Académique Documents
Professionnel Documents
Culture Documents
LEBBEKE
ALGEMEEN
POLITIEREGLEMENT
INHOUDSTAFEL
1.6. DIEREN 15
1.16. LICHTPOLLUTIE 26
3.2. TAXIDIENSTEN 35
5.5. TEGELTUINTJES 53
6.20. INBREUKEN 82
7.2 . MARKTEN 87
9.2. LIJKBEZORGING 94
9.3. LIJKENVERVOER 96
9.4. MORTUARIUM 97
Het begrip “openbare weg” wordt voor de toepassing van deze verordening gedefinieerd
als elke weg die, ongeacht zijn eigendom, door iedereen gebruikt wordt en door iedereen
gebruikt mag worden en hij omvat:
- de verkeerswegen, met inbegrip van bermen en voetpaden
- de openbare plaatsen ingericht als aanhorigheden van de verkeerswegen en onder
meer bestemd voor het parkeren van voertuigen, voor tuinen, voor wandelparken
en voor markten
- de installaties voor vervoer en distributie
Het begrip “openbare plaats” wordt voor de toepassing van deze verordening
gedefinieerd als de verzameling van de openbare weg, de terreinen en de gebouwen die
voor het publiek, zonder onderscheid, toegankelijk zijn.
Iedere bijeenkomst in open lucht of overdekte plaats waar iedereen kan aan deelnemen,
al dan niet mits betalen van een toegangsgeld.
Een georganiseerde samenscholing op de openbare weg of in open lucht met als doel een
overtuiging of een eis kenbaar te maken.
Is een maatregel waarbij tijdelijk het eigendomsrecht aan betrokkene onttrokken wordt
om er zeker van te zijn dat de beoogde inbreuken ophouden. De in beslaggenomen
voorwerpen kunnen de eerste werkdag volgend op de inbeslagname bij de politie
opgehaald worden voor zover de gebeurtenis die aanleiding gaf tot de inbeslagname
geëindigd is.
Art. 1.2.1.1.
Indien de organisatoren niet gekend zijn en niet kunnen geïdentificeerd worden en geen
toelating verleend werd door de burgemeester, kan een administratieve geldboete
opgelegd worden aan alle deelnemers.
Art. 1.2.1.2.
Art. 1.2.1.3.
De organisator heeft de plicht al het mogelijke te doen opdat het ordelijk verloop van de
bijeenkomst gehandhaafd kan blijven, inzonderheid dient hij zich te houden aan
afspraken die gemaakt zijn met het gemeentebestuur.
Inbreuken op deze bepaling worden gesanctioneerd met een
administratieve geldboete van 120,00 EUR.
Art. 1.2.1.4.
Elke persoon die deelneemt aan een samenscholing op een openbare weg dient zich te
gedragen naar de bevelen van de plaatselijke politie die tot doel hebben de veiligheid of
het gemak van doorgang te vrijwaren of te herstellen.
Art. 1.2.1.5.
Het dragen of voorhanden hebben van elk voorwerp dat bestemd is om te slaan, te
steken of te verwonden (andere dan de voorwerpen voorzien in de wet van 3 januari
1933 – wapenwet), evenals het dragen van helmen, is gedurende iedere manifestatie
verboden. Vlaggen, muziekinstrumenten, spandoeken en opschriften zijn toegelaten. De
burgemeester kan de stokken waaraan de vlaggen, spandoeken en opschriften bevestigd
zijn, reglementeren.
Art. 1.2.1.6.
Art. 1.2.2.1.
Voor het inrichten van fuiven of optredens die niet in open lucht doorgaan, dienen de
organisatoren en eigenaars/exploitanten van (fuif)zalen of gelegenheden waar fuiven
georganiseerd worden, zes weken voorafgaandelijk aan de geplande activiteit de
burgemeester ervan in kennis te stellen, tenzij de situatie een kortere termijn vereist
wegens overmacht. Zij vermelden daarbij de plaats, het tijdstip, het geschatte aantal
deelnemers en alle andere nuttige informatie die een invloed kan hebben op de openbare
orde.
Art. 1.2.2.2.
Elke organisator heeft de plicht al het mogelijke te doen opdat het ordelijk verloop van
de bijeenkomst gehandhaafd kan blijven. De burgemeester kan specifieke maatregelen
opleggen (bijvoorbeeld het inzetten van security).
Art. 1.2.2.3.
Elke persoon die deelneemt aan een openbare bijeenkomst op openbare plaatsen, andere
dan in open lucht, dient zich te gedragen naar de bevelen van de plaatselijke politie die
tot doel hebben de veiligheid of het gemak van doorgang te vrijwaren of te herstellen.
Art. 1.3.2.1.
Buiten de gevallen voorzien in artikel 406, tweede lid van het strafwetboek en artikel 7.3
van de wegcode (KB van 1-12-1975) zullen zij die zich met voorwerpen op de openbare
weg begeven, de nodige voorzorgen nemen om de andere weggebruikers niet te
kwetsen, te bevuilen, te hinderen of dieren te kwetsen of te bevuilen of voorwerpen te
bevuilen.
Art. 1.3.2.2.
Art. 1.3.3.1.
Iedereen die, op om het even welke wijze, de openbare weg heeft bevuild of laten
bevuilen moet er voor zorgen dat deze onverwijld opnieuw gereinigd wordt. Bij niet
naleving zal mits aanmaning het reinigen ambtshalve en op kosten van de bevuiler en
indien deze laatste niet gekend, de eigenaar, gebeuren.
Art. 1.3.3.3.
De huurder en desgevallend de eigenaar van een stuk grond palend aan een
voetpad of verhoogde berm deel uitmakend van de openbare weg is
verplicht dit voetpad of deze verhoogde berm te onderhouden, zodanig dat
de voetgangers op geen enkele wijze gehinderd worden zelfs niet door
onkruid of gewassen op dit voetpad of verhoogde berm.
Inbreuken op deze bepaling worden gesanctioneerd met een administratieve
geldboete van maximum 250,00 EUR.
Art. 1.3.3.4.
Art. 1.3.4.1.
Art. 1.3.4.2.
Art. 1.3.5.1.
De gebruiker of bij ontstentenis daarvan de eigenaar van een onroerend goed moet
ervoor zorgen dat de planten op hun eigendom zodanig gesnoeid worden dat geen enkele
tak ervan:
Art. 1.3.6.1.
Art. 1.4.1.1.
Voor de toepassing van dit reglement wordt onder het gelaat verstaan: “Het voorhoofd,
de wangen, de ogen, de oren, de neus en de kin.”
Het in het voorgaande lid voorziene verbod geldt niet voor activiteiten met
commerciële doeleinden en culturele en sportieve manifestaties die de
burgemeester bepaalt, zoals bij voorbeeld carnaval, processies,
georganiseerde stoeten, Sint-Nicolaas, Sint-Maarten, kerstman e.a…..
1.4.2. CARNAVAL
Art. 1.4.2.1.
Tijdens het plaatselijk erkende carnaval is maskeren van het gelaat toegelaten.
Art. 1.4.2.2.
Een geluid wordt als niet-hinderlijk beschouwd wanneer dit het gevolg is van:
Onverminderd art 1.5.2, kan eenieder die een beroep uitoefent of een handel exploiteert
waarbij gebruik gemaakt wordt van toestellen die buitengewoon luidruchtig zijn en van
aard om de rust van de inwoners uit de omgeving te storen, verplicht worden die
toestellen te gebruiken onder de door de burgemeester vastgestelde voorwaarden, die
tot doel hebben de geruchten of het lawaai te beperken, zowel qua intensiteit als qua
tijd. Dezelfde bepalingen zijn van toepassing op toestellen opgesteld ter gelegenheid van
kermissen, foren, wijkkermissen, toegelaten plechtigheden en feesten, en de
verantwoordelijken dienen steeds de richtlijnen van de politie te volgen. Herhaling kan de
schorsing en intrekking van de toelating tot gevolg hebben.
Zij moeten hun werken onderbreken van 20.00 uur tot 7.00 uur en op zon- en
wettelijke feestdagen. Voor werken van openbaar nut of werken die om technische
Het gebruik van voertuigen uitgerust met of voorzien van luidsprekers en bestemd voor
het maken van reclame en propaganda is onderworpen aan de voorafgaande geschreven
toelating van de burgemeester. Het voortgebrachte geluid mag het niveau van 90 dB (A)
niet overschrijden, gemeten op een afstand van 15,00 meter van de geluidsbron.
Daarenboven mag het voortgebrachte geluid het niveau van 45 dB (A) niet overschrijden
in de omliggende woningen en gebouwen. Herhaling kan de schorsing en intrekking van
de toelating tot gevolg hebben.
Geen verhuizing mag plaatshebben tussen 22.00 uur en 8.00 uur tenzij bij dringende
noodzakelijkheid en wanneer de plaatselijke politie hiervan vooraf in kennis werd gesteld.
Dieren mogen geen abnormale hinder veroorzaken door aanhoudend geblaf of enig ander
aanhoudend geluid. De houders van dieren moeten alle diervriendelijke maatregelen
treffen om aanhoudend en/of storend lawaai voor de buurt te voorkomen.
Niet-ingedeelde inrichtingen moeten zich houden aan het KB van 24 februari 1977,
houdende vaststelling van geluidsnormen voor muziek in openbare en private
inrichtingen. Het gaat hierbij zowel om gebouwen als om terreinen in open lucht.
Indien bij muziekactiviteiten die plaatsgrijpen in open lucht of een publiek toegankelijke
inrichting, overeenkomstig Vlarem II (hoofdstuk 6.7) afgeweken wordt van het KB van
24 februari 1977 is de maximaal toegelaten geluidsnorm 94 db(A). De afwijking kan
maar verleend worden voor een maximumperiode van vijf uur en kan nooit plaatsvinden
tussen 2.00 uur en 8.00 uur. De organisator moet steeds het nodige doen om de
geluidsoverlast voor de omgeving maximaal te beperken.
Op fuiven en feesten die voor het publiek toegankelijk zijn en waar elektronisch
versterkte muziek wordt geproduceerd is het gebruik van een geluidsbegrenzer verplicht
tenzij hierop door het college van burgemeester en schepenen een afwijking wordt
gegeven.
Voor inrichtingen die vallen onder het het KB van 24 februari 1977, houdende
vaststelling van geluidsnormen voor muziek in openbare en private
inrichtingen, worden de metingen conform dit K.B. uitgevoerd.
Wanneer geen andere wijze van meten is vastgesteld, wordt het geluidsniveau gemeten
op 1,00 meter afstand van de geluidsbron en op een hoogte van 1,20 meter. Indien het
geluid echter wordt voortgebracht in een privé-domein, wordt het gemeten op de
dichtstbijgelegen grens van het domein. Bij onmogelijkheid van het meten op 1,00
meter afstand of op de grens, wordt de meest benaderende afstand genomen. Geluids-
hinder binnen de woningen, veroorzaakt door een geluidsbron van buiten uit, wordt
gemeten met gesloten deuren en vensters.
De burgemeester kan het gebruik van alternatieve meetparameters (bv. LCeq,T) of andere
meetpunten opleggen.
Inbreuken op de bepalingen van dit hoofdstuk 1.5 of het niet respecteren van de
voorwaarden gesteld in toelatingen of vergunningen worden gesanctioneerd met een
administratieve geldboete van maximum 250,00 EUR.
Bij herhaling van de inbreuk kan de toelating worden ingetrokken of geschorst. Bij
herhaling dezelfde dag, kan de muziekinstallatie administratief in beslag worden
genomen. De officier van bestuurlijke politie, behorend tot de lokale politie Buggenhout-
Lebbeke kan, na een eerste waarschuwing en tot de eerstvolgende ochtendopening, de
voor het publiek toegankelijke gelegenheid sluiten, wanneer de uitbating ervan de
openbare rust verstoort.
1.6. DIEREN
Art. 1.6.1.
Het is verboden:
- in de straten en openbare plaatsen van de gemeente dieren te laten rondzwerven,
uitgezonderd honden in de daartoe aangeduide loopzones;
- een gevaarlijk dier, zelfs gemuilband, vee of andere dieren, op een openbare
plaats te laten rondlopen of er tentoon te stellen zonder schriftelijke toelating van
de burgemeester
- het is verboden wilde of verwilderde duiven of verwilderde huisdieren te voederen.
Art. 1.6.2.
De eigenaar of de begeleider van de dieren die het wegdek bevuilen, is verplicht het
wegdek op te kuisen.
1.6.3. HONDEN
Art. 1.6.3.1.
Op een openbare plaats moeten honden steeds aan de leiband gehouden worden zodanig
dat zij het verkeer niet hinderen en personen niet in gevaar brengen. Bij gemotiveerd
besluit van de burgemeester kunnen op dit artikel afwijkingen toegestaan worden.
Art. 1.6.3.2.
Alle hieraan verbonden kosten vallen ten laste van de eigenaar of de houder van het dier.
Art. 1.6.3.3.
Het is verboden de hond als trek- of lastdier te gebruiken tenzij mits toelating van de
burgemeester in het kader van hondenwedstrijden.
Art. 1.6.3.4.
Het is verboden honden aan een ketting vast te leggen. Indien de hond geen gebruik kan
maken van een ruimte in open lucht, voldoende groot en hoog genoeg omheind, dient hij
ondergebracht te worden in een doelmatige ren met een minimum oppervlakte van vier
vierkante meter. In zijn ren moet de hond beschikken over een degelijk hok dat
waterdicht is en beschermend bij alle weersomstandigheden. Bij gemotiveerd besluit van
de burgemeester kunnen op dit artikel afwijkingen toegestaan worden.
Art. 1.6.3.5.
Art. 1.6.3.6.
Art. 1.6.3.7.
1. er steeds zorg voor te dragen dat zijn hond(en) het openbaar domein en
andermans privaat domein niet bevuil(t)en met hun uitwerpselen;
2. moet steeds in het bezit zijn van een hondenpoepzakje voor het verwijderen van
de uitwerpselen van zijn dier. Het hondenpoepzakje moet op het eerste verzoek
van de politie of van de gemachtigde ambtenaar worden vertoond;
Uitzondering aan deze verplichting wordt gemaakt voor blinden met een geleidehond.
Art. 1.6.4.1.
Het is verboden duiven die niet deelnemen aan prijsvluchten te laten uitvliegen tijdens
het speelseizoen op zaterdagen (vanaf mei) en op zon- en feestdagen en vooraleer de
prijsvluchten gesloten zijn. Het speelseizoen begint de eerste zondag van april en eindigt
de laatste zondag van oktober. Zo de duiven niet gelost werden, gelden dezelfde
voorschriften tot het sluiten van de prijskamp. In dit geval zijn de deelnemende
duivenliefhebbers gehouden dit ruchtbaar te maken in de buurt van het duivenhok.
Art.1.6.4.2.
Elke handeling die de liefhebber schade kan toebrengen of hem benadelen is verboden.
Deze handelingen zijn o.a. slaan op allerlei voorwerpen, zwaaien met of uithangen van
linnen of gelegenheidsvlaggen, uitgezonderd de nationale of andere vaandels die
uithangen ter gelegenheid van bepaalde feestdagen of toegestane feesten, of die hangen
aan openbare gebouwen, het plaatsen van molentjes en het oplaten van ballonnen in de
nabijheid van duivenhokken.
Art. 1.7.1.
Art. 1.7.2.
Het is verboden aan kinderen van minder dan zestien jaar vuurpijlen, springbussen,
voetzoekers, poeder of vuurwerk te verkopen of uit te delen.
Art. 1.7.3.
Het is verboden op een openbare plaats of in de nabijheid ervan enig wapen of munitie te
gebruiken zodanig dat er gevaar bestaat dat een projectiel een persoon of dier zou
kunnen raken of goederen zouden kunnen beschadigen.
Art. 1.8.1.
Art. 1.8.2.
Art. 1.8.2.1.
Art. 1.8.2.2.
Art. 1.8.3.
Inbreuken op de bepalingen van dit hoofdstuk 1.8. worden gesanctioneerd met een
administratieve geldboete van maximum 250,00 EUR.
Art. 1.9.1.
Art. 1.9.2.
Art. 1.9.3.
De eigenaars van gebouwen zijn verplicht om gehoor te geven aan de aanmaning van de
administratieve overheid om gebouwen die bouwvallig zijn, te herstellen of te slopen.
Art. 1.9.5.
Art. 1.9.6.
Inbreuken op de bepalingen van dit hoofdstuk 1.9. worden gesanctioneerd met een
administratieve geldboete van maximum 250,00 EUR.
Art. 1.10.1.
Met uitzondering van de personen die daartoe zijn aangesteld of degenen die daartoe
toestemming hebben verkregen, mag niemand:
Inbreuken op de bepalingen van dit hoofdstuk 1.10 worden gesanctioneerd met een
administratieve geldboete van 120,00 EUR.
Art..1.11.1.
Wanneer door het delven of reinigen van putten beenderen of delen van mensenlichamen
ontdekt worden zal hiervan onmiddellijk kennis gegeven worden aan de politie, zonder
wiens toelating niets mag worden weggenomen.
Art. 1.11.2.
Art. 1.12.1.
Onder “door gebouwen omsloten pleinen“ wordt verstaan: de pleinen die ingesloten zijn
door gebouwen of onoverschrijdbare hekkens, muren of obstakels en slechts toegankelijk
zijn via één of meerdere straten of toegangen.
Het maximaal aantal toegelaten personen mag nooit meer bedragen dan anderhalve
maal de vrije oppervlakte op het plein, uitgedrukt in vierkante meter. Indien het terrein
ingericht wordt met tribunes, kan het college van burgemeester en schepenen van deze
norm afwijken in functie van het concept van de tribunes. Met vrije oppervlakte wordt
bedoeld: de totale oppervlakte, verminderd met de plaats, ingenomen door podia,
kramen, restauratie- en drankstanden, evacuatiewegen, niet voor het publiek
toegankelijke gedeelten, … Het college van burgemeester en schepenen bepaalt per
evenement, wat het maximaal aantal toegelaten personen bedraagt. Dit aantal is in
functie van de aard van het evenement, de (brand)risico‟s, de aard van het publiek, het
aantal nooduitgangen, de inrichting van het terrein, getroffen maatregelen om
calamiteiten te voorkomen, … Het maximaal aantal toegelaten personen wordt vermeld in
de toelating, verstrekt aan de organisator door het college van burgemeester en
schepenen.
Tijdens de manifestatie moet de organisator zich zodanig organiseren dat hij te allen
tijde een schatting kan geven van het aantal personen op het plein aanwezig. Indien de
evacuatiemogelijkheden beperkt zijn (beperkt aantal nooduitgangen), kan het college
van burgemeester en schepenen opleggen dat de organisator precies dient te weten
hoeveel personen er zich op het plein bevinden.
De totale breedte van de (nood)uitgangen moet berekend zijn op het aantal maximaal
toegelaten personen op het plein. Het product van de totale breedte van de
(nood)uitgangen, uitgedrukt in meter met de vooropgestelde evacuatietijd en het getal
73 (aantal personen dat geëvacueerd kan worden per meter nooduitgang per minuut),
mag niet hoger liggen dan het totale aantal toegelaten personen op het plein. De
evacuatietijd bedraagt maximum 8 minuten in geval er a priori levensbedreigende risico‟s
aanwezig zijn en 15 minuten indien dit niet het geval is. Het college van burgemeester en
schepenen beslist welke evacuatietijd dient in aanmerking genomen te worden op basis
van het risico (gekende dreigingen a priori, (brand)risico en door de brandweer genomen
De toegang tot het terrein dient tijdig opengesteld te worden, zodat geen druk kan
ontstaan in de massa juist voor het begin van de manifestatie.
Het college van burgemeester en schepenen kan verdere richtlijnen geven aan de
organisator in verband met de veiligheid die betrekking hebben op de manifestatie zelf of
de voorbereiding ervan.
Inbreuken op de bepalingen van dit hoofdstuk 1.13. worden gesanctioneerd met een
administratieve geldboete van 120,00 EUR.
Art. 1.14.1.
Bij deze toestemming zal een afschrift van dit reglement ter kennisname gevoegd
worden.
In geen geval is het toegelaten publiciteit aan te brengen op palen van leidingen van
openbaar nut, op bomen of op andere voorwerpen of afsluitingen van het openbaar
domein alsook in de nabijheid van kruispunten of rotondes alwaar het zicht kan
belemmerd worden. De borden mogen de weggebruikers of voetgangers niet hinderen.
Uitzonderingen op de bepaling van dit artikel kunnen enkel toegestaan worden bij besluit
van het college van burgemeester en schepenen.
Art. 1.14.2.
Art. 1.14.3.
Het overdekken van aanplakkingen is verboden tot zolang de datum van de gebeurtenis
waarvoor de aanplakking dient niet is verstreken of tot zolang dat deze haar belang niet
verloren heeft. Aanplakkingen mogen slechts maximum drie weken op voorhand worden
aangebracht. Publiciteit wordt geacht haar belang te hebben verloren vanaf het ogenblik
dat de datum van de activiteit is verstreken of wanneer deze door weers- of andere
omstandigheden, in de tekst of in de voorstelling, beschadigd is.
Met uitsluiting van alle andere openbare plaatsen mag verkiezingspropaganda slechts
aangebracht worden op speciale daartoe tijdens de verkiezingsperiode opgestelde
gemeentelijke aanplakborden of -zuilen in de voor hen voorziene ruimte.
Art. 1.14.11.
Art. 1.14.12.
Art. 1.14.13.
Inbreuken op de bepalingen van dit hoofdstuk 1.14. kunnen gesanctioneerd worden met
een administratieve geldboete van maximum 250,00 EUR.
Art. 1.15.1.
Art. 1.15.2.
Het is verboden veldvruchten of andere nuttige voortbrengsels van de bodem die nog
niet geoogst zijn, te roven.
Inbreuken op de bepalingen van dit hoofdstuk 1.15 worden gesanctioneerd met een
administratieve geldboete van 60,00 EUR.
1.16. LICHTPOLLUTIE
Art.1.16.1.
Het gebruik van lichtbronnen in open lucht is beperkt tot de noodwendigheden inzake
uitbating en veiligheid. De verlichting is dermate geconcipieerd dat niet-functionele
lichtoverdracht naar de omgeving maximaal wordt beperkt. Het in de lucht projecteren
van stilstaande of bewegende lichtstralen van groot vermogen en lichtintensiteit voor
publicitaire, artistieke of ander doeleinden, is verboden. Mits een voorafgaande en schrif-
telijke toelating van de burgemeester kan hiervan worden afgeweken voor tijdelijke
manifestaties. Deze bepalingen zijn niet van toepassing op:
Art.1.16.2.
Inbreuken op de bepalingen van dit hoofdstuk 1.17. worden gesanctioneerd met een
administratieve geldboete van 60,00 EUR.
Art. 1.17.1.1.
Het is verboden op de openbare weg spelen uit te voeren die samenscholingen kunnen
veroorzaken of die de veiligheid en het gemak van doorgang van het verkeer kunnen in
het gedrang brengen, of ongelukken kunnen veroorzaken. De burgemeester kan in
uitzonderlijke gevallen hierop, schriftelijk en voorafgaand, afwijkingen toestaan.
Art. 1.17.1.2.
Kaatsen, volleybal, handbal en andere spelen zijn toegelaten op de openbare pleinen die
daartoe zijn ingericht. Tevens kan dit elders door de burgemeester worden toegelaten op
voorwaarde dat een verantwoordelijk persoon aangeduid wordt die instaat voor de
voorgeschreven veiligheidsmaatregelen, voor de eventuele afsluiting van de openbare
weg en die een verzekeringspolis voorlegt die alle mogelijke schade dekt.
Art. 1.17.2.1.
Art. 1.17.3.1.
Art. 1.17.3.2.
1.17.4. - STRAATOPTREDENS
Art.1.17.4.1.
1.17.5. – COLLECTEN
Art.1.17.5.1.
Art.1.17.6.1.
1.17.7. – SANCTIES
Art.1.17.7.1.
Inbreuken op de bepalingen van dit hoofdstuk 1.17. worden gesanctioneerd met een
administratieve geldboete van 60,00 EUR.
Art.1.18.1.
1.19. BEPLANTINGEN
Art.1.19.1
Art.2.1.1.
a) dat ten laatste acht volle dagen voor de dag der opening, van de opening
aangifte wordt gedaan aan het college van burgemeester en schepenen;
b) dat de vereiste bewijsstukken worden voorgelegd door de toekomstige slijter
waaruit blijkt dat hij alle voorwaarden vervult;
c) dat de instelling voldoet aan de bepalingen van het KB van 4 april 1953
betreffende de drankslijterijen.
Art.2.1.2.
De voorgeschreven voorwaarden worden vooraf nagezien door een ambtenaar van het
gemeentebestuur. Mocht blijken dat een instelling en de opening ervan niet meer
zouden voldoen aan de voorgeschreven voorwaarden, wordt de toelating tot opening als
nietig aanzien.
Art.2.1.3.
Art.2.1.4.
De herbergen, drankslijterijen, en alle andere onder welke benaming ook voor het
publiek toegankelijke bestaande lokalen, waar dranken worden verkocht of spijzen
worden opgediend, moeten gesloten blijven vanaf 22 uur tot 5 uur van de daarop
volgende dag.
Art.2.1.5.
De uitbaters van de in art. 2.1.4 opgesomde drank- en eetgelegenheden die niet in het
bezit zijn van de door de burgemeester verleende verkorting of opheffing zoals bepaald
in art. 2.1.5 zijn ertoe verplicht de verbruikerslokalen te doen ontruimen en te sluiten en
de verbruikers die zich in gemelde lokalen bevinden zijn ertoe verplicht deze te verlaten
op de uren zoals in artikel 2.1.4 van dit reglement bepaald.
Art.2.1.7.
Het is aan de uitbaters van deze drank- en eetgelegenheden verboden hun inrichting op
slot te draaien en het licht te doven of te dempen, zolang er zich één of meer verbruikers
bevinden.
Art.2.1.8.
Op het eerste verzoek van de politie, zowel „s nachts als overdag, zijn de uitbaters van
openbare drank- en eetgelegenheden verplicht, aan deze toegang te verlenen tot hun
inrichting om er de overtredingen die er zouden kunnen begaan worden vast te stellen of
op te sporen. Zij zijn in overtreding met deze verordening, indien zij de toegang tot hun
inrichting weigeren aan de politie, of de deur sluiten of gesloten houden om hun klanten
de tijd tot vluchten te laten. In beide gevallen zal op hen de maximum straf toegepast
worden bij deze verordening voorzien.
Art.2.1.9.
Tenzij een wet of een decreet andere strafbepalingen bevat, wordt elke overtreding van
dit hoofdstuk 2.1 bestraft met een administratieve geldboete van maximum 250,00 euro,
een administratieve schorsing of opheffing van de door de gemeente afgeleverde
toelating of een tijdelijke of definitieve sluiting van de herberg of drankslijterij.
- vestigingseenheid: een plaats die men geografisch gezien kan identificeren door een
adres en die voor de consument toegankelijk is waar activiteiten, waarop de wet van 10
november 2006 van toepassing is, uitgeoefend worden.
§1. De vestiging van een nachtwinkel of een privaat bureau voor telecommunicatie is
onderworpen aan een voorafgaande vestigingsvergunning verleend door het college van
burgemeester en schepenen.
Voor het verkrijgen van een vestigingsvergunning dient de uitbater een schriftelijke
aanvraag in bij het college van burgemeester en schepenen door middel van een daartoe
voorzien aanvraagformulier.
§2. Het college van burgemeester en schepenen kan een vestigingsvergunning voor een
nachtwinkel of een privaat bureau voor telecommunicatie weigeren op grond van de
ruimtelijke ligging van de aangevraagde handelszaak.
Hiervoor baseert het college van burgemeester en schepenen zich op een advies van de
politiediensten met betrekking tot de mogelijke verstoring van de openbare orde, de
veiligheid en de rust door de aangevraagde handelszaak en tot eventuele aanbevelingen
om deze verstoring te voorkomen.
§1. Voor elke uitbating van een nachtwinkel of een privaat bureau voor telecommunicatie
zoals bedoeld in artikel 1 van deze politieverordening, moet de uitbater schriftelijk een
uitbatingsvergunning aanvragen bij de burgemeester door middel van een daartoe
voorzien aanvraagformulier, plus een recent (maximum 1 maand oud) uittreksel uit het
strafregister.
§2. Voor nachtwinkels en private bureaus voor telecommunicatie die worden opgericht na
de inwerkingtreding van deze politieverordening, moet de uitbater in alle gevallen een
vestigingsvergunning (zie artikel 2.2.4) kunnen voorleggen, voorafgaand aan de
indiening van de aanvraag van een uitbatingsvergunning. De uitbatingsvergunning wordt
aangevraagd ten laatste twee maanden na de ondertekening van de
vestigingsvergunning. Gebeurt de aanvraag toch later, dan moet de uitbater een nieuwe
vestigingsvergunning aanvragen.
4. moraliteitsonderzoek: een onderzoek inzake de zedelijkheid voor het uitbaten van een
drankgelegenheid overeenkomstig de regeling van het KB van 3 april 1953 inzake de
slijterijen van gegiste dranken, het KB van 4 april 1953 tot uitvoering van dit KB en van
§4. De uitbatingsvergunning wordt verleend voor een termijn van maximum twee jaar.
Uiterlijk twee maanden vóór het verstrijken van voormelde termijn moet de uitbater
schriftelijk een aanvraag indienen bij de burgemeester tot hernieuwing van de
uitbatingsvergunning. De uitbater die nalaat binnen voormelde termijn een hernieuwing
van zijn uitbatingsvergunning aan te vragen, verliest zijn uitbatingsvergunning op de
vervaldag van de duurtijd. Hij moet dan een nieuwe uitbatingsvergunning aanvragen
(alleen mogelijk na het voorleggen van een vestigingsvergunning die minder dan twee
maanden is ondertekend). De aanvraag tot hernieuwing van de uitbatingsvergunning
binnen voormelde termijn geldt als voorlopige uitbatingsvergunning tot de definitieve
inwilliging of weigering wordt verleend.
§7. De uitbatingsvergunning wordt afgeleverd aan een uitbater voor een welbepaalde
vestigingseenheid van een nachtwinkel of een privaat bureau voor telecommunicatie en
kan niet worden overgedragen aan een andere uitbater of worden overgedragen naar een
andere vestigingseenheid.
§8. De uitbater is verplicht alle wijzigingen in de inrichting die een verandering uitmaken
ten opzichte van de veiligheid en de gezondheid, onmiddellijk via een aangetekend
schrijven te melden aan de burgemeester.
§9. De uitbatingsvergunning moet steeds op een eerste vordering van een bevoegde
controlerende ambtenaar ter inzage worden voorgelegd.
§1. Het is verboden om, tussen 21.00 uur en 24.00 uur en tussen 00.00 uur en 08.00
uur, in de omgeving van nachtwinkels enige vorm van geluid, gerucht of rumoer te
veroorzaken dat hoorbaar is op openbare plaatsen, waardoor de rust van de in de
omgeving wonende inwoners kan worden gestoord of verstoord.
§4. Het is verboden om, tussen 21.00 uur en 24.00 uur en tussen 00.00 uur en 08.00
uur, in de omgeving van nachtwinkels motoren draaiende te houden terwijl het voertuig
stilstaat.
§5. Het is verboden om, tussen 21.00 uur en 24.00 uur en tussen 00.00 uur en 08.00
uur, de muziekinstallatie te laten spelen met een buiten het voertuig hoorbaar volume.
§6. Er dient steeds een afvalbak te worden geplaatst aan de ingang van de nachtwinkel.
Tenzij een wet of een decreet andere strafbepalingen bevat, wordt elke overtreding van
dit hoofdstuk 2.2 bestraft met een administratieve geldboete van 250,00 euro, een
administratieve schorsing of opheffing van de door de gemeente afgeleverde
vestigingsvergunning en/of uitbatingsvergunning voor de nachtwinkel of het privaat
bureau voor telecommunicatie of een tijdelijke of definitieve sluiting van de nachtwinkel
of het privaat bureau voor telecommunicatie.
Artikel 3.1.1.
Eenieder die een standplaats wenst in te nemen op één of meerdere plaatsen van het
openbaar domein buiten de openbare markten om ambulante activiteiten uit te oefenen
dient dit voorafgaand aan te vragen bij het college van burgemeester en schepenen.
Artikel 3.1.2.
Om een standplaats in te nemen dient men te beschikken over een machtiging. Deze
machtiging dient voorafgaand aan het uitoefenen van de ambulante activiteit
aangevraagd te worden bij het college van burgemeester en schepenen, Flor
Hofmanslaan 1 te 9280 Lebbeke.
Artikel 3.1.3.
Inbreuken op de bepalingen van dit hoofdstuk 3.1. worden gesanctioneerd met een
administratieve geldboete van 120,00 EUR.
3.2. TAXIDIENSTEN
Artikel 3.2.1.
Niemand mag zonder vergunning van het college van burgemeester en schepenen een
taxidienst exploiteren van één of meer voertuigen op de openbare weg of op elke andere
niet voor openbaar vervoer opengestelde plaats die zich op het grondgebied van de
gemeente Lebbeke bevindt.
Inbreuken op de bepalingen van dit hoofdstuk 3.2. worden gesanctioneerd met een
administratieve geldboete van 120,00 EUR.
Artikel 3.3.1.
Niemand mag zonder vergunning van het college van burgemeester en schepenen een
dienst voor het verhuren van voertuigen met bestuurder op het grondgebied van het
Vlaamse Gewest exploiteren door middel van één of meer voertuigen. Deze vergunning
wordt afgeleverd door de gemeente op wiens grondgebied de exploitatiezetel van de kan-
didaat-vergunninghouder gevestigd is en is geldig op het grondgebied van het Vlaamse
Gewest.
Inbreuken op de bepalingen van dit hoofdstuk 3.3. worden gesanctioneerd met een
administratieve geldboete van 120,00 EUR.
Deze bepalingen zijn echter niet van toepassing op de inrichtingen van tijdelijke aard
zoals kermisinrichtingen, tenten, circussen, inrichtingen in open lucht e.d. en gebouwen
waar enkel erkende erediensten in worden gehouden en op de publiek toegankelijke
inrichtingen waarvoor een specifieke reglementering inzake brandveiligheid van
toepassing is.
publiek toegankelijke inrichting: gebouwen, lokalen of plaatsen, die gewoonlijk voor het
publiek toegankelijk zijn, ook al wordt het publiek er slechts onder bepaalde
voorwaarden (kosteloos, tegen betaling of op vertoon van een lidkaart) toegelaten, en
waar het aantal gelijktijdig toegelaten personen 50 of meer kan bedragen.
basisnormen: de basisnormen, vastgesteld in het koninklijk besluit van 7 juli 1994, met
latere wijzigingen, tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en
ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen.
draaideur: deur met één of meerdere vleugels, die om een verticale as draait.
uitgang: “Een uitgang leidt de aanwezigen ofwel rechtstreeks naar de openbare weg
ofwel naar een plaats van waaruit de openbare weg bereikbaar is, via een veilige plaats,
via een ander compartiment, via een trap of via een evacuatieweg.”
evacuatietraject: de weg die men aflegt vanaf de inrichting tot op de openbare weg.
Verder zijn de definities van bijlage 1 van het KB van 07/07/1994 van toepassing.
Bij elke wijziging van exploitatie of exploitant, bij transformatie- of renovatiewerken, bij
vernieuwing van de binneninrichting, bij wijziging van de netto-oppervlakte, bij
bestemmingswijziging en bij elke wijziging die de brandveiligheid en de
evacuatiemogelijkheden kan beïnvloeden, dient voorafgaandelijk door de exploitant een
Het advies van de brandweer bevat een beschrijving van de bestaande toestand en
eventueel de maatregelen, die door de exploitant moeten worden getroffen om in
overeenstemming te zijn met onderhavige reglementering.
Inrichtingen die onder de toepassing vallen van hoofdstuk II van de wet van 30 juli 1979
betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte
verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen, bezorgen
aan de burgemeester bovendien een duplicaat van het door de verzekeringsonderneming
aan de verzekeringnemer afgeleverd attest, bepaald bij artikel 7 van het Koninklijke
besluit van 5 augustus 1991 tot uitvoering van de artikelen 8, 8 bis en 9 van de wet van
30 juli 1979 betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke
aansprakelijkheid in dergelijke gevallen.
§ 2. De brandweer legt het maximum aantal personen vast dat gelijktijdig binnen de
inrichting mag aanwezig zijn, op basis van volgende criteria: het aantal uitgangen, de
nuttige breedte van de uitgangen, evacuatiewegen en trappen. Het kleinste resultaat
van de uitgevoerde berekeningen geldt als het maximum aantal toegelaten personen
voor zover het maximum van 3 personen per m² netto-oppervlakte niet wordt over-
schreden.
Het aantal toegelaten personen moet door de exploitant worden aangeduid op een
bordje dat duidelijk leesbaar is en voor iedereen zichtbaar.
Het berekenen van de nuttige breedte moet gesteund zijn op de onderstelling dat, bij
het verlaten van het gebouw, alle personen van een verdieping samen de naburige
verdieping vervoegen en dat deze ontruimd is als zij er aankomen.
Bij de berekening wordt steeds rekening gehouden met de smalste doorgang op een
evacuatietraject.
§ 2. - Niet-vastbevestigde bekledingen
Verticaal hangende doeken mogen geen deuren of uitgangen aan het zicht onttrekken
of het gebruik ervan bemoeilijken.
§ 3. - Versieringen
Alle aangebrachte versieringen mogen geen bijzonder risico voor de brandveiligheid met
zich mee brengen.
§ 4. - Beklede meubelen
De hoogte van een compartiment stemt overeen met de hoogte van één bouwlaag.
Een compartiment mag zich echter uitstrekken over twee boven elkaar gelegen
bouwlagen met een binnenverbindingstrap (duplex) op voorwaarde dat de gecumuleerde
oppervlakte van die bouwlagen niet groter is dan 2.500m².
§ 1. - Aantal uitgangen
- Één uitgang indien de bezetting minder dan 100 personen bedraagt;
- twee uitgangen indien de bezetting 100 of meer dan 100 en minder dan 500
personen bedraagt;
- 2+n uitgangen indien de bezetting 500 of meer dan 500 personen bedraagt
waarbij n het gehele getal is onmiddellijk groter dan de deling door 1.000 van de
maximale bezetting van het compartiment.
Elk compartiment en/of elk lokaal en/of elk niveau van de duplex (met uitzondering van
duplexen die het evacuatieniveau omvatten) heeft minimum:
Indien een deel van het gebouw waarin de publiek toegankelijke inrichting is gelegen
gebruikt wordt door de exploitant voor privé doeleinden, mag een uitgang van de
inrichting ook dienst doen als uitgang van dit privé gedeelte.
Indien een deel van het gebouw, waarin de inrichting is gelegen, door derden wordt
gebruikt mag dit gedeelte niet evacueren door de publiek toegankelijke inrichting.
Bovengrondse of ondergrondse lokalen die voor het publiek toegankelijk zijn, moeten via
vaste trappen bereikbaar zijn.
Als de totale oppervlakte van een duplexcompartiment kleiner of gelijk is aan 300m² én
als de oppervlakte van de bouwlaag van de duplex die rechtstreeks evacueert via een
uitgang, groter is dan de oppervlakte van de andere bouwlaag van het
duplexcompartiment, moet enkel het niveau van de duplex met de grootste oppervlakte
over het vereiste aantal uitgangen beschikken.
Rol- en spiltrappen, evenals hellende vlakken met een hellingsgraad groter dan 10 %
komen niet in aanmerking voor de berekening van het vereiste aantal uitgangen.
De uitgangen zijn zoveel als mogelijk gelegen in tegenovergestelde zones van een
compartiment of een lokaal.
§ 3. - Evacuatietraject
Een publiek toegankelijke inrichting moet minstens over één brandveilig evacuatietraject
beschikken.
§ 4. - Evacuatiewegen
De evacuatiewegen moeten aan deze eisen voldoen in de mate dat er minstens één
brandveilig evacuatietraject moet zijn.
De lengte van eventueel doodlopende delen in de evacuatiewegen mag niet meer dan
15m bedragen.
De af te leggen afstand vanaf elk punt van de publiek toegankelijke bedraagt maximaal:
− 30m tot de dichtstbijzijnde uitgang;
− 60m tot een tweede uitgang.
Op een evacuatietraject mogen bij aanwezigheid van publiek de deuren niet op slot zijn
of ze moeten uitgerust zijn met paniekbeslag; er mogen zich op een evacuatietraject
geen voorwerpen bevinden die de evacuatie kunnen belemmeren en er mogen geen
spiegels worden aangebracht die het publiek kunnen misleiden.
§ 5. - Trappenhuizen
§ 6. - Trappen
1. evenals de overlopen zijn de trappen vervaardigd uit beton. Als de graad van
brandweerstand niet kan bewezen worden moet de trap brandwerend beschermd
worden. Deze eis geldt niet voor buitentrappen, duplextrappen en bij
buitentrappenhuizen;
2. ze zijn aan beide zijden uitgerust met leuningen. Voor de trappen met een nuttige
breedte, kleiner dan 1,20m, is één leuning voldoende, voor zover er geen gevaar
is voor het vallen. Vanaf een breedte van 2,40m dienen de trappen voorzien te
zijn van een bijkomende leuning in hun as;
3. de aantrede van de treden is in elk punt op de looplijn ten minste 20cm;
4. de optrede van de treden mag niet meer dan 18cm bedragen.
§ 7. - Liften
Liften moeten, ongeacht het type, brandwerend gescheiden zijn van de publiek
toegankelijke inrichting door wanden Rf 1 h en deuren Rf ½ h . Deze eisen gelden niet
als de lift slechts één compartiment aandoet.
§ 8. - Deuren
Voor publiek toegankelijke inrichtingen met een capaciteit van meer dan 49 en minder
dan 100 personen moet ten minste één deur van een uitgang in beide richtingen ofwel in
de richting van de uitgang opendraaien. Voor inrichtingen met een capaciteit vanaf 100
personen moeten de deuren van alle uitgangen in beide richtingen ofwel in de richting
van de uitgang opendraaien.
De vleugels van glazen deuren moeten een merkteken dragen dat volstaat om zich
rekenschap te geven van hun aanwezigheid.
Iedere uitgang en nooduitgang, evenals de wegen die ernaar toe leiden moeten
aangeduid worden met pictogrammen zoals bepaald in bijlage II van het KB van 17 juni
1997 betreffende de veiligheids-en gezondheidssignalering op het werk. Deze
pictogrammen moeten zichtbaar zijn bij veiligheidsverlichting. Vanaf om het even welk
punt van de inrichting moet steeds minstens 1 aanduiding van uitgang of nooduitgang
zichtbaar zijn.
§ 10. - Verlichting
De lokalen toegankelijk voor het publiek moeten behoorlijk verlicht zijn. Alleen
elektriciteit is toegelaten als kunstmatige verlichtingsbron.
Lokalen met een bezettingscapaciteit van 100 of meer personen dienen tevens met
een anti-paniekverlichting uitgerust om de verplaatsing van de aanwezigen naar de
evacuatieweg mogelijk te maken en de kans op paniek te verkleinen.
Het doorvoeren van leidingen doorheen wanden mag de vereiste brandweerstand van
de bouwelementen niet nadelig beïnvloeden.
1 1/2h 1/2h* 1h
2 1/2h 1/2h* 1h
*Dit voorschrift is niet van toepassing indien het dak aan de binnenkant beschermd is
door een bouwelement met weerstand tegen brand van ½ h.
Voor verandadaken worden geen eisen gesteld aan de stabiliteit indien gelijktijdig aan
volgende voorwaarden wordt voldaan:
1. de oppervlakte van de veranda is kleiner dan het gedeelte van de inrichting dat in
een gebouw gelegen is dat wel aan de eisen betreffende de structurele elementen
voldoet;
2. beide ruimtes hebben minstens één uitgang.
De ruimte tussen het plafond en het valse plafond wordt onderbroken door de
verlenging van alle verticale wanden die ten minste een weerstand tegen brand van ½ h
bezitten.
Indien de ruimte tussen het plafond en het valse plafond niet is uitgerust met een
sprinklerinstallatie, dient deze ruimte derwijze onderbroken te worden met verticale
scheidingen met een Rf = ½ h dat er ruimten ontstaan waarvan de horizontale projectie
kan ingeschreven worden binnen een vierkant met zijden 25 x 25m.
Een technisch lokaal of een geheel van technische lokalen vormt een compartiment met
wanden Rf 1h en deur(en) Rf ½ h.
§1. - Stookplaats
Indien het nominale vermogen van de centrale stookinstallatie minder is dan 30 kW, is
een stookplaats niet vereist, toch dient de ruimte voorzien te zijn van voldoende boven-
en onderverluchting.
Indien het vermogen van de centrale stookinstallatie meer dan 30 kW en minder of gelijk
aan 70 kW bedraagt, dient deze ondergebracht in een stookplaats met wanden van
minstens Rf 1h; de toegang tot dit lokaal geschiedt via een zelfsluitende deur met
minstens Rf 1/2h. Bovendien dient dit lokaal voorzien te worden van onder- en
bovenverluchting rechtstreeks uitgevend in de buitenlucht.
Een stookplaats met een verwarmingsinstallatie op gas, dient uitgerust te zijn met een
gasdetector, gekoppeld aan een buiten deze ruimte voorziene automatische gasafsluiter.
Tevens dient elk toestel minstens voorzien te zijn van een duidelijk gesignaleerde,
manueel bedienbare kraan die de brandstoftoevoer afsluit.
§4. - Gas
Installaties voor brandbaar gas verdeeld door leidingen moeten voldoen aan de
reglementaire voorschriften en de regels van goed vakmanschap.
§5. - Gasrecipiënten
Zowel de volle als de lege gasrecipiënten moeten op een veilige plaats in open lucht
worden ondergebracht.
§7. - Brandbestrijding
§8. - Rookkanalen
De keuken van een inrichting moet brandwerend gescheiden worden van de publiek
toegankelijke delen door wanden Rf 1h en door (bij brand) zelfsluitende in de vluchtzin
opendraaiende deuren met Rf ½ h. Deze brandwerende compartimentering is niet vereist
indien elke dampkap voorzien is van een vaste automatische blusinstallatie die bij
activering tevens de energietoevoer van de betrokken keukeninstallaties uitschakelt.
De volledige elektrische installatie moet worden gekeurd door een vanwege de FOD
Economie, KMO, Middenstand en Energie erkend keuringsorganisme:
§1. - Melding
Elke inrichting moet voorzien zijn van een telefoontoestel met duidelijke vermelding van
de oproepnummers van de hulpdiensten, evenals de naam, het adres en het
§2. - Algemeen
a. Alarm
De brandweer kan in haar advies een auditief alarmsysteem opleggen dat een
alarmsignaal in werking stelt dat de aanwezigen er op een duidelijke wijze toe
aanzet de inrichting onmiddellijk te verlaten.
Het auditieve alarmsignaal moet niet alleen hoorbaar zijn in de inrichting zelf maar
ook in het deel van het gebouw waarin de inrichting is gelegen of, indien nodig,
zelfs in gans het gebouw.
De brandweer kan in haar advies opleggen dat de activering van het auditieve
alarmsysteem moet gepaard gaan met het automatisch stoppen van de
muziekinstallatie.
b. Automatische branddetectie
Indien een deel van het gebouw waarin de inrichting is gelegen lokalen bevat voor
nachtverblijf, dient in de publiek toegankelijk gedeelten een automatische
branddetectie conform de geldende normen voorzien te worden, gekoppeld aan
een auditief alarmsysteem.
Ook indien er geen nachtverblijf is kan de brandweer, indien nodig automatische
branddetectie opleggen.
De aard, het aantal en de plaats van de blusmiddelen worden bepaald in akkoord met
de bevoegde brandweer.
De brandweer kan in haar advies in grote onverdeelde ruimten met slechts één
bouwlaag, eisen opleggen met betrekking tot de rookafvoer.
Om de brandrisico‟s verbonden aan het roken te weren dienen een voldoend aantal
veilige asbakken ter beschikking gesteld te worden, in de plaatsen waar roken is
toegelaten overeenkomstig de geldende reglementering op het roken.
De exploitant zal het publiek slechts toelaten na zich er telkens van vergewist te
hebben dat alle uitgangen en nooduitgangen goed zichtbaar en onmiddellijk bruikbaar
zijn.
Installaties aangeduid met een “*” worden bovendien bij elke wijziging van exploitatie of
exploitant, bij transformatie- of renovatiewerken, vernieuwing van de binneninrichting,
bij wijziging van de netto-oppervlakte, bij bestemmingswijziging en bij elke wijziging die
de brandveiligheid kan beïnvloeden, aan een controle onderworpen.
In elke inrichting dient een veiligheidsregister ter inzage te liggen voor de burgemeester
of zijn afgevaardigde. Dit register bevat informatie met betrekking tot de bij dit
reglement opgelegde veiligheidscontroles en verificaties, wettelijk opgelegde periodieke
controles, exploitatievergunning, stappenplan, aantal toegelaten personen,
verzekeringspolis objectieve aansprakelijkheid in geval van brand en ontploffing (indien
van toepassing) e.d. De exploitant dient de gegevens van het veiligheidsregister op te
volgen en indien nodig te actualiseren.
§1. Afwijkend van artikel 4.1.3 zullen inrichtingen, die bij de inwerkingtreding van dit
reglement beantwoorden aan de definitie van een publiek toegankelijke inrichting maar
nog niet beschikken over een brandveiligheidattest, pas moeten voldoen aan alle
bepalingen van dit reglement, uiterlijk 12 maanden na ontvangst van een brief van de
burgemeester waarin, op advies van de brandweer, de te nemen maatregelen zijn
opgenomen. De burgemeester kan, op advies van de brandweer, mits een stappenplan,
een andere uitvoeringstermijn aanvaarden. Indien noodzakelijk voor de veiligheid kan de
burgemeester voor sommige maatregelen een kortere termijn opleggen.
§2. Indien het onmogelijk is te voldoen aan één of meerdere vereisten van deze
reglementering, kan de burgemeester, op advies van de brandweer, afwijkingen toestaan
voor zover deze in overeenstemming zijn met de bepalingen van de wet van 4 augustus
1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk,
beantwoorden aan het algemene beveiligingsprincipe en een veiligheidsniveau bieden dat
ten minste gelijk is aan het niveau beoogd met deze reglementering.
Art. 4.2.1.
Het is verboden een open vuur te maken in een gebouw tenzij in een schouw in goede
staat.
Het kuisen van schoorstenen, schouwen of andere constructies door middel van vuur is
verboden.
Art. 4.2.2.
Het is verboden in om het even welk gebouw of ruimte waar gemakkelijk brandbare,
ontvlambare of ontplofbare producten voorhanden liggen, enig vuur te maken of
toestellen te gebruiken die brand of ontploffing kunnen veroorzaken of bevorderen, tenzij
Art. 4.2.3.
Art. 4.3.1.
Art. 4.3.2.
Wie erom verzocht wordt door de optredende politie of brandweerlieden, moet alle
nodige en mogelijke hulp verschaffen voor het bestrijden van de brand, het brand-,
ontploffings-, overstromings-, instortings- en andere gevaren. Deze hulp kan bestaan uit
het ter beschikking stellen, mits vergoeding, van voertuigen en materialen en materieel.
Art. 4.3.3.
Personen die niet noodzakelijk zijn voor het bestrijden van brand of van andere gevaren
verwijderen zich op verzoek van de plaatselijke politie of brandweer.
Art. 4.3.4.
De brandmonden gelegen in een openbare plaats, moeten steeds vrij blijven voor gebruik
en gemakkelijk toegankelijk gehouden worden.
Art. 4.3.5.
Inbreuken op de bepalingen van dit hoofdstuk 4.3. worden gesanctioneerd met een
administratieve geldboete van 120,00 EUR.
Art. 5.1.1.
Het is verboden privatief gebruik te maken van de openbare weg, op de begane grond,
alsook erboven en eronder, en waardoor een inbreuk wordt gepleegd op de veiligheid en
het gemak van doorgang, tenzij met schriftelijke en voorafgaande toelating van de
bevoegde overheid.
Art. 5.1.2.
Bij het verlenen van de voorafgaande toelating door de bevoegde overheid voor het
privatief gebruik van de openbare weg kunnen voorwaarden worden opgelegd. De
titularis van de toelating draagt de verantwoordelijkheid voor de stipte naleving van de in
de toelating opgelegde voorwaarden.
Privatief gebruik van de openbare weg, zonder toelating of in strijd met de opgelegde
voorwaarden, inzonderheid het geldende belastingreglement, wordt geacht een niet-
vergunde, en dus wederrechtelijke inneming van de openbare weg te zijn.
Art. 5.1.3.
Elke wederrechtelijke inneming die de veiligheid en het gemak van doorgang van de
weggebruikers in het gedrang brengt, wordt ambtshalve, op kosten en risico van de
eigenaars en/of de gebruikers verwijderd.
Art. 5.1.4.
De wijziging of intrekking wordt aan de titularis van de toelating ter kennis gebracht per
aangetekende brief of tegen ontvangstbewijs waarin een termijn wordt gesteld voor de
wijziging of verwijdering van de inrichting.
Hij doet zulks op eigen kosten en kan uit dien hoofde geen aanspraak maken op enige
vergoeding.
Art. 5.1.5.
De titularis van de toelating die nalaat of weigert gevolg te geven aan het bevel tot
wijziging of verwijdering van de inrichting wordt geacht wederrechtelijk gebruik te maken
van de openbare weg. Tegen hem zal toepassing gemaakt worden van het bepaalde in
artikel 5.1.2, 5.1.3. en 5.1.4.
Art. 5.1.7.
Art.5.4.2.
De titularis van de vergunning die nalaat of weigert gevolg te geven aan het bevel tot
wijziging of verwijdering van de inrichting wordt geacht wederrechtelijk gebruik te maken
van de openbare weg. Tegen hem zal toepassing gemaakt worden van het bepaalde in
alinea 2.
Art.5.4.3. - Sancties
Inbreuken op de bepalingen van hoofdstuk 5.4. kunnen gesanctioneerd worden met een
administratieve geldboete van 120,00 EUR.
5.5. TEGELTUINTJES
Art. 5.5.1.
Art. 5.5.2.
Art. 5.6.1.
De eigenaar en gebruiker van een gebouw moet op de gevel ervan de plaatsing door het
gemeentebestuur dulden van straatnaamborden, verkeersborden, houders van leidingen
en kabels van openbaar nut en veiligheid of andere toestellen van openbaar belang. Hij
zal toelaten alle vereiste werken eraan te laten uitvoeren.
Art. 5.6.2.
De eigenaar of gebruiker van een gebouw moet, indien de afbraak of verandering ervan
de verplaatsing nodig maakt van een toestel van openbaar nut, ten minste drie dagen op
voorhand het gemeentebestuur en de eigenaar of exploitant ervan verwittigen.
Art. 5.6.3.
Art. 5.6.4.
De gebruiker van een gebouw gelegen aan de openbare weg is verplicht hierop het
huisnummer te plaatsen dat door de gemeente ter beschikking wordt gesteld (blauw met
witte cijfers).
Het huisnummer dient duidelijk zichtbaar te zijn vanaf de openbare weg. Het
huisnummer dient geplaatst te worden op de brievenbus of zo dicht mogelijk erbij.
Art. 5.6.5.
De opening heeft een minimumbreedte van 23cm en een hoogte van 3 cm.
De opening van de brievenbus bevindt zich tussen 70 en 170cm hoogte.
De bus bevindt zich aan de rand van de openbare weg.
De toegang tot de brievenbus is vrij, makkelijk en zonder gevaar.
Voor de appartementen zijn de bussen in doorlopende volgorde genummerd.
Art. 5.6.6.
Art. 5.7.1.
h) zich voort te bewegen met enig voertuig of deze te betreden met paarden, vee of enig
ander gevaarlijk of hinderlijk voorwerp, uitgezonderd ten behoeve van de openbare
diensten; de burgemeester kan echter hierop schriftelijk en voorafgaand afwijkingen
toestaan;
Art. 5.7.2.
Art. 5.7.3.
Ieder persoon moet zich schikken naar de richtlijnen van de lokale politie.
Art. 5.7.4.
Art. 5.7.5.
Art. 5.7.7.
Art. 6.1.1.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder huishoudelijke afvalstoffen verstaan:
afvalstoffen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en
afvalstoffen die daarmee gelijkgesteld worden, zoals gedefinieerd in artikel 2.1.1 van het
VLAREA.
Art. 6.1.2.
§ 1. Het is verboden onderstaande afvalstoffen aan te bieden bij om het even welke
selectieve inzameling huis-aan-huis of op afroep:
- vloeibare afvalstoffen;
- gashouders, springstoffen en/of andere ontplofbare voorwerpen;
- krengen van dieren en slachtafval;
- wegasfalt;
- slib en slijk;
- geneesmiddelen en injectiespuiten;
- graszoden en boomstronken
- radioactief afval;
- asbesthoudende afvalstoffen;
§ 3. Het is verboden afvalstoffen, afkomstig uit andere gemeenten ter inzameling aan te
bieden.
Art. 6.1.4.
Art. 6.1.5.
Art. 6.1.6.
Art. 6.1.7.
§ 7. Het is verboden slijk, zand of afval dat zich voor of nabij de woning bevindt op
de straten, in de greppels of in de rioolputten te vegen. Het is tevens verboden
via de rioolputten of op enige andere wijze om het even welke afvalstoffen in de
riolering te deponeren.
Art. 6.2.1.
Voor de toepassing van deze verordening wordt onder restafval en andere fracties
verstaan: alle vaste afvalstoffen, ontstaan door de normale werking van een particuliere
huishouding, die in een restafval/huisvuilzak kunnen geborgen worden, met uitzondering
van die afvalstoffen waarvoor er een andere selectieve inzamelmethode bestaat:
kringloopgoederen, papier en karton, textiel, glas, klein gevaarlijk afval, groente-, fruit-
en tuinafval of groenafval, snoeihout, afgedankte elektrische en elektronische apparaten,
gemengde metalen, puin, plastic flesverpakkingen, metalen verpakkingen en
drankkartons en andere selectief ingezamelde afvalstoffen.
Art. 6.2.2.
§ 2. Het restafval en andere fracties mogen niet worden meegegeven met het grofvuil of
een inzameling andere dan deze van het restafval en andere fracties.
§ 3. Het is verboden voor de verwijdering van het restafval en andere fracties gebruik
te maken van het containerpark.
Art. 6.2.3.
Indien de restafvalzak niet werd meegenomen, moet die nog dezelfde dag opnieuw
binnen geplaatst worden.
§ 2. Het gewicht van de aangeboden zak mag niet zwaarder zijn dan 35kg.
§ 3. Het restafval en andere fracties dient aangeboden te worden in een toestand die
geen risico inhoudt voor de veiligheid en/of gezondheid van de ophaler. Scherpe
voorwerpen dienen zodanig verpakt te worden dat ze geen gevaar kunnen
opleveren voor de ophalers van het restafval en andere fracties.
Art. 6.3.1.
Voor de toepassing van deze verordening wordt onder grofvuil verstaan: alle afvalstoffen,
ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding, die omwille van de
omvang, de aard en/of het gewicht niet in de restafval/huisvuilzak kunnen geborgen
worden, met uitzondering van de afvalstoffen waarvoor er een andere selectieve
inzamelmethode (al dan niet op het containerpark) bestaat: kringloopgoederen, papier
en karton, hol glas, klein gevaarlijk afval, groente-, fruit- en tuinafval of groenafval,
snoeihout, afvalbanden, afgedankte elektrische en elektronische apparaten, Plastic
flesverpakking, Metalen verpakkingen, Drankverpakkingen, gemengde metalen, hout,
snoeihout, boomwortels, puin, en andere selectief ingezamelde afvalstoffen.
Art. 6.3.2.
§ 1. Het grofvuil wordt op afroep aan huis opgehaald. Hiertoe zal de particulier een
afspraak maken over de modaliteiten van inzameling met het kringloopcentrum
waarmee de gemeente een overeenkomst heeft afgesloten en om na te gaan of bij
de aangeboden voorwerpen, voorwerpen zijn die herbruikbaar, recupereerbaar of
recycleerbaar zijn alsook of er voorwerpen bij zijn die behoren tot andere te
verwijderen fracties.
Indien door het kringloopcentrum telefonisch of ten huize van de aanbieder wordt
vastgesteld dat de aangeboden fractie enkel bestaat uit grofvuil wordt met het
secretariaat van het kringloopcentrum van VERKO een afspraak gemaakt over de
modaliteiten van inzameling van de voorwerpen.
Het grofvuil wordt ook ingezameld op het containerpark. Het herbruikbaar grofvuil
kan worden aangeboden in het kringloopcentrum waarmee het gemeentebestuur
een overeenkomst heeft afgesloten.
§ 2. Het grofvuil mag niet worden meegegeven met het restafval of andere fracties of
een inzameling, andere dan deze van het grofvuil.
Art. 6.3.3.
§ 1. Het grofvuil dient aangeboden te worden aan de rand van de openbare weg
afzonderlijk van eventuele andere selectief ingezamelde fracties, duidelijk voorzien
van de sticker waaruit blijkt dat de retributie werd betaald. Facultatief kan op de
retributiesticker de naam, het adres en de datum van ophaling vermeld worden.
§ 2. Het gewicht van één afzonderlijk voorwerp of samengebonden bundel mag niet
zwaarder zijn dan 70kg. Het grofvuil mag niet langer zijn dan twee meter en niet
groter zijn dan 1m³.
§ 4. Alle voorwerpen dienen zodanig aangeboden te worden dat ze geen gevaar kunnen
opleveren voor de ophalers van de afvalstoffen, voetgangers of andere gebruikers
van de openbare weg. Vlak glas dient volledig en veilig verpakt te zijn. Elk
aangeboden voorwerp moet opgeheven kunnen worden door maximaal twee
ophalers.
Art. 6.4.1.
§ 1. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder glas verstaan: hol glas
ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding, met
uitzondering van vuurvaste voorwerpen, gewapend glas, serreglas, kristal, opaalglas,
rookglas, spiegelglas, autoruiten, plexiglas, gloeilampen, spaarlampen, TL-lampen,
porselein, aardewerk, beeldbuizen, e.d.
Art. 6.4.2.
§ 1. Hol glas wordt ingezameld op het containerpark. Hol glas wordt ook ingezameld in
de glascontainers die verspreid staan opgesteld op het grondgebied van de gemeente.
§ 2. Hol glas mag niet worden meegegeven met het restafval of de andere fracties, het
grofvuil of een andere selectieve inzameling.
Art. 6.4.3.
Hol glas dat naar de glascontainer gebracht wordt, dient, afhankelijk van de kleur, in de
daartoe voorziene glascontainers te worden gedeponeerd. Hol glas wordt bij de
aanbieding ontdaan van deksels, stoppen en omwikkelingen. Het dient leeg en voldoende
gereinigd te zijn.
Art. 6.4.4.
§ 1. Het deponeren in glascontainers van om het even welke andere afvalstof dan hol
glas is verboden. Het is verboden om naast de glascontainers glas of andere afvalstoffen
achter te laten.
Art. 6.5.1.
Voor de toepassing van deze verordening wordt onder papier en karton verstaan: alle
dag-, week- en maandbladen, tijdschriften en periodieken, reclamedrukwerk en ander
drukwerk, publicaties, telefoon- en faxgidsen, schrijfpapier, kopieerpapier,
computerpapier, boeken en papieren of kartonnen verpakkingen, ontstaan door de
normale werking van een particuliere huishouding, met uitzondering van geolied papier
of karton, papier met waslaag, carbonpapier, gelaagd papier, vervuild papier, vervuilde
papieren en kartonnen verpakkingen, papieren voorwerpen waar kunststof of andere
materialen in verwerkt zijn, kaarten met magneetbanden, behangpapier, cement-,
meststof- en sproeistofzakken, e.d.
Art. 6.5.2.
§ 2. Papier en karton mag niet worden meegegeven met het restafval of de andere
fracties, het grofvuil of een selectieve inzameling, andere dan deze van papier en
karton.
Art. 6.5.3.
§ 1. Het papier en karton mag niet los aangeboden worden bij de huis-aan-
huisinzameling. Het papier en karton moet verpakt zijn in een andere kartonnen
doos of samengebonden met niet-metalen binddraad. Kartonnen dozen dienen in
elkaar gevouwen of gescheurd te zijn. Het is niet toegelaten oud papier en karton te
verpakken in plastic.
§ 3. Het deponeren van om het even welke andere afvalstof dan papier en karton in de
papiercontainer is verboden.
§ 4. Het papier en karton dat aangeboden wordt op het containerpark mag los
aangeboden worden. Kartonnen dozen dienen in elkaar gevouwen of gescheurd te
zijn.
Art. 6.6.1.
Voor de toepassing van deze verordening wordt onder Klein Gevaarlijk Afval, hierna KGA
genoemd, verstaan, de afvalstoffen zoals opgesomd in artikel 5.5.2.2 van het VLAREA.
Art. 6.6.2.
§ 2. KGA mag niet worden meegegeven met het restafval of andere fracties, het grofvuil
of een andere selectieve inzameling.
Art. 6.6.3.
Het KGA dient, tenzij het fysisch onmogelijk of niet aangewezen is, afzonderlijk van
andere afvalstoffen aangeboden te worden in de milieubox die door de gemeente ter
beschikking wordt gesteld.
Art. 6.6.4.
Art. 6.6.5.
§ 1. Het KGA dat wordt aangeboden op het containerpark wordt door het bevoegde
Art.6.6.6.
§ 1. De milieubox, geleverd door het Vlaamse Gewest, is eigendom van het Vlaamse
Gewest en wordt slechts voor gebruik aan de inwoners ter beschikking gesteld. De
inwoners zijn persoonlijk verantwoordelijk voor het deugdelijk gebruik en onderhoud
van de milieubox. Onder deugdelijk gebruik wordt begrepen dat de milieubox
uitsluitend mag aangewend worden voor de opslag van KGA.
Art. 6.6.7.
De milieubox dient verbonden te blijven aan het adres waar hij is afgeleverd. In geval
van verhuizing is het de inwoner niet toegestaan om de milieubox mee te nemen naar
zijn nieuw adres.
Art. 6.6.8.
Inwoners die ten gevolge van een verhuizing binnen of naar de gemeente geen
beschikking hebben over een milieubox kunnen bij de gemeente een milieubox bekomen.
Art. 6.7.1.
§ 1. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder groente-, fruit- en tuinafval
verstaan: aardappelschillen, schillen van citrus- of andere vruchten, groente- en
fruitresten, eierschalen, doppen van noten, theebladeren en theezakjes, koffiedik en
papieren koffiefilters, papier van een keukenrol, kleine hoeveelheden etensresten,
ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding. Het tuinafval
omvat versnipperd snoeihout, haagscheersel, gazonmaaisel, bladeren, onkruid,
resten van groente- en siertuin, verwelkte snijbloemen en kamerplanten, zaagmeel,
schaafkrullen en mest van kleine huisdieren, ontstaan door de normale werking van
een particuliere huishouding. Het Groente-, Fruit- en Tuinafval wordt hierna GFT-
afval genoemd.
Art. 6.7.2.
Art. 6.7.3.
§ 2. Het gewicht van de container mag niet groter zijn dan 70kg.
Art. 6.7.4.
Art. 6.7.5.
Art. 6.7.6.
De GFT-container dient verbonden te blijven aan het adres waar hij is geleverd. In geval
van verhuizing is het de inwoner niet toegestaan om de GFT-container mee te nemen
naar zijn nieuw adres.
Art. 6.7.8.
Inwoners die ten gevolge van een verhuizing binnen of naar de gemeente geen
beschikking hebben over een GFT-container dienen dit te melden aan de gemeente of
VERKO en kunnen bij VERKO een nieuwe GFT-container bekomen.
Art. 6.8.1.
Voor de toepassing van deze verordening wordt onder snoeihout enkel takken met een
diameter van minder dan 10cm verstaan.
Art. 6.8.2.
§ 1. Het snoeihout wordt minstens tweemaal per jaar huis-aan-huis, opgehaald langs de
§ 3. Snoeihout mag niet worden meegegeven met het restafval en andere fracties, het
grofvuil of een selectieve inzameling, andere dan deze van snoeihout.
Art. 6.8.3.
§ 2. Per ophaalbeurt mogen voor 3m³ maximaal bundels snoeihout aangeboden worden.
Art. 6.9.1.
Art. 6.9.2.
Art. 6.10.1.
Voor de toepassing van deze verordening wordt onder gemengde metalen verstaan: alle
door de normale werking van een particuliere huishouding ontstane soorten van
gemengde metalen voorwerpen waarvan de grootte sterk kan verschillen, met
uitzondering van K.G.A., plasticverpakkingen, metalen verpakkingen en drankkartons en
elektrische en elektronische apparaten.
Art. 6.10.2.
§ 2. Gemengde metalen mogen niet worden meegegeven met het restafval en andere
fracties, het grofvuil of een selectieve inzameling, andere dan deze van de metalen
gemengd.
Art. 6.10.3.
§ 2. Het gewicht van een afzonderlijk voorwerp mag niet zwaarder zijn dan 60kg. De
voorwerpen mogen niet langer zijn dan 2 meter, en niet groter zijn dan 1m³.
Art. 6.11.1.
Art. 6.11.2.
Art. 6.11.3.
§ 2. Het gewicht van één afzonderlijk voorwerp mag niet zwaarder zijn dan 70kg. Elk
afzonderlijk apparaat mag niet groter zijn dan 2 meter, en niet groter zijn dan 1m³.
§ 4. Alle voorwerpen dienen zodanig aangeboden te worden dat ze geen gevaar kunnen
opleveren voor de ophalers van de afvalstoffen, voetgangers of andere gebruikers
van de openbare weg. Elk aangeboden voorwerp moeten opgeheven kunnen worden
door maximaal twee ophalers.
Art. 6.12.1.
Voor de toepassing van deze verordening wordt onder houtafval verstaan: alle door de
normale werking van een particuliere huishouding ontstane soorten van houtafval
ontdaan van niet-houten materialen: niet-herbruikbare houten meubelstukken, paletten,
bekistingen, deuren, geschilderd hout met uitzondering van ramen met glas, snoeihout
en boomstronken.
Art. 6.12.2
§ 1. Het houtafval wordt minstens tweemaal per jaar, opgehaald langs de straten,
wegen en pleinen waar de ophaling is voorzien op de door de gemeente
aangestelde inzamelaar, in samenspraak met het college van burgemeester en
schepenen, bepaalde dagen.
Art. 6.12.3.
§ 1. Het houtafval moet aangeboden worden gescheiden van andere fracties aan de rand
van de openbare weg op een wijze dat ze geen gevaar of hinder vormen voor de
ophalers, de voetgangers of andere gebruikers van de openbare weg.
§ 2. Het gewicht van een afzonderlijk voorwerp mag niet zwaarder zijn dan 60kg. De
voorwerpen mogen niet langer zijn dan 2 meter en niet groter zijn dan 1m³.
Art. 6.13.1.
Voor de toepassing van deze verordening wordt onder herbruikbare goederen verstaan:
alle door de normale werking van een particuliere huishouding ontstane afvalstoffen die
via het kringloopcentrum geschikt kunnen gemaakt worden voor hergebruik, zoals
meubelen, kleding, kleine huisraad, boeken en fonoplaten, speelgoed, e.d.
Art. 6.13.2.
§ 2. Het textiel mag niet worden meegegeven met het restafval of andere fracties, het
grofvuil of een selectieve inzameling, andere dan deze van het textiel.
§ 3. Voor de inzameling van herbruikbare goederen wordt een beroep gedaan op het
door de administrateurgeneraal van de OVAM erkend kringloopcentrum, werkzaam
op het grondgebied van de gemeente. Deze inzameling gebeurt op afroep. Het
telefoonnummer van het kringloopcentrum is terug te vinden op de ophaalkalender
en via de gemeentelijke diensten.
Art. 6.13.3.
§ 2. Textiel moet aangeboden worden gescheiden van andere fracties aan de rand van de
openbare weg op een wijze dat ze geen gevaar of hinder vormen voor de ophalers,
de voetgangers of andere gebruikers van de openbare weg.
§ 3. Het gewicht van een afzonderlijk voorwerp mag niet zwaarder zijn dan 80kg. De
voorwerpen mogen niet langer zijn dan 5 meter en niet groter zijn dan 2m³.
Art. 6.13.4.
Het is voor alle inzamelaars die geen overeenkomst met de gemeente hebben, verboden
om textiel in te zamelen op het grondgebied van Lebbeke.
§4. Elke inwoner mag zich meermaals per dag aanmelden op voorwaarde dat de
hoeveelheden afvalstoffen welke worden aangebracht de hoeveelheidbeperkingen
voorzien in dit reglement niet overschrijden (artikel 6.14.9.).
§4. De parkwachter zal op onder meer “zicht” van de afvalstoffen en hun hoeveelheid
uitmaken of het al dan niet gaat om huishoudelijk dan wel bedrijfsafval.
Personen die gebruik wensen te maken van de diensten van het containerpark zijn
een inkomgeld verschuldigd van € 1,00.
De betaling van het inkomgeld geschiedt via muntinworp in het apparaat aan de
toegangsslagboom.
Een kwitantie is verkrijgbaar op eenvoudige vraag bij de parkwachter.
§1. De afvalstoffen moeten zoveel als mogelijk op voorhand worden gesorteerd zodat
het verblijfduur van de bezoeker op het containerpark zoveel als mogelijk wordt
beperkt.
§3. Een bezoeker die zich van afvalstoffen of andere zaken die er niet thuis horen
ontdoet op het containerpark, zal door de parkwachter verplicht worden deze
materialen terug te verwijderen op straf van een verbalisering als sluikstort.
§4. Het is verboden afvalstoffen te deponeren voor de toegangspoorten of voor of
over de omheining. Deze gevallen zullen beschouwd worden als sluikstort.
§6. Het is niet toegelaten op het containerpark te roken of op enige andere wijze vuur
te maken.
Het is evenmin toegelaten beschadiging aan te brengen aan het materiaal, de
omheining, de containers, de gebouwen, de beplantingen of de uitrusting.
§10. Het is verboden dieren te laten rondlopen – zelfs niet aan een leiband – op het
containerpark.
§11. Kinderen, jonger dan 12 jaar dienen te zijn vergezeld van een volwassen
begeleider.
§12. De uitbater is niet verantwoordelijk voor daden van derden die letsels aan de
persoon of beschadigingen aan of de diefstal van goederen van zelfde persoon –
bezoeker, tot gevolg hebben.
§16. Ingeval van klachten dienen de bezoekers zich te richten tot de directie van de
Intercommunale Verko. Er zal een onderzoek van de klacht plaatsvinden en de
aanklager zal in kennis worden gesteld van het resultaat van het onderzoek.
§18. Bezoekers die verbale of fysische agressie zouden plegen op de persoon van de
parkwachter zullen eveneens burgerlijk en strafrechtelijk worden vervolgd.
§19. Door het eenvoudige betreden van het containerpark aanvaardt men dit hoofdstuk
gelezen te hebben en het te erkennen.
Alle aangeleverde afvalstoffen, inclusief herbruikbare goederen welke bestemd zijn voor
het kringloopcentrum, worden eigendom van de uitbater, van zodra ze door de bezoeker
overeenkomstig dit reglement worden achtergelaten op het containerpark. Deze
afvalstoffen mogen in geen geval door bezoekers terug meegenomen worden (met
uitzondering waar het gaat om gebroken snoeihout t.b.v. het thuiscomposteren mits
akkoord van de parkwachter). Het overdragen van afvalstoffen en kringloopgoederen
tussen de bezoekers onderling, op het containerpark of op de terreinen van Verko of van
DDS, is verboden.
Oud papier en karton moeten in zuivere toestand worden aangebracht; lege dozen
moeten worden verscheurd of in elkaar gevouwen.
Zijn geen oud papier en karton: carbonpapier, vinylpapier, vetpapier, behangpapier,
aluminiumpapier, geplastificeerd – of zelfklevend papier, drankkartons, plastic –
touwtjes of metalen bindmaterialen mogen eveneens niet worden achtergelaten in de
container voor oud papier en karton.
Hoeveelheidbeperking: geen.
Hoeveelheidbeperking: de bezoeker mag maximum 1m³ per dag per gezin van dit
materiaal aanbrengen.
Hoeveelheidbeperking: de bezoeker mag maximum 1m³ per dag per gezin van dit
materiaal aanbrengen.
§4. Motorolie:
Deze vetten en oliën moeten in gebruikte doch verder zuivere toestand worden
aangeleverd en moeten ontdaan zijn van organische stoffen (zoals frietresten
e.d.). Ze mogen ook niet vermengd zijn met motoroliën.
§6. Metalen:
Hieronder wordt verstaan: metalen zoals ijzer, zink, koper, brons, tin e.a. die in
de vorm van draden, platen, buizen enz. worden aangeleverd. Lichte
verontreinigingen met kunststoffen, hout en andere kunnen worden toegelaten.
Verder behoren ook tot deze categorie van afvalstoffen: afspandraad, radiatoren,
niet-elektrische kachels, velgen, lege verfpotten, ketels, en alle andere metalen
gebruiksvoorwerpen of werktuigen van beperkte omvang.
Mogen niet in de container van de metalen worden gedeponeerd: witgoed zoals
koeltoestellen, diepvriestoestellen, wasmachines, droogkasten, vaatwasmachines,
airco‟s, elektrische radiatoren, elektrische kachels, gashouders.
Hieronder wordt verstaan: afval in kleine hoeveelheden die voor mens, dier of
plant gevaarlijk kunnen zijn bij aanraking, inademing, inname enz. Deze
afvalstoffen zijn meestal vervat in kleine gesloten verpakkingen met de
vermelding: gif, batterijen, gebruikte injectienaalden (opgeborgen in een veilige
verpakking), spuitbussen, lijmen, zuren, basen, insecticiden, sproeimiddelen,
sterke reinigingsmiddelen, ontsmettingsmiddelen e.a.
Teneinde de parkwachter toe te laten de afvalstoffen op de juiste wijze te
identificeren en op te bergen is de bezoeker verplicht de juiste informatie aan hem
te bezorgen.
Vallen niet onder deze noemer: geneesmiddelen, video– en andere cassettes.
Mogen niet worden achtergelaten als K.G.A.: K.G.A.-producten vervat in een
lekkende verpakking.
Hoeveelheidbeperking: geen
§10. Accu’s:
Hieronder wordt verstaan: flessen, bokalen, vazen (ontdaan van deksels, stoppen
en doppen en voldoende gereinigd). De bezoeker moet het glas sorteren op kleur:
enerzijds wit glas en anderzijds gekleurd glas (groen, bruin…).
Hoeveelheidbeperking: geen.
§13. Snoeihout:
Hoeveelheidbeperking: de bezoeker mag maximum 4m³ per dag per gezin dag
aanleveren.
§14. Tuinafval:
§15. Boomstronken:
§16. Houtafval:
Hieronder wordt verstaan: paletten, bekistingen, deuren, ramen ontdaan van het
glas, kasten, banken, stoelen enz. al dan niet beschilderd.
Hoeveelheidbeperking: geen.
Hieronder worden verstaan; zuiver wit piepschuim zoveel als mogelijk in kleinere
stukken gebroken. Voornamelijk het piepschuim dat afkomstig is van
verpakkingen en isolatie wordt hier beoogd.
Vallen niet onder deze noemer: vlees- en visschaaltjes.
Hoeveelheidbeperking: geen.
Hoeveelheidbeperking: geen.
De aandacht van de bezoeker wordt gevestigd op het feit dat iedereen oude
autobanden mag afgeven bij een bandencentrale of garagist en dit zonder kosten.
§22. Plasticfolies:
§23. Luierafval:
Hoeveelheidbeperking : geen.
§26. Grofvuil:
Het moet dus werkelijk gaan om afvalstoffen waarvoor door Verko geen enkele
wijze van inzameling of recyclage wordt georganiseerd of aangeboden.
Art. 6.16.1.
De uitbater van een private vaste of verplaatsbare inrichting aan of langs de openbare
weg die voedingswaren of dranken verkoopt of aanbiedt die buiten de inrichting worden
verbruikt (drankautomaat, snackbar, frituur, ijssalon, e.d.) dient op een behoorlijke
wijze, duidelijk zichtbare en goed bereikbare afvalrecipiënten te voorzien.
Art. 6.16.2.
Art. 6.16.3.
Art. 6.16.4.
Indien op het grondgebied van de gemeente een evenement plaatsvindt, kan het
college van burgemeester en schepenen voorwaarden opleggen in verband met afval
(voorkomen, inzamelen …(niet limitatief)).
Art. 6.18.1.
Art. 6.18.2.
Art. 6.18.3. Klachten met betrekking tot de niet-naleving van artikel 6.18. kunnen
gemeld worden aan VERKO die deze klachten gebundeld zal bezorgen aan de bevoegde
diensten bij de Openbare Vlaamse Afvalstoffen Maatschappij en het gemeentebestuur.
Art. 6.19.1.
Het is verboden regen-of afvalwater afkomstig van dakgoten van private eigendommen
op de openbare weg te laten lopen.
§1. Behoudens wat voorzien is in het afvalstoffendecreet, zijn eigenaars en/of huurders
van gebouwen of percelen in het kader van de bescherming van de
6.20. INBREUKEN
Art. 7.1.1. Als kermis wordt beschouwd elke manifestatie ingericht of voorafgaandelijk
toegelaten door de gemeente om, op vastgestelde plaatsen en tijdstippen, de uitbaters
van kermisattracties of van vestigingen van kermisgastronomie, die er producten of
diensten aan de consument verkopen, samen te brengen.
DENDERBELLE
LEBBEKE
WIEZE
Art. 7.1.3.
Art. 7.1.4.
Ter gelegenheid van publieke feestelijkheden, niet opgenomen in artikel 7.1.2., kan het
college foorinstellingen toelaten.
Art. 7.1.5.
Op het foorterrein mogen alleen die wagens geplaatst worden die onmisbaar zijn voor de
exploitatie van de kermisattracties en de vestigingen met kermisgastronomie.
Op het foorterrein zullen geen woonwagens en/of slaapwagens worden toegelaten die
niet voorzien zijn van chemische toiletten of andere, die als volstrekt hygiënisch kunnen
aanvaard worden. Blijven de eigenaars in gebreke om met vereiste spoed de bevelen tot
het verplaatsen of verwijderen van de desbetreffende wagens uit te voeren, dan kan dit
gebeuren door de zorgen van het gemeentebestuur, op kosten en risico‟s van de nalatige
kermisuitbater.
Het kermismaterieel dient 24 uur na de laatste dag van de kermis te worden afgebroken
en verwijderd.
Art. 7.1.8.
Elke deelnemer aan de onder artikel 1 vermelde kermissen verbindt er zich toe opgesteld
te blijven gedurende de gehele duur van de desbetreffende kermis, en zijn inrichting
open te houden zoals hierna vermeld:
Art. 7.1.9.
Het is verboden gebruik te maken van verwarmingstoestellen die niet voldoen aan de
vigerende veiligheidsvoorschriften, of die gassen of rook doen ontsnappen.
Elke kermisattractie of vestiging met kermisgastronomie moet uitgerust zijn met een
poederbrandblusapparaat van minimum 6kg ABC.
Art. 7.1.11. Organisatie van kermisactiviteiten op het openbaar domein buiten openbare
kermissen.
Eenieder die een standplaats wenst in te nemen op één of meerder plaatsen van het
openbaar domein buiten de openbare kermissen om een kermisattractie of vestiging van
kermisgastronomie met of zonder bediening aan tafel uit te baten dient dit voor de
kermisactiviteit schriftelijk per aangetekende brief met ontvangstbewijs, hetzij bij
Art. 7.1.12.
Het is de kermisuitbaters verboden schade aan te richten aan het openbaar domein.
Onder geen enkel voorwendsel mogen zij hun inrichting bevestigen in het wegdek, aan
bomen, verlichtingspalen en verkeerstekens.
Eventuele schade aangebracht aan het openbaar domein wordt onmiddellijk geschat door
een afgevaardigde van het gemeentebestuur.
Het schadebedrag wordt bekrachtigd door het college van burgemeester en schepenen
en is onverwijld door de schuldenaar te betalen in handen van de gemeenteontvanger.
Art. 7.1.13.
Art. 7.1.14.
Elke kermisuitbater die aan één van de onder 1 vermelde kermissen deelneemt machtigt
het college van burgemeester en schepenen om op zijn kosten en risico te handelen
indien nalatigheid wordt vastgesteld van de opgelegde voorwaarden.
Door deel te nemen aan één van bovenvermelde kermissen erkent de standplaatshouder
kennis te hebben genomen van onderhavig reglement waardoor hij geen onwetendheid
kan inroepen.
De kermisuitbater verbindt zich ertoe alle hierin opgenomen bepalingen stipt te zullen
naleven.
Art. 7.1.16.
Art. 7.1.17.
7.2 . MARKTEN
PLAATS: Dorpsplein en zo nodig op een andere plaats aan te duiden door het
college van burgemeester en schepenen.
PLAATS: Denderbelle
UUR en DAG Dinsdagvoormiddag – in de loop van de maand augustus.
De markt begint om 8.00 uur en eindigt om 13.00 uur.
OPSTELLING: De marktkramers mogen hun standplaats innemen vanaf
7.00 uur.
Een half uur na het beëindigen van de markt moeten alle voertuigen,
kramen en goederen van de standplaats verwijderd zijn.
De marktkramers moeten hun standplaats volledig reinigen en hun
afval meenemen.
SPECIALISATIE: Veemarkt en markt van gemengd productaanbod.
PLAATS: Wieze
UUR en DAG Zaterdagnamiddag volgend op Pinksterweekend.
De markt begint om 13.00 uur en eindigt om 18.00 uur.
OPSTELLING: De marktkramers mogen hun standplaats innemen vanaf 12.00 uur.
Een half uur na het beëindigen van de markt moeten alle voertuigen,
kramen en goederen van de standplaats verwijderd zijn.
De marktkramers moeten hun standplaats volledig reinigen en hun
afval meenemen.
SPECIALISATIE: Veemarkt en markt van gemengd productaanbod.
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn ook van toepassing op de andere markten en
braderijen die in de gemeente Lebbeke georganiseerd worden.
Art. 7.2.3.
Een standplaats op de openbare markt kan enkel toegekend worden aan de houders van
een machtiging om ambulante activiteiten uit te oefenen of aan personen die een
erkenning bezitten voor verkopen met menslievend doel, conform de artikels 2 tot 6 van
het koninklijk besluit van 3 april 1995 betreffende de uitoefening van ambulante
activiteiten en de organisatie van openbare markten conform de modaliteiten in het
reglement met betrekking tot de organisatie van ambulante activiteiten op de openbare
markten en op het openbaar domein buiten de openbare markten op het grondgebied
van de gemeente Lebbeke.
Elk kraam of elke winkelwagen moet uitgerust zijn met een poederbrandblusapparaat
van minimum 6kg ABC.
De kramen of winkelwagens moeten op zodoende wijze worden ingericht dat geen
brandbare, schadelijke, hinderlijke en/of onwelriekende vloeistoffen op de grond kunnen
druipen. Indien zulks onmogelijk blijkt, moeten de marktkramers deze vloeistoffen in
emmers of waterdichte kuipen opvangen.
Voor de winkelhuizen zal er tussen de kramen een opening gelaten worden van minimum
1,20 meter teneinde de toegang ervan niet te belemmeren.
De voetpaden moeten tussen de achterzijde van de kramen en de voorgevels van de
woningen ten minste één meter vrij blijven en de doorgang ervan mag niet belemmerd
worden.
Een kraam met afmetingen tussen 12 en 15 meter lengte mag niet geplaatst worden
vóór drie aan elkaar palende winkelhuizen.
Art. 7.2.6.
Het is verboden:
1. het wegdek te beschadigen door het inslaan van piketten of andere voorwerpen
dienstig voor het vastmaken van het marktkraam of de marktwagen;
2. geluidversterkers te gebruiken of op de een of andere wijze storende geluiden te
uiten voor het aanprijzen van de koopwaren;
3. gebruik te maken van hogedruktoestellen of voegen uit te slijpen door middel van
slijptoestellen, vrachtwagens of firma wagens te parkeren die de marktactiviteiten
kunnen hinderen wanneer er werken doorgaan op de plaatsen waar de wekelijkse
markt plaatsheeft.
Art. 7.2.7.
Eenieder die een standplaats wenst in te nemen op één of meerdere plaatsen van het
openbaar domein buiten de openbare markten om ambulante activiteiten uit te oefenen
dient dit voorafgaand aan te vragen bij het college van burgemeester en schepenen.
Elke persoon die een ambulante activiteit uitoefent op het openbaar domein, dient zich te
identificeren aan de hand van een leesbaar uithangbord, zichtbaar geplaatst op het
kraam of het voertuig, indien hij de activiteit aan het kraam of het voertuig uitoefent. Het
bord moet eveneens door de aangestelden aangebracht worden wanneer deze alleen
werken.
Art. 7.2.9.
Vanaf 30 minuten voor aanvang van de markt tot wanneer alle voertuigen, kramen en
goederen van de standplaats verwijderd zijn is het absoluut verboden om zich op het
marktparcours door middel van een voertuig te verplaatsen, uitgezonderd de
hulpdiensten.
Art. 7.2.10.
Art. 7.3.
Inbreuken op de bepalingen van dit hoofdstuk 7 worden gesanctioneerd met een
administratieve geldboete van maximum 250,00 EUR.
Bij herhaling van de inbreuk kan de toelating worden ingetrokken of geschorst.
Art. 8.1.1.
Art. 8.1.2.
Gedurende de optocht van een stoet is het aan alle voertuigen verboden de stoet voorbij
te rijden of te hinderen of in te voegen.
Art. 8.1.3.
Art. 8.1.4.
Art. 8.1.5.
Art. 8.1.6.
Art. 9.1.1.
Art. 9.1.2.
a. E.G.ambtenaren - gezien hun persoonlijk statuut - die een bewijs kunnen voorleggen
van verblijf op het grondgebied van de gemeente, alsook hun echtgenoten en de ten
hunne laste zijnde aanverwanten, alhoewel zij niet ingeschreven zijn in het bevolkings- of
vreemdelingenregister van Lebbeke;
b. personen die buiten de gemeente zijn gaan wonen maar die in de periode van 30 jaar
voorafgaand aan hun overlijden, tenminste 20 jaar ingeschreven waren in het
bevolkings- of vreemdelingenregister van Lebbeke.
c. een ongehuwde dochter of zoon waarvan de ouders wel ingeschreven zijn in het
bevolkings- of vreemdelingenregister van Lebbeke.
d. ten uitzonderlijke titel en voor zover de overledene een bijzondere relatie heeft gehad
met de gemeente, mits toestemming van de burgemeester.
Art. 9.1.3.
personen overleden in een andere gemeente, niet behoren tot de bevolking en geen
grafconcessie op de gemeentelijke begraafplaats bezitten.
Art. 9.1.4.
De begraafplaatsen zijn toegankelijk voor het publiek tussen 1 mei en 30 september van
8.00 uur tot 12.00 uur en van 13.00 uur tot 17.00uur.
Van 1oktober tot 30 april van 09.00 uur tot 12.00 uur en van 13.00 uur tot 17.00 uur.
Op 1 en 2 november worden bezoekers toegelaten van 8.00 uur tot 17.00 uur.
Art. 9.1.5.
Art. 9.1.6.
Vanaf de laatste werkdag van oktober tot en met 2 november is het eveneens verboden
de grafzerken schoon te maken.
Art. 9.1.7.
Art. 9.1.8.
Het is verboden:
9.2. LIJKBEZORGING
Art. 9.2.1.
Elk overlijden in de gemeente, wordt zonder verwijl aangegeven aan de ambtenaar van
de burgerlijke stand. Dit geldt eveneens in geval van ontdekking van een menselijk lijk
op het grondgebied van de gemeente.
Art. 9.2.3.
Art. 9.2.4.
Art. 9.2.5.
Tot kisting mag slechts worden overgegaan nadat het overlijden werd vastgesteld door
de ambtenaar van de burgerlijke stand, op voorlegging van het daartoe nodige
doktersattest.
Een balseming, voorafgaand aan de kisting, kan in de door de Koning bepaalde gevallen
toegelaten worden.
Art. 9.2.6.
De kisting van het te cremeren of naar het buitenland (met uitzondering van Luxemburg
en Nederland), te vervoeren stoffelijke overschot heeft plaats in aanwezigheid van de
burgemeester of diens afgevaardigde, die de toepassing van de wettelijke en
reglementaire bepalingen nagaat.
Art. 9.2.7.
Art. 9.2.8.
Behalve om te voldoen aan een rechterlijke beslissing mag de kist na de kisting niet
meer geopend worden.
Art. 9.3.1.
Wanneer het stoffelijk overschot zich op het grondgebied van de gemeente bevindt,
wordt het vervoer door een private onderneming waargenomen onder het toezicht van
het gemeentebestuur dat ervoor zorgt dat het vervoer ordelijk en met de aan de
overledene verschuldigde eerbied verloopt.
De lijken moeten met een lijkwagen of een daartoe speciaal uitgeruste wagen vervoerd
worden.
Art. 9.3.2.
a) het vervoer, buiten het grondgebied van de gemeente, van de lijken van de
personen die er overleden of dood aangetroffen werden;
b) het vervoer, naar een plaats op het grondgebied van de gemeente, van de lijken
van personen die er niet zijn overleden of dood aangetroffen werden.
Art. 9.3.3.
Voor zover stoffelijke overschotten van de in België overleden personen naar het
buitenland moeten vervoerd worden, is het vervoer, naargelang het geval, onderworpen
aan de formaliteiten vermeld in:
a) het KB van 8 maart 1967, wanneer het lijk moet vervoerd worden naar
Luxemburg of Nederland;
b) het akkoord van Straatsburg van 26 oktober 1973, wanneer het lijk moet
vervoerd worden naar een ander land dan vermeld onder a) en dat het akkoord
van Straatsburg ondertekend heeft;
c) het Regentsbesluit van 20 juni 1947, wanneer een lijk moet vervoerd worden naar
een land, niet bedoeld in a) of b).
Art. 9.3.4.
Het vervoer van gecremeerde lijken is vrij, doch dient te gebeuren volgens de regels van
welvoeglijkheid.
9.4. MORTUARIUM
Art. 9.4.1.
1. het bewaren in afwachting van de begraving, van de gevonden lijken die nog
dienen geïdentificeerd te worden;
2. het ontvangen van het stoffelijk overschot van overleden personen die niet
kunnen bewaard worden op de plaats van overlijden of hun woonplaats;
3. het opnemen van lijken waarop ingevolge rechterlijke beslissing een lijkschouwing
moet worden verricht;
4. het bewaren van stoffelijke overschotten voor vrijwaring van de openbare
gezondheid;
5. het bewaren van lijken waarvan de overbrenging is gevraagd door de familie of,
bij ontstentenis, door elke belanghebbende, na machtiging van het
gemeentebestuur.
Art. 9.4.2.
ONVERGUNDE GROND
Art. 9.5.1.
De graven op deze percelen zullen eenvormige oppervlakten hebben van 1 op 2,20m per
lijk
Art. 9.5.2.
Art. 9.5.3.
De onderbouw van de grafzerken dient op dezelfde hoogte te zijn aangebracht als deze
van het eerste graf op dezelfde rij als de betreffende zerk. Het eerste graf van een rij
dient te worden aangelegd onder toezicht van de grafmaker of een afvaardiging van de
gemeentelijke technische dienst.
Art. 9.5.4.
Het is verboden een fundering te maken voor het ondersteunen van de grafzerken.
VERGUNDE GROND
Art. 9.5.5.
De eventuele zerken die hierop zullen geplaatst worden dienen te voldoen aan de
voorschriften van ons bestuur wat betreft de hoogte, breedte en lengte.
Breedte: 0,99m voor een enkele zerk en 1,99m voor een dubbele zerk
Lengte: 2m
Art. 9.5.6.
De onderbouw van de grafzerken dient op dezelfde hoogte te zijn aangebracht als deze
van het eerste graf of dezelfde rij als de betreffende zerk.
Het eerste graf van een rij dient te worden aangelegd onder toezicht van de grafmaker of
van een afgevaardigde van de gemeentelijke technische dienst.
KELDERGRONDEN
Art. 9.5.7.
In de grafkelders worden lijken horizontaal bijgezet op een diepte van tenminste 0,8m.
Het aanleggen van graven boven de grond is verboden behoudens bijzonder verlof van
de provinciegouverneur verleend op eensluidend advies van de provinciale
gezondheidsinspectie, en behoudens de afwijkingen volgend uit de wet.
Bijzettingen in bouwwerken als bedoeld in het tweede lid, die nu zouden bestaan, mogen
nochtans verder plaats hebben zoals in het verleden.
De percelen geconcedeerd voor het begraven in een grafkelder hebben een oppervlakte
van 1 x 2,5m = 2,5m².
Gaat het om een grafkelder voor het begraven van twee personen worden de lijken
boven elkaar begraven.
In de reeds bestaande kelders mogen, zo de bouw van deze kelders dit toelaat,
hoogstens 4 lijken boven elkaar begraven worden.
Art. 9.5.9.
De grafzerken dienen aan de sluiten. Er mag bijgevolg geen plaats tussen de zerken
openblijven.
Art. 9.5.10.
De werkplaats die geopend wordt met het oog op de bouw van de grafkelder moet
behoorlijk aangeduid zijn.
De kuil mag slechts open blijven gedurende de tijd nodig voor de bouw van de
grafkelder, die niet langer dan 14 kalenderdagen mag duren.
Art. 9.5.11.
Het lijk dat bestemd is om in een grafkelder te begraven, en waarvan de bouw nog niet
is afgewerkt, zal voorlopig geplaatst worden in de gemeentelijke grafkelder en dit voor
een maximumduur van 30 dagen.
Art. 9.5.12.
Een grafkelder mag maar opengedaan worden voor een latere bijzetting en mits toelating
van de ambtenaar van de burgerlijke stand.
Het parket kan, in wel bepaalde gevallen, bevelen tot opening van een kelder over te
gaan.
URNENVELD
Art. 9.5.13.
Urnen van gecremeerde lijken kunnen begraven worden op het urnenveld ofwel
I. op onvergunde grond
Art. 9.5.14.
De percelen voor het begraven van een urne hebben een eenvormige oppervlakte van
50cm op 50cm.
Het grafteken wordt uitgevoerd in graniet, gemaakt uit platen van 3cm dikte.
De twee zijkantplaten hebben een hoogte gaande van 10cm aan de achterzijde naar 4cm
aan de voorzijde, met een totale breedte van 46cm.
De achterzijde-plaat heeft een lengte van 40cm op een hoogte van 10cm.
Het grafteken wordt op een betonnen ondergrond geplaatst van 46cm op 46cm.
Art. 9.5.15.
Art. 9.5.16.
Het is verboden om rond de graftegel een andere bedekking aan te brengen dan degene
die is aangebracht door de gemeente.
COLUMBARIUM
Art. 9.5.17.
Urnen van gecremeerde personen kunnen bijgezet worden in het columbarium ofwel
Art. 9.5.18.
In een onvergunde nis zal er maar één urne mogen geplaatst worden voor een maximum
duur van 15 jaar.
Art. 9.5.19.
Een granietsteen moet de volledige nis bedekken. De tekst zal in de tegel gegraveerd
worden in witte of grijze kleur. Het graveren is altijd ten laste van de nabestaanden en
gebeurt na voorafgaandelijke verwittiging aan ons bestuur.
Art. 9.5.21.
STROOIWEIDE
Art. 9.5.22.
Art. 9.5.23.
Art. 9.5.24.
KINDERKERKHOF
Art. 9.5.25.
Voor de begravingen in volle grond van het stoffelijk overschot van kinderen jonger dan
7 jaar wordt, met uitzondering van het urnenveld, een afzonderlijk perceel grond
aangeworven.
Art. 9.5.26.
Art. 9.5.27.
Breedte: 0,60m
Hoogte: 0,70m
EREPARK
Art. 9.5.28.
Het erepark van Lebbeke-centrum is bestemd voor begraving in volle grond, bijzetting in
het columbarium of uitstrooiing op de strooiweide.
Het erepark van Denderbelle en Wieze is bestemd voor begraving in volle grond of
bijzetting in het columbarium.
Art. 9.5.29.
Art. 9.5.30.
Art. 9.6.1.
Na het verstrijken van de termijn en bij niet herstelling zal bij besluit van het college een
einde worden gemaakt aan de concessie. De materialen die door verzoek niet worden
weggenomen worden eigendom van de gemeente.
Art. 9.6.2.
Art. 9.6.3.
Het maken van afsluitingen of omheiningen rond een graf is verboden, eveneens het
maken van kniel- en zitbanken aan de graven.
Art. 9.6.4.
Beplantingen en bloemen mogen niet over de aanpalende graven, noch over de wegen
hangen. Het planten van bomen en heesters is verboden. Verwelkte bloemen en planten,
evenals verwaarloosde bloemstukken zullen ambtshalve verwijderd worden.
Art. 9.6.5.
De materialen tot het oprichten van graftekens moeten geheel afgewerkt aangevoerd
worden, klaar om onmiddellijk geplaatst te worden. Eventuele inscripties dienen mede op
de graftekens aangebracht te zijn.
De gekozen materialen mogen het algemeen uitzicht van de begraafplaats niet storen. Zij
moeten kleurvast en weerbestendig zijn.
Art. 9.6.6.
Art. 9.6.7.
Art. 9.6.8.
De persoon/firma die belast is met het plaatsen van een grafzerk of grafkelder, dient
vooraf de toelating te vragen op het gemeentehuis (dienst burgerlijke stand) door
middel van een aanvraagformulier. Na het bekomen van de nodige toelating zal deze
zich voor de aanvang der werken in verbinding stellen met de door de gemeente
aangestelde grafmaker.
9.7. ONTGRAVINGEN.
Art. 9.7.1.
Het recht verschuldigd bij ontgraving wordt vastgesteld door het retributiereglement. Alle
kosten zijn ten laste van de aanvragers.
Art. 9.7.2.
1. om een lijk of de urne over te brengen van een al dan niet-geconcedeerd graf
naar een geconcedeerd graf
2. op bevel van de gerechtelijke overheid
3. wegens een bestuurlijke beslissing.
Art. 9.7.3.
De aanvraag tot ontgraving dient door de nabestaande schriftelijk te worden gericht aan
de burgemeester.
1. dag en uur waarop de ontgraving zal geschieden worden in overleg met de dienst
van de begraafplaatsen vastgesteld;
2. het grafteken, de beplantingen en alle andere voorwerpen die het openleggen van
het graf kunnen bemoeilijken of beletten moeten verwijderd worden vooraleer tot
opgraving wordt overgegegaan;
3. het openleggen van het graf, het openen van de grafkelders, het lichten van de
kist uit het graf en het vullen van de kuil geschieden door de zorgen van de
gemeente;
Art. 9.7.4.
Indien de staat van de opgegraven kist het vereist, schrijft de burgemeester voor, dat ze
hernieuwd wordt of dat elke maatregel wordt genomen die van aard is de welvoeglijkheid
of de openbare orde en gezondheid te beschermen.
Art. 9.7.5.
Het is niet toegelaten een lijk te ontgraven om het een graf te geven van kortere duur
dan degene die oorspronkelijk werd bepaald.
Art. 9.7.6.
Indien het op te graven lijk naar een andere begraafplaats op het grondgebied of naar
die van een andere gemeente moet overgebracht worden, is het verplicht de opgegraven
kist in een hermetisch gesloten omhulsel te plaatsen alvorens zij mag vervoerd worden.
Art. 9.7.7.
Voor crematie na opgraving is het verlof tot ontgraving vereist. Na het verlenen van dit
verlof wordt een behoorlijk gemotiveerde aanvraag om verlof tot crematie door de
ambtenaar van de burgerlijke stand doorgestuurd aan de procureur des Konings.
Art. 9.8.
De inbreuken op de bepalingen van hoofdstuk 9, voor zover niet voorzien van een
bijzondere sanctie, kunnen gesanctioneerd worden met een administratieve geldboete
van maximum 250,00 EUR.
Art. 10.1.
Art. 10.2.
Art. 10.3.
De wachtbekkens zijn gratis toegankelijk voor het publiek. Toegang kan worden
verboden aan personen die zich niet schikken naar de respectievelijke reglementen van
inwendige orde.
Art. 10.4.
Art. 10.5.
Art. 10.6.
Het is verboden voorwerpen, papier, afval en dergelijke achter te laten in de
wachtbekkens. Papier en afvalmanden zijn voorzien.
Art. 10.7.
Het is verboden beschadigingen, van welke aard ook aan de infrastructuur of aan de
fauna en flora aan te brengen. Het is verboden beplantingen of bomen in het algemeen
te beschadigen of te vernielen.
Art. 10.8.
Art. 10.10.
Het is verboden publiciteit of reclame, onder welke vorm dan ook, op te hangen of
tentoon te spreiden in de wachtbekkens.
Art. 10.11.
Het is verboden om de rust te verstoren door het gebruik van geluidsinstallaties, radio‟s
of gelijkaardige apparatuur.
Art. 10.12.
Art. 10.13.
Art. 10.14.
Art. 10.15.
AFDELING 1 - TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 11.1.
Artikel 11.2.
De gemeenteraad wijst in een afzonderlijk besluit een ambtenaar aan die bevoegd is voor
het opleggen van de administratieve geldboete.
AFDELING 3 - HERHALING
Artikel 11.3.
Artikel 11.4.
De persoon, eigenaar van een instelling, aan wie reeds tweemaal een administratieve
boete werd opgelegd naar aanleiding van een overtreding die verband houdt met die
instelling, kan worden gesanctioneerd met de administratieve sluiting van de instelling
gedurende een termijn van maximum drie maanden.
Artikel 11.5.
Artikel 11.6.
Bij samenloop van een overtreding waarvoor een administratieve geldboete voorzien is
én een overtreding waarvoor een administratieve schorsing of intrekking van een door de
gemeente afgeleverde toestemming of vergunning of een administratieve sluiting van
een instelling, wordt alleen de schorsing, intrekking of sluiting uitgesproken.
Artikel 11.7.
Artikel 11.8.
§2. De overtreder wordt in kennis gesteld van de feiten, die hem ten laste worden
gelegd, evenals van een kopie van het proces-verbaal of bestuurlijk verslag. In de
kennisgeving wordt de overtreder eveneens gewezen op de mogelijkheid tot inzage van
zijn dossier en tot bijstand door een raadsman.
§3. De overtreder dient zijn verweerschrift, met een eventueel verzoek tot mondelinge
verdediging van zijn zaak, ook bij een ter post aangetekende zending te versturen
uiterlijk de vijftiende dag na de dag van ontvangst van de kennisgeving bedoeld in de
vorige paragraaf.
§4. Het verzoek tot mondelinge verdediging van zijn zaak is enkel mogelijk indien het
een overtreding betreft die gesanctioneerd wordt met een geldboete die hoger is dan
62,50 euro.
§5. De aangewezen ambtenaar bepaalt in dit geval de dag waarop dit mondeling
onderhoud plaatsvindt, rekening houdend met het feit dat het onderhoud binnen de
twintig werkdagen, te rekenen van de datum van verzending van het verweerschrift,
moet plaatsvinden.
Artikel 11.9.
De betrokkene wordt met een aangetekend schrijven in kennis gesteld van de beslissing
van de sanctionerende ambtenaar.
Artikel 11.10.
Artikel 11.11.
Artikel 11.12.
Artikel 11.13.
Artikel 11.14.
Artikel 11.15.
Indien door de dader tot (schriftelijk bewezen) vergoeding of herstelling van de schade
werd overgegaan, kan de sanctionerende ambtenaar overwegen om een minder zware
boete of helemaal geen sanctie op te leggen.
Artikel 11.16.
Artikel 11.17.
Artikel 11.19.
Vervolgens wordt aan de overtreder door per post aangetekende brief of brief tegen
ontvangstbewijs meegedeeld dat er aanwijzingen zijn dat er nog steeds een inbreuk is en
dat het college overweegt een sanctie (schorsing of intrekking van de vergunning,
sluiting van de instelling) op te leggen. Bij deze mededeling deelt men ook mee waar en
wanneer het dossier kan worden ingekeken, waar en wanneer betrokkene zal worden
gehoord, en dat hij zich mag laten bijstaan of vertegenwoordigen door een raadsman.
Artikel 11.20.
De hoorzitting kan maar plaatsvinden als de meerderheid van het college van
burgemeester en schepenen aanwezig is. De hoorzitting wordt genotuleerd en de
aanwezigen worden bij het einde van de zitting uitgenodigd de notulen te ondertekenen.
Artikel 11.21.
Bij het nemen van de beslissing zijn in het college van burgemeester en schepenen
minstens vijf dezelfde leden aanwezig als tijdens de hoorzitting.
Artikel 11.22.
Artikel 11.23.
Bij overtreding, en wanneer ieder uitstel gevaar kan opleveren, wordt de eigenaar of de
verantwoordelijke hiervan, door een bevel van de burgemeester verzocht de opgelegde
werken uit te voeren.
Indien binnen de tien dagen na de ontvangst van dit bevel niet werd overgegaan tot
uitvoering van de voorziene werken, zal de burgemeester hiertoe van ambtswege
overgaan, zonder verdere verwittiging en op kosten en risico van de overtreder.