Académique Documents
Professionnel Documents
Culture Documents
plaats van het te ondersteunen. Ten derde, tegen de tijd dat Duitsland
een verenigd land werd in 1871, hadden Groot-Brittanni, Frankrijk en
Rusland al grote overzeese imperiums. Duitsland kon dat niet inhalen.
Van Bismarcks desinteresse in de Midden-Oosten kolonies maakte
hem opmerken dat het verkrijgen van grondgebied in het Ottomaanse
Rijk de botten van een Duitse soldaat niet waard was. In plaats van op
zoek te gaan naar een imperium, besloot van Bismarck dat Duitsland
zich moest richten op commercile kansen, de vrede in het MiddenOosten was in het belang van Duitsland, terwijl dit te veranderen een
verloren oorlog in Europa tot gevolg zou hebben. Enkele machtige
Duitsers verwierpen echter minachtend van Bismarcks argumenten.
Ze dachten dat het niet hebben van een imperium Duitsland naar een
eeuwige tweederangs macht zou verbannen. Generaal Hermann Graaf
von Schlieffen antwoordde het tegenovergestelde op de geopolitieke
analyse van, van Bismarck, dat alleen door overzeese expansie
Duitsland een sprong kom maken over Europas omcirkeling. Wilhelm
II, die op de troon kwam in 1888 kwam was het met van Schlieffen
eens. Binnen twaalf maanden na zijn kroning, dwong Wilhelm van
Bismarck met pensioen en draaide zijn beleid terug. Voor de Kaiser
was, naast het vinden van grondstoffen en handelaren voor de
groeiende Duitse industrie, een imperium of tenminste invloedssfeer
in
het
Midden-Oosten
noodzakelijk.
Naast praktische overwegingen was er ook een groot romantisch
element. Gefascineerd door het Midden-Oosten, droomde Wilhelm
ervan een oosterse invloedrijke of rencarnatie van Alexander de Grote
te zijn. Twee reizen naar het Ottomaanse Rijk, in 1889 en 1898,
overtuigde hem ervan dat dit zijn lotsbestemming was. In een bericht
uit januari 1896 aan de Russische tsaar Nicolaas II, klaagde Wilhelm
tactloos dat de Britten ten onrechte dachten dat de Middellandse Zee
een 'Engelse Zee' was en dat hun greep op het Midden-Oosten
onbreekbaar was. Wilhelm legde in vertrouwen uit dat een vriend van
hem een invloedrijke moslim profeet was in India en dat een signaal
van hem revolutie zou ontsteken. India verliezen zou Groot-Brittanni
terug brengen tot een derderangs macht.. De naam van deze man was
Sayyid al-Kailani en de Kaiser s 'vriend' was Max van Oppenheim,
die al-Kailani ontmoet had in 1893. Sayyid een afstammeling uit Abd
al Qadir, een twaalfde eeuw prediker die een groep opgericht had
welke zich verspreide naar China, India, Pakistan, Turkije, de Balkan
en Afrika. Van Oppenheim vertelde de Kaiser ook over acht
gelijksoortige broederschappen, bijvoorbeeld as-Sanusiyya van
Noord-Afrika, dat Duitsland zou kunnen gebruiken om een jihad te
organiseren tegen zijn vijanden. Terwijl Sayyid al Kailani (uit het
Perzische hooglanden Jilan, Kilan in het Arabisch en in Irak ook al
Kailan) zelf nooit een pro Duitse opstand zou lanceren, zou n van
zijn nakomelingen dit doen bijna een halve eeuw na van Oppenheim s
voorspelling toen hij nog steeds een Duitse top agent was. Die man,
Rashid Ali al Kailani, zou een pro Duitse staatsgreep leiden die in mei
1941 Irak overnam. Dus in zekere zin zou de Kaiser profetie
geschieden, zij het te mislukken. Het directe effect van het opscheppen
van de Kaiser was om zichzelf pijn te doen. De Russen waren zo
gealarmeerd door de Kaiser s ambitie dat ze dit bericht deelden met
de Britten en later een anti-Duitse alliantie met Londen en Parijs
invoerden. Immers, Berlijn kon proberen een jihad te lanceren tegen
hen via hun eigen islamitische bevolkte gebieden. En die zorg zou ook
nauwkeurig blijken. De Britten, die overgevoelig zijn voor bemoeienis
met hun levenslijn naar India en protectoraat over Egypte, zagen het
belang van de keizer in de regio als een ernstige bedreiging. Sommige
Duitse complotten zou uiteindelijk de Britse romanschrijver en
inlichtingen ambtenaar Joh Buchan bereiken. Tijdens zijn werk voor
het Propaganda Bureau voor Oorlog tijdens de Eerste Wereldoorlog,
schreef hij een succesvol spionroman Greenmantle, over vileine
Duitse samenzwering om de het Midden-Oosten te nemen als
uitvalsbasis voor de verovering van Europa. Door middel van een
charismatische islamitische prediker (wiens codenaam 'Greenmantle'
is), een hoge diplomaat van Buitenlandse Zaken legt de verteller van
de roman uit dat een Duits-ondersteunde jihad zal ' de wereld
Figuur
3
Kaiser
Wilhelm II verlaat zijn kamp bij Jeruzalem om de Lutherse Kerk van
de Verlosser te huldigen op 31 oktober 1898, na het starten van zijn
officile beleid ten aanzien van de islam met een bezoek aan de
Ottomaanse sultan Abdhamid II in Istanbul. De diplomaat Max van
figuur
4
Max von Oppenheim, de Duitse 'Abu Jihad (Vader van Jihad') en
meesterbrein van de jihadisatie van Islam vanaf 1893 zit in zijn tent
met vloerbedekking en hangende teksten uit de Koran in de stijl van
een Arabische hoofdman. Hij was verantwoordelijk voor zowel het
1914 Duits-Ottomaanse plan voor de jihad in de Britse, Franse en
Russische Rijken, en het plan van de 1841 Duits-Arabische 'Union
Jack' voor de jihad in de Britse bindende gebieden van het MiddenOosten na de val van Parijs midden 1940.
De meest prestigieuze deskundige, Carl Heinrich Becker, had in eerste
instantie gemengde gevoelens over van Oppenheim' s stelling. Hij
geloofde dat er in feite een rele mogelijkheid was van een massale
jihad- opstand, hij maakte de zaak veel beter dan van Oppenheimmaar twijfelde of de Ottomaanse sultan de man was om het te
ontketenen. Het is waar, zei Becker, dat n van de fundamentele eisen
van isms was voor moslims om er voor te vechten door de jihad tot
de islam de wereld regeerde. Het was ook waar, voegde hij eraan toe,
dat de Europese opmars moslims deed realiseren van hun militaire en
technologische ondergeschiktheid aan de christelijke beschaving. Op
zijn beurt, gaf dit moslims grotere solidariteit onder elkaar en
versterkte de politieke aantrekkingskracht van de islam. Ze verlangde
naar een Mahdi om de islam s primaat herstellen door middel van
revolutie. Maar Becker legde uit dat dit niet het hele verhaal was. Kort
over de ware Mahdi, een goddelijk genspireerde Messias die zou
komen om het einde van de wereld te brengen, niemand, met inbegrip
van de Ottomaanse sultan, kon aanspraak maken de rechtmatige
islamitische heerser te zijn. Becker merkte op dat er geen 'islamitische
paus' was en terwijl sultans altijd islamitische theologen vonden om
hun aanspraken te ondersteunen, waren ze echt gewoon wereldlijke
heersers zonder echte religieuze autoriteit. Sultans deden alleen alsof
zij dat gezag bezaten om steun te krijgen van hun eigen onderdanen en
Europese mogendheden. Becker legt uit dat bovendien onvrede met de
Ottomaanse sultan net zo goed een islamitische opstand kon uitlokken
tegen hem als ook een jihad onder zijn leiding veroorzaken. Verder
werd de mogelijkheid van een grote internationale jihad verzwakt door
verdeeldheid onder moslims. Turken, Arabieren en Perzen hadden
allen ruzies, zo ook de soennitische en sjiitische moslims. De
solidariteit van de islam was een fantoom, zei Becker. Becker s
conclusies waren nauwkeuriger dan die van van Oppenheim, maar ze
Figuur 5
Een ansichtkaart in het Duits en Turks geven de woorden van de Kaiser weer
van 1898, zwerend altijd de vriend van de Ottomaanse sultan te zijn en de
driehonderd miljoen moslims die hem vereren als hun kalief. De kaart werd
geproduceerd twee jaar na de Ottomaanse sultan en kalief Abdulhamid II
veroordeeld werden in heel Europa voor bloedbaden tegen zijn Armeense
onderdanen die alle 'minderheden van de ongelovigen' schokte.