Vous êtes sur la page 1sur 6

*Y4 2002

+LYLJVUZ[Y\J[PL]HULLU]LYSVYLUNL^HHUK
R\UZ[^LYR

/L[KLTVU[LYLULUVWUPL\^VWOHUNLU]HUOL[
+PVYHTH5PL\^L>H[LY^LN
7PL[]HU+HSLU /L[+PVYHTH5PL\^L>H[LY^LN ]HU1HHW.PKKPUN^LYKPU NLWYL
ZLU[LLYKVWKL>LYLSK[LU[VVUZ[LSSPUN]HU PU(U[^LYWLU+HHYUH
YHHR[LOL[VWKLaVSKLY]HUOL[9V[[LYKHTZLZ[HKO\PZPU]LYNL[LSOLPK
LUPU]LY]HS9LJLU[LSPQR^LYKOL[KVVYKL:[PJO[PUN9LZ[H\YH[PL([LSPLY
3PTI\YN:9(3NLYLZ[H\YLLYKLUV]LYNLIYHJO[UHHYOL[.LTLLU[L
HYJOPLM9V[[LYKHT0UKP[HY[PRLS^VYK[PUNLNHHUVWKLWYVISLTH[PLR
YVUKOL[KLTVU[LYLULUVWUPL\^VWOHUNLU]HUOL[VT]HUNYPQRLR\UZ[
^LYR

7H]PSQVLU]HUKL Jaap Gidding (1887-1955) volgde een opleiding tot decoratief schilder aan
>LYLSK[LU[VVUZ[LSSPUN de Rotterdamse Academie van Beeldende kunsten. Na afronding hiervan
(U[^LYWLU  studeerde hij verder in Parijs en München om zich te bekwamen in het
Foto: collectie Gemeente Archief mozaïekambacht en de decoratieve schilderkunst. In 1929 vestigde
Rotterdam. Gidding zich als zelfstandig kunstenaar. Hij was toen al een beroemd art-
deco decorateur. Zijn felgekleurde, speelse ontwerpen vielen bij een
groot aantal personen, bedrijven en instellingen in de smaak. Vanaf 1918
had hij al diverse ontwerpen voor keramiek, glas, tapijten, bekleding- en
gordijnstoffen in zijn atelier vervaardigd. Hij ontwierp uiteenlopende
interieurs, zoals de Trouwzaal Derde Klasse van het Rotterdamse stad-
huis, maar eveneens de dikke smyrnatapijten van het Rotterdamse Grand
Theater van Tuschinski. Hij verleende zijn decoratieve talenten aan ten-
*Y4 2002 +LYLJVUZ[Y\J[PL]HULLU]LYSVYLUNL^HHUKR\UZ[^LYR

toonstellingen, zoals Nenijto (1928) en de Wereldtentoonstelling in


Antwerpen in 1930. De mythologische zeewezens, de aquariumscènes
en bloempanelen in de diverse ruimten van het cruiseschip De Nieuw
Amsterdam (1938) worden tot zijn beste werk gerekend.
Giddings Diorama Nieuwe Waterweg diende als decoratie voor de
Rotterdamse inzending op de Wereldtentoonstelling van 1930 in
Antwerpen. Hiervoor was in het paviljoen een verdiepte kelder van 22 bij
5 meter aangelegd, waarvan de wanden met een wazige lucht waren
gedecoreerd om de weidsheid van het haven- en zeegebied te kunnen
accentueren. Vanaf een hoogte van pakweg 3,5 meter keken bezoekers
over een balustrade naar Rotterdam, verknoopt met zijn zilveren
Waterweg. De bezoeker had een prachtig uitzicht en bekeek Rotterdam
als door de raampjes van een vliegtuig. Gidding’s kaart kan gezien wor-
den als een modernistische uitvoering van een negentiende-eeuws dio-
rama, dat goed paste bij de doelstelling van de feestelijke Wereldten-
toonstelling. Ook andere buitenlandse havensteden lokten bezoekers
naar hun gebouwen met maquettes, lichteffecten en diorama’s. Maar
Rotterdam pakte het in vergelijking met andere steden grootser aan. De
bezoeker moest Rotterdams grootheid als havenstad ervaren.

9LZ[H\YH[PL
Het diorama werd in 1992 op de zolder van het Stadhuis in Rotterdam
aangetroffen in een lange houten kist en verkeerde in een deplorabele
staat. Het raakte in de vergetelheid, totdat het, samen met de kartons van
de glas-in-loodramen van het Stadhuis, bij het Gemeentearchief van
Rotterdam terecht kwam. Het Gemeentelijk Havenbedrijf bleek bereid
tot financiering van de restauratie, uitgevoerd door de Stichting
Restauratie Atelier Limburg (SRAL).
Het diorama bestaat uit tien verticale banen, waarvan het derde deel
van links ontbrak en door de SRAL is gereconstrueerd. Het vermoeden
bestaat dat de schildering ten tijde van de Wereldtentoonstelling ter
plekke is vervaardigd op een groot doek dat na de tentoonstelling in tien
delen is versneden. Waarschijnlijk is deze operatie is niet zo nauwkeurig
uitgevoerd, waardoor de delen niet meer volledig aansluiten. De banen
van de schildering zijn iets kleiner dan 2 bij 5 meter. Van de buitenste
twee banen zijn de bovenhoeken afgerond. Tijdens de restauratie is de
schildering verdoekt en zijn de craquelures geconsolideerd met Plextol,
daarbij is de conditie verbeterd, maar de verflaag is vrij bros gebleven.
Na de behandeling is het diorama een maand lang geëxposeerd in de
Rotterdamse Kunsthal. Hierna werd het atelier van het Gemeentearchief
Rotterdam gevraagd voor de demontage, met het advies van de SRAL om
het doek niet meer op te rollen. Om inzicht te krijgen in de problematiek
van demontage zijn een aantal medewerkers aanwezig geweest bij de
opstelling. Aan de hand hiervan werd een draaiboek samengesteld.

6WZ[LSSPUNLUKLTVU[HNL
Op de wand, aan de bovenkant en langs de randen werd Kapaline en klit-
tenband geniet voor de bevestiging. Voor het ophangen van de delen
werd gebruik gemaakt van een stelling van zes meter hoog en zogenaam-
*Y4 2002 +LYLJVUZ[Y\J[PL]HULLU]LYSVYLUNL^HHUKR\UZ[^LYR

de klemplanken. Deze werden zowel aan de bovenzijde als aan de onder-


zijde bevestigd. De klemplank aan de bovenzijde werd aan een takelbalk
bevestigd. Om te vermijden dat de verflaag onder spanning zou komen
te staan, moest voorkomen worden dat de banen zouden doorbuigen. Er
waren nog volop craquelures aanwezig die open konden springen als de
banen te veel en/of te vaak gebogen zouden worden. Het gehele doek
heeft zijn flexibiliteit behouden.
Voor het demonteren van de banen hebben we dezelfde werkmetho-
de gehanteerd, echter in omgekeerde volgorde. De banen konden niet
meer opgerold worden, dus moest er een andere voorlopige berging
gevonden worden. Deze bestond uit een kist van berken multiplex aan
de binnenzijde bekleed met een inert foam. De kist (2m x 5m x 30cm)
werd op hondjes (planken op wendbare wielen) gezet, zodat hij onder
de stelling door kon rijden. Zo was het mogelijk de banen voorzichtig in
de kist te laten zakken. Tussen de banen in de kist werden twee lagen
Museum Art Foam (MAF) gelegd . De kist is uiteindelijk horizontaal ver-
voerd naar het Gemeentearchief. Hier moest wel een deur naar het depot
aangepast worden om de 2 meter brede kist naar binnen te kunnen dra-
gen.
Een dergelijk object wordt meestal niet snel wederom geëxposeerd,
maar er werd wel gezocht naar een vaste opstelling. Zolang deze niet is
gevonden, is ervoor gekozen het diorama voor anderhalf jaar tentoon te
stellen in het Natuurmuseum Rotterdam ter ere van hun 75-jarig bestaan.

6WZ[LSSPUNPUOL[5H[\\YT\ZL\T9V[[LYKHT
Voor deze opstelling werd het volgende plan opgesteld: de banen van
het diorama zouden worden opgehangen aan een tiental houten panelen
in een halve U-vorm (halfpipe). Hiervoor werd gekozen omdat de ruim-
te waarin geëxposeerd werd niet overal hoog genoeg was. De constructie
werd aan alle zijden ongeveer 40 cm groter gemaakt dan de totale afme-
tingen van het doek (20.40 m x 5.20 m). De houten panelen werden aan
de voorzijde bekleed met inert foam (MAF 020). De randen aan de bui-
tenzijde werden bekleed met wit museumkarton 800 g/m2. Aan de
boven- en onderzijde werd tussen passe-partout karton en inert foam
een strook van 5 cm vrij gelaten voor bevestiging van het klittenband. De
doeken konden zo alleen aan de boven- en onderzijde vastgezet worden
met klittenband en niet aan de zijkanten. Het voordeel hiervan was dat
het klittenband aan de zijkanten dan verwijderd zou kunnen worden,
want de lijm hiervan werd met wantrouwen bekeken. Omdat de con-
structie een halve U-vorm had, zouden de doeken als het ware vanzelf in
deze vorm rusten en zou het niet nodig zijn ze aan de zijkant vast te zet-
ten. Het MAF foam was nodig om de ruimte tussen doek en panelen,
ontstaan door het klittenband, op te vullen. Tevens zou het MAF funge-
ren als buffer tegen de uitdamping van het triplex.
Door de specifieke halve U-vorm kon er niet gewerkt worden met een
steiger. In plaats daarvan zouden we per doek twee ladders van 4.5 meter
gebruiken, die aan de bovenzijde tegen de muur gezet zouden worden
en aan de onderzijde op de vloer geblokkeerd met een speciale construc-
tie.
*Y4 2002 +LYLJVUZ[Y\J[PL]HULLU]LYSVYLUNL^HHUKR\UZ[^LYR

>LYR^PQaL
Besloten werd om eerst het klittenband aan de zijkanten te verwijderen.
Dit werd in het Gemeentearchief gedaan, met behulp van een stelling
zoals reeds eerder omschreven. Tevens werd besloten om de doeken
face-up terug in de kist te leggen. Het voordeel hiervan was dat het doek
in de nieuwe ruimte tegen de wand opgetrokken zou kunnen worden.
Hiervoor werd een schuine geleidingsconstructie ontworpen vervaar-
digd van multiplex en bekleed met inert foam MAF 020.
In het Natuurmuseum zouden de doeken weer met de bekende klemlat
uit de kist gehaald worden. Aan deze klemlat zouden twee lussen beves-
tigd worden. Twee mensen met stalen zenuwen moesten dan hun pols
door deze lus steken en de ladder opklimmen totdat zij het klittenband
aan de bovenzijde op een gemakkelijke manier op de blootliggende strip
konden aanbrengen. Zo kon het doek goed gepositioneerd worden en
het contraklittenband vastgezet worden op de achterwand. Daarna
moest het doek losgehaald worden aan de bovenzijde, zodanig dat con-
traklittenband op het paneel achterbleef. In de tussentijd moest aan de
onderkant hetzelfde gebeuren. Hierna zou het contraklittenband vastge-
niet worden op het paneel en vervolgens zou het doek definitief op het
paneel worden aangebracht.

<P[LPUKLSPQRL\P[]VLYPUN
Het is vaak zo dat een plan in de praktijk enigszins wordt aangepast. In dit
geval bleef het echter niet bij kleine veranderingen. De opzet met de
twee ladders bleek niet uitvoerbaar, omdat het hiermee niet mogelijk
was in het midden bij het object te komen en zo het object te corrigeren.
Daarom werd besloten een soort vlonder in een U-vorm te construeren.
Een van de poten van deze U-vorm werd onder de halfpipe geschoven;
dit was mogelijk doordat er nog geen plint aan de onderzijde van de half-
pipe constructie was aangebracht. Op deze vlonder van circa 1.25 m diep

4VU[HNL]HUOL[+PVYHTHPUOL[
5H[\\YT\ZL\T9V[[LYKHT
Foto: collectie Gemeente Archief
Rotterdam.
*Y4 2002 +LYLJVUZ[Y\J[PL]HULLU]LYSVYLUNL^HHUKR\UZ[^LYR

4VU[HNL]HULLYZ[LKLLS
+PVYHTH
Foto: collectie Gemeente Archief
Rotterdam.

werden twee latten aangebracht waar de de trap op rustte. Het voordeel


van deze ‘eendenvlonder’ was enorm: we konden nu het doek en het
inert foam in zijn geheel begeleiden en goed aanbrengen. Als eerste
werd het inert foam met nieten vastgezet op de wand. Deze nieten wer-
den afgeplakt met Neschen P90, om te voorkomen dat eventuele roest
niet zou migreren naar het doek. Uiteindelijk waren we niet helemaal
tevreden over het inert foam dat in de ronding iets van de wand bleef
afstaan. Wij hoopten echter dat het gewicht van het doek dit wel teniet
zou doen.
Het eerste deel dat we ophingen is afgerond aan de bovenzijde en gaf
geen problemen. Besloten werd om dit deel voorlopig alleen aan de
bovenzijde vast te zetten; de reden hiervoor was het verder uitrichten
van het doek; het tweede deel is langer en het zou kunnen dat het eerste
deel iets omhoog of omlaag geschoven zou moeten worden. Bij het aan-
brengen van het tweede deel kwam een heel ander probleem naar voren:
de halfpipe bleek 450 mm te kort!! Dit probleem werd uiteindelijk ook
weer opgelost. De volgende dag werd aan de onderzijde opnieuw zuur-
vrij karton aangebracht. Het tweede deel werd weer uit de kist gehaald en
volgens plan bevestigd. Al snel bleek dat theorie niet altijd overeenkomt
met de praktijk; Het doek lag helemaal niet mooi in de ronding , mogelijk
door het foam dat niet mooi aansloot. Een gedeelte hiervan werd daar-
om vervangen door museumkarton, maar dit maakte niet het gewenste
verschil. Het doek bleek door zijn eigen gewicht aan de onderzijde los te
komen waardoor het opbolde. De enige oplossing was om het object
toch weer rondom van klittenband te voorzien.
Het tweede deel werd volgens de geheel nieuwe werkwijze aange-
bracht: het klittenband werd in de kist aan de achterzijde aangebracht
– zowel de haakjes- als de luszijde – maar de beschermlaag van de luszij-
de werd niet verwijderd. Dit gebeurde pas toen het doek gepositioneerd
*Y4 2002 +LYLJVUZ[Y\J[PL]HULLU]LYSVYLUNL^HHUKR\UZ[^LYR

was. Het doek werd nu weer van de halfpipe afgehaald, zoals in het voor-
stel aangegeven, en het klittenband (luszijde) werd vastgeniet.
Door de ronding in de halfpipe ontstonden allerlei vreemde spannin-
gen in het doek. Deze konden echter over het algemeen goed gecorri-
geerd door kleine wijzigingen in de ophanging aan het klittenband.
Tenslotte bleven er nog enkele problemen over: het niet aansluiten
van twee delen, de schadegevoeligheid van het object tijdens het ophan-
gen (er ontstond nieuw craquelé) en het gereconstrueerde deel dat op
een te dun doek geschilderd was, waardoor in het midden een soort zak
ontstond. Bij permanente expositie kunnen daarvoor de volgende oplos-
singen gekozen worden:
• met Plextol een stuk doek aan de achterzijde aanbrengen tussen de
delen die niet goed aansluiten en hier een retouche op aanbrengen
• de gecraqueleerde delen opnieuw consolideren met bijvoorbeeld
Plextol
• de achterzijde van het gereconstrueerde deel opvullen met inert foam
• het gereconstrueerde deel hetzelfde behandelen als de andere delen.

Ik wil graag eindigen met het bedanken van het ophang-team: Ching Liu, Maike Walraven, Floor van Dongen
(Gem. Archief Rotterdam), Leo van Vugt, Jan Stokmans (Historisch Museum Rotterdam) en Leonard van der
Sluijs (Gem. Archief Rotterdam). Daarnaast gaat mijn dank uit naar fotograaf Max van Essen en de medewerkers
van het Natuurmuseum Rotterdam

Piet van Dalen is als eerste medewerker grote projecten werkzaam bij van het Gemeentearchief Rotterdam en mede-
eigenaar van restauratiebedrijf Art Conservation.

Vous aimerez peut-être aussi