Vous êtes sur la page 1sur 3

Startvragen

1. Omschrijf de juf of meester uit je basisschooltijd, die je nooit zult


vergeten.
Geef een korte persoonsomschrijving van deze leerkracht.
In mijn basisschooltijd was er n meester, die er altijd voor me was. Ik heb
groep 3 overgedaan en ik heb deze meester twee jaar achter elkaar gehad. Hij
was behulpzaam, lief en oprecht. Toen al was het een kale man met een zwart
snor. Af en toe droeg hij een bril, dat was voornamelijk voor het lezen. Voor mij
een meester om nooit meer te vergeten!
2. Omschrijf een persoonlijke ervaring die jij als kind/leerling hebt
meegemaakt op je basisschool of in het vervolgonderwijs. Het kan een
positieve of een negatieve ervaring zijn. Mijn klas, tijdens de basisschool,
bestond uit 15 leerlingen. Hiervan waren er maar 5 meisjes. Het kwam geregeld
voor dat n van de meiden buiten de boot viel. In groep 8 was ik dat. Ik ben
blijven zitten en voor mijn gevoel heb ik nooit echt in de groep gepast. Dit was
echter al in groep 3. In groep 8 kwam dit heel erg naar voren. Tijdens kamp heb
ik mij eenzaam gevoelt en ik heb niet op de kamplocatie geslapen. Ik werd niet
gevraagd om met iemand te spelen op de woensdagmiddag. Dit moest van mij
uitkomen.
3. Verzamel uit de bovenbeschreven ervaringen drie belangrijke
opvoedkundige begrippen.
Beslissingen nemen;
Emotionele ontwikkeling;
Betrokkenheid.
4. Zoek informatie in boeken of op het internet over deze begrippen en
werk deze kort uit.
Beslissingen nemen: Je moet durven beslissingen te nemen en daarin
consequent te handelen. Daarbij denk je aan de ontwikkeling van de leerlingen
en houd je rekening met je collegas.
Emotionele ontwikkeling: De sociaal-emotionele ontwikkeling is de
ontwikkeling van een eigen persoonlijkheid.
Betrokkenheid: Betrokkenheid kan onderverdeeld worden in betrokkenheid van
de leerkracht en betrokkenheid van de leerling. Een goede leerkracht is
betrokken op zijn leerlingen. Betrokkenheid houdt hierbij in dat je elke leerling
persoonlijke, positieve aandacht geeft. Als we het hebben over de betrokkenheid
van de kinderen, dan heeft dat betrekking op de lesstof. Een leerkracht moet
ervoor zorgen dat zijn leerlingen betrokken blijven bij de les.
5. Met welke van deze begrippen wil jij de komende periode aan het
werk gaan en hoe pak je dat aan?
Ik wil met het volgend begrip aan het werk gaan: de emotionele ontwikkeling.
Door middel van kwaliteitsspelletjes kan je aan de emotionele ontwikkeling van
het kind werken. Daarbij is het goed om samen te werken aan een goede band
tussen leerkracht en leerling.
6. Welke vakken/activiteiten vond je erg boeiend en inspirerend op de
basisschool?
De creatieve vakken hebben mij altijd al aangesproken en de vakken
Geschiedenis en Aardrijkskunde vond ik erg boeiend. Ik merk dat mijn interesses
veranderen en door de werkgroepen bij Taal wordt ik steeds meer genspireerd

om met de taal de spelen. Door het inzetten van coperatieve werkvromen


maakt het spelen met taal leuk. Sinds kort zijn er nieuwe methodes zoals STAAL.
Deze methode laat zien dat taal leuk en boeiend kan zijn voor de leerlingen.

7. Geef concreet aan wat je precies zo boeiend vond en waarom.


De musical in groep 8, vond ik een leuke activiteit, omdat ik daarin mijn eigen
ding mocht doen. Ik werd er heel vrij in gelaten om de rol in te vullen. Het vak
Geschiedenis vond ik erg boeiend omdat het over het verleden van Nederland
gaat. Ik vind het leuk om te zien hoe mensen vroeger hebben geleefd. Voor
Aardrijkskunde geldt dat ik alle onderwerpen erg interessant vond. Dit komt
omdat veelal bij elkaar past of in elkaar overstroomt. Als ik toch moet kiezen voor
een onderwerp spreekt mij het klimaat het meeste aan.
Ik vind de werkgroepen van taal boeiend omdat je nu de achterliggende
gedachten van taal ontdekt. Je leert wat het doel is van taal en de onderdelen die
daarbij horen. Door dit in de praktijk toe te passen ervaar je het zelf en neem je
het niet alleen op vanuit de theorie.
8. Hoe kun je als juf of meester er voor zorgen dat kinderen ook zo
geboeid worden?
Het aanbieden van de stof moet op een enthousiaste manier gebeuren. Het blijft
ook belangrijk dat de manier van aanbieden afwisselend moet zijn. Je kunt
denken aan filmpjes, puzzeltjes etc.. Door coperatieve werkvormen in te zetten
en de leerlingen actief mee te laten denken in les, kan je de les boeiend voor de
leerlingen maken en zullen zijn met volle aandacht naar je luisteren.
9. Van wie heb je het meest geleerd? Geef concreet aan wat je precies
geleerd hebt
en geef ook aan of en hoe je het geleerde nog steeds gebruikt.
Ik heb in het tweede leerjaar stage gelopen op een school voor moeilijk lerende
kinderen met daarbij gedragsproblemen. Ik heb, tijdens deze stage, geleerd van
mijn opleidster mijn geduld te bewaren en veelal te herhalen omdat deze
leerlingen dit nodig hebben. Deze ervaring heb ik meegenomen naar mijn andere
stages. Op dit moment heb ik twee leerlingen in mijn examenklas zitten waarbij
gedragsproblemen voorkomen. Door mijn ervaring binnen het speciaal onderwijs,
kan ik beter omgaan met deze leerlingen en weet ik hoe ik hen moet benaderen.
Vorige jaar, het eerste leerjaar bij Iselinge, heb ik stage gelopen bij juf in groep 8
van Het Kompas. Deze leerkracht is zo gedreven en probeert je elke stagedag
iets niets bij te brengen. Zij heeft mij laten in zien dat je veel meer uit de
leerlingen kunt halen, dan wat er tegenwoordig in lessen gebeuren. Deze
ervaringen probeer ik zelf nu in mijn stages toe te passen.
10. Herlees alles wat je geschreven hebt en noem de drie
allerbelangrijkste kenmerken
voor een goede juf of meester. Hoe ga je hiermee tijdens je stage aan
het werk?
Natuurlijk overwicht uitstralen;
De leerlingen in hun waarden laten en respect tonen naar hen;
De les interessant maken door verschillende (coperatieve) werkvormen te
gebruiken.
De bovengenoemde kenmerken probeer ik in mijn stage terug te laten komen.

Natuurlijk overwicht uitstralen geef je, als je duidelijk je grenzen aangeeft naar
collegas en leerlingen toe. De leerlingen mogen zijn of haar verhaal bij mij doen
en ik laat ze eerst vertellen, voordat ik er op inhaak. Op deze manier toon ik
respect naar de desbetreffende leerling. Hun waarden worden zo ook
gestimuleerd, ze doen hun verhaal en hebben dit van thuis uit meegekregen. De
les kan je interessant maken door verschillende werkvormen te gebruiken.
Daarbij is het belangrijk ook gevarieerd les te geven. Niet elke donderdagmiddag
tekenen maar ook eens een keertje knutselen, zo blijft het programma
aantrekkelijk.

Vous aimerez peut-être aussi