MKB laat een voorspoedige financiële
voortgang zien. Veel projecten binnen deze maatregelen zijn goedgekeurd met een
evaluatiemoment halverwege de programmaperiode mede op basis waarvan wordt

74 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


besloten over een mogelijke voortzetting. Bij voortzetting van deze projecten zal het
budget van deze maatregel niet toereikend zijn.

Achterblijvende financiële voortgang laten met name zien L.1.1. Vernieuwing agrarische
sector en M2.3.e Tenderprocedure. Tenderprocedure. In aantallen projecten doet M2.3.e
overigens niet onder voor M2.2, met beide 16 projecten. De tenderprojecten zijn wel van
beduidend minder grote omvang.

Gezichtsbepalend zijn – naast de regelingen – een aantal grote projecten op het gebied
van exportbevordering, kennis en innovatie en startersbegeleiding die tezamen 52% van
het gecommitteerde budget voor hun rekening nemen.

Tabel 4.7 Gezichtsbepalende projecten bedrijfsgerichte maatregelen M.2.2

Projectnaam Projectuitvoerder Totaal publiek % Publiek budget


budget M2.2
World Wide Commerce Kamer van Koophandel 5.434.774 18%
Kenniscluster TCN Technologie Centrum N-NL 5.343.200 18%
E-business in N-NL Syntens 2.817.608 10%
Ondernemerskompas Kamer van Koophandel 1.748.765 6%
Totaal 15.344.347 52%
Bron: SNN UO

4.3.2 Outputs

Onderstaande tabel geeft de verwachte outputs van de tot nu toe gecommitteerde


bedrijfsgerichte projecten weer. Kernindicator is het aantal ondersteunde / deelnemende
bedrijven.

Tabel 4.8 Overzicht verwachte outputs bedrijfsgerichte maatregelen

Doel 2000- Stand per Realisatie


2006 december
‘02
M.1.2.b.1 Aantal bedrijven dat financiële bijstand ontvangt 70 18 26%
M.1.2.b.2 Aantal bedrijven dat financiële bijstand ontvangt 350 79 20%
M.2.1.a Aantal bedrijven dat financiële bijstand ontvangt 650 198 29%
M.2.2 Aantal deelnemende MKB-bedrijven - 3.276 n.v.t.
M.2.3.a Aantal nieuwe gevestigde ondernemingen 35 - 0%
M.2.3.b Aantal bedrijven dat financiële bijstand ontvangt 2.500 893 36%
M.2.3.e Aantal deelnemende MKB-bedrijven - 1.057 n.v.t.
Totaal 3.535 5.521 156%
Bron: SNN UO

M.1.2.b.1 = IPR vestiging centraal M.2.3.a = VKF


M.1.2.b.2 = IPR vestiging decentraal M.2.3.b = NIOF
M.2.1.a = IPR uitbreiding decentraal M.2.3.e = Tenderprocedure
M.2.2 = Generieke stimulering vernieuwing MKB

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 75


Op basis van de gegevens uit het monitoringsysteem worden met de tot nu toe
goedgekeurde bedrijfsgerichte projecten ruim 5.500 bedrijven in Noord-Nederland
ondersteund, ruim hoger dan het aantal dat van tevoren was ingeschat. In relatie tot het
gecommitteerde bedrag per december 2002, ligt het programma op hoofdlijnen op
schema. Hierbij is geen rekening gehouden met dubbeltellingen van bedrijven die aan
meer dan één project deelnemen.

Het grootste deel komt voor rekening van de bedrijfsgerichte maatregelen M2.2
Generieke stimulering vernieuwing MKB en M.2.3.e Tenderprocedure. Op basis van
gegevens afkomstig van projectuitvoerders zullen ca. 4.300 bedrijven deelnemen aan de
tot nu toe goedgekeurde projecten binnen deze twee maatregelen. Voor beide maatregelen
zijn vooraf geen inschattingen gemaakt van het aantal deelnemende bedrijven. Het feit dat
op programmaniveau de doelstellingen met betrekking tot het aantal ondersteunde
bedrijven worden gehaald is in belangrijke mate hier aan te danken. Waren hier wel van
tevoren inschattingen van gedaan, dan had de voortgang er aanzienlijk minder rooskleurig
uitgezien.

In financiële zin wordt de meeste bedrijfsgerichte ondersteuning gegeven via de


regelingen. Hieronder besteden we aandacht aan de outputs van de bedrijfsgerichte
regelingen IPR en NIOF.

Outputs IPR
Onderstaande tabel geeft een overzicht van het aantal bedrijven dat is ondersteund door
de decentrale IPR (vestiging, uitbreiding en herstructurering) per november 2002.

Tabel 4.9 Aanvragen IPR decentraal (vestiging, uitbreiding en herstructurering) per november 2002

Aantal verleend 254 59%


Aantal vastgesteld 23 5%
Aantal ingetrokken 60 14%
Aantal in behandeling 58 14%
Aantal afgewezen 35 8%
Totaal aanvragen 430 100%
Bron: SNN

De tabel laat zien dat het grootste deel van de IPR-aanvragen wordt gehonoreerd. Op het
moment van evalueren is daarnaast nog een flink aantal aanvragen in behandeling.

Ten opzichte van het verleden is het aantal bedrijven dat deelneemt aan de IPR
afgenomen. In de periode 1993-1997 ontvingen 1.100 projecten IPR14 . De tot nu toe
verstreken Kompas periode beslaat meer dan de helft van deze periode, terwijl het aantal
gehonoreerde aanvragen ongeveer een kwart bedraagt. Hier is overigens al in de
doelstellingen rekening mee gehouden: 1.000 deelnemende bedrijven zijn voorzien in de
periode 2000-2006 15 , hetgeen lager ligt dan in de (kortere) periode ’93-97.

14
NIB Consult, Evaluatie Besluit Subsidies Regionale Investeringsprojecten (IPR 1993-1997), 18 november 1998
15
Exclusief de centrale IPR, die overigens betrekking heeft op een relatief gering aantal bedrijven; naar verwachtingen enkele
tientallen over de periode 2000-2006 (18 bedrijven per december 2000).

76 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


Onderstaande tabel laat zien hoe de deelnemende bedrijven zijn verdeeld over de IPR
vestiging, uitbreiding en herstructurering. Het grootste aantal deelnemende bedrijven
komt voor rekening van de IPR uitbreiding.

De tabel geeft ook inzicht in de verdeling van deelnemende bedrijven over de kernzones.
IPR vestiging is alleen beschikbaar voor bedrijven in de kernzones en dus volledig in de
kernzones geconcentreerd. Daarnaast laat de tabel zien dat ruim 80% van de IPR
uitbreiding ook in de kernzones terechtkomt. Dit bevestigt dat de grootste
investeringskracht in het Noorden zit bij het bedrijven in de kernzones en de IPR
ondersteunt daarmee het kernzonebeleid.

Tabel 4.10 Voortgangsgegevens IPR decentraal (vestiging, uitbreiding en herstructurering) per november 2002

IPR vestiging IPR uitbreiding IPR


(decentraal) herstructurering
Aantal aanvragen verleend + vastgesteld1) 74 198 5
In kernzone gemeente 70 152 4
• in Groningen 24 55 1
• in Fryslân 21 42 2
• in Drenthe 25 55 1
Bron: SNN

Op grond van de voortgangsgegevens kan worden geconcludeerd dat de IPR in termen


van aantallen deelnemende bedrijven de eerste 3 jaar van de uitvoering succesvol is
geweest. De positieve economische groei in het begin van de programmaperiode en de
daarmee samenhangende hoge investeringsbereidheid van het bedrijfsleven heeft hier aan
bijgedragen. De deelnamecijfers mogen daarom niet zonder meer worden doorgetrokken
voor de resterende programmaperiode. Op basis van het aantal aanvragen in de afgelopen
maanden en de verwachte economische ontwikkeling voor de komende periode is een
daling van het aantal deelnemende bedrijven te verwachten.

Outputs NIOF
Onderstaande tabel geeft een overzicht van het aantal bedrijven dat is ondersteund door
de NIOF regeling per november 2002.

Tabel 4.11 Aanvragen NIOF (clusterprojecten, extern advies en internationaal) per december 2002

Aantal verleend 696 63%


Aantal vastgesteld 194 17%
Aantal ingetrokken 38 3%
Aantal in behandeling 115 10%
Aantal afgewezen 67 6%
Totaal aanvragen 1.110 100%
Bron: SNN

De tabel laat zien dat het aantal deelnemende bedrijven aan de NIOF de IPR in ruime
mate overtreft. NIOF is daarmee een relatief laagdrempelig instrument, wat mede kan
worden verklaard uit de aard van de regeling, gericht op m.n. adviestrajecten in plaats van
investeringstrajecten.

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 77


Onderstaande tabel laat zien hoe de deelnemende bedrijven aan NIOF zijn verdeeld over
de drie categorieën: clusterprojecten, extern adviesprojecten en internationale projecten.
Het grootste aantal deelnemende bedrijven komt voor rekening van externe
adviestrajecten.

Tabel 4.12 Voortgangsgegevens NIOF (cluster, extern advies en internationaal) per december 2002

NIOF NIOF extern NIOF


clusterprojecten advies internationaal
Aantal aanvragen verleend + vastgesteld 14 701 179
Bron: SNN

Outputs overige bedrijfsgerichte maatregelen


• M.2.3.c. betreft het budget van de AMa en de Taskforces. Op dit moment heeft de
AMa 14 Taskforces ingesteld op uiteenlopende terreinen;
• M.2.3.a VKF. Op basis van gegevens van de betreffende projectleider krijgen tot nu
toe 21 bedrijven een lening in het kader van VKF.
• L.1.1 en L.1.3. laten geen tot sterk achterblijvende voortgang zien. We laten deze
maatregelen in de rest van de paragraaf buiten beschouwing.

Samenvattend
Met name de bedrijfsgerichte maatregelen M.2.2 Generieke vernieuwing MKB en
M.2.3.e Tenderprocedure zijn in termen van bereik van Kompas onder het Noordelijk
MKB van groot belang. Ook M.2.3.b NIOF is een regeling met een relatief groot bereik
onder het Noordelijk bedrijfsleven. In termen van aantallen bedrijven die er gebruik van
maken zijn de M.1.2.b. IPR vestiging en M.2.1.a. IPR uitbreiding bescheiden regelingen.

4.3.3 Effectiviteit

Omvang van de effecten


Onderstaande tabel bevat de bruto economische effecten van de bedrijfsgerichte
maatregelen op basis van de gegevens uit het monitoringsysteem.

78 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


Tabel 4.13 Verwachte bruto economische effecten bedrijfsgerichte maatregelen

Doel 2000- Stand per Realisatie%


2006 december ‘02
Bruto gecreëerde werkgelegenheid (fte’s) 6.750 9.892 147%
• IPR vestiging centraal - 1.397
• IPR vestiging decentraal 2.900 1.875 65%
• IPR herstructurering - 99
• IPR uitbreiding 3.850 2.239 58%
• NIOF - 387
• Bedrijfsgerichte maatregelen M.2.2 - 3.307
• Bedrijfsgerichte maatregelen M.2.3.e - 588
Totale investeringen 1.244,7 mln 1.424,0 mln 114%
• IPR vestiging centraal - 751,2 mln
• IPR vestiging decentraal 451,5 mln 125,8 mln 28%
• IPR herstructurering - 17,2 mln
• IPR uitbreiding 740,1 mln 403,4 mln 55%
• NIOF - 47,2 mln
• Bedrijfsgerichte maatregelen M.2.2 24,5 mln 53,6 mln 219%
• Bedrijfsgerichte maatregelen M.2.3.e 28,6 mln 25,6 mln 90%
Bron: SNN UO

De tabel laat zien dat de bedrijfsgerichte maatregelen bijdragen aan het realiseren van
bijna 9.900 banen bruto gecreëerde werkgelegenheid, waarvan het grootste deel voor
rekening komt van de regelingen. De vooraf geformuleerde doelen voor de gehele periode
worden nu al ruimschoots gehaald, echter vooral omdat voor de meeste maatregelen geen
doelen zijn gesteld.

Alleen voor de IPR zijn vooraf doelen geformuleerd over te verwachten


werkgelegenheidseffecten. Hieraan afgemeten en ook afgezet tegen de financiële
voortgang liggen de IPR vestiging en uitbreiding goed op schema in het bereiken van de
geformuleerde werkgelegenheidsdoelstellingen. Met de financiële voortgang rond de
50%, de voortgang van het aantal deelnemende bedrijven rond de 25% en de voortgang
van aantallen bruto gecreëerde werkgelegenheid rond de 60% wordt enerzijds de
toegenomen omvang van de gemiddelde IPR aanvraag en de daaraan gerelateerde
verwachte werkgelegenheidseffecten geïllustreerd, anderzijds illustreren deze cijfers dat
het lastig is om bruto werkgelegenheidsdoelstellingen vooraf in te schatten. De
programma opstellers zitten aan de voorzichtige kant, terwijl de deelnemende bedrijven
meer neigen naar een positieve inschatting van de werkgelegenheidseffecten.

Het totaal investeringsvolume dat is gemoeid met de bedrijfsgerichte maatregelen is bijna


1,4 miljard euro. Het grootste deel daarvan voor rekening van de IPR met een totaal
investeringsvolume van 1,30 miljard euro (91%). Ter vergelijking: het gezamenlijk
investeringsvolume van de IPR in de periode 1993-1997 bedroeg 2,14 miljard euro16 . In 3
jaar tijd is 60% van het investeringsvolume over de vijfjarige periode 1993-1997 behaald.
Gecombineerd met het kleinere aantal deelnemende bedrijven laat deze vergelijking zien

16
NIB Consult, Evaluatie Besluit Subsidies Regionale Investeringsprojecten (IPR 1993-1997), 18 november 1998

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 79


dat het gemiddelde investeringsomvang onder de IPR is toegenomen, hetgeen de
wijzigingen in de IPR ten opzichte van de voorgaande periode illustreert.

Van bruto naar netto


De bruto economische effecten zoals hierboven beschreven houden geen rekening met
deadweight, substitutie en displacement en ‘dubbeltellingen’ tussen verschillende
regelingen en de overige bedrijfsgerichte maatregelen als gevolg van het feit dat
bedrijven aan verschillende projecten en regelingen deelnemen. Houden we hier wel
rekening mee dan levert dit de netto werkgelegenheidseffecten op die lager uitkomen dan
de bruto werkgelegenheidseffecten.

De netto effecten zijn ingeschat op basis van de volgende gegevens:


• Inschattingen van de bruto werkgelegenheidseffecten door de projectuitvoerders zelf;
• Eerdere evaluatieresultaten van de IPR17 en ISP 518 , en in het bijzonder daarin
opgenomen gegevens over deadweight (dat deel van de investeringen dat ook zonder
het programma was gepleegd);
• Aanvullende aannames over de wijze waarop de herzieningen in de IPR ten opzicht
van de vorige periode (op het gebied van selectiviteit en premiëring) hebben
doorgewerkt op in het bijzonder de deadweight;
• Aannames ten aanzien van correctie voor dubbeltellingen;

Op basis hiervan komen we uit op een netto additionele werkgelegenheid van de


bedrijfsgerichte maatregelen van 2.540 fte netto gecreëerde werkgelegenheid , hetgeen
fors lager (ca. 74% lager) uitkomt dan de bruto werkgelegenheidseffecten zoals
opgenomen in het monitoringsysteem.

Tabel 4.14 Verwachte netto werkgelegenheid bedrijfsgerichte maatregelen

Totaal netto % Totaal netto Aandeel budget


werkgelegen- werkgelegen- EZ Kompas
heid heid (publiek)
IPR Vestiging (Centraal) 490 11% 8%
IPR Vestiging (Decentraal) 720 16% 5%
IPR Uitbreiding (Decentraal) 400 9% 5%
NIOF 90 2% 3%
Generieke stimulering vernieuwing MKB 650 14% 2%
Tenderprocedure 170 4% 1%
VKF 20 0% 1%
Bedrijfsgericht totaal 2.540 56% 24%

Bijdrage aan economische structuurversterking


De bijdrage aan economische structuurversterking van bedrijfsgerichte maatregelen wordt
vooral beïnvloed door:
• het type bedrijven dat wordt ondersteund;

17
NIB Consult, Evaluatie Besluit Subsidies Regionale Investeringsprojecten (IPR 1993-1997), 18 november 1998
18
KPMG BEA, Evaluatie ISP 5, eindrapportage, 4 december 1998

80 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


• het type ondersteuning dat wordt geboden;
• de mate van vraaggestuurdheid van de ondersteunde initiatieven.

Het type bedrijven dat wordt ondersteund


We staan hier stil bij:
• de mate van stuwendheid van ondersteunde bedrijven;
• eventuele vergeten doelgroepen c.q. risico’s bij bestaande doelgroepen

Stuwendheid is een eis waaraan alle bedrijven die in het kader van Kompas worden
ondersteund moeten voldoen. Wij beoordelen dit in het licht van de bijdrage van Kompas
aan economische structuurversterking als positief. Een belangrijke verklarende factor
voor het achterblijven van de economische ontwikkeling in Noord-Nederland in termen
van werkgelegenheid en inkomen betreft immers het relatief lage aandeel stuwende
sectoren (sectoren die exporteren naar gebieden buiten Noord-Nederland). De mate van
stuwendheid van de economische structuur is dan ook een van de sociaal-economische
hoofdindicatoren van het Kompas programma.

Tijdens de interviews is verschillende malen gesteld dat ook verzorgende bedrijvigheid


(lokale financiële dienstverlening, detailhandel, gezondheidszorg) bijdraagt aan
economische structuurversterking. Voor stuwende bedrijven is een voldoende aanbod aan
verzorgende bedrijvigheid immers een belangrijke vestigingsplaatsfactor. Dit is op zich
juist, echter voor verzorgende bedrijvigheid is de omvang van de lokale afzetmarkt de
dominante vestigingsplaatsfactor terwijl voor stuwende bedrijvigheid veel meer factoren
een rol spelen. Verzorgende bedrijvigheid volgt daarom uiteindelijk vooral de
ontwikkelingen in stuwende sectoren. Stimuleren van stuwende sectoren levert daarom de
grootste bijdrage aan economische structuurversterking.

De meeste exportprojecten in Kompas richten zich op bedrijven die al exporteren of op


het punt staan om dat te gaan doen. Projecten leveren een op zich nuttige bijdrage aan het
vinden van nieuwe markten of het geven van het laatste duwtje in de rug. Het gaat echter
om een relatief kleine groep bedrijven. Daarachter zit een grotere groep bedrijven waar
(veel) meer moet gebeuren alvorens zij exportrijp zijn. Het gaat dan om zaken als
bedrijfsvoering, product en productie. Hier valt op termijn wellicht meer winst te behalen
in termen van economische effecten en werkgelegenheid. Deze groep is echter minder
goed definieerbaar en vergt meer inspanningen om te bereiken. Aanbeveling is om te
onderzoeken hoe groot deze groep is en bij gebleken vraag in samenwerking met
aanbieders van exportprojecten nader te bekijken welke ondersteuning nuttig is.

Een punt bij startersprojecten is dat succesvolle deelnemers het mogelijk ook zonder
ondersteuning hadden gered, terwijl daarnaast met ondersteuning ook bedrijven worden
opgestart die op langere termijn geen bestaansrecht blijken te hebben. In de komende
evaluatie van het project Ondernemerskompas zou aandacht kunnen worden besteed aan
de vraag of en hoe hier de effectiviteit kan worden vergroot.

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 81


Het type ondersteuning dat wordt geboden
In financiële zin is de IPR het belangrijkste bedrijfsgerichte instrument binnen Kompas.
Eerdere evaluaties van de IPR19 laten zien dat investeringspremies effectiever zijn:
• naarmate ze selectiever zijn in het type bedrijven dat wordt gestimuleerd;
• als de investering van voldoende grote omvang is, en
• als het subsidiepercentage voldoende hoog is om investeringsbeslissingen te
beïnvloeden.

De hieruit voortvloeiende aanbevelingen zijn in de IPR onder Kompas overgenomen. De


IPR heeft hierdoor aan effectiviteit gewonnen. De nationale IPR evaluatie die in principe
in 2003 zal worden uitgevoerd dient hier meer inzicht in te verschaffen.

Voor de overige bedrijfsgerichte maatregelen zijn de projecten geanalyseerd naar doel en


middel om dat doel te bereiken. Op deze manier wordt meer inzicht verkregen in het type
ondersteuning dat wordt geboden.

De projecten zijn ingedeeld naar de volgende doelen:


• nieuwe markten: projecten die bedrijven helpen bij het vinden van nieuwe markten;
• innovatie: projecten die bedrijven ondersteunen bij het invoeren van proces- of
productinnovaties;
• bedrijfsvoering: projecten die bedrijven adviseren op het gebied van management;
• duurzaam ondernemen: projecten die bedrijven aanzetten tot en begeleiden bij
duurzaam ondernemen.

Tabel 4.15 Analyse doelen bedrijfsgerichte projecten M.2.2 en M.2.3.a.

#projecten # MKB BGW Totaal Budget


Budget publiek
nieuwe markten 8 1.600 1.149 20.648.626 12.479.747
innovatie 7 1.198 606 16.146.983 9.029.407
bedrijfsvoering 10 913 1.424 9.945.763 5.963.543
duurzaam ondernemen 4 375 37 4.187.286 2.124.732
niet bekend 3 172 91 1.168.955 878.199
totaal 32 4.258 3.307 52.097.613 30.475.628
# MKB = aantal deelnemende bedrijven; BGW = Bruto additionele werkgelegenheid
Bron: SNN UO, bewerking ECORYS-NEI

Het grootste aantal bedrijven neemt deel aan projecten gericht op het vinden van nieuwe
markten. Hier is ook het grootste budget mee gemoeid. De meeste (bruto)
werkgelegenheid komt echter voor rekening van projecten die bijdragen aan het
verbeteren van de bedrijfsvoering. Uiteindelijk moeten vooral het succesvol betreden van
nieuwe markten met nieuwe producten en de daarmee samenhangende toegenomen vraag,
productie en omzet tot extra werkgelegenheid leiden. Een goede bedrijfsvoering gaat
hieraan vooraf. De hoge scores komen vooral voor rekening van de projecten
Ondernemerskompas en Verbetering bedrijfsvoering MKB. De verklaring ligt dan ook

19
NIB Consult, Evaluatie Besluit Subsidies Regionale Investeringsprojecten (IPR 1993-1997), 18 november 1998

82 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


deels in het feit dat het hier banen bij starters betreft die volledig worden toegeschreven
aan ondersteunde (starters-)projecten.

De mate van vraaggestuurdheid van de ondersteunde initiatieven.


Voor de effectiviteit van bedrijfsgerichte projecten is het van belang dat de juiste type
ondersteuning aan de juiste bedrijven wordt geboden. Zoals aangegeven in het hoofdstuk
Relevantie worden in dat verband vaak vraaggestuurde en aanbodgestuurde projecten
onderscheiden. Vraaggestuurd zijn dan de projecten afkomstig van (clusters) van
bedrijven, aanbodgestuurde zijn de projecten afkomstig van intermediaire en semi-
publieke organisaties als Kamers van Koophandel en Syntens. Wie projecten uitvoert
doet echter niet ter zake. Waar het om gaat bij het onderscheid vraaggestuurd versus
aanbodgestuurd is of projecten zich richten op die zaken die echt nuttig en nodig zijn voor
bedrijven. Een veel genoemd kritiekpunt is dat de ‘aanbodgestuurde’ projecten van
intermediaire en semi-publieke organisaties dat te weinig doen. Onze indruk is echter dat
de meeste “aanbodgestuurde” initiatieven in de praktijk al behoorlijk vraaggestuurd zijn.
De initiatieven van Kamers van Koophandel, Syntens, NOM, TCN, Hanzehogeschool,
allerlei stichtingen en andere organisaties worden over het algemeen gedegen voorbereid
met de nodige input vanuit de marktsector. Daarnaast bieden ook de regelingen (IPR,
NIOF, HRM) volop mogelijkheden om aan vragen direct vanuit de markt tegemoet te
komen. De mate van vraaggestuurdheid van de ondersteunde initiatieven beoordelen wij
daarom positief. Als zich een probleem voordoet op het gebied van vraaggestuurde
projecten dan gaat het met name om de zogenaamde ‘clusterprojecten’,
samenwerkingsprojecten tussen bedrijven. We komen hier in het hoofdstuk Uitvoering,
paragraaf over projectverwerving nader over te spreken.

Termijn waarop de economische effecten zich manifesteren


De effecten van bedrijfsgerichte projecten manifesteren zich over het algemeen op relatief
korte termijn na afronding van het project en daarmee voor een belangrijk deel binnen de
programmaperiode. Dit is mede afhankelijk van de aard van de geboden ondersteuning.
De regelingen, in het bijzonder de IPR, grijpen het meest direct in in ondernemingen,
door fysieke investeringen te ondersteunen. Afhankelijk van de duur van het
investeringstraject manifesteren de effecten zich op korte termijn. De overige
bedrijfsgerichte maatregelen ondersteunen de bedrijven op verschillende manieren,
d.m.v.:
• advies: advies aan individuele bedrijven;
• netwerkvorming: bij elkaar brengen van bedrijven, meestal om concrete
samenwerking van de grond te krijgen;
• studie: vergelijkbaar met advies maar niet toegespitst op een individueel bedrijf;
• parkmanagement: vorm van samenwerking van bedr ijven.

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 83


Tabel 4.16 Analyse middelen bedrijfsgerichte projecten M.2.2 en M.2.3.a

#projecten # MKB BGW Totaal Budget


budget publiek
advies 18 3.235 2.862 44.849.243 25.445.770
netwerkvorming 6 658 330 3.970.524 2.776.016
studie 2 18 15 1.594.141 1.113.143
parkmanagement 3 175 9 514.750 262.500
niet bekend 3 172 91 1.168.955 878.199
totaal 32 4.258 3.307 52.097.613 30.475.628
Bron: SNN UO, bewerking ECORYS-NEI

De tabel laat zien dat:


• Het grootste deel van de bedrijven deelneemt aan adviesprojecten;
• In absolute zin de adviesprojecten het meest van belang zijn voor het creëren van
bruto werkgelegenheid;
• De werkgelegenheidseffecten van studies en projecten op het gebied van
parkmanagement beperkt zijn.

Binnen de bedrijfsgerichte projecten in de maatregelen M.2.2. Generieke vernieuwing


stimulering MKB en M.2.3.e. Tenderprocedure wordt het grootste deel van de bedrijven
ondersteund door middel van adviestrajecten. Voorwaarde voor het realiseren van
economische effecten is dan bijna vanzelfsprekend wel dat de adviezen worden
opgevolgd. Daarom beoordelen we het als positief dat in veel Kompasprojecten aandacht
wordt besteed aan implementatie van de verstrekte adviezen. Het implementatietraject
maakt vaak integraal deel uit van projecten of is een voorwaarde voor deelname van
bedrijven aan een adviestraject. Systemen met mentoren en verschillende follow-up
trajecten dragen positief bij aan de effectiviteit van de bedrijfsgerichte maatregelen.

Mate van additionaliteit: effecten boven op de autonome ontwikkeling


Deadweight betreft de vraag in hoeverre de ondersteunde bedrijven ook zonder de
Kompasbijdrage hadden geïnvesteerd, geïnnoveerd, nieuwe markten hadden ontdekt, de
bedrijfsvoering hadden verbeterd, duurzaam waren gaan ondernemen etc. Een eerste
vraag in dat verband is of de ondersteunde bedrijfsgerichte projecten ook zonder
Kompasbijdrage waren doorgegaan of niet. In het geval van de maatregelen onder M2.2.
Generieke stimulering vernieuwing MKB en M2.3.e Tenderprocedure geven zes van de
acht bevraagde projectuitvoerders aan dat het project helemaal niet door zou zijn gegaan
zonder Kompasbijdrage. De overige twee geven aan dat hetzelfde proje ct dan met minder
geld zou worden uitgevoerd, waardoor minder bedrijven zouden kunnen worden bereikt
c.q. minder / andere ondersteuning zou zijn geboden.

Vervolgvraag is of de geboden ondersteuning heeft geleid tot ander gedrag bij de


ondersteunde bedrijven dan bij afwezigheid van ondersteuning. In het kader van de MTR
zijn geen gesprekken gevoerd met individuele deelnemende bedrijven. We baseren ons op
gesprekken met projectuitvoerders en eerder evaluatiemateriaal.

Mede naar aanleiding van de NIB-evaluatie van de IPR 1993-1997 zijn de eisen om in
aanmerking te komen voor een IPR-bijdrage flink aangescherpt. Dit heeft geleid tot onder
meer het instellen van een minimaal investeringsbedrag, de eis van stuwendheid,

84 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


concentratie in de kernzones en een minima le toename van omzet en/of werkgelegenheid.
Als gevolg hiervan is onze inschatting dat de deadweight een stuk minder is geworden en
daarmee de effectiviteit van de IPR is toegenomen. De IPR-evaluatie, die voor 2003 op
stapel staat, zal hier meer over moeten zeggen.

Naarmate dezelfde bedrijven deelnemen aan verschillende projecten neemt de deadweight


toe en de effectiviteit af. Een willekeurig voorbeeld is een bedrijf dat een exportmanager
inhuurt via NIOF, vervolgens deelneemt aan een internationale beurs via WWCOM en
zich daarna laat adviseren door BIC in het kader van Nieuwe internationale bedrijvigheid
Noord. Het effect (toegenomen omzet uit export) telt maar een keer mee. Dergelijke
vormen van ‘stapelen’ (overigens binnen de ‘de minimis’ grenzen) lijken op grond van de
gesprekken met projectuitvoerders regelmatig voor te komen. Vanuit oogpunt van het
individuele bedrijf is hier niets mis mee (het bedrijf maakt gebruik van de mogelijkheden
die er zijn). Het kan er wel aan bijdragen dat een relatief kleine groep bedrijven de weg
naar het Kompas weet te vinden, terwijl bedrijven die de weg naar Kompasprojecten niet
weten te vinden niet worden ondersteund.

Bedrijfsgerichte maatregelen beïnvloeden niet alleen de economische ontwikkeling bij


deelnemende bedrijven maar indirect ook bij concurrenten, toeleveranciers en
uitbesteders. Daar waar positieve projecteffecten bij een deelnemend bedrijf ten koste
gaan van een concurrent in Noord-Nederland wordt een deel van de positieve
ontwikkelingen boven op de autonome ontwikkeling als gevolg van het project weer
tenietgedaan. Er is dan sprake van substitutie . De mate waarin hiervan sprake is hangt
onder meer af van de mate van concurrentie binnen de betreffende sector en regio en van
de vraag of de concurrentie ook deelneemt aan de projecten. Als we er echter van uitgaan
dat de deelnemende bedrijven mede als gevolg van deelname aan project of regeling
betere groeiperspectieven hebben dan hun niet deelnemende concurrenten zal het
structuurversterkend effect per saldo pos itief zijn.

Displacement betreft verplaatsingseffecten: de mate waarin projecteffecten ten koste gaan


van andere gebieden binnen Noord-Nederland of daarbuiten. Verplaatsingseffecten van
bedrijfsgerichte maatregelen doen zich alleen voor op (inter-)nationa le schaal naar
aanleiding van de IPR-vestiging als zich in Noord-Nederland een bedrijf vestigt uit een
ander deel van het land of daarbuiten. Op de schaal van Noord-Nederland doet zich geen
displacement voor als gevolg van bedrijfsgerichte maatregelen.

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 85


4.4 Toeristische maatregelen

4.4.1 Financiële voortgang

Tabel 4.17 Financiële voortgang toeristische maatregelen

# Totaal Totaal % uitputting


projecten committering committering EZ/Kompas
EZ/Kompas
M.2.1.b. KITS-regeling 1 63.318.542 6.213.531 37%
M.2.3.d. Kwaliteit toeristische sector 14 7.909.716 2.746.292 58%
S.4.1. Aantrekkelijkheid openbaar gebied 3 15.198.712 501.698 11%
S.4.2. Versterken aanbod voorzieningen 4 20.333.892 2.327.722 32%
L.4.1. Toeristisch-recreatieve infrastructuur 7 14.802.825 2.591.579 22%
L.4.2. Verbetering watersportmogelijkheden 5 36.078.776 3.491.994 18%
34 157.642.463 17.872.816 28%
Bron: SNN UO

De toeristische maatregelen laten over het algemeen een goede financiële voortgang zien.
Met name geldt dit voor de twee bedrijfsgerichte maatregelen M.2.1.b (KITS-regeling) en
M.2.3.d. Kwaliteitsverbetering toeristische sector alsmede L.4.2. Verbetering
Watersportmogelijkheden.

4.4.2 Outputs

Onderstaande tabel geeft de verwachte outputs van de tot nu toe gecommitteerde


toeristische projecten weer op basis van de gegevens in het monitoringsysteem.

Tabel 4.18 Verwachte outputs toeristische projecten

Doel 2000- Stand per Realisatie


2006 december
‘02
M.2.1.b KITS-regeling 630 1771) 28%
M.3.2.d Aantal scholings- en samenwerkingsprojecten PM 5 n.v.t.
S.4.1 Aantal in stedelijke centra gerealiseerde (grootschalige) PM 13 n.v.t.
toeristische voorzieningen
S.4.2 Aantal in stedelijke centra gerealiseerde (nieuwe en PM 4 n.v.t.
verbeterde) grootschalige toeristische voorzieningen
S.4.2 Aantal nieuwe evenementen PM - n.v.t.
S.4.2 Aantal nieuwe themaparken PM - n.v.t.
L.4.1 - - n.v.t.
L.4.2 Aantal km opgewaardeerde vaarroutes t.b.v. recreatievaart - 63 n.v.t.
Bron: SNN UO
1)
In het SNN UO Monitoringsysteem staan 306 deelnemende bedrijven aan de KITS-regeling tot nu toe. Dit is
op basis van interne rekenregels zoals SNN UO die hanteert t.b.v. het monitoringsysteem. De 177 in de tabel
heeft betrekking op het daadwerkelijk aantal vastgestelde en verleende aanvragen per december 2002.

86 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


Onderstaande tabel bevat meer informatie over de voortgang van de KITS-regeling.

Tabel 4.19 Aantal en status aanvragen KITS regeling, december 2002

Aantal aanvragen % aanvragen


Verleend 140 57%
wv. Vestiging 22 16%

wv. Kwaliteitsverbetering 118 84%

Vastgesteld 37 15%
wv. Vestiging 2 5%

wv. Kwaliteitsverbetering 35 95%

Ingetrokken 15 6%
In behandeling 39 16%
Afgewezen 15 6%
Totaal 246 100%
Bron: SNN

De tabellen laten zien dat voor de meeste maatregelen vooraf op maatregelniveau geen
doelen zijn gesteld over te bereiken outputs. Daar waar dit wel is gedaan geven de
gekozen indicatoren slechts beperkt inzicht in de tot nu toe behaalde outputs. Om meer
inzicht te verkrijgen in de outputs die met Kompas worden gerealiseerd hebben we de tot
nu toe goedgekeurde projecten gerangschikt naar verschillende typen.

Tabel 4.20 Overzicht verschillende typen toeristische projecten in Kompas

Type project # projecten Gecommitteerd Aandeel


Watersportinfrastructuur 5 35.953.776 44%
Openbare ruimte 1 3.372.700 4%
Attracties 2 3.612.683 4%
Overige infrastructuur 5 13.525.713 16%
Bedrijfsgericht 7 12.670.704 15%
Evenementen 4 1.336.896 1,6%
Cultuur 8 10.903.604 13%
Promotie 2 827.424 1%
Totaal 34 82.203.500 100%
Bron: SNN UO, bewerking ECORYS-NEI

Het grootste deel van de tot nu toe gecommitteerde middelen voor toerisme wordt besteed
aan investeringen in toeristische infrastructuur, in het bijzonder verbetering van de
watersportmogelijkheden en investeringen in overige infrastructuur en openbare ruimte.
De grootste investeringen betreffen:
• De Middelseerûte, een project dat voorziet in de ontwikkeling van een nieuw
vaargebied in de Friese kleiweidestreek, met een directe aansluiting op de Friese
Meren. In het kader hiervan wordt onder andere flink geïnvesteerd in de aanleg van
een aquaduct en ophoging van een brug (Fryslân);
• Leeuwarden, Stad van Water en Cultuur, een pakket aan investeringen in het
openbaar gebied van de stad Leeuwarden, met name gericht op het verbeteren van de
watersportmogelijkheden in de stad (Fryslân);

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 87


• Het Fiets Totaal Plan Drenthe, een project dat voorziet in het aanleggen, c.q.
verbeteren van fietspaden en het realiseren van aanvullende voorzieningen langs deze
fietspaden (Drenthe).

Daarnaast wordt ca. 13% van het tot nu toe gecommitteerde budget voor toerisme besteed
aan investeringen in het cultuurtoeristisch product. Het betreft een aantal relatief
grootschalige projecten rondom musea en het cultuur-historisch erfgoed (Veenkoloniaal
Museum in Veendam, Keramiekmuseum in Leeuwarden, Douwe Egberts Museum in
Joure en een bezoekerscentrum voor grafcultuur en kerkhoven in Groningen). Ook een
deel van de evenementen kan onder de noemer cultuur worden geschaard (Blue Moon,
Manifestatie ViaDorkwerd). Een klein deel binnen de cultuurtoeristische projecten betreft
daarnaast bedrijfsgerichte initiatieven door NNBT met als doel onder meer betere
profilering van het regionaal cultuurtoeristisch product en het bevorderen van
samenwerking tussen bedrijven op dat terrein.

Ca. 15% van de toeristische middelen is direct gericht op het regionaal bedrijfsleven. Het
grootste project betreft de KITS-regeling (11%). Andere bedrijfsgerichte toeristische
projecten betreffen ondersteuning van recreatieondernemingen bij de invoering van
integrale kwaliteitszorg, bedrijfsadvies door toeristische consulenten en clusterprojecten
gericht op samenwerking, kwaliteits- en rendementsverbetering en intensivering van
promotie-inspanningen door hotels in Fryslân en Groningen.

4.4.3 Effectiviteit

Typen effecten
Bij toeristisch-recreatieve projecten zijn werkgelegenheidseffecten de resultante van:
• Exploitatie -effecten bij nieuwe of vernieuwde attracties (entreegelden, logies, lig-
gelden, werknemers bij attracties);
• Bestedingseffecten als gevolg van directe consumptieve bestedingen door bezoekers
bij onder meer detailhandel en horeca;
• Indirecte effecten bij de toeleveranciers aan attracties, detailhandel en horeca;
• Overige economische effecten, zoals de effecten die samenhangen met een
verbetering van het regionaal woon- en leefklimaat.

De economische effecten die voor Noord-Nederland en het behalen van de Kompas-


doelstellingen van belang zijn, zijn vooral de effecten die samenhangen met de komst van
nieuwe bezoekers van buiten de regio of het behoud daarvan. Economische effecten op
projectniveau die samenhangen met de bestedingen van bewoners van Noord-Nederland
tellen niet mee bij het berekenen van de netto effecten omdat het hier op de schaal van
Noord-Nederland om verplaatsing van economische effecten of om substitutie van
bestaande bestedingen gaat.

Onderstaande tabel verschaft meer inzicht in de wijze waarop de verschillende typen


projecten in principe bijdragen aan het realiseren van economische effecten.

88 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


Tabel 4.21 Economische effecten toeristische projecten - kwalitatief

Direct Indirect
Type project Exploitatie- Bestedings- Toe- Woon- en
effect effect leveranciers leefklimaat
Watersport + ++ + +
Openbare ruimte + + + +
Attracties ++ ++ + +
Overige infrastructuur + ++ + +
Bedrijfsgericht ++ + + 0
Evenementen + 0 0 +
Cultuur + 0 0 +
Promotie + + 0 0

Omvang economische effecten


Onderstaande tabel bevat de bruto economische effecten van de toeristische projecten op
basis van de gegevens in het monitoringsysteem.

Tabel 4.22 Verwachte bruto economische effecten toeristische projecten

Doel 2000- Stand per Realisatie%


2006 december ‘02
Bruto gecreëerde werkgelegenheid (fte’s): 725 720 99%
Omvang uitgelokte investeringen (mln Euro) 233 124 53%
Tijdelijke werkgelegenheid (mensjaren): 3.900 1.492 38%
Totale investeringen (mln Euro): 447 213 48%

Gebaseerd op de gegevens in het monitoringsysteem dragen de toeristische projecten bij


aan 720 fte bruto gecreëerde werkgelegenheid. Bruto werkgelegenheidsdoe lstellingen zijn
geformuleerd voor de KITS regeling (425) en voor de maatregelen L.4.1 Toeristisch-
recreatieve infrastructuur, L.4.2. Watersportmogelijkheden, S.4.2 Toeristische, culturele
en sportvoorzieningen en M.2.3.d Kwaliteitsverbetering toeristische sector gezamenlijk
(300 of 5% werkgelegenheidsgroei). Daarnaast worden deze maatregelen verwacht bij te
dragen aan een groei van het aantal toeristische overnachtingen in Noord-Nederland met
minimaal 10% in de periode 2000-2006. In absolute termen gaat dat om een groei met ca.
2 miljoen toeristische overnachtingen. De verwachte economische effecten van S.4.1
Openbaar gebied zijn niet gekwantificeerd.

Van bruto naar netto


Voor alle tot nu toe goedgekeurde projecten is op basis van de gegevens uit het
monitoringsysteem, aanvullende gegevens uit de projectdossiers over onder meer
bezoekersaantallen en enkele aanvullende aannames (Zie Bijlage 2) een inschatting
gemaakt van de netto werkgelegenheidseffecten. Op basis hiervan komen we op een netto
verwacht werkgelegenheidseffect van de tot nu toe goedgekeurde toeristisch-recreatieve
Kompasprojecten van 300 fte netto gecreëerde werkgelegenheid .

Deze effecten zijn als volgt opgebouwd:


• Exploitatie-effecten komen vooral voor rekening van projecten waarbij direct in
nieuwe of bestaande attracties wordt geïnvesteerd met extra bezoekers als gevolg. Dit

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 89


geldt ook voor kwaliteitsverbeteringen in accommodaties (bedrijfsgericht). Voor de
overige typen projecten zijn de exploitatie -effecten van minder belang of minder
omvangrijk;
• Bestedingseffecten komen vooral voor rekening van investeringen in
watersportinfrastructuur en overige toeristische infrastructuur waar deze leiden tot
extra bezoekers van buiten de regio. Ook additionele bezoekers aan nieuwe of
vernieuwde attractie s dragen bij aan bestedingseffecten. De bestedingseffecten van
bezoekers van buiten de regio hangen sterk samen met de mate waarin evenementen
en cultuurattracties er ook daadwerkelijk in slagen om bezoekers van buiten de regio
te trekken / langer in de regio te laten verblijven. Voor de meeste evenementen (Blue
Moon, Via Dokwerd, Delfsail, Sailtrack) worden deze als gering ingeschat;
• Indirecte effecten bij toeleveranciers komen vooral voor rekening van projecten die
ook veel exploitatie - en bestedingseffecten weten te realiseren;
• Overige economische effecten die worden gerealiseerd via onder meer het woon- en
leefklimaat komen vooral voor rekening van projecten op het gebied van openbare
ruimte / infrastructuur en cultuur en evenementen. Deze zijn overigens beperkt qua
omvang en worden hier niet gekwantificeerd.

Tabel 4.23 Verwachte economische effecten toeristische projecten - kwantitatief

Type project1) Exploitatie Bestedings- Totaal netto Gecom- %


effect effect werkgele- mitteerd
genheid publiek
Attracties 18 29 46 3.612.683 4%
Bedrijfsgericht 29 62 91 3.625.198 4%
Cultuur 29 12 41 10.903.604 13%
Evenementen2) 11 3 5 1.336.896 2%
Infrastructuur 16 22 38 13.525.713 16%
Openbare ruimte - 8 8 3.372.700 4%
Promotie 1 16 17 827.424 1%
Watersport 5 36 41 35.953.776 44%
108 188 287 73.157.994 89%
1)
Exclusief KITS regeling
2)
Delfsail, Sailtrack, Blue Moon, Manifestatie ViaDokwerd

Kanttekeningen bij de tabel:


• de economische effecten van individuele projecten verdienen soms een studie op
zich, zoals de projectdossiers in enkele gevallen hebben laten zien. We gaan in onze
berekeningen uit van bezoekersaantallen zoals vermeld in de projectaanvragen;
• het is soms eigenlijk niet mogelijk om de effecten van individuele projecten te
isoleren van hun context en van hun relatie met andere projecten. De verschillende
elementen van het regionaal-toeristisch product zijn immers vaak onderling sterk
verweven. Zo zijn investeringen in watersport- en overige toeristisch-recreatieve
infrastructuur minder effectief zonder kwalitatief goede accommodaties, maar
worden in deze accommodaties geen overnachtingen geboekt zonder kwalitatief
goede toeristisch-recreatieve infrastructuur. Investeringen in openbare ruimte zijn
minder effectief als er in de buurt geen infrastructuur of attracties zijn. Promotie is
zinloos bij afwezigheid van attracties, maar naar attracties zonder promotie komen
minder bezoekers, etc.

90 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


De tabel geeft niettemin een onderbouwde indicatie van de effectiviteit van verschillende
typen toeristische projecten en van de wijze waarop de effecten worden bereikt. Daarbij
wordt duidelijk dat:
• de bedrijfsgerichte toeristische maatregelen voor de meeste economische effecten
zorgen, zowel vanwege exploitatie -effecten als vanwege hun bijdrage aan extra
bestedingen in de regio;
• cultuurprojecten vooral exploitatie -effecten genereren. Het gaat dan vooral om
werknemers bij ondersteunde musea;
• investeringen in (watersport-)infrastructuur en openbare ruimte hun bijdrage aan de
economische effecten met name leveren via toename van bestedingen van bezoekers
van buiten de regio.

Bijdrage aan economische structuurversterking


Een valkuil voor toeristische-recreatieve projecten is de potentiële breedte van het
beleidsterrein. Net als met een begrip als “regionaal investeringsklimaat” kan van veel
projecten altijd wel worden verdedigd dat ze op de een of andere manier bijdragen aan
een kwaliteitsverbetering van het regionaal toeristisch product en daarmee aan
exploitatie - en bestedingseffecten en werkgelegenheid. Voor Kompas zijn vooral
projecten met structurele werkgelegenheidseffecten van belang en daarom moet de
economische spin-off plausibel te beargumenteren zijn. De omvang hiervan moet
bovendien worden afgewogen ten opzichte van mogelijke alternatieven met meer of
snellere economische effecten. Op grond van de effectiviteitanalyse van goedgekeurde
projecten geldt deze valkuil in het bijzonder twee typen projecten: cultuurprojecten en
investeringen in openbare ruimte en infrastructuur.

• Cultuurprojecten kunnen effectief zijn als ze daadwerkelijk iets toevoegen aan het
toeristisch product van de regio, in de zin van het aantrekken of langer vasthouden
van bezoekers van buiten de regio. De veelgenoemde Repin expositie in het
Groninger Museum is in dat verband tamelijk uniek en moeilijk te programmeren.
Daar waar het verband met toerisme (bezoekers van buiten de regio) en met andere
bestaande attracties en accommodaties zwak is en de continuïteit ontbreekt zijn
dergelijke projecten minder effectief. Projecten als Blue Moon en Via Dokwerd zijn
hiervan voorbeelden. Investeringen in musea en het cultuur-historisch erfgoed zijn
effectief als plausibel is dat ze bijdragen aan de kwaliteit van het toeristisch product,
bijvoorbeeld doordat ze voorzien in “slechtweervoorzieningen” of door hun bijdrage
aan verlenging van het toeristisch verblijf in de regio. De doelgroep dient dan ook een
zekere massa te hebben. Ook inzicht in de herkomst van de verwachte bezoekers is
bij de beoordeling van dit soort projecten van belang. Hetzelfde geldt voor
initiatieven gericht op het vinden van gemeenschappelijke cultuur-toeristische
thema’s om het regionaal toeristisch product te vermarkten. Hierbij is het belangrijk
om thema’s te vinden die bijdragen aan het aantrekken van bezoekers van buiten de
regio en dus tot de verbeelding dienen te spreken van een voldoende groot publiek.

• Investeringen in openbare ruimte en infrastructuur zijn ook effectiever naarmate er


een duidelijk aantoonbaar verband is met toeristische activiteiten. Effectief zijn met
name investeringen in de fysieke nabijheid van attracties en knooppunten van
bezoekers. Binnen het Friese Meren Project (FMP) bijvoorbeeld beoordelen we

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 91


projecten die bijdragen aan de toeristische ontsluiting van stadscentra en attracties
(investeringen in de zogenaamde “haarvaten”) als het meest effectief. Daar waar het
vooral gaat om reguliere onderhoudswerkzaamheden, die op zich nuttig en nodig
kunnen zijn, dient wat ons betreft kritisch te worden gekeken naar de economische
meerwaarde hiervan en naar hun bijdrage aan de Kompasdoelstellingen. Ook bij
investeringen in stadscentra dient kritisch te worden gekeken naar de relatie met
bestaande attracties en bezoekersstromen. Een aantrekkelijk stadscentrum op zich zelf
is geen voldoende voorwaarde voor economische spin off.

Zoals hierboven reeds aangegeven onderkennen we bij het bepalen van de economische
effecten van toeristische projecten dat het soms lastig is om de effecten van individuele
projecten te isoleren van hun context en van hun relatie met andere projecten. De
verschillende elementen van het regionaal-toeristisch product zijn immers vaak onderling
sterk verweven. Veel economische effecten komen tot stand door de synergie tussen
verschillende projecten en de verbetering van het toeristisch product als geheel die daar
het gevolg van is. Dit kan er soms toe leiden dat projecten met een op het eerste gezicht
lage “value for money” toch Kompaswaardig zijn in combinatie met andere projecten.
Het is dan wel van belang dat dit expliciet in een projectaanvraag wordt aangegeven en
dat ook bij de uitvoering van het project daadwerkelijk vormgegeven wordt aan de
synergie met andere projecten.

Termijn waarop de effecten zich manifesteren


De toeristische maatregelen binnen Kompas zijn een mix van bedrijfsgerichte
maatregelen en werklocatiemaatregelen. De effecten van bedrijfsgerichte maatregelen
zullen zich op relatief korte termijn en voor een belangrijk deel binnen de
programmaperiode manifesteren. De termijn waarop de effecten van investeringen in
infrastructuur zich manifesteren hangt sterk af van de omvang en het karakter van de
investering. De effecten van investeringen in cultuur-historisch erfgoed en musea kunnen
zich relatief snel manifesteren, terwijl de effecten van investeringen in waterinfrastructuur
en openbare ruimte zich over het algemeen op langere termijn zullen manifesteren.

4.5 Kennisinfrastructuur

4.5.1 Financiële voortgang

Tabel 4.24 Financiële voortgang maatregelen Kennisinfrastructuur

# projecten Totaal Totaal % uitputting


committering committering EZ/Kompas
EZ/Kompas
S.5.1 Oprichting top-kennisinstituten en 1 13.667.000 3.449.215 51%
aanbiedingen nieuwe opleidingen
S.5.2 Vestigingslocaties kennisgeoriënteerde 3 29.673.566 3.009.202 44%
bedrijvigheid
Bron: SNN UO Kompas monitoringsysteem

92 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


De maatregelen gericht op het verbeteren van de kennisinfrastructuur, beide in
deelprogramma Stad, laten een wisselende financiële voortgang zien met
committeringspercentages van de totaal begrootte publieke middelen van 12 en 65%. In
totaal zijn 4 projecten goedgekeurd.

4.5.2 Outputs

Tabel 4.25 Verwachte outputs maatregelen Kennisinfrastructuur

Doel Stand per Realisatie


2000- december
2006 ‘02
S.5.1 Aantal nieuwe kennisinstituten 3 - 0%
S.5.1 Aantal uitgebreide kennisinstituten - 1 n.v.t.
S.5.2 Aantal m2 a.g.v project nieuw ontwikkeld bruto kantooroppervlak 20.000 11.300 57%
S.5.2 Aantal m2 a.g.v. project gerenoveerd bruto kantooroppervlak PM - n.v.t.
S.5.2 Aantal ha nieuw aangelegd netto uitgeefbaar bedrijventerrein 20 - 0%
Bron: SNN UO Kompas monitoringsysteem

De tabel laat zien dat:


• Nog geen projecten zijn goedgekeurd die bijdragen aan het realiseren van nieuwe
kennisinstituten;
• Er op basis van de gegevens uit het monitoringsysteem tot nu toe één project is dat
bijdraagt aan uitbreiding van bestaande kennisinstituten. Dit project betreft LOFAR
II, een project dat bijdraagt aan de mogelijke realisatie van een kennisinstituut op het
gebied van radiotelescopen;
• Daarnaast draagt maatregel S.5.2 bij aan de huisvesting van de kennisinstelling
BioMade, alsmede aan een Incubator centrum voor startende ondernemingen op het
terrein van de life sciences.
• De twee andere projecten die binnen deze maatregel tot nu toe zijn goedgekeurd
betreffen een bedrijfsverzamelgebouw voor startende nieuwe mediabedrijven en een
bijdrage aan de Drentse aansluiting op SURFnet.

Naast genoemde projecten draagt ook het onder M1.1. goedgekeurde onderzoek naar de
superbreedbandverbinding voor het traject Amsterdam - Groningen bij aan verbeteren
van de kennisinfrastructuur in Noord-Nederland.

4.5.3 Effectiviteit

Omvang van de effecten


De voortgangs- en outputgegevens laten zien dat het om een klein aantal projecten gaat.
Dat feit op zich illustreert al de beperkte omvang van de te verwachten economische
effecten. Wij schatten deze in op ca. 45 fte netto gecreëerde werkgelegenheid . Dit
betreft directe werkgelegenheid bij de ondersteunde kennisinstellingen zelf en indirecte
werkgelegenheid bij (m.n. verzorgende) toeleveranciers.

De belangrijkste economische effecten van initiatieven op het gebied van


kennisinfrastructuur en –instellingen zitten echter niet bij de infrastructuur en inste llingen
zelf. Het gaat uiteindelijk om de economische effecten bij de bedrijven die profiteren van

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 93


de beschikbare kennis in termen van marktvergroting, product- en procesvernieuwing en
de omzetstijgingen, kostendalingen en eventuele werkgelegenheidseffecte n die daarvan
het gevolg zijn.

De bijdrage hieraan verschilt per project en wordt wisselend beoordeeld. De kansen op


economische spin off van LOFAR II lijken beperkter dan die van de projecten onder
S.5.2 Vestigingslocaties kennisgeoriënteerde bedrijvigheid. Deze zijn meer direct op het
bedrijfsleven gericht, via de beschikbaarheid van voor het bedrijfsleven relevante kennis
c.q. het bieden van bedrijfsruimte. Van de omvang van de economische effecten van deze
projecten zijn geen onderbouwde kwantitatieve inschattingen te maken. Wel kan worden
opgemerkt dat de realisatie van deze effecten van een groot aantal externe ontwikkelingen
afhankelijk is, waaronder:
• ontwikkelingen bij concurrentie (zowel in de biomedische sector als de ICT sector is
de (inter)nationale concurrentie groot);
• de vraag vanuit de markt;
• kwaliteit van het regionaal ondernemerschap / succesvolle starters;
• sociaal-economische context.

Wat betreft de verwachte omvang van de economische effecten dient daarnaast te worden
opgemerkt dat de tot nu toe ondersteunde initiatieven op relatief grote afstand staan van
het overgrote deel van het MKB in Noord-Nederland. Ze zijn van belang voor een relatief
beperkte groep van (vooral startende) bedrijven in kennisintensieve sectoren als nieuwe
media en life sciences. De verwachte effecten in termen van werkgelegenheid, nieuwe
markten en nieuwe producten zijn ook daarom beperkt in omvang.

Bijdrage aan economische structuurversterking


Ondanks de relatief beperkte omvang van de te verwachten effecten beoordelen we de
kennisinfrastructuurprojecten wel positief in termen van hun (potentiële) bijdrage aan
economische structuurversterking. De sectoren waarvoor de tot nu toe goedgekeurde
projecten van belang zijn, zijn sectoren waarvan de groeipotenties over het algemeen
positief worden ingeschat (biomedische sector, ICT-sector). De aanwezigheid van
ondersteunende infrastructuur is voor deze bedrijven waardevol als vestigingsplaatsfactor
vanwege:
• Relatief laagdrempelige toegang tot kennis vanwege fysieke nabijhe id (in het tijdperk
van elektronische informatieoverdracht is dit voordeel overigens relatief, vandaar dat
in het hoofdstuk relevantie al is gewezen op het belang van de beschikbaarheid van
kennis ook uit andere delen van het land c.q. de rest van de wereld);
• Bijdrage aan het imago van Noord-Nederland als kennisregio;
• Indirecte bijdrage aan netwerkvorming tussen bedrijven.

Om bij te dragen aan economische structuurversterking is de aanwezigheid van


kennisinfrastructuur alleen echter geen voldoende voorwaarde. De aanwezigheid van de
infrastructuur vertaald zich pas in economische effecten als de onderzoeksresultaten van
de kennisinstellingen hun weg naar het regionaal bedrijfsleven vinden en als de
aanwezige kennisinfrastructuur ook daadwerkelijk wordt gebruikt door het regionaal
bedrijfsleven. Bedrijfsgerichte maatregelen spelen hierbij een rol en projecten binnen
deze maatregelen voorzien hier al voor een deel in (onder meer de projecten Infosearch,
E-Business in Noord-Nederland, Kennisclusterproject Technologie Centrum Noord-

94 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


Nederland, ICT Incubation Groningen, Innovation plus Quality). De sectordoorlichtingen
(over o.a. Biomedische bedrijven, ICT sector, Metalectro, Chemie en Kunststoffen)
bevatten verdere aanwijzingen voor mogelijke aanvullende initiatieven, op het gebied
van:
• Financiële ondersteuning voor het uitvoeren van innovatieprojecten;
• Bevorderen van samenwerking en netwerkvorming tussen bedrijven, ondersteuning
bij het vinden van samenwerkingspartners), onder meer door het verschaffen van
informatie over de aanwezigheid van andere bedrijven die actief zijn in
kennisintensieve sectoren;
• Waar nodig het verbeteren van toegang van bedrijven in de sectoren tot kennis en
kennisdragers.

Bij succesvolle ontwikkelingen en groei in de sectoren waarvoor de kennisinfrastructuur


van belang is, krijgt de bijdrage aan economische structuurversterking verder vorm via de
relaties van deze bedrijven met hun toeleveranciers en afnemers, zowel in de stuwende
als verzorgende sectoren. Naarmate deze T&U relaties zich meer in Noord-Nederland
bevinden neemt de bijdrage aan economische structuurversterking onder meer via
clustervorming toe.

Termijn waarop de effecten zich manifesteren


De aanwezigheid van kennisinfrastructuur draagt indien relevant voor en gebruikt door
het regionaal bedrijfsleven zoals hierboven geschetst bij aan het realiseren van
economische effecten. Deze zullen zich voor het grootste deel na 2006 manifesteren
vooral vanwege het innovatieve karakter en de beperkte omvang van de sectoren
waarvoor de kennisinfrastructuur van belang is.

Mate van additionaliteit: effecten bovenop de autonome ontwikkeling


Kennisinfrastructuur is bij uitstek een terrein waarop de inzet van overheidsmiddelen
ontwikkelingen in gang kan zetten en autonome processen kan versnellen. Op basis van
de steekproef onder projectuitvoerders wordt de additionaliteit van de ondersteunde
projecten positief beoordeeld. De ondervraagde projectuitvoerders geven aan dat hun
project helemaal niet zou zijn uitgevoerd zonder de Kompasbijdrage of minder
innovatief, minder snel en van beperktere omvang zou zijn geweest. De Kompasbijdrage
heeft de ondersteunde initiatieven dus zowel versneld als er een kwaliteitsimpuls
aangegeven. Daar waar de projecten er in slagen om bij te dragen aan positieve
ontwikkelingen in het regionaal bedrijfsleven mag daarom ook de economische groei die
daar het gevolg van is in belangrijke mate als additioneel worden beschouwd.

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 95


4.6 Arbeidsmarkt

4.6.1 Financiële voortgang

De financiële voortgang van de arbeidsmarktmaatregelen binnen EZ/Kompas is slecht.


Maatregel 3.1.b Verbetering werking arbeidsmarkt doet het relatief goed, de overige twee
maatregelen komen niet of nauwelijks van de grond.

Tabel 4.26 Financiële voortgang maatregelen Kennisinfrastructuur

# projecten Totaal Totaal % uitputting


committering committering EZ/Kompas
EZ/Kompas
M.3.1.a. Vraaggerichte scholing 0 0 0 0
M.3.1.b. Verbetering werking arbeidsmarkt 15 15.950.562 5.267.602 28%
M.3.2.d. Nieuwe werkgelegenheid 1 198.384 80.000 3%
Bron: SNN UO Kompas monitoringsysteem

4.6.2 Outputs

Gegeven de achterblijvende financiële voortgang zijn nog slechts in beperkte mate


outputs gerealiseerd. Per december 2002 worden 155 bedrijven ondersteund in het kader
van de HRM-regeling, daarnaast is een aantal acties gericht op verschillende terreinen
opgestart.

Tabel 4.27 Verwachte outputs maatregelen Kennisinfrastructuur

Doel 2000- Stand per % realisatie


2006 december ‘02
Aantal MKB-bedrijven dat financiële bijstand ontvangt (ihkv - 155 -
HRM)
Aantal acties gericht op verdeling arbeid en zorg PM 2 -
Aantal acties gericht op aansluiting (beroeps)onderwijs en PM 5 -
bedrijfsleven
Aantal acties gericht op v erbetering kinderopvang PM 1 -
Aantal werkgelegenheidsinitiatieven PM 1 -
Aantal projecten gericht op acquisitie bij bedrijven PM 0 -

In aanvulling op de outputs zoals opgenomen in het monitoringsysteem draagt maatregel


3.1.b. Verbetering werking arbeidsmarkt bij aan vernieuwde of verbeterde opleidingen op
het gebied van radio-frequentie -technologische en draadloze systemen, horeca & voeding,
welzijn, scheepsbouw, e-commerce en logistiek in de procesindustrie. Daarnaast wordt
een aantal zaken gerealiseerd op het gebied van IT, in het bijzonder een IT loket voor
personeel in de IT-sector en een ICT platform dat zich richt op het vergroten van het
aanbod van ICT-ers in Noord-Nederland. Daarnaast wordt een aantal initiatieven
ondersteund dat zich richt op specifieke probleemgroepen de arbeidsmarkt, in het
bijzonder asielzoekers en langdurig werklozen.

96 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


Tabel 4.28 Aantal en status aanvragen HRM regeling, december 2002

Aantal aanvragen % aanvragen


Verleend 123 59%
wv. functieprofiel 75 61%

wv. erkenningscertificaat 33 27%

wv. strategische beleidsplan 87 71%

Vastgesteld 32 15%
wv. functieprofiel 28 88%

wv. erkenningscertificaat 0 0%

wv. strategische beleidsplan 4 13%

Ingetrokken 8 4%
In behandeling 21 10%
Afgewezen 23 11%
Totaal 207 100%

4.6.3 Effectiviteit

Omvang van de effecten


“Geen effecten zonder projecten” geldt in het bijzonder voor de
arbeidsmarktmaatregelen. De verwachte effectiviteit van de arbeidsmarktmaatregelen als
geheel is daarom beperkt, vooral omdat de meest concrete effecten in principe zouden
moeten komen van de maatregel die het slechtst loopt, de vraaggerichte scholing.

De te verwachten economische effecten van de HRM regeling liggen onder meer op het
terrein van het beter vervullen van bestaande vacatures bij deelnemende bedrijven. Als
gevolg hiervan kunnen de economische nadelen van onderbenutting van beschikbare
productiecapaciteit teniet worden gedaan. De mate waarin dergelijke economische
effecten daadwerkelijk worden gerealiseerd wordt mede beïnvloedt door de conjuncturele
situatie (is er behoefte aan het gebruik van de onderbenutte productiecapaciteit) en zullen
de komende periode relatief beperkt qua omvang zijn.

De projecten binnen maatregel 3.1.b. Verbetering werking arbeidsmarkt hebben vooral


betrekking op het verbeteren van het aanbod van vraaggerichte scholings- en
opleidingstrajecten. De omvang van de effecten van deze initiatieven is direct gekoppeld
aan de mate waarin er daadwerkelijk sprake is van scholing van werknemers en zullen
zich pas na succesvolle scholingstrajecten manifesteren.

Bijdrage aan economische structuurversterking


De grootste bijdrage aan economische structuurversterking van de tot nu toe
goedgekeurde initiatieven op het gebeid van arbeidsmarkt wordt geleverd door de nieuwe
of verbeterde opleidingstrajecten, onder de voorwaarde dat het inderdaad gaat om
opleidingen waaraan vanuit het bedrijfsleven behoefte bestaat. Ook de
toekomstperspectieven van de sectoren waar deze opleidingen zic h op richten dient
hierbij in beschouwing te worden genomen. Deze lijkt over het algemeen goed te zijn.

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 97


De initiatieven die zich richten op de onderkant van de arbeidsmarkt leveren een beperkte
bijdrage aan economische structuurversterking. Deze projecten hebben dan ook vooral
een sociale doelstelling.

Termijn waarop de effecten zich manifesteren


De effecten van de HRM regeling manifesteren zich op relatief korte termijn. De effecten
van de acties onder M.3.1.b op manifesteren zich langere termijn, gegeven het
voorwaardenscheppende karakter van de opleidingsgerichte initiatieven en afhankelijk
van hoe snel de projecten leiden tot concrete scholing van werknemers.

4.7 Conclusies Effectiviteit

Financiële voortgang
De financiële voortgang van EZ/Kompas bedraagt per december 2002 44% van de
beschikbare EZ/Kompas middelen, inclusief IPR centraal. Er is tot nu toe voor 1,2
miljard euro aan projecten goedgekeurd, waarvan 515 miljoen euro afkomstig is van
Europese, nationale, regionale en lokale overheden en 680 miljoen euro vanuit het
bedrijfsleven. Gegeven dat op het moment van evalueren 40% van de Kompasperiode is
verstreken, ligt de financiële voortgang op hoofdlijnen goed op schema.

Tabel 4.29 Financiële voortgang EZ/Kompas per december 2002

Totaal Totaal %
gecommitteerd gecommitteerd Uitputting
publiek privaat EZ/Kompas
1
M.1 Vestigingsvoorwaarden economische kernzones 198.949.687 210.219.189 46%
M.2 Versterking marktsector in Noord-Nederland 135.320.364 429.621.157 57%
M.3 Versterking arbeidsaanbod in Noord-Nederland 10.022.939 6.126.007 25%
M.4.1. Optimalisering internationale transportassen - - 0%
S.3 Bestaande werkgebieden 56.518.605 2.893.112 17%
S.4 Kwaliteitsimpuls binnensteden 26.165.910 9.366.694 24%
S.5 Versterking hoger onderwijs 27.510.660 15.829.906 47%
L.1 Versterking marktgerichte land- en tuinbouw 1.967.726 2.084.119 15%
L.2 Vernieuwing Landelijk gebied - - 0%
L.4 Toerisme en recreatie 47.367.395 3.514.206 20%
Uitv.Kosten 12.137.105 - 40%
Totaal 515.960.391 679.654.390 44%
1
Inclusief IPR centraal; Bron: SNN UO, Ministerie van EZ; zie bijlage totaaloverzicht projecten

Omvang van de effecten


De verwachte omvang van de economische effecten van de tot nu toe goedgekeurde
projecten uitgedrukt in werkgelegenheid schatten we in op 4.510 fte netto gecreëerde
werkgelegenheid. Het betreft netto effecten. Dit houdt in dat er is gecorrigeerd voor
dubbeltellingen en dat verplaatsing van werkgelegenheid binnen Noord-Nederland niet is
meegeteld. Effecten die ook zonder Kompas zouden zijn gerealiseerd zijn ook buiten
beschouwing gelaten, evenals projecteffecten die ten koste gaan van ontwikkelingen
elders in de regio. Indirecte effecten bij toeleveranciers en afnemers zijn wel
meegenomen. Overige indirecte effecten als gevolg van indirect uitgelokte investeringen

98 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


en daarmee verbonden werkgelegenheid zijn niet meegenomen. Tot slot zijn ook
tijdelijke werkgelegenheid en eventueel behouden werkgelegenheid buiten beschouwing
gelaten.

Tabel 4.30 Overzichtstabel netto werkgelegenheidseffecten EZ/Kompas per december 2002

Totaal netto % Totaal netto


werkgelegen-heid werkgelegen-
(inclusief indirect heid
Bedrijventerrein (nieuw) 560 12%
Bedrijventerrein (gerevitaliseerd) 160 4%
Bedrijfsverzamelgebouwen 40 1%
Kantoorlocaties 850 19%
Werklocaties totaal 1.610 36%

Kennisinfrastructuur 40 1%

Toeristische Infrastructuur 230 5%


Kwaliteitsverbetering Toeristische Sector 70 2%
KITS 50 1%
Toerisme totaal 350 8%

IPR Vestiging (Centraal) 490 11%


IPR Vestiging (Decentraal) 720 16%
IPR Uitbreiding (Decentraal) 400 9%
NIOF 90 2%
Generieke stimulering vernieuwing MKB 650 14%
Tenderprocedure 170 4%
VKF 20 0%
Bedrijfsgericht totaal 2.540 56%

HRM-regeling 10 0%
Arbeidsmarkt totaal 10 0%

Totaal 4.510 100%

De werkgelegenheidseffecten zijn op het moment van evalueren nog niet gerealiseerd.


Het gaat om verwachte effecten. Een voorwaarde voor het realiseren van deze effecten is
daarom dat de goedgekeurde projecten volgens plan worden uitgevoerd.

Om een beter beeld te krijgen van de mate waarin de programmadoelstellingen zullen


worden gehaald bij de huidige gang van zaken, zijn de verwachte
werkgelegenheidseffecten per december 2002 geëxtrapoleerd naar een
committeringspercentage van 100%. Onderstaande tabel geeft hiervan de resultaten weer,
waarbij elke maatregel is geëxtrapoleerd op basis van het committeringspercentage van
die maatregel.

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 99


Tabel 4.31 Overzichtstabel netto werkgelegenheidseffecten EZ/Kompas per december 2002, geëxtrapoleerd naar 100%

Totaal netto % Totaal netto


werkgelegen-heid werkgelegen-
(inclusief indirect heid
Bedrijventerrein 6.000 41%
Bedrijventerrein (gerevitaliseerd) 880 6%
Bedrijfsverzamelgebouw 80 1%
Kantoorlocaties 1.360 9%
Werklocaties totaal 8.320 56%

Kennisinfrastructuur 70 0%

Kwaliteitsverbetering Toeristische Sector 550 4%


KITS 170 1%
Toeristische Infrastructuur 90 1%
Toerisme totaal 810 5%

IPR Vestiging (Centraal) 880 6%


IPR Vestiging (Decentraal) 2.310 16%
IPR Uitbreiding (Decentraal) 630 4%
NIOF 240 2%
Generieke stimulering vernieuwing MKB 750 5%
Tenderprocedure 670 5%
VKF 20 0%
Bedrijfsgericht totaal 5.500 37%

HRM-regeling 30 0%
Arbeidsmarkt totaal 30 0%

Totaal 14.730 100%

Geëxtrapoleerd komen de totale netto werkgelegenheidseffecten uit op een kleine 14.700


fte netto gecreëerde werkgelegenheid. Dit ligt binnen de bandbreedte van verwachte
effecten van EZ/Kompas van 9.500 – 17.700 zoals opgenomen in Bijlage B.4 van het
Kompasprogramma.

Belangrijke kanttekening is evenwel dat de verwachte effecten bij de huidige stand van
uitvoering niet zonder meer mogen worden geëxtrapoleerd naar een situatie van 100%
gecommitteerde middelen. De onzekere economische context waarbinnen het programma
wordt uitgevoerd maakt het onzeker of alle delen van het programma volgens plan
kunnen worden uitgevoerd. De laagconjunctuur werkt direct door in een verminderde
investeringsbereidheid van het bestaande bedrijfsleven en van potentiële nieuwkomers.
Dit heeft negatieve invloed op het gebruik van de bedrijfsgerichte maatregelen, in het
bijzonder de IPR, en op de vraag naar nieuwe werklocaties. Dit zet de mate waarin de
kwantitatieve doelen worden bereikt onder druk. De werkgelegenheidsgroei neemt
immers af en de mogelijkheden van het programma om dit tegen te gaan ook. De

100 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


inschatting op dit moment is daarom dat het uiteindelijk aantal te realiseren extra banen
laag binnen de geformuleerde bandbreedte uitkomt.

Bijdrage aan economische structuurversterking


Kompas levert een positieve bijdrage aan een structurele versterking van de economische
structuur in Noord-Nederland. De bedrijfsgerichte en voorwaardenscheppende elementen
van de beleidsmix dragen hier elk op hun eigen manier aan bij. De bijdrage van de
bedrijfsgerichte maatregelen manifesteert zich vooral door de positieve invloed op het
knelpunt marktrelaties. De Kompasprojecten leveren een positieve bijdrage aan het
versterken van het ondernemerschap in Noord-Nederland, door startersbegeleiding en
door het bestaand bedrijfsleven te ondersteunen bij onder meer het verbeteren van de
bedrijfsvoering, het vinden van nieuwe markten en het bevorderen van innovatie van
producten en processen. De voorwaardenscheppende maatregelen dragen positief bij aan
het scheppen van de randvoorwaarden waarbinnen de effecten van de bedrijfsgerichte
maatregelen zich kunnen manifesteren. Met name geldt dit voor investeringen in
kennisinfrastructuur die relevant zijn voor het regionaal bedrijfsleven, investeringen in
versterking van het toeristisch product en investeringen in werklocaties.

Termijn waarop de effecten zich manifesteren,


De termijn waarop de werkgelegenheidseffecten zich manifesteren, zal voor een
belangrijk deel pas ruim na afloop van de programmaperiode zijn. Dit geldt met name
voor voorwaardenscheppende investeringen in werklocaties, toeristische infrastructuur en
kennisinfrastructuur.

Additionaliteit
Een aspect van effectiviteit betreft de mate van additionaliteit van de gerealiseerde
effecten. Welke ontwikkelingen zouden zonder Kompas niet in gang zijn gezet?
Additioneel is Kompas vooral bij het in gang zetten van op zich belangrijke
ontwikkelingen, die echter niet worden opgepakt wanneer urgentere, maar minder
belangrijke, zaken voorrang krijgen binnen de regionale budgettaire randvoorwaarden.
Additioneel in de voorwaardenscheppende sfeer zijn vooral investeringen in
kennisinfrastructuur en IT infrastructuur en investeringen in de vanuit economische
ontwikkeling interessante onderdelen van grootschalige projecten als het Friese
Merenproject en de Blauwe Stad. Additioneel in de bedrijfsgerichte sfeer zijn vooral de
IPR vestiging en projecten op het gebied van het bevorderen van economische
samenwerking en het versterken van het innoverend vermogen van bestaande bedrijven.

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 101


5 Efficiency

5.1 Inleiding

Efficiency heeft betrekking op de verhouding tussen inputs en de daarmee behaalde


outputs en resultaten / effecten. Meer outputs, resultaten en effecten met minder inputs
leidt tot een efficiënter programma. Onderstaande figuur illustreert dit.

Figuur 1.1 Evaluatie van de efficiency

Impact

SWOT
UITVOERING
Resultaten

Doelen Inputs Projecten Outputs

EFFICIENCY

RELEVANTIE EFFECTIVITEIT

In dit hoofdstuk komen 3 aspecten van efficiency aan bod:


• Efficiency op output-niveau. Het gaat hierom de vraag of dezelfde outputs tegen
lagere kosten hadden kunnen worden bereikt;
• Private hefboomwerking. Het gaat hier om de vraag of het programma er in slaagt
investeringen bij private partijen los te maken. Hoe beter het programma hier in
slaagt, hoe efficiënter publieke middelen worden ingezet;
• Efficiency in termen van werkgelegenheid. Het gaat hierom de vraag of dezelfde
werkgelegenheidseffecten tegen lagere kosten hadden kunnen worden bereikt.

Het gehanteerde efficiency begrip in termen van werkgelegenheid komt in belangrijke


mate overeen met het begrip ‘value for money’ zoals dat wordt gehanteerd bij de
projectbeoordeling in het kader van Kompas. Bij de projectbeoordeling wordt ‘value for
money’ gedefinieerd als de directe en indirecte werkgelegenheid van een project afgezet
tegen het benodigde subsidiebedrag. Een verschil is evenwel dat we hier alleen stil staan
bij de verwachte netto effecten.

Beoordelingsgrond voor de efficiency van de outputs vormen de kengetallen uit het


Referentiekader Indicatoren. Dit kader geeft per type maatregel een indicatie van de
outputs die mogen worden verwacht bij de inzet van een bepaalde hoeveelheid financiële

102 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


middelen. Daar waar de kosten per output overeenkomen met de kengetallen uit het
referentiekader beoordelen we deze als efficiënt.

Een aantal inleidende opmerkingen vooraf:

• Benchmarking: historische en regionale vergelijkbaarheid


De gepresenteerde cijfers winnen aan zeggingskracht als ze worden bezien in relatie
tot cijfers in andere regio’s of over eerdere periodes. Wat betreft vergelijking met
andere regio’s kunnen de hier gepresenteerde cijfers na afloop van de evaluaties van
andere EPDs over de periode 2000-2006 onderling worden vergeleken. Deze
gegevens zijn op het moment van evalueren niet beschikbaar. Voor de vergelijking
met eerdere periodes in het zelfde gebied vormen de cijfers uit het Referentiekader
Indicatoren de basis. Deze zijn gebaseerd op behaalde outputs in eerdere periodes.
Historische vergelijkbaarheid van behaalde netto effecten is niet mogelijk omdat dit
de eerste keer is dat de werkgelegenheidseffecten volgens de stappen in het
Evaluatiekader zijn berekend.

• Efficiency niet geïsoleerd bekijken


Het nut van een bepaalde maatregel kan niet alleen worden afgemeten aan de
efficiency in termen van kosten per arbeidsplaats. Naast efficiency dienen ook
belang, urgentie, effectiviteit en uitvoerbaarheid te worden meegenomen.

• Voorzichtig zijn met vergelijkingen tussen de verschillende typen maatregelen


De cijfers zoals gepresenteerd in dit hoofdstuk nodigen uit tot vergelijkingen tussen
verschillende typen maatregelen. Lage kosten per arbeidsplaats bij bedrijfsgerichte
maatregelen versus hoge kosten per arbeidsplaats in het geval van investeringen in
kennisinfrastructuur betekent niet alle middelen dan maar naar bedrijfsgerichte
maatregelen zouden moeten worden overgeheveld. We komen hier in de betreffende
paragraaf op terug.

• Beoordeling: stand van zaken op dit moment


De basis bij de beoordeling van de efficiency in dit hoofdstuk vormen de verwachte
effecten van toekenning van de projecten tot nu toe. De berekeningen geven dan ook
een tussenstand weer. Hoe de uiteindelijke verhouding tussen inputs en outputs (en
resultaten) eruit komst te zien, is iets dat pas na afloop van de programmaperiode
nadat de projecten financieel zijn afgerond vastgesteld kan worden. De
kostenefficiency van de diverse maatregelen kan dan uiteindelijk ook hoger of lager
uitvallen dan was voorzien en zoals in dit hoofdstuk weergegeven. Bij de interpretatie
van de resultaten dient hier rekening mee gehouden te worden.

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 103


5.2 Kostenefficiency outputs

Referentiemateriaal voor de beoordeling van de efficiency op outputniveau is slechts in


beperkte mate aanwezig. We gebruiken het Referentiekader Indicatoren als het
belangrijkste ijkpunt. Deze indicatoren zijn gebaseerd op ervaringen met eerdere
programma’s in Noord-Nederland en geven daarmee een indicatie van efficiency in
vergelijking met eerdere periodes.

Een methodologische beperking bij het beoordelen van de kostenefficiency van outputs
op programmaniveau is dat bijna per definitie appels met peren worden vergeleken. Elk
individueel project heeft specifieke kenmerken en daarom goede redenen om af te wijken
van een kengetal of gemiddelde. Desondanks weerstaan we de verleiding om dan maar
helemaal geen cijfers te noemen. Voor die (beperkte set van) maatregelen waarvan de
indicatieve kosten per eenheid output zijn opgenomen in het Referentiekader Indicatoren
hebben we de daadwerkelijk gemaakte kosten vergeleken met de kengetallen uit het
Referentiekader. Zie onderstaande tabellen.

Tabel 5.1 Kosten per eenheid output Kompas 2000-2006

Eenheid Publieke Totale Hefboom


kosten per kosten per private
eenheid eenheid bijdrage
M.1.1.a. Aanleg bedrijventerreinen Hectare 438.378 544.968 0,2
M.1.1.b. Revitalisering bedrijventerreinen Hectare 91.114 100.256 0,1
S.3.1. Vernieuwing stationsgebieden 1.000 m2 bvo 261.056 274.419 0,1
M.1.2.b.1. IPR vestiging centraal Deelnemer 3.836.227 39.541.838 9,3
M.1.2.b.2. IPR vestiging decentraal Deelnemer 305.799 1.751.306 4,7
M.2.1.a. IPR uitbreiding decentraal Deelnemer 240.182 2.130.168 7,9
M.2.3.a. VKF Deelnemer 407.187 583.432 0,4
M.2.3.b. NIOF Deelnemer 23.273 69.298 2,0
S.4.2. Versterken aanbod voorzieningen Toer. Voorz. 2.826.883 5.083.473 0,8
M.2.3.d. Kwaliteit toeristische sector Project 965.908 1.581.943 0,6

104 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


Tabel 5.2 Referentiegegevens kosten per eenheid output Kompas 2000-2006

M.1.1a. Investeringskosten 450.000 euro per ha nieuw aangelegd bedrijventerrein;


M.1.1.b. investeringskosten 82.000 euro per ha gerevitaliseerd bedrijventerrein;
S.3.1. investeringskosten 100.000 euro per ha (terrein);
S.3.1. investeringskosten 1 miljoen euro per 1.000 m2 nieuw bruto vloeroppervlakte.
M.1.2.b.1. 2,4 miljoen euro subsidie per beschikking
M.1.2.b.2. 240.000 euro subsidie per beschikking;
M.2.1.a. 120.000 euro subsidie per beschikking;
M.2.3.a. 605.000 overheidsbijdrage per bedrijf;
M.2.3.b. 13.400 euro subsidie per beschikking;
S.4.2. investeringskosten 20 – 30 miljoen euro per grootschalige voorziening
M.2.3.d. investeringskosten 227.500 euro per project
M.2.1.b. 25.000 euro subsidie per project
Bron: TERP, Referentiekader Indicatoren

• Werklocaties
De kosten per hectare van aanleg en revitalisering van bedrijventerreinen komen in
grote lijnen overeen met de kengetallen uit het Referentiekader. Aanleg en
revitalisering van bedrijventerreinen kosten in de huidige periode ongeveer evenveel
als in het verleden. Dit geeft een indicatie dat bedrijventerreinen efficiënt worden
aangelegd, althans niet meer of minder efficiënt dan in het verleden.

• Regelingen
Relevante vraag bij de beoordeling van de efficiency van de regelingen is of met
minder premie hetzelfde volume investeringen had kunnen worden uitgelokt. Voor de
beoordeling van de efficiency van de IPR grijpen we terug op de evaluatie van de IPR
in de vorige periode. Hieruit bleek dat bij een te laag premiebedrag de IPR niet in
staat is om ondernemingen tot investeringen te bewegen. Mede op basis van die
bevindingen zijn de huidige premiepercentages vastgesteld. We beoordelen de
efficiency van de IPR daarom als positief. Beoordeling van de output-efficiency van
NIOF en VKF kan alleen op basis van gesprekken met deelnemende bedrijven. Deze
zijn in het kader van de MTR niet gevoerd. Wel kan worden opgemerkt dat de
efficiency van VKF positief wordt beïnvloed door het feit dat het hier een revolving
fund betreft. Met dezelfde euro worden dus verschille nde bedrijven ondersteund.

• Toerisme
De investeringskosten van de toeristische voorzieningen liggen tot een factor 10 lager
dan in het Referentiekader. Dit duidt niet zozeer op efficiency, als wel op het feit dat
de tot nu toe gefinancierde toeristische voorzieningen minder grootschalig zijn dan
soortgelijke projecten in het verleden. Voor de bedrijfsgerichte investeringen in
kwaliteit van de toeristische sector geldt het omgekeerde. De investeringskosten per
project liggen beduidend hoger dan voorzien. Dit zegt weinig over de efficiency.
Bovendien is het aantal projecten als indicator van beperkte waarde.

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 105


• Kennisinfrastructuur
Uitspraken op maatregelniveau over de output-efficiency van projecten op het gebied
van kennisinfrastructuur zijn niet mogelijk. Hier laten de methodologische
beperkingen vanwege het uiteenlopende karakter van de projecten zich het meest
gelden. De MTR doet geen uitspraken over de efficiency van individuele projecten.

5.3 Private hefboomwerking

De efficiency van het programma wordt positief beïnvloed naarmate het programma er
beter in slaagt om nieuwe ontwikkelingen in gang te zetten. Door het programma
uitgelokte investeringen zijn hiervan een graadmeter. Interessant is vooral de mate waarin
publieke middelen er in slagen private investeringen uit te lokken. Een indicatie hiervan
geeft het aandeel private cofinanciering per maatregel. Onderstaande tabel geeft hiervan
het overzicht.

Tabel 5.3 Factor private cofinanciering t.o.v. van publieke middelen per maatregel

Factor private cofinanciering


Kompas 2000-2006
M.1.1.a. Aanleg bedrijventerreinen 0,2
M.1.1.b. Revitalisering bedrijventerreinen 0,1
M.1.2.c. Bedrijfshuisvesting 0,7
S.3.1. Vernieuwing stationsgebieden 0,1
M.1.2.a. Acquisitie ondersteunende promotie 0,0
M.1.2.b.1. IPR vestiging centraal 9,3
M.1.2.b.2. IPR vestiging decentraal 4,7
M.2.1.a. IPR uitbreiding decentraal 7,9
M.2.2. Generieke stimulering vernieuwing MKB 0,7
M.2.3.a. VKF 0,4
M.2.3.b. NIOF 2,0
M.2.3.c. AMa en Taskforces 0,0
M.2.3.e. Tenderprocedure 0,8
L.1.1. Versterking agrarische sector 0
L.1.3. Vernieuwing agrarische sector 1,6
S.4.1. Aantrekkelijkheid openbaar gebied 0,0
S.4.2. Versterken aanbod voorzieningen 0,8
L.4.1. Toeristisch-recreatieve infrastructuur -
L.4.2. Verbetering watersportmogelijkheden 0,0
M.2.3.d. Kwaliteit toeristische sector 0,6
M.2.1.b. KITS-regeling 8,4
S.5.1. Oprichting top-kennisinstituten 1,0
S.5.2. Vestigingslocaties 0,4
1
M.3.1.b. Verbetering werking arbeidsmarkt 1,4
M.3.1.b. Verbetering werking arbeidsmarkt2 0,1
M.3.2.d. Nieuwe werkgelegenheid 0,4

106 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


Tabel 5.3 laat zien dat het aandeel private cofinanciering het hoogst is bij bedrijfsgerichte
projecten en regelingen. Bij fysieke voorwaardenscheppende investeringen in toeristische
infrastructuur, openbare ruimte en werklocaties is de private bijdrage het laagst.

Naast private bijdrage aan de uitvoering van projecten is vooral interessant welke
additionele investeringen bij bedrijven het programma weet uit te lokken. Dit is de private
hefboom. Gegevens voor een kwantitatieve inschatting van de private hefboom
ontbreken. Arbeidsmarkt maatregelen laten we als gevolg van de beperkte of afwezige
financiële voortgang buiten beschouwing.

• Werklocaties
Bij werklocaties zijn met name de niet project gerelateerde private investeringen
interessant uit oogpunt van private hefboomwerking. Evenals bij effectiviteit moet
worden opgemerkt dat werklocatieprojecten op zich geen investeringen uitlokken. Dit
is pas het geval als bedrijven naar aanleiding van een herlocatie uitbreidings-
investeringen plegen. De private hefboom die aan de werklocatieprojecten kan
worden toegeschreven is daarom relatief laag.

• Regelingen en bedrijfsgerichte maatregelen


Tot de uitgelokte private investeringen wordt vaak alle private cofinanciering binnen
een regeling gerekend. Dit leidt tot een vertekend beeld als er sprake is van
deadweight. De private hefboomwerking van IPR en NIOF ligt in feite al opgesloten
in de financiële condities die aan deelname worden gesteld. Gemiddeld dragen de
deelnemende bedrijven aan de IPR 80 tot 90% van de investeringskosten. Voor de
NIOF ligt dit percentage op 66%. Daadwerkelijk uitgelokt zijn die investeringen die
zonder de premie niet zouden zijn doorgegaan. In dat verband wordt nogmaals
gewezen op de aangescherpte subsidievoorwaarden van de IPR. Die maken het
aannemelijk dat een groter deel van de private financiering onder de IPR als
daadwerkelijk uitgelokt mag worden beschouwd.

De overige bedrijfsgerichte maatregelen zijn vooral adviestrajecten. Private bijdragen


van deelnemers aan deze adviestrajecten zijn niet opgenomen in bovenstaande tabel.
Naast deze bijdrage mag met name van de projecten op het gebied van innovatie en
nieuwe markten worden verwacht dat zij, indien succesvol, vroeg of laat leiden tot
private investeringen. Gegeven het feit dat adviesprojecten relatief goedkoop zijn per
bedrijf kan dan op bedrijfsniveau een aanzienlijke privaat hefboomeffect worden
verwacht. Op maatregelniveau is dat effect afhankelijk van het aantal bedrijven dat
daadwerkelijk succesvol innoveert of nieuwe markten openbreekt.

Naast de direct als gevolg van deelname aan projecten en regelingen uitgelokte
investeringen leiden de regelingen tot indirecte effecten bij toeleveranciers en
afnemers. Hierdoor neemt de private hefboomwerking van de bedrijfsgerichte
projecten en regelingen verder toe.

• Toerisme
Het private hefboomeffect van investeringen in toeristische infrastructuur is hoger
naarmate de publieke investeringen in voorzieningen en attracties directer bijdragen
aan het genereren van extra bezoekers van buiten naar de regio. Zoals aangegeven in

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 107


het hoofdstuk Effectiviteit is hier op een aantal punten ruimte voor verbetering. Ook
de efficiency van de gepleegde publieke investerin gen in toeristische infrastructuur
kan via meer uitgelokte private investeringen omhoog.

De toeristische bedrijfsgerichte maatregelen laten over het algemeen hetzelfde beeld


zien als de reguliere bedrijfsgerichte maatregelen. Hoge private
cofinancieringsbijdrage bij de KITS-regeling en bijgevolg hoge direct uitgelokte
private investeringen. Op langere termijn een relatief hoge private hefboom bij
succesvolle toeristische adviestrajecten.

• Kennisinfrastructuur
De private hefboom zal vooral afhangen van de mate waarin de investeringen in
kennisinfrastructuur aansluiten bij de vraag van het regionaal bedrijfsleven. Zoals
aangegeven in het hoofdstuk Effectiviteit wordt middels een aantal bedrijfsgerichte
projecten bijgedragen aan de verwezenlijking hiervan. Leiden deze projecten tot
successen bij individuele bedrijven dan kan de private hefboom aanzienlijk zijn.

5.4 Efficiency verwachte werkgelegenheidseffecten

In deze paragraaf gaan we in op de efficiency van het programma in termen van de te


verwachten werkgelegenheidseffecten. Focus is de relatie tussen de behaalde
werkgelegenheidseffecten en de ingezette financiële middelen. Voor elk type maatregel is
uitgerekend hoeveel publieke middelen moeten worden ingezet om een netto
arbeidsplaats te creëren.

Een waarschuwing vooraf: dit is tot op zekere hoogte niet meer en niet minder dan een
rekenkundige exercitie. Hoewel de gepresenteerde cijfers uitnodigen tot snelle conclusies
over welke maatregel efficiënt is en welke maatregel geldverspilling, is dit niet de
bedoeling. De cijfers bieden vooral additionele informatie over hoe direct verschillende
maatregelen bijdragen aan het bereiken van de hoofddoelstellingen van Kompas. De tabel
verschaft ook additioneel inzicht in de causale relaties tussen verschillende typen
maatregelen. Daarnaast is de tabel nuttig als vergelijkingsmateriaal ten opzichte van
programma’s in andere regio’s en in de tijd, indien soortgelijke berekeningen ook in
volgende evaluaties worden gemaakt.

108 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


Tabel 5.4 Overzicht publieke kosten per netto arbeidsplaats Kompas 2000-2006

Publieke investering
per netto verwachte
arbeidsplaats (fte)
Bedrijventerrein (nieuw) 83.035
Bedrijventerrein (gerevitaliseerd) 99.607
Bedrijfsverzamelgebouwen 175.221
Kantoorlocaties 66.700
Werklocaties totaal 78.356

Kennisinfrastructuur 466.058

Toeristische infrastructuur 320.420


Kwaliteitsverbetering Toeristische Sector 68.959
KITS 194.739
Toerisme totaal 250.235

IPR Vestiging (Centraal) 171.260


IPR Vestiging (Decentraal) 30.932
IPR Uitbreiding (Decentraal) 109.452
NIOF 182.555
Generieke stimulering vernieuwing MKB 39.322
Tenderprocedure 30.731
VKF 505.822
Bedrijfsgericht totaal 79.555

HRM-regeling 161.083
Arbeidsmarkt totaal 161.083

Totaal 96.399

De tabel laat zien dat de kosten van een netto arbeidsplaats het laagst zijn bij
bedrijfsgerichte maatregelen en werklocaties en het hoogst bij voorwaardenscheppende
investeringen in kennisinfrastructuur en toeristische infrastructuur.

Hieruit dient niet direct de conclusie te worden getrokken dat alle middelen dan maar
meteen op bedrijfsgerichte maatregelen en nieuwe werklocatie s moeten worden ingezet.
De mate van kostenefficiency zit immers deels al opgesloten in het type project en het
doel waarmee bepaalde typen projecten worden uitgevoerd.

Een kernonderscheid is dat tussen regelingen, overige bedrijfsgerichte maatregelen en


voorwaardenscheppende maatregelen. De causale relatie tuseen deze typen maatregelen
begint bij de voorwaardenscheppende maatregelen, die bijdragen aan het creëren van een
aantrekkelijk productiemilieu en investeringsklimaat. Vervolgens kunnen bedrijven via de
overige bedrijfsgerichte maatregelen worden aangezet tot het vernieuwen van producten,
processen en markten. Zijn ze daarin succesvol, dan zal dit leiden tot investeringen

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 109


waarbij de IPR en andere regelingen een rol kunnen spelen. Onderstaande voorbeelden
illustreren dat het uiteindelijk gaat om de juist mix van maatregelen.

• Zoals eerder opgemerkt in het hoofdstuk Effectiviteit creëren werklocaties geen


werkgelegenheid. Structurele werkgelegenheidsgroei is altijd het gevolg van
investeringen door ondernemers. De werkgelegenheid manifesteert zich fysiek wel op
een werklocatie. Binnen de gehanteerde rekensystematiek worden deze
werkgelegenheidseffecten toegeschreven aan het programma. Ze zijn echter vooral
het gevolg van investeringen die zijn uitgelokt door een combinatie van IPR
vestiging, acquisitie ondersteunende promotie en autonome vestigingsplaatskeuzes
door nieuwvestigers. De effecten kunnen dus niet los worden gezien van andere
maatregelen in de Kompas beleidsmix.

• Er is sprake van onderlinge verwevenheid tussen de verschillende typen maatregelen.


Zo zijn bedrijfsgerichte maatregelen op het gebied van bijvoorbeeld innovatie
efficiënter als er voldoende kennisinstellingen bestaan die bedrijven op dit punt van
dienst kunnen zijn. De gesubsidieerde investeringen in kennisinfrastructuur hebben
een sterk voorwaardenscheppend karakter. De vergeleken met kennisinfrastructuur
lage kosten per arbeidsplaats van bijvoorbeeld de NIOF, ontstaan deels bij de gratie
van een voldoende ontwikkelde regionale kennisinfrastructuur die de ontwikkeling
van succesvolle innovaties ondersteunt.

• Voor toerisme geldt dat investeren in de kwaliteit van accommodaties en het


bevorderen van samenwerking tussen toeristische ondernemers alleen vruchten
afwerpt als de toeristisch-recreatieve infrastructuur inclusief attracties kwalitatief en
kwantitatief op peil is.

Bij het beoordelen van de efficiency dient ook rekening te worden gehouden met de
volgtijdelijkheid van de effecten van verschillende typen maatregelen. Het feit dat de
bedrijfsgerichte maatregelen in de periode 2000-2006 relatief efficiënt zijn in termen van
werkgelegenheidscreatie wordt mede beïnvloed door de voorwaardenscheppende
investeringen die zijn gepleegd in de voorafgaande periodes. Het overzicht van kosten per
arbeidsplaats kan daarom worden gebruikt om de timing van de inzet van verschillende
beleidsinstrumenten te beargumenteren. In het licht van de hoofddoelstelling leveren de
bedrijfsgerichte maatregelen in principe de hoogste bijdrage per eenheid input. Dit is
echter alleen het geval onder de voorwaarde dat zich geen knelpunten voordoen op het
gebied van werklocaties, toeristische infrastructuur en kennisinfrastructuur. Op het gebied
van werklocaties zijn deze knelpunten er op dit moment op regionaal niveau niet, mede
door projecten op dit terrein in het verleden. Het temporiseren van de werklocaties hoeft
dus geen gevolgen te hebben voor de werkgelegenheidseffecten van bedrijfsgerichte
maatregelen in de komende jaren.

110 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


5.5 Conclusies Efficiency

Op basis van vergelijking met gegevens over eerdere periodes en op basis van gesprekken
met het programma management, de SNN UO en individuele projectuitvoerders lijken de
outputs over het algemeen efficiënt te worden gerealiseerd. Ook tijdens de verschillende
stadia van projectverwerving en projectbeoordeling krijgt de efficiency waarmee de
outputs worden gerealiseerd voldoende aandacht.

Het programma is efficiënter naarmate het er beter in slaagt nieuwe ontwikkelingen in


gang te zetten. Door het programma uitgelokte private investeringen zijn hiervan een
graadmeter. De grootste private hefboomwerking komt voor rekening van de
bedrijfsgerichte maatregelen, hetgeen deels ligt opgesloten in de vereiste private
cofinanciering van deelnemende bedrijven. Door de lagere deadweight van de IPR in
vergelijking met eerdere periodes, neemt het volume uitgelokte investeringen toe en
daarmee de efficiency van de regeling. De private hefboomwerking van investeringen in
werklocaties, toeristische infrastructuur en kennisinfrastructuur is relatief laag,
overeenkomstig hun voorwaardenscheppende karakter. Zij dragen echter indirect en op
langere termijn ook bij aan private investeringen.

In het licht van efficiency is ook gekeken naar de kosten van een netto gecreëerde
structurele arbeid splaats. Deze zijn het laagst voor de bedrijfsgerichte maatregelen en
werklocaties en het hoogst voor voorwaardenscheppende investeringen in
kennisinfrastructuur en toeristische infrastructuur. Dit betekent niet dat het accent van het
programma per definit ie moet worden verschoven naar maatregelen waar de kosten per
arbeidsplaats het laagst zijn. Bedrijfsgerichte maatregelen zijn bijvoorbeeld efficiënt
mede dankzij hetgeen met maatregelen op het gebied van kennisinfrastructuur of
toeristische infrastructuur wordt bereikt. Het gaat uiteindelijk om een efficiënte mix van
maatregelen in het programma als geheel. Voor de beoordeling hiervan is
vergelijkingsmateriaal nodig uit andere regio’s. De mid term evaluaties van andere
(Europese) regionale beleidsprogramma’s in Nederland, die in de loop van 2003 zullen
verschijnen, kunnen hier meer inzicht in verschaffen.

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 111


6 Uitvoering

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk staat de uitvoering van Kompas centraal. Daarbij maken we een
onderscheid tussen Kompas-breed en EZ/Kompas. SNN is verantwoordelijk voor dat deel
van het programma dat decentraal wordt uitgevoerd, het EZ/Kompasprogramma. Het
grootste deel van dit hoofdstuk gaat hierover. In een aparte paragraaf gaan we in op de
uitvoering van het Kompas-brede programma (dit betreft met name de betrokkenheid van
enkele ministeries).

We evalueren de uitvoering aan de hand van de beleidscyclus, geïllustreerd in


onderstaande figuur en kader.

Figuur 6.1 Beleidscyclus Programma uitvoering

Programmering Programma marketing

Probleemanalyse Projectverwerving

Evaluatie Projectselectie

Projectuitvoering
Monitoring

Financiële afhandeling

Kader 6.1 Toelichting beleidscyclus

• Probleemanalyse: Knelpuntenanalyse regionaal investeringsklimaat, SWOT-analyse van de regio,


identificatie van strategisch belangrijke sectoren;
• Programmering: Vertaling van de knelpunten en SWOT in doelen en concrete beleidsmaatregelen.
• Programma marketing: Bekendmaken van de mogelijkheden die het programma biedt onder de
doelgroepen van het programma (potentiële projectindieners);
• Projectverwerving: Aanjagen van projectideeën en het bieden van ondersteuning aan (potentiële)
projectindieners bij de vertaling van ideeën naar concrete, subsidiabele projecten
projectvoorstellen en –aanvragen;
• Projectselectie: Selectie en goedkeuring van projecten middels toetsing aan inhoudelijke en
uitvoeringstechnische criteria;
• Projectuitvoering: Feitelijke uitvoering van de goedgekeurde projecten door de projectuitvoerders

112 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


• Financiële afhandeling: Financieel-administratieve zaken op project- en programmaniveau (onder
meer betalingen);
• Monitoring: Zowel financieel als inhoudelijk wordt bijgehouden of de gestelde doelen op project- en
programmaniveau worden gehaald;
• Evaluatie: Externe evaluatie van relevantie, effectiviteit, efficiency en uitvoering van programma en
projecten.

Gegeven het mid-term karakter van de evaluatie leggen we in dit hoofdstuk het accent op
de stappen in de beleidscyclus die te maken hebben met de uitvoering van het
programma.

6.2 Uitvoering Kompas-breed

Het Kompasprogramma is het resultaat van afspraken tussen het SNN en het kabinet over
de wijze waarop en met hoeveel geld de nationale overheid in partnerschap met regionale
en lokale partijen wil bijdragen aan de economische ontwikkeling van Noord-Nederland
gedurende de periode 2000-2006. De belangrijkste betrokken ministeries zijn de
ministeries van Economische Zaken (EZ), Landbouw Natuurbeheer en Visserij (LNV),
Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), Verkeer en Waterstaat (V&W) en
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM). De ministeries van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport laten
we hier buiten beschouwing vanwege de zeer beperkte bijdrage aan het programma. De
ministeries van EZ en van LNV komen in paragraaf 6.4 aan de orde.

Eén van de kernpunten in de afspraken met het toenmalige kabinet was de


programmatische aanpak: de bijdragen van het Rijk zouden zoveel mogelijk beschikbaar
worden gesteld voor de uitvoering van het programma als geheel en niet worden
geoormerkt voor afzonderlijke projecten of maatregelen. Inmiddels blijkt dat niet alle
ministeries concreet aan deze afspraak invulling hebben gegeven.

• Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid


De inbreng van het Ministerie van SZW is van belang voor de uitvoering van
verschillende maatregelen binnen het Thema M3 Versterking van het arbeidsaanbod
in Noord-Nederland. De belangrijkste financieringsstromen betreffen de nationale
SZW middelen, ESF D3 middelen en de O&O fondsen. De gemeenten zijn
belangrijkste uitvoerende partijen van het SZW en ESF beleid. De nationale
ondernemersorganisaties beheren de O&O fondsen. De invloed van Noordelijke
provincies op de besteding van deze middelen is beperkt, evenals de mogelijkheden
voor inhoudelijke afstemming tussen het arbeidsmarktbeleid in het kader van Kompas
en het overig arbeidsmarktbeleid. Een Brusselse eis is daarnaast dat 20% van de
landelijk beschikbare ESF middelen de Doelstelling 2 gebieden terecht komt. Cijfers
hierover ontbreken op het moment van evalueren. Omdat de voortgang van het
nationale ESF-Doelstelling 3 programma als geheel sterk achterblijft, komt in ieder
geval in absolute termen naar verwachting veel minder in Noord-Nederland terecht
dan van tevoren voorzien. De uitvoering van het Kompas arbeidsmarktbeleid komt
mede hierdoor nauwelijks van de grond.

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 113


• Ministerie van Verkeer en Waterstaat
De inbreng van het Ministerie van V&W is van belang voor de uitvoering van de
maatregelen M4.1 Optimalisering internationale transportassen en M4.2 Verbetering
bereikbaarheid economische kernzones. Met het Ministerie van V&W zijn concrete
afspraken gemaakt over een serie projecten. Daarnaast dienen voor een aantal
projecten nog nadere afspraken te worden gemaakt in het kader van de MIT-
procedure. Het algemene beeld over dit deel van Kompas is positief.

• Ministerie van VROM


De inbreng van het Ministerie van VROM is van belang voor de uitvoering van
verschillende maatregelen binnen het Deelprogramma Stad, in het bijzonder vanwege
de bijdrage aan de herstructurering van de woningvoorraad en investeringen in het
openbaar gebied. Op basis van de gevoerde gesprekken komt een positief beeld naar
voren als het gaat om de wijze waarop VROM invulling geeft aan de
programmatische aanpak en de invloed van de provincies op de besteding van de
middelen. Een punt van aandacht is wel of ook de afspraken die in financiële zin zijn
gemaakt in voldoende mate worden nagekomen.

Op basis hiervan oordelen we tamelijk kritisch over de wijze waarop de niet-


EZ/Kompasdelen van het Kompasprogramma worden uitgevoerd. Met name geldt dit
voor de bijdrage van het Ministerie van SZW. Een algemeen knelpunt en verklarende
factor is dat de meeste ministeries geen regionale beleidsdoelstellingen kennen en daarom
weinig ervaringen hebben met de regionale inzet van rijksmiddelen. Dit maakt het in de
praktijk lastig om de gemaakte afspraken na te komen.

Tijdens een aantal gesprekken is in dat verband opgemerkt dat SNN zich bij de
totstandkoming van het Kompas teveel zou hebben gericht op het Ministerie van EZ als
coördinerend ministerie voor regionaal beleid en te weinig in contact zou zijn getreden
met andere relevante ministeries om de Langman-afspraken te concretiseren. Tijdens de
gevoerde gesprekken met verantwoordelijke bestuurders zijn deze geluiden weerlegt. De
bestuurders gaven aan dat er veelvuld ig ambtelijk en bestuurlijk overleg heeft
plaatsgevonden met de verschillende ministeries.

6.3 Organisatie- en beheersstructuur EZ/Kompas

We richten ons bij de beoordeling van de organisatie - en beheersstructuur op de vraag of


de taken en verantwoordelijkheden duidelijk zijn, zowel op papier als in de praktijk. De
Administratieve Organisatie (AO) van het Kompas20 bevat een uitgebreide omschrijving
van de taken en bevoegdheden van de verschillende betrokken partijen. Onderstaand
organogram is hier aan ontleend.

20
SNN, Administratieve Organisatie KOMPAS, december 2001

114 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


Figuur 6.2 Organogram Kompas

Algemeen
Commissie
Bestuur
van advies
SNN
PS-en van de Bezwaarsch. UO SNN
drie provincies

IPSC CvT
Dagelijks
Bestuur Project-
SNN beoordelings -
commissie
Taskforces Adviescollege
voor de Markt

Projectgroep
SNN

Adviesraad
Agrobusiness Projectgroep
Uitvoering
Kompas

BC BC BC
Economische Stedelijke Landelijk
Zaken Ontwikkeling Gebied

Permanent orgaan binnen de Kompas AO

Tijdelijk in te stellen orgaan

Hiërarchische lijn
Adviserende lijn

Bron: Administratieve Organisatie Kompas

Het organogram illustreert dat een groot aantal partijen betrokken is bij de uitvoering van
het programma. Voor een toelichting bij de taken en verantwoordelijkheden van al deze
partijen wordt verwezen naar de Kompas AO.

We concentreren ons in dit hoofdstuk vooral op de partijen die direct en vrijwel dagelijks
bij de uitvoering van het programma betrokken zijn. Dit zijn tevens de partijen die in de
resterende paragrafen van dit hoofdstuk nader aan de orde komen.

N.B. Het niet noemen van een bepaalde partij in onderstaande tabel is geen impliciet
waardeoordeel over het belang of functioneren ervan.

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 115


Tabel 6.1 Belangrijkste betrokken partijen Uitvoering EZ/Kompas

Partij Toelichting Belangrijkste taken en verantwoordelijkheden uitvoering


Provincies • projectverwerving (ambtelijk)
• besluitvorming projecten op provinciaal niveau (bestuurlijk: GS);
Ministeries EZ, LNV • cofinancier
• lid van de PBC (ambtelijk)
SNN UO Uitvoerings- • beoordelen van en adviseren over projectaanvragen als secretariaat
organisatie SNN van de PBC (ambtelijk)
• overige uitvoeringswerkzaamheden (ambtelijk)
PBC Projectbeoordelings- beoordelen van en adviseren over projectaanvragen (ambtelijk)
commissie
Bestuurs- • BC EZ/Markt besluitvorming over projecten op landsdelig / SNN-niveau (bestuurlijk: SNN)
commissies • BC Stad
• BC Land
DB SNN, Dagelijks bestuur, besluitvorming op programma- en SNN-niveau (bestuurlijk)
CvT EPD D2 Comité van Toezicht
AMa Adviescollege voor strategisch advies aan de BC EZ/Markt, aanjaagfunctie projecten in de
de Markt marktsector (autonoom)
ArA Adviesraad verwerven van clusterprojecten in landbouw en agrobusiness (autonoom)
Agrobusiness

Onderstaand schema geeft schematisch en op hoofdlijnen weer op welke wijze en op


welke momenten in de procesgang bovenstaande partijen betrokken zijn bij de uitvoering
van het EZ/Kompas programma.

Figuur 6.3 Schematische weergave procesgang projecten

Aanvrager

Uitwerking
Provincie idee tot concreet
(ambtelijk) voorstel
Aanvrager communicatie
idee

Aanvrager
GS
Besluitvorming
Aanvrager Provincie
communicatie provincie over
(bestuurljik)
toeleiden
Aanvrager naar SNN UO
Aanvrager
Aanvrager Tenderprocedure)

Aanvrager SNN UO
aanvraag

Ambtelijke
Aanvrager voorbereiding
Kompas
PBC
Aanvrager communicatie

ArA
advies
BC BC BC
Markt Stad Land AMa

communicatie
Aanvrager
Eventueel DB SNN

116 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


Het schema illustreert dat in principe elke partij op zijn eigen moment een plek heeft in
het projectselectieproces en dat de taken en verantwoordelijkheden van de verschillende
partijen in principe duidelijk zijn.

Inherent aan deze opzet is wel dat de projectselectie over veel schijven loopt en dat de
doorlooptijd van een projectaanvraag over het algemeen vrij lang is gemeten vanaf het
moment van eerste contact met provincies tot de finale goedkeuring op bestuurlijk niveau.
In de paragraaf over projectbeoordeling komen we hierop terug.

6.4 Partnerschap

Het Brusselse principe van partnerschap gaat er van uit dat regionaal-economisch
ontwikkelingsbeleid het meest effectie f is als hiervoor een breed draagvlak bestaat onder
de verschillende relevante stakeholders. Op die manier worden alle betrokkenen
gestimuleerd om zoveel mogelijk bij te dragen aan het bereiken van de programmadoelen.
Partnerschap is een kwestie van meepraten en meedenken over de inhoud en uitvoering
van het programma en waar mogelijk ook van meebetalen, op programma- dan wel op
projectniveau. We maken onderscheid tussen partnerschap op nationaal niveau (de voor
EZ/Kompas relevante ministeries EZ en LNV) en op regionaal niveau.

Nationaal partnerschap

Ministerie van EZ
Het Ministerie van EZ is het eerstverantwoordelijke departement voor regionaal-
economisch beleid. Daarmee is dit ministerie het eerste aanspreekpunt voor SNN
aangaande het Kompasprogramma. Het partnerschap van het Ministerie van EZ uit zich
in financiële zin in cofinanciering van een substantieel deel van het Kompasprogramma.
Daarnaast is het Ministerie van EZ lid van de PBC. In die hoedanigheid denkt het
ministerie actief en constructief mee over inhoud en uitvoering van het programma.

Mede op basis van de gevoerde gesprekken met zowel EZ als verschillende Noordelijke
partijen oordelen we positief over de wijze waarop EZ zijn rol als partner van Noord-
Nederland invult. Dit betekent niet dat er nooit punten van discussie zouden zijn. Deze
liggen hoofdzakelijk op het terrein van de invulling van het programma met concrete
projecten. Hierop komen we terug in de paragraaf over projectbeoordeling.

Ministerie van LNV


Het Ministerie van LNV is een belangrijke partner voor het deelprogramma Land. In het
begin van de programmaperiode waren er de nodige problemen met het verkrijgen van
cofinanciering van het ministerie. Evenals bij de meeste andere ministeries (zie paragraaf
6.2) is het ontbreken van een regionale focus in de reguliere beleidsdoelen en het
beleidsinstrumentarium van LNV hier in belangrijke mate debet aan. Dit heeft gezorgd
voor een vertraagde start van de door LNV medegefinancierde activiteiten in het
deelprogramma Land. Deels kon dit worden opgevangen door voorfinanciering van het
Ministerie van EZ. Inmiddels is de situatie duidelijk verbeterd met de komst van het UIL
NN fonds waarmee een belangrijk deel van de landbouwgerichte activiteiten onder

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 117


deelprogramma Land op programmatische wijze kan worden gefinancierd met inzet van
LNV-middelen.

Regionaal partnerschap
Afgaand op overzichten van projectindieners is een groot aantal regionale partijen bij de
uitvoering van het Kompasprogramma betrokken. De betrokkenheid kent twee vormen:
• betrokkenheid op projectniveau, veelal in de rol van uitvoerder. Hierop komen we
terug in de paragraaf over het projectverwerving en programma marketing
• betrokkenheid op programmaniveau. Dit betreft het “georganiseerd” regionaal
partnerschap.

Partnerschap tussen regionale en lokale overheden


Het partnerschap tussen de drie provincies is georganiseerd in het SNN. Voor de
uitvoering van het Kompas programma is met name het DB SNN relevant. Het DB geeft
het bestuurlijk fiat aan de uitvoering van het Kompas. Het partnerschap tussen de drie
provincies is in de opzet en op hoofdlijnen zonder meer positief te beoordelen.

Het lokale partnerschap met de gemeenten kent geen formele structuur. Gemeenten zijn
niet vertegenwoordigd in het DB SNN of het CvT. In de praktijk lijken provincies en
gemeenten dit niet als een gemis te ervaren. De contacten tussen de provincies en de
gemeenten zijn over het algemeen goed en er is regelmatig overleg, veelal in het kader
van concrete projecten en projectaanvragen alsmede in regulier overleg buiten
Kompasverband. Wel klinkt vanuit de gemeenten het geluid dat het Kompas teveel en te
ingewikkelde procedures kent en dat het moeilijk is om gemeentelijke projecten
goedgekeurd te krijgen. We komen hier nader op terug in de paragraaf over
projectverwerving.

Partnerschap met de marktsector


Gegeven het sociaal-economische karakter van het Kompas is betrokkenheid en deelname
van het bedrijfsleven aan het Kompas van groot belang voor het halen van de
programmadoelen. Vanuit dat oogpunt verdient het partnerschap tussen de overheden en
regionaal bedrijfsleven bijzondere aandacht. De vertegenwoordiging van de
werkgeversorganisaties MKB Noord en VNO NCW in het CvT voor het EPD draagt hier
positief aan bij.

De vertegenwoordigers van de marktsector kijken kritisch naar de uitvoering van het


Kompas-programma. Kritiek betreft met name de wijze waarop de
subsidiemogelijkheden naar bedrijven worden gecommuniceerd en de wijze waarop de
mogelijkheid voor bedrijven om zelf projecten in te dienen is georganiseerd. In dat
verband wordt onder meer de rol van het Adviescollege voor de Markt (AMa)
bekritiseerd. Deze punten komen uitgebreider aan bod in paragraaf 6.5
programmamarketing en paragraaf 6.6 projectverwerving.

118 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


6.5 Programmamarketing

Naast algemene publiciteit rond het programma in onder meer de pers en eigen
Kompaspublicaties zoals de Kompaskrant, is voor de programma-uitvoering de specifieke
communicatie of programmamarketing richting potentiële projectindieners van belang.
Programmamarketing betreft het geheel aan communicatie -uitingen rond het programma
door de programma uitvoerders richting potentiële projectindieners. Vooral het onder de
aandacht brengen van de subsidiemogelijkheden voor projecten die de programmadoelen
dienen is belangrijk. De verschille nde doelgroepen vragen daarbij soms om verschillende
benaderingen. We maken een onderscheid tussen publieke sector en de marktsector.

Programma marketing richting de publieke sector


Met name onder gemeenten, semi-overheidsorganisaties als Syntens, KvK en
kennisinstellingen in de regio is de bekendheid met Kompas hoog. Dit blijkt ook uit de
resultaten van de telefonische enquête onder projectuitvoerders.

Hoe bent u in aanraking gekomen met het Kompas-programma?


Reeds lang bekend 22 71%
Via provincie 5 16%
Via collega 2 6%
Via SNN 5 16%
Via media 0 0%
Via Adviescollege voor de Markt (AmA) 0 0%
Via Adviesraad Agrobusiness (ArA) 0 0%
Anders, nl. 0 0%

Veel projectindieners uit gemeenten, semi-overheidsorganisaties en kennisinstellingen


hebben al eerder (en soms vele malen) gebruik gemaakt van de mogelijkheden van het
Kompas / EPD D2 en de ISP-, Doelstelling 2- en Doelstelling 5b-voorgangers.

Is dit de eerste keer dat uw organisatie een project uitvoert met een subsidie in het kader van het
Kompas / ISP / D2?
Ja 3 10%
Nee 28 90%
Weet ik niet 0 0%

Door de frequente contacten met onder meer de provincies, zijn deze partijen over het
algemeen goed op de hoogte van de mogelijkheden die het programma biedt. Voor deze
doelgroepen is de Kompas programmamarketing dan ook voldoende.

Programmamarketing richting de marktsector


Bij programmamarketing richting het bedrijfsleven onderscheiden we:
1. Marketing van bedrijfsgerichte projecten die door semi-overheidsinstellingen en
kennis- en onderwijsinstellingen worden uitgevoerd, de zogenaamde
“aanbodgestuurde” projecten;
2. Marketing van de door SNN uitgevoerde regelingen (IPR, NIOF, KITS, HRM, LPR);
3. Marketing van de overige mogelijkheden van het Kompas voor projecten direct
vanuit het bedrijfsleven, de zogenaamde “vraaggestuurde” projecten.

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 119


Ad 1 en 2. Marketing aanbodgestuurde projecten en regelingen
De marketing van de aanbodgestuurde bedrijfsgerichte projecten is in de eerste plaats een
taak van de organisaties die deze projecten uitvoeren. Op basis van de telefonische
enquête onder projectuitvoerders blijkt dat hier over het algemeen het nodige aan wordt
gedaan. Niettemin komt uit gesprekken met de vertegenwoordigers van het bedrijfsleven
naar voren dat deze projecten, evenals nieuwe regelingen als NIOF en de HRM-regeling,
met name onder kleine ondernemingen nog onvoldoende bekend zouden zijn.

Onbekendheid wordt ook veroorzaakt door het algemene probleem van het slechte imago
van subsidieregelingen bij ondernemers. “Onbemind maakt onbekend”. Het beeld dat
subsidies oproept van bureaucratie, stapels papier en ambtelijke molens, weerhoudt nog
altijd veel bedrijven ervan om de subsidiemogelijkheden serieus te onderzoeken. De
ervaring leert echter dat met name directe contacten met bedrijven helpen om de serieuze
interesse te wekken bij bedrijven om de mogelijkheden van projecten en regelingen te
benutten.

Aanbeveling:
• Hoewel al het nodige wordt gedaan op het gebied van “tell & sell” marketing door
middel van beursbezoek en bedrijfsevenementen verdient het aanbeveling om de
inspanningen op dit terrein te vergroten, in samenwerking met de
ondernemersorganisaties. Het gaat dan niet zozeer om de grote algemeen op het
MKB georiënteerde beurzen maar ook om kleinschaliger op specifieke branches
gerichte beurzen en evenementen.

Ad 3. Marketing vraaggestuurde projecten


Vraaggestuurde bedrijfsgerichte projecten zijn projecten die vanuit het bedrijfsleven zelf
worden geïnitieerd. De les uit eerdere programmaperiodes en uit de ervaringen met
Kompas tot nu toe is dat dergelijke projecten niet “vanzelf” van de grond komen.

In eerdere programmaperiodes verzorgden de zogenaamde ISP-Marktsectorcommissies


het grootste deel van de programmamarketing en projectverwerving op dit terrein. Deze
commissies hadden naast de taak projecten te ontwikkelen ook een zware stem in het
beschikbaar stellen van ISP-middelen voor die projecten. Naar aanleiding van de ISP-5
evaluatie is besloten om de ontwikkelfunctie en de advies- respectievelijk
besluitvormingsfunctie bij het beschikbaar stellen van financiële middelen te scheiden.

De wijze waarop de marktsector bij het Kompas is betrokken is nu anders georganiseerd


dan in het verleden. Voor de marktsector is er een Adviescollege voor de Markt (AMa)
ingesteld. Dit Adviescollege heeft de mogelijkheid voor specifieke thema’s of sectoren
Taskforces in het leven te roepen, met als kerntaak het ontwikkelen van projecten in de
marktsector (zie paragraaf 6.6). In de besluitvormingsprocedure over deze projecten
speelt het AMa in principe geen rol. In de praktijk heeft het AMa vooral een functie op
strategisch niveau en geeft het advies aan de BC EZ en het DB SNN over ontwikkelingen
die voor het Noordelijk bedrijfsleven van belang zijn. Op de taken van de Taskforces
komen we terug in de paragraaf over proje ctverwerving. Op het gebied van
programmamarketing is onder meer de voorzitter van het AMa actief geweest middels het

120 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


uitdragen van de mogelijkheden van het Kompas voor bedrijven tijdens
ondernemersbijeenkomsten in de regio.

Voor de agrarische sector is daarnaast de Adviesraad Agrobusiness (ArA) ingesteld. Deze


functioneert in grote lijnen zoals de betreffende ISP marktsectorcommissie in het
verleden. Ook hier is de ontwikkelfunctie en de adviesfunctie bij het beschikbaar stellen
van financiële middelen gescheiden.

6.6 Projectverwerving

Projectverwerving in de publieke sector


Het Kompas wordt actief aan de man gebracht. Dit is geen luxe maar noodzaak. De
ervaring leert dat actief moet worden geworven om voldoende subsidiabele projecten van
de grond te krijgen. Alle drie de provincies hebben projectverwervers in dienst. Zij zijn
intermediair tussen potentiële projectindieners en het Kompas. Hun taak is om projecten
te genereren en projectaanvragers te begeleiden bij het opstellen van de aanvraag, hen te
adviseren omtrent de Kompaswaardigheid van projectideeën en tekst en uitleg te geven
bij de subsidievoorwaarden. Ze spelen bovendien een belangrijke rol in de
programmamarketing.

Een verschil met eerdere perioden is dat de projectverwervers actiever en soms zelfs
fulltime werven en niet of veel minder dan in het verleden betrokken zijn bij de
beleidsvoorbereiding. Dit illustreert het specialistische karakter van hun werkzaamheden
en tegelijkertijd hoe lastig het voor projectindieners is om succesvol een project in te
dienen.

De enquête illustreert het belang van de projectverwervers voor de uitvoering van het
Kompas. Alle projectaanvragers zijn geholpen door een projectverwerver en het
overgrote deel is tevreden over de geboden ondersteuning.

Bent u geholpen bij de totstandkoming van uw projectaanvraag?


Ja 31 100%
Nee 0 0%

Indien Ja: door wie


Projectverwerver provincie 24 77%
Adviescollege voor de Markt (AmA) 0 0%
Adviesraad Agrobusiness (ArA) 0 0%
Collega 1 3%
SNN 6 19%
Beleidsambtenaar provinc ie 3 10%
Anders, nl.: 4 13%

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 121


Hoe beoordeelt u de deskundigheid van de geboden ondersteuning?
Goed 26 84%
Matig 3 10%
Slecht 0 0%
Geen mening 2 6%

Is meer / minder begeleiding wenselijk?


Meer 2 6%
Even veel 25 81%
Minder 0 0%
Niet 1 3%
Geen mening 3 10%

Een van de redenen waarom de projectverwervers noodzakelijk zijn is het feit dat
Kompas programmatisch wordt uitgevoerd. Programmatisch werken houdt in keuzes
maken op basis van argumenten en niet per definitie op basis van strikte
subsidievoorwaarden. Kompas is met andere woorden geen regeling. Er is altijd ruimte
voor interpretatieverschillen en verschil van mening over subsidiabele kosten,
interventiepercentages, value for money, etc. Op de buitenwacht maakt dit soms een
nogal arbitraire indruk.

Een punt dat in dat verband door de projectverwervers zelf werd genoemd is dat het
beleidsdocument Kompas (het “paarse boekwerk”) nooit eenduidig is vertaald naar een
subsidieprogramma. Het Kompas schept daardoor soms onterechte verwachtingen, die
soms bij het grotere publiek een eigen leven zijn gaan leiden. Ook het in de beeldvorming
niet altijd heldere onderscheid tussen Kompas breed en EZ/Kompas heeft aan dit soort
verwachtingen bijgedragen. Wat wel en wat niet subsidiabel is binnen EZ/Kompas is voor
niet-ingewijden (potentiële projectindieners) vaak niet duidelijk en leidt dan tot
teleurstelling bij projectindieners.

Een punt van aandacht is de positie van de projectverwervers binnen de provincies.


Projectverwervers werven projecten in het kader van Kompas maar vertegenwoordigen
ook een provinciaal belang. Doelen en belangen van enerzijds de provincies en anderzijds
het Kompas lopen niet altijd gelijk op. De provincies, in het bijzonder op bestuurlijk
niveau, hebben wel eens redenen om de “randen van het programma” op te zoeken om
een bepaald project gefinancierd te krijgen. De meeste van deze projecten belanden via
GS op het bureau van de SNN UO. Er is dan in feite op provinciaal niveau een
bestuurlijke belofte gedaan over cofinanciering aan lokale partijen. Indien het projecten
betreft die niet aan de Kompasvoorwaarden voldoen, en dus een negatief PBC advies
krijgen en niet wordt goedgekeurd door de BC, ontstaat er een probleem. De mate waarin
dit gebeurt verschilt overigens per provincie. Dit punt wordt nu deels bij de
projectverwervers neergelegd, zij dienen immers de Kompasregels in eerste instantie te
interpreteren.

Projectverwerving in de marktsector – Adviescollege voor de Markt


De projectverwerving van projecten die zich richten op de marktsector verloopt in grote
lijnen gelijk aan de wijze waarop dit is georganiseerd voor projecten vanuit de publieke

122 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


sector. Over het algemeen, in het bijzonder als het gaat om de grote marktsectorgerichte
projecten onder M2.2. Generieke stimulering vernieuwing MKB, werkt dit naar
tevredenheid.

Een punt van aandacht is vooral de totstandkoming van projecten vanuit het bedrijfsleven
zelf. In de vorige paragraaf alsmede in het hoofdstuk Effectiviteit werd reeds aangegeven
dat de totstandkoming van vooral cluster- en samenwerkingsprojecten vanuit het
bedrijfsleven lastig blijft. Zo mogelijk nog sterker dan bij publieke projecten geldt dat
initiatieven vanuit het bedrijfsleven niet ‘vanzelf’ totstandkomen, in het bijzonder als het
gaat om samenwerkingsproje cten. Factoren die hierbij een rol spelen zijn onder meer het
relatieve gebrek aan samenwerking in het algemeen binnen het Noordelijk MKB en het
gebrek aan organiserend vermogen (inclusief financiën) bij de ondernemersorganisaties.
Om de totstandkoming van projecten vanuit de marktsector te organiseren is het
Adviescollege voor de Markt (AMa) ingesteld. Het takenpakket van het AMa wordt
hieronder weergegeven.

Kader 6.2 Takenpakket Adviescollege voor de Markt

Het takenpakket van het Adviescollege voor de Markt is drieledig:


• Het geven van (on-)gevraagd strategisch beleidsadvies aan de bestuurscommissie economische
zaken van het SNN over kansen in de markt.
• Het informeren van het bedrijfsleven over deze kansen en verwijzen naar de mogelijkheden die het
Kompas biedt.
• Het stimuleren van bedrijven om projecten te ontwikkelen die leiden tot nieuwe investeringen en
daarmee behoud en groei van de werkgelegenheid tot gevolg hebben. De bestuurscommissie
Economische Zaken beoordeelt projecten en kent financiering toe.
Het Adviescollege voor de Markt kan Task forces instellen. Deze hebben als doel om, samen met
marktpartijen, kansen in de markt te signaleren en te vertalen in concrete, uitvoerbare projecten voor
clusters van bedrijven.

De verwachtingen over de rol van het AMa bij de totstandkoming van concrete projecten
lopen nogal uiteen. De breedte van het takenpakket van het AMa (adviesfunctie,
informatiefunctie, signaleringsfunctie, aanjaagfunctie, projectverwervingsfunctie) speelt
bij deze uiteenlopende verwachtingen een rol. Sommige partijen leggen nadruk op de
adviesfunctie, waar andere partijen de projectverwervingsfunctie als belangrijkste zien.
Op basis van de ervaringen tot nu toe kan worden geconstateerd dat het grootste accent
binnen de activiteiten van het AMa ligt op de advies- en informatiefunctie richting de
Bestuurscommissie EZ. De communicatie over de inhoud van deze adviezen naar de
marktsector is beperkt, hetgeen de aanjaag- en signaleringsfunctie niet ten goede komt.

De Taskforces spelen een belangrijker rol bij de totstandkoming van concrete projecten.
Ook op dit punt lopen de verwachtingen van verschillende partijen uiteen. Het gaat dan
met name hoe concreet de resultaten van de Taskforces moeten zijn in termen van
concrete, uitvoerbare projecten. De Taskforces geven over het algemeen goed inhoud aan
het signaleren van kansen in de markt. Het vertalen van deze kansen in concrete,
uitvoerbare projecten is echter niet altijd het directe resultaat van de Taskforces zelf. De
Taskforces leiden soms wel indirect tot concrete projecten. Kompasprojectaanvragen
waarbij de Taskforces direct of indirect een rol hebben gespeeld, zijn projecten op het
gebied van ontsluiting van IT-infrastructuur, inrichten van een logistiek noordelijk

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 123


informatiepunt, een tenderproject gezamenlijke inkoop grondstoffen in de verfindustrie,
een kennis voucherproject voor het ontwerpen van nieuwe producten in het MKB en om
projectvoorstellen op het gebied van ‘E-health’.

Op basis van de gevoerde gesprekken komen wij tot de conclusie dat er ruimte voor
verbetering is op het gebied van:

• Versterken van de samenwerking en communicatie tussen verschillende partijen die


betrokken zijn bij ontwikkelingen in de marktsector. AMa, provincies,
werkgeversorganisaties, brancheverenigingen en organisaties als NOM, KvK,
Syntens etc. hebben in principe parallel lopende belangen als het gaat om het
stimuleren van de marktsector. Startpunt van samenwerking is communicatie. De
verschillende partijen blijken echter niet altijd goed op de hoogte van de
verschillende initiatieven die er binnen de regio worden ondernomen. Zo blijken de
ondernemersorganisaties niet of nauwelijks op de hoogte van de werkzaamheden van
het AMa en van de resultaten van de tot nu toe uitgevoerde Taskforces. Hierdoor
herkennen zij zich niet in het AMa en zoeken wegen om er omheen te gaan. Dit staat
samenwerking en het succes van de gekozen opzet in de weg.

• Faciliteren van totstandkoming van initiatieven door het georganiseerd bedrijfsleven.


Hiermee is een begin gemaakt in november 2002. De werkgeversorganisaties hebben
toen naar aanleiding van de CvT-bijeenkomst middelen gekregen uit de technische
bijstand om het proces van projectverwerving vanuit het bedrijfsleven te organiseren
en faciliteren. Daarnaast is het SNN in samenwerking met MKB Noord, VNO NCW
en de KvK’s een traject begonnen om tot concrete projecten te komen in een aantal
sectoren (food, metaal).

• Ondersteuning bij het schrijven / indienen van projectvoorstellen. Voor veel


bedrijven blijft dit een lastig punt, met name voor kleine bedrijven die zelf niet
voldoende of geschikt personeel in huis hebben om dit te doen. Een punt dat daar aan
raakt is dat de mogelijkheden voor individuele bedrijven om buiten de regelingen een
projectvoorstel in te dienen zeer beperkt zijn, niet zozeer vanwege mogelijke
ingewikkelde procedures en afwezigheid van lenige pennen, maar vooral ook
vanwege wet- en regelgeving over staatssteun e.d. Meer hulp van provinciale
projectverwervers zou op dit punt uitkomst kunnen bieden.

Aanbevelingen:
• Onderzoek de mogelijkheden om de communicatie en samenwerking tussen de
verschillende partijen die zich met het ontwikkelen van de marktsector bezighouden
te versterken. Het organiseren van structureler en frequenter overleg en afstemming
tussen provincies, ondernemersorganisaties, het AMa en organisaties als NOM,
Syntens en KvK, is een concrete suggestie in dat verband.

• Besteed meer en structureler aandacht aan de totstandkoming van vraaggestuurde


samenwerkingsprojecten door het regionaal bedrijfsleven. De kennis en kunde van
provinciale projectverwervers, het georganiseerd bedrijfsleven (brancheorganisaties,
VNO NCW, MKB Noord), individuele bedrijven, organisaties als KvK, Syntens, etc.
(afhankelijk van het onderwerp) en het AMa dienen hiertoe te worden gebundeld in
“Taskforces nieuwe stijl” met een expliciete projectverwervende opdracht.

124 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


• Het georganiseerd bedrijfsleven (werkgeversorganisaties, brancheverenigingen),
dient zelf beter en concreter vorm te geven aan zijn eigen verantwoordelijkheid bij
de totstandkoming van vraaggestuurde samenwerkingsprojecten door het
bedrijfsleven.

• Maak meer gebruik van bestaande inzichten en kennis, zoals de sectordoorlichtingen


uit de vorige programmaperiode en de resultaten van de tot nu toe uitgevoerde
Taskforces. De resultaten hiervan dienen breder te worden gecommuniceerd richting
ondernemersorganisaties en individuele bedrijven dan tot op heden is gedaan,
bijvoorbeeld door middel van publieksvriendelijke versies van de
sectordoorlichtingen.

Projectverwerving – Adviesraad Agrobusiness


De Adviesraad Agrobusiness (ArA) speelt een positieve rol bij de projectverwerving van
concrete bedrijfsgerichte projecten in de landbouwsector. Het speelveld waarbinnen de
ArA opereert, is een stuk overzichtelijker dan dat van het AMa zoals hierboven
beschreven. De lijnen tussen de bedrijven, de kennisinstellingen en de publieke sector in
de landbouwhoek zijn een stuk korter, waardoor het makkelijker is om tot de formulering
van concrete projecten te komen.

6.7 Projectbeoordeling

Projectbeoordelingsproces
Bij de selectie van Kompasprojecten wordt terecht niet over één nacht ijs gegaan. De
selectie van projecten begint feitelijk al in de programmeringsfase bij het bepalen van de
doelen en doelgroepen van het programma. Ook tijdens de programmamarketing en
projectverwerving wordt impliciet en expliciet geselecteerd. De formele Kompas
projectbeoordeling vormt het sluitstuk van het projectselectieproces en begint als een
project wordt ingediend bij het SNN. Hieraan voorafgaand doorlopen projecten echter
ook binnen de provinciale organisaties een beoordelingstraject. Het
projectverwervingstraject is in dat verband van belang. Daarnaast bestaan er ook
provinciale toetsgroepen die hun licht laten schijnen over de projecten alvorens ze aan GS
worden voorgelegd. Dit is binnen de drie provincies verschillend georganiseerd.

De ambtelijke voorbereiding van de Kompas besluitvorming ligt bij SNN UO en de PBC


(zie ook figuur 6.3):
• SNN UO: administratieve toetsing en voorbereiden van het PBC-advies;
• PBC: inhoudelijke toetsing en advies aan BC.

Vergezeld van een positief of negatief PBC-advies worden projecten vervolgens


voorgelegd aan de relevante Bestuurscommissie. Elke Bestuurscommissie is
verwantwoordelijk voor een deelprogramma (EZ, Land en Stad). Elke BC bestaat uit
twee gedeputeerden per provincie, een secretaris en ambtelijke vertegenwoordigers van
elke provincie en de SNN UO (in een adviserende rol).

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 125


Naast het advies van de PBC kunnen de Bestuurscommissies ook gevraagd en
ongevraagd advies krijgen van AMa (adviezen aan de BC EZ / Markt) en de ArA (
adviezen aan BC Land).

We beoordelen de volgende aspecten van het projectbeoordelingsproces:


• provinciale besluitvorming versus SNN-besluitvorming;
• ambtelijke voorbereiding op SNN-niveau;
• duur van het projectbeoordelingsproces;
• helderheid projectbeoordelingscriteria.

Provinciale besluitvorming versus SNN besluitvorming


We constateren op basis van de gevoerde gesprekken dat er soms spanning bestaat tussen
het provinciale besluitvormingstraject enerzijds en het SNN besluitvormingstraject
anderzijds. Dit lijkt vooral te spelen binnen de provincie Fryslân. Punt is vooral dat
goedkeuring van een project door GS binnen het provinciehuis vaak wordt gezien als
finale goedkeuring. Alles wat daarna gebeurt op SNN-niveau wordt dan in feite
overbodig, en – vooral als dit leidt tot een andere besluitvorming – vervelend. Een PBC
advies dat afwijkt van een besluit van GS, roept bij sommigen de vraag op vanuit welk
mandaat de provinciale ambtenaren in de PBC een GS-besluit in twijfel kunnen trekken.
Bestuurders geven aan dat dit vervolgens de kwaliteit van de besluitvorming over
Kompasprojecten in de BC niet ten goede komt.

Verschillen in de uitkomst van de besluitvorming op provinciaal niveau en op SNN


niveau heeft een aantal onwenselijke situaties tot gevolg:
• “Zwabberen” in de besluitvorming / het oordeel tussen GS, SNN UO / PBC en BC;
• In sommige gevallen politieke druk op provinciale projectverwervers en provinciale
leden van de PBC om projecten van een positief advies te voorzien;
• Onduidelijkheid en tegenstrijdige geluiden bij projectaanvragers over de status en
goedkeuring van projectaanvragen, in het bijzonder door de communicatie over
positieve GS-besluiten richting projectaanvragers.

Een relativering van het bovenstaande is dat over het merendeel van de projecten weinig
tot geen discussie ontstaat. Het gaat dus eigenlijk om uitzonderingen, die echter te vaak
lijken voor te komen om niet storend te zijn.

Als er discussies zijn gaat het altijd om projecten waarvan het Kompas-karakter op
inhoudelijke gronden ter discussie staat. Provincies en projectindieners zoeken soms de
“randen van het programma” op om projecten te gefinancierd te krijgen. Het
projectbeoordelingstraject op Kompasniveau is er onder meer op gericht om de
besluitvorming over projecten te objectiveren. SNN UO, PBC spelen hierbij een
belangrijke rol.

Tijdens de gevoerde gesprekken is verschillende malen ter sprake gekomen dat de


spanning tussen provinciale besluitvorming en SNN besluitvorming in ieder geval voor
een deel zou kunnen worden weggenomen door de volgorde te wijzigingen waarin de
verschillende partijen in het beoordelingstraject zitten. Onderstaande tabel bevat een
overzicht van mogelijke volgorden zoals die uit de gevoerde gesprekken naar voren
komen, alsmede de belangrijkste voor- en nadelen.

126 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


Tabel 6.2 Mogelijke volgordes projectbeoordelingstraject

Volgorde Voordelen Nadelen


1. provinciaal ambtelijk à GS à SNN UO / PBC à Scheiding tussen Spanning tussen
BC (huidige volgorde) provinciale en SNN / provinciale en SNN /
Kompas besluitvorming Kompas besluitvorming
2. provinciaal ambtelijk à GS à SNN UO à BC Minder kans op afwijkend Geen rol EZ en geen
(afschaffen PBC); ambtelijk advies t.o.v. GS programmatisch denken in
partnerschap
3. provinciaal ambtelijk à SNN UO / PBC à BC Geen spanning tussen Geen provinciale rol in
(projecten niet meer expliciet voorleggen aan GS); provinciale en Kompas besluitvorming
besluitvorming
4. provinciaal ambtelijk à SNN UO / PBC à GS à Geen vermenging BC besluitvorming voegt
BC (GS pas na PBC); ambtelijke en bestuurlijke weinig meer toe
trajecten
5. provinciaal ambtelijk à GS à SNN UO / PBC Te ambtelijk
(afschaffen BC, min of meer het oude ISP-model).

De tabel illustreert dat elke volgorde voor- en nadelen heeft. Tijdens de gesprekken
hebben verschillende gesprekspartners aangegeven dat op dit punt geen ‘Ei van
Columbus’ hoeft te worden verwacht.

Aanbeveling:
• Verander de huidige volgorde “provinciaal ambtelijk à GS à SNN UO / PBC à
BC” niet. Over de verschillende mogelijke volgordes is al veel en eerder discussie
geweest en de keuze voor het huidige model is nu eenmaal gemaakt. Om de
geconstateerde spanning tussen het provinciale en landsdelige traject zoveel mogelijk
weg te nemen verdient het aanbeveling om in voorkomende gevallen:
• positieve GS-besluiten niet communiceren als positief besluit over project, maar
alleen als besluit over provinciale cofinanciering
• eerder contact tussen projectverwervers en EZ / SNN bij twijfel over
Kompaswaardigheid van projecten.

Ambtelijke voorbereiding op SNN niveau


Belangrijkste spelers in de ambtelijke voorbereiding op SNN niveau zijn SNN UO en
PBC. Binnen de PBC speelt het Ministerie van EZ een rol. Hier besteden we apart
aandacht aan.

De SNN UO beoordeelt of de projecten voldoen aan de technische voorwaarden die


vanuit de verschillende financiële bronnen worden gesteld en toetst of de projecten
passen binnen de deelprogramma’s en voldoende bijdragen aan het realiseren van de
programmadoelstellingen. Het toetsen aan de technische voorwaarden van het programma
gebeurt op basis van objectieve criteria vastgelegd in een toetsingskader.

Onderdeel van de technische voorwaarden waaraan projecten worden getoetst is


beoordeling van de value for money voor projectvoorstellen. Dit is een lastig onderdeel
van de technische toets. Value for money is gedefinieerd als het aantal gecreëerde directe

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 127


en indirecte arbeidsplaatsen per geïnvesteerde euro. Als hulpmiddel dient het
Referentiekader indicatoren21 , met hierin kengetallen en ervaringscijfers op
maatregelniveau. Dit is een nuttig instrument, dat de medewerkers van SNN UO helpt bij
het bepalen van het realiteitsgehalte van door projectaanvragers ingeschatte
werkgelegenheidseffecten. Niettemin blijkt in de praktijk dat het voor veel projecten
lastig blijft om de werkgelegenheidseffecten in te schatten. Projecten laten zich niet altijd
vangen in de typen projecten van het referentiekader en het ontbreekt de medewerkers
van SNN UO soms aan de kennis om met een realistischer inschatting van effecten te
komen dan de projectaanvragers.

Mede op basis van een analyse van projectdossiers hebben wij de indruk dat nogal eens
zonder voldoende controle op het realiteitsgehalte gebruik wordt gemaakt van door
projectaanvragers opgegeven werkgelegenheidseffecten voor het bepalen van de value for
money. Dit leidt tot grote verschillen in value for money tussen goedgekeurde projecten,
waardoor het begrip value for money nogal eens te kort schiet als ‘objectief’
selectiecriterium. Het is daarom goed dat in de projectbeoordeling meestal verder wordt
gekeken dan naar de value for money alleen. Zie ook hoofdstuk 5 Efficiency waarin de
‘value for money’ op maatregeln iveau aan de orde is geweest.

Projecten gaan voorzien van het resultaat van de technische toetsing door SNN UO naar
de PBC. De PBC heeft vervolgens als taak het beoordelen van ingediende projecten en
deze voorzien van een advies richting de van toepassing zijnde BC. Zitting in de PBC
hebben de directeur SNN, provinciale ambtenaren en ambtenaren van EZ en LNV. De
provinciale ambtenaren in de PBC zijn niet betrokken bij de projectverwerving.

De PBC vormt de laatste stap in de ambtelijk-technische voorbereid ing van de


besluitvorming op bestuurlijk niveau in de BC. Het waardevolle van de PBC is in onze
visie vooral dat de vertegenwoordigers van verschillende voor het programma belangrijke
partijen hierin van gedachten wisselen over de concrete uitvoerig van het programma
door discussie over individuele projecten. Programmatisch denken en partnerschap
krijgen het meest concreet vorm in de PBC.

Rol van het Ministerie van EZ


Het Ministerie van EZ is de belangrijkste financier van het EZ/Kompas programma. Door
zijn positie in de PBC zit EZ dicht op de concrete uitvoering van het Kompas en kan het
ministerie tot op projectniveau zijn invloed doen gelden. Over het algemeen constateren
we wel een bepaalde spanning tussen enerzijds de decentralisatie -afspraken en anderzijds
de verantwoordelijkheid / toezichthoudende rol van het Ministerie van EZ voor de
besteding van EZ-geld. Over het algemeen heeft EZ naar onze mening voldoende invloed
op de besluitvorming rond projecten via zijn rol in de PBC. Een BC-besluit kan echter
afwijken van het PBC-advies, en een PBC advies kan anders zijn dan de opvatting van
het EZ-lid daarbinnen. Naarmate de provincies vaker de inhoudelijke randen van het
programma opzoeken wordt de kans groter dat er projecten worden goedgekeurd waarin
EZ zich niet kan vinden. EZ heeft dan op dit moment alleen de mogelijkheid om een
project uit de eindafrekening te halen. Dit wordt echter als een bestuurlijk paardenmiddel
beschouwd dat in de praktijk niet snel zal worden toegepast.

21
TERP, Referentiekader Indicatoren doelstelling-2/ Phasing Out en Kompas, 2001.

128 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


Aanbeveling:
• Onderzoek welke andere manieren er zijn om de rol van EZ te verstevigen als het
gaat om de besteding van EZ-geld zonder dat dit in strijd is met decentralisatie -
afspraken. EZ kan nu bijvoorbeeld projecten die rechtstreeks bij SNN worden
ingediend voorleggen aan de staatssecretaris. Overwogen zou kunnen worden om
deze mogelijkheid toe te passen op alle Kompas projecten die met EZ-geld worden
medegefinancierd.

Verdeeldheid binnen de PBC.


Is er sprake van verdeeldheid binnen de PBC dan worden de adviezen met meerderheid
van stemmen gegeven. Dit komt met enige regelmaat voor. Zolang het niet altijd dezelfde
partijen zijn die het onderspit delven is er in principe niets aan de hand. Zijn het wel vaak
dezelfde partijen dan kunnen de Kompascriteria blijkbaar te verschillend worden
uitgelegd. Voor verschillende maatregelen zijn de criteria al aangescherpt:
• M1.1.a Kompas-bijdragen voor nieuwe bedrijventerreinen;
• M1.1.b Kompas-bijdragen voor de revitalisering van bedrijventerreinen;
• S4.1 Kompas-bijdragen voor het aantrekkelijk houden / maken van het openbaar
gebied van de noordelijke stadscentra met behoud van of versterking van de
cultuurhistorische waarden;
• S5.1 Kompas-bijdragen voor het oprichten van (top)kennisinstituten en het
aanbieden van nieuwe opleidingen

Aanbeveling:
• Verscherp of verduidelijk waar nodig de criteria, zoals dat voor verschillende typen
maatregelen al is gebeurd. Op basis van de gevoerde gesprekken hebben wij de
indruk dat dit nu met name nog speelt bij projecten op het gebied van:
• Leefomgeving / openbare ruimte (ondanks de aanscherping die al heeft plaats
gevonden is hier nog steeds veel discussie over)
• Sport, kunst en cultuur;
• Waterinfrastructuur.

Te strenge beoordeling PBC?


Tijdens verschillende gevoerde gesprekken is gesuggereerd dat de PBC te vaak zou
streven naar ‘opperste schoonheid’ en dat er meer ‘preciezen’ dan ‘rekkelijken’ in de
PBC zitting hebben. Dit zou leiden tot een strengere beoordeling van projecten in de PBC
dan noodzakelijk. Wij vinden het op zich goed dat er binnen de PBC met een strikte
Kompasblik naar de projectaanvragen wordt gekeken. Doelstellingen, selectiecriteria,
regelgeving etc. zijn er immers niet voor niets en dragen bij aan een effectief programma.
Uit de PBC-adviezen die wij hebben bestudeerd spreekt een positief kritische houding ten
opzichte van ingediende voorstellen, waardoor het in de praktijk wel meevalt met die
strenge beoordeling.. Uiteindelijk is het doel van het ambtelijke voortraject dat de
bestuurders op basis van zo volledig mogelijke informatie een besluit kunnen nemen over
projecten. Dit komt in onze optiek de kwaliteit van de besluitvorming uiteindelijk alleen
maar ten goede. Uiteindelijk handelt de BC vanuit haar eigen bestuurlijke
verantwoordelijkheid en kan dan afwijken van het PBC advies. Dit gebeurt met enige
regelmaat. Op die manier kan een eventueel ‘te streng’ oordeel van de PBC bestuurlijk
nog worden ‘rechtgetrokken’.

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 129


Samenstelling PBC
Punt van aandacht is de samenstelling van de PBC in het licht van de geconstateerde
spanning tussen provinciale besluitvorming versus SNN / Kompas besluitvorming. De
provinciale PBC leden vertegenwoordigen in principe niet de individuele provincies maar
de 3 deelprogramma’s van Kompas. Feitelijk zijn het echter nog steeds provincie -
ambtenaren. Dit lokt het risico uit van politieke beïnvloeding vanuit de provincie op
provinciale PBC-leden bij hun beoordeling van projecten.

Aanbeveling:
• Om de onafhankelijkheid van de PBC te versterken verdient het aanbeveling te
overwegen om de PBC aan te vullen met 1 of 2 externe en onafhankelijke
vertegenwoordigers.

Een mogelijke concrete invulling van deze aanbeveling is dat de vertegenwoordiger van
LNV zijn inbreng in de PBC niet alleen beperkt tot projecten waar LNV-geld aan te pas
komt.

Duur van het projectbeoordelingsproces


Een nadeel van de huidige projectbeoordeling is de lengte van het proces. Na indiening
bij SNN UO is het streven om projecten binnen acht weken te voorzien van een BC-
besluit. Het provinciale verwervings- en toetsingstraject gaat hieraan vooraf. Aan
projectuitvoerders is gevraagd hoe lang heeft gezeten tussen formele indiening van het
project. De enquête resultaten geven aan dat de acht weken in de meeste gevallen niet
worden gehaald. Slechts een vijfde van de voorstellen wordt binnen drie maanden
goedgekeurd. Factoren die daarbij worden genoemd zijn onder meer de datum van
indiening, vakantieperiodes en de noodzaak van het verschaffen van aanvullende
informatie door de projectaanvrager aan SNN UO of PBC. Daarnaast moet worden
opgemerkt dat uit de enquête blijkt dat voor projectaanvragers niet altijd duidelijk is op
welk moment een project formeel naar SNN UO is doorgeleid. Soms wordt (worden
delen van) het projectverwervingstraject binnen de provincie meegeteld als onderdeel van
het formele projectbeoordelingsproces. De helft van de bevraagde projectuitvoerders
geeft aan tevreden zijn over de snelheid van honorering van het projectvoorstel.

Hoe beoordeelt u de snelheid van honorering van uw projectvoorstel?


Goed 17 55%
Matig 6 19%
Slecht 5 16%
Geen mening 3 10%

Hoe lang zat er ongeveer tussen indienen en goedkeuren van uw project?


0 – 3 maanden 5 16%
3 – 6 maanden 13 42%
6 – 9 maanden 5 16%
9 – 12 maanden 2 6%
Langer 3 10%
Niet bekend 2 6%

130 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


Helderheid van de projectbeoordelingscriteria
Hierboven is al aangegeven dat het projectbeoordelingscriterium ‘value for money’ nooit
‘stand alone’ kan worden gebruikt, maar altijd moet worden bezien binnen de context en
doelstellingen van het betreffende project.

De projectindieners is gevraagd op grond van welke overwegingen zij zelf denken dat
hun projectvoorstel is goedgekeurd. “Werkgelegenheid”, “stuwende karakter” en
“economische structuurversterking” werden het meest genoemd. Deze antwoorden geven
aan dat de Kompas-kernwoorden goed zijn doorgedrongen tot de projectindienende
partijen. Andere redenen die werden genoemd waren de bijdrage aan het toeristisch-
recreatief product (bij toeristische projecten), de nadruk op implementatie en praktische
toepasbaarheid van adviezen (bij bedrijfsgerichte projecten), duidelijke vraag vanuit de
markt (bij arbeidsmarktprojecten), aandacht voor duurzaamheidsaspecten (bij
infrastructuur en werklocaties).

Een ruime meerderheid van de projectindieners vond de selectiecriteria voldoende


duidelijk.

Vond u de beoordelingscriteria voldoende duidelijk?


Voldoende 21 68%
Matig 4 13%
Onvoldoende 4 13%
Geen mening 2 6%

Een aantal projectindieners wees daarnaast op de ondoorzichtigheid van het


projectbeoordelingsproces. Met name de rol van de verschillende betrokken partijen is
voor veel indieners niet duidelijk. Verschillende indieners gaven aan graag meer te weten
over de inhoudelijke discussies die zich afspelen bij de verschillende partijen. Dit is niet
alleen nuttig bij het indienen van een mogelijke volgende aanvraag, maar ook om meer
inzicht te verkrijgen in het grotere geheel waarbinnen het eigen project wordt uitgevoerd.

Aanbeveling:
• Verschaf meer duidelijkheid aan de projectuitvoerders op grond van welke
overwegingen hun projectvoorstel is goedgekeurd, zodat projectuitvoerders een beter
idee krijgen van het grotere geheel waarbinnen hun project kadert. Onder meer de
Kompaskrant zou voor dit doel kunnen worden gebruikt.

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 131


6.8 Programma- en projectuitvoering

We gaan in deze paragraaf in op de belangrijkste aspecten ten aanzien van de concrete


uitvoering van het programma vanaf het moment dat projecten zijn goedgekeurd. We
maken daarbij een onderscheid tussen programma uitvoering en projectuitvoering.

Programma uitvoering
Op programmaniveau komen de volgende onderwerpen aan bod:
• N+2 regel;
• Jaarprogramma’s;
• Structuur van het programma.

N+2 regel
De N+2 regel is een uitvoeringsbepaling afkomstig van de Europese Commissie en heeft
betrekking op alle projecten die met EFRO-geld worden gecofinancierd. De regel zegt dat
het geplande jaarbudget op programmaniveau voor jaar n twee jaar later, in jaar n+2,
moet zijn besteed. Concreet betekent dit dat projecten een uitvoeringstermijn hebben van
2 jaar. Twee jaar na de start van een project moeten alle middelen zijn besteed en betaald
aan concrete projectactiviteiten. De regel is nieuw ingevoerd voor de programmaperiode
2000-2006. Doel van de regel is er voor te zorgen dat de financiële voortgang van de
programma’s wordt bespoedigd in termen van betalingen. Dit moet zorgen voor een
betere spreiding van de programma- en projectuitvoering over de programmaperiode. In
het verleden werden de meeste betalingen pas aan het eind van de programmaperiode
gedaan. Dit leidde onder meer tot onnodige vrijval aan Europese middelen.

De N+2 regel veronderstelt een lineair verloop van de uitvoering van de individuele
projecten. Dit is over het algemeen niet het geval. Het accent in de zin van financiële
uitgaven ligt bij de meeste projecten immers pas in de eindfase van de projectuitvoering.
Daarom is het vooral in de beginfase van een programmaperiode niet eenvoudig om aan
de eisen van de N+2 regel te voldoen. Desondanks lijkt de N+2 regel, op basis van de
realisatiecijfers van het programma tot nu toe, het gewenste resultaat op te leveren. Ook
de direct bij de programma uitvoering betrokken partijen geven aan dat de N+2 regel het
gewenste resultaat oplevert en zijn tevreden over het functioneren van de regel in dat
opzicht.

Wel moet worden opgemerkt dat de N+2 regeling in administratieve vrij verstrekkende
gevolgen heeft en dat de regeling veel extra werk met zich mee brengt. Grote projecten,
met name fysieke investeringen met een langere looptijd dienen soms te worden
opgeknipt. Er gaat ook substantieel meer tijd zitten in het bespoedigen van betalingen en
het indienen van declaraties door projectuitvoerders.

Jaarprogramma’s
Nieuw ten opzichte van eerdere programma’s is het Jaarprogramma. Aan het begin van
elk kalenderjaar wordt dit door het SNN opgesteld. Het heeft als doel om richting te
geven aan de programmering en projectverwerving voor het komende jaar. Ook
informeert het de nationale cofinanciers, in het bijzonder het Ministerie van EZ, over de
te verwachten voortgang. Op basis van de gevoerde gesprekken alsmede bestudering van
de tot nu toe verschenen Jaarprogramma’s zetten wij vraagtekens bij het nut van dit

132 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


instrument in de huidige vorm. De Jaarprogramma’s vertonen qua inhoud grote overlap
met het Kompasprogramma zelf en de nieuwe informatie over te verwachten voortgang
en projecten die op stapel staan is beperkt en bovendien snel verouderd. De programma
uitvoerders geven aan dat onevenredig veel tijd wordt besteed aan het in elkaar draaien
van de Jaarprogramma’s in verhouding tot het gebruik ervan in de praktijk.

Aanbevelingen:
• Jaarprogramma’s in de huidige vorm heroverwegen. Beperken tot essentiële
financiële en inhoudelijke wijzigingen ten opzichte van het oorspronkelijke
programma;
• Energie in plaats daarvan steken in het omschrijven van het Kompas
beleidsprogramma naar een EZ/Kompas subsidieprogramma zodat meer
duidelijkheid wordt verschaft over wat er met binnen EZ/Kompas wel en niet kan
worden medegefinancierd.

Structuur van het programma


Het Kompas wordt gekenmerkt door een grote hoeveelheid maatregelen. Het aantal
maatregelen is Kompas breed 48 en bedraagt voor EZ/Kompas 26. Een aantal
opmerkingen hierover:
• De les uit eerdere Europese programma’s is dat minder maatregelen de uitvoering van
het programma bespoedigen door de grotere mate van flexibiliteit van inzet van
middelen. Het grote aantal maatregelen creëert soms belangen en tegenstellingen die
er feitelijk niet zijn.
• Het grote aantal maatregelen vergroot de administratieve lasten rond de programma
uitvoering. Er dienen bijvoorbeeld in voorkomende gevallen additionele procedures
te worden doorlopen en ambtelijke en bestuurlijke discussies te worden gevoerd over
de overheveling van geld tussen maatregelen.
• Het grote aantal maatregelen leidt soms tot een vertekend beeld ten aanzien van de
financiële voortgang van verschillende typen maatregelen. Op het moment van
evalueren bijvoorbeeld loopt de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen op het eerste
gezicht achter omdat dit onder maatregel M1.1 van het deelprogramma Markt valt.
Op het tweede gezicht echter blijkt een groot terrein binnen het project Europapark te
zijn goedgekeurd onder maatregel S.3.1 in het deelprogramma Stad.
• Maatregelen zouden in principe inhoudelijk duidelijk van elkaar moeten verschillen,
evenals het type projecten dat er onder valt. Bovenstaand voorbeeld illustreert dat er
nogal wat inhoudelijke overlap tussen verschillende maatregelen bestaat. Dit wordt
ook geïllustreerd door het feit dat projectaanvragen meestal niet worden ingediend
onder een bepaalde maatregel maar dat projectverwervers de juiste maatregel er bij
zoeken.
• Het grote aantal maatregelen komt tot slot ook voort uit het feit dat bij de
totstandkoming van het programma bepaalde projecten en regelingen als (sub-)
maatregel zijn gepresenteerd maar dat feitelijk niet zijn. Dit geldt voor onder meer de
projecten Acquisitie Ondersteunende Promotie en Venture Kapitaal Fund van de
NOM, voor de regelingen IPR, NIOF en KITS.

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 133


Projectuitvoering
We gaan hier kort in op een aantal aspecten van projectuitvoering op basis van de enquête
onder projectuitvoerders.

Hoe beoordeelt u de administratieve lasten tijdens de uitvoering van het project?


Te veel 6 19%
Redelijk 23 74%
Weinig 0 0%
Geen mening 2 6%

Hoe beoordeelt u de werkzaamheden van de SNN UO (UO = uitvoeringsorganisatie) m.b.t. de


administratieve afhandeling van uw project?
Goed 24 77%
Matig 2 6%
Slecht 1 3%
Geen mening 4 13%

6.9 Monitoring en evaluatie

De volgende onderwerpen komen aan bod:


• Financiële monitoring
• Inhoudelijke monitoring
• Evaluaties

Financiële monitoring
De financiële monitoring van het programma betreft het bijhouden van de stand van
zaken op programmaniveau ten aanzien van committeringen en betalingen. Het
monitoringsysteem dat SNN UO hierbij hanteert functioneert goed en is in staat de
gewenste overzichten op elk willekeur ig moment in de programma uitvoering te
genereren. Belangrijkste bron voor de financiële monitoring vormen de financiële
voortgangsgegevens van de projectuitvoerders. Het systeem van voortgangsrapportages
door de projectuitvoerders functioneert goed. SNN UO streeft er naar daarnaast naar om
ieder project tijdens de looptijd van het project minimaal eenmaal te bezoeken om de
stand van de projectuitvoering met eigen ogen vast te stellen.

Inhoudelijke monitoring programmavoortgang


Met ingang van de nieuwe programmaperiode is mede op basis van ervaringen in het
verleden, nieuwe eisen en suggesties vanuit de Europese Commissie en in overleg met
andere Doelstelling 2 regio’s in Nederland een flinke slag geslagen in het verbeteren van
de monitoring van de inhoudelijke voortgang van het programma. De Europese
systematiek waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen output, resultaat en impact
indicatoren is in grote lijnen overgenomen waarbij voor de dagelijkse monitoring van het
programma vooral wordt gekeken naar output en resultaat niveau. De belangrijkste
resultaat indicatoren die worden gemonitord zijn bruto gecreëerde werkgelegenheid,
uitgelokte investeringen, totale investeringen en tijdelijke werkgelegenheid. Een aantal
opmerkingen:

134 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


• De gegevens in het monitoringsysteem zijn rechtstreeks afkomstig van de
projectuitvoerders. Er vindt slechts een beperkte check plaats op de kwaliteit en
plausibiliteit van de gegevens die projectaanvragers verstrekken;

Op welke wijze heeft u de werkgelegenheidseffecten van uw project vooraf ingeschat / laten inschatten?
(evt. meerdere antwoorden mogelijk)
Met behulp van kengetallen 11 35%
Op basis van eigen ervaring met soortgelijke initiatieven in het verleden 14 45%
Economische effectrapportage laten uitvoeren (door extern bureau) 3 10%
Op basis van evaluaties van soortgelijke projecten in het verleden 4 13%
Anders, nl. … 1 3%
Weet ik niet 6 19%

• De cijfers in het monitoringsysteem betreffen bruto gegevens. Dit maakt de cijfers


goed bruikbaar voor het op hoofdlijnen monitoren van bruto geformuleerde
doelstellingen binnen de gehanteerde systematiek van het programma. Voor
informatie over daadwerkelijke effecten en doelbereiking van het programma zijn de
cijfers evenwel minder geschikt in verband met dubbeltellingen, deadweight,
displacement en substitutie. De gepresenteerde cijfers in het hoofdstuk Effectiviteit
van deze MTR geven een realistischer inschatting van de daadwerkelijk bereikte
werkgelegenheidseffecten;
• Het geautomatiseerde monitoringsysteem bevat in principe alleen die gegevens waar
door de belangrijkste donoren van het programma om wordt gevraagd. Nadeel
hiervan is dat een aantal gegevens die voor het bepalen van de economische effecten
wel degelijk van belang zijn niet in het systeem zijn opgenomen. Daarbij gaat het met
name om inschattingen van bezoekersaantallen in het geval van toeristische
maatregelen.

Evaluaties
De MTR is een verplichting die is opgenomen in de EZ-basisbeschikking voor Kompas
en in de beschikking van de Europese Commissie voor het EPD D2. Naast dit formele
evaluatiemoment en de ex ante evaluatie worden ook op eigen initiatief van SNN
evaluaties van projecten uitgevoerd. Het gaat daarbij om een aantal grote en
gezichtsbepalende bedrijfsgerichte projecten waaronder World Wide Commerce (reeds
geëvalueerd), Ondernemerskompas en Venture Kapitaal Fund. Bij de goedkeuring van
deze projecten is een evaluatiemoment afgesproken ca. 3 jaar na de start van het project.
De meeste evaluaties staan voor 2003 op het programma. Zij vormen de basis voor de
besluitvorming over voortzetting van de projecten in de resterende programmaperiode.
Dergelijk gebruik van evaluaties is een goed initiatief en komt in principe de effectiviteit
van de bedrijfsgerichte maatregelen ten goede. Naast het gebruik van de evaluaties als
ondersteuning bij eventuele voortzetting van de projecten bieden deze evaluaties ook de
mogelijkheid om de effecten van de projecten beter in kaart te brengen. Van belang is dat
er dan in deze evaluaties enquêtes worden gehouden onder deelnemende bedrijven,
waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan werkgelegenheidseffecten.

Aanbevelingen:
• Maak gebruik van de tussentijdse evaluaties van grote bedrijfsgerichte projecten voor
het in kaart brengen van de economische effecten van bedrijfsgeric hte maatregelen en

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 135


voor het formuleren van kengetallen en ervaringscijfers waarvan SNN UO en de
provincies gebruik kunnen maken bij de ontwikkeling, beoordeling en monitoring
van toekomstige projecten.
• Aan het SNN geven we ter overweging mee om mee te betalen aan de betreffende
evaluaties en in ruil daarvoor een standaard methodiek aan de verschillende
evaluatoren mee te geven zodat op uniforme en daardoor vergelijkbare wijze de
economische effecten van verschillende typen bedrijfsgerichte projecten in kaart
worden gebracht. In ieder geval de volgende gegevens zouden moeten worden
verzameld:
• werkgelegenheid bij deelnemende bedrijven voor en na het project (dus niet alleen de
toename van werkgelegenheid);
• bij voorkeur ook gegevens over omzet van deelnemende bedrijven voor en na het
project.

6.10 Conclusies Uitvoering

De programmatische aanpak is een wisselend succes. Het EZ/Kompas deel van het
programma wordt succesvol op programmatische wijze uitgevoerd. Dit geldt niet voor
alle onderdelen van het Kompas-brede programma. Een belangrijk deel van de
Rijksbijdrage is niet programmatisch beschikbaar gesteld. Het belangrijkste knelpunt doet
zich voor met het Ministerie van SZW en de inzet van ESF Doelstelling 3 middelen. De
belangrijkste verklarende factor is dat de meeste ministeries geen regionale
beleidsdoelstellingen kennen. Als gevolg daarvan ontbreekt het aan ervaring met de
regionale inzet van rijksmiddelen en wordt de noodzaak ertoe niet ingezien en
onderzocht. Dit maakt het in de praktijk lastig om de gemaakte afspraken over
programmatische inzet van middelen na te komen.

Door de frequente contacten met onder meer de provincie zijn gemeenten en semi-
publieke organisaties over het algemeen goed op de hoogte van de mogelijkheden die
Kompas biedt. Voor deze doelgroepen is de programmamarketing dan ook voldoende.
De bekendheid met de mogelijkheden van Kompas onder het regionaal bedrijfsleven is
daarentegen nog altijd voor verbetering vatbaar. Het gevaar dreigt dat vooral een relatief
kleine groep van goed georganiseerde en over het algemeen wat grotere bedrijven de weg
naar Kompas weet te vinden. Onbekendheid met Kompas wordt deels veroorzaakt door
het algemene probleem van het slechte imago van subsidieregelingen bij ondernemers
(veel procedures, slechte toegankelijkheid). “Onbemind maakt onbekend”. De ervaring,
ook met Kompas, leert dat veel van deze barrières kunnen worden weggenomen middels
directe contacten met bedrijven.

De projectverwerving van publieke projecten is goed georganiseerd. Provinciale


projectverwervers genereren projecten en begeleiden projectaanvragers bij het opstellen
van de aanvraag. Zij worden soms gehinderd in de uitvoering van hun taken door
onduidelijkheid in het beleidsdocument Kompas, dat nooit eenduidig is vertaald naar een
subsidieprogramma en daardoor soms onterechte verwachtingen schept. Een punt van
aandacht is de positie van de projectverwervers binnen de provinciale organisatie in het
licht van de soms niet gelijkopgaande belangen van enerzijds de provincie om een project

136 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


gefinanc ierd krijgen en anderzijds van Kompas om alleen Kompaswaardige projecten
goed te keuren.

De projectverwerving van marktsectorprojecten is een punt van aandacht. Het gaat dan
vooral om de totstandkoming van vraaggestuurde samenwerkingsprojecten vanuit het
bedrijfsleven. Het gebrek aan samenwerking tussen bedrijven, een gebrek aan
samenwerking en communicatie tussen verschillende partijen die betrokken zijn bij
ontwikkelingen in de marktsector en een gebrek aan organiserend vermogen bij de
ondernemersorganisaties zijn belangrijke knelpunten. De Taskforces die het
Adviescollege voor de Markt in het leven kan roepen dragen naar vermogen maar beperkt
bij aan projectverwerving van genoemde projecten. Op basis van onder meer de
sectordoorlichtingen lijken er daardoor ontwikkelingskansen te blijven liggen.

De SNN Uitvoeringsorganisatie (SNN UO) en Projectbeoordelingscommissie (PBC)


verzorgen de ambtelijke voorbereiding van de projectbeoordeling door de
Bestuurscommissies. De PBC vormt de laatste stap in de ambtelijk-technische
voorbereiding van de besluitvorming op bestuurlijk niveau in de BC. Het waardevolle van
de PBC is dat de vertegenwoordigers van verschillende voor het programma belangrijke
partijen hierin van gedachten wisselen over de concrete uitvoerig van het programma
door discussie over individuele projecten. Programmatisch denken en partnerschap
krijgen het meest concreet vorm in de PBC.

Tijdens het projectbeoordelingsproces bestaat er soms spanning tussen het provinciale


besluitvormingstraject enerzijds en het SNN besluitvormingstraject anderzijds. Punt van
aandacht is vooral dat goedkeuring van een project door GS binnen het provinciehuis
vaak wordt gezien als finale goedkeuring. Alles wat daarna gebeurt op SNN-niveau wordt
dan in feite overbodig, en als vervelend ervaren als dit leidt tot een andere
besluitvorming. Als een PBC advies afwijkt van een besluit in GS roept dit bij sommigen
de vraag op vanuit welk mandaat de provinciale ambtenaren in de PBC een GS-besluit in
twijfel kunnen trekken. Irritatie bij bestuurders hierover zet de kwaliteit van
besluitvorming over projecten in de Bestuurscommissies soms onder druk.

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 137


Bijlage 1: Begrippenkader

Additionaliteit De mate waarin ondersteuning vanuit de EC voor economische


en sociale ontwikkeling niet in de plaats komt van
ondersteuning vanuit de nationale overheid. De mate waarin
het financieringsvolume door de nationale overheid gelijk is
aan een situatie zonder bijdrage uit de Structuurfondsen

Bruto gecreëerde Werkgelegenheidsgroei bij direct begunstigden zonder


werkgelegenheid rekening te houden met aspecten van displacement,
deadweight, substitutie, alsmede indirecte
werkgelegenheidsgroei (indirecte multipliereffecten)

Context De sociaal-economische en beleidsmatige omgeving


waarbinnen een interventie wordt geïmplementeerd

Deadweight Bereikt effect bij direct begunstigden van de interventie die ook
zonder de interventie zou hebben plaatsgevonden

Displacement / Bereikt effect in de programma-regio ten kosten van een ander


Verplaatsingseffecten gebied binnen de programma-regio

Doel Duidelijk, expliciet en voorafgaand statement over de effecten


die bereikt moeten worden met de interventie

Doelbereiking De mate waarin de doelen van het programma zijn behaald

Doeltreffendheid De mate waarin het feit dat de doelen van een interventie zijn
gehaald is terug te voeren op de uitvoering van de interventie

Effectiviteit De mate waarin de verwachte effecten zijn gerealiseerd en de


doelstellingen zijn behaald

Efficiency De mate waarin de outputs, resultaten en effecten zijn


verkregen tegen redelijke kosten

Impact / Effect Een consequentie die zich voordoet bij een direct begunstigde
na het eind van de deelname in een maatregel of project, of na
het gereed komen van een publieke voorziening of een
indirecte consequentie die invloed heeft op anderen, die hierbij
winnaars of verliezers kunnen zijn. Impacts kunnen positief of
negatief zijn en kunnen verwacht of onverwacht zijn

138 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


Input Financiële, personele, organisatorische en regulerende
middelen die worden ingezet voor de implementatie van een
interventie

Multiplier Vermenigvuldigingsfactor die de mate van doorwerking of


uitstraling weergeeft. Een multiplier van bijvoorbeeld 1,5 geeft
aan dat er behalve het oorspronkelijke directe effect ter grootte
van 1, nog een additioneel indirect effect van 0,5 optreedt.

Multipliereffecten Effecten bij personen of organisaties die via voorwaartse


(afnemers) of achterwaartse (toeleveranciers) verbindingen in
relatie staan met direct begunstigden

Netto gecreëerde Werkgelegenheidgroei ten gevolge van het programma waarbij


werkgelegenheid wel rekening wordt gehouden met aspecten van displacement,
deadweight en substitutie, alsmede de indirecte
werkgelegenheid bij toeleveranciers en afnemers (indirecte
multipliereffecten)

Output Hetgeen gefinancierd en bereikt is met het geld bestemd voor


een interventie

Productiewaarde De marktwaarde van de afgezette goederen en diensten,


vermeerderd met de waarde van de goederen die aan de
voorraad zijn toegevoegd.

Relevantie Toepasselijkheid van de doelen van een interventie met het oog
op de socio-economische problemen waar de interventie zich
op richt

Resultaat Het voordeel (of nadeel) dat een direct begunstigde heeft
verkregen aan het eind van de deelname aan het programma of
op het moment dat een publieke voorziening gereed gekomen
is

Strategie Selectie van prioritaire acties aan de hand van de behoeften, het
belang van de problemen die opgelost moeten worden en de
inschatting van de kans dat acties succesvol zullen zijn

Substitutie / Bereikt effect bij een begunstigde ten koste van een persoon of
Verdringingseffecten organisatie die buiten de interventie valt

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 139


Bijlage 2: Toelichting bij bepaling
economische effecten

Hoe de economische effecten van beleid in kaart kunnen worden gebracht is, recent
onderwerp geweest van het Onderzoeksprogramma Economische Effecten van
Infrastructuur (OEEI). Dit onderzoeksprogramma richtte zich specifiek op het in kaart
brengen van de economische effecten van grootschalige (transport-) infrastructuur. De
basisprincipes van de OEEI-systematiek kunnen echter ook worden toegepast bij het
berekenen van de economische effecten van andersoortige beleidsmaatregelen.

Uitgangspunt van de OEEI-systematiek is dat regionaal-economische ontwikkeling


uiteindelijk altijd wordt bepaald door ontwikkeling van het regionaal bedrijfsleven.
Economische effecten van beleidsprogramma’s leiden bij bedrijven tot onder meer
kostenvoordelen, additionele uitbreidings- en vervangingsinvesteringen, vergroting van
het marktgebied, een beter imago e.d. die op hun beurt (kunnen) leiden tot een vergroting
van de omzet, het bedrijfsresultaat en uiteindelijk de werkgelegenheid.

In eerdere programmaperiodes beperkte de inschatting van de economische effecten in


evaluaties zich vaak tot de bruto gecreëerde werkgelegenheid op basis van gegevens uit
het monitoringsysteem. Deze gegevens werden in evaluaties slechts in beperkte mate op
hun juistheid getoetst en de stap van bruto naar netto gecreëerde werkgelegenheid werd
meestal niet gemaakt. Het doel van de Toolkit Economische effecten uit het
Evaluatiekader Structuurfondsen 2000-2006 (ECORYS-NEI, 2002) is om tot een meer
onderbouwde en meer uniforme en systematische wijze van effectmeting van
beleidsprogramma’s te komen. Het doel van deze bijlage is inzicht te verschaffen in de
wijze waarop de effectschatting in het kader van de mid-term evaluatie van het Kompas
voor het Noorden heeft plaatsgevonden. Voor een toelichting bij de gehanteerde
begrippen en definities kan teruggevallen worden op bijlage I.

De bijlage is opgebouwd langs de volgende thema-indeling (zie ook hoofdrapport):


• Werklocaties
• Bedrijfsgerichte maatregelen
• Toeristische maatregelen
• Kennisinfrastructuur
• Arbeidsmarkt

“Monitoringgegevens versus evaluatiegegevens: wie heeft er gelijk?”


Er is een verschil in diepgang tussen monitoring- en evaluatiegegevens. De gegevens die
SNN presenteert in haar voortgangsrapportages zijn monitoringegevens, deze geven op
hoofdlijnen een beeld van de voortgang van het programma. Eigenschappen van
monitoringgegevens zijn dat ze snel beschikbaar zijn en makkelijk meetbaar. Het gaat

140 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


daarom bijvoorbeeld om bruto gegevens afkomstig van projectuitvoerders. De cijfers die
we in dit rapport presenteren zijn evaluatiegegevens. Deze zijn minder snel beschikbaar,
er ligt meer onderzoek aan ten grondslag en ze geven uiteindelijk een beter onderbouwd
beeld van de daadwerkelijk te verwachten effecten. Monitoringgegevens wijken daarom
per definitie af van evaluatiegegevens.

Werklocaties

De directe economische effecten van de aanleg, revitalisering, renovatie et cetera van


bedrijfslocaties worden in eerste instantie bepaald door het verhuismotief van bedrijven
die zich vestigen op de nieuwe locatie. Belangrijke verhuismotieven zijn meer ruimte, een
betere bereikbaarheid of een beter imago op de nieuw locatie. De economische
(locatie)voordelen kunnen zich vertalen in lagere kosten, of bieden mogelijkheid tot
uitbreiding van de productiecapaciteit. Deze kunnen zich vertalen in omzetstijgingen, een
toename van de toegevoegde waarde en (als gevolg daarvan) een toename van de
werkgelegenheid.

Voor het bepalen van de directe economische effecten zijn de volgende stappen
doorlopen:

1. Bepalen aantal arbeidsplaatsen op


ondersteunde bedrijfslocaties

2. Bepalen aantal arbeidsplaatsen bij


bedrijven afkomstig van buiten de regio

3. Bepalen totale productie van bedrijven


op ondersteunde bedrijfslocaties

4. Bepalen toename productie


a.g.v. herlocatie bedrijven

5. Bepalen toename werkgelegenheid


a.g.v. herlocatie bedrijven

6. Van bruto naar netto

Startpunt voor het bepalen van de economische effecten van de werklocatie maatregelen
vormen de dossiers van de individuele projecten en de outputgegevens uit het
monitoringsysteem SNN. Deze geven een eerste indicatie van het totaal aantal mogelijke
arbeidsplaatsen bij volledige uitgifte van het terrein en het type bedrijfsactiviteiten dat
gemoeid is met de nieuwe of gerevitaliseerde bedrijfslocatie. Dit zegt echter nog niets
over de daadwerkelijke impact van het programma. Alleen werknemers die afkomstig
zijn van buiten de regio of als starter aangemerkt worden, vormen direct additionele
werkgelegenheid voor het gebied. Door uitbreidingsinvesteringen, beter imago, lagere

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 141


transportkosten et cetera kan de productie van bedrijven op de bedrijfslocatie verder
toenemen. Dit geldt zowel voor de bedrijven van buiten het gebied als bedrijven die zich
vanuit de regio op de ondersteunde locatie gevestigd hebben. In beide gevallen kan de
extra werkgelegenheid als gevolg van de toename van de productie als additionele
werkgelegenheid voor het gebied worden aangemerkt.

Bij de doorberekening van de directe economische effecten zijn bepaalde


veronderstellingen gedaan ten aanzien van bijvoorbeeld de herkomst van bedrijvigheid en
de effecten van herlocatie. De belangrijkste veronderstellingen per stap worden hieronder
toegelicht.

• Bepaling van het (potentiële) aantal arbeidsplaatsen op ondersteunde


bedrijfslocaties: het totale aantal mogelijke werknemers op de ondersteunde
bedrijfslocaties is afgeleid uit de gemiddelde ruimtebehoefte per werknemer. Daarbij
is gebruik gemaakt van regio- en sectorspecifieke terreincoëfficiënten uit de
Bedrijfslocatiemonitor (BLM) van het Centraal Planbureau (CPB). Het gemiddelde
ruimtegebruik per sector per werknemer verschilt sterk. Bij de industrie en handel
bedraagt het ruimtegebruik in het Noordoosten van Nederland 257 m2 en 340m2.
Transportbedrijven gebruiken daarentegen aanzienlijk meer ruimte per werknemer.
Als uitgangspunt voor de berekeningen zijn de outputgegevens gehanteerd en niet de
werkgelegenheidsgegevens zoals opgegeven door de projectuitvoerder.

• Bepaling van het aantal arbeidsplaatsen bij bedrijven afkomstig van buiten het
gebied: een inschatting van het aantal verwachte arbeidsplaatsen van buiten de regio
berust op algemene ervaringscijfers en regio-specifieke informatie over de uitgifte
van bedrijventerreinen. Uit onderzoek van de Provincie Drenthe over de herkomst
van bedrijven kan onder meer afgeleid worden dat 12% van de bedrijven die zich in
de afgelopen 10 jaar op een bedrijventerrein in de provincie gevestigd hebben van
buiten de regio komt. Bij de doorberekening van de werkgelegenheidseffecten is ten
aanzien van de aanleg van nieuwe en revitalisering van bestaande bedrijventerreinen
is daarom uitgegaan van 10% ‘nieuwvestiging’. Dit is lager dan de 30% die als
nationaal geldend kengetal is opgenomen in het Evaluatiekader, maar geeft een beter
beeld van de situatie zoals die geldt in Noord-Nederland. De herkomst van de
overkomende kantoorgebruikers zijn gebaseerd op ervaringsgegevens. Uit de studie
Euralille (European Urban and Regional Studies, 2001) wordt onder meer
aangegeven, dat 85% van de bedrijvigheid op nieuwe kantoorlocaties afkomstig is uit
de stad of de regio zelf. Voor sterk stedelijke gebieden kan – zo blijkt uit onderzoek –
uitgegaan worden van 15% vestiging van buiten de regio. Voor een gebied met de
omvang van Noord-Nederland is dit vermoedelijk aanzienlijk minder. Derhalve is bij
de effectmeting voor nieuwe kantoorgebruikers een percentage van 5% gehanteerd.
Ten slotte wordt het gemiddelde ruimtegebruik van starters op de nieuwe terreinen op
5% verondersteld. Ook dit betreft een regiospecifiek cijfer, dat onder andere is
gebaseerd op het eerder aangehaalde onderzoek van de Provincie Drenthe. Ten
aanzien van de effectiviteit van huisvestingsprojecten gericht op starters is daarnaast
onderzoek van Schutjes (1996) onder 255 over Nederland verspreide starters
gebruikt. Daaruit komt onder andere naar voren dat 74% van de starters aan huis
begint. Het ligt in de lijn der verwachting dat bedrijfsruimte zoekende starters
grotendeels als regionale spin-off getypeerd kan worden.

142 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


• Bepaling van de omvang van het werkgelegenheidseffect van herlocatie: de
afgeleide werkgelegenheidseffecten als gevolg van herlocatie van de categorie
‘nieuwvestigers’ en bedrijven afkomstig vanuit de regio is enerzijds gebaseerd op
gegevens uit de Nationale Rekeningen over de productie per sector en anderzijds op
onderzoek naar de effecten van de ontwikkeling van bedrijventerreinen op de
werkgelegenheid (ETIN). Verondersteld is dat voor driekwart van de bedrijven de
locatievoordelen aanleiding geven tot een uitbreiding van de productie(capaciteit). In
de berekening wordt conform het Evaluatiekader uitgegaan van gemiddeld 10%
productiestijging.

• Van bruto naar netto werkgelegenheidseffect: om de slag te kunnen maken van


bruto naar netto dient bij de doorberekening van de verwachte netto
werkgelegenheidseffecten van het programma daarnaast rekening te worden
gehouden met de begrippen deadweight, displacement en substitutie. Doordat in de
berekeningen al rekening gehouden is met displacement effecten (werknemers bij
bedrijven die reeds binnen het gebied gevestigd waren zijn niet als extra
werkgelegenheid aangemerkt) is de stap van bruto naar netto voor een belangrijk deel
gemaakt. De inspanningen om deadweight en substitutie effecten in kaart te brengen
staan niet in verhouding tot de extra informatie die zij opleveren, en zijn om die reden
verder buiten beschouwing gelaten.

Onderstaande kader bevat op hoofdlijn de achterliggende veronderstellingen bij de


rekenmethodiek:

Handvatten effectschatting werklocaties


Projectoutput:
• monitoringsysteem SNN
• telefonische enquête projectuitvoerders
• projectdossiers
Ruimtebehoefte per werknemer: terreincoëfficiënten Bedrijfslocatiemonitor CPB
Herkomst bedrijvigheid:
• nieuwvestiging bedrijventerreinen: 10%
• nieuwkomers kantoorgebruikers: 5%
• ruimtegebruik starters: 5%
Toename productiecapaciteit a.g.v. herlocatie: 10%
Correctie bruto ? netto: nihil

Bedrijfsgerichte maatregelen

Bij de evaluatie van de economische effecten van de bedrijfsgerichte maatregelen gaat het
onder meer om adviesregelingen en -projecten gericht op het MKB en maatregelen en
projecten op het gebied van exportbevordering, investerings- en financieringssteun. Tot
de bedrijfsgerichte maatregelen waarvoor een effectinschatting gemaakt is worden naast
de IPR, NIOF, VKF bijvoorbeeld ook de KITS- en HRM-regeling gerekend. De
kwantitatieve berekening van de effecten richten zich op het in kaart brengen van de
effecten op de economische prestaties bij bedrijven, in termen van toegenomen productie
en omzet en extra werkgelegenheid. Dit zijn de positieven effecten die te verwachten zijn

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 143


van bijvoorbeeld uitbreidingsinvesteringen en de toegenomen innovatiegerichtheid,
exportoriëntatie en dergelijke bij het bedrijfsleven.

Bij het in kaart brengen van deze effecten, en in het bijzonder de


werkgelegenheidseffecten, wordt het onderstaande stappenschema gevolgd:

1. Bepalen aantal ondersteunde bedrijven

2. Bepalen aantal werknemers bij


ondersteunde bedrijven

3. Bepalen totale productie


bij ondersteunde bedrijven

4. Bepalen toename werkgelegenheid


a.g.v. geleverde ondersteuning

5. Van bruto naar netto

Voor de verschillende typen bedrijfsgerichte maatregelen kan in principe dezelfde


systematiek toegepast worden. Per type maatregel kunnen wel verschillen zitten in de
beschikbaarheid van benodigde gegevens. Bij het komen tot een indicatieve inschatting
van de werkgelegenheidseffecten van de bedrijfsgerichte maatregelen zijn de volgende
punten in acht genomen.

• Bepalen van het aantal ondersteunde bedrijven (output): het monitoringsysteem


bevat een overzicht van de verwachte output per project. Voor de regelingen IPR
vestiging (decentraal), IPR uitbreiding, NIOF, HRM en KITS zijn de realisatiecijfers
van het SNN beschikbaar. Ten aanzien van de centrale IPR is gebruik gemaakt van de
voortgangsgegevens van het Ministerie van Economische Zaken over de eerste drie
jaar dat het Kompas loopt.

• Bepalen toename werkgelegenheid bij ondersteunde bedrijven: bij de bepaling van


de additionele werkgelegenheid die ontstaat als rechtstreeks gevolg van de realisatie
van de projecten is zoveel mogelijk uitgegaan van feitelijke voortgangs- en
realisatiecijfers. In het kader van de IPR, NIOF, HRM en KITS is op basis van de
vanuit het SNN en Ministerie van Economische Zaken beschikbaar gekomen
informatie een analyse van het gemiddelde investeringsvolume, de premiebijdrage en
de verwachte toename van de werkgelegenheid per bedrijf. Voor de projecten waar
dergelijke informatie niet voor handen was, is onder meer op basis van de gegevens
uit het monitoringsysteem, uit de projectdossiers en via een telefonische enquête
onder bedrijven een overzicht van de verwachte productietoename en
werkgelegenheidseffecten opgesteld.

144 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


• Van bruto naar netto werkgelegenheidseffect: Voor het bepalen van de netto
werkgelegenheids-effecten is een tussenslag gemaakt waarbij met name voor
‘deadweight’ (toename omzet en werkgelegenheid die toch wel plaatsgevonden had)
een correctie is gemaakt. Voor het bepalen van de omvang van dit effect is een
beroep gedaan op eerdere evaluaties van het ISP-programma en van de evaluatie van
het Besluit Subsidies Regionale Investeringsprojecten (IPR 1993 – 1997). Aan de
hand van in deze evaluaties beschikbare gegevens over het belang van
subsidieverstrekking voor het doorgang vinden van de investeringsbeslissing van
individuele bedrijven is vervolgens een aanname gedaan omtrent het maximale effect
van de maatregel dat aan het Kompasprogramma is toe te schrijven. Op basis van de
IPR evaluatie van NIB Consult is voor de IPR vestiging verondersteld dat voor
ongeveer 50% van de projecten een financiële bijdrage als absoluut noodzakelijk
beschouwd kan worden. Voor de overige maatregelen wordt verondersteld dat dit
effect minder sterk aan-wezig is, en wordt uitgegaan van een correctiepercentage van
35%. Dit is gebaseerd op de deadweight voor IPR uitbreiding zoals opgenomen in de
IPR evaluatie van NIB Consult. Aangenomen is dat dit cijfer ook geldt voor de
overige bedrijfsgerichte maatregelen. De deadweight exercitie zoals gehanteerd voor
Kompas is uitgebreider dan die in het Evaluatiekader, waar geen nadere aanduiding is
gegeven van het te volgen traject van bruto naar netto, als gevolg van het ontbreken
van de benodigde nationale kengetallen.

• Interactie tussen maatregelen: in het Kompas wordt terecht gewezen op het feit dat
de verwachte effecten per maatregel niet zondermeer afzonderlijk van elkaar kunnen
worden opgeteld. Dit leidt tot dubbeltellingen en levert dus een overschatting van de
effecten op. Om rekening te houden met overlap tussen maatregelen is door de op-
stellers van het programma een aanname gedaan met betrekking tot de minimale en
maximale effecten van interactie tussen thema M.1. en M.2 (bijlage 2, pag. 155).
Daarmee wordt een correctie toegepast als gevolg van de onderlinge verwevenheid
van maatregelen met een voorwaardenscheppend karakter zoals bijvoorbeeld de aan-
leg van nieuwe bedrijventerreinen en de maatregelen zoals de IPR die een bijdrage
leveren om deze potentiële banen in werkelijke banen om te zetten. Bij de
berekeningen van de netto effecten is uitgegaan van een minimaal interactie -effect
van 70%. Ook deze stap zit niet in het Evaluatiekader maar wordt wel terecht door
SNN gehanteerd.

Onderstaande kader bevat op hoofdlijn de achterliggende veronderstellingen bij de


rekenmethodiek:

Handvatten effectschatting bedrijfsgerichte maatregelen


Project output/ resultaten:
• realisatiecijfers SNN/ EZ (IPR, NIOF, KITS, HRM)
• monitoringsysteem SNN
• telefonische enquête projectuitvoerders
• projectdossiers
Correctie bruto ? netto (deadweight):
• vestiging bedrijvigheid: minus 50% (NIB Consult)
• uitbreidings- en overige investeringen: minus 65% (bewerking NIB Consult)
Interactie tussen maatregelen M.1 en M.2: 70%

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 145


Toeristische infrastructuur

Investeringen in toeristische infrastructuur dragen via de gerealiseerde outputs en


resultaten bij tot instandhouding en verbetering van de kwaliteit en kwantiteit van het
toeristisch-recreatief product in het gebied. Dit draagt onder meer bij aan verbetering /
instandhouding van het toeristisch-recreatief imago. Het gevolg hiervan is een toename
van het aantal bezoekers en/of toename van de bestedingen per bezoeker. Toename van
het aantal bezoekers en hun bestedingen leiden tot directe economische effecten in termen
van omzet- en winststijgingen en extra werkgelegenheid bij toeristische bedrijven en bij
allerlei niet-toeristische bedrijven (o.a. detailhandel, tankstations, bezoekerscentra e.d.)
waar de extra bezoekers hun geld besteden.

Voor het bepalen van de directe economische effecten zijn de volgende stappen te worden
doorlopen:

1. Bepalen toename aantal bezoekers bij ondersteunde


toeristische infrastructuur en attracties

2. Bepalen toename van


bestedingen van bezoekers

3. Bepalen toename werkgelegenheid


a.g.v. toename bestedingen

4. Van bruto naar netto

De belangrijkste overwegingen ten aanzien van de uitwerking van de effectschatting met


betrekking tot de toeristische infrastructuurprojecten zijn hieronder uitgewerkt.

• Bepalen toename aantal bezoekers bij nieuwe toeristische infrastructuur en


attracties: het vertrekpunt voor het bepalen van de economische effecten vormt het
aantal bezoekers bij ondersteunde nieuwe toeristische infrastructuur en attracties op
het moment van indienen van de projectaanvraag. Een belangrijke bron voor
regionale gegevens over de meest recente ontwikkelingen op toeristisch-recreatief
gebied is Toerdata-Noord. Deze gegevens dienen vooral als referentiekader
waartegen de impact van de toeristische infrastructuurprojecten bekeken wordt. Op
basis van een analyse van de gegevens uit de projectdossiers (o.a.
marktverkenningen, projectaanvragen en -beschikkingen) is vervolgens een
inschatting gemaakt van dan de verwachte toename van het aantal dag- en
verblijfstoeristen. In situaties waarin in de aanvraag reeds een schatting van het aantal
bezoekers was gegeven, is de plausibiliteit daarvan bekeken. In een aantal gevallen
heeft dit geleid tot aanpassingen.

• Bepalen van de toename van de bestedingen van bezoekers: maatgevend voor de


afgeleide economische impact van de projecten is de omvang van de
bestedingsimpuls die met de uitvoering van de projecten te weeg wordt gebracht. Op

146 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


basis van gemiddelde bestedingen per bezoeker kan de toename in de bestedingen als
gevolg van het additionele bezoek aan de voorzieningen en/of de regio bepaald
worden. Bepalend voor de gemiddelde uitgaven per dag zijn onder andere de
verblijfsduur van de toerist (een- of meerdaags), het type dagtocht (museumbezoek,
recreatief winkelen et cetera) en het gebied waarop het bezoek zich richt. Bij de
berekeningen van de bestedingsimpuls is met deze diversiteit zoveel mogelijk
rekening gehouden. De gehanteerde kengetallen voor de bestedingen per bezoeker of
per overnachting zijn gebaseerd op gegevens van het CBS (Continu Vakantie
Onderzoek (CVO), Dagrecreatie 1995/’96), Toerdata Noord.

• Bepalen van de toename werkgelegenheid a.g.v. toename bestedingen: voor het


omrekenen van de extra bestedingen naar gecreëerde werkgelegenheid is gebruik
gemaakt van CBS-gegevens uit de Nationale Rekeningen over de gemiddelde
productie per werkzame persoon in de relevante sectoren (horeca, detailhandel,
cultuur, sport & recreatie). In aanvulling op deze (afgeleide)
werkgelegenheidseffecten is de directe werkgelegenheid bij de (publieke en/of
commerciële) exploitant samenhangend met toezicht, onderhoud en beheer bepaald.

• Van bruto naar netto-effecten: de omvang van het effect dat daadwerkelijk aan de
projecten is toe te schrijven hangt (mede) af van de mate waarin een uniek element
aan het toeristisch-recreatief product wordt toegevoegd, dat in staat is om extra
bezoekers naar het gebied te trekken. Met dit aspect zal over het algemeen met name
rekening moeten worden gehouden bij dagtochten. Om de additionele bestedingen uit
de totale bestedingsimpuls te filteren is een inschatting gemaakt van het % dagbezoek
dat niet vanuit de eigen regio afkomstig is. Hiervoor is 30%, 50% of 100% gebruikt
waarbij per project een inschatting is gemaakt van het % bezoekers van buiten de
regio. Daarbij is rekening gehouden met bezoekmotief (o.a. museumbezoek, fietsen,
watersport) en schaalomvang (Noorderdierenpark meer bezoekers dan buiten de regio
dan Vestigingsmuseum Oudeschans). Ten aanzien van de bestedingen tijdens
meerdaags bezoek is verondersteld dat deze voor 100% door bezoekers van buiten de
regio worden gedaan. De gehanteerde percentages per project zijn aannames die niet
als zodanig in het Evaluatiekader zitten.

Onderstaande kader bevat op hoofdlijn de achterliggende veronderstellingen bij de


rekenmethodiek:

Handvatten effectschatting toeristische infrastructuur


Autonome ontwikkeling: regionale gegevens toerisme (Toerdata Noord)
• Projectoutput (bezoekersaantallen):
• monitoringsysteem SNN
• telefonische enquête projectuitvoerders
• projectdossiers
Bestedingen dag- en verblijfsbezoekers: o.a. CBS (CVO, Dagrecreatie 1995/’96), Toerdata Noord
Correctie bruto ? netto:
• dagbezoek: variabel (30% - 50% additioneel)
• overnachtingen: 100% additioneel

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 147


Kennisinfrastructuur

De projecten onder dit thema richten zich op de ontwikkeling van bedrijfslocaties en


bedrijfshuisvestingsmogelijkheden in de directe nabijheid van kennisinstellingen en
onderwijsinstellingen ten behoeve van het scheppen van groeimogelijkheden voor
kennisintensieve bedrijvigheid in Noord-Nederland. Daartoe wordt geïnvesteerd in
kennisinfrastructuur die moet leiden tot het aantrekken of uitbreiden van bestaande
kenniscentra. Voor de berekening van de kwantitatieve effecten kan de uitwerking van
het stappenplan zoals hierboven opgenomen onder “Werklocaties” worden gevolgd.

Arbeidsmarkt

Voor een effectschatting van de projecten gericht op versterking van het arbeidsaanbod in
Noord-Nederland is gebruik gemaakt van het stappenplan “Bedrijfsgerichte maatregelen”
zoals beschreven in de Toolkit Economische effecten uit het Evaluatiekader
Structuurfondsen 2000-2006. De gehanteerde aanpak en veronderstellingen zijn
hierboven beschreven bij de bedrijfsgerichte maatregelen.

Indirecte effecten

De indirecte effecten betreffen de effecten bij toeleveranciers. Deze zijn op hoofdlijnen


berekend volgens de aanwijzingen van het Evaluatiekader, waarbij echter in plaats van de
regionale productiemultipliers de regionale werkgelegenheidsmultipliers zijn gebruikt.
Op basis van gegevens uit de biregionale input - output tabellen van de Noordelijke
provincies is een gemiddelde multiplier voor Noord-Nederland bepaald van 1,15. Alle
directe netto werkgelegenheidseffecten van de verschillende maatregelen zijn met deze
factor 1,15 vermenigvuldigd.

Onderstaand kader vat de belangrijkste aannames die aan de berekening van de netto
werkgelegenheidseffecten ten grondslag liggen nog een maal samen:

[1] 10% van de vestigingen op bedrijventerreinen van buiten de regio (i.t.t. 30 uit het Evaluatiekader)
Bron: provincie Drenthe, regiospecifieke cijfers

[2] 5% werkgelegenheid bij starters (i.t.t. 25% in Evaluatiekader dat betrekking heeft op aantallen
bedrijven en niet op werkgelegenheid bij bedrijven. Starters zijn kleiner dan bestaande bedrijven,
vandaar 5%) Bron: Provincie Drenthe, regiospecifieke cijfers

[3] deadweight bij IPR vestiging: 50% D.w.z. dat de helft van de bruto werkgelegenheid bij bedrijven die
IPR vestiging krijgen niet is meegerekend. M.a.w. de extra werkgelegenheid bij de helft van de
bedrijven komt volledig voor rekening van de IPR Bron: NIB evaluatie IPR 93-97

[4] deadweight bij IPR uitbreiding en alle bedrijfsgerichte maatregelen: 65% M.a.w.: 1 op de 3 extra
banen bij bedrijven die door Kompas zijn ondersteund komt volledig voor rekening van Kompas. Bron:
NIB evaluatie IPR.

148 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


N.B. We hebben de NIB resultaten toegepast op alle bedrijfsgerichte maatregelen bij gebrek aan
projectspecifieke cijfers. Daarom: extra accent op onze aanbeveling om bij de projectevaluaties van
regelingen en grote bedrijfsgerichte projecten expliciet en volgens de richtlijnen van het Evaluatiekader
(met behulp van enquêtes e.d.) de effecten te bepalen.

[5] We hebben gecorrigeerd voor dubbeltellingen: Uit interviews kwam naar voren dat bedrijven
meedoen aan verschillende projecten (IPR, NIOF, exportprojecten e.d.). Aanname: 80%

[6] Correcties voor het verschil tussen verleende en vastgestelde IPR en andere regelingen: 10%

[7] Toerisme: berekeningen gebaseerd op bezoekersaantallen per project. Aannames zijn gemaakt bij
dagtochten per project over het aantal bezoekers afkomstig van binnen de regio (100% - 50% - 30%).
Regiospecifieke bronnen zijn beperkt voorhanden maar waar mogelijk gebruikt.

[8] Daarnaast conform de rekenmethode uit Kompas document (Bijlage effecten) correctie voor
interactie tussen maatregelen (70%), dit is m.n. relevant voor bedrijfsgericht en werklocaties

[9] Indirecte effecten: er is gewerkt met een gemiddelde multiplier voor indirecte effecten van 1,15
gebaseerd op biregionale input output tabellen Noordelijke provincies.

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 149


Bijlage 3: Strategiedag

Programma Strategiedag

Datum: Woensdag 13 november 2002


Locatie: Provinciehuis Fryslân
Tweebaksmarkt 52
Leeuwarden

10.30 Ontvangst met koffie/thee


10.45 Opening
10.50 Presentatie van de evaluatiebevindingen tot nu toe
11.30 Introductie bij de Deelsessies
11.50 Deelsessie 1: Discussie over de Kompas-strategie op hoofdlijnen
13.00 Plenaire lunchpresentatie van de uitkomsten van Deelsessie 1
13.30 Deelsessie 2: Discussie over de strategie van de 3 Kompas-deelprogramma’s
Markt, Stad en Land en het thema toerisme
14.30 Plenaire presentatie van de uitkomsten van Deelsessie 2
15.00 Einde en afsluitende borrel

Deelnemers

1 De heer D.P. Keizer, Oud directeur Frieslandbank


2 De heer A.C. Glebbeek, Arbeidssocioloog Rijksuniversiteit Groningen
3 De heer A. van der Hek, Lid Adviescollege voor de Markt
4 De heer W.M van Beek, Oud voorzitter CvB hogeschool Drenthe
5 De heer H. Schollema, ROC Noorderpoort college
6 De heer G. Beukema, Directeur IPO
7 De heer E.M. Jansen, Kamer van Koophandel Leeuwarden
8 De heer J.P.B.M de Vries
9 De heer E. Moolhuijzen, Syntens
10 De heer L.F.H.C. Broos, ERAC
11 De heer J. Vos, Provincie Groningen
12 De heer H. Postma, Provincie Fryslân
13 De heer R. Stoffelsma, Bestuurscommissie Economische Zaken
14 De heer L. van Galen Last, Bestuurscommissie Landelijk gebied
15 De heer B. Scheper, Bestuurscommissie Stedelijk gebied
16 Mevrouw K. Kalverboer, secretaris Adviescollege voor de Markt
17 De heer D. Koolman, Provincie Drenthe
18 De heer J. Kalter, Provincie Groningen

150 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


19 De heer P. Lap, Provincie Fryslân
20 De heer G. Cremers, Ministerie van Economische Zaken
21 De heer R. Bonnier, Ministerie van Economische Zaken
22 De heer H. Cock, Samenwerkingsverband Noord-Nederland UO

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 151


Bijlage 4: Overzicht geïnterviewde personen

Face to face interviews sleutelpersonen

1 M. Calon, Provincie Groningen (T1))


2 G. Van Klaveren, Provincie Fryslân (T)
3 H. Weggemans, Provincie Drenthe (T)
4 H. Bloupot, Provincie Groningen
5 J. Kalter, Provincie Groningen
6 D.Gerlach, Provincie Groningen
7 J. Wiarda, Provincie Groningen
8 H. Postma, Provincie Fryslân
9 D. Koolman, Provincie Drenthe
10 R. Stoffelsma, Provincie Drenthe (T)
11 A. Gielen, TechnologieCentrum Noord-Nederland
12 B.Potjer, Provincie Drenthe
13 W.de Roo, Provincie Drenthe
14 R.Engelsman, Samenwerkingsverband Noord-Nederland
15 G.van Drecht, SNN Uitvoeringsorganisatie
16 H. Cock, SNN Uitvoeringsorganisatie
17 J. Geveke, SNN Uitvoeringsorganisatie
18 G. Cremers, Ministerie van Economische Zaken
19 T. Breimer, Ministerie van Economische Zaken
20 J. Geelhoed, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
21 J. van der Veen, Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
22 H. Haerkens, VNO Noord
23 F. Alfrink, MKB Noord
24 H. Gerber, Metaalunie district Noord (metaalsector)
25 T. Bos, FOSAG (schildersbranche)
26 J. Hulshof, UNETO/VNI (installatiebranche en technische detailhandel)
27 H.A. Peters, NOVAA (accountantsbranche)
28 E. Wind, Kamer van Koophandel Fryslân
29 K.Kalverboer, Adviescollege voor de Markt
30 C. Baan, Adviescollege voor de Markt (T)
31 E.J. Luitjens, Adviesraad Agrobusiness (T)
32 W. Sluyters, Europese Commissie, DG Regio
33 A.J. Peterson, Gemeente Groningen
34 F. Mennega, Gemeente Groningen
35 A. Huizinga, Gemeente Emmen
36 G. Feringa, Gemeente Emmen

152 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


37 A. Algera, Gemeente Leeuwarden
38 R.J.B. Hofstede, Gemeente Heerenveen
39 H.J. Jorritsma, Gemeente Heerenveen
1)
T = telefonisch

Telefonische interviews projectuitvoerders

1 WIN WIN, R. Popping (ROC Drenthe)


2 Experiment pro-actieve aansluiting vraag en aanbod op arbeidsmarkt, H. Besselse
(Gemeente Leeuwarden)
3 VKF II, J. Barkhof (NOM)
4 World Wide Commerce, E. Slagt (Kamer van Koophandel Drenthe)
5 E-Business in Noord-Nederland, J. Hemmes (Syntens Meppel)
6 Ondernemerskompas, N. van Rijn (Kamer van Koophandel Fryslân)
7 TxU 4, F. van der Meulen (NOM)
8 Verbetering bedrijfsvoering MKB, M. Terpstra (Hanzehogeschool Groningen)
9 Nieuwe Internationale Bedrijvigheid Noord, L. Drogendijk (BIC Noord-
Nederland)
10 Stichting DAGIN, A.Jacobs (DAGIN)
11 Cultuurtoerisme Fryslân (fase 1), H. Joustra (NNBT)
12 Cultuurtoerisme I, H. Wolters (NNBT)
13 Logiesverstrekkende bedrijven in Fryslân, H.A.J. van Nuland (Stichting
Hotelkring Friesland)
14 Logiesverstrekkende bedrijven in Groningen, H.A.J. van Nuland (KHN Regio
Groningen)
15 Huisvesting BioMade/Incubator, De Jong (RuG)
16 Aquaduct stadsrondweg Sneek, Luiks (Gemeente Sneek)
17 Onderzoek verbetering superbreedbandverbinding, E. Bergman (SIG TeIinvest)
18 Fiets Totaalplan Drenthe, A. Merts (Recreatieschap Drenthe)
19 Toeristische Jachhaven Reitdiep, M. Nijhoff (Gemeente Groningen)
20 Stadshart Sneek, Luiks (Gemeente Sneek)
21 Uitbreiding en technische revitalisering Thialf, J. van Bekkum (Sport en
Recreatiecentrum Thialf)
22 DrentsGoed streekproducten, Jacques van den Bosch (NNBT)
23 DrentsGoed streekproducten, Goense (DrentsGoed streekproducten)
24 Cultuurontwikkelingsproject Joure, F.Kuil (Gemeente Skarsterlân)
25 Cultuurtoeristische infohal Groninger Museum, E. de Jonge (Groninger Museum)
26 Touch Screen Informatiezuilen, Y. Offringa (NNBT)
27 Kantoor Ontwikkeling Europapark, J. Dijkstra (Gemeente Groningen)
28 Regionaal Overslagcentrum Coevorden (ROC), Wijnia (Gemeente Coevorden)
29 Stationsgebied-zuid Hoogeveen Fase 1a, mevrouw M. Schaafsma (Gemeente
Hoogeveen)
30 Ontwikkeling Metal Park, W. Bonenschansker (Groningen Seaports)
31 Romein 2000, A. Wijkhuijs (Gemeente Leeuwarden)
32 Economische ontwikkeling stationsgebied Heerenveen, H. Jorritsma (Gemeente
Heerenveen)

Mid Term Review Kompas voor het Noorden 153


Leden van de Begeleidingscommissie MTR

1 Piet Lap, Provincie Fryslân (voorzitter)


2 Diderik Koolman, Provincie Drenthe
3 Jan Kalter, Provincie Groningen
4 Siek Postma, Provincie Fryslân
5 Tibbe Breimer, Ministerie van Economische Zaken
6 Remi Bonnier, Ministerie van Economische Zaken
7 Guy Cremers, Ministerie van Economische Zaken
8 Marcel Roelofsma, Ministerie van Economische Zaken

154 Mid Term Review Kompas voor het Noorden


Bijlage 5: Overzicht van de in de evaluatie betrokken EZ/Kompas projecten

Deelprogramma/maatregel/project EZ/Kompas EFRO Overige publiek Bedrijven/privaat Totaal

Deelprogramma "Economische kernzones/ versterking marktsector 135.611.778 83.314.296 46.291.994 645.966.353 911.184.421
M.1 Verbetering vestigingsvoorwaarden economische kernzones 47.508.289 36.913.403 35.453.073 210.219.189 330.093.954
M.1.1.a. Aanleg bedrijventerreinen 13.039.790 10.694.853 22.645.790 11.277.197 57.657.630
• Regionaal overslagcentrum Coevorden 3.675.861 3.271.005 6.137.157 - 13.084.023
• Uitbreiding Emmtec Industry & Business Park 181.512 1.633.609 4.133.395 - 5.948.516
• Optimaal situeren en bundelen van verschillende leidingpakketten te Harlingen 244.662 611.653 - 1.590.298 2.446.613
• Aanlegsteigers, wachtplaatsen en uibreiding openbare kade te Harlingen 603.528 603.527 680.670 1.561.003 3.448.728
• Revitalisering Oost en de Hemrik 213.005 1.135.244 2.526.528 - 3.874.777
• Bedrijventerrein Kie 976.426 1.932.521 3.532.791 - 6.441.738
• Onderzoek verbetering superbreedbandverbinding 148.000 222.000 339.000 31.000 740.000
• Ontwikkeling Metal Park 946.625 946.625 4.349.975 - 6.243.225
• Ontwikkeling en aanleg duurzaam bedrijventerrein Fivelpoort 5.980.438 - - 8.094.896 14.075.334
• Phoenixbrug Veendam 69.733 338.669 946.274 - 1.354.676
M.1.1.b. Revitalisering bedrijventerreinen 1.423.709 3.726.909 10.867.146 1.607.235 17.624.999
• Revitalisering en uitbreiding bedrijventerrein Overtoom Gorredijk 220.200 1.981.800 6.928.444 314.000 9.444.444
• Revitalisering bedrijventerrein Schipsloot 1.153.509 1.153.509 3.510.969 285.162 6.103.149
• Revitalisering kade D en E te Delfzijl 50.000 591.600 427.733 1.008.073 2.077.406
M.1.2.a. Acquisitie ondersteunende promotie 2.346.972 - - - 2.346.972
• AOP 2.346.972 - - - 2.346.972
M.1.2.b.2. IPR vestiging decentraal 28.189.888 19.983.712 - 192.694.400 240.868.000
• IPR vestiging 2000 15.184.260 10.771.740 - 103.824.000 129.780.000
• (Decentrale) IPR Noord-Nederland (vestigingsvariant), jaarschijven 2002/2003 13.005.628 9.211.972 - 88.870.400 111.088.000
M.1.2.c. Bedrijfshuisvesting 2.507.930 2.507.929 1.940.137 4.640.357 11.596.353
• Bedrijfshuisvesting v oor MKB-ondernemingen in Noord-Ned. 2.507.930 2.507.929 1.940.137 4.640.357 11.596.353
M.2 Versterking van de marktsector in Noord-Nederland 82.755.887 43.807.224 8.757.253 429.621.157 564.941.521
M.2.1.a. IPR uitbreiding decentraal 36.495.172 19.307.349 - 316.663.525 372.466.046

Mid Term Review Kompas voor het Noorden


Deelprogramma/maatregel/project EZ/Kompas EFRO Overige publiek Bedrijven/privaat Totaal
• IPR Uitbreiding 2000 12.807.048 7.203.952 - 120.066.000 140.077.000
• INS 2000 1.815.121 - - 10.890.725 12.705.846
• (Decentrale) IPR Noord-Nederland (uitbreidingsvariant), jaars. 2002/2003 15.973.863 8.926.937 - 149.404.400 174.305.200
• Loonkostenpremieregeling Noord-Nederland 2002-2003 5.899.140 3.176.460 - 36.302.400 45.378.000
M.2.1.b. Stimulering toeristische investeringen 6.213.531 2.831.975 - 54.273.036 63.318.542
• KITS 2000 2.673.221 1.229.289 - 23.415.060 27.317.570
• Subsidieregeling KITS, jaarschijven 2002 en 2003 3.540.310 1.602.686 - 30.857.976 36.000.972
M.2.2. Generieke stimulering vernieuwing MKB 15.094.018 8.222.411 2.067.996 17.622.482 43.006.907
• Infosearch 252.680 - 212.783 39.897 505.360
• E-Business in Noord-Nederland 2.154.737 662.871 - 992.000 3.809.608
• TxU 4 688.458 421.958 623.660 620.022 2.354.098
• Ondernemerskompas 1.040.515 708.250 - 649.481 2.398.246
• Kennisclusterproject Technologie Centrum Noord-Nederland 3.473.080 1.870.120 - 5.083.800 10.427.000
• Verbetering bedrijfsvoering MKB 740.216 453.680 129.327 1.255.156 2.578.379
• Compensatieorders 290.420 - - 176.974 467.394
• Duurzaam ondernemen MKB-Drenthe 2001 210.327 - 104.370 149.294 463.991
• ACTION B 979.600 626.400 96.000 1.386.000 3.088.000
• E-commerce in bedrijf Friesland 120.097 - 116.367 136.633 373.097
• Ketenbeheer (deelproject van Duurzaam Groningen) 137.700 - 46.440 287.520 471.660
• Duurzaam Groningen 627.432 525.919 179.244 1.539.940 2.872.535
• ICT Incubation Groningen 60.750 182.250 162.000 202.500 607.500
• Innovation plus Quality 351.645 278.550 297.805 500 928.500
• HanzeBusiness 596.800 427.200 100.000 1.100.000 2.224.000
• World Wide Commerce 3.369.561 2.065.213 - 4.002.765 9.437.539
M.2.3.a. Financieringsfaciliteiten 3.037.492 2.067.535 3.445.894 3.701.145 12.252.066
• VKF II 3.037.492 2.067.535 3.445.894 3.701.145 12.252.066
M.2.3.b. Financiële stimulering strategische bedrijfsactiviteiten 14.882.547 9.893.053 - 30.281.289 55.056.889
• NIOF 2000 6.615.600 4.410.400 - 13.476.222 24.502.222
• Noordelijke Innovatie OndersteuningsFaciliteit 2000, jaarschijven 2002 en 2003 8.266.947 5.482.653 - 16.805.067 30.554.667
M.2.3.c. Branchedoorlichtingen en -acties 1.444.013 396.636 - - 1.840.649
• Transport & Logistiek, sectordoorlichting Noordelijk Technologiebeleid 163.363 - - - 163.363
• Apparaatskosten Adviescollege voor de Markt (AMa) 214.790 - - - 214.790
• Task Forces Noord-Nederland 281.344 172.436 - - 453.780
• Apparaatskosten AMa 2002/2003 418.716 - - - 418.716
• Task Forces Noord Nederland 2002 365.800 224.200 - - 590.000
M.2.3.d. Kwaliteitsverbetering toeristische sector 2.746.292 106.322 1.976.925 3.080.177 7.909.716

Mid Term Review Kompas voor het Noorden


Deelprogramma/maatregel/project EZ/Kompas EFRO Overige publiek Bedrijven/privaat Totaal
• Consulenten kwaliteit toeristisch-recreatieve marktsector 569.858 - 155.736 88.488 814.082
• Invoering integrale zorg bij recreatieondernemingen 260.306 106.322 - 874.408 1.241.036
• Cultuurtoerisme I 246.335 - 188.384 57.953 492.672
• Touch Screen Informatiezuilen 79.321 - - 79.320 158.641
• Cultuurtoerisme Fryslân (fase 1) 306.690 - 159.479 147.209 613.378
• Logiesverstrekkende bedrijven in Fryslân 181.729 - 77.338 256.522 515.589
• SailTrack 62.400 - 30.000 538.067 630.467
• Cultuurtoeristische infohal Groninger Museum 50.000 - 40.000 38.193 128.193
• Manifestatie ViaDorkwerd 107.779 - 240.504 78.732 427.015
• Delfsail 2003 136.134 - 68.067 252.101 456.302
• Blue Moon 250.000 - 442.012 138.403 830.415
• Logiesverstrekkende bedrijven in Groningen 170.605 - 73.116 235.580 479.301
• Bewerking nieuwe markten:Congresbureau Groningen 120.935 - 139.265 193.100 453.300
• Toeristische Promotie Groningen 2002 204.200 - 363.024 102.101 669.325
M.2.3.e. Tenderprocedure 2.842.822 981.943 1.266.438 3.999.503 9.090.706
• EU-Referaat 123.000 - 533.000 164.000 820.000
• CONO- Innovator 173.257 173.256 - 346.514 693.027
• Stichting DAGIN 412.397 168.443 - 626.216 1.207.056
• Metalpark Delfzijl 90.756 - 60.504 90.756 242.016
• Parkmanagement Industrieterreinen Oevers Meppel 60.000 - 15.000 83.500 158.500
• Parkmanagement Industrieterreinen Coevorden 87.000 - 28.000 99.750 214.750
• Bedrijvenplatform ROI 195.455 - - 229.545 425.000
• Steek kennis (op) in de streek 43.439 - 27.500 36.000 106.939
• Samenwerking Industriele Productontwikkelaars Noord-Nederland 35.956 - 12.820 31.320 80.096
• Noordelijke Alliantie Verfindustrie 41.826 - - 96.750 138.576
• Nieuwe Internationale Bedrijvigheid noord 439.740 269.518 - 937.962 1.647.220
• Management Development Noord-Nederland 291.599 - - 291.599 583.198
• Koppelverbanden 295.316 - 471.314 134.484 901.114
• Pool Exportmanagers internationalisering Noord-Nederland 419.311 256.996 - 676.307 1.352.614
• Creëren Duurzame Kwaliteit (Bahco) 76.270 113.730 103.300 85.800 379.100
• Parkmanagement Industrieterreinen Noord Meppel 57.500 - 15.000 69.000 141.500
M.3 Versterking van het arbeidsaanbod in Noord-Nederland 5.347.602 2.593.669 2.081.668 6.126.007 16.148.946
M.3.1.b. Verbetering werking arbeidsmarkt 5.267.602 2.593.669 2.021.668 6.067.623 15.950.562
• Draadloze systemen 50.000 120.168 170.168 - 340.336
• IT-loket werk en scholing 50.000 176.890 226.890 - 453.780
• Assistent Opleiding Nieuwe Stijl (a) 52.820 - 52.820 - 105.640

Mid Term Review Kompas voor het Noorden


Deelprogramma/maatregel/project EZ/Kompas EFRO Overige publiek Bedrijven/privaat Totaal
• Experiment pro-actieve aansluiting vraag en aanbod op arbeidsmarkt 249.579 - 249.579 - 499.158
• Ontwikkeling ICT en Arbeidsmarkt Platform Noord-Nederland 187.809 - 187.809 69.704 445.322
• WIN WIN 655.413 - 438.619 239.483 1.333.515
• KANS 178.560 - 178.560 - 357.120
• De Leerrekening 141.591 - 158.000 27.409 327.000
• Telewerken Try-Out 73.500 - 43.500 30.000 147.000
• Ontwikkeling opleidingen Transport en logistiek 102.256 - 102.256 - 204.512
• Praktische scheepsbouwkunde 140.000 - 45.000 95.000 280.000
• Ontwikkeling praktijkopleidingen chemie en kunststoffen 50.000 118.467 168.467 - 336.934
• Toeleiding schoolverlaters naar procesindustrie 68.856 - - 160.665 229.521
• HRM 2001 3.267.218 2.178.144 - 5.445.362 10.890.724
M.3.2.d. Nieuwe werkgelegenheid 80.000 - 60.000 58.384 198.384
• Loodskotter Eems 2002-2003 80.000 - 60.000 58.384 198.384
Deelprogramma "Stedelijke centra" 11.974.211 34.250.817 63.970.147 28.089.712 138.284.887
S.3 Bestaande werkgebieden op peil houden/nieuwe impulsen geven 2.686.374 17.215.953 36.616.278 2.893.112 59.411.717
S.3.1. Vernieuwing stationsgebieden 2.686.374 17.215.953 36.616.278 2.893.112 59.411.717
• Ontwikkeling locatie Vondellaan Assen 50.000 182.078 431.002 - 663.080
• Stationsgebied-zuid Hoogeveen Fase 1a 249.579 2.246.212 5.422.321 794.115 8.712.227
• Romein 2000 101.193 910.737 2.377.810 390.250 3.779.990
• Economische ontwikkeling stationsgebied Heerenveen 52.269 360.259 440.590 347.747 1.200.865
• Kantoor Ontwikkeling Europapark 2.233.333 13.516.667 27.944.555 1.361.000 45.055.555
S.4 Kwaliteitsimpuls binnensteden/versterking stedelijke voorzieningen 2.829.420 7.216.412 16.120.078 9.366.694 35.532.604
S.4.1. Aantrekkelijk maken/houden openbaar gebied 501.698 4.515.286 9.841.393 340.335 15.198.712
• Stadshart Sneek 110.000 990.000 2.272.700 - 3.372.700
• Leeuwarden Stad van Water en Cultuur 199.622 1.796.602 4.687.551 340.335 7.024.110
• De Oude Ae 192.076 1.728.684 2.881.142 - 4.801.902
S.4.2. Versterken aanbod toeristische, culturele en sportvoorzieningen 2.327.722 2.701.126 6.278.685 9.026.359 20.333.892
• Milieuvoorziening Noorderdierenpark 589.914 589.914 - 2.223.524 3.403.352
• Uitbreiding en technische revitalisering Thialf 984.120 - 1.448.735 5.281.410 7.714.265
• Renaissance Princessehof 194.400 810.000 1.485.600 750.000 3.240.000
• Stripmuseum 559.288 1.301.212 3.344.350 771.425 5.976.275
S.5 Versterking hoger onderwijs en aanwezige kennis productief maken 6.458.417 9.818.452 11.233.791 15.829.906 43.340.566
S.5.1. Oprichting top-kennisinstituten en aanbiedingen nieuwe opleidingen 3.449.215 3.449.215 - 6.768.570 13.667.000
• LOFAR Fase II 3.449.215 3.449.215 - 6.768.570 13.667.000
S.5.2. Vestigingslocaties kennisgeoriënteerde bedrijvigheid 3.009.202 6.369.237 11.233.791 9.061.336 29.673.566
• Drentse aansluiting op SURFnet 2.347.000 750.000 - 2.135.376 5.232.376

Mid Term Review Kompas voor het Noorden


Deelprogramma/maatregel/project EZ/Kompas EFRO Overige publiek Bedrijven/privaat Totaal
• Huisvesting BioMade/Incubator 612.202 5.509.826 11.233.791 6.256.382 23.612.201
• Bedrijfsverzamelgebouw voor (startende) Nieuwe Media bedrijven 50.000 109.411 - 669.578 828.989
Deelprogramma "Landelijk gebied" 7.727.856 10.983.699 30.623.566 5.598.325 54.933.446
L.1 Versterking marktgerichte land- en tuinbouw 1.644.283 - 323.443 2.084.119 4.051.845
L.1.1. Versterking agrarische sector 896.419 - 317.000 866.419 2.079.838
• Reductie bewaarziekten in pootaardappelen 461.757 - - 461.757 923.514
• Monitoring Mycotoxinen 291.662 - - 291.662 583.324
• Proces en uitvoeringskosten UILNN 68.000 - 317.000 - 385.000
• TCN Life Sciences en Agri Food 75.000 - - 113.000 188.000
L.1.3. Vernieuwing agrarische sector 747.864 - 6.443 1.217.700 1.972.007
• BIOM Noordelijke Zeeklei 43.109 - 6.443 43.109 92.661
• Meerlaags barrière folie 704.755 - - 1.174.591 1.879.346
L.4 Toerisme en recreatie 6.083.573 10.983.699 30.300.123 3.514.206 50.881.601
L.4.1. Verbetering toeristisch-recreatieve infrastructuur 2.591.579 3.046.981 5.775.059 3.389.206 14.802.825
• Abel Tasmantrek; LWA/streekroute 17.016 - 21.101 16.337 54.454
• Fiets Totaalplan Drenthe 916.403 1.786.097 2.680.000 22.500 5.405.000
• DrentsGoed streekproducten 991.953 - 1.038.235 2.221.823 4.252.011
• Cultuurontwikkelingsproject Joure 100.000 353.780 771.426 203.719 1.428.925
• Sloten de ideale stad 50.000 352.500 939.500 - 1.342.000
• Vestingmuseum en Kunsthuis Oudeschans 109.553 147.950 47.000 287.291 591.794
• Heveskes Kurokawa Pavilion 406.654 406.654 277.797 637.536 1.728.641
L.4.2. Verbetering watersportmogelijkheden 3.491.994 7.936.718 24.525.064 125.000 36.078.776
• Middelseerûte, Sneek 50.000 151.500 302.944 - 504.444
• Middelseerûte, 2e fase 2.901.654 3.678.158 7.306.045 - 13.885.857
• Aquaduct stadsrondweg Sneek 341.340 3.072.060 12.831.932 - 16.245.332
• Toeristische Jachhaven Reitdiep 115.000 1.035.000 3.950.143 125.000 5.225.143
• Verbetering toeristische vaarinfrastructuur Groningen 84.000 - 134.000 - 218.000
Uitvoeringskosten 6.055.096 732.401 5.349.608 - 12.137.105
• Uitvoeringskosten Kompas 2.131.860 732.401 642.858 - 3.507.119
• Programmamanagement INTERREG III A 945.478 - 2.544.115 - 3.489.593
• Informatie en publiciteit INTERREG III A 222.150 - 666.450 - 888.600
• Uitvoeringskosten Kompas (jaarschijf 2001) 2.755.608 - 1.496.185 - 4.251.793
Totaal EZ/Kompas 161.368.941 129.281.213 146.235.315 679.654.390 1.116.539.859

Mid Term Review Kompas voor het Noorden


160 Mid Term Review Kompas voor het Noorden

Vous aimerez peut-être aussi