Vous êtes sur la page 1sur 14

Relatie

Een relatie met kinderen is erg belangrijk. Volgens Stevens (Alkema &Tjerkstra, 2011)
zijn er drie punten van belang om als leerkracht een leeromgeving te creren die de
ontwikkeling van het kind bevorderd.
1. Competentie: kinderen moeten voelen dat ze hun talenten moeten gebruiken en dat
vertrouwen dat ze dit ook kunnen.
2. Autonomie: het gevoel zijn dat ze zelfstandig zijn. Bij kinderen gaat het er hier vooral
om dat ze uit worden gedaagd autonoom dingen op te lossen.
3. Relatie: kinderen moeten hun relatie met de leerkracht als een veilige basis zien.
Relatie als veilige basis voor kinderen. Alleen vanuit een veilige basis, waarop het altijd
kan terugvallen, durft een kind langzamerhand de harde wereld in, om te leren zichzelf
n anderen te beschermen. (ter Horst, 1995)
Maar hoe kun je die relatie tot uiting laten komen in een les? In Pedagogische kwaliteiten
voor de basisschool (Geerdink, Volman, & Wardekker, 2006) staan een aantal punten
waarin je de relatie met kinderen naar voren laat komen:
* De leerkracht geeft op een vriendelijke manier leiding aan de groep
* Er is aandacht voor iedereen
* Open communicatie
* Leerkracht ziet kind als uniek individu
* Vertrouwen hebben in het kind
* Realistische verwachtingen hebben van het kind, gesteld op basis van
onderwijsbehoefte die het kind heeft.
* Beloningen
Beloningen vind ik een mooie manier van een relatie benadrukken. Vooral die vorm van
beloning die een sterk persoonlijk karakter heeft, die een speciale band tussen opvoeder
en kind legt, waardoor verstandhouding, harmonie en samenhorigheid een extra accent
krijgen, hebben een grote motiverende kracht. Het kind weet daarin een sterk
vertrouwen te gewonnen te hebben, voelt zich zelfstandiger, wint daarmee ook een sterk
zelfvertrouwen. (Blauwendraat, z.j.)
In de stage heb ik deze bovenstaande punten als leerdoel gebruikt bij een interactieve
geschiedenisles. De kinderen waren betrokken en het ging er goed. De sfeer was open en
ik heb alle kinderen erbij weten te betrekken. Dat vond ik vooral belangrijk omdat het
vaak, als je met de les bezig bent, een aantal kinderen vergeet die nu eenmaal geen

haantje de voorste zijn. Hier heb ik het meeste van geleerd, want je ziet kinderen
helemaal opleven als je ze benaderd.
Relatie is erg belangrijk om zelfvertrouwen te geven aan de leerling. Dat zelfvertrouwen
zorgt ervoor dat het kind zich autonoom voelt en ook nieuwe dingen wil leren. Die dingen
leert hij/zij met behulp van de leerkracht in de zone van de naaste ontwikkeling. (Alkema
&Tjerkstra, 2011)
In het boek Schoolpedagogiek (Berding, J., & Pols, W., 2011) wordt een casus over Albert
beschreven. De jongen heeft thuis problemen met zijn vader die vaak agressief reageert.
Albert reageert hierop door niet te willen leren lezen. De leerkracht, Jrg Jegge,
onderdrukt hier zijn eerste reactie, namelijk straffen, omdat de vader dit thuis ook deed,
waardoor het kind deze reactie vertoond. In plaats van straffen, besefte hij, dat de
jongen kwetsbaar en onzeker was en hij besloot hem te helpen. Hierin zien we de
hulpeloosheid van Langeveld (Ontwikkelingspsychologie, 1971) terug. Een voorwaarde
voor de opvoeding van een kind is de hulploosheid, en hierin doet het kind dus een
beroep op de opvoeder. Kwetsbaarheid is dus het begin van de opvoeding. Daarnaast
moet het kind het verlangen hebben om zelf iemand te zijn en het moet vatbaar zij voor
ontwikkeling.
Terug naar de casus van Albert. Jegge besluit hem te helpen, en gelooft dat hij zich kan
ontwikkelen. Hij geloofde in hem, accepteerde hem, beschermde hem en bouwde een
relatie met hem op. Tegelijkertijd nam hij de verantwoordelijkheid voor de opvoeding van
Albert.
Ik vond dit een passend voorbeeld met betrekking op het onderwerp relatie. Het geeft
weer dat het kind en de leerkracht over en weer vertrouwen in elkaar moeten
krijgen/hebben, en dat ze een goede relatie met elkaar moeten hebben, om zo tot een
goed leerresultaat te komen. Zonder relatie, zo is ook in de casus te zien, reageert het
kind heel anders op leren. Albert neemt onbewust wraak op zijn vader door niet te willen
lezen. Natuurlijk heeft hij zichzelf hier mee door zichzelf op die manier af te schrijven,
maar dit beseft het kind niet op een lagere leeftijd. Als leerkracht, (ouders overigens ook)
ben je hier dus een belangrijke schakel.
De relatie is hierin een beginpunt.
Ook Ellen Edmonds beaamt dit in haar artikel. Zonder relatie, geen prestatie. Het
artikel noemt nog een ander aspect van relatie. Niet de relatie tussen leerkracht en
leerling, maar de relatie van leerlingen onderling. Die is ook essentieel. Voelt een kind
zich alleen, zal het kind zich terugtrekken, onzeker worden en uiteindelijk geisoleerd
worden van de rest van de klas. Dit wijst dan ook weer heen naar de situatie die
hierboven in de casus besproken is, namelijk het vertrouwen onderling, en daarop
volgend een goede relatie, waardoor het leerrendement hoog ligt.
Ik heb veel vrienden op school . Daar ben ik blij mee want zo is het gezellig en voel ik
me goed. Ik vind het ook belangrijk om de juf of meester goed te kennen, dan gaat het
leren makkelijker.
Conclusie: Zonder relaties tussen mensen, en ik het bijzonder tussen leerlingen en
leerkrachten, zowel horizontaal als verticaal, worden de leerprestaties negatief beinvloed.
Is de relatie onderling goed, kan er resultaat opgebouwd worden, op welk gebied dan
ook.

Gezag
Gezag, wat is dat nu eigenlijk? Dat was het eerste wat ik me afvroeg. Ik kan er natuurlijk
een mooi verhaal over schrijven, maar gezag opzich vind ik al best een vaag begrip. Het
woordenboek zegt hierover: 1) persoon of instantie die officieel de macht heeft 2)
overwicht, autoriteit, invloed, macht, reputatie bevel macht, overheid.
Wat opvalt aan deze definitie is, dat het erg gericht is op macht. Maar wat moet je nu
met macht? Macht kun je afdwingen, maar dat vind ik in de context van het onderwijs nu
niet echt een geschikte optie. Als je zeggenschap of overwicht, invloed of een reputatie
hebt, klinkt dit al heel anders dan macht. Toch krijg ik bij gezag altijd een beetje een
machtsgevoel. Net alsof dat altijd samen loopt. Net alsof je voor de klas macht nodig
hebt. In het artikel De bezieling van een leraar zegt Palmer dat de identiteit van de
leerkracht het belangrijkste is. Goed leraarschap kan niet gereduceerd worden tot
techniek,(in dit geval macht) maar vloeit voor uit de identiteit en de integriteit van de
leraar.
Ik vind dit het goede uitgangspunt om gezag te bekijken. Laten we gezag niet koppelen
aan macht, maar meer aan een manier van overwicht hebben.
Het uitoefenen van gezag en het onderwerpen aan gezag moet vanuit de liefde voor
elkaar komen. In een omgeving waarin vertrouwen en liefde centraal staan, valt er open
te communiceren en is er zowel vanuit de leerlingen zoals vanuit de leerkracht de
mogelijkheid om wensen te bespreken en te honoreren. Orde houden staat in het
verlengde van gezag. Dit kun je leren, aldus Beunk.
Een gouden tip is er niet. Die kan niemand geven. Je moet namelijk doen wat bij je
past. Ik maakte recent een student mee die iets deed wat ik nooit zou doen, maar wat ik
wel mooi vond. Alle leerlingen staken hun handen een voor een in de lucht en toen de
laatste leerling dit ook gedaan had, was er rust. Ik zou het niet doen, maar het werkte
bij haar. Het paste wellicht ook bij haar.
Doen wat bij je past, dat is wat terug komt in de bovenstaande. Ik denk dat dat ook een
goede conclusie is wat betreft het hebben van gezag. Het is best een lastig begrip en niet
echt concreet te maken. Het is ook niet iets waar je nu een aantal handelingen voor hebt,
dus als je dit, dit en dat doet, dan heb je gezag. Het is iets ongrijpbaars, maar wel iets
dat je kunt leren.

Leeromgeving
Volgens Arja Kerpel is het belangrijk om een rijke leeromgeving te creren omdat
kinderen dan actief betrokken worden bij hun leerproces. Zo leeromgeving wordt het
leerproces van de kinderen optimaal bevordert. Zij noemt een aantal principes die bij een
rijke leeromgeving horen. Deze staan ook genoemd in Meer dan Onderwijs:
Een professionele leerkracht, van wie je kunt leren
Diverse soorten uitnodigende materialen en activiteiten, ook m.b.t. ICT
Ruimte om samen te werken
Etc.
De leerkracht heeft hier een grote rol in. De leerkracht ontwerpt de leeromgeving, zorgt
voor de leerstof, is een voorbeeld, een coach voor de kinderen en een stimulans. Elke
leerkracht heeft een aantal kenmerken nodig die een leeromgeving rijk maken:
nieuwsgierigheid, sensitiviteit, goede vragen kunnen stellen en goed kunnen waarnemen
en noteren. Daar komen ook nog unieke persoonlijkheidskenmerken bij die per persoon
verschillend zijn.
(Wij-leren. Geraadpleegd op 6 mei 2015, van http://wij-leren.nl/leeromgevingen.php)
(Alkema, E & Tjerkstra, W. (2011). Meer dan onderwijs. Assen: Koninklijke Van Gorcum)
De site van het Nederlands Jeugd Instituut heeft een artikel geschreven over een veilige
en zorgzame leeromgeving. Zon leeromgeving heeft een aantal kenmerken waaraan het
moet voldoen:
Er moet verbondenheid en zorgzaamheid zijn
De leerlingen ontwikkelen sociaal-emotionele vaardigheden
Het positieve gedrag wordt aangemoedigd
Het onderwijs moet uitdagend en passend zijn.
Een leeromgeving moet dus aan deze punten voldoen om veilig en zorgzaam te zijn. Bij
het inrichten van zon leeromgeving spreekt men over een aantal lagen:
1e: Een pedagogische schoolklimaat waarin er sprake moet zijn van positieve aandacht
voor ieder kind (dit zorgt voor erkenning en herkenning). Ook moet er respect zijn voor
ieder kind dat zich uit door gedrag en taalgebruik. Het geven van zelfvertrouwen is
belangrijk.
2e: Het ondersteunen van (potentile) risicoleerlingen door groepsgerichte aanpakken en
interventies. Het gaat erom om tegemoet te komen aan de verschillende
onderwijsbehoeften. Dit kan op verschillende manieren (differentiatie, aangepaste
ondersteuning, extra stof etc.)
3e: Het gaat hierbij om intensieve en individueel gerichte benaderingen. Het is eigenlijk
een extra verdieping op de tweede laag.
(Nederlands Jeugd Instituut. Geraadpleegd op 6 mei 2015, van
http://www.nji.nl/nl/Passend-onderwijs-en-jeugdhulp/Kenmerken-en-aanpak-veilige-enzorgzame-leeromgeving)

Op een andere site van het Nederlands Jeugd Instituut staat een mooie definitie van een
veilige leeromgeving: De omstandigheden waarin iedere leerling en professional zich
gerespecteerd en aanvaard weet, ongeacht religie, afkomst of seksuele geaardheid, en
waar men gevrijwaard is van ongeoorloofd gedrag en geweld, materieel, psychisch,
fysiek (Skiba et al., 2006)
Veiligheid heeft dus met heel veel zaken te maken. Het gevoel van veiligheid is nodig om
optimaal te kunnen leren. Ook leerkrachten hebben een veilige omgeving nodig om te
kunnen werken. Er is zelfs een wet die verplicht scholen om veiligheid te bieden om
allerlei fronten, aan de leerlingen.
(Nederlands Jeugd Instituut. Geraadpleegd op 6 mei 2015, van
http://www.stapprogramma.nl/nl/Veilige leeromgeving_nji.pdf)
Kalkman heeft een inspirerend artikel geschreven over de rijke leeromgeving met als
titel: De leeromgeving als bron van inspiratie. Hij schrijft allereerst dat de begrippen
competentie, relatie en autonomie heel belangrijk zijn als het gaat om adaptief
onderwijs. Eigenlijk gaat het bij adaptief onderwijs om de vraag hoe je kinderen zo kan
motiveren dat ze optimaal tot ontplooiing komen. Ik denk dat een leeromgeving pas echt
rijk wordt als het leren niet alleen een horizontale activiteit is, maar ook een verticale
dimensie krijgt, wat Kalkman zo mooi benoemt. Het is belangrijk om God als Schepper en
Onderhouder van het leven ook te betrekken in de leeromgeving.
Kalkman noemt ook nog wat principes op die horen bij een krachtige leeromgeving. Hij
benoemt onder andere differentiatie, verschillende didactische werkvormen, het gebruik
van coperatief leren en experimenteren met onderwijsinhouden. Als ik dit vergelijk met
wat er in Meer dan Onderwijs staat bij het stukje over de rijke leeromgeving, dan zie ik
veel overeenkomsten. Kalkman beweert dat de alle dingen die tegenwoordig gezegd
worden over de leeromgevingen niet nieuw zijn. Men is echter altijd bang dat het teveel
tijd kost. Kalkman citeert hierop als antwoord een gezegde van de pedagoog
Wagenschein: Je moet zoveel mogelijk aan zo weinig mogelijk leren. Kalkman, B.
(2003) De leeromgeving als bron van inspiratie. Studiedag Anders Adaptief.

Organisatie
Er zijn verschillende sites te vinden die tips of uitleg hebben over het geven van
duidelijkheid of structuur in een klas. Zo ook op de site van SLO handreiking J/M
(Jongens en Meisjes).
Zij beginnen al meteen met de zin: Structuur en duidelijkheid in de lessen is van belang
voor leerlingen. Dit geeft al aan dat het goed is om hiermee aan de slag te gaan. Men
schrijft dat vooral jongens veel behoefte hebben aan overzicht en structuur. Het stellen
van heldere grenzen hoort hier ook bij. In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt door
docenten, vinden jongens het graag fijn om te werken bij een docent die grenzen
duidelijk aangeeft en ook consequent is als het gaat om het bewaken van deze grenzen.
SLO handreiking J/M. Geraadpleegd op 6 mei 2015, van
http://handreikingjongensmeisjes.slo.nl/handreiking/rol-docent/structuur/
Als het gaat om coperatief leren dan heeft Kagan daar hele nuttige dingen over gezegd.
Op internet is een artikel te vinden (wat hoort bij de site Leraar24), wat gaat over
coperatief leren.
Men noemt hierbij als belangrijkste kenmerk: Directe interactie tussen de leerlingen in
een groepje; in de uitwisseling van gedachten, ideen en opvattingen zit de leerwinst.
Hierbij wordt genoemd dat dit leidt tot wederzijdse afhankelijkheid en individuele
verantwoordelijkheid. Kagans idee is om kinderen bewust met elkaar samen te laten
werken zodat ze elkaar kunnen helpen. Bijvoorbeeld goede rekenaars die zwakkere
rekenaars helpen. Dit is motiverend voor beide kanten: de zwakkere profiteren van de
uitleg en de betere krijgen de stof nog beter onder de knie, komen op een hoger niveau.
Ook wordt de leertijd effectiever besteedt. Kagan spreekt over zes sleutels en het werken
binnen zes domeinen. Kagan beweert dat de kinderen meer betrokken zijn als ze de tijd
krijgen om zich de stof eigen te maken. Ze kunnen meer inzicht krijgen. Het sociale
aspect is hier ook heel belangrijk bij.
De zes sleutels:
Teams: het werken in groepjes, heterogene samenstelling van groepen, werken in
teams
Klassenmanagement: inrichting van het lokaal, overlegmomenten inzetten,
duidelijke signalen gebruiken, meer werkgeruis accepteren
De wil tot copereren: kinderen moeten willen samenwerken, goed pedagogisch
klimaat noodzakelijk, leraar is de grote spil, klassebouwers en teambouwers
Mogelijkheid tot samenwerking: modellen, rollen verdelen, structureren,
reflecteren, het samenwerken is aan te leren.
Basisprincipes: Gelijkwaardige samenwerking, individuele verantwoordelijkheid,
positieve gezamenlijke verantwoordelijkheid, simultane interactie
Structureren: kaders aangeven, strikte grenzen, alles stap voor stap
Kagan. Coperatief leren. Document van internet

Arja Kerpel zegt in haar artikel dat het woord klassenmanagement eigenlijk de manier
beschrijft waarop een leerkracht zijn/haar onderwijs organiseert. Dit gaat om alle
aspecten van het onderwijs, niet alleen de regels in de klas o.i.d. De competenties van de
leerkracht zijn hierbij ook van belang. Organisatorische vaardigheden zijn heel belangrijk.
Alle leerlingen moeten tijd en aandacht krijgen om te leren. Belangrijk hierbij is de
communicatie, een veilige omgeving creren, lesgeven vanuit eigen visie etc. Didactische
vaardigheden zijn ook van belang. Ieder kind heeft verschillende onderwijsbehoeften
waar de leerkracht aan moet voldoen. Daarbij is een positief werkklimaat nodig met
maximale actieve leertijd voor alle leerlingen.
Belangrijke leerkrachtvaardigheden: duidelijk, consequent en evenwichtig zijn.
In een goed klassenmanagement gaat het vooral om het voorkomen van problemen (dus
niet het oplossen ervan). Het klaslokaal moet ook voldoen aan wat richtlijnen. Het moet
vooral effectief ingericht zijn en rust uitstralen. Ten slotte is het belangrijk om vanaf het
begin van het schooljaar te werken met regels en afspraken. Het is goed om deze met de
kinderen op te stellen.
Klassenmanagement. Geraadpleegd op 9 mei 2015, van http://wijleren.nl/klassenmanagement-artikel.php
Op internet zijn ook een aantal sites te vinden met hele praktische tips die gebruikt
kunnen worden in de les. De site: www.duizendjaarvoordeklas.nl geeft onder andere tips
voor de orde en (les) organisatie in de klas. Tips die bijvoorbeeld gegeven worden:
- Wacht op stilte in de klas
- Houd je hand omhoog voor stilte
- Praat zachter bij onrust
- Deel je lestijd goed in
- Gebruik non-verbale correcties
- Etc.
Deze tips zijn goed in te zetten in de stages, nadat ze besproken zijn met de klas.
Duizend jaar voor de klas. Geraadpleegd op 9 mei 2015, van
www.duizendjaarvoordeklas.nl

Ontwikkeling
Er zijn verschillende gebieden van ontwikkeling, enkele voorbeelden zijn sociale
ontwikkeling, emotionele ontwikkeling, cognitieve ontwikkeling, motorische- en fysieke
ontwikkeling.Iedere leeftijd heeft zijn eigen kenmerken van ontwikkeling. Kleine kinderen
kunnen eerst nog niet spreken of lopen, maar naarmate ze ouder worden kunnen ze
zonder onze taal te gebruiken toch communiceren. Kohlberg stelt dat leerkrachten de
morele ontwikkeling van leerlingen kunnen bevorderen. Dit doen ze door de
ontwikkelingsfase van de kinderen te bepalen. Kohlberg heeft een schema ontwikkeld om
vat te kunnen krijgen op de verschillende niveaus van moreel denken, naast een
nulniveau onderkent hij nog drie hogere niveaus van morel ontwikkeling die weer
opgesplitst worden in zes stadia.
Het nulniveau noemt hij de premoraliteit, hier kan het kind nog geen onderscheid
maken tussen goed of slecht maar weet wel wat pijn geeft of angstig is slecht is. Als
eerste niveau is er het preconventioneel niveau, deze is ingedeeld in 2 stadia. Bij het
eerste stadium is het kind helemaal op autoriteit gericht, wat vader of moeder zegt is
waar. Ook weten ze dat straf slecht is. Het gedrag van de ouder wordt gemiteerd. Als
tweede stadium is voor wat hoort wat aan de zet. Doet een ander iets voor jou, doe je
het ook weer terug. Is een ander boos, doe je ook boos terug. Het eigenbelang gaat voor.
Het tweede niveau noemt Kohlberg conventioneel niveau het derde en vierde stadium
horen hier bij. Het derde stadium zegt dat het kind goed vindt wat anderen van hem of
haar zeggen. Ik neem pas een besluit als jij dat eerst hebt gedaan. Hij of zij wil niet
anders zijn dan de anderen, daarop volgt het vierde stadium in de ontwikkeling waar het
kind goed vindt wat de eigen groep normaal vindt. De meerderheid heeft gelijk en daar
hobbel je wat achter aan. Eigenlijk heb je dan nog geen eigen mening. Bij het derde
niveau, het postconventioneel niveau, komt de verandering pas. Bij het vijfde stadium is
het belangrijk dat je de ander respecteert. Iets is goed als in principe iedereen zo zou
handelen. Mensen mogen elkaar niet misbruiken. Wat men normaal vindt hoef je niet
zelf normaal te vinden. Je krijgt al een klein beetje een eigen mening. Als laatste is er
het zesde stadium dan kun je al goed je eigen mening vormen, je hebt
verantwoordelijkheidsgevoel en je geweten geeft de doorslag voor je beslissingen. Je
staat voor je eigen mening en durft daar dan ook voor uit te komen. Je hebt
zelfvertrouwen en weet wat je wilt.
Positieve feedback is heel belangrijk voor ons zelfvertrouwen. Als je jezelf vertrouwd
heeft dat weer voordelen voor je ontwikkeling. Je durft meer dingen te ondernemen, je
bent zeker van je zaak en zal je niet zo snel van je stuk laten brengen. Zo ook met
kinderen. Als je als meester of juf steeds maar de minder goede kanten van het kind

benoemd zal het ongelukkig worden. Ook zal het niet meer goed kunnen presteren. Een
gezond zelfbeeld is een positief zelfbeeld, een beeld waarin de positieve kijk op zichzelf
bij het kind overheerst. Dat houdt niet in dat zon kind denkt dat het alles kan, maar dat
het beseft dat het waardevol en uniek is.( Caroline Penninga- de Lange. P. 51)Als het
kind niet lekker in zijn of haar vel zit zal het minder goed kunnen ontwikkelen.
De behoeftehirarchie van Maslow heeft ontwikkelen van een gezonde persoonlijkheid als
mens als doel. Daarbij onderscheidt hij vijf behoefte niveaus in menselijk gedrag. Zit het
in n laag van de behoeftepiramide niet goed zal het kind minder goed kunnen
ontwikkelen. De eerste behoefte van het kind zijn de primaire biologische behoeften, de
levensbehoeften zoals eten, drinken, kleding en onderdak. Als een kind niet goed eet
werken de hersenen minder goed en zal het minder goed kunnen concentreren en dus
minder goed ontwikkelen. Als tweede behoefte noemt Maslow de behoefte aan
bestaanszekerheid, veiligheid creren. Als het kind zich veilig voelt is dat een fundament
voor zijn of haar zelfvertrouwen, vertrouwen in de ander, de mensen en de wereld. Het
kind ervaart rust in zijn leven, rust in het hoofd zorgt voor orde en structuur. Het gaat
hier niet direct om het veilig voelen in een bepaalde situatie maar om veiligheid in het
bestaan algemeen. Als derde noemt Maslow de sociale behoefte, vriendschap, liefde, het
gevoel dat je ergens bij hoort. Als vierde behoefte aan erkenning en waardering. Als je
wordt erkent en gewaardeerd geeft dat een goed gevoel en voelt dat als een
succeservaring. Je krijgt vertrouwen in je eigen kunnen, je mag er zijn. Als je dat gevoel
kent dan kun je je beter ontwikkelen in plaats van dat je bij de pakken neer gaat zitten.
Als laatste komt de behoefte aan zelfontwikkeling aan bod. Hier kun je je vrij ontplooien
als alle boven genoemde aspecten in orde zijn. Dan kun je in alle rust en ruimte jezelf
goed ontwikkelen tot een persoonlijkheid die je wilt worden.
Als we onze kinderen stimuleren, veiligheid bieden en ruimte geven krijgen ze op school
de ruimte om goed te kunnen ontwikkelen, ook thuis moet dit in orde zijn. Als er thuis
problemen zijn neemt het kind dit al snel mee naar school en zal het zich niet kunnen
focussen op zijn leren en ontwikkelen.

Uniciteit
Het gaat er niet om hoe intelligent je bent, maar om hoe je intelligent bent is een
uitspraakHoward Gardner die de grondlegger van Meervoudige intelligentie is. Iedereen is
knap, maar de n is verbaal heel sterk en de ander is visueel sterker. Zo heeft ieder zijn
eigen talenten gekregen. Vroeger moest je je aanpassen aan de leerkracht die de lesstof
opdreunde, nu wordt er rekening gehouden met ieder kind. Doormiddel van verschillende
soorten intelligenties worden kinderen ingedeeld in verschillende intelligentiegroepen,
Howard heeft de volgende indeling gemaakt:
- verbaal/lingustische intelligentie (taalknap)
- logisch/mathematische intelligentie (rekenknap)
- visueel/ruimtelijke intelligentie (beeldknap)
- muzikaal/ritmische intelligentie (muziekknap)
- lichamelijke/kinesthetische intelligentie (beweegknap)
- interpersoonlijke intelligentie (samenknap)
- intrapersoonlijke intelligentie (zelfknap)
- natuurgerichte intelligentie (natuurknap).
De theorie van Gardner komt dus tegemoet aan de verschillen tussen mensen. De
belangrijkste effecten van MI zijn dat alle kinderen zich aangesproken en uitgedaagd
voelen. Door hun voorkeurintelligentie in te zetten, als ze bijvoorbeeld goed zijn in
rekenen de mathematische intelligentie, leren ze makkelijker en meer. Door je sterke
kanten te gebruiken kan je de minder sterke intelligenties weer aanspreken en kunnen ze
zich breder ontwikkelen. Wel is het erg belangrijk om als leraar de intelligenties van de
kinderen te (her) kennen. Deze ontwikkelen zich ook, je moet dan mee gaan in die
ontwikkeling bij kinderen. Met Meervoudige Intelligentie kun je meerdere werkvormen in
de les gebruiken en is er een groot aanbod aan intelligentiegebruik bij kinderen. Je kunt
zo ook beter differentiren en er is een hoger leerrendement. ( Het gaat steeds beter!) In
de les kan je werken in hoeken, in iedere hoek staat een intelligentie centraal. Als we
Meervoudige intelligentie niet gebruiken dan overheersen rekenen en taal al heel vaak
inn de les en wordt er door de leraar veel gesproken in de les in plaats dat de leerling
aan het woord is. Als we het thema Romeinen nemen kan je in de taalknap hoek een
brief laten schrijven, bijvoorbeeld doen alsof deze is gevonden bij een archeologisch
onderzoek, bij rekenknappe kinderen kun je ze laten rekenen met Romeinse cijfers. Nu
hebben we het gewone deel gehad en kunnen we ook ruimte geven voor de anders
knappe kinderen. Voor muziekknappe kinderen kunnen we ze liederen laten opzoeken uit
de Romeinse tijd, ook kun je ze zelf een lied laten maken over de tijd van de Romeinen.

Zo kun je bij elke intelligentievorm een leuke, speciale activiteit verzinnen waarbij de
kinderen kunnen ontwikkelen in hun eigen intelligentievorm, maar ook een andere
intelligentievorm kunnen onderzoeken. Als leerkracht kun je de kinderen motiveren om
ook eens naar een andere intelligentie te kijken. Zo wordt er aan de behoefte van ieder
kind voldaan. Ieder kind leert op een andere manier, maar ook ieder kind gaat anders
om met de kinderen in de klas. Ieder kind gaat anders om met situaties, het is dan ook
erg belangrijk om als leerkracht je kinderen goed te kennen. Als je de kinderen goed kent
weet je ook hoe iemand zal reageren op bepaalde situaties en werkvormen. Je behandeld
de kinderen dan niet op hoe ze eruit zien of als klanten en producten, maar als individuen
die ieder voor zich weer een andere behandeling verdienen.
Hoe vaak krijgen kinderen in een klas te horen dat ze bijzonder zijn? Hoe merken ze dat
in de lessen. Iedereen is anders, en heeft zijn eigen talenten gekregen. Maar hoe kunnen
ze nu merken dat jij als leerkracht het belangrijk vindt dat iedereen gewaardeerd wordt
in de klas om wie hij of zij is? Hoe jij tegen de kinderen aankijkt heeft veel invloed op de
ontwikkeling van het kind.
Kinderen die in de loop van hun ontwikkeling voldoende en adequate steun ervaren
vanuit hun omgeving bouwen positieve verwachtingen op ten aanzien van anderen en
van zichzelf. Dit komt hun ontwikkeling ten goede. Kinderen die weinig steun ervaren,
ontwikkelen minder vertrouwen in zichzelf en in anderen. Dit kan leiden tot interne
werkmodellen die een gezonde ontwikkeling in de weg staan (overtuigingen als aan
anderen heb je niks, ik kan niks alleen of het maakt niet uit wat ik doe). (de Graaf,
Marian & Meij, Hans) Het is dus degelijk van belang hoe jij naar kinderen kijkt, of je ze
bekijkt als uniek, bijzonder, gewaardeerd of dat je het kind als persoon niet ziet staan,
maar dat je alleen maar een grote groep kinderen voor je ziet. En zeniet behandeld naar
wat zij nodig hebben, je speelt dan niet in op persoonlijkheden en persoonlijke
ontwikkelingen.
Je draagt als opvoeder dus een hele verantwoordelijkheid voor de kinderen. Je kunt de
kinderenals het ware maken en breken. Je kunt een kind stimuleren of juist afremmen in
zijn of haar ontwikkeling.
De betrokkenheid in de les vergroot als je Meervoudige Intelligentie of differentiatie
toepast. Kinderen krijgen meer plezier in hun werk en zijn meer betrokken bij hun taak,
om dat ze doen waar ze goed in zijn er daar nog beter in kunnen worden. Het is nuttig
om meerdere intelligenties aan te spreken in de les. Vaak is het onderwijs ingesteld in
talige activiteiten wat de taalknappe kinderen natuurlijk erg prettig vinden, andere
kinderen zullen het niet altijd waarderen. Verschillende intelligenties doen een beroep op
verschillende hersendelen. Bij Meervoudige Intelligentie streef je er naar als leerkracht
beroep te doen op steeds wisselende hersendelen, die wil je activeren. Activeren en
stimuleren. Als je tien minuten hebt verteld? Geef de leerlingen dan bijvoorbeeld even de
tijd om iets anders te doen. Door er bijvoorbeeld even over te praten, het te tekenen of
even een momentje te geven om te kunnen bewegen. Leerkrachten zijn vaak geneigd om
te werken vanuit hun eigen intelligentievorm, dat is een valkuil om dat je zo andere
intelligentie te kort doet. Door systematisch te variren met de verschillende
intelligentievormen voorkom je dat er steeds n intelligentievorm centraal staat.

Gardner, Howard (1993). Soorten Intelligentie. Meervoudige Intelligenties voor de 21ste


eeuw. Amsterdam: Nieuwezijds 1999.

Kagan, S en M. Kagan (2006) Meervoudige Intelligentie. Het complete MI boek.


Vlissingen: Bazalt.
Kopmels, D. De kracht van Meervoudige Intelligentie. Vlissingen: Bazalt.
Reyns, B. en K. de Kaart (2005) Matchen met MI. Vlissingen: Bazalt.

Verantwoordelijkheid
Kindercoach Tea Adema: Kinderen kun je vroeg verantwoordelijkheid leren. Eigenlijk
weten we dat het heel belangrijk is om kinderen verantwoordelijkheid te leren, maar toch
gebeurt het nog te weinig. Hoe kun je in de klas kinderen verantwoordelijkheden geven?
Als leerkracht kun je allerlei taken geven aan het kind. Dit kun je op verschillende
manieren uitwerken. Zo kun je kiezen voor dag- en weektaken maar ook voor veel
vrijheid geven in opdrachten. Geef ze een stapel opdrachten aan het begin van de week
en geef ze zelf de vrijheid hoe ze dit inplannen en aan het einde van de week af kunnen
hebben. Het is goed als ouders hier thuis al mee beginnen. Je kunt als moeder alles
achter je kind aan opruimen, maar je kunt ook zeggen dat ze het zelf op moeten ruimen.
Ook een huisdier kan hier heel goed een stimulans in zijn. Een huisdier is een levend iets
en moet eten en drinken krijgen, anders gaat het dood. Door ze hier de
verantwoordelijkheid te geven, geef je ze eigenlijk een leven in de hand. Zelfs kleuters
kun je al vroeg verantwoordelijkheid leren door ze te leren om hun eigen speelgoed aan
het einde van de dag op te ruimen. Spelenderwijs leren kinderen zo dat alles een eigen
plek heeft. Op school kun je daar in voort gaan. Alles opruimen als je er klaar mee bent,
zo houden we onze spullen netjes. Ook kun je de kinderen leren om verantwoordelijk te
worden voor elkaar. In de sofa lessen, sociale vaardigheden training kun je in gesprek
gaan in hoe je met elkaar om moet gaan. Wat als iemand wordt gepest? Pest je dan
mee? Of kom je voor diegene op? Als je fouten hebt gemaakt? Durf je die dan ook toe te
geven? Durf je te zeggen dat jij iets gedaan hebt? Kinderen moeten leren dat daden
consequenties hebben en dat sommige consequenties niet leuk zijn.
Vertrouwen in eigen kunnen is, als eerste, een belangrijke voorwaarde voor het durven
nemen van verantwoordelijkheid. Een veilige basis is daarbij erg belangrijk, mogen ze
fouten maken? Worden ze ondersteund in wat ze doen? Belangrijk is om ze te laten zien
dat je ze vertrouwt, zo kunnen ze alleen maar vertrouwen in zichzelf krijgen en groeien
naar een goed functionerend persoon in de maatschappij. Om zo op eigen benen te
kunnen staan.
Thea Adema kindercoach
http://www.tym.nl/kindercoach-tea-adema-kinderen-vroeg-verantwoordelijkheid-leren/

Inhoud
In het artikel van dRS is de volgende vraag gesteld door pedagogiekdocent Arry Kraaij:
Op welke wijze geef je in het onderwijs betekenis aan je roeping als christelijke
leerkracht? Over deze vaag wordt momenteel vaak nagedacht. Het is namelijk de
bedoeling dat het christelijk leraarschap te merken is in alle lessen, niet alleen tijdens de
dagopening. Het boek Een venster op de hemel geeft hiervoor een aantal praktische
voorbeelden waarin leerkrachten hun christelijke identiteit proberen te verbinden met de
lessen. We moeten ons als leerkrachten eigenlijk meer bewust zijn van de Bijbel, van wat
de Bijbel van ons vraagt en dit ook meegeven aan de kinderen. Niet alleen wat de
kinderen leren of maken is belangrijk maar ook de manier waarop ze dat doen. Niet
alleen kan de christelijke identiteit duidelijk worden uit wat er geleerd/gemaakt moet
worden maar ook op de manier waarop dit wordt gedaan. Juist als leerkracht heb je de
taak om de kinderen in te wijden in de geheimen van het leven, wat professor W. ter
Horst ook zo treffend zegt.
dRS. Vragen uit de onderwijspraktijk. Arry Kraaij, docent Pedagogiek
Kalkman heeft het in zijn artikel ook over de christelijke identiteit die duidelijk moet
worden in de leeromgeving. Het leren moet gericht zijn op hoofd, hart en handen:
breedte, hoogte en diepte van ons menszijn. Ook moet het leren niet alleen een
horizontale activiteit zijn, maar ook een verticale. We moeten ook de brug slaan naar God
en de Bijbel zodat het echt een diepere betekenis krijgt. Kalkman zegt tenslotte nog als
aflsluitende zin: Laten we in ons christelijk onderwijs leerlingen de gelegenheid geven
vanuit een innerlijke rust dingen waar te nemen, te bestuderen, er over te praten, de
gedachten te formuleren, te herformuleren, ontdekkingen te doen en zo tot kennis te
komen.
Kalkman, B. (2003). De leeromgeving als bron van inspiratie. Studiedag Anders Adaptief
Ook Bavinck heeft een bepaalde gedachte over het lesgeven vanuit je identiteit. Het valt
ons op dat Bavinck er heel erg op gericht is dat het onderwijs arbeidsonderwijs moet zijn.
De kinderen moeten er echt iets aan hebben, er iets mee kunnen in de toekomst en in
hun toekomstige beroep. Dit baseert hij echter niet alleen op eigen ideen of op een
eigen mening, nee, hier haalt Bavinck ook de Bijbel bij. Bavinck gebruikt de Catechismus
van Heidelberg als voorbeeld om aan te tonen dat het onderwijs moet uitgaan van
hetgeen met wil leren. Het is heel belangrijk dat de kinderen er later iets mee kunnen,
dat het nut heeft voor het leven. Daarbij zegt Bavinck ook heel mooi dat het niet altijd
gaat om wat de leerling leert maar ook om de manier waarop de leerling leert. Ook
hierbij gaat het dus over leren met hoofd, hart en handen. Wat Bavinck ook zegt en wat
goed bij onze onderwijsvisie past (ieder kind is uniek) is: Er is verscheidenheid van
gaven, laat deze dan ook in het onderwijs en de opvoeding tot haar recht komen!
Bavinck sluit in dat opzicht dus ook heel goed aan bij onze onderwijsvisie en op de
manier waarop wij onderwijs het liefst willen organiseren.
Bavinck, H. De nieuwe opvoeding

Ook het artikel How do we shape the curriculum hebben we gebruikt bij dit onderdeel.
Het artikel was soms wat moeilijk omdat het in het Engels geschreven was. Volgens ons
wil dit artikel ons duidelijk maken dat we tijdens de lessen niet alleen de kennis moeten
doorgeven aan de kinderen, of de kinderen zelf aan de gang moeten laten gaan met
kennis, maar dat we ook nog wat meer moeten doen. We moeten met de kinderen gaan
kijken wat de Bijbel erover zegt, hoe wij dat nu invullen, of dat goed is, hoe het anders
zou moeten, etc. We moeten dus zorgen voor een verticale lijn, wat Kalkman ook al
noemt in zijn artikel. We moeten de kinderen duidelijk maken dat God alles geschapen
heeft, ook dat wat we behandelen in de lessen.
How do we shape the curriculum?
Tenslotte nog iets over het artikel van Blaauwendraat over belonen en straffen. Wij zijn
van mening dat de christelijke identiteit ook naar voren kan komen in het gedrag van de
leerkracht als het gaat om belonen en straffen. In de Bijbel staan hier eigenlijk ook
richtlijnen voor. We worden opgroepen om geduldig te zijn, ook in het omgaan met elkaar
en met de leerlingen. De regels die we opstellen voor in de klas moeten wel haalbaar en
eerlijk zijn. De leerkracht moet er echter wel op toezien dat de regels echt nageleefd
worden. Het is ook Bijbels dat de leerkracht gezag heeft en dat de leerlingen dit gezag
ook aanvaarden. Het gezag moet de leerkracht echter wel verdienen. Belonen is ook
heel belangrijk voor kinderen. Maar het belonen moet, net als het straffen, niet te vaak
voorkomen. Het moet een gezonde balans zijn. Tenslotte; in de Bijbel spreekt men ook
over straffen. Straffen moet gebeuren uit liefde, liefde voor het kind. Het woord tucht
wordt ook gebruikt. Het doel van tucht is dat kinderen zich aan de regels gaan houden.
Niet alleen omdat het moet, maar omdat het het ook echt graag wil. Wat wij ook nog
heel belangrijk vinden: je mag kinderen niet straffen als je nog enorm kwaad bent maar
pas als je weer kalm bent.
Blaauwendraat. E. Belonen en straffen

Vous aimerez peut-être aussi