Vous êtes sur la page 1sur 6

Lesvoorbereidingsformulier Fontys Hogeschool Kind en Educatie, Pabo Eindhoven

Bron: Didactisch model van Gelder


Student(e)
Nienke van Loon
Klas
P14EhvE
Stageschool BS De Wilakkers
Plaats
Eindhoven
Vak- vormingsgebied: Natuur en Techniek

Mentor
Datum
Groep
Aantal lln

Joke
14-04-2015
1/2
31

Speelwerkthema / onderwerp: Wind


Persoonlijk leerdoel: Tijdens deze les wil ik mij niet teveel met de leerlingen bemoeien. Bij het onderdeel zelf onderzoek doen zal ik ze sturen, tips geven en zelf aan
de slag laten gaan. Dit sluit aan bij de leerstijl van mijn basisschool: medierend leren. De leraar fungeert als mediator.

Kerndoel 43 (tule.slo.nl)
De leerlingen leren hoe je weer en klimaat kunt beschrijven met behulp van
temperatuur, neerslag en wind.

Dit kerndoel staat in het teken van het weer dat kinderen in hun eigen
omgeving kunnen waarnemen. Door eigen, zintuiglijke waarneming leren
kinderen over verschillende aspecten van het weer. Ze voelen hoe hard
(windkracht) en uit welke richting de wind waait (windrichting). Kinderen
voeren die waarnemingen ook uit met behulp van meetinstrumenten, die ze
eventueel zelf hebben ontworpen en gemaakt.

Leerlijn:

Evaluatie van lesdoelen:


Lesdoel kinderen:
Aan het einde van de les ga ik ter controle per leerling vragen of ze kunnen benoemen
wat ze geleerd hebben. Dit doe ik om te kijken of het lesdoel individueel is behaald.
Na afloop van de schooldag vertellen de kinderen nog na wat ze tijdens de les gedaan
hebben zodat de andere kinderen in de klas er ook nog van leren.
Persoonlijk leerdoel:
Na afloop van de dag evalueer ik samen met mijn mentor hoe het lesverloop
overeenkwam met het vooraf vastgestelde lesverloop en of de doelen behaald zijn.

veranderingen in het dagelijkse weer:


wind, regen, zon, wolken, hagel, mist, sneeuw, temperatuur
Lesdoel:
De kinderen ontdekken wat wind is en hoe je wind kunt meten.
Ze bouwen een windmolentje van stevig papier meten buiten of er harde of
zachte wind staat
Aan het einde van de les weten de kinderen hoe je wind kunt meten en
weten ze wanneer een molentje snel of langzaam draait.
Beginsituatie:
De kinderen weten wat winter is en dat het dan koud is. Ze kennen de begrippen wind, koud, winter.
Lesverloop
Tijd
3 min

Leerinhoud Didactische handelingen


Leraar
Waarom is
Ik zeg in de kring:
het koud?
Vandaag waait het heel erg hard, is het dan
warm of koud als het waait? Is het kouder als
(introductie/ het hard waait?
confrontatie)

Leeractiviteit
leergedrag leerling(en)
De kinderen geven antwoord op mijn vragen.

Materialen / Organisatie
In de kring. Ik geef
meerdere kinderen de
beurt

3 min

3 min

10 min

Wat is een
windmolen?

Ik vertel dat vandaag een paar kinderen


beginnen met een windmolen maken en dat de
rest de volgende keer aan de beurt is.
(introductie/ Ik vraag wat je met een windmolen kan doen.
confrontatie) Daarna zeg ik dat je daarmee kan kijken hoe
hard het waait (als de kinderen het niet wisten).
Ook zeg ik in de kring dat de leerlingen na het
werken de uitslag zullen vertellen.
Uitleg van
Ik benoem welke kinderen vandaag gaan
de opdracht beginnen met een windmolen maken.
Ik vertel hoe de winmolen gemaakt wordt.

De kinderen geven antwoord en gaan daarna aan het werk

In de kring. Ik geef
meerdere kinderen de
beurt.

De kinderen luisteren naar mijn uitleg.

Vouwen en
knippen

Ik help de kinderen met het vouwen en knippen

Ze vouwen en knippen

Als de kinderen de windmolen hebben


gevouwen en geknipt zet ik hem in elkaar

Zij mogen hun spulletjes opruimen en een tekening maken


over de wind.

Met een groepje leerlingen.


Ik ga met de leerlingen aan
een tafel zitten. Alle andere
leerlingen mogen aan het
werk.
Schaar, papier. Ik zeg
tegen de kinderen hoe zij
moeten vouwen, en help
hen als het niet lukt
Ijzerdraad, 2 ronde kralen
per molen, rietjes, de
gevouwen molens. Ik zet
de molens in elkaar.
Ik zeg tegen de kinderen
dat zij hun jas aan mogen
doen en op de gang
moeten wachten.
Op het schoolplein.

5 min

5 min

(spontane
verkenning)

Als de windmolens klaar zijn ga ik met het


groepje naar buiten en mogen zij zien hoe hard
hun windmolen waait.

De kinderen ontdekken hoe de windmolen werkt.

5 min

Als het hard


waait, gaat
de
windmolen
dan snel of
langzaam?

Ik vraag of ze aan hun windmolen kunnen zien


hoe hard het nu waait. Waait het hard of zacht?
Kunnen zij hun windmolen ook zelf laten
bewegen (als het niet hard waait) bijvoorbeeld
door te blazen of te lopen/rennen

Ze denken na en proberen dingen uit.

(onderzoek
en
vastleggen
van
resultaten)

5 min
3 min

Herhaling

Ik ga weer met ze mee naar binnen en ze


bespreken hun waarnemingen in kring aan het
(rapportage) einde van de dag.
Verdieping
Ik ga iets dieper en lastiger in op de stof. Ik
vraag een willekeurige leerling: Kan een
windmolen zomaar ergens neergezet worden
en werkt hij dan goed?
Ik leg uit dat een windmolen precies zo moet
staan waar de wind vandaan komt om zo hard
mogelijk te draaien.
Ik vraag nog een andere leerling: waarom
gebruiken we windmolens?
Ik leg eventueel uit dat er uit wind(molens)
energie kan worden gehaald welke wij weer
gebruiken zoals bij de televisie of de computer
(stroom).

Ze vertellen enthousiast wat zij gedaan en gezien hebben.

In de kring.

De kinderen geven antwoord op mijn vragen en luisteren


naar mijn uitleg.

In de kring.

Persoonlijke reflectie
De les ging goed vond ik zelf. De kinderen waren erg genteresseerd en enthousiast. Ze wilden dan ook graag de windmolen zelf in elkaar
zetten. Dit was te moeilijk voor groep 1/2 , daarom heb ik de kinderen wel zelf de kleur laten kiezen en ik heb ze zelf de blaadjes laten
vouwen. Ik heb ze niet hoeven waarschuwen.
Aan het einde van de dag demonstreerde de kinderen de molentjes aan de klas. Ook hier waren zij weer erg enthousiast en
demonstreerde de molentjes graag.

Verantwoording
Een kerndoel voor natuur is kerndoel 43. Dit kerndoel staat in het teken van het weer dat kinderen in hun eigen omgeving kunnen
waarnemen. Door eigen, zintuiglijke waarneming leren kinderen over verschillende aspecten van het weer. Ze voelen hoe hard
(windkracht) en uit welke richting de wind waait (windrichting). Kinderen voeren die waarnemingen ook uit met behulp van
meetinstrumenten, die ze eventueel zelf hebben ontworpen en gemaakt.
In deze les stimuleer je het onderzoekend leren. Hierin staan vragen van de kinderen aan de basis van het onderzoek.
Onder onderzoek bij natuuronderwijs verstaan we: alles wat leerlingen doen en denken om antwoorden te vinden op onderzoeksvragen
over de natuurlijke en door mensen gemaakte werkelijkheid.
Een goede onderzoekshouding bestaat uit nieuwsgierigheid, onbevooroordeeldheid, objectiviteit, nauwkeurigheid en zorgvuldigheid.
De kinderen onderzochten hoe voorwerpen reageren. Gaat een windmolen hard of zacht als het hard waait?
Zij waren erg nieuwsgierig en gingen manieren bedenken om het molentje te laten draaien.
Psychomotoriek is een verzamelnaam voor alle bewegingen die een uitdrukking zijn van de psychische gesteldheid, zoals de
gezichtsuitdrukking en de gebaren. Kinderen uit groep 1/2 weten nog niet wat een gezichtsuitdrukking is. Als je een kleuter vraagt om
verdrietig te kijken kan een kind dit verwarren met bijv. boos kijken. Hierdoor zie je dat de psychomotoriek nog niet helemaal ontwikkeld
is.
Cognitie is het denkvermogen. Het vermogen om alle informatie uit het dagelijks leven te interpreteren. Kleuters zitten in de
preoperationele fase. Zij leren ontdekkend en zijn nergens bang voor.

Volgens Bruner verwerven kinderen kennis door problemen op te lossen en door zelf actief bezig te zijn met de leerstof, zo bouwen zij
een cognitieve structuur op. De voordelen volgens Bruner zijn het beter onthouden door actief te leren en door een hoge
betrokkenheid. Ook is er intrinsieke motivatie i.p.v. extrinsieke motivatie. Het is dus belangrijk dat kinderen probleemoplossend leren. Er
is een hoge betrokkenheid omdat kinderen zelf iets kunnen doen, zij mogen mee naar buiten, en kunnen zelf het probleem oplossen als
het windmolentje niet waait buiten.
Affectie wordt ook wel genegenheid genoemd. Affectie kan zich uiten in liefde, maar ook in vriendschap of verering.
Het gemiddelde kind wordt in zijn ontwikkeling gestimuleerd omdat met deze les het kind probleemoplossend en ontdekkend leert. Zo
kan het kind zijn cognitie verder uitbreiden en neemt het kind de informatie tot zich.

Vous aimerez peut-être aussi