Académique Documents
Professionnel Documents
Culture Documents
VOOR
MUNT- EN
PENNINGKUNDE
71
1984
1. Drs. G. van der Meer wil ik hierbij hartelijk danken voor de begeleiding tijdens het
totstandkomen van dit artikel, en vooral voor de vele aanvullingen en verbeteringen die zijn
aangebracht. Tevens een woord van dank aan Ir. F.A. Nelemans die zo vriendelijk was mij de
genealogische gegevens te verschaffen en de beschrijvingen van de familiewapens op zich te
nemen.
2. J.W. Frederiks, Penningen, Amsterdam 1947; L. Forrer, Biographical Dictionary of Medallists,
London 1907 (volume III); E. Voet jr., Merken van Haagsche Goud- en Zilversmeden, 'sGravenhage 1941.
3. E. Voetjr., o.c, p. 88
46
datzelfde jaar 1754 legde hij de eed van goud- en zilversmeden af*. Het lijkt
dan ook waarschijnlijk dat hij de toekomst toen met vertrouwen tegemoet zag,
maar helaas ging het hem niet zo goed. In 1759 moest hij zijn huis nl. weer
verkopen 5 . Volgens "Uitleggingen" van penningen (d.w.z. velletjes papier met
uitleg van de symboliek) daterend uit 1766 en 1767 woonde hij later "in het
Noordeinde, het tiende huis voorbij het Oude Hof, in 's-Gravenhage". Dit
huis huurde hij in ieder geval tot 17686. Hij was gehuwd met Adriana
Blankers (wanneer het huwelijk plaats vond is niet bekend). De doop- en
overlijdensregisters geven de namen van vier van hun kinderen. Als eerste
wordt Gijsbert genoemd, geboren in 1731. Daarna volgden Katharina (geb.
1735), Johanna (1736) en Cornelis (1749)7. We komen in deze archieven
nergens de naam van de jonge Gerrit tegen, maar uit andere bronnen weten we
dat hij in 1766 is overleden8. Misschien was hij de oudste en was hij in een
andere plaats geboren.
De naam Gerrit senior komt in de archief van Den Haag nog meerdere malen
voor: in verband met het overlijden van zijn driejarige kleinzoon Isaac, het
onwettige kind van zijn dochter Johanna, op 4 maart 17649, als huurder in
verband met de overdracht van het huis op het Noordeinde in 1767, en in
verband met een schenking vlak voor zijn overlijden van al zijn gereedschappen die bij zijn beroep behoorden aan zijn zoon Gijsbert, "uit consideratie der gedhane saken" 10 . Op 13 februari 1773 stierf hij ten gevolge van
een borstkwaal en werd hij pro deo in zijn woonplaats begraven.
4. Notulboek van Burgermeesterenkamer weegens Burgers, Schutters, kleine ampten, vroetmeesteren, vroetvrouwen, priesters en goud- en zilversmeden, folio 185, no. 6, Gemeentearchief
's-Gravenhage.
5. Zie noot 3.
6. Notarieel protocol 4218, p. 494, 1768, Gemeentearchief 's-Gravenhage.
7. In het overlijdensregister in het Gemeentearchief te's-Gravenhage staat vermeld dat Gijsbert
van Moelingen op 9 mei 1789, op 58-jarige leeftijd overleed aan water op de borst. Hij werd
pro deo begraven op het Noorderkerkhof. Zijn zuster Johanna werd 70 jaar en stierf op 11 juli
1806. Katharina werd pro deo op het Noorderkerkhof begraven nadat zij op 55-jarige leeftijd
aan de tering was overleden. De jongste, Cornelis, overleed al op 19-jarige leeftijd ten gevolge
van een beroerte (3 oktober 1768). Hij werd pro deo begraven.
8. Cal. Gelders zilver, 12 juni-4 september 1955 in het Gemeentemuseum Arnhem, p. 162. Hierin
wordt tevens vermeld dat Gijsbert zijn broer is. De Heer W.T. Resida van het Rijksarchief in
Gelderland was zo vriendelijk dit nader te preciseren aan de hand van gegevens uit het Archief
Hof van Gelre en Zutphen, 1543-1811, inv. nr. 51, p. 383.
9. Vader van het kind was Isaac Stephanus Tackenaer (volgens opgave in de Begraafboeken).
Johanna trouwde later met Stephanus Hebbenaar (not. prot. 4524, p. 14, 1773). Mogelijk heeft
men zich verschreven bij de Begraafboeken of bij de notaris, en zijn Tackenaer en Hebbenaar
een en dezelfde persoon. Aan de andere kant ligt er een grote afstand tussen het geboortejaar
van het kind van Johanna en het jaar van haar huwelijk in 1771 (volgens de Trouwboeken).
10. Resp. not. prot. 4068, p. 31-32, 1764; 4420, p. 173, 1767; 4524, 1773, p. 18.
47
Gerrit van Moelingen sr. oefende naast het beroep van medailleur ook dat van
"konstgraveerder" en wapensnijder11 uit. Hoewel hij woonde en werkte in
Den Haag, beperkten zijn opdrachten zich niet tot zijn woonplaats. Hij kreeg
bijvoorbeeld de opdracht voor een gedenkpenning ter gelegenheid van het
honderdjarig bestaan van het Diaconieweeshuis te Amsterdam. Op een "Verklaring" van deze penning staat dat deze destijds te koop was bij Johannes
Hennebo, kashouder in goud, zilver en juwelen op de Prinsengracht. Deze
Hennebo moet als agent voor Van Moelingen gewerkt hebben in Amsterdam.
Op hogere leeftijd, hij was toen 57 jaar oud, diende hij een verzoek in tot
examinatie om van die tijd af ook als essayeur van goud en zilver te mogen
werken 12 . Op 5 maart 1768 legde hij de eed af als essayeur particulier binnen
's-Gravenhage.
Gerrit jr.
Van Gerrit jr. zijn minder gegevens bekend. Volgens Von Wurzbach was hij in
1753 leerling in 's-Gravenhage 14 . Dit zou er op kunnen wijzen dat hij niet de
oudste was, want als hij voor zijn broer Gijsbert (1731) was geboren, zou hij in
1753 te oud zijn geweest om nog leerling te zijn. Een paar jaar later, in 1758,
solliciteerde een Geurt van Moelingen naar een door het overlijden van
Johannis Drappentier senior opengevallen plaats van stempelsnijder aan de
Munt te Dordrecht. Hoewel Van Kerkwijk 15 vermeldt dat het hier gaat om de
Gerrit die "konstgraveerder" en wapensnijder was en overleed in 's-Gravenhage in 1773, aldus suggererende dat het hier om Gerrit sr. ging, is liet zeker
niet onmogelijk dat het Gerrit jr. was die naar de betrekking solliciteerde. In
ieder geval werd die Gerrit toen niet als stempelsnijder aan de Munt aangenomen: men gaf de voorkeur aan J. Drappentier jr.
Waarschijnlijk zal het belangrijkste middel van bestaan van Gerrit van Moelingen jr. het snijden van muntstempels geweest zijn. Hij werd in 1760 de
opvolger van Bartholomeus van Swinderen als provisioneel ijzersnijder aan de
Munt te Harderwijk 16 . Hij heeft daar, behalve munten, ook stempels voor
11. D.w.z., hij graveerde wapens in zegelstempels. Veel medailleurs deden dit als nevenwerkzaamheid.
12. Register der Uytgaende brieven 1766/1774, Gemeentearchief's-Gravenhage.
13. Register der resolutin en notulen Generaliteits Muntkamer, 1766-1772, p. 65.
14. A. von Wurzbach, Niederlandisches Knstler-Lexikon, Wien/Leipzig 1906-1911, deel II, p.
172.
15. TMP 8, 1921, p. 48.
16. De Geuzenpenning, 17, 1967, p. 30-31; Cat. Gelders zilver, p. 162.
48
twee penningen gemaakt ter gelegenheid van het openen van de Gelderse
muntbus resp. in 1762 en 1764. Voor de eerste (en misschien ook voor de
tweede) ontving hij 50,-. Bij de penning van 1764 verweet men hem echter
een slordige bewerking van de stempels 17 . Tot zijn overlijden (insolvent) tussen
8 en 26 september 1766 (de leeftijd van zijn vader in aanmerking nemende kan
Gerrit jr. niet veel ouder zijn geweest dan een jaar of vijfendertig), werkte hij
aan de Gelderse Munt. Daarna nam zijn broer Gijsbert het werk tijdelijk van
hem over. Hij werd daartoe voor de periode tussen 26 september 1766 en
februari 1767 tot provisioneel ijzersnijder benoemd 18 .
Gijsbert
Gijsbert van Moelingen woonde en werkte in Den Haag, eerst bij zijn vader,
na diens dood in 1773 als zelfstandig ondernemer. In 1774 trouwde hij daar op
43-jarige leeftijd met Neeltje van Herkhuisen. Uit hun huwelijk kwamen drie
kinderen voort: Gerrit, Johanna en Adrianus, resp. in 1775, 1776 en 1779
geboren. De familie heeft enkele jaren in de Hekkelaan gewoond. Een notarieel stuk uit 1781 geeft aan dat Gijsbert daar tot april een huis huurde 19 .
Zoals eerder opgemerkt gaf zijn vader hem in 1773, tien dagen voor zijn
overlijden, zijn gereedschap, bestaande uit een medaillepers, een draaibank met
toebehoren, een essayeerkastje met oven, een ladenkast met gereedschap, twee
werkbanken, een kist met ponsoenen, een kastje met stempels en een blaasbalg
met fornuis, een weegschaal en een hangkast, een drinkbak met koperen
flessen, een draaisteen met stoel en een groene lessenaar, eveneens met stoel.
Helaas is er geen gedetailleerde beschrijving gevonden van de stempels en de
ponsoenen.
Het schijnt de familie Van Moelingen niet altijd voor de wind gegaan te zijn:
verschillende malen is er sprake geweest van schulden, hoewel ze gelukkig
altijd laag bleven. Al in 1760 is er een schuld van zeven gulden en zes stuiver,
t.b.v. de heer Hamilton, en nog een onbekend bedrag, beide ten laste van een
van de Van Moelingens; in 1772 staat een schuld van vijf gulden open; wiens
portemonnee het hier betrof is niet duidelijk. In 1773 is Gijsbert genoodzaakt
een lening ter somma van vijfhonderdvijftig gulden af te sluiten, misschien om
de andere erfgenamen van zijn vader uit te kopen; driejaar later is sprake van
een "onderhandsche obligatie ten bate van Adriana Blankers, weduwe (van)
Gerrit van Moelingen en zoon (...) groot in capitaal een honderd guldens waar
van vermeld de grote armoede" 20 .
17. W.J. de Voogt, Geschiedenis van het Muntwezen der Vereenigde Nederlanden, Amsterdam 1874,
p. 42-43.
18. Cat. Gelders zilver, 12 juni-4 september 1955 in het Gemeentemuseum Arnhem, p. 162.
19. Not. prot. 4288, p. 792, 1781.
20. Resp. not. prot. 5652, p. 147, 1760; 3828, p. 131, 1760; 4524, p. 31, 1773; 5165, p. 259, 1776.
49
Naast het beroep van medailleur oefende Gijsbert ook dat van taxateur uit,
zoals blijkt uit een taxatie en beschrijving van de boedel van de heer Leonard
van Boeije in 1779, waarbij de gouden en zilveren medailles en potpenningen
gewogen en gewaardeerd werden door Gijsbert van Moelingen 21 . Bovendien
maakte hij in 1777 een standaard met schaal en gewichten voor de Muntkamer 22 , en leverde hij in 1779 zes orden aan het Tekengenootschap Pictura te
's-Gravenhage, waarvoor hij in januari 1780 36,- ontving 23 . Ze werden
gemaakt in de vorm van een vrouw als zinnebeeld van Pictura. Mogelijk dat
zijn vader de leverancier was in 1737, toen Pictura voor het eerst besloot
dergelijke orden te laten maken (volgens hun Notulen van 2 mei 1737)24, maar
dan zou er wel een lang hiaat zijn tussen deze opdracht en zijn eerste penning
van 1748. Waarschijnlijk hield Gijsbert zich het meest bezig met het slaan van
penningen. Niet alleen omdat er meerdere historie- en familiepenningen van
hem bekend zijn, maar ook vroedschapspenningen uit Delft en 's-Gravenhage,
opdrachten die voor hem belangrijk zullen zijn geweest. Van 's-Gravenhage
kreeg Gijsbert in 1775 de opdracht tweehonderd zilveren vroedschapspenningen te schroeven met behulp van de stempels die in 1768 gemaakt waren
door J.W. Marm 25 . Rekeningen vermelden nog leveringen door Van Moelingen in 1779 (300 stuks) en in 1781 (200 stuks) 26 . Voor deze opdrachten
bezorgde hij ook het zilver. In maart 1780 kreeg Van Moelingen van Commis
A. van Marie de opdracht 37 vroedschapspenningen te vervaardigen uit 270
gouden ducaten: 12 penningen elk op een gewicht van 10 ducaten en 25 van 6
ducaten. Waarschijnlijk heeft hij om de een of andere reden slechts 30
penningen geleverd, want op 22 november 1780 ontving Gijsbert van Moelingen het maakloon van 75 gulden "voor het schroeven van 30 gouden Haagse
vroedschapspenningen". Op de opdracht die hij van de stad Delft ontving
wordt in de beschrijving van de penningen uitvoeriger ingegaan.
Gijsbert overleed op 9 mei 1789, op 58-jarige leeftijd, aan water op de borst.
Hij werd pro deo begraven op het Noorderkerkhof.
De penningen die hieronder beschreven wordende eerste is geslagen in 1748
en de laatste in 1778worden op enkele uitzonderingen na bewaard in de
collectie van het Koninklijk Penningkabinet. Zij worden grotendeels vermeld
21.
22.
23.
24.
Not. prot. 4581, p. 91, 1779. Potpenningen zijn zilveren munten van groot formaat.
Register der resolutin en notulen Generaliteits Muntkamer, 1773-1777, p. 119.
Oud Holland, 1901, p. 189.
G. van der Meer, Penningen van de Haagse Confrerie Pictura, Tekenacademie en Koninklijke
Academie van Beeldende Kunsten, De Beeldenaar, 1982, p, 173.
25. A.O. Van Kerkwijk, De vroedschapspenningen van 's-Gravenhage, JMP 17, 1930, p. 16-17.
26. Van Kerkwijk, o.c, p. 31.
50
in de delen III en IV van Dirks en in Vervolg Van Loon. Dit laatste werk,
samengesteld door anonieme medewerkers, werd regelmatig bij het beschrijven
van de penningen ter hand genomen 27 . Tevens treft men hieronder de
beschrijving van de orde van Pictura en de plaquette met portret van Willem
IV aan, resp. in de collectie van het Koninklijk Penningkabinet en het
Rijksmuseum te Amsterdam.
Vele min of meer geschiedkundige feiten en gebeurtenissen met betrekking tot
het Huis van Oranje werden in metaal herdacht. Van de oranjepenningen is de
grote penning van het huwelijk van Prins Willem V met Frederica Sophia
Wilhelmina van Pruisen verreweg de mooiste (nr. 11). Daarnaast zijn er
penningen ter gelegenheid van diverse andere historische gebeurtenissen en de
vroedschapspenningen van Delft. De familiepenningen zijn eveneens talrijk;
behalve een verjaardagspenning (nr. 28) bevindt zich in het Penningkabinet
een viertal exemplaren geslagen ter gelegenheid van het overlijden van predikanten (nr. 18 t/m 21) en zes t.g.v. gouden of zilveren huwelijken. Van
laatstgenoemde zijn vier penningen van een vrij eenvoudig type: op de
voorzijde de wapens van de echtgenoten, omgeven door lofwerk en liefdessymbolen en een omschrift; de keerzijde bestaat uit een tekst waarin de namen van
het echtpaar verwerkt zijn (nrs. 22 t/m 25). Een mooie penning ter gelegenheid
van een vijftigjarige bruiloft heeft, als uitzondering op de andere exemplaren,
een tekst in het Latijn en een meer uitgewerkte voorstelling op de voorzijde
(nr. 26).
De verzameling maakt duidelijk dat het werkgebied van de Van Moelingens
zich niet beperkte, tot hun woonplaats. Ook van aanzienlijke personen die
buiten 's-Gravenhage woonachtig waren, werden opdrachten ontvangen. Blijkbaar hadden zij een bepaalde renomme verworven.
Het is moeilijk een duidelijk beeld te krijgen van de manier waarop de
werkzaamheden onder de twee (of misschien voor 1760 drie) medailleurs
verdeeld waren. Zij kunnen hebben samengewerkt en/of ponsoenen en stempels aan elkaar hebben uitgeleend. Hoewel Gijsbert in 1773 het bedrijfsgereedschap van zijn vader kreeg, heeft hij diens materiaal zeker al eerder gebruikt.
Door gebrek aan gegevens, en vooral omdat zowel Gerrit als zijn zonen
meestal slechts de eerste letter van hun voornaam in de signatuur opnamen
(alleen Gijsbert is, na 1772, uitvoeriger) is het zeer moeilijk de verschillende
activiteiten per medailleur te volgen en te bepalen welk deel van het oeuvre,
althans tussen 1757 en 1773, door elk van hen is gemaakt. Enkele scheidslijnen
27. (Vervolg van Loon), Beschrijving van Nederlandsche Historie penningen ten vervolge op het werk
van Mr. Gerard van Loon, Amsterdam 1822-67 (door anonieme medewerkers); J. Dirks,
Penningkundig Repertorium, III en IV, Leeuwarden 1891.
51
staan vrijwel vast. T/m 1754 (daarna volgt een hiaat van 3 jaar) kan
aangenomen worden dat Gerrit sr. als maker van de met G. van Moelingen of
G.V.M, gesigneerde penningen beschouwd kan worden. Zijn zonen waren toen
nl. nog te jong om zelfstandig als medailleur werkzaam te zijn, hoewel zij hem
wel geholpen kunnen hebben als leerlingen. Penningen na de dood van Gerrit
sr. in februari 1773 zijn door Gijsbert gemaakt. Het oeuvre tot 1754 is niet
groot; het bestaat uit twee (misschien drie) penningen (nr. 1/2 en 8), een
gegoten plaquette (nr. 3) en vier dunne gegoten plaatjes (nr. 4 t/m 7). De
uitvoering is tamelijk grof. De stempels van de penningen zijn slecht afgewerkt
en de voorstellingen zijn onbeholpen uitgevoerd. Tussen 1754 en 1757 zijn
blijkbaar geen penningen gemaakt. Aangenomen mag worden dat Gijsbert, die
in 1757 26 jaar was, toen in staat geacht mocht worden om zelfstandig als
medailleur werkzaam te zijn in het bedrijf van zijn vader, als diens assistent.
Tussen 1757 en 1760, toen hij naar Hardewijk vertrok, zou Gerrit jr. eventueel
een enkele penning gemaakt kunnen hebben. Het is niet bekend bij wie de
zoons in de leer geweest zijn. Naar de kwaliteit van de produktie tot 1754 te
oordelen, zou hun vader geen goede leermeester geweest zijn. Het is opvallend
dat na 1757 die kwaliteit sterk verbeterd is. Twee penningen uit 1757 (nr. 15 en
18) staan nog niet op een bijzonder hoog peil, hoewel zij beter zijn dan de
penningen van vr 1754. Uit 1758 is niets bekend, maar in 1759 ontstaat
voor het eerst een uitstekende penning op het overlijden van ds. Willem
Muilman (nr. 19). De stijl van zowel voor- als keerzijde is geheel in overeenstemming met die van twee andere penningen op het overlijden van Haagse
predikanten (nr. 20 en 21), resp. uit 1765 en 1773, de laatste gesigneerd door
Gijsbert. Tussen 1760 en 1765 is er weer een hiaat, maar vanaf 1765 komt de
penningproduktie op gang. Ieder jaar is er minstens n opdracht, met
uitschieters van enkele jaren, zoals 1766 en 1768. Tot 1772 zijn zij steeds zo
gesigneerd, dat niet duidelijk wordt of de voornaam Gerrit of Gijsbert moet
luiden. Bij een penning uit 1766 en een uit 1767 (nr. 10 en 11/12) horen
"Uitleggingen", waarop vermeld wordt dat G. van Moelingen, Medailleur,
wonende in het Noordeinde, het tiende huis voorbij het Oude Hof in 'sGravenhage, deze heeft gemaakt. Daaruit zou afgeleid kunnen worden dat
Gerrit sr. en Gijsbert tussen 1757 en 1773 ieder een deel van de penningproduktie voor hun rekening hebben genomen, of eventueel bij iedere penning
of sommige penningen samengewerkt hebben, maar het is ook heel goed
mogelijk dat Gijsbert alle penningen in die periode heeft gemaakt in het bedrijf
van zijn vader, die ze signeerde met de voor meerdere uitleggingen vatbare
voorletter G. De uniforme stijl, die ook overeenkomt met die van de na 1773
door Gijsbert gesigneerde penningen, doet vermoeden, dat hij degene was die
ze maakte. Zijn vader zou zich dan met het snijden van wapens en, na 1768,
52
het essayeren kunnen hebben beziggehouden. Men kan zich ook nauwelijks
voorstellen dat degene die de onbeholpen penningen uit 1748 en 1754 maakte
in staat zou zijn geweest om de mooie latere penningen te creren.
De stempels van de penning op het huwelijk van Prins Willem V en Prinses
Frederica Sophia Wilhelmina van Pruisen in 1767 (nr. 11) b.v. zijn heel
verfijnd gesneden. Zij vertonen verwantschap met de stempels van de penningen op de geboorte van Prinses Frederica Louise Wilhelmina (nr. 13) in 1770
en van Erfprins Willem Frederik (nr. 14) in 1772. De laatste penning is door
Gijsbert met zijn voornaam gesigneerd. Dit, en de al eerder genoemde
overeenkomst in stijl tussen drie predikantenpenningen, waarvan n met
zekerheid door Gijsbert is vervaardigd, geeft steun aan de veronderstelling dat
de tussen 1757 en 1773 gemaakte penningen van de hand van Gijsbert zouden
zijn.
Het is merkwaardig dat hij na 1773, toen verwarring niet meer mogelijk was,
toch consequent zijn voornaam heeft aangegeven (Gyb.,Gysb.,Geysb. of
G.B.), alsof hij er eindelijk openlijk voor uit kon komen dat hij de auteur van
het penningwerk was. In het laatste levensjaar van Gerrit sr., 1772, had
Gijsbert ook zijn voornaam al duidelijk op een penning gezet. Zijn laatste drie
penningen, uit 1777 en 1778 (nr. 16, 17 en 28) zijn duidelijk van mindere
kwaliteit, en tot zijn dood in 1789 heeft hij er geen meer gemaakt. Was hij
door een of andere lichamelijke oorzaak niet meer in staat om met vaste hand
stempels te graveren? Wij zullen het wel nooit te weten komen.
In het algemeen zijn de meeste penningen in vergelijking met die van tijdgenoten (bijvoorbeeld die van de Holtzhey's) weinig origineel, en hebben zij vaak
iets slordigs en ruws. Woorden van om- en opschriften passen soms ternauwernood op het veld van de penning. Personen worden weinig elegant uitgebeeld.
Hoewel het werk van de Van Moelingens artistiek gezien niet van bijzonder
groot formaat is, was het karakteristiek voor de tijd waarin het gemaakt werd
en derhalve zeker het bestuderen waard. Om een duidelijk en beter overzicht te
krijgen van het leven en werk van de drie Van Moelingens, is het te hopen dat
alsnog gegevens over deze medailleurs boven water komen. Misschien kan
daarmee een nieuw licht geworpen worden op het hierboven gevormde beeld
van hen.
Summary
Three Van Moelingens: a family of medallists at The Hague. In the 18th century three
medallists named Van Moelingen were active at The Hague. They were Gerrit senior
(1711-1773) and his two sons, Gerrit junior (c. 17307-1766) and Gijsbert (1731-1789). In
numismatic literature they are often mixed up, or their work is thought to originate
53
from only one person. The confusion is heightened by the fact that most of their
medals are signed wih the initial G before the surname. Gijsbert alone signed with his
Christian name after 1772. He probably also made all or most of the medals between
1757 and 1772, as assistant to his father, who also worked as an "artistic engraver" and
seal cutter. Stylistic similarities to medals signed by Gijsbert after 1772 make this seem
probable. It is also possible, however, that they worked on the medals together. Medals
(3) and plaques (5) made before 1754 (after that date there is a hiatus in the output of
medals of three years) can be attributed to Gerrit senior, because his sons were still too
young to make medals independently. Their style is coarse and they are badly executed.
After 1757 the quality gets much better, when Gijsbert must have taken up work in his
father's workshop. Gerrit junior may also have assisted between 1757 and 1760, when
he departed to Harderwijk to work there as engraver of the coin dies for the province
of Gelderland. He also produced two medals there, of indifferent quality.
The author has done research in the municipal archives of The Hague, but the result
has been fairly meagre. There are still many gaps in our knowledge of life and work of
the Van Moelingens. She has extensively described all medals and plaques made by
them (33 numbers), and has brought order in the attributions to the different members
of this family, as far as was possible. She has arranged their work in categories: medals
with relation to the House of Orange, jubilees, family events, medals as municipal
attendance fees, medals issued after trials of the pyx, and prize medals.
Beschrijving van de penningen.
De penningen zijn als volgt ingedeeld: oranjepenningen, jubileumpenningen, familiepenningen, vroedschapspenningen, muntbuspenningen, prijspenning en ordeteken. Als
basis voor de beschrijving zijn de exemplaren uit het Koninklijk Penningkabinet
genomen. De enige die daar ontbraken zijn nr. 2 en 3.
De interpretaties van voorstellingen op de penningen zijn het meest ontleend aan
Vervolg van Loon, welke deze vaak zelf ontleende aan beschrijvingen in de Nederlandsche Jaerboeken.
Alle opschriften zijn gedrukt in hoofdletters. De letter "V" werd, indien door de
medailleurs gebruikt als "U", genormaliseerd tot "U".
Afkortingen in de penningcatalogus.
BLS
54
Cat. De Stad Delft De stad Delft, cultuur en maatschappij van 1667 to 1813, Stedelijk
Museum Het Prinsenhof, Delft, 1982.
Cat. Sterckshof
M.T. Rath, Penningkunst. Inventaris-catalogus van de verzameling
berustend op het Sterckshof, opgesteld t.g.v. een tentoonstelling
"50 jaar Sterckshof", 20 juni-20 september 1981, Provinciaal
Museum Sterckshof, Deurne/Antwerpen.
Cat. Vier eeuwen Vier eeuwen Nederlands Zilver, 18 juli-15 september 1952 in het
Gemeentemuseum 's-Gravenhage.
Ned. Zilver
Cat. Teyler
(Th. M. Roest) (2e ed. door A.O. van Kerkwijk) Catalogue du
Cabinet Numismatique de la Fondation Teyler a Harlem, Haarlem,
2e uitgave, 1909.
Dirks
J. Dirks, Penningkundig Repertorium III en IV, Leeuwarden 1891.
Dreesmann
W.J.R. Dreesmann, Verzameling Amsterdam, Amsterdam 1949.
Erlanger
H.J. Erlanger, Origin and Development of the European Prize Medal
to the end of the XVIIIth century, Haarlem 1975.
M.A. Evelein, Prinsen en Prinsessen van Oranje-Nassau en de
Evelein
penningen op hun huwelijken geslagen, Gedenkboek 1936.
J.W. Frederiks, Penningen, Amsterdam 1947.
Frederiks
(A. Havinga), Twee honderd jaar bevordering van de ProefondervinHavinga
delijke wetenschappen, 1769-1969, Rotterdam 1969.
Jaarboek voor Munt- en Penningkunde.
JMP
C. Kramm, De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche
Kramm
kunstschilders, Amsterdam 1860.
G. van der Meer, Prijspenningen van Nederlandse geleerde
Van der Meer
genootschappen in de achttiende eeuw, Documentatieblad Werkgroep Achttiende eeuw, XV/I, (57-58), 1983.
Nederlandsche Jaerboeken.
NJ
Oranjepenningen De Historiepenningen en Munten betrekking hebbende op het Stamhuis van Oranje Nassau, 's-Gravenhage 1898.
G. van Orden, Bijdragen tot de Penningkunde van het Koninkrijk
Van Orden
der Nederlanden, Zaandam, 1830.
Revue beige de numismatique.
RBN
Jhr. C.H.CA. van Sypestein, De Prinsen van Oranje-Nassau in 'sVan Sypestein
Gravenhage. Penningen, medaillons, draagtekens, miniaturen enz., 'sGravenhage 1901.
Tijdschrift Van der P.O. van der Chijs, Tijdschrift voor Munt- en Penningkunde, 18381841.
Chijs
W.J. de Voogt, Geschiedenis van het Muntwezen der Verenigde
De Voogt
Nederlanden, Amsterdam 1874.
(Vervolg Van Loon) Beschrijving van Nederlandsche HistoriepenninVvL
gen ten vervolge op het werk van Mr. Gerard van Loon 1-10,
Amsterdam 1822-1867 (door anonieme medewerkers).
D.A. Wittop Koning, De penningen op het openen van de muntWittop Koning
bus der Gelderse Munt te Harderwijk, Gelders Oudheidkundig
Contactbericht, nr. 62, sept. 1974, p. 1-6.
A- von Wurzbach, Niederlandisches Knstler-Lexikon, Wien/
Wurzbach
Leipzig 1906-1911.
55
Oranjepenningen
GEBOORTE VAN PRINS WILLEM V, 1748
1.
Vz. Een vrouw zit voor een tafel die met een kleed bedekt is. Haar
linkerhand rust op een opengeslagen boek dat op de tafel links van
haar ligt. Omschrift: (S)PES.PATRIAE.VIII.MARTII.ANNO.MDCCXLVIII. (De
hoop des vaderlands, 8 maart 1748.) In de afsnede de signatuur:
G.V.M.F.
Kz. Aan het water staat een oranjeboom met drie appels en twee loten.
Rechts daarvan staat een afgehouwen stam. Aan de overkant van het
water zijn bomen en huizen. Rechts een ondergaande zon. Omschrift :SURCULUS.EX.CAESO TRUNCO.SIC-PRODIT UTERQUE1. (Zo Spruit
een tweeledige loot of spruiten twee loten uit een afgehouwen stam.)
Het omschrift is een zinspeling op Carolina en Willem, de afgehouwen
stam op de met Willem III uitgestorven tak. De 3 oranjeappels symboliseren waarschijnlijk Willem IV, prinses Anna en Willems moeder Maria
Louise van Hessen-Kassel.
Het omschrift geeft de situatie niet juist weer. De loten ontspruiten niet
aan de afgehouwen stam, maar aan de staande vruchtdragende oranjeboom. Waarschijnlijk is deze verwarring ontstaan door associatie met een
voorstelling op een penning uit 1602 met portret van Prins Maurits, en op
de kz. een oranjeboom die ontspruit aan een afgehouwen stam, met
omschrift: Tandem fit surculus arbor (cat. KPK 454).
Geslagen, z, 36 mm, door Gerrit van Moelingen sr.
Lit.: Cat. KPK 2868; Dirks III, 1040; RBN 1871, pi. IV, 4; Tijdschrift voor
Munt- en Penningkunde 1909, p. 184-185.
1. De stempel van de keerzijde is gesprongen; hierdoor is het omschrift moeilijk leesbaar. Er zijn
waarschijnlijk maar weinig exemplaren geslagen voordat de stempel sprong, want de penning
is zeer zeldzaam.
56
Vz. Portret van Prins Willem IV, bijna ten halven lijve, en face, in
harnas met mantel die op de schouders is afgezet met hermelijn en
ordelint. Linksonder op de binnenrand de signatuur gegraveerd:
57
Coll.:Rijksmuseum, Amsterdam.
Lit.: Van Sypestein, p. 47, no. 34.
Deze plaquette is niet gedateerd, maar zal tussen 1748 en 1751 gemaakt zijn. Van
Sypestein dateert dit werk op 1748.
4.
Vz. Naar rechts gewend borstbeeld van Prins Willem IV in harnas met
mantel en ordelint, op de- schouder een leeuwekop. Linksonder de
signatuur: G:V: MOELiNGE(n)-F:
Kz. Geslagen, z, 39 mm. Dun penningplaatje door Gerrit van Moelingen sr.
Lit.: Cat. KPK 2927; Dirks III, 1036-1039; Cat. Teyler, pi. XXI, nr. 1.
Dirks dateert dit penningplaatje en de nrs. 5, 6 en 7, op 1748. Het portret
van Willem V echter, toont de prins op ongeveer tweejarige leeftijd, zodat
1. Volgens vriendelijke mededeling van Mw. drs. I.A. Uitenhage de Mist-Verspyck, die mij ook
een foto van deze plaquette toestuurde, was dit een belastingstempel voor vreemde grote
werken, in gebruik van 1813 tot 1893. Misschien zit daaronder nog een klein tekentje, waarvan
alleen nog enkele resten te zien zijn.
58
de datering in het jaar 1750 van Cat. Teyler en Cat. KPK aannemelijker
is. In ieder geval moeten de penningplaten voor het overlijden van Prins
Willem IV, op 22 december 1751, geslagen zijn.
5.
Vz. Naar links gewend borstbeeld van Prinses Anna, met tiara. Rechtsonder de signatuur: G:V: MOELINGEN.
Kz. Geslagen, z, 39 mm. Dun penningplaatje door Gerrit van Moelingen sr.
Lit: Cat. KPK 2928, Dirks III, 1036-1039; Cat. Teyler pi. XXI, nr. 2.
59
6.
Vz. Naar links gewend borstbeeld van Prinses Carolina met mutsje op het
hoofd. Rechtsonder de signatuur: G.v. MOELINGEN.
Kz. Geslagen, z, 39 mm. Dun penningplaatje door Gerrit van Moelingen sr.
Lit.: Cat. KPK 2929, Dirks III, 1036-1039.
7.
Vz. Naar rechts gewend borstbeeld van Prins Willem V in harnas met
mantel en ordelint, op de schouder een leeuwekop. Linksonder de
signatuur: G.V.MOELINGEN.F:.
Kz. Geslagen, z, 39 mm. Dun penningplaatje door Gerrit van Moelingen sr.
Lit.: Cat. KPK 2930; Dirks III, 1036-1039.
BEZOEK VAN PRINSES ANNA AAN MARIA LOUISE VAN HESSENKASSEL OP HET ORANJEWOUD IN FRIESLAND (1754)
8.
60
Vz. Het naar links gewend borstbeeld van Maria Louise met tiara.
Omschrift: MAR(ia) LUE>ov(ica) PRiNc(eps) HASS(iae) CASSEL. (Maria
Louise, Prinses van Hessen-Kassel.) Onder de armafsnede de signatuur: G.v. MOELINGEN.F:.
Kz. Twee mannen met baard in "oosterse" kleding en met tulband of
wrong op het hoofd, omhelzen elkaar. Twee kinderen kijken toe en
Vz. In een krans van twee aan elkaar geknoopte lauwertakken, waaronder
een fleuron, het naar rechts gewende borstbeeld van de Prins met
1. Genesis 48, vers 11 (Jacob zegent de zonen van Jozef, die hij niet verwacht had ooit nog
te zien.)
61
Kombinatie II, V2, K1: geslagen, 27 mm, door Gerrit sr. of Gijsbert. Het
portret van de Prins is op deze voorzijde iets kleiner. De rand is nu
verbreed. De signatuur is kleiner dan op VI. De stempel van de keerzijde
was waarschijnlijk aan slijtage onderhevig; de letters zijn iets vervlakt, het
meest in de afsnede.
62
Combinatie III, V2, K2: geslagen, 26,5 mm, door Gerrit sr. of Gijsbert.
Het omschrift op de voorzijde van deze penning is niet meer zo duidelijk
leesbaar, mogelijk als gevolg van "bolling" van de stempel. De keerzijdestempel is vervangen, want de letters zijn nu goed leesbaar en de krans is
fraaier. Geen fleuron.
Combinatie IV, V3, K2: geslagen, 26,5 mm, door Gerrit sr. of Gijsbert.
De nieuwe voorzijdestempel is bijna identiek aan de voorgaande. Kleine
verschillen zijn te zien in het kapsel en in de aan elkaar geknoopte
lauwertakken. De bronzen penning is zeldzaam.
Combinatie V, V3, K3: geslagen, 26,5 mm, door Gerrit sr. of Gijsbert. De
krans is fijner gevormd en er is meer ruimte in de nieuwe keerzijdecompositie.
Lit.: Cat. KPK 3154 t/m 3158; VvL408; Dirks III, 1487-1489; Cat. Sterckshof 91.
Volgens Vervolg Van Loon werden deze penningen ter gelegenheid van de
inhuldiging van de Prins op 29 en 30 mei in Veere en Vlissingen geschonken in
goud aan de leden van de stadsregering, de kapiteins van de burgerij e.a.; de
zilveren en bronzen penningen waren bestemd voor de overige schutters of werden
onder het volk gestrooid. De oplage moet zeer groot geweest zijn, gezien het grote
aantal verschillende stempels. Het is mogelijk dat er in andere verzamelingen nog
exemplaren zijn die van nu nog onbekende stempels zijn geslagen.
INHULDIGING VAN WILLEM V ALS STADHOUDER TE
'S-GRAVENHAGE, 1766
10. Vz. Het naar rechts gewend borstbeeld van Willem V, in antiquiserend
harnas met leeuwescalp aan de rechterschouder, met mantel en
63
ordelint, de prinses eveneens in staatsiekleding. Omschrift: WILHELM.(US) V.AURIA.(CUS) & FREDER.(ica) SOPHIA. WILHELM . PRTJSSIACA
Lit.: Cat. KPK 3164; Inv. KPK Verschuer 54; VvL 403; Dirks III 1512; Evelein
p. 272, afb. 12; "Verklaring" van Van Moelingen in het KPK.
Volgens Vervolg Van Loon schonk de prins deze penning in goud op 17
maart 1768 tijdens een maaltijd aan de baljuw en de burgemeesters van
's-Gravenhage en een dag later ook in goud aan de schepenen en de
secretarissen, de thesaurie, de vroedschappen, alsmede aan de hoofdlieden
en de secretaris van de Hofbuurt.
De zilveren penningen werden op 19 maart 1768 in opdracht van de prins
geschonken aan de officieren van de schutterij die in de Doelen vergaderden, en ook aan de schutters die aldaar op 20 maart bijeenkwamen.
Bovendien werden deze penningen aangeboden aan de brandmeesters van
's-Gravenhage. Misschien kregen de schutters en brandmeesters de zilveren penningen van kleiner formaat (nr. 12).
66
13. Vz. Het naar rechts gewend borstbeeld van Prins Willem V in harnas met
mantel en ordelint. Omschrift: WILHELMUS v.D.(ei) G.(ratia) PRiNc(eps)
AURIA.(CUS) &. NASS.(auiensis) (Willem de Vijfde bij de gratie Gods
Prins van Oranje-Nassau. Onderaan de signatuur: G.v.MOELINGEN.F.
Kz. Een vrouw, met vrijheidshoed op een speer, zit in een omheinde tuin.
Naast haar een schild, versierd met het wapen van Oranje en voor
haar de leeuw die de zeVen gebonden pijlen beschermt. Uit een wolk
daalt een engel neer en draagt een jong kind aan de vrouw over. Een
hemellicht met alziend oog bestraalt deze groep. Omschrift: MUNUS
COELI. AMOR POPULI (Geschenk van de hemel, de lieveling van het
14. Vz. Naar rechts gewend borstbeeld van Prins Willem V, in harnas, met
mantel en ordelint. Omschrift: wiLHELMUS.v.D(ei) G.(ratia) PRiNc(eps)
AURIA.(CUS) & NASS.(auiensis) (Willem V bij de gratie Gods Prins van
Oranje-Nassau). Onderaan de signatuur: GYB:V:MOELINGEN:F.
Kz. Op een begroeide ondergrond, binnen een omheining, staat een
vrouw met een kind in haar armen. Zij wordt omklemd door een
meisje dat links van haar staat. Omschrift: SPES RATA PIGNUS FELICITATIS (de verwezenlijking van onze hoop, een pand van ons geluk).
In de afsnede het opschrift: NAT.(US) COMES BURENS(is). xxiv. AUG:
MDCCLXXII (de graaf van Buren is geboren 24 augustus 1772).
De vrouw is een personificatie van de Nederlandse Maagd; met het meisje
naast haar wordt gezinspeeld op prinses Louise.
Geslagen, g en z, 37 mm. Eveneens een ex. met oog en lint in zilver. Door
Gijsbert van Moelingen.
Lit.: Cat. KPK 3258, 3259 en KPK Inv. Verschuer 65; VvL 477; Dirks III 1659;
Cat. Sterckshof 116.
Jubileumpenningen
punt omhoog, links en rechts vergezeld van een rode roos. Omschrift:
(rOOSJe) EVERHARD VAN KAMPE WEGENS HOLLAN PREMIER COMMIS TER
VERS
twee zilveren naast elkaar staande kieviten. Kroon: versierde haarband met vijf fleurons. Schildhouders: twee bruine toegewende beren.
Omschrift: (fleuron) IONKVROUWE GEERTRUDIS MARIA WITTERT GEBOOREN DEN 29 7BER (fleuron) 1727 TOT AMSTERDAM.
Kz. Opschrift:
OP DEN
25 VERJAAR-
71
Familiepenningen
18. Vz. Bij een pyramidevormig grafmonument zit een vrouw in antieke
kleding, die met een doek haar tranen afveegt. Op het graf is een
walmende olielamp afgebeeld in een ovaal relief. Drie cypressen
omgeven het monument. In de afsnede opschrift: INTEMERATA SUUM
PIETAS-DEPLORAT ALUMNUM (de standvastige vroomheid weent om
haar zoon). Daaronder de signatuur: V:MOELINGEN.F.
Kz. Opschrift: TER GEDACHTENISSE VAN-DEN EERWAARDEN EN GELEERDENHEERE GERARDUS SANDIFORT. BEMIND EN BEROEMD LEERAAR: EERST- in
CHRISTUS GEMEENTE TE OOST EN WESTERBLOKKER IN DEN JARE 1735.- TE
HARDERWIJK 1738. TE DEVENTER IN-DAT ZELVE JAAR. TE DORDRECHT
1740.-EN LAATST IN 'SGRAVENHAGE 1744.-GEBOREN DEN 17 NOVEMBER
72
19. Vz. Portret van ds. Willem Muilman ten halven lijve, in ambtskleding,
driekwart en face, naar rechts gewend. Zijn linkerhand rust op de
linker bladzijde van een opengeslagen bijbel. Op de rechter bladzijde
is te lezen: HET NIEWE-TESTAMENT-OFTE.IESU CHRISTI, daaronder een
vignet. Zijn rechterhand houdt hij tegen zijn borst. Omschrift:
D.WILLEM MUILMAN.TH.DOCT.GEB. 27 DEC. 1697. OVERL. 7 FEBR. 1759.
Geslagen, z, 53, 5 mm. Door Gerrit sr. of jr. of Gijsbert van Moelingen,
maar op grond van stijlovereenkomst met nr. 21 waarschijnlijk door
Gijsbert.
Lit.: Cat. KPK 3056; Dirks III, 1360; Cat. Vier eeuwen Nederlands Zilver 1952,
nr. 294; De Geuzenpenning 19, 1969, p. 48; JMP 1975/77, p. 145 (aldaar
biografische gegevens); BLS 1153.
ding, driekwart en face, naar links gewend. Omschrift: FREDRICK.CAREL.ENGELS.GEB.TE KETWIG.16.SEP.1718 OVERL.I0 JUNI 1765. Op de
rand onderaan de signatuur: G:V:MOELINGEN.F:
Kz. Het familiewapen van Engels: in [blauw] een aanziend gestelde engel
[goud gekleed, met zilveren vleugels], staande op een [zilveren] wolk,
met in de rechterhand een gouden kandelaar met brandende kaars en
74
Omschrift:
PREDIKANT TE GEMUNDE
1743
TE AAKEN EN VAELS
1754.
Geslagen, z, 53,5 mm. Door Gerrit sr. of Gijsbert van Moelingen, maar
op grond van stijlovereenkomst met nr. 21 waarschijnlijk door Gijsbert.
Lit.: Cat. KPK 3111; Dirks III, 1457; JMP 1975/77, p. 159 (aldaar biografische
gegevens); BLS 1208.
21. Vz. Portret van de predikant ten halven lijve, in ambtsgewaad, driekwart
en face naar rechts gewend. Omschrift: IAN.ISAAC.RAUWERTZ.GEB.TE
ZUTF. D.6 AUG 1712 OVERLD: 14 MY 1773. Op de rand onderaan de
signatuur: GYSB.VAN MOELINGEN.F.
Kz. Het familiewapen van Rauwertz: in zwart 2 gekruiste zilveren pijlen,
de punten omhoog. Helmteken: een...hart tussen een vlucht. Dekkleden: ...en rood. Daaronder het opschrift: GRAF-SCHRIFT-HIER RUST,
VRY VAN ALLEN KOMMER-VRY VAN SMERTEN, VRY VAN SLOMMER,-RAUWERTZ, IN ZYN ZALIG LOT, DIT ZYN STOFLIJK OVERSCHOT,-ZAL WEER UIT
HET GRAF VERRYZEN,-EN MET ZYNE ZIEL VEREENT, 'T:ZALIG OPPERWE-
75
22. Vz. Het gekroonde alliantiewapen van de echtgenoten. Beels-gevierendeeld: I in blauw een zilveren leeuw, ter weerszijden vergezeld van
vier [gouden] blokjes, boven elkaar geplaatst; II en III in zilver drie
rode verkorte dwarsbalken; IV in rood een zilveren [goud]-brandend
hart. Kroon: haarband met vier parels en vijf fleurons. Van Royengevierendeeld: I en IV in zilver drie [rode] brakskoppen; II en III in
goud drie [zwarte] kraaien [met rode snavels] vliegend (2-1) naar een
[groene] op [groene] grasgrond geplante loofboom.
Kz. Opschrift: OP-DEN 25 JARIGE-TROUWDAG, VAN-D:HEER EN MR. THEOD:
(RUS)-BEELS GEBORE TE AMSTER-D : 17 DECEMB 1706 RAAD IN DE-VROEDSCHAP EN BURGER .(eester) DER- STAD BRIELLE, EN WEGENS DE-SELVE
GECOMMITTEERT INT-EDEL MOGENDE COLLEGIE TER-ADMIRALITEYT. OP
DE MASE-EN VROUWE MARIA VAN-ROYEN GEBOREN TE-MAASSLUYS 1 3
FEBRUA(ry)-1712 GEVTERT TE-ROTTERDAM DEN-15 MAART 1766. On-
1768.
Daaronder de signatuur:
G.V.M.F.
24. Vz. Het gekroonde alhantiewapen van de echtgenoten onder een kroon en
omgeven door lofwerk, links een roedenbundel met bijl. Van der
Graaf de Vapour-gevierendeeld: I en IV in zwart twee zilveren
dwarsbalken vergezeld, tussen de balken, van een [gouden] ster en
boven de balken van drie [gouden] naast elkaar staande ooievaars
(van der Graaf); II en III in blauw een [gouden] adelaar (de Vapour).
Hartschild: in acht stukken [goud en rood] golvend gedwarsbalkt
78
R
R R
GRAAF DE VAPOUR H - V : WULVEN RAAD EN BURGEM .-D . STAD
E
GORINCHEM GECOMMITT . IN DE PROVINCIALE-REKENKAMER V: HOLV:D
signatuur:
G.V.M.F.
22
OCTOBER
1 AUGUSTUS
1719-
G.V.MOELIN-
GEN.F.
80
Lely, dijkgraaf van Delfland, burgemeester en baljuw en Maria Magdalena van Assendelft). In de afsnede: DELPH:(1S) JUNcr(i).26 NOV:(embris)-1720 (Te Delft getrouwd op 26 november 1720). Op de rand van
de afsnede de signatuur: G.VAN MOELINGEN F.
De appels en bloemen in de bomen symboliseren de (overgebleven) vier
kinderen van het echtpaar, twee zonen en twee dochters.
De drie loten, spruitend uit de vier appelbomen links, geven de kleinkinderen aan van het echtpaar. De oudste zoon had 1 zoon, de oudste dochter
2 kinderen, de jongste zoon en dochter hadden geen kinderen.
Het cijfer L duidt het aantal huwelijksjaren aan. De twee roedenbundels
met bijl zijn het symbool van de burgermeestersfunctie van Jacob van der
Lely.
Kz. Onder een samengestrikte palm- en mirtetak het opschrift:
VIDERUNT
SI
lustra hebben zij, wier wapenen hier blinken, zich verbonden gezien
door de band van een gelukkig huwelijk. Een zeldzame gunst van
God, vroeger aan de ouders verleend; wat zeldzamer is, nu aan de
kinderen herhaald. Wij verwonderen ons, nu wij nog leven. Dit
metaal zal na onze dood, wanneer het tot spreken genoopt wordt,
aan de late nakomeling daarvan kunnen getuigen).
In de afsnede: DELPH:(is) CELEBR(atae) 26 Nov.(embris) 1770. (Te
Delft gevierd op 26 november 1770).
Geslagen, z, 54 mm. Door Gerrit sr. of Gijsbert van Moelingen.
Lit.: Cat. KPK 3224, VvL 453; Dirks III, 1604; BLS 1262.
Bij de Hoge Raad van Adel te Den Haag berust een brief gedateerd
"Chaam den 4. Aug. 1770", van Henricus Hoogeveen aan Jacob van der
Lely, waaruit blijkt dat Hoogeveen op verzoek van Van der Lely en naar
diens aanwijzingen een ontwerp voor de penning heeft gemaakt en de
tekst heeft bedacht. (Vriendelijke mededeling van Mr. O. Schutte).
Mr. Jacob van der Lely, zn. v. Adriaan Adriaanz. en v. Maria Jacobusdr. van
Sch(a)gen, geb. Rotterdam 12.10.1698, stud. te Leiden (ingeschreven rechten
20.6.1716), baljuw van Wateringen, de Lier en Zouteveen (1730), Veertigraad van
Delft (1730), havenmeester binnen en buiten (1732-1734), weesmeester (1735),
schepen (1737-1742), bewindhebber W.I. Comp. (1740), schout (hoofdofficier) van
Delft (1743-1748), adjunct, ter Dagvaart (1750 en 1755), burgemeester (1753, 1754,
1757, 1762, 1763, 1772 en 1773), gecommitteerde ter Rekenkamer van Holland
(1758-1760), gecommitteerde Raad (1764-1766), hoofdbaljuw en opperdijkgraaf
van Delfland (1765), gecommit. ter Admiraliteit op de Maas (1768-1770), gecom.
der Staten Generaal (1781-1783), overl. Delft 11.9.1795, tr. ald. 26.11. 1720 Maria
Magdalena van Assendelft, geb. Delft 22.4.1695, overl. ald. 2.2.1780, dr. v. Mr.
Adriaan Gerardz. en v. Maria Magdalena van Beresteijn. Uit dit huwelijk behalve
vier jong overleden kinderen.'
1. Mr. Adriaan van der Lely (21.9.172117-4-1804), tr. 6-4-1762 Maria van
Groenevelt (19-1-172720-10-1783).
Uit dit huwelijk:
a Jhr. Mr. Jacob van der Lely van Oudewater (17-2-176910-12-1825).
2. Maria Magdalena van der Lely (28-1-172318-4-1772), tr. 28-6-1746 Mr
Salomon van Groenewegen (20-11-171523-3-1757).
Uit dit huwelijk:
a Salomon van Groenewegen (24-8-174727-12-1747).
b Maria Magdalena van Groenewegen, geb. 28-5-1750.
c Maarten Willem van Groenewegen, geb. 8-3-1752.
3. Aemilia Comelia van der Lely, geb. 9-9-1728.
4. Mr. Jacob van der Lely (13-8-173529-3-1774).
82
27. Vz. Op een altaar, geplaatst op een begroeide ondergrond, versierd met
guirlandes en acanthusbladeren, omgeven door een mirtetak aan de
rechterkant en een palmtak aan de linkerkant, staan twee met een
koord aaneen gebonden brandende harten. Ze worden bestraald door
een driehoek met alziend oog. Omschrift: (fleuron) UYT LIEFDE EN
VRIENDSCHAP TER GEDAGTENIS. Op de rand: G.V.M.F:
Kz. Opschrift: OP DEN 25-JARIGE TROUWDAG-VAN DE HEER- JOHANNIS DE
HAAS- GEBOREN DEN 13 MAART- 1720 EN MEJUFFROUW-MARGARETHA
CRUYDER-GEBOREN DEN 10 JANUARY 1717 GETROUT- DEN 26 JUNY
1746- GEVIERT 26- IUNY 1771.
HONDERDSTE VERJAARDAG
WEDUWE JAN PUTS, 1778
VAN
PIETERTJE
BREEDVELD,
28. Vz. Staande vrouw met doek op het hoofd, in lang gewaad met een tak
met bloem op het bovenstuk van haar kleed, legt met haar linkerhand
een slangerond neer op het altaar dat naast haar staat. In haar
rechterhand houdt zij de bijbel. Het altaar is versierd met het cijfer
100. Aan de voet van het altaar ligt een verbroken slangerond. Rechts
aan haar voeten een wereldbol waarnaast een rozentak groeit. Hier83
VERJAARDAG VAN
GEYS.B.V.M.F.
84
Pietertje Breedveld, dr. v. Cornelis Maartenz. en v. Maartje Pieters Int Hout, geb.
Zevenhuizen 25-11-1678, ged. Remonstrant ald. 4-4-1697, overl. Gouda 20-2-1779
(impost begr. bet. ald 23-2-1779), tr. Rem. Zevenhuizen 31-8 of 1-9-1697 Jan Puts,
geb. verm. Berkel ca. 1675, steenbakker, overl. Gouderak 29-8-1724 (begr. ald. 49-1724), zn. v. Arie Leendertz. Swemkoop en v. Maghteltien Leenderts Conijnenburgh.
Uit dit huwelijk:
1. Magteltje Puts, geb. Gouderak 9-11-1698 (ged. Rem. Zevenhuizen 20-11-1698).
overl. Haastrecht 27-10-1771 (impost begr. bet. ald. 31-10-1771), tr. Gouderak 264-1722 Evert Verhaar, geb. Haastrecht ca 1695, overl. vr 1771.
2. Cornelis Puts, geb. Gouderak, ged. Rem. Moordrecht 1-7-1703, overl. Gouderak, begr. ald. 26-11-1706.
3. Ary Puts, geb. Gouderak 12-2-1706 (ged. Rem.(Moordrecht) 13-2-1706), overl.
Gouderak 20-12-1743 (begr. ald. 23-12-1743), tr. Berkel 2-3-1738 Ariaantje Swemkoop, ged. ald. 21-5-1710, overl. Gouderak, begr. ald. 10-9-1743, dr. v. Leendert
Arienz. en v. Trijntje Gerrits van der Ende.
4. Maria Puts, geb. Gouderak 19-11-1709 (ged. Rem. Moordrecht 3-11-1709),
overl. Haastrecht 26-8-1751 (impost begr. bet. ald. 27-8-1751), tr. Gouderak 15-11730 Dammes Hooft, ged. Haastrecht 11-4-1706, impost begr. bet. ald. 15-2-1758,
zn. v. Dirk Jacobz. en v. Anna van der Horst (Verhorst).
5. Cornelis Puts, geb. Gouderak 26-10-1711, overl. ald. 21-12-1776 (begr. ald. 2812-1776), tr. Streefkerk 7-6-1745 Adriana Soet, ged. ald. 1-1-1721, impost begr.
bet. Gouderak 30-3-1784, dr. v. Jan Arienz. en v. Grietje Ariens Stolker.
Vroedschapspenningen
V R O E D S C H A P S P E N N I N G V A N D E L F T (1775)
29. Vz. Gezicht op de stad Delft met links de Nieuwe en rechts de Oude
Kerk, en daartussenin enkele gebouwen. Op de voorgrond trekvaart,
aan weerskanten hiervan een weg omzoomd door bomen. Bovenaan
het gekroonde wapen van Delft in een cartouche.
Kz. Het stadhuis van Delft met aan weerskanten een klein huisje. Omschrift: INVIGILANS.PLURIBUS.UNA.DOMUS (En huis over velen
wakend.)
In de afsnede de signatuur: G.B.V.M.F.
Zowel van de voor- als van de keerzijde zijn twee stempels bekend.
85
Combinatie II, V2, KI: Schepen in trekvaart. Een schip wordt getrokken
door een paard met ruiter op het jaagpad. De
gebouwen zijn anders gegroepeerd. Het stadswapen staat scheef en de cartouche is zwieriger.
Combinatie III, V2, K2: Op de toren van het stadhuis staat een haantje.
Geslagen, g en z, 53 mm. Door Gijsbert van Moelingen.
Lit.: Inv. KPK 1122 (g), 1934-340 en 1934-341; VvL 448 en 449; Van Orden pi. I,
6; Cat. De stad Delft, p. 155.
De eerste vroedschapspenningen van de stad Delft werden in 1775 door
Gijsbert van Moelingen gemaakt. De stadsregering had besloten ze niet
als presentiepenningen te laten dienen (zoals gebruikelijk was in bijvoorbeeld 's-Gravenhage, Rotterdam en Gouda) maar ze ieder jaar, nl. op 23
december "bij gelegenheid van het opnemen der stadsrekening", uit te
delen aan alle raadsleden die aanwezig waren op de raadsvergadering, de
pensionaris, de stadssecretarissen en enige stadsbedienden. Volgens een
vroedschapsresolutie van 19 oktober 1775, werden er 460 zilveren en een
86
Muntbuspenningen
30. Vz. Mercurius, met n been opgetrokken, staande bij een geldkist die op
een voetstuk geplaatst is, houdt met zijn linkerhand een gevulde beurs
omhoog. De slangenstaf in zijn rechterhand rust op de geldkist, aldus
de bloei van de Munt symboliserend. Het vergezicht van schepen
duidt op de florerende zeehandel. Omschrift: COMMERCIA DITANT
POPULUM (De koophandel verrijkt het volk). In de afsnede de signatuur: G.V.M.F.
Kz. Binnen een cartouche waarboven het gekroonde wapen van Gelderland, met als schildhouders twee gekroonde leeuwen, het opschrift:
ILLUSTR.(issimis) DELEGATIS-GELRIAE ET ZUTPH.(aniae)-PRAEFECTISQUE
87
31. Vz. Een vrouw houdt in haar rechterhand een weegschaal; met haar
linkerhand tilt ze haar gewaad iets op. Rechts van haar op een sokkel
staat een kist, links de schroefpers; enkele munten liggen verspreid op
de grond. Omschrift: NUMI.TUTA.FIDES (de betrouwbaarheid van de
munt is veilig). In de afsnede de signatuur: G.V.M.F.
De vrouw personifieert Moneta, de betrouwbaarheid en voorzichtigheid in het muntwezen.
Kz. Binnen een cartouche, bekroond door het wapen van Gelderland, met
als schildhouders twee gekroonde leeuwen, het opschrift: MONETAE
GELRICAE ET ZUTPHANIENSIS-IUDICIO ITER FACTO-CUDI CURAVIT-C.C.
Prijspenning en Ordeteken
32. Vz. Een vrouw houdt in haar ene hand een magneet, waaraan een anker
hangt, en in de andere een staf waaromheen zich een wimpel slingert
met de woorden RERUM MAGISTRA er op. Aan weerszijden een apothekerstoestel met een smeltkroes erin en het wapen van Holland op de
zijkant, en een weegtoestel met het wapen van Rotterdam. Om de
rand omschrift: CERTOS FERET EXPERIENTIA FRUCTUS (De Ondervinding
zal zekere vruchten opleveren). In de afsnede opschrift: siG.(illum)
sociET.(atis) PHiL.(osophiae)-EXPER.(imentalis) BAT.(avae) ROTTER.(odamensis) (Zegel van het Bataafsch Genootschap van Proefondervindelijke Wijsbegeerte te Rotterdam). Rechts onder, boven de afsnede:
G.V. MOELINGEN.F.
33. Vz. De orde heeft de vorm van een vrouw, het hoofd iets naar links
gewend, met een schilderstok in de rechterhand en een palet met
penselen in de linkerhand. Links is, naast haar kleed dat over haar
naar rechts gewende benen valt, een deel van het rechthoekig traliewerk van haar zetel te zien. Onderaan het opschrift: PICTURA.
De vrouw is het zinnebeeld van Pictura.
Kz. Glad met een beugel ter hoogte van de schouders aan de voorzijde
voor het bevestigen van een lint.
Gegoten, verg. z., 27 x 57 mm. Door Gijsbert van Moelingen in
1779 geleverd, maar mischien al in 1737 vervaardigd.
Lit.: Cat. KPK 3147; Dirks III, 1482; De Beeldenaar 6, 1982, p. 176.
90