Vous êtes sur la page 1sur 11

EENIGE

OPMERKINGEN

naar aanleiding der verhandeling van den heer P. H. van der Kemp,
getiteld: ?De zilveren Java-ropijen van de jaren
1816?1817, naar archiefstukken",
door

j.

P. MOQUETTE.

In dit Tijdschrift
1913, pag. 275 e. v.) komt een
(deel 67,
voor
van
den heer P. H. van der Kemp,
studie
getiteld ?De
van de jaren
naar
zilveren Java-ropijen
archief
1816?1817,

stukken?, dat, blijkens het voorbericht, een aanvulling levert op


een opstel van mij, opgenomen
in het Tijdschrift van het Bata
van Kunsten
en Wetenschappen
viaasch Genootschap
(deel LI,
e.
over
?De munten op Java geslagen tijdens
1909, pag. 33
v.)
en na de
herstelling
Juni 1817?.

1811?1816,
, tot ultimo

Bestuur

het Britsch
Nederlandsch

van

het

gezag
wees
ik zelf herhaalde
malen
op ongewenschte
Aangezien
hiaten in mijn stukken ?
hiaten, die slechts door een studie van

onbekende munten, dan wel onbekende of ontoe


mij momenteel
?
zoo betuig
gankelijke archiefstukken, kunnen worden aangevuld
voor de
in
eerste
ik den geachten
de
dank
schrijver
plaats mijn

die hij zich getroost heeft, door die aanvulling te leveren.


en er
Ik zou dan ook die studie, zonder meer, aanvaarden
naar
slechts bij voorkomende
ware
het
gelegenheid
verwijzen,

moeite

niet

dat

de

schrijver

in zijn

?Voorbericht?

m.

i. in de beoor

te ver gaat.

deeling, deels veroordeeling mijner stukken,


Binnen zekere grenzen blijft dat oordeel natuurlijk geheel voor
rekening van dengene die het uit, en sta ik daar buiten; immers
ik mag niet verwachten, dat iedereen mijne resultaten ongetoetst
voor juist zal houden.
van der Kemp
licht in zijn Voorbericht
(pag.
eerste
uit
1907
275)
(over de Duiten inNederland
opstel
voor rekening der Oost
een zin,
Indische Compagnie
geslagen)
aan te toonen, en zegt
tracht daarmede mijn ?onverstoordheid?
Maar

de

heer

uit mijn

?Erkennende

dan:
niet

dat het Bataviasche

licht beschikbaar

ik mij

zou

tijdschrift zich inderdaad


?tot gezellig keuvelen?
, vraag
zonder in hinderlijke uitvoerigheid

stellen

af, of de heer Moquette


te vervallen, niet hier en daar wat dieper

in zijn uiteenzettingen

This content downloaded from 192.87.31.20 on Mon, 24 Jun 2013 06:12:52 AM


All use subject to JSTOR Terms and Conditions

102

EENIGE

OPMERKINGEN.

te blijven bij het onderwerp mijner ver


gaan. Om
de
handeling,
gaf hij
beschrijving van de munten die onder het
van 1816?1817
bestuur van de Commissie-Generaal
in circulatie
had

kunnen

van
zoo geheel buiten de muntverordening
gebracht,
men
met
dat
enkel
woord
haar
vermeld
om/
geen
zelfs
vindt1, terwijl toch de door den schrijver aangeteekende
gebeurte

werden
1817

met

in rechtstreeksch verband staan.?


verordening
te gaan, moet
ik hier even herhalen, wat ik
diverse publicaties met andere woorden zeide; n. 1.dat het:

nissen

Alvorens
in mijn

deze

verder

1?. mijn bedoeling was (en nog is) om de munten te beschrijven


die voor of in Nederl.
Indie geslagen werden;
welke munten echt zijn, en wat
2?. dat ik wilde aantoonen
men als valsch te beschouwen
heeft; en
3?. dat

een aanvidling
door te wijzen

ik beoogde

te leveren op de ter zake


op leemten dan wel fouten

mij bekende werken,


in de gegeven data, dan wel in de beschrijving der munten zelve.
Zoo moest
ik dus
in dat eerste stuk 2 , slechts geleid door

en typen
de aangetroffen munten, aantoonen,
welke jaargangen,
van de duiten, die op de verschillende munthuizen
in Nederland
voor de O. I. C. geslagen werden, bestaan,
of bestaan kunnen.
iemand die slechts met

archiefstukken werkt, de moeilijk


een dergelijke technische studie verbonden niet geheel
voelt, begrijp ik; en ik kan er mij zeer gemakkelijk indenken, dat der
lectuur vormen.
gelijke stukken voor velen een weinig aanlokkende
Dat

heden

aan

men

Wil

men

zich

te geven
munt men

een muntgeschiedenis
schrijven, dan dient
misschien
wel
in
eerste
de
toch,
plaats,
rekenschap
van het materiaal\
dan dient men te weten welke
echter

in een gegeven
dan moet men
tijd verwachten mag;
en
zoo
en
wat
valsch
echt,
is;
mogelijk dient men
aan
na te gaan
welke bepaling of reglement of besluit een of
vast ligt.
andere munt of muntslag

weten

wat

Ik ben het volkomen

eens met

den Heer

van der Kemp,


ik zal de eerste

en
al mijn stukken hun gebreken hebben,
om te beamen
dat het beter ware
indien die
vorm verschenen,
doch
samenhangenden
troost ik mij met de gedachte
?onverstoordheid?
is.
lijke voor mij niet steeds bereikbaar

meer

1 De
3
pag.

is van den Heer


cursiveering
Bat.
Gen. v. Kunsten
Tijdschrift
319,

en het

vervolg

daarop

stukken

dat

zijn
in een

geleid door mijn


dat het wensche

van

der Kemp.
en Wetenschappen,
in deel L,
J908, pag.

deel XLIX,
1.

This content downloaded from 192.87.31.20 on Mon, 24 Jun 2013 06:12:52 AM


All use subject to JSTOR Terms and Conditions

1907,

103

EENIGE OPMERKIN GEN.


Ik ben

het

echter

niet eens met

hij
schrijver, wanneer
zoover te gaan, dat ik de

den

mij verwijt in mijn onverstoordheid


munten die onder het bestuur van C.C.G.G.
werden
om,
met

beschreef

buiten

in omloop gebracht
de muntverordening
van 1817

geheel
de door mij aangeteekende
gebeurtenissen
in rechtstreeksch verband stonden.

niettegenstaande
die verordening

In mijn stukje ?De munten op Java geslagen tijdens het Britsch


en na de herstelling van het Nederlandsch
Bestuur
1811?1816,
tot
ultimo
ik in de eerste plaats de
Juni 18J7>y,1 moest
gezag,
om daarna aan. te toonen
werkelijk-Britsche munten behandelen;
van

J. A.
ropijen
te

en de Heeren E. Netscher
en Mr.
C. Millies,
zich vergisten door aan te nemen dat de
een voorbarige Britsche muntslag
1816/17 nog als

en Prof. H.

dat

van

der Chijs
waren.

beschouwen

Doordat

de

?Muntrede?

2 van
den Heer

van der Kemp mij


ik die niet kunnen citeeren, wat ik

destijds onbekend was, heb


anders zeker zoude gedaan hebben;

doch ook wanneer

ik die wel

zoude

de vastlegging der ropijen van 1816/17 door


3
geschied
zijn.
van 1817
De
N? 4),
(Indisch Staatsblad
muntverordening
van
dat jaar, spreekt wel van een
op 14 Januari
gepubliceerd

gekend had,
mij niet anders

zou worden;
die geslagen
doch deze is
standpenning
nimmer geslagen,
zoodat die publicatie
in dat opzicht een dood
geboren maatregel was.
nieuwen

?Ten

Sub

Elfde?

ropijen gesproken,
tegen 120 duiten
op alle Javasche
nog

in

wordt in die publicatie wel over Javasche


en Arcotsche.?)
die (tegelijk met ?Souratsche
zouden blijven courseeren, doch zulks sloeg

ropijen

zonder

uitzondering,

voor

zooverre

die

waren.

omloop

en W.,
B. G-. van K.
deel LI,
uit den
33. Heeds
1909, pag.
dat ik niet verder ging dan ult?. Juni 1817, ter
stnkje blijkt,
die op dien datum
begon
eindigde,
wijl uit den tekst blijkt dat de muntslag
voor 14 Januari
van het Indisch
Staatsblad
N? 4.
1817, datum
2
en elders do afkortingen
van den Heer
ik hier
behoud
Gemaksbalve,
van der Kemp.
Het
is zijne voordracht
?De Nederlandsch-Indische
standpen
Tijdsohr.
titel van het

voor Ned.-Indie,
in het Tijdschrift
ning van 1817", afgedrukt
1897, p. 228 vlg.
3 In die
van der Kemp
de Heer
70
?Muntrede';
op pag. 355) maakt
(noot
een zonderlinge
het
woord
fout: Prof. Millies
verandert
?munten"
citeerende,
hij
?
van
van der Kemp
in ^guldens".
1814 en 1815 van den Heer
De
guldens
bestaan niet, want C C.G.G. brachten
de zoogenaamde
mede.
Generaliteits-guldens
Prof. Millies
?

geslagen.

wist
Die

het wel, want hij bedoelde


voeren
inderdaad

duiten

de duiten door De Heus


de

jaartallen

1814,

in Amsterdam
1815

This content downloaded from 192.87.31.20 on Mon, 24 Jun 2013 06:12:52 AM


All use subject to JSTOR Terms and Conditions

en

1816.

104

EENIGE

ik in mijn stuk aan, dat de ropijen in


van het Besluit van
naar aanleiding

toonde

Daarentegen

OPMERKINGEN.

werden

quaestie
geslagen
C. C. G. G. van 1 November

29, waarbij President en


?om de noodige
aangeschreven

1816 N?

Raden

van

orders

te stellen dat de muntmeester

Financien
van

aanmunten

het

Verder

gouden

ik aan

toonde

gemunt zijn:
259.969
zilveren
?
24.737

dat,

naar

1 voor

ropijen
?

halve gouden ropijen ?


munten alle geslagen werden

en

1.735

welke

te Sourabaija

en zilveren

ropijen,

voortga met
op den thans

enz.?

voet....

geregelden

werden

van dat Besluit,

rekening van den Lande,


?
?
particulieren,
?
? ?
met

den Britscken

Stempel,
jaartallen betrof; en ten slotte
van C. C. G. G. van 24 Juni 1817
der ropijen verlaagd werd (toen het

slechts

voorzooverre

gaf
La. A.,

Besluit

gewijzigd
ik het geheim

aanleiding

de

waarbij het gehalte


en het eveneens
te laat was),
La. A., waarbij bevolen werd

geheim Besluit van 27 Juni 1817


om de munterij te staken, dewijl
men ontdekt had dat op het zilver ruim 20 %
verloren was.
De
op 1 November
liggen dus, aangezien
ropijen in quaestie
vast aan het
1816 nog niets nader geregeld was,
onherroepelijk

voor
uit den Britschen
Muntreglement
tijd, van 12 Maartl813,
1
1815.
Aan
deze
het gehalte der ropijen gewijzigd op
Februari
en ik ben er vast van overtuigd
feiten is niets te veranderen,
er aan denken
zal om daarbij de
dat geen
enkel numismaat
van

14 Januari 1817 te betrekken.


dat C. C. G. G.
natuurlijk wel aannemen

Muntverordening
Men
kan nu
voor

reeds

1816 over die Muntverordening


gedacht heb
zeer
zeer
is
doch
het
ben,
zonderling
diepzinnig gedacht zelfs;
2 , dat van
(indien zulks ten minste niet opzettelijk geschied
is)
1 November

1Met
2 Het
wat
Juni
geven

een

men
1817

van

verschil

kan

ook

ten

wel

deze

La

A.

?hoeveel

1 ropij in de
zijn dat siechts

diverse

opgaven.
in 't spel was, want
alles
slordigheid
van 27
raak". ?
In het geheime
Besluit

was
?luk
om op te
o? krijgt bijv. de fungd Resident
de opdracht
wanneer
het
verschil
de
reeds
op
vorig gehalte
zijn zai,
en goude
vermunt
worden
zilvere
op het gehalte
(sic),
deed

sub
het

?gemunte
ropijen;
van
?en de zwaarte

van.
of Nederlandsche
gulden,
gerande
standpenning
van
een
met
stuiver
penn:
?het gehalte
berekening
14^
bijvoeging
het gewicht niet
op een partij van 50.000 zullen lopen". Daar
,,der kosten welke
voor zijn berekening
moest
het gemiddeid
Zwekkert
werd opgegeven,
gewicht
het
van den Resident.
van eenige
uit
nemen
Dit
antwoord
bleek
guldens,
mij
van

den

19

This content downloaded from 192.87.31.20 on Mon, 24 Jun 2013 06:12:52 AM


All use subject to JSTOR Terms and Conditions

105

EENIGE OPMERKINGEN.

nieuw aan te munten standpenning noch het gewicht, noch


het gehalte genoemd wordt; en nog zonderlinger is het,, dat men
van de nieuw in te voeren duiten zelfs niet eens melding maakte.
En toch brachten C. C. G. G. aan duiten en halve duiten niet
den

dan

minder
voor

duiten van een


mede,
een vermelding er van

13 uit Nederland

f 267.625:

Indie

nieuw

zoodat

type,
geheel
toch noodzakelijk was geweest.
over
in Nederland
Men
dacht er niet aan, evenmin als men
den te gebruiken stempel had nagedacht. ? Doch hierover straks.

14 Januari 1817 zeggen C. C. G. G. o.a.:


ons
op, om met de meeste naauwkeurig
?Zijne Majesteit
droeg
te slaan,
heid en zorge gade
alles wat in vroegere. en latere
met
tot
staat
der klinkende en papieren
den
tijden,
betrekking
van

In hun Publicatie

om daarna
in
had plaats
gehad,
bezittingen
en den veran
verband met echt staatshuishoudelijke
beginselen
derden toestand van bestier en handel de geschiktste bepalingen
in deze

munt,

aan Zijne bedoelingen


ter voldoening
vast te leggen.?
Inderdaad
fraaie woorden! Doch
de stukken uit dien

van

lateren datum

over dien

<'wat hebben

afgevraagd
De Heer

tijd,
die Heeren

ik mij

heb

lezende,
toch bestudeerd?>

tijd, en
dikwijls

van

der Kemp
komt tot de conclusie dat zij door
tot de overtuiging gekomen waren,
dat de Java
en dat zij
ropij gelijkwaardig was aan den Generaliteits-gulden,
daarom zoo grif overgingen tot het voortzetten der ropijenmunterij.
studien

hunne

Alles

is natuurlijk
naar

beter,

mij

doch

mogelijk;

dit maakt

de

zaak

niet

voorkomt.

in Nederland
niet op de hoogte was waar
destijds
Indie betrof, en dat men niets wist omtrent de munten die
in deze Kolonie
is wel zeker. Ware men beter
gangbaar waren,
dan zoude men
ook den stempel voor de
ingelicht geweest,
men

Dat

het

nieuwe

duiten

wel

hebben,
gewijzigd
van 5 op
waarde-aanduiding

want

ze

de
droegen
van
dus
80
1/16 gulden,

Kaapsche
duiten per gulden
instede van 120.
De Heus
die de duiten leverde in 1814/15, was dezelfde die
in 1802 , en hij volgde blijkbaar slaafs het
de leverantie had
1
en veranderde alleen het wapen.
vroegere model,
Hoewel
die Kaapsche
gulden, die in 1803 tegen 30 stuivers
1 Ik
Plaat

XI

af beeldingen
gaf
Bat.
in Tijdseh.

van
Gen.

alle
K.

varianten
en

W.,

deel

der

duiten

(1908).

van

1814?1816

This content downloaded from 192.87.31.20 on Mon, 24 Jun 2013 06:12:52 AM


All use subject to JSTOR Terms and Conditions

op

106

EENIGE

OPMERKINGEN..

1
gangbaar verklaard werd, den Heer van der Kemp parten speelt,
kan ik toch met gelooven
dat men in Nederland
dien voor een
ropij heeft aangezien,
?Indisch Muntrapport
De

ook
van

al

schijnt de samensteller
2
1825?
zulks te vermoeden.

van bet

van der Kemp


zou de Noot 2 op biz. 307 in zijne
anders
ingekleed hebben,
bijaldien ZEd. geweten
een ?Ind. gulden?
van 1803 niet bestaat, want alle
guldens dragen (evenals de onderdeelen er van) 't jaar

Heer

zeker

studie
had

dat

Kaapsche
tal 1802.

De
ropij en waarvan
voerende
de jaartallen
zveest zijn.

van 1815? spreekt,


?Muntrapport
en 1806, moeten dus ropijen ge

het
1803

dat men

erkennende

de mogelijkheid
Doch,
een slecht essai misleid

in Nederland

door

met
ik toch niet medegaan
o'mtrent
zijnde, de bepalingen

kan

werd,
het gevoelen
dat men,
op Java
den ropij-muntslag
(afgezien van de verhooging van het gehalte
1
Februari
op
1815) niet zoude gekend hebben.
Ik wil zelfs aannemen,
dat men het betreffend reglement uit
den Britschen
onder

de

bladz.

Op

[sic]
weest

een

tijd (dat naar

oogen

heeft;

gehad

291 vertelt

?Koloniale

het

van

de Heer

?wel werd onder Daendels


slechts
doch er was
ge
geroepen,
Daar
de Heer van der Kemp
specie".

der Kemp:

't leven

in

gulden"
som van

schijnt niet gedrukt werd) niet


doch dan moet men
toch het

die nieuwe
geringe
was
controle
noemt,
gemakkelijk.
24: ?In 1803
bladz.
C. Mees
(1851) zegt op de in noot 2 genoemde
....
in
met
een zoogenaamde
Koloniale
werd
onderdeelen,
gulden,
zijne
van 24 Ind. St. welke
waarde
op een gangbare
schatting
omloop
gebracht
als Mr.
werd".
Evenmin
hetzelfde
echter
nog
jaar op 30 Ind. St. verhoogd
?een

zijn bron
Mr. W.

van

Van
kent
Zuylen
want
ook hij
?Daendelsv,
in 1803 in omloop
deelen,
als Mr. Mees.

Mees,

hoewel
Daendels,
met
den Kaapschen
ik niet.
klaard,
begrijp
c. a. in Tijdschr.
gulden
Wat

Ook
de

die

wanneer

ze

in het

stuk

plaatsen
sprake
Dat

voor

in Indie
gulden

B87)

van

alles

1802,

(Men zie, desverlangd,


en W.,
deel
B. G. K.

samenstellers

de

war,

(pag.

gebracht

heeft

van
(1847) den Kolonialen
gulden
over den gukLen die, met onder
dus bedoelt
werd;
hij hetzelfde muntstuk

Nyevelt

spreekt

het

der Muntrapporten
over
dezen
gulden

van

den

Heer

van

te maken
goed
schijnt tezijn,
ver
in J803 in Indie
gangbaar
mijn

beschrijving

van

dezen

1908, p. 186).
1815 en 1825 zijn steeds
men
zie slechts
hebben;

L,
van

der Kemp,

waar

die

gulden

in
de
ter

komt.

en bij gebrek
verzeild
slechts
op Java
toevallig
raakte,
gulden
men
meer.
niet
wist
in omloop
werd,
gebracht
2
1825 [door H. J. van de Graaff], Zie 'sHeeren van der
d.d. 16 Dec.
Bapport
281.
I.e.p.
Kemp's
studie,
aan

die

beter

This content downloaded from 192.87.31.20 on Mon, 24 Jun 2013 06:12:52 AM


All use subject to JSTOR Terms and Conditions

107

EENIGE OPMERKINGEN.

van 24 November
1795 gekend hebben. Zoo niet, dan
Reglement
van het besluit van 1 November
1816
zouden de bewoordingen
onzin
voet?
absolute
den
thans
?op
geweest zijn.
geregelden
wat

alles

Ook

voorkomt, omtrent den


en het slaan van gouden ropijen,
vroegeren muntslag op de hoogte

in dat besluit

verder

voor particulieren,
muntslag
er
wijst
op*dat men van den
was ; dat wil zeggen,
dat men wist
gehalte zoude hebben van 9 penning
van 23

dat de
12 grein,

ropij een

zilveren

bij een gewicht

stuivers.
als men was, heeft men evenwel het verlies
heeft niet geweten, dat de muntmeester
op
1815 nieuwe instructies ontvangen had. Van daar ook

Slecht

voorgelicht
onderschat; en men
1 Februari
dat men
oude

?in den
van

bepaling

eersten

schrik? het gehalte terug bracht op de


1 want men
9 penning
12 grein
wist toen
,
een
vaart aan 't
niet dat Zwekkert met zulk

nog
waarschijnlijk
munten geslagen was. Toen

men eenige dagen daarna de schade


werd
de
zaak stop gezet.
kon
overzien,
geheel
is wel niet te verdedigen, doch het is begrijpelijk dat men
Het
zulks verandert
later een en ander trachtte goed te praten. Doch
aan

instem
ik dan ook volkomen
niets; zoodat
van 1825 door
van het Indisch Muntrapport
met de woorden
den Heer van der Kemp
biz.
321) geciteerd:
(op
de

feiten m.i.

?Dan welke ook de bedoeling geweest moest zijn, zeker is het,


Generaal
dat gedurende het bestuur van Heeren Commissarissen
2 te
is
slechts eene enkelde soort Javasche
Soerabaija
ropijen
van
van
8
het
gemunt geworden;
engels
gewigt
namelijk die
of tot de
azen> en van het gehalte van 10 penningen,
overeen
van
azen
volkomen
waarde
zilver,
fijn
innerlijke
227^-fdoor
de
het
laatste
komstig
bepalingen,
Engelsch Javaasch Gouver
1644

nement
Alles
1

mij
toen

jare 1815 vastgesteld.?


door Elout
(zie diezelfde

in den
wat

van
323 zegt de Heer
Op bladz,
weer
tot een van die duisterheden
ze

eenmaal

de

font

van

bladz.)

daartegen

der Kemp:
?Het behoort
in de muntschrifturen,

10 penningen
bemerkt
hadden,
200 azen". ?
Juist dat men

dat
niet

ook

voor

C. C. G.G.
radicaal

en
gehalte
't grootste
is voor mij
dat
wilde
bepaling
doorgaan,
bewijs
van het begin
men
af die bepaling
wilde
slaan
op 't oog had. Men
ropijen
zoo
en geen
en
ware
niet
het
veriies
groot
uitgevallen
?standpenningen",
dan had er geen haan naar gekraaid.
2 Het
zou juister
van
ware
?voor rekening
gevoegd
zijn als hier tusschen
den Lande".
op
teruggingen
eerst op de oude

het

van

dan

wordt

dit naliet,

This content downloaded from 192.87.31.20 on Mon, 24 Jun 2013 06:12:52 AM


All use subject to JSTOR Terms and Conditions

108

EENIGE

OPMERKINGEN.

, is goedpraterij. Men wist, dat de ropijen geen guldens


aangevoerd
en men wist, dat het
215 azen fijn per ropij
waren;
gehalte +
zoude zijn; doch men wist niet, dat eenige azen meer, zooveel
te beteekenen
227 azen fijn
had; en men wist niet, dat het ?
zou worden; waardoor
van ruim 20 %
zoude
of meer

Min
323:

op

het vermunte

lijden.

zegt de Heer van der Kemp


op pag.
ik vraag niet de geachte schrijver zelf,
van dat 20 pet. verlies, waar hem onbekend
is
de ropijen uitgegeven moesten
omstandigheden

?Maar

Toch

, dat men zich zoo erg


Moquette
dat de autoriteit het wel inzag,
der zaak op de hoogte was en voor

getuigt de Heer
sneed. Natuurlijk

in de vingers
die van het gansche

beloop
het rapport moest dienen. Het
die ropijen van 227 azen
C.C.G.G.

wie

zilver een verlies

schamper,
kan de lezer,

iets begrijpen
onder welke
worden?

men

verlies was

ontstaan, omdat
lieten doorgaan voor stukken
1
van 200 azen: het gehalte van den standpenning.?
Te
recht zegt de Heer van der Kemp,
?Het
op bladz. 322:

uit het tijdvak, dat wij


wordt mij bij de lezing der Muntstukken
hier onder de oogen zien, menigmaal
donker voor de oogen.?
Mij werd het dikwijls rood en groen voor de oogen; het heeft

mij meermalen moeite gekost om ook maar bij benadering achter


te komen.
de waarheid
Hoe
de lezers mijner stukken over die 20 %
verlies gedacht
men
ik
ik
niet
alleen
niet gedacht
dat
hebben, durf
beslissen;
hoop
heeft, dat ik een en ander slechts klakkeloos neer-, zegge naschreef.

Had
ik de zaak destijds niet begrepen, of tenminste gemeend
te begrijpen,
dan zou ik zulks in den tekst, dan wel
in een
noot, vermeld hebben.
dat ik mij vergis, wil ik zelfs in dit geval
De mogelijkheid
niet geheel buitensluiten;
doch m.i. wisten C.C.G.G.,
voorgelicht
door de adviseurs die slecht op de hoogte waren, wel dat er
een verlies zoude zijn, berekend op de Indische waarde van het
zilver, doch men vermeende dat er berekend op de Nederlandsche
zvaarde toch nog een avance zoude blijven. 2

1 Hoe
de autoriteiten
is dunkt mij voldoende
op de hoogte
waren,
goed
-? Hoe men
't
echter een verlies van
uit
?20 pet." kan berekenen
gebleken.
van 227 azen
voor ropijen (of stukken)
feit dat men ropijen
(fijn) liet doorgaan
van 200 azen (fijn) is mij een raadsel.
2 Van
van 27 Juni
daar
1817 gezegd
wordt:
ook dat in 't geheim Besluit
hun
dat het verlies
?aan
op de munting
gebleken
zijnde
dus veel grooter is dan zij zich hadden voorgesteld,
enz,"

ruitn

This content downloaded from 192.87.31.20 on Mon, 24 Jun 2013 06:12:52 AM


All use subject to JSTOR Terms and Conditions

20 pCt.,

en

109

EENIGE OPMERKINGEN.

(want de eenige die het weten kon, n.l.


dat met
de muntmeester
Zwekkert, was ter zake niet gehoord),
voet?
den
thans
de
hun besluit
?op
geheele 20%
geregelden
zilverprijs ge
gemoeid waren die men op den Nederlandschen
Ze wisten

echter

legd had.
Dit noemde
?zich

niet

ik ?klakkeloos

besluiten?;

en daarom

sprak ik van

in de vingers snijden?.
de Heer van der Kemp

Zooals

zelf constateerde,
zijn de cijfers
van
omtrent
conform
den aanbreng
zilver uit Nederland,
die ik gaf
de door ZEd. geraadpleegde
stukken.
Uit Nederland
wegende

totaal

oncen) 22.360||,
: 5 was
f 622.915
entegen
20 pCt.

28 kisten zilver in baren,


aangevoerd
van 8
in Bruto Marken
(dus 't gewichts-mark
werden
welke

voor den Indischen

hoeveelheid
De

prijs van
was
daar
prijs
dat men dien met

Nederlandsche

aangerekend.
: 3, waaruit
f 519.096
had.
verhoogd
slechts

volgt

Blijkens een brief van den fungeerend Resident


1817 N? 152 aan Resident en Raden
dd? 30 Augustus

werd

het zilver aan

den Muntmeester

van Soerabaia
van Financien,
?Kist- en baars

afgegeven
in bijzijn eener Commissie?.
Zestien kisten waren aan
gewijze
den muntmeester
afgeleverd (de betreffende regus van Zwekkert
en de resteerende twaalf kisten waren dien
ik in handen)
had
dag nog ongeopend.
De kisten door Zwekkert
nommerd

cmtvangen, waren respectievelijk ge


7 en 20 tot en met 28, zoodat de kisten
1
19 nog intact waren.

1 tot en met

nos 8 tot en met

een -Extract uit de


Blijkens
specificatiq en berekening der
acht en twintig kisten baren zilver ingekocht en ingepakt voor
van Koophandel
en Kolonien
der
rekening van het Departement

van
door den fungeerend Resident
, afgegeven
23 Augustus
die resteerende
12
1817, moesten
een
kisten nog bevatten,
berekend tegen Nederlandschen
prijs,
14. 2
bedrag van f 223.674:

Nederlanden?
Soerabaia

op

1
in den Haag
in 't Archief
van de
voorkomt
nog een opgave
Aangezien
baren
ik deze
verzonden
de
controle
der
zilver,
geef
specificatie,
zijnde
van Zwekkert
daiardoor mogelijk.
cijfers
2 Het
was
waarvan
dit
de muntmeester
Van Leeuweri
in zijn
restant,
van
.15 Juni 1821 zeide
massa
?dat ook deze noemenswaardige
rapport
zilver,
tot een
het gehalte
der Nederlandsche
niet in zieh
Gulden
allooy
gebragt,
\sHeer en van der Kenrp's
bevatten".
biz. 324 met noot 5.
Vrg.
studie,

This content downloaded from 192.87.31.20 on Mon, 24 Jun 2013 06:12:52 AM


All use subject to JSTOR Terms and Conditions

110
Er

OPMERKINGEN.

EENIGE
moest

dus

f 519.096

:3 ?

: 14 =

f 223.674

:9

f 295.421

zijn; en dat zulks juist is, blijkt. Want van het vermunte
een zeer uitvoerige
zilver maakte
de muntmeester
Zwekkert
voor
van
kist
welke
kist,
berekening,
rekening ik kortheidshalve
vermunt

alleen

de hoofden

en

totalen

overneem,

als volgt:

?Aantooning der 'sLands zilvere


te Sourabaija
verwerkt sedert dat
Gouvernement
zich op nieuw op
en
tot
met ultimo Junij
gevestigd,

baren, in de munt
het Nederlandsch
dit Eijland
dezes jaars

heeft
1817.

Totalen.

A.
B.
C.
D.

E.

der kisten waarin de zilvere


Nommers
16
baren geweest
zijn.j
Inhoud van iedere kist, volgens specificatie en bevonden Bruto gewicht.
van

iedere kist, fijn zilver, vol


.
gens specificatie en bevonden
der nieuwe ruwe ropijen,
Hoeveelheid
welke hebben moeten en zijn bekomen
. . .
van het zilver van iedere kist
Inhoud

van
Het bedragen der muntsongelden
ruwe
6 pCt. op de hoeveelheid
ropijen,
bekomen van den inhoud van iedere kist

der zuivere ropijen welke


F. Hoeveelheid
iedere kist aan den
het zilver van
heeft afgeworpen.
Lande

zuivere hoeveelheid
nevenstaande
tot Nederlandsche
berekend
ropijen
van
20
Strs
ieder, bij welke
guldens
berekening tot basis is genomen 30 Strs
.
Indisch tegen 24 Strs Nederlandsch
in
zilvere
baren
der
kostende
H. Het
.
aan Nederlandsche
guldens
Europa
verlies door den Lande
I. Werkelijk
ge
leden op het slaan van de nieuwe ro
geld,
pijen, naarvolgens Nederlandsch
som in colom G. van die bij
zijnde dit de
het colom H. voorkomende afgetrokken

j
|Markbruto|Oncen;Engels
o
12.778
Mark

njn

Penn.

11.534

259.968

Grein
6^

2997
4810

15 598?
371?
244 KJ/
123000

G. De

K.

Uitmaakende
Sourabaya

den

proscenten.
23 Augustus
(w.g.)

193

293.245

: 12 2870

295.421

:9

2.175

500.444.728
6794G9335

1 c 2?82

l62875

1817.

van Sourabaija
de prov. fungd Resident
van Pabst.?
P. H. van Lawick

This content downloaded from 192.87.31.20 on Mon, 24 Jun 2013 06:12:52 AM


All use subject to JSTOR Terms and Conditions

Ill

EENIGE OPMERKINGEN.

zien we, dat de cijfers vroeger door mij ge


publiceerd
juist zijn; en dat het bedrag dat ik hierboven opgaf
als te zijn vermunt, absoluut
klopt met het bedrag dat door
1 in
Zwekkert
Kolom H als Europeesche
kostprijs van het zilver
Uit

die

opgave

werd.

genoemd

Aangezien
den doorslag
de

voor

de

Indie

berekende waarde

feitelijk in Indie
mijn opvatting van

gaf, verloor men dus volgens


20 %;
zijnde dus het bedrag dat men
van het zilver gelegd
had -f- de ?vervaarlijke

zaak

ruim

kostprijs
van Zwekkert,
gelijk staat.

die

evenwel

bij

nader

inzien met

op den
breuk"

nagenoeg

-f

Het
ligt niet op mijn weg om mij nog verder in deze zaak
te verdiepen;
alleen wil ik er nog op wijzen dat het strikt ge
zonder de rekeningen van den muntmeester,
nomen,
bijna on
om
van
uit
de
en
is
diverse
dien
lateren
rapporten
mogelijk
te worden.
tijd wegwijs
is dan ook wel de
Dit

reden waarom de Heer van der Kemp


met
bladz.
de
zit te houden.
334)
(op
verliesberekening
van 1825 kwam aan
in het Indisch Muntrapport
Hoe men
het totaal van 244.373
is
ropijen voor den geheelen muntslag,
met
te
niet
zekerheid
doch
ik
vermoed
dat
,
zeggen ;
natuurlijk
men de uitdrukking ?ruwe ropijen? niet begrepen heeft, en dat
men werkte met
van Zwekkert,

het netto bedrag uit de kolom F der rekening


in het cijfer der
daarbij nog een fout makende

eenheden.

Of deze mijn opvatting juist dan wel onjuist is, doet evenwel
ter zake. Een feit is het, dat het getal fout is; en dat
weinig
dus alle berekeningen
falen.
daarop gebaseerd, moeten
Weltevreden,

Maart

1913.

1 Alhoewel

door den fungd Resident


de berekening
onderteekend
is, moet
Zwekkert
ik dus diens naam. ? Deze
opgemaakt
zijn, en behoud
alsmede
de andere
hierboven
bevinden
zich in
genoemde
rekening,
stukken,
te Batavia,
's Lands
Oud Archief
bimdel
551.
N?
afdeeling
Varia,

zij

toch

door

This content downloaded from 192.87.31.20 on Mon, 24 Jun 2013 06:12:52 AM


All use subject to JSTOR Terms and Conditions

Vous aimerez peut-être aussi