Académique Documents
Professionnel Documents
Culture Documents
Mentor
Datum
Groep
Aantal lln
Anne Verspaandonk
15-03-2016
1/2
26
Persoonlijk leerdoel: Ik wil duidelijk en consequent zijn. Ik ben de juffrouw. Dit ga ik doen door op mijn woordkeuze te letten en in te grijpen wanneer
iets niet gaat zoals ik het wil hebben. Ik spreek de leerlingen dan duidelijk aan en niet t lief.
Lesdoel(en):
De leerlingen kunnen zonder overleg (dus zelfstandig) de juiste
figuur aanwijzen als ik vraag naar een
cirkel/vierkant/rechthoek/driehoek/ruit. (productdoel). Ik laat ze niet
Beginsituatie: De groep is nu bezig met het thema: Lentekriebels. De leerlingen zijn al bezig geweest met het herkennen van de kleuren en met het
herkennen van vormen in een plaatje (figuur). Dit waren o.a. doelen uit de maand december. Ook hebben de leerlingen al kennis gemaakt met lichte en
donkere kleuren. Echter, nog niet alle kinderen kennen de kleuren. Ook hebben de kinderen al les gehad in de begrippen: rechts, links, schuin omhoog,
recht omhoog, recht omlaag, schuin omlaag, onder, boven, recht onder, recht boven, groot, klein, grootste, kleinste en even groot. In september zijn de
leerlingen bezig geweest met het ordenen van klein naar groot, groot naar klein, van smal naar breed en breed naar smal. In de maand oktober hebben
de leerlingen de figuren: rechthoek, vierkant, cirkel en driehoek behandeld. De werkvorm instructie in een kringopstelling is bij de leerlingen bekend. De
coperatieve werkvorm: imiteer, zal nog nieuw zijn voor de leerlingen. Dit zal dus om meer begeleiding, hulp en uitleg vragen. Omdat het aanbod wat de
leerlingen al hebben gehad alweer een tijdje geleden is, verwacht ik dat er al veel kennis is weggezakt. Voor de instromers zal alles nog nieuw zijn.
Lesverloop
Tijd
Didactische handelingen
Leeractiviteit
Materialen /
Leraar
leergedrag leerling(en)
Organisatie
0-2
Inleiding
Ik vertel de kinderen dat we figuren gaan behandelen en wrom
De kinderen luisteren naar
Meerdere keren
minuten
we dat gaan doen. (Als de kinderen ook weten waarom, prikkel ik
mij.
uitgeknipt uit
hun intrinsieke motivatie en creer ik betrokkenheid. Mijn les heeft
verschillende kleuren
nu intrinsieke betekenis voor de leerlingen.)
papier:
We gaan het nu hebben over vormen. Het is heel belangrijk om te
-Vierkant
weten hoe elke vorm heet. Want stel: je gaat boodschappen doen
-Rechthoek
voor mama en mama wilt een vierkante taart, maar je weet niet wat
-Cirkel
een vierkant is, dan koop je de verkeerde taart. (Terwijl ik dit vertel
-Driehoek
laat ik een vierkant zien.)
-Ruit
De kennis die ik tijdens deze les overbreng is procedurele kennis.
Daarom heeft deze les meer een cognitivistische ingeving dan een
construcitivistische.
2-10
minuten
Instructie
10-15
minuten
Slot
Meerdere keren
uitgeknipt uit
verschillende kleuren
papier:
-Vierkant
-Rechthoek
-Cirkel
-Driehoek
-Ruit
Meerdere keren
uitgeknipt uit
verschillende kleuren
papier:
-Vierkant
-Rechthoek
-Cirkel
-Driehoek
-Ruit
15-25
minuten
Meerdere keren
uitgeknipt uit
verschillende kleuren
papier:
-Vierkant
-Rechthoek
-Cirkel
-Driehoek
-Ruit
-Schotten
-Witte A4 papier
Toelichting lesontwerp
(Toevallig een ander format dan het format die ik heb gebruikt bij de toelichting van mijn andere lessen. Maar hier zijn we ook vrij in.)
De student is in staat om
in samenspraak met de
werkplekbegeleider
afgestemde leerinhouden
te kiezen. (leerinhouden
zijn passend als ze
aansluiten op beginsituatie
en lesdoelen).
De student is in staat
passende en activerende
werkvormen te kiezen en
in te zetten.
De student is in staat om
passende leer- en
hulpmiddelen in te zetten.
+-
+-
Eventuele opmerkingen
Je hebt goed naar de doelen van CED
gekeken. Probeer dit vast te houden.
+-
+-
De student bevordert de
samenwerking tussen leerlingen
en de redzaamheid van
individuele leerlingen.
De student evalueert de
onderwijsactiviteit tegen het licht
van de geformuleerde lesdoelen
en geeft, indien van toepassing,
feedback op het
samenwerkingsproces.
Overige opmerkingen: X
+-
Handtekening werkplekbegeleider:
Persoonlijke reflectie
Ik ben tevreden over de start van mijn les. Ik heb mijn les een beetje moeten aanpassen zodat deze beter aansloot bij de doelen van lentekriebels.
Daarom begon ik mijn les met een grabbeldoos. De kinderen konden niet zien wat er in zat en ik deed er bewust heel geheimzinnig over. Zo kreeg ik de
aandacht van de kinderen.
Ik gebruikte mijn feedback van mijn taalles, die ik eerder die dag al had gekregen. Ik benoemde het doel van de les.
Ik vertelde ook wat ik verwachte van de leerlingen. Dat ze stil moesten zijn wanneer ik het stilteteken liet zien en dat ze hun vingers moesten opsteken.
Ik liet een paar kinderen om de beurt voelen. Ik liet de kinderen vertellen welke vormen ze voelde of wat ze voelde. Daarna zette ik de doos op mijn
schoot en haalde het doek eraf.
Ik pakte steeds een voorwerp eruit en besprak dit met de kinderen. K voelde iets ronds, dan had hij vast dit gevoeld: Een bal. T voelde iets langs, dat
zou dit zijn geweest: Een plankje. En welke vorm heeft dit plankje? Ja, goed! Een rechthoek!
Ik vergeleek de vormen met elkaar en ik liet de kinderen de vormen benoemen. Toen ging ik herhalen. Wat was dit ook al weer?
Ik liet de kinderen hun vinger opsteken zodat ze het niet voor zouden zeggen aan de andere kinderen. Zo liet ik iedereen zelf na denken.
Ik betrok ook spullen uit het klaslokaal in mijn les. Welke vorm heeft de klok? Dit had ik van te voren niet gepland, maar ik vond het een mooie
aanvulling voor mijn les.
Het verliep goed. Ik merkte op, met veel hulp van Anne, welke kinderen het nog lastig vonden.
Stapeltijd ging ok.
Ik had alles al klaar gelegd op de schotten na. Dit had dus beter gekund. Ik had geen tijd meer om schotten te gaan halen, dus ik heb prentenboeken
gebruikt. Ik was bang dat de kinderen zouden worden afgeleid door de boeken, maar dit was niet zo. Het bleek een goede alternatief te zijn.
De kinderen die ik had zaten al klaar bij mij aan tafel terwijl Anne de andere kinderen een taakje gaf.
Ik dacht dat ik het beste pas kon gaan beginnen wanneer ook de andere kinderen aan het werk waren. Anders zou er tijdens mijn instructie nog te veel
onrust zijn in het lokaal.
Maar om de aandacht al vast te krijgen speelde ik met de kinderen een kort spelletje. Doe je armen over elkaar en doe mij maar na.
Ik maakte hele kleine bewegingen die de kinderen na moesten doen. Dit verliep heel goed. Zo bleven ze van de materialen af die voor hun lagen, waren
ze rustig en had ik de aandacht zodat ik snel kon beginnen wanneer de andere kinderen ook een taakje hadden gekregen.
Het duurde eventjes voordat de kinderen de werkvorm begrepen, maar uiteindelijk hebben de kinderen goed en intensief gewerkt met de vormen.
De volgende keer zal ik proberen nog duidelijker te zijn met mijn instructie zodat de kinderen sneller begrijpen hoe de werkvorm werkt.
De kinderen hebben veel geleerd. Om de opdracht goed uit te voeren moesten de kinderen namelijk onthouden wat de naam van elke vorm was,
anders konden ze de opdracht niet uitvoeren. Na de stapeltijd heb ik kort met de kinderen gevalueerd.
Zelfs na mijn les besprak ik af en toe met de zwakkere leerlingen de vormen. T zat in de bouwhoek en hier besprak ik met hem de vormen waarmee hij
aan het bouwen was. Hij vond de vorm driehoek lastig, maar toen ik op het einde van de dag aan hem vroeg: Hoe heet dit? wist hij het antwoord. Dit
deed ik ook bij andere kinderen. Ik merkte op dat het herhalen goed werkte.
Anne had verwacht dat het voelen niet zou werken, maar doordat ik er later op terug kwam en het besprak met de kinderen heeft het toch een groot
aanwinst geleverd voor mijn les.
Verder kreeg ik als tip van Anne dat ik me bewuster bezig moet houden met het overzicht houden. Ik moet bewuster rond kijken.
Ik mag nog consequenter en duidelijker zijn.
Ze gaf me de tip om, wanneer een kind ongepast gedrag vertoont, een kleine hint te geven zodat je les niet wordt onderbroken. Oogcontact, in je
vingers knippen etc. Ik was namelijk tijdens mijn rekenles best veel tijd kwijt aan R. Dit duurde te lang waardoor de aandacht niet meer bij mijn les lag
maar op R.
Verder gaf ze de tip om de vormen in de kringgesprek niet individueel met de zwakkere leerlingen te bespreken, maar met de groep.
Ik moet zorgen voor meer interactie en ik moet heel de groep laten meedenken. Dus door i.p.v. n kind te laten denken over de naam van een vorm,
moet ik heel de groep laten nadenken. De groep kan dan zo het andere kind helpen. Ik moet meer klassikale vragen stellen.