Vous êtes sur la page 1sur 16

SLO is het nationaal expertisecentrum voor leerplan-

ontwikkeling. Al 30 jaar geven wij inhoud aan leren en


Leermiddelen-
monitor
innovatie in de driehoek tussen overheid, wetenschap en
onderwijspraktijk. Wij leveren gewaardeerde
expertise op het terrein van doelen, inhouden en
organisatie van leren. Zowel in Nederland als daarbuiten.

Door die jarenlange expertise weten wij wat er speelt


en zijn wij als geen ander in staat trends, ontwikkelingen
en maatschappelijke vraagstukken te duiden en in een
breder onderwijskader te plaatsen. Dat doen we op een
open, innovatieve en professionele wijze samen met
beleidsmakers, scholen, universiteiten
en vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven.

2007
SLO • nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling
SLO

Piet Heinstraat 12
7511 JE Enschede

Postbus 2041
7500 CA Enschede

T 053 484 08 40
F 053 430 76 92
E info@slo.nl

www.slo.nl
SLO Leermiddelenmonitor 2007
De Leermiddelenmonitor van SLO is een jaarlijks onderzoek naar het selectieproces en gebruik van

leermiddelen door leraren in het basis- en voortgezet onderwijs. Er is op het gebied van leermiddelen

veel gaande, denk bijvoorbeeld aan de invoer van elektronische leeromgevingen, het grotere aanbod

van digitale leermiddelen en nieuwe aanbieders van leermiddelen, onder andere via internet. Dit

onderzoek draagt bij aan een beter inzicht in deze ontwikkelingen. De vragen die centraal staan in

deze rapportage zijn onder meer: welke leermiddelen gebruiken leraren, waar zoeken en vinden ze

die? Welke informatie over leermiddelen is daarbij van belang, en hoe liggen de verhoudingen tussen

digitale en papieren leermiddelen? Hoeveel tijd besteden leraren aan methoden en niet-methode-

gebonden leermiddelen?

Voor dit onderzoek is een digitale vragenlijst gemaakt. Deze lijst is in november en december 2007 uitgezet. Aan het
onderzoek hebben meer dan 800 onderwijsmensen uit het primair en voortgezet onderwijs deelgenomen, waaronder
meer dan 75% leraren. Andere deelnemers waren intern begeleider, ict-coördinator, sectieleider of anderszins leiding-
gevend of ondersteunend. De verdeling tussen primair en voortgezet onderwijs is respectievelijk 30 en 70 procent, de
verhouding vrouw en man 35 en 65 procent en de gemiddelde leservaring 22 jaar.

Dit rapport is als volgt opgebouwd. Na de definiëring van methodegebonden en niet-methodegebonden leermiddelen
en van papieren en digitale leermiddelen volgt een samenvatting met de belangrijkste uitkomsten van het onderzoek.
Daarna wordt er dieper ingegaan op de uitkomsten, waarbij de volgende indeling wordt aangehouden:

 • Methodekeuze
Leermiddelen
monitor • Gebruik van niet-methodegebonden leermiddelen
• Gebruik van methoden en niet-methodegebonden leermiddelen of een combinatie
• Gebruik van papieren en digitale leermiddelen of een combinatie.
Onder methodegebonden leermiddelen wordt verstaan: een samenhangend arrangement van
leermiddelen voor leerlingen en leraren, dat betrekking heeft op een vak of vakgebied en
afgestemd is op de verschillende niveaus (bijvoorbeeld primair onderwijs, vmbo of vwo). Een
voorbeeld is de methode “Nieuw Nederlands” voor de onderbouw VO of “Pluspunt” voor PO.
Methoden worden in de regel uitgegeven door educatieve uitgeverijen.

Niet-methodegebonden leermiddelen kunnen naast of in plaats van de methode gebruikt wor-


den. De niet- methodegebonden leermiddelen kunnen gemaakt zijn door een leraar, groepen
leraren (georganiseerd binnen de school), uitgevers en andere partijen. Niet-methodegebon-
den leermiddelen bestaan zowel op papier als in digitale vorm. Een voorbeeld van een niet-
methodegebonden leermiddel is een (digitale) lesbrief van Milieudefensie over regenwouden.

Papieren leermiddelen kunnen methodegebonden en niet-methodegebonden leermiddelen


zijn. De verschijningsvorm is folio, ofwel druk.

Digitale leermiddelen kunnen eveneens methodegebonden en niet-methodegebonden


leermiddelen zijn. De verschijningsvorm is zodanig dat er een computer nodig is om de
leermiddelen te gebruiken. Te denken valt aan CD-roms, DVD’s, educatieve software en
webpagina’s.

De belangrijkste uitkomsten...

Alle leraren maken ten minste 2/3 van de lestijd gebruik van methoden. De doorlooptijd van
methoden in het PO is veel groter dan in het VO: 8,9 tegen 5,6 jaar. Scholen vervangen methoden
als ze inhoudelijk en/of didactisch verouderd zijn. Leraren kiezen of er een nieuwe methode komt
en welke methode dat wordt. In het keuzeproces speelt internet een belangrijke rol, zo ook erva-
ringen met het werken met de methode. Kosten wegen niet het zwaarst, positieve ervaringen zijn
meer bepalend voor de keuze. De kosten van methoden spelen in VO een grotere rol dan in PO.

Voor onderwijs waarbij actief leren centraal staat, is het aandeel niet-methodegebonden leer-
middelen groter dan bij meer traditionele vormen van onderwijs. Ook de tijd die met digitale

Leermiddelen
leermiddelen gewerkt wordt, is dan groter. Gemiddeld werkt de leraar meer dan 70% van de lestijd monitor
met papieren leermiddelen. Meer aandacht voor vakkenintegratie in het VO betekent meer gebruik
van digitale leermiddelen. Voor het werken met digitale leermiddelen gebruikt in het VO bijna de
helft van de leraren een elektronische leeromgeving. Leraren die een ELO hebben, geven aan dat
bijna een kwart van de leermiddelen daarmee aangeboden wordt.

Mannen zijn meer “methodegebonden” dan vrouwen, evenals als leraren die langer lesgeven. In het
PO wordt in de onderbouw het minst met methoden gewerkt. In het VO wordt er bij M&M, de
exacte vakken en bij de talen het meest gebruik gemaakt van methoden. Deze vakken gebruiken
ook nog het vaakst papier, in tegenstelling tot de kunstvakken en de meer beroepsgerichte vakken
in het vmbo, waarbij digitale leermiddelen vaker ingezet worden.

Andere leermiddelen dan de methode sluiten beter aan bij de leeromgeving van leerlingen en zijn
leuker. Leraren in het VO geven aan niet genoeg te hebben aan de methode. PO leraren gebruiken
met name spullen die anderen gemaakt hebben, VO leraren maken die zelf. De niet-methodege-
bonden leermiddelen zijn verrijkend en verdiepend en worden gebruikt in projecten. Niet-metho-
de-gebonden leermiddelen zijn vaak digitale leermiddelen en worden dan ook met name gevon-
den op internet, waarbij aanpasbaarheid en beschikbaarheid erg belangrijk zijn. Dat zoeken op
internet kost relatief veel tijd en gebeurt nog betrekkelijk weinig. De meeste leraren zoeken maar
enkele keren per maand.
Methodekeuze

Alle leraren maken gebruik van methoden Percentage lestijd besteed aan verschillende leermiddelen
De resultaten van het onderzoek laten zien dat
alle leraren gebruik maken van methoden.
Gemiddeld maken zij 66% van de lestijd
gebruik van methoden, ongeveer 34% van de
lestijd worden niet-methodegebonden
leermiddelen gebruikt, al dan niet in combina-
tie met methoden.

Alleen methode-
gebonden 21% 20% 20%
leermiddelen

Combinatie 12% 15% 14%

67% 65% 66%


Alleen niet-methode-
gebonden Primair Voortgezet Primair en
leermiddelen Onderwijs Onderwijs Voortgezet
Onderwijs

 Leraren bepalen “of” er een nieuwe


methode moet komen en “welke”
Wie beslist of er / welke nieuwe methode aangeschaft wordt

Leermiddelen %
monitor methode gekozen wordt 
Leraren bepalen nog steeds vooral samen
welke methode gekozen wordt, maar school-
leiders hebben wel meer invloed op de vraag
of er een nieuwe methode mag komen (in PO 
meer dan in VO).








0/ ofOFwelke
WELKEof welke
OF WELKEof welke
OF ofWELKE
welke OF of welke of OF
WELKE welke
WELKE OF WELKE
6/ De $EINDIVIDUELELERAAR
individuele leraar Team van leraren De schoolleider $ESCHOOLLEIDER
4EAMVANLERAREN

0/6/
Scholen vervangen methoden als ze Redenen om een nieuwe methode aan te schaffen
inhoudelijk en/of didactisch verouderd %
zijn 
Redenen om een nieuwe methode aan te
schaffen hebben te maken met de inhoud of
verouderde didactiek. Ook het aansluiten op
belevingswereld en niveau van de kinderen is 
een belangrijke reden. Interessant is dat het
aflopen van contracten niet als belangrijke
reden wordt aangegeven.







0/ )S inhou- )SDIDAC
3LUITNIET
Sluit niet Is Is didac- 3LUITNIET
Sluit niet 3LUITNIET
Sluit niet 3LUITNIET
Sluit niet 3LUITNIET
Sluit niet 7ORDT
Wordt ver-
GOEDAAN
goed aan INHOUDE TISCHVER
delijk tisch ver- GOEDAAN
goed aan GOEDAAN
goed aan GOEDAAN
goed aan goed aan
GOEDAAN VERVANGEN
vangen
6/
BIJHETNI
bij het LIJKVER
verouderd ouderd
OUDERD bij de be-
BIJDEBE BIJDEBE
bij de be- BIJDE
bij de ELO bij het
BIJHET omdat het
OMDATHET
niveau
VEAUVAN OUDERD levings-
LEVINGS hoefte
HOEFTE (Elektroni-
%,/%LEK leerling-
LEERLING contract met
CONTACT
0/6/ de boek-
van de
DELEER wereld
WERELD aan ge-
AANGE sche Leer
TRONISCHE volgsys-
VOLGSYS METDE
leerlingen van leer- ïntegreer- Omge- teem handel/eigen
LINGEN VANLEER tNTE ,EER/M TEEM BOEK
lingen de leer- ving) boekenfonds
LINGEN GREERDE GEVING HANDEL
gebieden afloopt


LEER EIGEN
GEBIEDEN BOEKEN
FONDS
AFLOOPT Leermiddelen
monitor
De doorlooptijd in het PO is veel groter Gemiddelde doorlooptijd van methoden (in jaren)
De doorlooptijd voor methoden is in het PO veel

groter dan in het VO: respectievelijk bijna 9
tegenover 5,6 jaar. In het PO worden leermidde-
len al langer via de lumpsum bekostigd. Het is
interessant om te kijken of de doorlooptijd van 
methoden in het VO na de invoering van de
nieuwe bekostigingstructuur voor leermiddelen
ook zal stijgen.



0/

6/
0/
0/6/
6/
In het keuzeproces speelt internet een Wat speelt een rol in het methodeselectieproces
belangrijke rol
%
Internet is een belangrijke bron voor het 
verzamelen van gegevens over methoden. De
meeste informatie wordt bij uitgevers
gevonden, er is behoefte aan een compleet
overzicht. Bij het kiezen van de methode zijn 
positieve ervaringen van anderen (PO/VO) en
ervaringen in proeflessen (PO) van belang.
Het PO maakt, als er experts geconsulteerd

worden, vaak gebruik van de onderwijsbege-
leidingsdiensten (42%). In het VO wordt er
veel minder van experts gebruik gemaakt. Als
dat wel gebeurt, worden uitgeverijen/ 
methodeontwikkelaars geconsulteerd (56%).




0/ Verzamelen Verzamelen Consulteren
6ERZAMELENVAN 6ERZAMELENVANUitproberen
5ITPROBERENVAN #ONSULTERENVAN
van beschik-
BESCHIKBARE vanERVARINGENVAN van metho-
METHODEN van expertsEXPERTS
6/
bare infor-
INFORMATIE ervaringen
ANDEREN den
matie (o.a. via
OAVIAUIT van anderen
0/6/ uitgevers/
GEVERSINTERNET
internet

Kosten zijn niet het belangrijkst, positieve Bepalend voor de uiteindelijke keuze bij het selecteren van

 ervaringen zijn meer bepalend voor de


keuze
0/ een methode

Leermiddelen %
monitor Positieve ervaringen van anderen en met 
proeflessen zijn binnen het methodekeuze-
proces van groot belang. Ook het aansluiten

bij beleid is met name voor het PO van belang.
Interessant is dat de kosten niet het belang-
rijkst zijn, al spelen die binnen het VO wel een 












0/ Positie- Aanslui- Positie- Kosten Gebruik Advies Aanslui- Extraatjes
0OSITIEVE AANSLUI 0OSITIEVE +OSTEN 'EBRUIK !DVIES !ANSLUI %XTRAATJES
ve erva-
ERVARING ting bij
TINGBIJ ve erva- van de
VANDE van
VANEX ting bij van
6/ ERVARING TINGBIJ VANUIT
ringen
ENVAN speer-
SPEER ringen metho-
METHODE experts
PERTS het uitgevers
GEVERS
ENMET HETGE
van an-
ANDEREN punt
PUNT met de in
INANDERE gebruik
0/6/ PROEF BRUIK
deren binnen
BINNEN proef-
LESSEN andere
KLASSEN van de
VANDE
het be-
HETBE lessen klassen ELO
%,/
leid
LEID

0/

6/

0/6/
Gebruik van niet-methodegebonden leermiddelen

Andere leermiddelen dan de methode Redenen om niet-methodegebonden leermiddelen te gebruiken


sluiten beter aan bij leerlingen
%
Redenen om niet-methodegebonden leermid- 
delen te gebruiken, hebben te maken met het
aanbieden van extra stof en het aansluiten bij 
de omgeving van leerlingen. Ook spelen

verschillen tussen leerlingen een rol. In het VO
geven leraren aan dat de methode onvoldoen- 
de biedt. Het werken met andere leermidde-
len dan de methode wordt ook leuk gevonden. 








0/ !ANSLUI .IET (ETIS $EME $EBE $EIN 5WILT $EME $EVISIE
Aanslui-
TINGBIJ Niet
GENOEG Het
LEUKis De me- De
THODE HOEFTE De
HOUDVAN URECHT
wilt De
THODEIS De visie
VANDE
6/ ting bij
DEEIGEN genoeg
AANDE leuk thode
KOMTON behoef-
VANDE inhoud
HETVAK recht
DOEN metho-
VEROUDERDvan de
SCHOOL
de
OMGE aan de
METHODE komt on- te
VOLDOEN van
LEER van het
ISVERAN doen
AANDE de is school
ISVER
0/6/ eigen
VINGVAN metho- voldoen-
DETEGE de
LINGEN vak
DERDis aan de
IDENTI verou- isANDERD
ver-
omge-
DELEER de de tege- leerlin-
MOETAAN ISVER veran- identi-
TEITVAN derd anderd
ving van
LINGEN moet aan gen
VERSCHIL is
ANDERD derd teit van
DESCHOOL
de leer- LENTUS veran-
verschil- de
lingen SENLEER
len tus- derd school
LINGEN
sen leer-
lingen

PO leraren zijn gebruikers, VO leraren Leraren werken met met name met niet-methodegebonden
makers leermiddelen die...
In het PO wordt vaker gebruik gemaakt van


%
materialen van anderen (47%). In het VO

maken leraren de leermiddelen met name zelf
Leermiddelen
(44%) of samen met collega’s (36%). Zij monitor
gebruiken dus veel minder vaak leermiddelen
die door anderen gemaakt zijn (20%). 








0/
:ELFGEMAAKTZIJN
Zelfge- Door $OORANDEREN
In )NSAMENWERKING
6/ maakt samen- anderenGEMAAKTZIJN
METNAASTECOL
zijn LEGA´SGEMAAKTZIJN
werking gemaakt
0/6/ met zijn
naaste
0/ collega’s
gemaakt
6/ zijn
Niet-methodegebonden leermiddelen Soorten leermiddelen die leraren zoeken
zijn verrijkend/verdiepend en worden
%
gebruikt in projecten 
Leraren zoeken naar leermiddelen die verrij-
kend/verdiepend zijn, gebruikt kunnen
worden binnen projecten en de actualiteit in
de klas halen. Voor het PO speelt ook de 
aandacht voor leerlingen met specifieke
leerbehoeften en voor remediërende leermid-
delen een rol.







0/
Verrij-
6ERRIJKEN Leermid-
,EERMID Leermid-
LEERMID Leermid-
LEERMID Lesbrie-
,ESBRIEVEN Reme-
2EMEDIpR Toetsen
4OETSEN
kende/
DEVER delen
DELENTEN delen
DELENDIE delen
DELENVOOR ven of
OFLEERMID diërende
ENDELEER
6/
verdie-
DIEPENDE ten
BEHOEVE die de
DEACTUALI voor leer-
LEERLINGEN leermid-
DELENOVER leermid-
MIDDELEN
pende
LEERMID behoeve
VAN actuali-
TEITINDE lingen
METSPECI delen
MAAT delen
0/6/ DELEN PROJECTEN KLASHALEN FIEKELEER SCHAPPE
leermid- van pro- teit in de met spe- over
delen jecten klas BEHOEFTEN
cifieke LIJKE
maat-
halen leerbe- THEMA´S
schappe-
hoeften lijke
thema’s

 Aanpasbaarheid en beschikbaarheid
geven de doorslag
Uiteindelijk van belang bij het kiezen van een leermiddel
(niet-methodegebonden)
Leermiddelen
monitor Niet-methodegebonden leermiddelen zijn
%
vaak digitaal en worden met name gezocht en 
gevonden via het internet. Vakbladen en
collega’s spelen in mindere mate een rol.

Leraren geven aan dat bij het uiteindelijk
selecteren van een leermiddel aanpasbaarheid
en directe beschikbaarheid belangrijker zijn, 
dan kosten en vormgeving.











0/
Aanpasbaar-
!ANPASBAARHEID Directe
$IRECTEBESCHIK Kosten
+OSTEN Vormgeving
6ORMGEVING
heid BAARHEID
beschikbaar-
6/
heid
0/6/
Zoeken kost relatief veel tijd en gebeurt Hoe vaak zoeken leraren
betrekkelijk weinig %
Een derde van de leraren zoekt wekelijks, de 
helft maandelijks. Dat is betrekkelijk weinig.
Het komt wellicht doordat het zoeken
gemiddeld al snel een kwartier kost. Interes- 
sant is dat ondanks de vele leermiddelensites
het zoeken meestal start met Google.
Daarnaast worden ook de digischool en 
communities veel gebruikt, en binnen het PO
vaak de “juffen en meester” websites.







0/
Dagelijks
$AGELIJKS Wekelijks
7EKELIJKS Maandelijks
-AANDELIJKS Bijna nooit
"IJNANOOIT Nooit
.OOIT
6/

0/6/

Hoe lang zoeken leraren gemiddeld

%


 Leermiddelen
monitor












0/
< 5 minuten 5 - 15 minuten 15 - 30 minuten > 30 minuten
MINUTEN  MINUTEN  MINUTEN MINUTEN
6/

0/6/
Gebruik van methoden en niet-methode-gebonden
leermiddelen of een combinatie
Meer actief leren betekent minder lestijd Percentage lestijd verschillende soorten leermiddelen
voor het werken met methoden in relatie met mate van actief leren
Naarmate het onderwijs zich meer richt op
%
keuzemogelijkheden en eigen verantwoorde- 
lijkheid voor leerlingen, werken leraren minder
met methoden en dus meer tijd met niet- 
methodegebonden leermiddelen of een

combinatie.











-ETHODEGEBONDEN
Leerlingen Leerlingen Leerlingen Leerlingen
LEERMIDDELEN
,EERLINGENWERKEN
werken ,EERLINGENLERENkiezen ,EERLINGENKIEZEN
leren leer- zijn verant-,EERLINGENZIJN
#OMBINATIE ZELFSTANDIGAAN
zelfstandig ZELFSTANDIGAANactiviteiten
zelfstandig LEERACTIVITEITEN
woordelijkVERANTWOORDELIJK
OPDRACHTEN
aan opdrach- OPDRACHTENMET
aan opdrach- ENLEERINHOUDEN
en leer- voor het VOORHETEIGEN
ten OPENLEERUIT
ten met open UITEENARRANGE
inhouden uit eigen leer-LEERPROCESEN
.IET METHODEGEBONDEN KOMSTEN
leeruitkom- MENT
een arrange- proces en BEPALENZELF
LEERMIDDELEN sten ment LEERINHOUD
bepalen zelf
leerinhoud

Mannen zijn meer “methodegebonden” Percentage lestijd verschillende soorten leermiddelen per sekse
dan vrouwen
%
Het verschil is niet groot, maar vrouwen 
gebruiken 61% van de tijd alleen de methoden,

10 waar mannen 68% van de tijd de methode


gebruiken. Vrouwen gebruiken dus meer niet-

Leermiddelen
monitor methodegebonden leermiddelen, los of in
combinatie met de methode. 












-ETHODEGEBONDEN
LEERMIDDELEN Vrouw
6ROUW Man -AN Gemiddeld 'EMIDDELD
#OMBINATIE

.IET METHODEGEBONDEN
LEERMIDDELEN
-ETHODEGEBONDENLEERMIDDELEN

#OMBINATIE

.IETMETHODEGEBONDENLEERMIDDELEN
Leraren die langer lesgeven gebruiken de Percentage lestijd verschillende soorten leermiddelen per leeftijd
methode meer dan leraren met minder
%
leservaring 
Ook leraren die al langer voor de klas staan,
maken meer gebruik van methoden dan

leraren met minder ervaring. Zo gebruiken
leraren met 26-30 jaar ervaring gemiddeld
69% van de tijd alleen de methoden, leraren 
met meer dan 35 jaar ervaring meer dan 77%.
Leraren tot 25 jaar ervaring gebruiken rond de 
60% van de tijd alleen de methoden.









-ETHODEGEBONDEN
Tot 5 jaar 6 - 10 11 - 15 16 - 20 21 - 25 26 - 30 Meer
LEERMIDDELEN 4OTJAAR  JAAR  JAAR  JAAR  JAAR  JAAR -EERDAN
jaar jaar jaar jaar jaar dan 35
JAAR
#OMBINATIE jaar

.IET METHODEGEBONDEN -ETHODEGEBONDENLEERMIDDELEN


LEERMIDDELEN
#OMBINATIE

.IETMETHODEGEBONDENLEERMIDDELEN

In het PO wordt in de onderbouw het


minst met methoden gewerkt
Percentage lestijd verschillende soorten leermiddelen in PO
11
% Leermiddelen
In het PO wordt in de bovenbouw de methode 
monitor
meer (72% van de tijd) gebruikt dan in de 
middenbouw (64%) en helemaal vergeleken
met de onderbouw (46%). In de onderbouw 
wordt ook het meest gebruik gemaakt van 
niet-methodegebonden leermiddelen (25%

van de tijd).







-ETHODEGEBONDEN Bovenbouw Middenbouw Onderbouw
LEERMIDDELEN "OVENBOUW -IDDENBOUW /NDERBOUW

#OMBINATIE

-ETHODEGEBONDENLEERMIDDELEN
.IET METHODEGEBONDEN
LEERMIDDELEN
#OMBINATIE

.IETMETHODEGEBONDENLEERMIDDELEN
M&M, exacte vakken en talen maken het Percentage lestijd verschillende soorten leermiddelen
meest gebruik van methoden per vakgebied
Als het gaat om het gebruik van de soorten
%
leermiddelen worden in het VO geen relevante 
verschillen gevonden tussen de onderbouw en
bovenbouw van havo/vwo en vmbo, maar er

zijn wel grote verschillen tussen de verschil-
lende vakgebieden. De meer beroepsgerichte
vakken en met name de kunstzinnige vakken 

maken veel minder gebruik van methoden en


dus meer van niet-methodegebonden 
leermiddelen of een combinatie.









-ETHODEGEBONDEN Mens & Exact Talen Beroeps- Kunst &
LEERMIDDELEN Maatschappij %XACT
-ENS 4ALEN gerichte
"EROEPSGE Bewegen
+UNST
-AATSCHAPPIJ vakken
RICHTEVAKKEN "EWEGEN
#OMBINATIE

.IET METHODEGEBONDEN -ETHODEGEBONDENLEERMIDDELEN


LEERMIDDELEN
#OMBINATIE

.IETMETHODEGEBONDENLEERMIDDELEN

12
Leermiddelen
monitor
Gebruik van papieren en digitale leermiddelen
of een combinatie
Leraren werken de meeste tijd met Percentage lestijd besteed aan verschillende
papieren leermiddelen verschijningsvormen van leermiddelen
Iets meer dan 70% van de tijd wordt er met
papieren leermiddelen gewerkt, 9% met
alleen digitale leermiddelen. Voor de rest is er 21%
sprake van een combinatie. Er zijn geen
relevante verschillen tussen PO en VO en ook
niet tussen de verschillende sectoren binnen 9%
het VO.
70%

Primair
Onderwijs

Alleen papieren 20%


leermiddelen

Combinatie
9%

Alleen digitale 71%


leermiddelen
Voortgezet
Onderwijs

20%

9%

71%
13
Leermiddelen
Primair en
monitor
Voortgezet
Onderwijs
Digitale leermiddelen worden ingezet bij Percentage lestijd verschillende verschijningsvormen
actief leren leermiddelen in relatie met mate van actief leren
Naarmate er meer aandacht is voor keuzemo-
%
gelijkheden en eigen verantwoordelijkheid 
voor leerlingen, en dus meer werkvormen voor
actief leren, neemt het percentage lestijd dat

met digitale leermiddelen gewerkt wordt toe.
Digitale leermiddelen lijken beter geschikt
voor actief leren dan papieren leermiddelen. 












Papier
0APIER Leerlingen
,EERLINGENWERKEN Leerlingen Leerlingen
,EERLINGENLEREN Leerlingen
,EERLINGENKIEZEN ,EERLINGENZIJN
Combinatie werken zelf-
ZELFSTANDIGAAN lerenZELFSTANDIGAAN
zelf- kiezen leer- zijn verant-
LEERACTIVITEITENEN VERANTWOORDE
#OMBINATIE standig aan standig aan activiteiten woordelijk
OPDRACHTEN OPDRACHTENMET LEERINHOUDENUIT LIJKVOORHET
opdrachten opdrachten
OPENLEER en leerin-EENARRANGEMENT
voor het EIGENLEERPROCES
Digitaal
$IGITAAL met UITKOMSTEN
open houden uit eigen leer- ENBEPALENZELF
leeruitkom- een arrange- proces en LEERINHOUD
0APIER sten ment bepalen zelf
leerinhoud
#OMBINATIE

$IGITAAL

14 Meer vakkenintegratie in VO betekent


minder papieren leermiddelen
Percentage lestijd verschillende verschijningsvormen
leermiddelen in relatie tot mate van vakkenintegratie
Leermiddelen
monitor VO-scholen, waarbij vakkenintegratie centraal
%
staat, gebruiken een kleiner deel van de lestijd 
papieren leermiddelen en een groter deel van
de lestijd digitale leermiddelen of een

combinatie. Het percentage lestijd waarbij een
combinatie gebruikt wordt, is veel groter bij
een curriculum met leergebieden in plaats van 
afzonderlijke vakken. Interessant is dat meer
vakkenintegratie geen invloed heeft op de 
verhouding van de lestijd die aan methoden of
niet-methodegebonden leermiddelen wordt 
besteed. Er blijkt overigens een relatie tussen
de mate van vakkenintegratie en de mate van

actief leren, waarbij scholen die meer doen
aan vakkenintegratie ook meer aandacht
besteden aan de keuzemogelijkheden en 
eigen verantwoordelijkheid voor leerlingen.



Enkel als Afzonderlijke Geen apparte
-ATTEVAKKENINTEGRATIE
afzonderlijke vakken, met!FZONDERLIJKEVAKKEN
vakken maar 'EENAPPARTEVAKKEN
Papier
0APIER vakken vakoverstij-METVAKOVERSTIJGENDE
leergebieden MAARLEERGEBIEDEN
gende PROJECTEN
Combinatie
#OMBINATIE projecten

0APIER
Digitaal
$IGITAAL
#OMBINATIE

$IGITAAL
Kunst en bewegen maakt veel meer Percentage lestijd verschillende verschijningsvormen
gebruik van digitale leermiddelen dan de leermiddelen per vakgebied
talen
%
Er zijn grote verschillen tussen de verschillen- 
de vakgebieden als het gaat om het gebruik
van digitale leermiddelen. De meer beroepsge-

richte vakken en ook de kunstzinnige vakken
maken veel minder gebruik van papieren
leermiddelen, en dus meer van digitale 
leermiddelen of een combinatie, dan M&M,
exacte vakken of de talen. 










0APIER
Papier
Mens & Exact Talen Beroepsge- Kunst &
#OMBINATIE -ENS
Maatschappij %XACT 4ALEN richte"EROEPSGE
vakken Bewegen +UNST
Combinatie
-AATSCHAPPIJ RICHTEVAKKEN "EWEGEN
Digitaal
$IGITAAL

0APIER

#OMBINATIE
De elektronische leeromgeving speelt
$IGITAAL
een rol, het aandeel leermiddelen is nog
beperkt
In het VO werkt bijna de helft van leraren
15
Leermiddelen
(44%) met een elektronische leeromgeving monitor
(ELO). De meest genoemde ELO’s zijn TeleTOP,
It’s Learning en daarna Moodle en N@tschool.
22% van de leermiddelen wordt door leraren in
het VO die ELO’s gebruiken via de ELO aange-
boden.

Kijk op WWW.LEERMIDDELENMONITOR.NL voor actuele informatie.


Ontwerp: Axis media-ontwerpers, Foto’s: Human Touch Photography
SLO is het nationaal expertisecentrum voor leerplan-
ontwikkeling. Al 30 jaar geven wij inhoud aan leren en
Leermiddelen-
monitor
innovatie in de driehoek tussen overheid, wetenschap en
onderwijspraktijk. Wij leveren gewaardeerde
expertise op het terrein van doelen, inhouden en
organisatie van leren. Zowel in Nederland als daarbuiten.

Door die jarenlange expertise weten wij wat er speelt


en zijn wij als geen ander in staat trends, ontwikkelingen
en maatschappelijke vraagstukken te duiden en in een
breder onderwijskader te plaatsen. Dat doen we op een
open, innovatieve en professionele wijze samen met
beleidsmakers, scholen, universiteiten
en vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven.

2007
SLO • nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling
SLO

Piet Heinstraat 12
7511 JE Enschede

Postbus 2041
7500 CA Enschede

T 053 484 08 40
F 053 430 76 92
E info@slo.nl

www.slo.nl

Vous aimerez peut-être aussi