Vous êtes sur la page 1sur 47

JAARBOEK

VOOR
MUNT- EN
PENNINGKUNDE

71
1984

KONINKLIJK NEDERLANDS GENOOTSCHAP


VOOR MUNT- EN PENNINGKUNDE
AMSTERDAM

DRIE VAN MOELINGENS: EEN HAAGS MEDAILLEURSGESLACHTl

door Myrna Koesoemo Joedo

In het Koninklijk Penningkabinet (en ook in andere verzamelingen, maar


minder volledig) bevindt zich een aantal penningen dat volgens de signatuur
afkomstig is van een medailleur "Van Moelingen". Deze medailleur wordt in
verschillende numismatische bronnen vermeld en hij wordt daarin beschouwd
als een van de voornaamste medailleurs van de achttiende eeuw. Maar
Frederiks noemt een Gerrit van Moelingen, Forrer een Gijsbert, terwijl men in
Merken van Haagsche Goud- en Zilversmeden leest dat het gaat om een
Gerrit, ook wel Geurt en Gijsbert genaamd 2 . Uit onderzoek is echter gebleken
dat er meerdere "Van Moelingens" waren die als medailleur werkten in de
achttiende eeuw: zowel een Gerrit als een Gijsbert sloeg penningen en een
derde medailleur, eveneens Gerrit genaamd, was werkzaam als stempelsnijder
te Harderwijk in dezelfde eeuw. Het gaat hier om een vader en zijn twee zonen.
Vermoedelijk is men niet op de hoogte geweest van het bestaan van meerdere
medailleurs met dezelfde naam omdat zij hun penningen meestal niet met de
voornaam voluit signeerden. Een begin van onderzoek naar de "Van Moelingens" en hun werkzaamheden in met name het Gemeentearchief te 's-Gravenhage leek daarom nuttig. Omtrent Gerrit jr. waren alleen gegevens te vinden in
het Rijksarchief in Gelderland.
Gerrit sr.
De naam "Van Moelingen" treffen wij meerdere malen aan in de Doop-,
Trouw- en Begraafboeken van Den Haag. Uit het overlijdensregister blijkt dat
Gerrit van Moelingen sr. in 1711 geboren moet zijn. Zijn geboorteplaats is
vooralsnog onbekend. We weten dat hij in elk geval in 1731, toen zijn zoon
Gijsbert geboren werd, en daarna, woonde in Den Haag. Een Geurt ( =
Gerrit) kocht in 1754 een huis aan de zuidzijde van de Nieuwe Molstraat 3 . In

1. Drs. G. van der Meer wil ik hierbij hartelijk danken voor de begeleiding tijdens het
totstandkomen van dit artikel, en vooral voor de vele aanvullingen en verbeteringen die zijn
aangebracht. Tevens een woord van dank aan Ir. F.A. Nelemans die zo vriendelijk was mij de
genealogische gegevens te verschaffen en de beschrijvingen van de familiewapens op zich te
nemen.
2. J.W. Frederiks, Penningen, Amsterdam 1947; L. Forrer, Biographical Dictionary of Medallists,
London 1907 (volume III); E. Voet jr., Merken van Haagsche Goud- en Zilversmeden, 'sGravenhage 1941.
3. E. Voetjr., o.c, p. 88

46

datzelfde jaar 1754 legde hij de eed van goud- en zilversmeden af*. Het lijkt
dan ook waarschijnlijk dat hij de toekomst toen met vertrouwen tegemoet zag,
maar helaas ging het hem niet zo goed. In 1759 moest hij zijn huis nl. weer
verkopen 5 . Volgens "Uitleggingen" van penningen (d.w.z. velletjes papier met
uitleg van de symboliek) daterend uit 1766 en 1767 woonde hij later "in het
Noordeinde, het tiende huis voorbij het Oude Hof, in 's-Gravenhage". Dit
huis huurde hij in ieder geval tot 17686. Hij was gehuwd met Adriana
Blankers (wanneer het huwelijk plaats vond is niet bekend). De doop- en
overlijdensregisters geven de namen van vier van hun kinderen. Als eerste
wordt Gijsbert genoemd, geboren in 1731. Daarna volgden Katharina (geb.
1735), Johanna (1736) en Cornelis (1749)7. We komen in deze archieven
nergens de naam van de jonge Gerrit tegen, maar uit andere bronnen weten we
dat hij in 1766 is overleden8. Misschien was hij de oudste en was hij in een
andere plaats geboren.
De naam Gerrit senior komt in de archief van Den Haag nog meerdere malen
voor: in verband met het overlijden van zijn driejarige kleinzoon Isaac, het
onwettige kind van zijn dochter Johanna, op 4 maart 17649, als huurder in
verband met de overdracht van het huis op het Noordeinde in 1767, en in
verband met een schenking vlak voor zijn overlijden van al zijn gereedschappen die bij zijn beroep behoorden aan zijn zoon Gijsbert, "uit consideratie der gedhane saken" 10 . Op 13 februari 1773 stierf hij ten gevolge van
een borstkwaal en werd hij pro deo in zijn woonplaats begraven.

4. Notulboek van Burgermeesterenkamer weegens Burgers, Schutters, kleine ampten, vroetmeesteren, vroetvrouwen, priesters en goud- en zilversmeden, folio 185, no. 6, Gemeentearchief
's-Gravenhage.
5. Zie noot 3.
6. Notarieel protocol 4218, p. 494, 1768, Gemeentearchief 's-Gravenhage.
7. In het overlijdensregister in het Gemeentearchief te's-Gravenhage staat vermeld dat Gijsbert
van Moelingen op 9 mei 1789, op 58-jarige leeftijd overleed aan water op de borst. Hij werd
pro deo begraven op het Noorderkerkhof. Zijn zuster Johanna werd 70 jaar en stierf op 11 juli
1806. Katharina werd pro deo op het Noorderkerkhof begraven nadat zij op 55-jarige leeftijd
aan de tering was overleden. De jongste, Cornelis, overleed al op 19-jarige leeftijd ten gevolge
van een beroerte (3 oktober 1768). Hij werd pro deo begraven.
8. Cal. Gelders zilver, 12 juni-4 september 1955 in het Gemeentemuseum Arnhem, p. 162. Hierin
wordt tevens vermeld dat Gijsbert zijn broer is. De Heer W.T. Resida van het Rijksarchief in
Gelderland was zo vriendelijk dit nader te preciseren aan de hand van gegevens uit het Archief
Hof van Gelre en Zutphen, 1543-1811, inv. nr. 51, p. 383.
9. Vader van het kind was Isaac Stephanus Tackenaer (volgens opgave in de Begraafboeken).
Johanna trouwde later met Stephanus Hebbenaar (not. prot. 4524, p. 14, 1773). Mogelijk heeft
men zich verschreven bij de Begraafboeken of bij de notaris, en zijn Tackenaer en Hebbenaar
een en dezelfde persoon. Aan de andere kant ligt er een grote afstand tussen het geboortejaar
van het kind van Johanna en het jaar van haar huwelijk in 1771 (volgens de Trouwboeken).
10. Resp. not. prot. 4068, p. 31-32, 1764; 4420, p. 173, 1767; 4524, 1773, p. 18.

47

Gerrit van Moelingen sr. oefende naast het beroep van medailleur ook dat van
"konstgraveerder" en wapensnijder11 uit. Hoewel hij woonde en werkte in
Den Haag, beperkten zijn opdrachten zich niet tot zijn woonplaats. Hij kreeg
bijvoorbeeld de opdracht voor een gedenkpenning ter gelegenheid van het
honderdjarig bestaan van het Diaconieweeshuis te Amsterdam. Op een "Verklaring" van deze penning staat dat deze destijds te koop was bij Johannes
Hennebo, kashouder in goud, zilver en juwelen op de Prinsengracht. Deze
Hennebo moet als agent voor Van Moelingen gewerkt hebben in Amsterdam.
Op hogere leeftijd, hij was toen 57 jaar oud, diende hij een verzoek in tot
examinatie om van die tijd af ook als essayeur van goud en zilver te mogen
werken 12 . Op 5 maart 1768 legde hij de eed af als essayeur particulier binnen
's-Gravenhage.

Gerrit jr.

Van Gerrit jr. zijn minder gegevens bekend. Volgens Von Wurzbach was hij in
1753 leerling in 's-Gravenhage 14 . Dit zou er op kunnen wijzen dat hij niet de
oudste was, want als hij voor zijn broer Gijsbert (1731) was geboren, zou hij in
1753 te oud zijn geweest om nog leerling te zijn. Een paar jaar later, in 1758,
solliciteerde een Geurt van Moelingen naar een door het overlijden van
Johannis Drappentier senior opengevallen plaats van stempelsnijder aan de
Munt te Dordrecht. Hoewel Van Kerkwijk 15 vermeldt dat het hier gaat om de
Gerrit die "konstgraveerder" en wapensnijder was en overleed in 's-Gravenhage in 1773, aldus suggererende dat het hier om Gerrit sr. ging, is liet zeker
niet onmogelijk dat het Gerrit jr. was die naar de betrekking solliciteerde. In
ieder geval werd die Gerrit toen niet als stempelsnijder aan de Munt aangenomen: men gaf de voorkeur aan J. Drappentier jr.
Waarschijnlijk zal het belangrijkste middel van bestaan van Gerrit van Moelingen jr. het snijden van muntstempels geweest zijn. Hij werd in 1760 de
opvolger van Bartholomeus van Swinderen als provisioneel ijzersnijder aan de
Munt te Harderwijk 16 . Hij heeft daar, behalve munten, ook stempels voor
11. D.w.z., hij graveerde wapens in zegelstempels. Veel medailleurs deden dit als nevenwerkzaamheid.
12. Register der Uytgaende brieven 1766/1774, Gemeentearchief's-Gravenhage.
13. Register der resolutin en notulen Generaliteits Muntkamer, 1766-1772, p. 65.
14. A. von Wurzbach, Niederlandisches Knstler-Lexikon, Wien/Leipzig 1906-1911, deel II, p.
172.
15. TMP 8, 1921, p. 48.
16. De Geuzenpenning, 17, 1967, p. 30-31; Cat. Gelders zilver, p. 162.

48

twee penningen gemaakt ter gelegenheid van het openen van de Gelderse
muntbus resp. in 1762 en 1764. Voor de eerste (en misschien ook voor de
tweede) ontving hij 50,-. Bij de penning van 1764 verweet men hem echter
een slordige bewerking van de stempels 17 . Tot zijn overlijden (insolvent) tussen
8 en 26 september 1766 (de leeftijd van zijn vader in aanmerking nemende kan
Gerrit jr. niet veel ouder zijn geweest dan een jaar of vijfendertig), werkte hij
aan de Gelderse Munt. Daarna nam zijn broer Gijsbert het werk tijdelijk van
hem over. Hij werd daartoe voor de periode tussen 26 september 1766 en
februari 1767 tot provisioneel ijzersnijder benoemd 18 .
Gijsbert
Gijsbert van Moelingen woonde en werkte in Den Haag, eerst bij zijn vader,
na diens dood in 1773 als zelfstandig ondernemer. In 1774 trouwde hij daar op
43-jarige leeftijd met Neeltje van Herkhuisen. Uit hun huwelijk kwamen drie
kinderen voort: Gerrit, Johanna en Adrianus, resp. in 1775, 1776 en 1779
geboren. De familie heeft enkele jaren in de Hekkelaan gewoond. Een notarieel stuk uit 1781 geeft aan dat Gijsbert daar tot april een huis huurde 19 .
Zoals eerder opgemerkt gaf zijn vader hem in 1773, tien dagen voor zijn
overlijden, zijn gereedschap, bestaande uit een medaillepers, een draaibank met
toebehoren, een essayeerkastje met oven, een ladenkast met gereedschap, twee
werkbanken, een kist met ponsoenen, een kastje met stempels en een blaasbalg
met fornuis, een weegschaal en een hangkast, een drinkbak met koperen
flessen, een draaisteen met stoel en een groene lessenaar, eveneens met stoel.
Helaas is er geen gedetailleerde beschrijving gevonden van de stempels en de
ponsoenen.
Het schijnt de familie Van Moelingen niet altijd voor de wind gegaan te zijn:
verschillende malen is er sprake geweest van schulden, hoewel ze gelukkig
altijd laag bleven. Al in 1760 is er een schuld van zeven gulden en zes stuiver,
t.b.v. de heer Hamilton, en nog een onbekend bedrag, beide ten laste van een
van de Van Moelingens; in 1772 staat een schuld van vijf gulden open; wiens
portemonnee het hier betrof is niet duidelijk. In 1773 is Gijsbert genoodzaakt
een lening ter somma van vijfhonderdvijftig gulden af te sluiten, misschien om
de andere erfgenamen van zijn vader uit te kopen; driejaar later is sprake van
een "onderhandsche obligatie ten bate van Adriana Blankers, weduwe (van)
Gerrit van Moelingen en zoon (...) groot in capitaal een honderd guldens waar
van vermeld de grote armoede" 20 .
17. W.J. de Voogt, Geschiedenis van het Muntwezen der Vereenigde Nederlanden, Amsterdam 1874,
p. 42-43.
18. Cat. Gelders zilver, 12 juni-4 september 1955 in het Gemeentemuseum Arnhem, p. 162.
19. Not. prot. 4288, p. 792, 1781.
20. Resp. not. prot. 5652, p. 147, 1760; 3828, p. 131, 1760; 4524, p. 31, 1773; 5165, p. 259, 1776.

49

Naast het beroep van medailleur oefende Gijsbert ook dat van taxateur uit,
zoals blijkt uit een taxatie en beschrijving van de boedel van de heer Leonard
van Boeije in 1779, waarbij de gouden en zilveren medailles en potpenningen
gewogen en gewaardeerd werden door Gijsbert van Moelingen 21 . Bovendien
maakte hij in 1777 een standaard met schaal en gewichten voor de Muntkamer 22 , en leverde hij in 1779 zes orden aan het Tekengenootschap Pictura te
's-Gravenhage, waarvoor hij in januari 1780 36,- ontving 23 . Ze werden
gemaakt in de vorm van een vrouw als zinnebeeld van Pictura. Mogelijk dat
zijn vader de leverancier was in 1737, toen Pictura voor het eerst besloot
dergelijke orden te laten maken (volgens hun Notulen van 2 mei 1737)24, maar
dan zou er wel een lang hiaat zijn tussen deze opdracht en zijn eerste penning
van 1748. Waarschijnlijk hield Gijsbert zich het meest bezig met het slaan van
penningen. Niet alleen omdat er meerdere historie- en familiepenningen van
hem bekend zijn, maar ook vroedschapspenningen uit Delft en 's-Gravenhage,
opdrachten die voor hem belangrijk zullen zijn geweest. Van 's-Gravenhage
kreeg Gijsbert in 1775 de opdracht tweehonderd zilveren vroedschapspenningen te schroeven met behulp van de stempels die in 1768 gemaakt waren
door J.W. Marm 25 . Rekeningen vermelden nog leveringen door Van Moelingen in 1779 (300 stuks) en in 1781 (200 stuks) 26 . Voor deze opdrachten
bezorgde hij ook het zilver. In maart 1780 kreeg Van Moelingen van Commis
A. van Marie de opdracht 37 vroedschapspenningen te vervaardigen uit 270
gouden ducaten: 12 penningen elk op een gewicht van 10 ducaten en 25 van 6
ducaten. Waarschijnlijk heeft hij om de een of andere reden slechts 30
penningen geleverd, want op 22 november 1780 ontving Gijsbert van Moelingen het maakloon van 75 gulden "voor het schroeven van 30 gouden Haagse
vroedschapspenningen". Op de opdracht die hij van de stad Delft ontving
wordt in de beschrijving van de penningen uitvoeriger ingegaan.
Gijsbert overleed op 9 mei 1789, op 58-jarige leeftijd, aan water op de borst.
Hij werd pro deo begraven op het Noorderkerkhof.
De penningen die hieronder beschreven wordende eerste is geslagen in 1748
en de laatste in 1778worden op enkele uitzonderingen na bewaard in de
collectie van het Koninklijk Penningkabinet. Zij worden grotendeels vermeld
21.
22.
23.
24.

Not. prot. 4581, p. 91, 1779. Potpenningen zijn zilveren munten van groot formaat.
Register der resolutin en notulen Generaliteits Muntkamer, 1773-1777, p. 119.
Oud Holland, 1901, p. 189.
G. van der Meer, Penningen van de Haagse Confrerie Pictura, Tekenacademie en Koninklijke
Academie van Beeldende Kunsten, De Beeldenaar, 1982, p, 173.
25. A.O. Van Kerkwijk, De vroedschapspenningen van 's-Gravenhage, JMP 17, 1930, p. 16-17.
26. Van Kerkwijk, o.c, p. 31.

50

in de delen III en IV van Dirks en in Vervolg Van Loon. Dit laatste werk,
samengesteld door anonieme medewerkers, werd regelmatig bij het beschrijven
van de penningen ter hand genomen 27 . Tevens treft men hieronder de
beschrijving van de orde van Pictura en de plaquette met portret van Willem
IV aan, resp. in de collectie van het Koninklijk Penningkabinet en het
Rijksmuseum te Amsterdam.
Vele min of meer geschiedkundige feiten en gebeurtenissen met betrekking tot
het Huis van Oranje werden in metaal herdacht. Van de oranjepenningen is de
grote penning van het huwelijk van Prins Willem V met Frederica Sophia
Wilhelmina van Pruisen verreweg de mooiste (nr. 11). Daarnaast zijn er
penningen ter gelegenheid van diverse andere historische gebeurtenissen en de
vroedschapspenningen van Delft. De familiepenningen zijn eveneens talrijk;
behalve een verjaardagspenning (nr. 28) bevindt zich in het Penningkabinet
een viertal exemplaren geslagen ter gelegenheid van het overlijden van predikanten (nr. 18 t/m 21) en zes t.g.v. gouden of zilveren huwelijken. Van
laatstgenoemde zijn vier penningen van een vrij eenvoudig type: op de
voorzijde de wapens van de echtgenoten, omgeven door lofwerk en liefdessymbolen en een omschrift; de keerzijde bestaat uit een tekst waarin de namen van
het echtpaar verwerkt zijn (nrs. 22 t/m 25). Een mooie penning ter gelegenheid
van een vijftigjarige bruiloft heeft, als uitzondering op de andere exemplaren,
een tekst in het Latijn en een meer uitgewerkte voorstelling op de voorzijde
(nr. 26).
De verzameling maakt duidelijk dat het werkgebied van de Van Moelingens
zich niet beperkte, tot hun woonplaats. Ook van aanzienlijke personen die
buiten 's-Gravenhage woonachtig waren, werden opdrachten ontvangen. Blijkbaar hadden zij een bepaalde renomme verworven.
Het is moeilijk een duidelijk beeld te krijgen van de manier waarop de
werkzaamheden onder de twee (of misschien voor 1760 drie) medailleurs
verdeeld waren. Zij kunnen hebben samengewerkt en/of ponsoenen en stempels aan elkaar hebben uitgeleend. Hoewel Gijsbert in 1773 het bedrijfsgereedschap van zijn vader kreeg, heeft hij diens materiaal zeker al eerder gebruikt.
Door gebrek aan gegevens, en vooral omdat zowel Gerrit als zijn zonen
meestal slechts de eerste letter van hun voornaam in de signatuur opnamen
(alleen Gijsbert is, na 1772, uitvoeriger) is het zeer moeilijk de verschillende
activiteiten per medailleur te volgen en te bepalen welk deel van het oeuvre,
althans tussen 1757 en 1773, door elk van hen is gemaakt. Enkele scheidslijnen
27. (Vervolg van Loon), Beschrijving van Nederlandsche Historie penningen ten vervolge op het werk
van Mr. Gerard van Loon, Amsterdam 1822-67 (door anonieme medewerkers); J. Dirks,
Penningkundig Repertorium, III en IV, Leeuwarden 1891.

51

staan vrijwel vast. T/m 1754 (daarna volgt een hiaat van 3 jaar) kan
aangenomen worden dat Gerrit sr. als maker van de met G. van Moelingen of
G.V.M, gesigneerde penningen beschouwd kan worden. Zijn zonen waren toen
nl. nog te jong om zelfstandig als medailleur werkzaam te zijn, hoewel zij hem
wel geholpen kunnen hebben als leerlingen. Penningen na de dood van Gerrit
sr. in februari 1773 zijn door Gijsbert gemaakt. Het oeuvre tot 1754 is niet
groot; het bestaat uit twee (misschien drie) penningen (nr. 1/2 en 8), een
gegoten plaquette (nr. 3) en vier dunne gegoten plaatjes (nr. 4 t/m 7). De
uitvoering is tamelijk grof. De stempels van de penningen zijn slecht afgewerkt
en de voorstellingen zijn onbeholpen uitgevoerd. Tussen 1754 en 1757 zijn
blijkbaar geen penningen gemaakt. Aangenomen mag worden dat Gijsbert, die
in 1757 26 jaar was, toen in staat geacht mocht worden om zelfstandig als
medailleur werkzaam te zijn in het bedrijf van zijn vader, als diens assistent.
Tussen 1757 en 1760, toen hij naar Hardewijk vertrok, zou Gerrit jr. eventueel
een enkele penning gemaakt kunnen hebben. Het is niet bekend bij wie de
zoons in de leer geweest zijn. Naar de kwaliteit van de produktie tot 1754 te
oordelen, zou hun vader geen goede leermeester geweest zijn. Het is opvallend
dat na 1757 die kwaliteit sterk verbeterd is. Twee penningen uit 1757 (nr. 15 en
18) staan nog niet op een bijzonder hoog peil, hoewel zij beter zijn dan de
penningen van vr 1754. Uit 1758 is niets bekend, maar in 1759 ontstaat
voor het eerst een uitstekende penning op het overlijden van ds. Willem
Muilman (nr. 19). De stijl van zowel voor- als keerzijde is geheel in overeenstemming met die van twee andere penningen op het overlijden van Haagse
predikanten (nr. 20 en 21), resp. uit 1765 en 1773, de laatste gesigneerd door
Gijsbert. Tussen 1760 en 1765 is er weer een hiaat, maar vanaf 1765 komt de
penningproduktie op gang. Ieder jaar is er minstens n opdracht, met
uitschieters van enkele jaren, zoals 1766 en 1768. Tot 1772 zijn zij steeds zo
gesigneerd, dat niet duidelijk wordt of de voornaam Gerrit of Gijsbert moet
luiden. Bij een penning uit 1766 en een uit 1767 (nr. 10 en 11/12) horen
"Uitleggingen", waarop vermeld wordt dat G. van Moelingen, Medailleur,
wonende in het Noordeinde, het tiende huis voorbij het Oude Hof in 'sGravenhage, deze heeft gemaakt. Daaruit zou afgeleid kunnen worden dat
Gerrit sr. en Gijsbert tussen 1757 en 1773 ieder een deel van de penningproduktie voor hun rekening hebben genomen, of eventueel bij iedere penning
of sommige penningen samengewerkt hebben, maar het is ook heel goed
mogelijk dat Gijsbert alle penningen in die periode heeft gemaakt in het bedrijf
van zijn vader, die ze signeerde met de voor meerdere uitleggingen vatbare
voorletter G. De uniforme stijl, die ook overeenkomt met die van de na 1773
door Gijsbert gesigneerde penningen, doet vermoeden, dat hij degene was die
ze maakte. Zijn vader zou zich dan met het snijden van wapens en, na 1768,
52

het essayeren kunnen hebben beziggehouden. Men kan zich ook nauwelijks
voorstellen dat degene die de onbeholpen penningen uit 1748 en 1754 maakte
in staat zou zijn geweest om de mooie latere penningen te creren.
De stempels van de penning op het huwelijk van Prins Willem V en Prinses
Frederica Sophia Wilhelmina van Pruisen in 1767 (nr. 11) b.v. zijn heel
verfijnd gesneden. Zij vertonen verwantschap met de stempels van de penningen op de geboorte van Prinses Frederica Louise Wilhelmina (nr. 13) in 1770
en van Erfprins Willem Frederik (nr. 14) in 1772. De laatste penning is door
Gijsbert met zijn voornaam gesigneerd. Dit, en de al eerder genoemde
overeenkomst in stijl tussen drie predikantenpenningen, waarvan n met
zekerheid door Gijsbert is vervaardigd, geeft steun aan de veronderstelling dat
de tussen 1757 en 1773 gemaakte penningen van de hand van Gijsbert zouden
zijn.
Het is merkwaardig dat hij na 1773, toen verwarring niet meer mogelijk was,
toch consequent zijn voornaam heeft aangegeven (Gyb.,Gysb.,Geysb. of
G.B.), alsof hij er eindelijk openlijk voor uit kon komen dat hij de auteur van
het penningwerk was. In het laatste levensjaar van Gerrit sr., 1772, had
Gijsbert ook zijn voornaam al duidelijk op een penning gezet. Zijn laatste drie
penningen, uit 1777 en 1778 (nr. 16, 17 en 28) zijn duidelijk van mindere
kwaliteit, en tot zijn dood in 1789 heeft hij er geen meer gemaakt. Was hij
door een of andere lichamelijke oorzaak niet meer in staat om met vaste hand
stempels te graveren? Wij zullen het wel nooit te weten komen.
In het algemeen zijn de meeste penningen in vergelijking met die van tijdgenoten (bijvoorbeeld die van de Holtzhey's) weinig origineel, en hebben zij vaak
iets slordigs en ruws. Woorden van om- en opschriften passen soms ternauwernood op het veld van de penning. Personen worden weinig elegant uitgebeeld.
Hoewel het werk van de Van Moelingens artistiek gezien niet van bijzonder
groot formaat is, was het karakteristiek voor de tijd waarin het gemaakt werd
en derhalve zeker het bestuderen waard. Om een duidelijk en beter overzicht te
krijgen van het leven en werk van de drie Van Moelingens, is het te hopen dat
alsnog gegevens over deze medailleurs boven water komen. Misschien kan
daarmee een nieuw licht geworpen worden op het hierboven gevormde beeld
van hen.

Summary
Three Van Moelingens: a family of medallists at The Hague. In the 18th century three
medallists named Van Moelingen were active at The Hague. They were Gerrit senior
(1711-1773) and his two sons, Gerrit junior (c. 17307-1766) and Gijsbert (1731-1789). In
numismatic literature they are often mixed up, or their work is thought to originate
53

from only one person. The confusion is heightened by the fact that most of their
medals are signed wih the initial G before the surname. Gijsbert alone signed with his
Christian name after 1772. He probably also made all or most of the medals between
1757 and 1772, as assistant to his father, who also worked as an "artistic engraver" and
seal cutter. Stylistic similarities to medals signed by Gijsbert after 1772 make this seem
probable. It is also possible, however, that they worked on the medals together. Medals
(3) and plaques (5) made before 1754 (after that date there is a hiatus in the output of
medals of three years) can be attributed to Gerrit senior, because his sons were still too
young to make medals independently. Their style is coarse and they are badly executed.
After 1757 the quality gets much better, when Gijsbert must have taken up work in his
father's workshop. Gerrit junior may also have assisted between 1757 and 1760, when
he departed to Harderwijk to work there as engraver of the coin dies for the province
of Gelderland. He also produced two medals there, of indifferent quality.
The author has done research in the municipal archives of The Hague, but the result
has been fairly meagre. There are still many gaps in our knowledge of life and work of
the Van Moelingens. She has extensively described all medals and plaques made by
them (33 numbers), and has brought order in the attributions to the different members
of this family, as far as was possible. She has arranged their work in categories: medals
with relation to the House of Orange, jubilees, family events, medals as municipal
attendance fees, medals issued after trials of the pyx, and prize medals.
Beschrijving van de penningen.
De penningen zijn als volgt ingedeeld: oranjepenningen, jubileumpenningen, familiepenningen, vroedschapspenningen, muntbuspenningen, prijspenning en ordeteken. Als
basis voor de beschrijving zijn de exemplaren uit het Koninklijk Penningkabinet
genomen. De enige die daar ontbraken zijn nr. 2 en 3.
De interpretaties van voorstellingen op de penningen zijn het meest ontleend aan
Vervolg van Loon, welke deze vaak zelf ontleende aan beschrijvingen in de Nederlandsche Jaerboeken.
Alle opschriften zijn gedrukt in hoofdletters. De letter "V" werd, indien door de
medailleurs gebruikt als "U", genormaliseerd tot "U".

Afkortingen in de penningcatalogus.
BLS

A.J. Bemolt van Loghum Slaterus, Nederlandse Familiepenningen


tot 1813, Zutphen 1981.
Cat. Gelders Zilver Gelders Zilver, 12 juni-4 september 1955 in het Gemeentemuseum
Arnhem, tentoonstellingscatalogus.
Cat. Haags zilver Haags zilver uit vijf eeuwen, 20 juni-27 augustus 1967, Gemeenteuit vijf eeuwen
museum 's-Gravenhage.
Cat. KPK
Koninklijk Kabinet van Munten, Penningen en Gesneden Steenen,
Catalogus der Nederlandsche en op Nederland betrekking hebbende gedenkpenningen, 's-Gravenhage 1906.
Cat. Van Kerkwijk Catalogus Veiling J. Schulman, Amsterdam, 4-5 maart 1958.

54

Cat. De Stad Delft De stad Delft, cultuur en maatschappij van 1667 to 1813, Stedelijk
Museum Het Prinsenhof, Delft, 1982.
Cat. Sterckshof
M.T. Rath, Penningkunst. Inventaris-catalogus van de verzameling
berustend op het Sterckshof, opgesteld t.g.v. een tentoonstelling
"50 jaar Sterckshof", 20 juni-20 september 1981, Provinciaal
Museum Sterckshof, Deurne/Antwerpen.
Cat. Vier eeuwen Vier eeuwen Nederlands Zilver, 18 juli-15 september 1952 in het
Gemeentemuseum 's-Gravenhage.
Ned. Zilver
Cat. Teyler
(Th. M. Roest) (2e ed. door A.O. van Kerkwijk) Catalogue du
Cabinet Numismatique de la Fondation Teyler a Harlem, Haarlem,
2e uitgave, 1909.
Dirks
J. Dirks, Penningkundig Repertorium III en IV, Leeuwarden 1891.
Dreesmann
W.J.R. Dreesmann, Verzameling Amsterdam, Amsterdam 1949.
Erlanger
H.J. Erlanger, Origin and Development of the European Prize Medal
to the end of the XVIIIth century, Haarlem 1975.
M.A. Evelein, Prinsen en Prinsessen van Oranje-Nassau en de
Evelein
penningen op hun huwelijken geslagen, Gedenkboek 1936.
J.W. Frederiks, Penningen, Amsterdam 1947.
Frederiks
(A. Havinga), Twee honderd jaar bevordering van de ProefondervinHavinga
delijke wetenschappen, 1769-1969, Rotterdam 1969.
Jaarboek voor Munt- en Penningkunde.
JMP
C. Kramm, De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche
Kramm
kunstschilders, Amsterdam 1860.
G. van der Meer, Prijspenningen van Nederlandse geleerde
Van der Meer
genootschappen in de achttiende eeuw, Documentatieblad Werkgroep Achttiende eeuw, XV/I, (57-58), 1983.
Nederlandsche Jaerboeken.
NJ
Oranjepenningen De Historiepenningen en Munten betrekking hebbende op het Stamhuis van Oranje Nassau, 's-Gravenhage 1898.
G. van Orden, Bijdragen tot de Penningkunde van het Koninkrijk
Van Orden
der Nederlanden, Zaandam, 1830.
Revue beige de numismatique.
RBN
Jhr. C.H.CA. van Sypestein, De Prinsen van Oranje-Nassau in 'sVan Sypestein
Gravenhage. Penningen, medaillons, draagtekens, miniaturen enz., 'sGravenhage 1901.
Tijdschrift Van der P.O. van der Chijs, Tijdschrift voor Munt- en Penningkunde, 18381841.
Chijs
W.J. de Voogt, Geschiedenis van het Muntwezen der Verenigde
De Voogt
Nederlanden, Amsterdam 1874.
(Vervolg Van Loon) Beschrijving van Nederlandsche HistoriepenninVvL
gen ten vervolge op het werk van Mr. Gerard van Loon 1-10,
Amsterdam 1822-1867 (door anonieme medewerkers).
D.A. Wittop Koning, De penningen op het openen van de muntWittop Koning
bus der Gelderse Munt te Harderwijk, Gelders Oudheidkundig
Contactbericht, nr. 62, sept. 1974, p. 1-6.
A- von Wurzbach, Niederlandisches Knstler-Lexikon, Wien/
Wurzbach
Leipzig 1906-1911.

55

Oranjepenningen
GEBOORTE VAN PRINS WILLEM V, 1748

1.

Vz. Een vrouw zit voor een tafel die met een kleed bedekt is. Haar
linkerhand rust op een opengeslagen boek dat op de tafel links van
haar ligt. Omschrift: (S)PES.PATRIAE.VIII.MARTII.ANNO.MDCCXLVIII. (De
hoop des vaderlands, 8 maart 1748.) In de afsnede de signatuur:
G.V.M.F.
Kz. Aan het water staat een oranjeboom met drie appels en twee loten.
Rechts daarvan staat een afgehouwen stam. Aan de overkant van het
water zijn bomen en huizen. Rechts een ondergaande zon. Omschrift :SURCULUS.EX.CAESO TRUNCO.SIC-PRODIT UTERQUE1. (Zo Spruit
een tweeledige loot of spruiten twee loten uit een afgehouwen stam.)
Het omschrift is een zinspeling op Carolina en Willem, de afgehouwen
stam op de met Willem III uitgestorven tak. De 3 oranjeappels symboliseren waarschijnlijk Willem IV, prinses Anna en Willems moeder Maria
Louise van Hessen-Kassel.
Het omschrift geeft de situatie niet juist weer. De loten ontspruiten niet
aan de afgehouwen stam, maar aan de staande vruchtdragende oranjeboom. Waarschijnlijk is deze verwarring ontstaan door associatie met een
voorstelling op een penning uit 1602 met portret van Prins Maurits, en op
de kz. een oranjeboom die ontspruit aan een afgehouwen stam, met
omschrift: Tandem fit surculus arbor (cat. KPK 454).
Geslagen, z, 36 mm, door Gerrit van Moelingen sr.
Lit.: Cat. KPK 2868; Dirks III, 1040; RBN 1871, pi. IV, 4; Tijdschrift voor
Munt- en Penningkunde 1909, p. 184-185.

1. De stempel van de keerzijde is gesprongen; hierdoor is het omschrift moeilijk leesbaar. Er zijn
waarschijnlijk maar weinig exemplaren geslagen voordat de stempel sprong, want de penning
is zeer zeldzaam.

56

GEBOORTE VAN PRINS WILLEM V, 1748


2.

Vz. als voorgaand nummer.


Kz. als voorgaand nummer.
Geslagen, z, 24 mm. door Gerrit van Moelingen sr.
Lit.: Dirks III, 1040. (Volgens Dirks in verzameling Van Gelder, nu in het
Rijksmuseum te Amsterdam, maar daar niet te vinden.)

PRINS WILLEM IV, (1748)

Vz. Portret van Prins Willem IV, bijna ten halven lijve, en face, in
harnas met mantel die op de schouders is afgezet met hermelijn en
ordelint. Linksonder op de binnenrand de signatuur gegraveerd:
57

Naast de linkerschouder een gekroond vijfpuntig


wapenschild met "V" 1 .
Kz. Gegoten eenzijdige plaquette, z, 111 x 90 mm, door Gerrit van Moelingen sr.
G:V:MOELINGEN:F:.

Coll.:Rijksmuseum, Amsterdam.
Lit.: Van Sypestein, p. 47, no. 34.
Deze plaquette is niet gedateerd, maar zal tussen 1748 en 1751 gemaakt zijn. Van
Sypestein dateert dit werk op 1748.

WILLEM IV, (1750)

4.

Vz. Naar rechts gewend borstbeeld van Prins Willem IV in harnas met
mantel en ordelint, op de- schouder een leeuwekop. Linksonder de
signatuur: G:V: MOELiNGE(n)-F:
Kz. Geslagen, z, 39 mm. Dun penningplaatje door Gerrit van Moelingen sr.
Lit.: Cat. KPK 2927; Dirks III, 1036-1039; Cat. Teyler, pi. XXI, nr. 1.
Dirks dateert dit penningplaatje en de nrs. 5, 6 en 7, op 1748. Het portret
van Willem V echter, toont de prins op ongeveer tweejarige leeftijd, zodat

1. Volgens vriendelijke mededeling van Mw. drs. I.A. Uitenhage de Mist-Verspyck, die mij ook
een foto van deze plaquette toestuurde, was dit een belastingstempel voor vreemde grote
werken, in gebruik van 1813 tot 1893. Misschien zit daaronder nog een klein tekentje, waarvan
alleen nog enkele resten te zien zijn.

58

de datering in het jaar 1750 van Cat. Teyler en Cat. KPK aannemelijker
is. In ieder geval moeten de penningplaten voor het overlijden van Prins
Willem IV, op 22 december 1751, geslagen zijn.

PRINSES ANNA, (1750)

5.

Vz. Naar links gewend borstbeeld van Prinses Anna, met tiara. Rechtsonder de signatuur: G:V: MOELINGEN.
Kz. Geslagen, z, 39 mm. Dun penningplaatje door Gerrit van Moelingen sr.
Lit: Cat. KPK 2928, Dirks III, 1036-1039; Cat. Teyler pi. XXI, nr. 2.

PRINSES CAROLINA, (1750)

59

6.

Vz. Naar links gewend borstbeeld van Prinses Carolina met mutsje op het
hoofd. Rechtsonder de signatuur: G.v. MOELINGEN.
Kz. Geslagen, z, 39 mm. Dun penningplaatje door Gerrit van Moelingen sr.
Lit.: Cat. KPK 2929, Dirks III, 1036-1039.

PRINS WILLEM V, (1750)

7.

Vz. Naar rechts gewend borstbeeld van Prins Willem V in harnas met
mantel en ordelint, op de schouder een leeuwekop. Linksonder de
signatuur: G.V.MOELINGEN.F:.
Kz. Geslagen, z, 39 mm. Dun penningplaatje door Gerrit van Moelingen sr.
Lit.: Cat. KPK 2930; Dirks III, 1036-1039.

BEZOEK VAN PRINSES ANNA AAN MARIA LOUISE VAN HESSENKASSEL OP HET ORANJEWOUD IN FRIESLAND (1754)
8.

60

Vz. Het naar links gewend borstbeeld van Maria Louise met tiara.
Omschrift: MAR(ia) LUE>ov(ica) PRiNc(eps) HASS(iae) CASSEL. (Maria
Louise, Prinses van Hessen-Kassel.) Onder de armafsnede de signatuur: G.v. MOELINGEN.F:.
Kz. Twee mannen met baard in "oosterse" kleding en met tulband of
wrong op het hoofd, omhelzen elkaar. Twee kinderen kijken toe en

heffen uit blijdschap of verbazing de handen op. Omschrift: ECCE!


(Zie! de Heer heeft mij U en
Uw kroost doen zien.)1
De twee mannen zijn Jacob en zijn zoon Jozef, die hij in Egypte met twee
zoontjes na jaren weer terugzag. Zij symboliseren Prinses Maria Louise,
haar schoondochter Anna, met de kinderen van Willem IV en Anna,
Carolina en Willem. Volgens Vervolg Van Loon staat het niet geheel vast
of deze penning inderdaad ter gelegenheid van bovenvermeld bezoek
vervaardigd werd. Mogelijk is deze reeds bij een eerder bezoek van de
Prinses aan Den Haag gemaakt. In dat geval zou er meer overeenkomst
zijn met de bijbelse parallel, d.w.z. dat de hoogbejaarde vader zijn zoon
bezocht in plaats van omgekeerd. Aan de andere kant was Maria Louise
niet in Den Haag geweest sinds de dood van Willem IV. Als deze penning
betrekking had op een bezoek tijdens het leven van haar zoon, zou het
merkwaardig zijn dat deze, of Anna, in het tafereel ontbrak. Het omschrift duidt er ook op dat zij hen, tegen de verwachting in, nog te zien
gekregen heeft.
DEUS TE SEMENQUE TUUM ME VIDERE FECIT

Geslagen, z, 39 mm, door Gerrit van Moelingen sr.


Lit.: Inv. KPK 1914-14; VvL 334; Tijdschrift Van der Chijs II, p. 501-504; Dirks
III, 1248.

INHULDIGING VAN WILLEM V ALS MARKIES VAN VEERE EN


VLISSINGEN, 1766
9.

Vz. In een krans van twee aan elkaar geknoopte lauwertakken, waaronder
een fleuron, het naar rechts gewende borstbeeld van de Prins met

1. Genesis 48, vers 11 (Jacob zegent de zonen van Jozef, die hij niet verwacht had ooit nog
te zien.)
61

mantel en aan de schouder een agrafe. Omschrift: wiLH.(elmus)


AUR.(iacus) v. MARCH.(io) vuss.(ingae) ET VER. (ae). (Willem V,
van Oranje, markies van Vlissingen en Veere). Onder de schouderafsnede: G.V.M.
Kz. In een krans van vruchtdragende oranjetakken staat een versierd
altaar, waarop een lanspunt met vrijheidshoed, en daarachter,
gekruist, een vlag, een caduceus, een scepter en een palmtak. Omschrift: FELICITAS (neuron) TEMPORUM (het geluk van deze tijden). In
de afsnede: INSTAURATUS MDCCLXVI (inhuldigd in 1766).
Zowel van de voor- als van de keerzijde zijn verschillende stempels
bekend. Ondanks grote gelijkenis op het eerste gezicht kan men deze in
verschillende stempelcombinaties verdelen. De stempels worden aangeduid
door V en K, gevolgd door een nummer. In het KPK is het exemplaar
van combinatie I in zilver, van II en III in goud en van IV in zilver en
brons. Van combinatie V is een exemplaar in zilver in Museum Het
Sterckshof.

Combinatie I, VI, K I : geslagen, 26 mm, door Gerrit sr. of Gijsbert van


Moelingen. De randen op de voor- en keerzijde zijn slecht gevormd. De
signatuur is vrij groot. Mogelijk dat dit voor de medailleur een reden was
om een nieuwe voorzijdestempel te maken.

Kombinatie II, V2, K1: geslagen, 27 mm, door Gerrit sr. of Gijsbert. Het
portret van de Prins is op deze voorzijde iets kleiner. De rand is nu
verbreed. De signatuur is kleiner dan op VI. De stempel van de keerzijde
was waarschijnlijk aan slijtage onderhevig; de letters zijn iets vervlakt, het
meest in de afsnede.
62

Combinatie III, V2, K2: geslagen, 26,5 mm, door Gerrit sr. of Gijsbert.
Het omschrift op de voorzijde van deze penning is niet meer zo duidelijk
leesbaar, mogelijk als gevolg van "bolling" van de stempel. De keerzijdestempel is vervangen, want de letters zijn nu goed leesbaar en de krans is
fraaier. Geen fleuron.

Combinatie IV, V3, K2: geslagen, 26,5 mm, door Gerrit sr. of Gijsbert.
De nieuwe voorzijdestempel is bijna identiek aan de voorgaande. Kleine
verschillen zijn te zien in het kapsel en in de aan elkaar geknoopte
lauwertakken. De bronzen penning is zeldzaam.
Combinatie V, V3, K3: geslagen, 26,5 mm, door Gerrit sr. of Gijsbert. De
krans is fijner gevormd en er is meer ruimte in de nieuwe keerzijdecompositie.
Lit.: Cat. KPK 3154 t/m 3158; VvL408; Dirks III, 1487-1489; Cat. Sterckshof 91.
Volgens Vervolg Van Loon werden deze penningen ter gelegenheid van de
inhuldiging van de Prins op 29 en 30 mei in Veere en Vlissingen geschonken in
goud aan de leden van de stadsregering, de kapiteins van de burgerij e.a.; de
zilveren en bronzen penningen waren bestemd voor de overige schutters of werden
onder het volk gestrooid. De oplage moet zeer groot geweest zijn, gezien het grote
aantal verschillende stempels. Het is mogelijk dat er in andere verzamelingen nog
exemplaren zijn die van nu nog onbekende stempels zijn geslagen.
INHULDIGING VAN WILLEM V ALS STADHOUDER TE
'S-GRAVENHAGE, 1766
10. Vz. Het naar rechts gewend borstbeeld van Willem V, in antiquiserend
harnas met leeuwescalp aan de rechterschouder, met mantel en
63

ordelint. Omschrift: GUiLL:(elmus) v:PRiNc:(eps) AUR:(aniae) ET


NASs:(auiae) BELG:() FOEDER:(ati) GUBERNAT.(or) HERED.(itarius)
(Willem V, Prins van Oranje-Nassau, Erfstadhouder der Verenigde
Nederlanden). Onder de schouderafsnede: G.V.MOELINGEN.
Kz. De Hoop, naar rechts gewend, haar ogen ten hemel gericht, het anker
aan haar voeten, houdt in haar rechterhand een lans met vrijheidshoed, waaraan een bundel van zeven pijlen is vastgebonden. Haar
linkerhand rust op een opengeslagen bijbel die voor haar op een
altaar ligt. Zij wordt gekroond door een hand die rechts uit de
wolken komt. Omschrift: ARRIPE! CONFIDAS! DEXTER CONATIBUS
ADSTO. (Ga aan de slag! Heb vertrouwen! Zo sta ik aan uw rechterzijde Uw pogingen bij). In de afsnede: IN TE SPERO-DOMINE!-1766 (op
U hoop ik, o Heer!).
Volgens de medailleur symboliseert deze voorstelling dat de verwachtingen van Nederland, door Gods leiding, nu bekroond worden door de
aanvaarding van het stadhouderschap door Willem V. In Vervolg Van
Loon wordt de vrouw genterpreteerd als de Nederlandse Maagd. Op
grond van haar attributen anker en lans met vrijheidshoed zijn beide
interpretaties plausibel.
Geslagen, z, 36 mm. Door Gerrit sr. of Gijsbert van Moelingen.
Lit.: Cat KPK 3141; VvL 391; Dirks III, 1475; Cat. Sterckshof 89, "Verklaring"
van Van Moelingen in het KPK.

VIERING IN DEN HAAG VAN HET HUWELIJK VAN WILLEM V EN


FREDERICA SOPHIA WILHELMINA VAN PRUISEN, 1767
11. Vz. Naar rechts gewend dubbelborstbeeld van Willem V en Frederica
Sophia Wilhelmina van Pruisen. De Prins in harnas met mantel en
64

ordelint, de prinses eveneens in staatsiekleding. Omschrift: WILHELM.(US) V.AURIA.(CUS) & FREDER.(ica) SOPHIA. WILHELM . PRTJSSIACA

(Willem de Vijfde van Oranje en Frederica Sophia Wilhelmina van


Pruisen). Onderaan de signatuur: G.V.MOELINGEN.
Kz. Een rond altaar op een begroeide ondergrond is omslingerd door een
wijnrank. Links van het altaar een veldheersstaf en roer van staat,
rechts het Medusaschild van Minerva. Twee genii boven het altaar
houden ieder een brandend hart in de ene hand, in de andere hand
respectievelijk een kroon en een lauwerkrans vast. Omschrift: SPES
PATRIAE POPULI DELICIAE (De hoop van het vaderland, de lieveling van
het volk). In de afsnede: NUPTIAE. CELEBRATAE BEROLINI.IV.OCT.
(obris) MDCCLXVII. (Dit huwelijk is ingezegend te Berlijn op 4 oktober
1767). De veldheerstaf en het roer van staat symboliseren volgens de
Verklaring van Van Moelingen "het Hoog gezag in Staats- en Krijgszaken" van Willem V, het Minervaschild de wijsheid, deugd en
voorzichtigheid van de prinses, de wijnrank vruchtbaarheid en overvloed. De genii dragen symbolen van huwelijksliefde, vrede, eer en
bestendigheid en de hoge geboorte van het bruidspaar.
Geslagen, g. en z., 44 mm. De zilveren penning met oog. Door Gerrit sr.
of Gijsbert van Moelingen. Deze penning bestaat in twee formaten. Ze
verschillen alleen in kleine onderdelen van elkaar. Voor de grote penning
zijn twee verschillende voorzijdestempels gebruikt. Deze stempels worden
aangeduid met een V en een K, gevolgd door een nummer:
VI, KI, geslagen, g, 44 mm.
V2, KI, geslagen, z, 44 mm, met oog.
De stempels wijken van elkaar af in detail, zoals het haar, de wenkbrauwen, de kleding en de letters die op een bepaalde wijze in het veld zijn
gezet.
65

Lit.: Cat. KPK 3164; Inv. KPK Verschuer 54; VvL 403; Dirks III 1512; Evelein
p. 272, afb. 12; "Verklaring" van Van Moelingen in het KPK.
Volgens Vervolg Van Loon schonk de prins deze penning in goud op 17
maart 1768 tijdens een maaltijd aan de baljuw en de burgemeesters van
's-Gravenhage en een dag later ook in goud aan de schepenen en de
secretarissen, de thesaurie, de vroedschappen, alsmede aan de hoofdlieden
en de secretaris van de Hofbuurt.
De zilveren penningen werden op 19 maart 1768 in opdracht van de prins
geschonken aan de officieren van de schutterij die in de Doelen vergaderden, en ook aan de schutters die aldaar op 20 maart bijeenkwamen.
Bovendien werden deze penningen aangeboden aan de brandmeesters van
's-Gravenhage. Misschien kregen de schutters en brandmeesters de zilveren penningen van kleiner formaat (nr. 12).

VIERING IN DEN HAAG VAN HET HUWELIJK VAN WILLEM V EN


FREDERICA SOPHIA WILHELMINA VAN PRUISEN, 1767

66

12. Vz. Als voorgaand nummer.


Kz. Als voorgaand nummer.
Geslagen, z, 37 mm. Met en zonder oog. Door Gerrit sr. of Gijsbert
van Moelingen. De penningen van 44 mm (zie voorgaand nummer)
zijn verfijnder en detaillistischer. Deze kleinere vorm is minder zeldzaam.
Lit.: Cat. KPK 3165; VvL 403; Dirks III, 1513; Evelein p. 272, afb. 12;
"Verklaring" van Van Moelingen in het KPK.

GEBOORTE VAN PRINSES FREDERICA LOUISE WILHELMINA, 1770

13. Vz. Het naar rechts gewend borstbeeld van Prins Willem V in harnas met
mantel en ordelint. Omschrift: WILHELMUS v.D.(ei) G.(ratia) PRiNc(eps)
AURIA.(CUS) &. NASS.(auiensis) (Willem de Vijfde bij de gratie Gods
Prins van Oranje-Nassau. Onderaan de signatuur: G.v.MOELINGEN.F.
Kz. Een vrouw, met vrijheidshoed op een speer, zit in een omheinde tuin.
Naast haar een schild, versierd met het wapen van Oranje en voor
haar de leeuw die de zeVen gebonden pijlen beschermt. Uit een wolk
daalt een engel neer en draagt een jong kind aan de vrouw over. Een
hemellicht met alziend oog bestraalt deze groep. Omschrift: MUNUS
COELI. AMOR POPULI (Geschenk van de hemel, de lieveling van het

volk). In de afsnede opschrift: NATA SPES FRATRUM-XXVIII NOVEM.


(bris)-MDCCLXX (Geboren, en daarmee hoop gevend op broers, op 28
november 1770). De vrouw symboliseert de Nederlandse Maagd, de
tuin de Nederlanden, de engel hun beschermengel.
Geslagen, g en z, 37 mm. Door Gerrit sr. of Gijsbert van Moelingen.
Lit.: Cat. KPK 3217; VvL 441; Dirks IV, 1579.
67

GEBOORTE VAN ERFPRINS WILLEM FREDERIK (later Willem I),


1772

14. Vz. Naar rechts gewend borstbeeld van Prins Willem V, in harnas, met
mantel en ordelint. Omschrift: wiLHELMUS.v.D(ei) G.(ratia) PRiNc(eps)
AURIA.(CUS) & NASS.(auiensis) (Willem V bij de gratie Gods Prins van
Oranje-Nassau). Onderaan de signatuur: GYB:V:MOELINGEN:F.
Kz. Op een begroeide ondergrond, binnen een omheining, staat een
vrouw met een kind in haar armen. Zij wordt omklemd door een
meisje dat links van haar staat. Omschrift: SPES RATA PIGNUS FELICITATIS (de verwezenlijking van onze hoop, een pand van ons geluk).
In de afsnede het opschrift: NAT.(US) COMES BURENS(is). xxiv. AUG:
MDCCLXXII (de graaf van Buren is geboren 24 augustus 1772).
De vrouw is een personificatie van de Nederlandse Maagd; met het meisje
naast haar wordt gezinspeeld op prinses Louise.
Geslagen, g en z, 37 mm. Eveneens een ex. met oog en lint in zilver. Door
Gijsbert van Moelingen.
Lit.: Cat. KPK 3258, 3259 en KPK Inv. Verschuer 65; VvL 477; Dirks III 1659;
Cat. Sterckshof 116.

Jubileumpenningen

EEUWFEEST VAN HET GEREFORMEERDE DIACONIEWEESHUIS


TEAMSTERDAM, 1757
15. Vz. Gezicht op het weeshuis, bestaande uit een jongens- en een meisjesvleugel, die worden uitgebeeld door een jongen in de rechter-, en een
68

meisje in de linkerpoort. Een armenbus is op straat, voor het huis


geplaatst. Links en rechts van het huis spelen weeskinderen. Omschrift: DIACONI.WEESHUYS.VAN.AMSTERDAM IVOLBOUT.AN . 1657 D. (e)
15 DE(cember). In de afsnede opschrift: VEREWIGT.D.XV. DEs(e)MB(er):1757.
Kz. Een zittende vrouw, leunend met haar linkerarm op de bijbel, die op
een pedestal ligt, strooit met haar rechterhand goud, zilver en edelgesteenten uit een bekken dat links van haar op een voetstuk staat.
Juichende en huppelende kinderen vangen de rijkdommen op en
versieren zich ermee. Boven de vrouw straalt het licht van God door
de wolken heen en boven haar hoofd zweeft de Heilige Geest in de
gedaante van een duif. Omschrift: (roosje) GODT.IS.EEN.VADER.DER.WESEN.PSALM.68 v(ers) 6. In de afsnede de signatuur: V.MOELINGEN.F. De
beschrijving is ontleend aan een "Verklaring", uitgegeven door
Johannes Hennebo, edelsmid in Amsterdam, die in die stad Van
Moelingens agent geweest moet zijn. Volgens hem (maar de gegevens
waren hem vermoedelijk door Van Moelingen verstrekt) is de vrouw
de Milddadigheid, en weet haar linkerhand niet wat haar rechterhand
doet.
Geslagen, z, 28 mm. Door Gerrit sr. of jr. of Gijsbert van Moelingen.
Lit.: Cat. KPK 3018; VvL 343, Dirks III, 1299; Dreesmann, Deel II, nr. 137;
"Verklaring" uitgegeven door Hennebo in het KPK.

50-JARIGE AMBTSBEDIENING VAN EVERHARD VAN KAMPEN


ALS COMMIES TER GRIFFIE VAN 1777.
16. Vz. Op een grasgrond het barok wapenschild van Van Kampen omringd
door een ornament van acanthusbladen en een bloeiende rozentak.
Boven het ornament een kroon bestaande uit een haarband met vijf
fleurons. Van Kampen in goud een rode gevleugelde pijl met de
69

punt omhoog, links en rechts vergezeld van een rode roos. Omschrift:
(rOOSJe) EVERHARD VAN KAMPE WEGENS HOLLAN PREMIER COMMIS TER

Onder de grasmat in twee regels: GEBOREN 8 IULY1700.


Kz. Opschrift in acht regels: DE-WAERELD GAAT-VOORBY EN DE HAAREGRIFFIE V:H:H:MOG.

BEGEERLYKHEYD-MAAR DIE DEN WILLE-GODS DOET BLYFT IN-DER EEUWIG-

17. Daaronder in een festoenkader: 26 NOVEM:.


Omschrift: TER GEDAGTENIS VAN MYN 50 IARIG YUBILE ALS COMMIS TER
GRIFFIE VAN H'H'M' 1777. Op de rand beneden GYSB'VMOELINGEN'F'
HEYD-I:JOH:

VERS

Geslagen, z, 52 mm. Door Gijsbert van Moelingen.


Lit.: Cat. KPK 3312; VvL 519; Dirks IV, 1765.
Everhardus van Kampen, zn. v. Abraham Jacob en v. Anna Maria de Bije, geb.
Gorinchem 8.6.1700, commies van de Kamer ter auditie der gewone Landsrekening van Holland (1717), impost begraven betaald 's-Gravenhage 4.9.1783 begr.
Voorburg, ondertr. Gorinchem 21 en 's-Gravenhage 23.5.1728 Aletta Adriana
(van) Bernlinkhof, geb. Voorburg 8.2.1711, overl. 's-Gravenhage, dr. v. arts Dr.
Hendrik en v. Anna van Deventer.

VIJFENTWINTIGSTE VERJAARDAG VAN DE AANNEMING VAN


DE GEESTELIJKE STAND DOOR JONKVROUW GEERTRUIDA
MARIA WITTERT, 1778
17. Vz. Haar familiewapen. Wittertdoorsneden met een gouden dwarsbalk:
A in blauw drie zilveren naast elkaar geplaatste sterren; B in rood
70

twee zilveren naast elkaar staande kieviten. Kroon: versierde haarband met vijf fleurons. Schildhouders: twee bruine toegewende beren.
Omschrift: (fleuron) IONKVROUWE GEERTRUDIS MARIA WITTERT GEBOOREN DEN 29 7BER (fleuron) 1727 TOT AMSTERDAM.

Kz. Opschrift:

ROEMT MET MY-DE GROOTHEYD-DES HEERE EN LAAT-ONS MET

ELKANDEREN-ZYNEN NAAM-VERHEFFEN-P.S. 33. v.4.1 Onderaan een

samengestrikte oranje- en palmtak. Omschrift:

OP DEN

25 VERJAAR-

DAG DER MAAGDELIJKE STAAT AANVAART OP DEN 29 (fleuron) 7BER


1753 GEVIERT IN SHAEGE OP DEN 29 (fleuron) 7BER 1778.

Geslagen, z, 65 mm. Toegeschreven aan Gijsbert van Moelingen.


Lit.: Cat. KPK 3332; VvL 534 en Bijblad p. IX, noot 58.
De penning is niet gesigneerd. De toeschrijving aan Van Moelingen in de
catalogus van het KPK berust waarschijnlijk op stijlovereenkomst met nr.
16.
Geertruyda Maria Wittert, dr v. Mr Adriaen Adriaenz., heer van Hoogland,
Emiclaer en Schonauwen, en v. Maria Gerarda Burgert (ook wel gen. van
Wedenbrugghe), geb. Amsterdam 28-9-17272, geestelijke zuster (29-9-1753), overl.
Utrecht 10-5-1803.
1.
2.

In de Protestantse telling is dit Ps. 34, vers 4.


Op 29-9-1727 werd zij te Amsterdam gedoopt in de Oud-Katholieke kerk De Ooievaar.

71

Geschilderd portret bij F.E.M, baron van Crombrugghe de Picquendale, Kasteel


ter Heyde bij Vladsloo.

Familiepenningen

OVERLIJDEN VAN DS. GERARDUS SANDIFORT, 1757

18. Vz. Bij een pyramidevormig grafmonument zit een vrouw in antieke
kleding, die met een doek haar tranen afveegt. Op het graf is een
walmende olielamp afgebeeld in een ovaal relief. Drie cypressen
omgeven het monument. In de afsnede opschrift: INTEMERATA SUUM
PIETAS-DEPLORAT ALUMNUM (de standvastige vroomheid weent om
haar zoon). Daaronder de signatuur: V:MOELINGEN.F.
Kz. Opschrift: TER GEDACHTENISSE VAN-DEN EERWAARDEN EN GELEERDENHEERE GERARDUS SANDIFORT. BEMIND EN BEROEMD LEERAAR: EERST- in
CHRISTUS GEMEENTE TE OOST EN WESTERBLOKKER IN DEN JARE 1735.- TE
HARDERWIJK 1738. TE DEVENTER IN-DAT ZELVE JAAR. TE DORDRECHT
1740.-EN LAATST IN 'SGRAVENHAGE 1744.-GEBOREN DEN 17 NOVEMBER

72

1709 TE-GOEDEREDE, EN OVERLEDEN DEN 31-DECEMBER 1757. EEN MAN,


DIE-MET ZYN LEER EN LEVEN STICHTTE-EN WIENS NAAM IN EEUWIGEZEGENINGE ZAL BLIJVEN.

Geslagen, z, ovaalvormig, 71 x 60 mm. Door Gerrit sr. of jr. of Gijsbert


van Moelingen.
Lit.: Cat. K.PK 3027, Dirks III, 1318; Cat. Vier eeuwen Ned. zilver, 1952, nr. 292,
JMP 1975/77, p. 144 (aldaar biografische gegevens); BLS 1136.
In het Haags Gemeentemuseum bevindt zich een tinnen penning. Volgens
Dirks bestaat de penning ook in koper en in lood.

OVERLIJDEN VAN DS. WILLEM MUILMAN, 1759.

19. Vz. Portret van ds. Willem Muilman ten halven lijve, in ambtskleding,
driekwart en face, naar rechts gewend. Zijn linkerhand rust op de
linker bladzijde van een opengeslagen bijbel. Op de rechter bladzijde
is te lezen: HET NIEWE-TESTAMENT-OFTE.IESU CHRISTI, daaronder een
vignet. Zijn rechterhand houdt hij tegen zijn borst. Omschrift:
D.WILLEM MUILMAN.TH.DOCT.GEB. 27 DEC. 1697. OVERL. 7 FEBR. 1759.

Op de rand onderaan signatuur: G:V:MOELINGEN F.


Kz. Het familiewapen van Muilman: in blauw een zilveren keper, vergezeld van vijf sterren van hetzelfde, twee in het hoofd en drie aan de
punt. Helmteken: tussen een vlucht een ster. Daaronder opschrift:
73

GRAFSCHRIFT-'T IS MUILMAN DIE HIER ONDER RUST,-WIENS ZIEL ZICH BY


HAAR GOD VERLUST-NOOIT ZAL DE HAAG ZYN' NAAM VERGEETEN-EEN
LEERAAR,DIE, NU AFGELOST,-ZICH ALTOOS TROUW OP ZYNEN POST-IN
VIER GEMEENTEN HEEFT GEQUEETEN-BIJ WELKE ZYN GEDACHTENIS-IN
ZOETEN GEUR EN ZEGEN is. Daaronder in een cartouche de naam van
de dichteres (nicht van de overledene): DEBORA MUILMAN. Omschrift:
(neuron) PREDIKANT TE HAAMSTEDE 1721. TE VOORSCHOOTEN 1722. TE
ALKMAAR 1730. IN 'SGRAVENHAAGE 1736.

Geslagen, z, 53, 5 mm. Door Gerrit sr. of jr. of Gijsbert van Moelingen,
maar op grond van stijlovereenkomst met nr. 21 waarschijnlijk door
Gijsbert.
Lit.: Cat. KPK 3056; Dirks III, 1360; Cat. Vier eeuwen Nederlands Zilver 1952,
nr. 294; De Geuzenpenning 19, 1969, p. 48; JMP 1975/77, p. 145 (aldaar
biografische gegevens); BLS 1153.

OVERLIJDEN VAN DS. FREDRICK CAREL ENGELS, 1765

ding, driekwart en face, naar links gewend. Omschrift: FREDRICK.CAREL.ENGELS.GEB.TE KETWIG.16.SEP.1718 OVERL.I0 JUNI 1765. Op de
rand onderaan de signatuur: G:V:MOELINGEN.F:
Kz. Het familiewapen van Engels: in [blauw] een aanziend gestelde engel
[goud gekleed, met zilveren vleugels], staande op een [zilveren] wolk,
met in de rechterhand een gouden kandelaar met brandende kaars en
74

onder de arm een [rood] boek. Helmteken: de engel uitkomend.


Dekkleden: [goud en blauw]. Aan weerszijden van het wapen opschrift: TER GEDAGTENISSE. Daaronder: SCHRY NU O HAAGSCHEKERKGEMEENTE-BESPROEI MET TRAANEN T'KOUD-GEBEENTE-VAN UWEN
ENGEL DIE VOL-HEMEL LIGT-STEETS ZUYVER BLONK VOOR-IEDERS AANGESICHT.

Omschrift:

PREDIKANT TE GEMUNDE

1746 IN'S GRAAVENHAGE

1743

TE AAKEN EN VAELS

1754.

Geslagen, z, 53,5 mm. Door Gerrit sr. of Gijsbert van Moelingen, maar
op grond van stijlovereenkomst met nr. 21 waarschijnlijk door Gijsbert.
Lit.: Cat. KPK 3111; Dirks III, 1457; JMP 1975/77, p. 159 (aldaar biografische
gegevens); BLS 1208.

OVERLIJDEN VAN DS. JAN ISAAC RAUWERTZ, 1773

21. Vz. Portret van de predikant ten halven lijve, in ambtsgewaad, driekwart
en face naar rechts gewend. Omschrift: IAN.ISAAC.RAUWERTZ.GEB.TE
ZUTF. D.6 AUG 1712 OVERLD: 14 MY 1773. Op de rand onderaan de
signatuur: GYSB.VAN MOELINGEN.F.
Kz. Het familiewapen van Rauwertz: in zwart 2 gekruiste zilveren pijlen,
de punten omhoog. Helmteken: een...hart tussen een vlucht. Dekkleden: ...en rood. Daaronder het opschrift: GRAF-SCHRIFT-HIER RUST,
VRY VAN ALLEN KOMMER-VRY VAN SMERTEN, VRY VAN SLOMMER,-RAUWERTZ, IN ZYN ZALIG LOT, DIT ZYN STOFLIJK OVERSCHOT,-ZAL WEER UIT
HET GRAF VERRYZEN,-EN MET ZYNE ZIEL VEREENT, 'T:ZALIG OPPERWE-

75

ZEN PRYZEN-MET DES HEiL(ands): KR(uis):GEMEENT. Daaronder in een


cartouche: I:W:VAN HAAR (de naam van de dichter). Omschrift:
PREDICANT TE BRUMMEN 1 7 3 6 HATTEM 1 7 3 8 ZUTPHEN 1740 GRONINGEN
1743 SGRAVENH: 1750 EMERITUS 1771.

Geslagen, z, 54 mm. Door Gijsbert van Moelingen.


Lit.: Cat. KPK 3263; VvL 482, Dirks IV, 1673; Tijdschrift Van der Chijs II, p.
529-530; JMP 1975/77, p. 146-147 (aldaar biografische gegevens); BLS 1673.

VIJFENTWINTIGJARIG HUWELIJK VAN MR. THEODORUS BEELS


EN MARIA VAN ROYEN, 1766

22. Vz. Het gekroonde alliantiewapen van de echtgenoten. Beels-gevierendeeld: I in blauw een zilveren leeuw, ter weerszijden vergezeld van
vier [gouden] blokjes, boven elkaar geplaatst; II en III in zilver drie
rode verkorte dwarsbalken; IV in rood een zilveren [goud]-brandend
hart. Kroon: haarband met vier parels en vijf fleurons. Van Royengevierendeeld: I en IV in zilver drie [rode] brakskoppen; II en III in
goud drie [zwarte] kraaien [met rode snavels] vliegend (2-1) naar een
[groene] op [groene] grasgrond geplante loofboom.
Kz. Opschrift: OP-DEN 25 JARIGE-TROUWDAG, VAN-D:HEER EN MR. THEOD:
(RUS)-BEELS GEBORE TE AMSTER-D : 17 DECEMB 1706 RAAD IN DE-VROEDSCHAP EN BURGER .(eester) DER- STAD BRIELLE, EN WEGENS DE-SELVE
GECOMMITTEERT INT-EDEL MOGENDE COLLEGIE TER-ADMIRALITEYT. OP
DE MASE-EN VROUWE MARIA VAN-ROYEN GEBOREN TE-MAASSLUYS 1 3
FEBRUA(ry)-1712 GEVTERT TE-ROTTERDAM DEN-15 MAART 1766. On-

deraan de signatuur: G.V.M.


76

Geslagen, zilver, 40 mm. Door Gerrit sr. of Gijsbert van Moelingen.


Lit.: Cat. KPK 3160; Dirks III, 1495; BLS 1211.
De beide volgende nummers hebben een soortgelijke voorzijde. Maria en
Magdalena van Royen waren zusters.
Mr. Theodorus Beels, zn. v. Ds. Leonard Ds. Theodorusz. en v. Hester Nicolaasdr.
Marreveld, geb. Amsterdam 17.12.1706, stud. Leiden (ingeschreven geschiedenis
10.2.1725), poorter van Brielle (bedigd 22.7.1725), schepen (tussen 1739 en 1773),
Raad in het college der magistraat (1741 en 1743), penningmeester van de Groote
visscherij op de Maas (1750-1762) burgemeester van Brielle (1751, 1753, 1766,
1770 en 1773), Raad in de Admiraliteit op de Maas (1762 en 1774), verhuisde naar
Rotterdam 13.7.1766, rentmeester-generaal van de domeinen in Voorne en de
Beierlanden (1767-1775), overl. ten gevolge van een beenbreuk Brielle 8.6.1775, tr.
Maassluis 15.3.1741 Maria van Royen, geb. ald. 13.2.1712, overl. 's-Gravenhage
18.1.1799, dr. v. Mr. Gijsbert Adriaanz. en v. Helena van Bodegom.

VIJFENTWINTIGJARIG HUWELIJK VAN JOHAN VERSTOLK EN


MAGDALENA VAN ROYEN, 1768

23. Vz. Het gekroonde alliantiewapen van de echtgenoten, omgeven door


lofwerk, Verstolkin rood een zilveren pronkende pauw vergezeld
van drie zilveren stappende jonge pauwen. Kroon: haarband met vier
parels en vijf fleurons. Van Royengevierendeeld: I en IV in zilver
drie [rode] brakskoppen; II en III in goud drie [zwarte] kraaien [met
rode snavels] vliegend (2-1) naar een [groene] op [groene] grasgrond
geplante loofboom. Daarboven opschrift: TER GEDAGTENIS. Links een
caduceus, onderaan een hoorn van overvloed.
77

De caduceus symboliseert handelsactiviteiten, de hoorn van overvloed welvaart.


Kz. Opschrift: OP-DEN 25 JARIGE-TROUWDAG VAN DE H .- JOHAN VERSTOLK-SCHEPEN DER STAD-ROTTERDAM. GEBOREN 30-JANUARY 1 7 1 4 EN
VROUWE-MAGDALENA.V: ROYEN-GEBORE 26 FEBR: 1717,-GEVIERT DEN
28-MEY

1768.

Daaronder de signatuur:

G.V.M.F.

Geslagen, z, 43 mm. Door Gerrit sr. of Gijsbert van Moelingen.


Lit.: Cat. KPK 3204; Dirks IV, 1546; Cat. Van Kerkwijk 1237; BLS 1229.
Johan Verstolk, zn. v. Johan Adriaenz. en v. Johanna Maertendr. van der Seegen,
geb. Rotterdam 30.1.1714, handelaar in meekrap, herhaaldelijk schepen van
Rotterdam (tussen 1745 en 1763), commissaris van het Waterrecht (1749), vredemaker (1751, 1752, 1755, 1758 en 1759), overl. Rotterdam 26.4.1775, tr. Maasluis
28.5.1743 Machteld van Royen, geb. ald. 6.2.1717, overl. Rotterdam 6.6.1793, dr.
v. Gijsbert Adriaanz. en v. Helena van Bodegom.

VIJFENTWINTIGJARIG HUWELIJK VAN MR. HENDRIK VAN DER


GRAAF DE VAPOUR EN ADRIANA DE LABARRE, 1768

24. Vz. Het gekroonde alhantiewapen van de echtgenoten onder een kroon en
omgeven door lofwerk, links een roedenbundel met bijl. Van der
Graaf de Vapour-gevierendeeld: I en IV in zwart twee zilveren
dwarsbalken vergezeld, tussen de balken, van een [gouden] ster en
boven de balken van drie [gouden] naast elkaar staande ooievaars
(van der Graaf); II en III in blauw een [gouden] adelaar (de Vapour).
Hartschild: in acht stukken [goud en rood] golvend gedwarsbalkt
78

(heerlijkheid Wulven). Kroon: haarband met vier parels en vijf


fleurons.
De Labarre-in...een gouden dwarsbalk beladen met een...aanziende
ossekop en vergezeld van drie...druiventrossen. Omschrift: (fleuron)
UYT LIEFDE EN VRIENDSCHAP TER GEDAGTENIS 1768 (fleuron).

De roedenbundel symboliseert de burgermeestersfunctie van de man.


Kz. Opschrift: OP DEN 25- JARIGE TROUWDAG-V: DEN HEER M. . HENDRIKR

R
R R
GRAAF DE VAPOUR H - V : WULVEN RAAD EN BURGEM .-D . STAD
E
GORINCHEM GECOMMITT . IN DE PROVINCIALE-REKENKAMER V: HOLV:D

LAND. &-GEBOREN 26 JULY 1709 EN-VROUWE ADRIANA DE LABARRE


GEBORE DEN-1

signatuur:

JANUARI 1721 GETROUT-DEN 25 JULY 1743. Onderaan de

G.V.M.F.

Geslagen, z, 42 mm. Door Gerrit sr. of Gijsbert van Moelingen.


Lit.: Cat. KPK 3202; VvL, 429; BLS 1233.
Mr. Hendrik van der Graaf de Vapour, heer van Wulven, oorspronkelijk was de
familienaam Delff, zn. v. Hendrik Arentz. en v. Johanna Hendrikdr. Praam, geb.
Benthuizen 26.7.1709, stud. te Leiden (ingeschr. rechten 20.8.1734), vroedschap
van Gorinchem (1734-1778), schepen (1736, 1740, 1742, 1743, 1745, 1748 en 1773),
burgemeester (1746, 1747, 1755, 1756, 1771 en 1772), lid rekenkamer van Holland
en Westfriesland (1767-1769), overl. Wulven 8.12.1778, tr. Gorinchem 25.7.1743
Adriana de Labar(r)e, geb. Batavia 1.1.1721, dr. v. opperkoopman en chirurgijn
Adriaan Johannes Franciscusz. en v. n.n.

VIJFENTWINTIGJARIG HUWELIJK VAN H.J. VAN OUTHEUSDEN


EN MARIA ANNA DIERT, 1768
25. Vz. Het gekroonde alliantiewapen van de echtgenoten onder een kroon,
omgeven door lofwerk. Van Outheusden-in groen een zilveren leeuw
[met rode tong en nagels]. Helmkroon: haarband met twee parels en
drie fleurons. Helmteken: de zilveren leeuw [met rode tong] uitkomend. Schildhouders: twee [gouden] aanziende leeuwen [met rode
tongen], elk met een banier: rechts met het wapen van het schild en
links in groen een gouden paal (heerlijkheid Zevenhuizen). Kroon:
haarband met vier parels en vijf fleurons. Diert-in rood een zilveren
dubbele adelaar.
Kz. Opschrift: OP DEN 25- JAARIGEN TROUWDAG- VAN DE HEERE H:J: VAN79

OUTHEUSDEN RIDDER HEER- V:SEVENHUYSEN GEBOREN-DEN 13 MEY 1719


EN-VROUWE MARIA ANNA-DIERT GEBORE DENGEVIERT DEN

22

OCTOBER

1 AUGUSTUS

1768. Daaronder de signatuur:

1719-

G.V.MOELIN-

GEN.F.

Geslagen, z, 43 mm. Door Gerrit sr. of Gijsbert van Moelingen.


Lit: Inv. KPK 1958-115; Dirks IV, 1538, Cat. Van Kerkwijk 1240; BLS 1236.
Mr. Hendrik Jacobus van Outheusden, Ridder, heer van Zevenhuizen, zn. v.
Anthony en v. Digna Roos, geb. Rotterdam 5.11.1719, stud. te Leiden (ingeschr.
rechten 24.8.1742), overl. Wateringen 3.9.1783, tr. 's-Gravenhage R.K.21 en
burgerlijk 22.10.1743 Maria Anna Diert, geb. 's-Gravenhage 1.8.1719, overl.
18.4.1773, dr. v. Mr. Johan en v. Catharina Goverdina van Beeck.

VIJFTIGJARIG HUWELIJK VAN JACOB VAN DER LELY EN MARIA


VAN ASSENDELFT, 1770
26. Vz. Het alliantiewapen van de echtgenoten, leunend tegen de stam van een
boom met twee appels en twee bloemen. De boom, waarvan de
wortels zichtbaar zijn, staat op een begroeide ondergrond. De wortels
lopen naar weerszijden uit naar 4 appelbomen links en een altaar.
Daarboven een stralende driehoek met alziend oog. Achter het wapen
van Van der Lely twee gekruiste roedenbundels met bijl, rechts achter
het wapen van Van Assendelft, een rozentak. Van der Lely: gevierendeeld: I en IV in goud een [rode] leeuw vergezeld van zes [blauwe]
blokjes, geplaatst n boven, twee rechts, boven elkaar, een links en

80

twee naast elkaar tussen de achterpoten; II en III in zilver een [groene]


uitgerukte dorre boom. Van Assendelft-in rood een zilveren stappend
paard. Rechts een altaar versierd met acanthusbladeren, rammenkoppen, guirlandes en het cijfer L, waarop twee samengebonden
harten branden. Links vier appelbomen waaruit drie loten spruiten;
twee bomen met een appel, twee met een bloem. Omschrift: IACOB
VAN DER LELY VIR CONS. (ularis) DELFL:(andiae) PRAET:(or) ET CHOMARCH:(a) ET MARIA MAGD : (alena) VAN ASSENDELFT (Jacob van der

Lely, dijkgraaf van Delfland, burgemeester en baljuw en Maria Magdalena van Assendelft). In de afsnede: DELPH:(1S) JUNcr(i).26 NOV:(embris)-1720 (Te Delft getrouwd op 26 november 1720). Op de rand van
de afsnede de signatuur: G.VAN MOELINGEN F.
De appels en bloemen in de bomen symboliseren de (overgebleven) vier
kinderen van het echtpaar, twee zonen en twee dochters.
De drie loten, spruitend uit de vier appelbomen links, geven de kleinkinderen aan van het echtpaar. De oudste zoon had 1 zoon, de oudste dochter
2 kinderen, de jongste zoon en dochter hadden geen kinderen.
Het cijfer L duidt het aantal huwelijksjaren aan. De twee roedenbundels
met bijl zijn het symbool van de burgermeestersfunctie van Jacob van der
Lely.
Kz. Onder een samengestrikte palm- en mirtetak het opschrift:

VIDERUNT

FAUSTI, QUORUM HIC-INSIGNIA SPLENDENT,-CONJUGII JUNCTOS FOEDERE


LUSTRA-DECEM.-GRATIA

RARA DEI, CONCESSA PARENTIBUS- OLIM; -

RARIOR IN NATIS CONTINUATA-TAMEN.-MIRAMUR, DUM VITA MANET:


POST-FATA NEPOTI-HAEC SERO MEMORENT JUSSA- METALLA LOQUI.- ( T i e n

SI

lustra hebben zij, wier wapenen hier blinken, zich verbonden gezien
door de band van een gelukkig huwelijk. Een zeldzame gunst van
God, vroeger aan de ouders verleend; wat zeldzamer is, nu aan de
kinderen herhaald. Wij verwonderen ons, nu wij nog leven. Dit
metaal zal na onze dood, wanneer het tot spreken genoopt wordt,
aan de late nakomeling daarvan kunnen getuigen).
In de afsnede: DELPH:(is) CELEBR(atae) 26 Nov.(embris) 1770. (Te
Delft gevierd op 26 november 1770).
Geslagen, z, 54 mm. Door Gerrit sr. of Gijsbert van Moelingen.
Lit.: Cat. KPK 3224, VvL 453; Dirks III, 1604; BLS 1262.
Bij de Hoge Raad van Adel te Den Haag berust een brief gedateerd
"Chaam den 4. Aug. 1770", van Henricus Hoogeveen aan Jacob van der
Lely, waaruit blijkt dat Hoogeveen op verzoek van Van der Lely en naar
diens aanwijzingen een ontwerp voor de penning heeft gemaakt en de
tekst heeft bedacht. (Vriendelijke mededeling van Mr. O. Schutte).
Mr. Jacob van der Lely, zn. v. Adriaan Adriaanz. en v. Maria Jacobusdr. van
Sch(a)gen, geb. Rotterdam 12.10.1698, stud. te Leiden (ingeschreven rechten
20.6.1716), baljuw van Wateringen, de Lier en Zouteveen (1730), Veertigraad van
Delft (1730), havenmeester binnen en buiten (1732-1734), weesmeester (1735),
schepen (1737-1742), bewindhebber W.I. Comp. (1740), schout (hoofdofficier) van
Delft (1743-1748), adjunct, ter Dagvaart (1750 en 1755), burgemeester (1753, 1754,
1757, 1762, 1763, 1772 en 1773), gecommitteerde ter Rekenkamer van Holland
(1758-1760), gecommitteerde Raad (1764-1766), hoofdbaljuw en opperdijkgraaf
van Delfland (1765), gecommit. ter Admiraliteit op de Maas (1768-1770), gecom.
der Staten Generaal (1781-1783), overl. Delft 11.9.1795, tr. ald. 26.11. 1720 Maria
Magdalena van Assendelft, geb. Delft 22.4.1695, overl. ald. 2.2.1780, dr. v. Mr.
Adriaan Gerardz. en v. Maria Magdalena van Beresteijn. Uit dit huwelijk behalve
vier jong overleden kinderen.'
1. Mr. Adriaan van der Lely (21.9.172117-4-1804), tr. 6-4-1762 Maria van
Groenevelt (19-1-172720-10-1783).
Uit dit huwelijk:
a Jhr. Mr. Jacob van der Lely van Oudewater (17-2-176910-12-1825).
2. Maria Magdalena van der Lely (28-1-172318-4-1772), tr. 28-6-1746 Mr
Salomon van Groenewegen (20-11-171523-3-1757).
Uit dit huwelijk:
a Salomon van Groenewegen (24-8-174727-12-1747).
b Maria Magdalena van Groenewegen, geb. 28-5-1750.
c Maarten Willem van Groenewegen, geb. 8-3-1752.
3. Aemilia Comelia van der Lely, geb. 9-9-1728.
4. Mr. Jacob van der Lely (13-8-173529-3-1774).
82

VIJFENTWINTIGJARIG HUWELIJK VAN JOHANNIS DE HAAS EN


MARGARETHA CRUYDER, 1771

27. Vz. Op een altaar, geplaatst op een begroeide ondergrond, versierd met
guirlandes en acanthusbladeren, omgeven door een mirtetak aan de
rechterkant en een palmtak aan de linkerkant, staan twee met een
koord aaneen gebonden brandende harten. Ze worden bestraald door
een driehoek met alziend oog. Omschrift: (fleuron) UYT LIEFDE EN
VRIENDSCHAP TER GEDAGTENIS. Op de rand: G.V.M.F:
Kz. Opschrift: OP DEN 25-JARIGE TROUWDAG-VAN DE HEER- JOHANNIS DE
HAAS- GEBOREN DEN 13 MAART- 1720 EN MEJUFFROUW-MARGARETHA
CRUYDER-GEBOREN DEN 10 JANUARY 1717 GETROUT- DEN 26 JUNY
1746- GEVIERT 26- IUNY 1771.

Geslagen, z, 37 mm. Door Gerrit sr. of Gijsbert van Moelingen.


Lit.: Cat. KPK 3235; Dirks IV, 1620; BLS 1270.
Geen biografische gegevens bekend.

HONDERDSTE VERJAARDAG
WEDUWE JAN PUTS, 1778

VAN

PIETERTJE

BREEDVELD,

28. Vz. Staande vrouw met doek op het hoofd, in lang gewaad met een tak
met bloem op het bovenstuk van haar kleed, legt met haar linkerhand
een slangerond neer op het altaar dat naast haar staat. In haar
rechterhand houdt zij de bijbel. Het altaar is versierd met het cijfer
100. Aan de voet van het altaar ligt een verbroken slangerond. Rechts
aan haar voeten een wereldbol waarnaast een rozentak groeit. Hier83

vandaan slingert een pad naar een stad in de verte. Daarboven


opschrift: SALEM (omstraald) ( = Jeruzalem). Omschrift: LAAT MY NU
GAAN IN VREDE NAAR UW WOORD.
Volgens de "Verklaring" van deze penning legt de vrouw het slangerond,
de "eeuwkring" symboliserend op het altaar, terwijl zij haar oog blijft
houden op het "heilig woord" dat uitwijst naar de "Vredestad". Het
slangerond aan de voet van het altaar, drukt haar gebroken trouwring uit,
als het symbool dat er niets op aarde ongeschonden blijft. De wereldbol
aan haar voeten, omgeven door "doorn en roozen", symboliseert haar
verlangen naar de hemelse stad. De tak op haar kleed, een olijftak, is een
symbool van vruchtbaarheid. Zij had nl. 5 kinderen gehad, die allen in
1778 al overleden waren. Alleen een schoondochter leefde nog en verder
vierden 12 kleinkinderen, waarvan 5 met echtgenoten, en 7 achterkleinkinderen het feest mee. Het omschrift is een citaat uit de bijbel (Lucas 2, vers
29).
Kz. Opschrift: MYN KROOST-ROEMT GY HET ALBELEID- DAT MY EEN EEUW
INT LICHT-WOU SPAAREN-ZOEK EEUWIG HEIL IN JONGE JAAREN-EEN
EEUW is NIETS BY DE EBUWiGHEiD-DEN 25 NOv(em)B(er)>. Daaronder

in cartouche: 1778. Omschrift: TEN HONDERDSTEN


PIETERTJE BREEDVELD WED: JAN PUTS.
In de rand de signatuur:

VERJAARDAG VAN

GEYS.B.V.M.F.

Geslagen, z, 48 mm. Door Gijsbert van Moelingen.


Lit.: Cat. KPK 3334; VvL 536; Dirks 1802; BLS 1334. Uitvoerig geslachtsregister
met berijmde verklaring door Pieter van Braam in het KPK.

84

Pietertje Breedveld, dr. v. Cornelis Maartenz. en v. Maartje Pieters Int Hout, geb.
Zevenhuizen 25-11-1678, ged. Remonstrant ald. 4-4-1697, overl. Gouda 20-2-1779
(impost begr. bet. ald 23-2-1779), tr. Rem. Zevenhuizen 31-8 of 1-9-1697 Jan Puts,
geb. verm. Berkel ca. 1675, steenbakker, overl. Gouderak 29-8-1724 (begr. ald. 49-1724), zn. v. Arie Leendertz. Swemkoop en v. Maghteltien Leenderts Conijnenburgh.
Uit dit huwelijk:
1. Magteltje Puts, geb. Gouderak 9-11-1698 (ged. Rem. Zevenhuizen 20-11-1698).
overl. Haastrecht 27-10-1771 (impost begr. bet. ald. 31-10-1771), tr. Gouderak 264-1722 Evert Verhaar, geb. Haastrecht ca 1695, overl. vr 1771.
2. Cornelis Puts, geb. Gouderak, ged. Rem. Moordrecht 1-7-1703, overl. Gouderak, begr. ald. 26-11-1706.
3. Ary Puts, geb. Gouderak 12-2-1706 (ged. Rem.(Moordrecht) 13-2-1706), overl.
Gouderak 20-12-1743 (begr. ald. 23-12-1743), tr. Berkel 2-3-1738 Ariaantje Swemkoop, ged. ald. 21-5-1710, overl. Gouderak, begr. ald. 10-9-1743, dr. v. Leendert
Arienz. en v. Trijntje Gerrits van der Ende.
4. Maria Puts, geb. Gouderak 19-11-1709 (ged. Rem. Moordrecht 3-11-1709),
overl. Haastrecht 26-8-1751 (impost begr. bet. ald. 27-8-1751), tr. Gouderak 15-11730 Dammes Hooft, ged. Haastrecht 11-4-1706, impost begr. bet. ald. 15-2-1758,
zn. v. Dirk Jacobz. en v. Anna van der Horst (Verhorst).
5. Cornelis Puts, geb. Gouderak 26-10-1711, overl. ald. 21-12-1776 (begr. ald. 2812-1776), tr. Streefkerk 7-6-1745 Adriana Soet, ged. ald. 1-1-1721, impost begr.
bet. Gouderak 30-3-1784, dr. v. Jan Arienz. en v. Grietje Ariens Stolker.

Vroedschapspenningen

V R O E D S C H A P S P E N N I N G V A N D E L F T (1775)
29. Vz. Gezicht op de stad Delft met links de Nieuwe en rechts de Oude
Kerk, en daartussenin enkele gebouwen. Op de voorgrond trekvaart,
aan weerskanten hiervan een weg omzoomd door bomen. Bovenaan
het gekroonde wapen van Delft in een cartouche.
Kz. Het stadhuis van Delft met aan weerskanten een klein huisje. Omschrift: INVIGILANS.PLURIBUS.UNA.DOMUS (En huis over velen
wakend.)
In de afsnede de signatuur: G.B.V.M.F.
Zowel van de voor- als van de keerzijde zijn twee stempels bekend.

85

Combinatie I: VI, KI: Er varen geen schepen in de trekvaart op de


voorzijde. Op de toren van het stadhuis op de keerzijde
wappert een vaantje.

Combinatie II, V2, KI: Schepen in trekvaart. Een schip wordt getrokken
door een paard met ruiter op het jaagpad. De
gebouwen zijn anders gegroepeerd. Het stadswapen staat scheef en de cartouche is zwieriger.
Combinatie III, V2, K2: Op de toren van het stadhuis staat een haantje.
Geslagen, g en z, 53 mm. Door Gijsbert van Moelingen.
Lit.: Inv. KPK 1122 (g), 1934-340 en 1934-341; VvL 448 en 449; Van Orden pi. I,
6; Cat. De stad Delft, p. 155.
De eerste vroedschapspenningen van de stad Delft werden in 1775 door
Gijsbert van Moelingen gemaakt. De stadsregering had besloten ze niet
als presentiepenningen te laten dienen (zoals gebruikelijk was in bijvoorbeeld 's-Gravenhage, Rotterdam en Gouda) maar ze ieder jaar, nl. op 23
december "bij gelegenheid van het opnemen der stadsrekening", uit te
delen aan alle raadsleden die aanwezig waren op de raadsvergadering, de
pensionaris, de stadssecretarissen en enige stadsbedienden. Volgens een
vroedschapsresolutie van 19 oktober 1775, werden er 460 zilveren en een
86

gouden exemplaar besteld. Dit laatste zou worden aangeboden aan de


Prins. Twee dagen voor de uitreiking in 1775 waren de penningen gereed.
Op 21.1.1777 betaalde de stad een rekening voor 210 penningen. Omdat
hiervan geen specificatie is, is niet duidelijk of het hier gaat om (een deel
van) de vroedschapspenningen van 1775 of 17761. In 1779 liet de stadsregering nieuwe stempels van een ander type maken door Adriaan van
Baerll.

Muntbuspenningen

OPENING VAN DE GELDERSE MUNTBUS, 1762

30. Vz. Mercurius, met n been opgetrokken, staande bij een geldkist die op
een voetstuk geplaatst is, houdt met zijn linkerhand een gevulde beurs
omhoog. De slangenstaf in zijn rechterhand rust op de geldkist, aldus
de bloei van de Munt symboliserend. Het vergezicht van schepen
duidt op de florerende zeehandel. Omschrift: COMMERCIA DITANT
POPULUM (De koophandel verrijkt het volk). In de afsnede de signatuur: G.V.M.F.
Kz. Binnen een cartouche waarboven het gekroonde wapen van Gelderland, met als schildhouders twee gekroonde leeuwen, het opschrift:
ILLUSTR.(issimis) DELEGATIS-GELRIAE ET ZUTPH.(aniae)-PRAEFECTISQUE

REI- NUM (mariae)-:FOEDE.(rati)BELGH-PECU.(nia) c.(aroli). c.(hristiani)


NOVISADI-PROBATA. (Aan de edelmogende afgevaardigden van Gelder1. Een gedeelte van deze gegevens, gevonden in het Gemeentearchief Delft, werd mij verschaft
door drs. N. Arkesteyn. Sindsdien heeft hij een een uitvoerige studie aan deze vroedschapspenningen gewijd, die gepubliceerd wordt in De Beeldenaar, nov./dec. 1985. Hij kent 4 voorzijdestempels.

87

land en Zutphen en de Generaalmeesters van de Munt van de


Verenigde Nederlanden, bij het goedkeuren van het geld, door de
Muntmeester Carl Christiaan Novisadi geslagen). Onderaan het jaartal: 1762.
Geslagen, z, 39 mm. Door Gerrit van Moelingen jr.
Lit.: Cat. KPK 3074; VvL 336; Dirks'lII, 1401; Gelders zilver, 1955, nr. 239; De
Voogt p. 72; Wittop Koning p. 3.

OPENING VAN DE GELDERSE MUNTBUS, 1764

31. Vz. Een vrouw houdt in haar rechterhand een weegschaal; met haar
linkerhand tilt ze haar gewaad iets op. Rechts van haar op een sokkel
staat een kist, links de schroefpers; enkele munten liggen verspreid op
de grond. Omschrift: NUMI.TUTA.FIDES (de betrouwbaarheid van de
munt is veilig). In de afsnede de signatuur: G.V.M.F.
De vrouw personifieert Moneta, de betrouwbaarheid en voorzichtigheid in het muntwezen.
Kz. Binnen een cartouche, bekroond door het wapen van Gelderland, met
als schildhouders twee gekroonde leeuwen, het opschrift: MONETAE
GELRICAE ET ZUTPHANIENSIS-IUDICIO ITER FACTO-CUDI CURAVIT-C.C.

(Nadat de Munt van Gelderland en Zutphen wederom was


nagezien, heeft Carl Christiaan Novisadi (deze penning) laten slaan).
Onderaan het jaartal: 1764.
NOVISADI.

Geslagen, z, 39 mm. Door Gerrit van Moelingen jr.


Lit.: Cat. KPK 3086; VvL 371; Dirks III, 1429; De Voogt p. 73; Cat. Gelders
Zilver 1955, nr. 240; Wittop Koning p. 3.
S8

Volgens De Voogt ontving Van Moelingen "reproches" voor de


slordige afwerking van de penning.

Prijspenning en Ordeteken

PRIJSPENNING VAN HET BATAAFSCH GENOOTSCHAP DER


PROEFONDERVINDELIJKE WIJSBEGEERTE TE ROTTERDAM 1769

32. Vz. Een vrouw houdt in haar ene hand een magneet, waaraan een anker
hangt, en in de andere een staf waaromheen zich een wimpel slingert
met de woorden RERUM MAGISTRA er op. Aan weerszijden een apothekerstoestel met een smeltkroes erin en het wapen van Holland op de
zijkant, en een weegtoestel met het wapen van Rotterdam. Om de
rand omschrift: CERTOS FERET EXPERIENTIA FRUCTUS (De Ondervinding
zal zekere vruchten opleveren). In de afsnede opschrift: siG.(illum)
sociET.(atis) PHiL.(osophiae)-EXPER.(imentalis) BAT.(avae) ROTTER.(odamensis) (Zegel van het Bataafsch Genootschap van Proefondervindelijke Wijsbegeerte te Rotterdam). Rechts onder, boven de afsnede:
G.V. MOELINGEN.F.

De vrouw is de personificatie van de Ondervinding, volgens "Plan en


Grondwetten van het Bataafsch Genootschap der Proefondervindelijke
Wijsbegeerte te Rotterdam" (gedrukt 1788).
89

Kz. Krans van twee samengestrikte rozetakken, waarbinnen ruimte voor


het graveren van de naam van de bekroonde. Omschrift: ARTIBUS
ACQUISITA GLORIA (Roem door Kunsten verkregen).
Gegoten, lood en tin, 54 mm. Door Gerrit sr. of Gijsbert van Moelingen.
Ook Johan George Holtzhey maakte stempels voor prijspenningen van
het Genootschap.
Lit.: Cat. KPK 3222 en Inv. 13289; NJ 1774, p. 51, noot 23; VvL 451; Dirks IV,
1579; Erlanger p. 134-135; Havinga p. 105-106 en p. 114-115; Van der Meer
p. 16.
ORDE VAN HET TEKENGENOOTSCHAP PICTURA, 1779?

33. Vz. De orde heeft de vorm van een vrouw, het hoofd iets naar links
gewend, met een schilderstok in de rechterhand en een palet met
penselen in de linkerhand. Links is, naast haar kleed dat over haar
naar rechts gewende benen valt, een deel van het rechthoekig traliewerk van haar zetel te zien. Onderaan het opschrift: PICTURA.
De vrouw is het zinnebeeld van Pictura.
Kz. Glad met een beugel ter hoogte van de schouders aan de voorzijde
voor het bevestigen van een lint.
Gegoten, verg. z., 27 x 57 mm. Door Gijsbert van Moelingen in
1779 geleverd, maar mischien al in 1737 vervaardigd.
Lit.: Cat. KPK 3147; Dirks III, 1482; De Beeldenaar 6, 1982, p. 176.
90

Vous aimerez peut-être aussi