Académique Documents
Professionnel Documents
Culture Documents
OPMERKINGEN
naar aanleiding der verhandeling van den heer P. H. van der Kemp,
getiteld: ?De zilveren Java-ropijen van de jaren
1816?1817, naar archiefstukken",
door
j.
P. MOQUETTE.
In dit Tijdschrift
1913, pag. 275 e. v.) komt een
(deel 67,
voor
van
den heer P. H. van der Kemp,
studie
getiteld ?De
van de jaren
naar
zilveren Java-ropijen
archief
1816?1817,
1811?1816,
, tot ultimo
Bestuur
het Britsch
Nederlandsch
van
het
gezag
wees
ik zelf herhaalde
malen
op ongewenschte
Aangezien
hiaten in mijn stukken ?
hiaten, die slechts door een studie van
moeite
niet
dat
de
schrijver
in zijn
?Voorbericht?
m.
i. in de beoor
te ver gaat.
de
heer
uit mijn
?Erkennende
dan:
niet
licht beschikbaar
ik mij
zou
stellen
in zijn uiteenzettingen
102
EENIGE
OPMERKINGEN.
kunnen
van
zoo geheel buiten de muntverordening
gebracht,
men
met
dat
enkel
woord
haar
vermeld
om/
geen
zelfs
vindt1, terwijl toch de door den schrijver aangeteekende
gebeurte
werden
1817
met
nissen
Alvorens
in mijn
deze
verder
een aanvidling
door te wijzen
ik beoogde
en typen
de aangetroffen munten, aantoonen,
welke jaargangen,
van de duiten, die op de verschillende munthuizen
in Nederland
voor de O. I. C. geslagen werden, bestaan,
of bestaan kunnen.
iemand die slechts met
heden
aan
men
Wil
men
zich
te geven
munt men
een muntgeschiedenis
schrijven, dan dient
misschien
wel
in
eerste
de
toch,
plaats,
rekenschap
van het materiaal\
dan dient men te weten welke
echter
in een gegeven
dan moet men
tijd verwachten mag;
en
zoo
en
wat
valsch
echt,
is;
mogelijk dient men
aan
na te gaan
welke bepaling of reglement of besluit een of
vast ligt.
andere munt of muntslag
weten
wat
eens met
den Heer
en
al mijn stukken hun gebreken hebben,
om te beamen
dat het beter ware
indien die
vorm verschenen,
doch
samenhangenden
troost ik mij met de gedachte
?onverstoordheid?
is.
lijke voor mij niet steeds bereikbaar
meer
1 De
3
pag.
en het
vervolg
daarop
stukken
dat
zijn
in een
van
der Kemp.
en Wetenschappen,
in deel L,
J908, pag.
deel XLIX,
1.
1907,
103
het
echter
hij
schrijver, wanneer
zoover te gaan, dat ik de
den
beschreef
buiten
in omloop gebracht
de muntverordening
van 1817
geheel
de door mij aangeteekende
gebeurtenissen
in rechtstreeksch verband stonden.
niettegenstaande
die verordening
J. A.
ropijen
te
en de Heeren E. Netscher
en Mr.
C. Millies,
zich vergisten door aan te nemen dat de
een voorbarige Britsche muntslag
1816/17 nog als
en Prof. H.
dat
van
der Chijs
waren.
beschouwen
Doordat
de
?Muntrede?
2 van
den Heer
ik die wel
zoude
gekend had,
mij niet anders
zou worden;
die geslagen
doch deze is
standpenning
nimmer geslagen,
zoodat die publicatie
in dat opzicht een dood
geboren maatregel was.
nieuwen
?Ten
Sub
Elfde?
ropijen gesproken,
tegen 120 duiten
op alle Javasche
nog
in
ropijen
zonder
uitzondering,
voor
zooverre
die
waren.
omloop
en W.,
B. G-. van K.
deel LI,
uit den
33. Heeds
1909, pag.
dat ik niet verder ging dan ult?. Juni 1817, ter
stnkje blijkt,
die op dien datum
begon
eindigde,
wijl uit den tekst blijkt dat de muntslag
voor 14 Januari
van het Indisch
Staatsblad
N? 4.
1817, datum
2
en elders do afkortingen
van den Heer
ik hier
behoud
Gemaksbalve,
van der Kemp.
Het
is zijne voordracht
?De Nederlandsch-Indische
standpen
Tijdsohr.
titel van het
voor Ned.-Indie,
in het Tijdschrift
ning van 1817", afgedrukt
1897, p. 228 vlg.
3 In die
van der Kemp
de Heer
70
?Muntrede';
op pag. 355) maakt
(noot
een zonderlinge
het
woord
fout: Prof. Millies
verandert
?munten"
citeerende,
hij
?
van
van der Kemp
in ^guldens".
1814 en 1815 van den Heer
De
guldens
bestaan niet, want C C.G.G. brachten
de zoogenaamde
mede.
Generaliteits-guldens
Prof. Millies
?
geslagen.
wist
Die
duiten
jaartallen
1814,
in Amsterdam
1815
en
1816.
104
EENIGE
toonde
Daarentegen
OPMERKINGEN.
werden
quaestie
geslagen
C. C. G. G. van 1 November
1816 N?
Raden
van
orders
Financien
van
aanmunten
het
Verder
gouden
ik aan
toonde
gemunt zijn:
259.969
zilveren
?
24.737
dat,
naar
1 voor
ropijen
?
en
1.735
welke
te Sourabaija
en zilveren
ropijen,
voortga met
op den thans
enz.?
voet....
geregelden
werden
den Britscken
Stempel,
jaartallen betrof; en ten slotte
van C. C. G. G. van 24 Juni 1817
der ropijen verlaagd werd (toen het
slechts
voorzooverre
gaf
La. A.,
Besluit
gewijzigd
ik het geheim
aanleiding
de
voor
uit den Britschen
Muntreglement
tijd, van 12 Maartl813,
1
1815.
Aan
deze
het gehalte der ropijen gewijzigd op
Februari
en ik ben er vast van overtuigd
feiten is niets te veranderen,
er aan denken
zal om daarbij de
dat geen
enkel numismaat
van
Muntverordening
Men
kan nu
voor
reeds
1Met
2 Het
wat
Juni
geven
een
men
1817
van
verschil
kan
ook
ten
wel
deze
La
A.
?hoeveel
1 ropij in de
zijn dat siechts
diverse
opgaven.
in 't spel was, want
alles
slordigheid
van 27
raak". ?
In het geheime
Besluit
was
?luk
om op te
o? krijgt bijv. de fungd Resident
de opdracht
wanneer
het
verschil
de
reeds
op
vorig gehalte
zijn zai,
en goude
vermunt
worden
zilvere
op het gehalte
(sic),
deed
sub
het
?gemunte
ropijen;
van
?en de zwaarte
van.
of Nederlandsche
gulden,
gerande
standpenning
van
een
met
stuiver
penn:
?het gehalte
berekening
14^
bijvoeging
het gewicht niet
op een partij van 50.000 zullen lopen". Daar
,,der kosten welke
voor zijn berekening
moest
het gemiddeid
Zwekkert
werd opgegeven,
gewicht
het
van den Resident.
van eenige
uit
nemen
Dit
antwoord
bleek
guldens,
mij
van
den
19
105
EENIGE OPMERKINGEN.
dan
minder
voor
13 uit Nederland
f 267.625:
Indie
nieuw
zoodat
type,
geheel
toch noodzakelijk was geweest.
over
in Nederland
Men
dacht er niet aan, evenmin als men
den te gebruiken stempel had nagedacht. ? Doch hierover straks.
In hun Publicatie
om daarna
in
had plaats
gehad,
bezittingen
en den veran
verband met echt staatshuishoudelijke
beginselen
derden toestand van bestier en handel de geschiktste bepalingen
in deze
munt,
van
lateren datum
over dien
<'wat hebben
afgevraagd
De Heer
tijd,
die Heeren
ik mij
heb
lezende,
toch bestudeerd?>
tijd, en
dikwijls
van
der Kemp
komt tot de conclusie dat zij door
tot de overtuiging gekomen waren,
dat de Java
en dat zij
ropij gelijkwaardig was aan den Generaliteits-gulden,
daarom zoo grif overgingen tot het voortzetten der ropijenmunterij.
studien
hunne
Alles
is natuurlijk
naar
beter,
mij
doch
mogelijk;
dit maakt
de
zaak
niet
voorkomt.
in Nederland
niet op de hoogte was waar
destijds
Indie betrof, en dat men niets wist omtrent de munten die
in deze Kolonie
is wel zeker. Ware men beter
gangbaar waren,
dan zoude men
ook den stempel voor de
ingelicht geweest,
men
Dat
het
nieuwe
duiten
wel
hebben,
gewijzigd
van 5 op
waarde-aanduiding
want
ze
de
droegen
van
dus
80
1/16 gulden,
Kaapsche
duiten per gulden
instede van 120.
De Heus
die de duiten leverde in 1814/15, was dezelfde die
in 1802 , en hij volgde blijkbaar slaafs het
de leverantie had
1
en veranderde alleen het wapen.
vroegere model,
Hoewel
die Kaapsche
gulden, die in 1803 tegen 30 stuivers
1 Ik
Plaat
XI
af beeldingen
gaf
Bat.
in Tijdseh.
van
Gen.
alle
K.
varianten
en
W.,
deel
der
duiten
(1908).
van
1814?1816
op
106
EENIGE
OPMERKINGEN..
1
gangbaar verklaard werd, den Heer van der Kemp parten speelt,
kan ik toch met gelooven
dat men in Nederland
dien voor een
ropij heeft aangezien,
?Indisch Muntrapport
De
ook
van
al
schijnt de samensteller
2
1825?
zulks te vermoeden.
van bet
Heer
zeker
studie
had
dat
Kaapsche
tal 1802.
De
ropij en waarvan
voerende
de jaartallen
zveest zijn.
het
1803
dat men
erkennende
de mogelijkheid
Doch,
een slecht essai misleid
in Nederland
door
met
ik toch niet medegaan
o'mtrent
zijnde, de bepalingen
kan
werd,
het gevoelen
dat men,
op Java
den ropij-muntslag
(afgezien van de verhooging van het gehalte
1
Februari
op
1815) niet zoude gekend hebben.
Ik wil zelfs aannemen,
dat men het betreffend reglement uit
den Britschen
onder
de
bladz.
Op
[sic]
weest
een
oogen
heeft;
gehad
291 vertelt
?Koloniale
het
van
de Heer
der Kemp:
't leven
in
gulden"
som van
die nieuwe
geringe
was
controle
noemt,
gemakkelijk.
24: ?In 1803
bladz.
C. Mees
(1851) zegt op de in noot 2 genoemde
....
in
met
een zoogenaamde
Koloniale
werd
onderdeelen,
gulden,
zijne
van 24 Ind. St. welke
waarde
op een gangbare
schatting
omloop
gebracht
als Mr.
werd".
Evenmin
hetzelfde
echter
nog
jaar op 30 Ind. St. verhoogd
?een
zijn bron
Mr. W.
van
Van
kent
Zuylen
want
ook hij
?Daendelsv,
in 1803 in omloop
deelen,
als Mr. Mees.
Mees,
hoewel
Daendels,
met
den Kaapschen
ik niet.
klaard,
begrijp
c. a. in Tijdschr.
gulden
Wat
Ook
de
die
wanneer
ze
in het
stuk
plaatsen
sprake
Dat
voor
in Indie
gulden
B87)
van
alles
1802,
samenstellers
de
war,
(pag.
gebracht
heeft
van
(1847) den Kolonialen
gulden
over den gukLen die, met onder
dus bedoelt
werd;
hij hetzelfde muntstuk
Nyevelt
spreekt
het
der Muntrapporten
over
dezen
gulden
van
den
Heer
van
te maken
goed
schijnt tezijn,
ver
in J803 in Indie
gangbaar
mijn
beschrijving
van
dezen
1908, p. 186).
1815 en 1825 zijn steeds
men
zie slechts
hebben;
L,
van
der Kemp,
waar
die
gulden
in
de
ter
komt.
en bij gebrek
verzeild
slechts
op Java
toevallig
raakte,
gulden
men
meer.
niet
wist
in omloop
werd,
gebracht
2
1825 [door H. J. van de Graaff], Zie 'sHeeren van der
d.d. 16 Dec.
Bapport
281.
I.e.p.
Kemp's
studie,
aan
die
beter
107
EENIGE OPMERKINGEN.
van 24 November
1795 gekend hebben. Zoo niet, dan
Reglement
van het besluit van 1 November
1816
zouden de bewoordingen
onzin
voet?
absolute
den
thans
?op
geweest zijn.
geregelden
wat
alles
Ook
in dat besluit
verder
voor particulieren,
muntslag
er
wijst
op*dat men van den
was ; dat wil zeggen,
dat men wist
gehalte zoude hebben van 9 penning
van 23
dat de
12 grein,
ropij een
zilveren
stuivers.
als men was, heeft men evenwel het verlies
heeft niet geweten, dat de muntmeester
op
1815 nieuwe instructies ontvangen had. Van daar ook
Slecht
voorgelicht
onderschat; en men
1 Februari
dat men
oude
?in den
van
bepaling
eersten
nog
waarschijnlijk
munten geslagen was. Toen
instem
ik dan ook volkomen
niets; zoodat
van 1825 door
van het Indisch Muntrapport
met de woorden
den Heer van der Kemp
biz.
321) geciteerd:
(op
de
feiten m.i.
nement
Alles
1
mij
toen
in den
wat
van
323 zegt de Heer
Op bladz,
weer
tot een van die duisterheden
ze
eenmaal
de
font
van
bladz.)
daartegen
der Kemp:
?Het behoort
in de muntschrifturen,
10 penningen
bemerkt
hadden,
200 azen". ?
Juist dat men
dat
niet
ook
voor
C. C. G.G.
radicaal
en
gehalte
't grootste
is voor mij
dat
wilde
bepaling
doorgaan,
bewijs
van het begin
men
af die bepaling
wilde
slaan
op 't oog had. Men
ropijen
zoo
en geen
en
ware
niet
het
veriies
groot
uitgevallen
?standpenningen",
dan had er geen haan naar gekraaid.
2 Het
zou juister
van
ware
?voor rekening
gevoegd
zijn als hier tusschen
den Lande".
op
teruggingen
eerst op de oude
het
van
dan
wordt
dit naliet,
108
EENIGE
OPMERKINGEN.
Min
323:
op
het vermunte
lijden.
?Maar
Toch
getuigt de Heer
sneed. Natuurlijk
in de vingers
die van het gansche
beloop
het rapport moest dienen. Het
die ropijen van 227 azen
C.C.G.G.
wie
schamper,
kan de lezer,
iets begrijpen
onder welke
worden?
men
verlies was
ontstaan, omdat
lieten doorgaan voor stukken
1
van 200 azen: het gehalte van den standpenning.?
Te
recht zegt de Heer van der Kemp,
?Het
op bladz. 322:
Had
ik de zaak destijds niet begrepen, of tenminste gemeend
te begrijpen,
dan zou ik zulks in den tekst, dan wel
in een
noot, vermeld hebben.
dat ik mij vergis, wil ik zelfs in dit geval
De mogelijkheid
niet geheel buitensluiten;
doch m.i. wisten C.C.G.G.,
voorgelicht
door de adviseurs die slecht op de hoogte waren, wel dat er
een verlies zoude zijn, berekend op de Indische waarde van het
zilver, doch men vermeende dat er berekend op de Nederlandsche
zvaarde toch nog een avance zoude blijven. 2
1 Hoe
de autoriteiten
is dunkt mij voldoende
op de hoogte
waren,
goed
-? Hoe men
't
echter een verlies van
uit
?20 pet." kan berekenen
gebleken.
van 227 azen
voor ropijen (of stukken)
feit dat men ropijen
(fijn) liet doorgaan
van 200 azen (fijn) is mij een raadsel.
2 Van
van 27 Juni
daar
1817 gezegd
wordt:
ook dat in 't geheim Besluit
hun
dat het verlies
?aan
op de munting
gebleken
zijnde
dus veel grooter is dan zij zich hadden voorgesteld,
enz,"
ruitn
20 pCt.,
en
109
EENIGE OPMERKINGEN.
echter
legd had.
Dit noemde
?zich
niet
ik ?klakkeloos
besluiten?;
en daarom
sprak ik van
in de vingers snijden?.
de Heer van der Kemp
Zooals
zelf constateerde,
zijn de cijfers
van
omtrent
conform
den aanbreng
zilver uit Nederland,
die ik gaf
de door ZEd. geraadpleegde
stukken.
Uit Nederland
wegende
totaal
oncen) 22.360||,
: 5 was
f 622.915
entegen
20 pCt.
hoeveelheid
De
prijs van
was
daar
prijs
dat men dien met
Nederlandsche
aangerekend.
: 3, waaruit
f 519.096
had.
verhoogd
slechts
volgt
werd
den Muntmeester
van Soerabaia
van Financien,
?Kist- en baars
afgegeven
in bijzijn eener Commissie?.
Zestien kisten waren aan
gewijze
den muntmeester
afgeleverd (de betreffende regus van Zwekkert
en de resteerende twaalf kisten waren dien
ik in handen)
had
dag nog ongeopend.
De kisten door Zwekkert
nommerd
1 tot en met
van
door den fungeerend Resident
, afgegeven
23 Augustus
die resteerende
12
1817, moesten
een
kisten nog bevatten,
berekend tegen Nederlandschen
prijs,
14. 2
bedrag van f 223.674:
Nederlanden?
Soerabaia
op
1
in den Haag
in 't Archief
van de
voorkomt
nog een opgave
Aangezien
baren
ik deze
verzonden
de
controle
der
zilver,
geef
specificatie,
zijnde
van Zwekkert
daiardoor mogelijk.
cijfers
2 Het
was
waarvan
dit
de muntmeester
Van Leeuweri
in zijn
restant,
van
.15 Juni 1821 zeide
massa
?dat ook deze noemenswaardige
rapport
zilver,
tot een
het gehalte
der Nederlandsche
niet in zieh
Gulden
allooy
gebragt,
\sHeer en van der Kenrp's
bevatten".
biz. 324 met noot 5.
Vrg.
studie,
110
Er
OPMERKINGEN.
EENIGE
moest
dus
f 519.096
:3 ?
: 14 =
f 223.674
:9
f 295.421
zijn; en dat zulks juist is, blijkt. Want van het vermunte
een zeer uitvoerige
zilver maakte
de muntmeester
Zwekkert
voor
van
kist
welke
kist,
berekening,
rekening ik kortheidshalve
vermunt
alleen
de hoofden
en
totalen
overneem,
als volgt:
baren, in de munt
het Nederlandsch
dit Eijland
dezes jaars
heeft
1817.
Totalen.
A.
B.
C.
D.
E.
van
Het bedragen der muntsongelden
ruwe
6 pCt. op de hoeveelheid
ropijen,
bekomen van den inhoud van iedere kist
zuivere hoeveelheid
nevenstaande
tot Nederlandsche
berekend
ropijen
van
20
Strs
ieder, bij welke
guldens
berekening tot basis is genomen 30 Strs
.
Indisch tegen 24 Strs Nederlandsch
in
zilvere
baren
der
kostende
H. Het
.
aan Nederlandsche
guldens
Europa
verlies door den Lande
I. Werkelijk
ge
leden op het slaan van de nieuwe ro
geld,
pijen, naarvolgens Nederlandsch
som in colom G. van die bij
zijnde dit de
het colom H. voorkomende afgetrokken
j
|Markbruto|Oncen;Engels
o
12.778
Mark
njn
Penn.
11.534
259.968
Grein
6^
2997
4810
15 598?
371?
244 KJ/
123000
G. De
K.
Uitmaakende
Sourabaya
den
proscenten.
23 Augustus
(w.g.)
193
293.245
: 12 2870
295.421
:9
2.175
500.444.728
6794G9335
1 c 2?82
l62875
1817.
van Sourabaija
de prov. fungd Resident
van Pabst.?
P. H. van Lawick
Ill
EENIGE OPMERKINGEN.
die
opgave
werd.
genoemd
Aangezien
den doorslag
de
voor
de
Indie
berekende waarde
feitelijk in Indie
mijn opvatting van
zaak
ruim
kostprijs
van Zwekkert,
gelijk staat.
die
evenwel
bij
nader
inzien met
op den
breuk"
nagenoeg
-f
Het
ligt niet op mijn weg om mij nog verder in deze zaak
te verdiepen;
alleen wil ik er nog op wijzen dat het strikt ge
zonder de rekeningen van den muntmeester,
nomen,
bijna on
om
van
uit
de
en
is
diverse
dien
lateren
rapporten
mogelijk
te worden.
tijd wegwijs
is dan ook wel de
Dit
eenheden.
Of deze mijn opvatting juist dan wel onjuist is, doet evenwel
ter zake. Een feit is het, dat het getal fout is; en dat
weinig
dus alle berekeningen
falen.
daarop gebaseerd, moeten
Weltevreden,
Maart
1913.
1 Alhoewel
zij
toch
door