Vous êtes sur la page 1sur 8

Fase 1

In dit document staan de verschillende facetten van Fase 1 beschreven. Net als de andere
documenten op de site gaan de trainer(s) er van uit dat de cursisten kennis hebben genomen
van dit document en het ook goed hebben doorgelezen.

Valkuilen

Valkuil 1: Vraag en antwoord


Het kan zo zijn dat de hulpverlener valt in de valkuil van vraag en antwoord. Daarbij zal de
hulpverlener vragen stellen waarop korte antwoorden mogelijk zijn. De cliënt valt dan in een
passieve rol van alleen maar antwoorden, terwijl het bij MI juist de bedoeling is dat de cliënt
zelf op verkenning gaat. Ook bij open vragen kan deze valkuil voorkomen, als men niet te
diep doorvraagt en/of reflecteert op de antwoorden.

Valkuil 2: Partijdigheid
Het kan zo zijn dat de hulpverlener, bewust of onbewust, kiest voor een bepaalde partij. Dit
kan zowel de tegenhangende partij zijn, waardoor er meer en meer weerstand ontstaat bij de
cliënt, als wel de meegaande partij, waardoor de hulpverlener het gesprek meer stuurt en de
cliënt passiever wordt.

Valkuil 3: Deskundigheid
De hulpverlener kan ook de indruk wekken dat hij of zij alle kennis heeft. Dit zal als effect
hebben dat de cliënt in een passieve, ontvangende rol valt. Ook dit strookt niet met de basis
van MI, die er van uitgaat dat de cliënt zelf zijn probleem verkent en oplost.

Valkuil 4: Etikettering
Bij deze valkuil zal de hulpverlener een (diagnostisch) etiket plakken op het probleem van de
cliënt. Dit is ten zeerste af te raden omdat men dan een bepaald stigma aan de cliënt ophangt.
Dit kan een onbehagelijk gevoel oproepen bij de cliënt, wat lijdt tot dissonantie. Dit zal dan
verder gaan naar partijdigheid, en dat is iets wat moet vermeden worden (zie valkuil 2).
Als een cliënt een thema aandraagt waar etikettering een rol kan spelen, kan men beter
reflecteren en herkaderen.

Valkuil 5: Voorbarige thematisering


Hierbij is de valkuil dat de hulpverlener een ander onderwerp heeft dan de cliënt. Er ontstaat
dan een soort ‘strijd’ over welk onderwerp de meeste aandacht verdient. De cliënt kan dan
defensief gedrag vertonen en ontmoedigd raken. Hoe meer druk de hulpverlener uitoefend,
hoe sterker dit gedrag zich kan vertonen. Het is het beste om bij de cliënt te beginnen, want
het gesprek valt vaak terug op het probleem, wat de hulpverlener voor ogen had.

Valkuil 6: Schuldvraag
Wie heeft de schuld? Is een vraag die bij cliënten wel eens op kan komen. Het is dan de
bedoeling dat de hulpverlener de cliënt duidelijk maakt dat de zorg zich niet druk maakt over
wie de schuld heeft, dat doen de rechters wel. Vaak wordt dit dan al wat minder
5 Methoden die te hanteren zijn in MI

1. Stel open vragen


Tijdens een sessie MI is het van belang dat de cliënt zelf naar de ambivalentie en de
oplossing zoekt. Gesloten vragen hebben dan ook een ondergeschikte rol. Open vragen
leiden meer naar verkenning. Een regel die men in de gaten moet houden is: stel nooit
meer dan drie vragen achter elkaar, ook open vragen (zie valkuil 1)! Reflecteer tussendoor
ook, en stel niet alles in vraagvorm.

2. Luister reflectief
Dit is een van de belangrijkste vaardigheden tijdens een MI sessie. Het komt er op neer
dat men naast ‘alleen maar luisteren’ ook er voor zorgt dat men reflecteert op wat de cliënt
aan informatie geeft. Zo gaat de hulpverlener mee met de cliënt, en kunnen de valkuilen
vermeden worden.

3, Bevestigen
Dit kan men doen dmv uitingen van begrip of complimenten. Dit helpt bij het opbouwen
van een verstandhouding met de cliënt, iets wat heel belangrijk is bij MI. Dit is iets wat
vaak aangepast moet worden aan culturele normen, die een rol kunnen gaan spelen.

3. Samenvatten
Samenvattingen kan de hulpverlener gebruiken om het gesprek te versterken en te samen
te koppelen. Dit is een handige methodiek om bij de cliënt inzicht te kweken en
verandertaal uit te lokken.
Er zijn 3 soorten samenvattingen:
- Verzamelend – Dit geeft een beeld weer van wat er in het gesprek gezegd is.
Het verzameld uitdrukkingen van verandertaal en geeft ze als het ware
allemaal in een keer terug naar de cliënt.
- Koppelend – Deze samenvattingen geven weer wat er al gezegd is in vorige
sessies, en brengen dit in verband met de huidige sessie. Dit om de cliënt te
laten nadenken over de verbanden en het totaal plaatje.
- Overgankelijk: Een markering en aankondiging van een verwisseling in het
blikveld tijdens het gesprek. Deze kan worden gebruikt als afsluiting van een
sessie of als overgang van fase 1 naar fase 2.

2. Verandertaal uitlokken
Het is tijdens MI zeer van belang om verandertaal uit te lokken. Dit om de cliënt indirect
tot verandering aan te zetten, een verandering die de cliënt zelf in gang heeft gezet en
uitvoert. Hieronder volgen enkele methoden om dit te bereiken:
- Evocatieve vragen stellen – Een methode is om het gewoon uit te lokken met
vragen als: ‘Vindt u dat u een probleem hebt?’ Hier gaat men er vanuit dat de
cliënt al enige ambivalentie erkend.
- De belangenliniaal – Hier schetst men een beeld van de cliënt en zijn of haar
bereidheid om aan het probleem te werken
- Uitweiden – Hulpverleners gaan vaak in op signalen van verandertaal, om die
uit te lokken. Soms kan het ook verstandig zijn om nog even bij het thema te
blijven, om verdere verandertaal uit te lokken alvorens er op in te gaan.
- Vragen naar extremen – Als er weinig verlangen naar verandering blijkt te
bestaan, kan men dit ook uitlokken door naar extremen te vragen.
- Terugkijken – Hierbij gaat men tijden van voor het probleem, vergelijken met
deze tijd waarin het probleem zich voor doet. Dit kan een licht werpen op de
discrepantie en een mogelijkheid naar een beter leven.
- Vooruitkijken – Men kan de cliënt ook vooruit laten kijken en zo hem of haar
laten ervaren hoe het is als er niks veranderd. Ook dit kan verander gedrag
uitlokken als de cliënt ziet dat de situatie onprettig is.
- Doelen en waarden verkennen – Wat is het belangrijkst? Dit is een vraag die
aan de cliënt gesteld kan worden. Zo kan de motivatie tot verandering verkent
en uitgelokt worden.

Reageren op verandertaal
Een sub- kopje over een belangrijk onderwerp in MI: Verandertaal.

Directief

Wanneer een cliënt bij de hulpverlener komt, heeft deze meestal een probleem. Hetgeen wat
de cliënt het liefst ziet is een verandering in zijn probleem. Allereerst zal het probleem
afgetast worden en daarna worden de veranderingswensen van de cliënt duidelijk. De cliënt
begint te praten over verandertaal. Een van de doelen van MI is dat verandertaal bekrachtigd
en vermeerderd word. Hierin worden vier algemenen strategieën herkend: uitweiden,
reflecteren, samenvatten en bevestigen.

Uitweiden in verandertaal:
Wanneer een cliënt begint over verandering , hoe aarzelend en twijfelend als hij klinkt dan is
het de bedoeling dat de hulpverlener met bijzondere interesse reageert. Natuurlijk niet
overdreven maar in de vorm van even knikken en als in de vorm van vragen om uitweiding.
Wanneer de hulpverlener wenst dat de cliënt doorgaat met het proces dan kan de hulpverlener
vragen stellen zoals:
- Wat nog meer?
- Hoe dan?
- Wat zijn verder nog redenen om aan verandering te werken?
- Waarom denkt u verder nog dat het zou kunnen lukken?

Verandertaal reflecteren:
Wanneer de hulpverlener reflecteert op de bedoelingen van de cliënt dan moedigt je de cliënt
aan om verder te gaan met het verkennen van de inhoud. Het is natuurlijk niet mogelijk voor
de hulpverlener om in te gaan op werkelijk alle aspecten of de hele inhoud die de ander
verteld of impliceert. De hulpverlener reflecteert alleen op de aspecten die hij waarneemt. En
zelfs uit het scala van waargenomen inhoud selecteert hij wat hij wil reflecteren en wat niet.
In het volgende voorbeeld zie je dat de hulpverlener kiest om in te gaan op de kant van de
dochter van de moeder. Dit in een probleem van dat de moeder een relatie heeft met een
probleemvader.

Cliënte:… Misschien is het makkelijker om maar bij elkaar te blijven en om aan onze relatie
te werken, op z’n minst tot mijn dochter naar school gaat.

Hulpverlener: Dus een van de belangrijkste afwegingen die je moet maken, is wat het voor je
dochter betekent als jullie bij elkaar blijven of uit elkaar gaan.
Hier komt duidelijk naar voren dat de hulpverlener specifiek ingaat op de dochter. In het boek
van motiverende gespreksvoering door R. Miller en s. Rollnick word dit onderwerp van de
dochter verder behandelt.

Er is een gevaar in selectieve reflectie van verandertaal. De hulpverlener moet uitkijken dat
wanneer hij een kant kiest, hier niet op doorgaat wanneer de cliënt de tegenovergestelde kant
opgaat. Dit kan weerstand oproepen bij de cliënt. Wanneer dit gebeurt kan de hulpverlener dit
verhelpen met een dubbelzijdige reflectie. Je behandelt in deze reflectie de kant die je bent
uitgegaan en de kant die de cliënt op is gegaan.

Verandertaal samenvatten:
Wanneer de hulpverlener ervoor kiest om de veranderingstaal van de cliënt samen te vatten
dan stelt hij de cliënt instaat om zijn inhoud nog eens te horen. Ook hier is het een kwestie
van selectie want de hulpverlener kan er in dit geval voor kiezen om bepaalde aspecten weg te
laten in zijn samenvatting en sommige niet. Als de hulpverlener kiest voor samenvatting dan
moet hij thema’s die te maken hebben met weerstand stellen in de verleden tijd en juist
verandertaal in de tegenwoordige tijd.

Verandertaal bevestigen:
Tot slot is de mogelijkheid om de verandertaal te bekrachtigen door er positief commentaar
op te geven. Voorbeelden zijn:
- Dat lijkt me een goed idee.
- Daar hebt u denk ik gelijk in.
- Ik merk dat het u erg zou raken.

Nu klinkt dit alles zeer technisch maar de hulpverlener moet in gedachten houden dat MI niet
een heleboel trucs zijn om de cliënt te helpen. De gedachtegang van de cliënt word altijd
respecteert en de redenen voor verandering ontstaan bij de cliënt zelf. Het is een proces van
mutuele verstandshouding tussen cliënt en de hulpverlener.

Non- Directief

In deze vorm van hulpverlening is het niet de bedoeling dat er een bepaalde verandering word
gestimuleerd. Het doel is: mensen helpen om de keuzemogelijkheden en de eventuele
consequenties daarvan te verkennen vanuit hun eigen waarden en doelen. Een hulpverlener
mag informatie verstrekken maar mag geen gericht advies geven. Dit omdat de hulpverlener
een onpartijdige kant moet kiezen tegenover de richting die de cliënt kiest.

Ambi / multivalentie en waarden verhelderen:


Wanneer er gekozen word voor deze kant van verheldering dan gaat de hulpverlener met de
cliënt elke kant van het conflict verkennen. De hulpverlener gaat niet telkens op en neer maar
verkent eerst één complete kant van het conflict. Wanneer de hulpverlener of de cliënt vind
dat deze kant genoeg is behandelt kunnen ze door gaan met de andere kant van het conflict.
Wanneer er meer dan twee kanten zijn van het verhaal dan word dit in plaats van ambivalentie
multivalentie genoemd. Als alle kanten van het conflict zijn behandelt dan kan de
hulpverlener de belangrijkste waarden voor de cliënt in het leven nagaan. Dit om te kijken wat
de cliënt echt belangrijk vind en wat niet. Wanneer de hulpverlener dit proces aflegt is het de
bedoeling dat de hulpverlener in geen manier zijn mening laat doorschemeren of de cliënt een
richting in duwt, de hulpverlener is neutraal en loopt als het ware de cliënt achterna.
Reageren op weerstand
Wat te doen bij weerstand? Onder deze kop worden een aantal manieren behandelt hoe een
hulpverlener kan omgaan met weerstand. Deze worden onder gedeeld in twee categorieën,
reflectief luisterende uitspraken en reacties die de reflectie te buiten gaan.

Reflectieve Reacties

Eenvoudige reflectie
Een simpele manier om op weerstand te reageren is door niet-weerstand te bieden. Door de
weerstand simpelweg te erkennen bereik je dat de cliënt niet blijft hangen in de verdediging
maar dat hij verder gaat met onderzoeken. Hierbij ontwijk je als hulpverlener ook de valkuil
van een partij kiezen. Hier een voorbeeld:

C.: Ik wil gewoon geen pillen slikken. Ik moet dit toch op eigen kracht aankunnen.
G.: Je denkt dat medicijnen voor jou geen zin hebben. (dit is een reflectie op de eerdere zin
van de cliënt)

Versterkte reflectie
Deze verwante reflectie op de bovengenoemde is een versterkte of overdreven vorm van
weerspiegeling van wat de ander heeft gezegd. Het is de bedoeling dat de hulpverlener deze
op een empatische, ondersteunende en nuchtere manier brengt. Wanneer er ook maar een
beetje van sarcasme, ironie of ongeloof in voor komt kan de hulpverlener vijandig overkomen
en dit bevordert de weerstand bij de cliënt. Hier een voorbeeld:

C.: Ik kan wel voor mezelf zorgen. Mijn ouders hoeven me niet steeds in de gaten te houden.
G.: Dus zonder ouders zou je er eigenlijk beter aan toe zijn.

Tweezijdige reflectie
Een andere benadering van reflectief luisteren is dat je beide kanten van het concept benoemt.
Als de cliënt iets heeft gesteld dat duidt op de weerstand reflecteert de hulpverlener dit en
benoemt hierin ook de andere kant van het door de cliënt genoemde. Hier een voorbeeld:

C.: Ik weet dat het zin heeft, maar u begrijpt volgens mij niet hoe erg de pijn is. Als ik alleen
mijn bed maar uit kom, laat staan als ik ga oefenen, heb ik een verschrikkelijke pijn in mijn
rug. Ik voel het de hele tijd.
G.: U denkt dat oefeningen u op de lange duur kunnen helpen om de pijn te verminderen, en
tegelijk hebt u heel veel last, en dat maakt het moeilijk om te beginnen met wandelen, of daar
zelfs maar aan te denken. (hierin word de zingeving erkent en de problematiek van de cliënt)

Andere Reacties

Blikrichting veranderen
Bij deze manier kiest de hulpverlener ervoor om de aandacht van de cliënt (van iets wat een
barrière blijkt te zijn) af te leiden. In plaats van het probleem direct aan te pakken gaat de
hulpverlener er met de cliënt er omheen. Een voorbeeld:

C.: U gaat me zeker een dieet geven waaraan ik me moet houden, en u gaat tegen me zeggen
dat ik van die oefenapparaten moet aanschaffen, of elke dag naar een sportschool moet gaan.
G.: He, rustig aan! We zitten net aan tafel om aan een spel te beginnen en u gaat zich al druk
maken over de eindstand! Ik ben er nog helemaal niet aan toe om nu al conclusies te trekken.
Wat wilt u zelf graag?

Herkaderen
In deze manier om te reageren op de weerstand van de cliënt is dat je de opmerkingen van de
cliënt in een ander kader zet. Een voorbeeld:

C.: Ik heb nu drie keer geprobeerd om van het roken af te komen en alle drie de keren is het
mislukt. Volgens mij kan ik het niet.
G.: Wat me opvalt, is dat je al drie keer een serieuze poging hebt gewaagd. Herinner je je dat
wiel van verandering, waarover we het hebben gehad? Telkens als je een serieuze poging
waagt, ben je een omwenteling dichter bij het moment dat je van het wiel af kunt komen. Het
gemiddeld aantal pogingen voordat het lukt om te stoppen, is vier, om precies te zijn, dus
geeft het nu niet op!

Meegaan en er een draai aan geven


In deze manier is het de bedoeling dat de hulpverlener meegaat maar dan met een kleine draai
of verandering van richting. Het is in feite een reflectie gevolgd door een ander kader. Een
voorbeeld:

C.: U gaat me zeker een dieet geven waaraan ik me moet houden, en u gaat tegen me zeggen
dat ik van die oefenapparaten moet aanschaffen, of elke dag naar een sportschool moet gaan.
Ik krijg wat van dat soort adviezen.
G.: Als ik u een heleboel dingen ging vertellen die u moet doen, dan zou dat u juist nog meer
verlammen. Ironisch is dat, he? Als u het gevoel hebt dat u iets moet doen, staat dat juist in de
weg om te doen wat u wilt doen.

Keuzevrijheid en zelfsturing benadrukken


Wanneer mensen merken dat hun keuzevrijheid in gevaar komt, hebben ze de neiging om te
reageren met hun vrijheid als belangrijkste punt. Hetgeen wat de hulpverlener dan moet doen
is hen overtuigen met iets wat onomstotelijk waar is: uiteindelijk is het de cliënt die bepaalt
wat er gebeurd. Een voorbeeld:

C.: Waarom geef je me dit boekje? Ga je me vertellen dat ik condooms moet gebruiken?
G.: Het is alleen maar informatie. Wat je ermee doet is helemaal je eigen zaak. Natuurlijk kan
niemand jou dwingen om condooms te gebruiken.

Onder een hoedje spelen


In deze vorm van omgaan met weerstand is het juist de bedoeling dat de hulpverlener de kant
kiest die tegen de verandering is. In feite kiest de hulpverlener de kant van de cliënt. Hetgeen
wat de hulpverlener zich moet afvragen is levert deze manier het gewenste effect op?
Vermindert ze de weerstand en roept ze verandertaal op? Een voorbeeld:

C.: Ik denk dat dit me ook niet verder helpt. Ik voel me behoorlijk wanhopig.
G.: Het is zeker denkbaar dat nog een poging ook niet veel uithaalt, dus dan kun je het
misschien maar beter helemaal niet proberen. Waartoe ben je geneigd?
Een ander manier om hiermee te spelen is om met de cliënt af te spreken om een discussie te
houden. Het is de bedoeling dat de hulpverlener de kant verdedigd die tegen verandering is en
spreekt in de ik -vorm. De cliënt moet de hulpverlener ervan overtuigen dat verandering juist
wel goed is. Deze manier van speling kan veel veranderingstaal en motivatie bij de cliënt
oproepen.
Houdt hier wel rekening met hetgeen dat deze techniek voor iedere cliënt geschikt is. Maar
het kan een aantrekkelijke en zelfs vermakelijke manier zijn om een concept te onderzoeken.

Werken aan vertrouwen


Vertrouwen is een essentieel onderdeel voor het slagen van een sessie MI. Bij dit onderdeel
wordt hier aandacht aan besteed.

Valkuilen

‘bedankt, nu neem ik het weer over’


Deze valkuil gaat over het concept dat wanneer de cliënt de hulp accepteert, de hulpverlener
het idee krijgt om van MI af te stappen en over te gaan naar de ‘echte’ hulpverlening. Het is in
MI niet de bedoeling dat de hulpverlener alleen voorschriften moet geven maar juist de cliënt
tot actie aanzet.

‘Rustig maar, het komt wel goed’


Hier is het de kwestie dat de hulpverlener vertrouwen niet serieus neemt. De hulpverlener
geeft een geruststelling: ‘Ik weet zeker dat het je lukt’. Hier neemt je de kant van het kunnen
in discussie en nodig je een strijd uit tussen ‘kan niet’ en ‘kan wel’.

Droefgeestigheid a deux
Bij deze valkuil laat de hulpverlener zich raken door de hulpeloosheid of hopeloosheid van de
ander. Het is de bedoeling dat tenminste een van de twee mensen in de ruimte positief moet
zijn. Nu zijn er dingen die absoluut niet kunnen veranderen maar er is meestal wel enige mate
van verandering mogelijk.

Vertrouwenstaal uitlokken en versterken

Evocatieve vragen
Vertrouwenstaal is een variant van veranderingstaal. En is in overeenstemming met MI om bij
de cliënt zelf ideeën, ervaringen en percepties uit te lokken die overeenstemmen met het
vermogen om te veranderen. Hierin kun je open vragen gebruiken om vertrouwenstaal op te
roepen. Dit kunnen vragen zijn die beginnen met: “Wat zou u…” en “Hoe zou u…”.

Terugkijken op eerder successen


Deze bron waaruit je vertrouwen kunt halen is profiteren van de successen die de cliënt al
eens heeft geboekt. Waar de hulpverlener naar zoekt zijn veranderingen die de cliënt op eigen
initiatief heeft ondernomen. Vragen die de hulpverlener zich kan afvragen zijn. Wat heeft de
cliënt met goed gevolg gedaan? Heeft er voorbereiding plaats gevonden? Welke hindernissen
waren er en hoe heeft de cliënt deze overwonnen? Het is de bedoeling dat de cliënt de
argumenten voor vertrouwen moet aanvoeren en niet de hulpverlener zelf.

Sterke kanten en hulpmiddelen


Een andere weg naar vertrouwenstaal is vragen naar algemene sterke kanten en bronnen die
bruikbaar kunnen zijn voor het tot stand brengen van de gewenste verandering. Het zijn
persoonskenmerken die stabiele innerlijke karaktertrekken zijn. Wanneer een cliënt een sterke
kant ontdekt vraag dan om uitweiding.

Brainstormen
Bij brainstormen is het de bedoeling dat er veel ideeën komen die mogelijke manieren geven
om een verandering tot stand laten komen. De lijst word opgesteld zonder kritiek en alles is
aanvaardbaar. De hulpverlener kan zelf ideeën aanreiken maar het is de bedoeling dat de
cliënt het meeste werk doet. Deze methode is niet alleen om ideeën te ontwikkelen, maar het
is ook een vorm die vertrouwenstaal uitlokt.

Informatie en advies geven


Het is uiteraard niet nodig dat de cliënt zelf alles doet. het is gepast om informatie te geven,
voor zover die nuttig is om het vertrouwen te verstevigen. Enig gevaar dat hierin gevonden
kan worden is dat er een partij gekozen kan worden. Wanneer dit gebeurt moet de
hulpverlener de cliënt laten uitleggen waarom het niet werkt.

Hypothetische verandering
Als de cliënt worstelt met praktische punten dan kan de hulpverlener met de cliënt
hypothetisch gaan denken. Hierin hypothesen zoals: ‘stel dat het je was gelukt en je kijkt er nu
op terug, wat heeft dan naar jouw indruk het meest opgeleverd? Hoe is dat gegaan?’ Of ‘Je
voelt je hierdoor duidelijk erg teleurgesteld, of zelfs gedemoraliseerd. Gebruik daarom je
fantasie eens: als je het nog eens zou moeten proberen, op welke manier zou je dat dan het
best kunnen doen?

Reageren op vertrouwenstaal
Deze genoemde methoden hebben allen dezelfde bedoelingen, namelijk dat de cliënt gaat
praten over manieren waarop verandering kan plaatsvinden, en over vertrouwen. Volgens MI
is het nuttig dat de cliënt zelf tot zulk taalgebruik komt. Wanneer zulke vertrouwenstaal te
horen is is het de bedoeling dat de hulpverlener hier adequaat op reageert. Hierin gelden
dezelfde principes als onder het gedeelte van reageren op verandertaal.

Vous aimerez peut-être aussi