Vous êtes sur la page 1sur 87

BEKNOPTE

VIERHANDELING
OVER

HET NUT DER BEOEFENING


VAN DE

ALGEMEEN E,
DAT IS :

OUDE, MIDDELEEUWSCHE EN HEDEN


DAAGSCHE

MUNT- EN PENNINGKUNDE.
DOOR

P. O. vAN DER CHIJS,


Phil. Theor. Mag. Liter. Human. Doctor, lid der Maatschappij van
Nederl. Letterkunde te Leiden en eerelid van die van Weldadig
heid te 's Hage.

#(#

TE LEIDEN, BIJ
J.

C.

C Y F V E E R.

1 82 9.

VO O R, R, E D E.
-=)<>gs

Sedert

mijne vroegste jeugd, maakte het

bezigtigen van munten en gedenkpenningen,


eene mijner grootste genoegens uit; en zoo
ik in de beoefening van kunsten en weten
schappen eenige vorderingen heb mogen ma
ken, dan voorzeker is de gedurige behandeling
der geldspecin en gedenkmunten van oude
en nieuwere tijden, van Nederland zoowel
als van vreemde landen, mij daarin niet
weinig behulpzaam geweest.

Het getal munten en gedenkpenningen,


wanneer men die in allerlei metaal te zamen

neemt, zal misschien niet veel minder dan

honderd duizend bedragen, en vermeerdert,


gelijk ieder weet, nog telken jare; - men
ziet dus hoe uitgebreid het veld dezer studie is.
Ik heb in de volgende regels, welke eerst
in het Latijn uitgegeven zouden zijn gewor
den, doch van welk plan ik daarna, om re

denen, welke men gemakkelijk gissen kan,


teruggekomen ben, het nut der beoefening

BEKNOPTE

VER HANDELING
OVER

HET NUT DER BEOEFENING


VAN DE

ALGEMEEN E,
DAT IS :

OUDE, MIDDELEEUWSCHE EN HEDEN


DAAGSCHE

MUNT- EN PENNINGKUNDE.
-=e)<B>Ge

Het

is ten allen tijde, door alle beoefena

ren van kunsten en wetenschappen, en onder


deze inzonderheid door hen, die in dezelve uit

blonken, als eene onwedersprekelijke waarheid


beschouwd en aangenomen, dat het gezegde van
cicERo niet geloochend kan worden, wanneer
hij, in de verdediging van den dichter ARCHIAs,
aanvoert, dat alle kunsten en wetenschappen door
eenen onderlingen band vereenigd en door eene
zekere bloedverwantschap als het ware verbon
den zijn.

Deze band, hoezeer zij ook bestaat, wordt bij


alle vakken van wetenschappen niet altijd op
gemerkt; men miskent vaak het nut van de eene

of andere wetenschap, omdat men haren welda


digen invloed op andere harer zusteren niet zoo
dadelijk bemerkt; men veracht dikwerf wat men

niet kent, en hoewel 't geenszins het geval


is bij personen van ware en grondige geleerd
heid, dat zij de eene of andere wetenschap min
achten, alleen omdat zij die niet kennen, heeft
echter maar al te dikwerf het gevoelen der

groote meenigte eenen aanmerkelijken invloed


op de algemeene denkwijze.
Onder die wetenschappelijke vakken, welker
beoefening bij ons te lande nog niet algemeen
op haren regten prijs en waarde geschat wordt,
behoort de oude, middeleeuwsche en heden

daagsche of met n woord de Algemeene


Munt- en Penningkunde, eene wetenschap,
welker naauw verband met de meeste kunsten
en wetenschappen wij in deze verhandeling zul
len pogen te betogen. Vooraf echter doen wij
hulde aan diegenen onder onze landgenooten,

- 3 -

wier ijver in de beoefening der munt- en pen


ningkunde boven allen lof verheven is, en zelfs

door geleerde vreemdelingen bewonderd wordt,


landgenooten aan wie de lezing onzer verhande
ling weinig nut zoude aanbrengen.
Wij zullen ons betoog van het belangrijke der
beoefening van de Algemeene Munt- en Penning
kunde, zoo veel mogelijk, geleidelijk uiteen zetten.
Ten eerste dan willen wij aanwijzen het ver
band tusschen Munten en Penningen, en de
beoefening van de Algemeene geschiedenis
der volken.

Gelijk de Algemeene geschiedenis zich het


meest gevoegelijk in drie hoofdafdeelingen ver
deelt: de oude, die der middeleeuwen en de

hedendaagsche, alzoo worden ook de Munten


en Penningen in drie groote klassen gescheiden,
namelijk de munten der oude volken (Gedenk
penningen werden toen volgens de meeste waar
schijnlijkheid nog niet gevonden), de Munten
en Gedenkpenningen der Middeleeuwen, en
eindelijk de Munten en Gedenkpenningen der
hedendaagsche volken.
1 %

- 4 -

Zoo lang de geschiedenis fabelachtig is, treft


men, ten gevolge van de toenmalige geringe be
schaving, nog geene munten aan, in de vroegste
CeUlWeIn

woog

men elkander de edele metalen

slechts toe, welke naderhand van eenig merk


teeken voorzien werden, maar naauwelijks begint
er meer zekerheid in de geschiedenis te komen,
of men ziet langzamerhand bij de verschillende
volkeren der oudheid

Munten te voorschijn

treden, dezelve vormen, reeds na weinige eeuwen


van derzelver ontstaan, als het ware onafgebro
ken reijen en bieden ons in de beeldtenissen

van de geregeerd hebbende vorsten (zoo als, om

maar n voorbeeld bijtebrengen, van de oude


koningen van Macedonie), een allerbelangrijkst

hulpmiddel aan voor de beoefening der geschie


denis in de opvolging der vorsten, gelijk zij ook
zelfs gediend hebben om diezelfde opvolging aan
tevullen bij vorsten, wier namen in de nog overig
zijnde geschiedboeken niet meer voorkomen, zoo
als b. v. door den beroemden penningkundigen
JoHANNEs Foy VAILLANT ten opzigte van het geslacht
der Arsacidische vorsten in Azie geschied is.
W

Beschouwt men de achtereenvolgende munten


der verschillende Grieksche staten en derzelver

volkplantingen in verband met de in de ge


schiedboeken verhaalde gebeurtenissen en andere
nog overig zijnde gedenkteekenen, zoo verkrijgt
men een veel klaarder denkbeeld van de Grieksche

geschiedenis in derzelver geheelen omvang, dan


wanneer men niets dan de enkele historiebladen

raadpleegt.

Hetzelfde is het geval met de Romeinsche en


andere oud-Italiaansche munten in verband met

de geschiedenis. Wanneer men eene verzameling


bezit (gelijk niet zoo geheel moeijelijk te verkrij
gen is) van de oude assen, de familie- en keizer
lijke munten der Romeinen, tot op de vernietiging
van het Westersche rijk of ongeveer het einde
der vijfde eeuw na

emistus,

bezit men een uit

stekend hulpmiddel tot aanleering van dat ge

deelte der Algemeene wereldgeschiedenis, hetwelk


den tijd van de opkomst, heerschappij en on
dergang der werelddwingeren bevat.
Wil men de geschiedenis der Macedonische
vorsten, (gelijk wij reeds hiervoren met een woord

- 6 -

aanstipten), der Syrische of der latere Egyptische


koningen, onder den naam van Ptolemen be
kend, bestuderen, men raadplege daarbij den
rei hunner gedenkteekenen in metaal, dat is
hunne munten, welke den navorscher der ge

schiedenis een uitstekend hulpmiddel aan de


hand geven.
Het duistere der middeleeuwen, de groote

moeijelijkheid der beoefening van de geschiede


nis derzelve, wordt reeds door de reeksen van

Munten en Gedenkpenningen niet weinig opge


helderd en veraangenaamd; de rei van munten
der Duitsche keizers, der Frankische vorsten, der

Engelsche en Spaansche koningen, eindelijk der


verschillende Nederlandsche Hertogen, Graven en
Heeren; - in Azie de reijen der Arabische,
Turksche, Perzische , Indische en andere Oos

tersche

munten,

zijn allerbelangrijkst voor hem,

wien het te doen is om de geschiedenis grondig


te bestuderen.

En wat zullen wij zeggen van het belang


wekkende der hedendaagsche Munten, vooral
der hedendaagsche Gedenkpenningen, voor de

- 7 -

beoefening der algemeene geschiedenis van de


jongst verloopene eeuwen en van de dagen
welke wij zelve beleefd hebben? Wij zouden
bijna durven beweren dat alleen door middel
van eene zoo volledig mogelijke reeks Munten
en Gedenkpenningen der nieuwere vorsten en
volken, men een jongeling van goeden aanleg,
met behulp van een weinig mondelijk onderrigt,
uitmuntende vorderingen in de algemeene ge

schiedenis zoude kunnen doen maken. Hoe

ge

makkelijk toch is het uit de reeksen der Munten

van Engeland, van Frankrijk, van Spanje,


van Napels, - uit de geldspecien van Zweden,
van Denemarken, van Polen, van Rusland
/

enz. enz., zich de opvolging


tijd hunner troonsbeklimming,
regering enz. eigen te maken.
zegt, hoe gemakkelijk kunnen

der vorsten, den


den duur hunner
Maar, wat meer
wij ons de voor

naamste daden van hun bestuur in het hoofd

prenten door middel der Gedenkpenningen, onder

hunne regeringen geslagen. - Wij weten en


bekennen het, de zoogenaamde pragmatische

beoefening der geschiedenis kan uit het zien

- 8 -

van munten niet verkregen, deze beschouwing


der geschiedenis kan uit het behandelen van
Gedenkpenningen niet opgedaan worden, maar
wij gelooven toch dat niemand zal loochenen,
dat zij een geschikt middel aan de hand geven
om de wereldgebeurtenissen in derzelver opvol
ging gemakkelijk na te gaan en te volgen (het
geen toch de eenige bron van de pragmatische
beoefening der geschiedenis is), en dat door ons
de belangrijkheid der beoefening van de oude,
middeleeuwsche en hedendaagsche Munt en Pen
ningkunde buiten alle kijf gesteld kan worden.
In de tweede plaats, willen wij het verband
beschouwen tusschen Munten en Penningen
en de geschiedenis der Beschaving en der
Kunsten en Wetenschappen bij de verschil
lende volken des aardbols.

Gelijk de toestand der kunstvoortbrengselen


in het algemeen, steeds getuigt van den graad,
der beschaving bij eenig volk, zoo moeten voor
zeker de Munten en Gedenkpenningen, als ma
kende reeds sedert de vroegste eeuwen een deel
der kunstvoorbrengselen der onderscheidene vol

- 9 -

ken uit, wel degelijk in groote aanmerking ko


men bij de

geschiedkundige

beoordeeling van

den trap van beschaving en den toestand der


kunst, benevens de verschillende stijlen in de
zelve, sedert de vroegste eeuwen tot op die
waarin wij thans het geluk hebben te mogen
leven. De schrijvers der oudheid roemen de
Pheniciers, en, gelijk uit alles blijkt, te regt, we
gens hunne

zucht tOt wetenschappen, en

POMPONIUS

MELA prijst in hen den vindingrijken geest en de


liefde tot de kunsten.

Al hadden wij ook deze

narigten niet, zoo zouden wij toch, volgens de


sierlijkheid hunner munten, dit zelfde oordeel

kunnen vellen. Te regt merkt wINCKELMAN op dat


de Carthaagsche Munten, welke in Spanje ge
slagen zijn (en men weet dat de Carthagers van
Phenicischen oorsprong waren), tot de zeer fraaije
kunnen gebragt worden. De ruwe Munten der
oudere Grieken, de hoe langer hoe fraaijer
wordende stempel der latere, de uitstekend
schoone munten uit de tijden van PERIKLEs en
ALEXANDER, daarna weder het trapswijze afnemen
en eindelijk genoegzaam vernietigen der kunst

in de munten, toen de Romeinen Griekenland

tot een wingewest hadden gemaakt en de kun


stenaars zich naar Italie begaven, terwijl na
derhand Bulgaren, Saracenen en Turken het
Grieksche keizerrijk verwoesteden, zijn ons, al

waren wij met de geschiedenis des volks zelve


niet bekend, een levendig toonbeeld van den trap
der uiterlijke beschaving, en den toestand der
kunsten en wetenschappen bij dat volk in de
verschillende eeuwen van deszelfs bestaan.

Be

schouwen wij daarentegen de lompe, ruwe klom


pen gelds der vroegere Romeinen, en de mun
ten dier zelfde Romeinen onder het Gemeene
best en de verschillende keizers, welke nimmer,

zelfs op verre na niet, de schoonheid der Griek


sche geldstukken evenaarden, wij zullen dadelijk,
en wel des noods alleen hieruit, kunnen bemer

ken, dat beschaving en kunsten bij de wereld


beheerschers nimmer dien graad bereikten als
bij de fijngevoelige Grieken.
De wanstaltige, misteekende, van alle soort
Van

schoonheid

ontbloote munten der middel

eeuwen, toen Barbaren, Keizers en Priesters, we

reldlijke en geestelijke dwingelanden, hunne magt

vereenigden

om het licht der kunsten en weten

schappen uitteblusschen, en toen bijna overal


wansmaak op den troon zat, toonen ons ten aller

duidelijkste dat het menschdom wederom tot eene


soort van kindschheid vervallen was, even als
men in de eerste eeuwen van het ontstaan van

burgermaatschappijen waarnam, de letters der

omschriften op de munten der middeleeuwen zijn


dikwerf zoo ellendig ter nedergesteld, dat men
naar de beteekenis derzelve veelal raden moet,

en de ongeoefende de grootst mogelijke moeite


zoude hebben om een dier omschriften te ont

cijferen; de zoogenoemde bracteaten of holpen


ningen zijn een sprekend bewijs van de grove
onwetendheid en alom heerschende barbaarschheid

in de middeleeuwen; men had namelijk of geene

werktuigen meer om op beide zijden te munten,


of geene stempelsnijders, die in het staal wisten
te arbeiden of in het klein iets welgevormds kon
den voor den dag brengen, waarom men zich
moest vergenoegen met in week metaal of ook
wel in hard hout eene soort van stempel te snij

den, ten einde den vorm eenigzins met eenen ha


mer in het lood te kunnen slaan.

Toen eindelijk de grootste duisternis begon te


wijken, en langzamerhand plaats ging maken voor
het licht der letteren, hetwelk aanbrak door de

beoefening der Grieksche en Latijnsche schrij


vers, de uitvinding der boekdrukkunst, de ont
dekking van Amerika, de gezegende kerkher
vorming, het opdelven, verzamelen en bestude
ren van oude standbeelden, vazen, huisraad, pen
ningen en andere voorwerpen van kunst enz.,
had deze verandering in den beschavingstoestand
ook dadelijk eenen aanmerkelijken invloed op het

uiterlijke der munten, trapsgewijze verbeterden


dezelve, en wel aanvankelijk in Italie, die oude
kweekschool van kunsten en wetenschappen, (van

waar de verbeterde Munten en Gedenkpennin

gen onder de hedendaagsche volkeren hunnen


oorsprong hebben (*)), en bereikten eindelijk door
(*) Het zijn de Medicissen waaraan de nieuwere Mun
ten en Penningen zoo veel fraaiheid te danken heb
*

ben. LoRENzo DE MEDICIs, die zich door zijne genegen


heid jegens de kunsten vereeuwigd heeft, verzamelde

13
het navolgen van de uitmuntende voorbeelden
der ouden, eenen graad van voortreffelijkheid,
welke, niet alleen wat den -stempel van vele
gedenkpenningen betreft, maar ook ten opzigte
van geheele reeksen van muntstukken, vooral
bij de Engelschen, Franschen, eenige Duitsche
vorsten en de Noord-Amerikanen

(die der

Zui

delijke staten hebben nog geenen hoogen graad


van voortreffelijkheid bereikt), in weinig voor de
fraaiste Siciliaansche of Atheensche munten te

wijken hebben.

Zoo zijn dan de munten en gedenkpenningen


ook bij de hedendaagsche volken sprekende be

wijzen van den toestand der beschaving en der


kunsten bij dezelve (*).
het eerst Grieksche en Romeinsche munten en vormde

door middel dier verzameling en de aanmoediging

welke hij mannen van aanleg schonk, bekwame kun


stenaars. Een derzelve is JoHANNEs CARINo, die onder

de staal en stempelsnijders altijd eene aanzienlijke plaats


zal bekleeden.

(*) Wij kunnen bij deze gelegenheid ter lezing zeer


aanbevelen de verhandeling van den beroemden letter
en oudheidkundigen C. A. KLotz: de munten van een

- 14

In de derde plaats willen wij het verband


beschouwen tusschen de

beoefening der munten

en penningen en die der Tijdrekenkunde.


volk als bewijzen van den wasdom, bloei en het verval

der kunsten bij hetzelve in de Mnemosijne van de Hee


ren H. W. TYDEMAN

en N. G. vAN KAMPEN vertaald

medegedeeld, naar aanleiding van Beytrag zur Geschich


te des Geschmacks und der Kunst aus Mnzen. Alten

burg 1767. Deze verhandeling is een uitstekend fraai


stuk, hetwelk men niet zonder de grootste voldoening
uit de hand zal leggen. Wij nemen er alleen dit
voorbeeld uit over: Hoe naauw met de verbetering

der wetenschappen en kunsten in een land ook eene


betere gestalte der munten verbonden zij, kunnen wij
onder anderen ook uit voorbeelden van Rusland zien.
Geene van alle

Europesche munten hebben een zoo

lomp en slecht aanzien gehad, als de oude Russi


sche munten. De ellendige stukken uit de middeleeu
wen schijnen nog beter uitgevallen te zijn dan deze.
Maar datzelfde tijdpunt, toen PETER I de Schep
per eener nieuwe Natie werd en de zanggodinnen in

landen invoerde, die haar te voren niet gekend had

den, is ook het tijdpunt des verbeterden muntwezens


in Rusland. Onder de regering der Keizerin ANNA
zijn gedenkpenningen geslagen, die onder de aller
A

- 15 -

Het plaatsen van jaartallen op de munten was


in de vroegste eeuwen nog niet in gebruik, en
ten aanzien van dezen tijd, kunnen ons de mun
ten weinig hulp toebrengen, maar in later eeuwen
raakte het in zwang, om het jaar van de rege
ring des Vorsten, met wiens beeldtenis de munt
bestempeld wierd, mede daarop te plaatsen; iets
waardoor menig duister punt in de geschiede

nis is opgehelderd geworden; - wel is waar


dat de verschillende wijze van rekenen (men

noemt die tijdrekeningen in het Latijn aerae)


eenige moeijelijkheid veroorzaakt, maar er zijn
menigvuldige middelen om deze zwarigheden
optelossen en weg te nemen.

Bij de Romeinen kan men dikwerf zien in welk


regeringsjaar van den Keizer eene voorkomende
munt geslagen is. Wanneer men let op het getal,

uitgedrukt achter de woorden Tribuniciae Po


z

schoonste behooren en nog

tegenwoordig houdt Rus

land dezen roem staande.


Men moet echter bekennen dat de meeste
naars, even als bij de

vervaardigers

kunste

van de fraaiste

munten der Romeinen het geval was, uitlanders zijn.

- 16

testatis of van de aanvaarding van den titel van


Gemeensman. In het Oostersche Rijk, gelijk trou
wens over het algemeen gedurende de mid
deleeuwen, wordt het wederom moeijelijk door
middel van de munten eenige hulp aan de
beoefening der Tijdrekenkunde toe te brengen,

maar

op het laatst dier middeleeuwen en bij het

aanbreken van het tijdvak der hedendaagsche


geschiedenis, bewijzen munten en vooral gedenk
penningen uitstekende diensten. Verondersteld
dat alle boeken verloren konden gaan, zoude
men nog, door middel van de reeksen munten
en

gedenkpenningen, den juisten tijd van de

voornaamste gebeurtenissen uit de nieuwere ge


schiedenis bewaard vinden.

Wij gaan over om ten vierde het belang


rijke van de beoefening der oude, middel
eeuwsche en hedendaagsche munt en penning
kunde te betoogen ten aanzien van de Aard
rijkskunde.

Stellen wij ons daarin aanvankelijk slechts


alleen de reeks der munten van de oude volken

voor den geest, wat zien wij dan ten opzigte

der aardrijkskunde? immers vinden

wij

ImUln lIl

van bijna alle landen welke aan de ouden bekend

zijn geweest, zoowel in Europa, als in Azie en


Afrika? Schikken wij nu deze oude munten in
eene aardrijkskundige orde, welk een gemak
brengen zij ons dan niet aan in de beoefening
der aardrijkskunde. Zoeken wij vervolgens de
munten der kleinere afdeelingen van de landen
uit, zoo als in Gallie de munten van Aquita
nia, van Gallia Narbonensis, van Gallia Bel

gica enz., in Hispanie de munten van Baetica,


Hispania Tarraconensis, Lusitania enz., in

Italie van Hetruria, Latium, Samnium, Apu


lia en andere deelen van Groot Griekenland

enz. enz; daarna de munten der verschillende

steden, zoo als van Avaricum (Bourges), Mas

silia (Marseille), Nemausus (Nimes), Lugdu


num (Lyon), Tornacum, (Doornik), enz. enz.
in

Gallie;

van

Hispalis (Sevilla), Julia

Traducta (Tarifa), Corduba (Cordova), Car

thago nova (Carthagena), Caesar Augusta (Sa


ragossa), Emerita (Merida), in Hispanie; van
Cosae , Populonia, Veliternum, Alba, L4e
2

- 18 -

sernia, Larinum, Acherontia, Arpi, in Ita

lie enz. enz., hoezeer geraken wij dan niet on


gevoelig met een groot gedeelte, niet alleen van
den geheelen omvang der oude aardrijkskunde,
maar zelfs van de onderscheidene deelen derzelve

bekend, en wat geen gering voordeel te schatten


is, hoezeer krijgen wij door de behandeling en
bestudering der oude munten aanleiding tot meer
gezette oefening in de vergelijkende aardrijks

kunde, iets hetwelk reeds zoo even bij het op


noemen van de oude en hedendaagsche namen
van eenige steden den lezer dezer verhandeling
in het oog is moeten vallen.
Wat wij boven ten opzigte der oude munten
aanvoerden, geldt ook ten aanzien van de mun
ten der middeleeuwen in betrekking tot de ken
nis der aardrijkskunde van dien tijd. De om
vang van het rijk of het gebied van den vorst,
wiens naam, naamcijfer of beeldtenis op de munt
gevonden wordt, blijkt doorgaans uit het omschrift
en den rei zijner titels; men zoekt deze landen

op daartoe vervaardigde kaarten, prent zich de

toenmalige namen der rijken, derzelver verdeeling

- 19 -

en ligging door behulp van de behandeling der


munten, (en op het laatst der middeleeuwen ook

der gedenkpenningen), in het hoofd, en aldus


wordt men allengskens gemeenzaam met de zoo
moeijelijk te verkrijgene kennis van de aardrijks
kunde dier tijden. Let men daarenboven op de
namen der steden welke op die munten in grooten
getale voorkomen, dan bemerkt men ras en leert

men zonder veel moeite de namen van zoodanige

steden kennen, welke in de middeleeuwen bloei


den en daardoor meestentijds het regt verkre

gen tot het munten van geldstukken, zoo be


speurt men, om maar n voorbeeld bij te brengen

alleen door in de vroegste eeuwen aldaar ver


vaardigde munten, den ouden bloei van Utrecht,
van Medemblik, van Deventer, van Dordrecht,
Wijk bij Duurstede, Brussel, Gend, Maas

tricht, Echternach en vele andere steden van


ons Vaderland.

In onze dagen is het nut van de beoefening


der nieuwere of hedendaagsche munt en pen
ningkunde, ten opzigte van de Aardrijkskunde,
niet minder in het oog loopende; de hedendaag
2 *

sche munten en penningen toch geven een


overzigt van den geheelen bekenden aardbol,
voor zoo verre eenige besehaving op denzelven

is doorgedrongen, en leeren ons een aantal


kleine deelen van denzelven uitvoerig kennen.
Immers welk een hulpmiddel zijn de mun
ten der verschillende Duitsche staten niet in

de zoo moeijelijke beoefening der Aardrijkskunde


van het uitgestrekte en in zoo vele kleine
deelen gebrokkelde Duitschland? voor de kennis
der verschillende kantons van Zwitserland; der

kleine staten van Italie, enz. enz? en welk een


gemak brengen de onderscheidene Groningsche,
Geldersche, Hollandsche, Henegouwsche, Vlaam
sche, Luxemburgsche en andere geldstukken
aan den vreemden beoefenaar van onze voorma

lige Nederlandsche muntstelsels niet aan, om zich


de namen der verschillende gewesten, waarin ons
vaderland verdeeld is, op eene gemakkelijke wijze
in het hoofd te prenten?
Wij meenen in deze weinige regelen genoeg
gezegd te hebben omtrent het aanmerkelijk nut,
hetwelk de beoefening der oude, middeleeuwsche

en hedendaagsche Munt en Penningkunde voor

de studie der Aardrijkskunde ten gevolge kan


hebben, en willen er alleen dit nog bijvoegen,
dat de verschillende stedemunten, munten van

eilanden, alsmede de onderscheidene geldspecien


der buitenlandsche volkplantingen van de Euro
pesche mogendheden, mede veel gemak aanbren
gen in het aanleeren van de geographische lig
ging van die allen, wij houden dit punt nu
voor afgehandeld en gaan over om:
Ten vijfde aantewijzen

het verband tusschen

Munt-, en Penning- en de Fabelkunde.

Geen wel opgevoed mensch zal ontkennen


dat de beoefening der oude fabelkunde niet al
leen een punt is, hetwelk tot de veraangena
ming des beschaafden levens bijdraagt, maar ook
wel degelijk tot nut in hetzelve kan verstrek

ken; duizende toespelingen toch op de fabel


kunde van Grieken en Romeinen worden er
nog in onze dagen gemaakt, welke niet zonder

oppervlakkige, dikwerf niet zonder naauwkeurige


kennis dier fabelkunde, kunnen verstaan worden.
Aangenaam moeten ons dus alle hulpmiddelen

22

zijn, welke de aanleering dier fabelkunde of de


middelen tot onderhouding van het geleerde
aan de hand geven. Onder deze middelen be
slaat de penningkunde eene eerste plaats. Op
de keerzijden van een zeer groot aantal gedenk
penningen vindt men tooneelen van, of toespe
lingen op verhalen uit de fabelkunde der Grie
ken

en Romeinen,

meer zeldzaam uit die der

Indiers en Noordsche volken. A. De geestigheid


dier toespelingen is dikwerf zeer groot, en men
kan dus ook de behandeling en beoefening der
gedenkpenningen als nuttig voor de Fabelkunde
aanprijzen.
Wat de munten betreft, men vindt er, on

der die der middeleeuwen in 't geheel geen, en

onder die van onzen leeftijd slechts zeer weinige


welke in eenige betrekking tot de Fabelkunde
staan, maar de geldstukken daarentegen der oude
volken, vooral die van Grieken en Romeinen

zijn zeer leerzaam, ook met betrekking tot dit


onderwerp; men vindt toch niet alleen op de
zelve vele toespelingen op de fabelen bij de
dichters en prozaschrijvers vermeld, maar ook

23
de afbeeldingen der goden en godinnen, zoo als
van JUPITER, JUNo, MINERvA, MARs, DIANA, enz.

van helden, zoo als van HERCULEs, de DioscUR1


of CASroR en PoLLUx enz., en die van als per
sonen voorgestelde, denkbeeldige wezens, zoo
als PIETAs, MoNETA, ANNONA, FORTUNA MULIE

BRis, sPEs, enz, enz.; welke alle nergens el


ders dan in de weinig talrijk overgeblevene
beelden uit de oudheid en op gesnedene stee
nen zoo juist als hier voorkomen.
-

Een ander en wel het zesde deel van ons

betoog zal nu bestaan in de behandeling van


het nut, uit de beoefening der oude en he

dendaagsche Munt en Penningkunde voort


spruitende, voor de kennis aan de gelaatstrek

ken der personen welke op aarde in een of


ander opzigt meer of min beduidende rollen
gespeeld hebben.

Wij durven gerust beweren dat het grootste


aantal van ware of echte afbeeldingen van alle

voorname personen op den aardbol, op Munten


en Gedenkpenningen gevonden wordt, van ve
le derzelve wordt zelfs d beeldtenis nergens

- 24

elders meer aangetroffen. De gelaatstrekken der


Keizers, der Koningen, der Prinsen, Hertogen,
Graven enz., enz. welke immer geregeerd heb
ben, alsmede van derzelver echtgenooten, kin
deren en bloedverwanten, worden voor het groot
ste gedeelte bewaard, in vroegere eeuwen op
hunne

Munten

alleen,

in lateren tijd ook op

hunne Gedenkpenningen. Zelfs verschaften de


oude Munten bij de herleving der Letteren, en
ook nog in later tijd, het eenige hulpmiddel,
om de opgedolvene standbeelden van Keizers,
Koningen en andere voorname personen te her
kennen, als op welke beelden geene namen

gevonden werden, die de munten daarentegen


droegen.

Door middel van de kennis aan de

gelaatstrekken dier personen kan men zich de


geheugenis aan dezelve beter hernieuwen, even
als men zich het gebeurde omtrent iemand, wien

men voorheen aanschouwd heeft, gemakkelijker


kan herinneren dan van hem, wiens afbeeldsel
men zelfs nimmer te voren zag.
Wat wij zoo even omtrent Keizers, Konin

gen en verdere soorten van vorsten, benevens

25

van derzelver echtgenooten enz. aanvoerden,


geldt in geene mindere mate omtrent de af
beeldingen van andere personen, welke op aar
de eene groote rol hebben gespeeld, het zij
zulks in het krijgsveld of wel in het gebied der
letteren en wetenschappen plaats gehad hebbe.
Vooral de gedenkpenningen der latere vol
ken, en daaronder die van onzen leeftijd, zijn
voorzien met een aantal afbeeldingen van man
nen, beroemd door hunne oorlogsdaden, door

hunne menschenliefde, door hunne bedreven


heid in alle vakken van kunsten en weten

schappen.

Zoo

toonen

ons

de

penningen

een beknopt bestek de beeldtenissen van

in

eenen

MAURIts, FREDERIK HENDRIK, MARLBoRoUGH, Prins

evgenius, TURENNE, wELLINGTON en andere


krijgshelden, van DE RUITER, TRoMP, DU QUESNE,
JEAN BART, NELsoN en andere zeehelden, van

raaski is, nowand, Nieuwenhuijzen, wilden


FoRCE, (zoo wij hopen ook eenmaal van vAN
DEN Bosch) en andere menschenvrienden; van

BoERHave, GALILEI, LINNAeus en honderde an


deren, te veel om op te noemen, en waar
-

26
OW'er

geheele penningwerken afzonderlijk zijn

uitgegeven. Waar elders, behalve in groote

prentverzamelingen, vindt men zich den weg


geopend, om op eene meer gemakkelijke wijze
bekend te worden met de gelaatstrekken van zoo
vele duizende groote mannen, waar elders, wij
herhalen zulks, dan in de reeksen Gedenkpen
ningen, welke ons iedere, zelfs eene middel
matige verzameling, aanbiedt? en welk een ge
noegen en leering is er aan de beschouwing
dier afbeeldingen niet verbonden ?

Na al het aangevoerde meenen wij het er ge


rustelijk voor te kunnen houden, dat niemand
het nut der beoefening van de oude, middel
eeuwsche en hedendaagsche Munt- en Penning

kunde ook in dit opzigt in twijfel zal trekken.


Een zevende punt is het verband hetwelk
er bestaat tusschen de studie der Algemeene

Munt- en Penningkunde en de beoefening der


wapenkunde (heraldie), der geslachtkunde (ge
nealogie) alsmede de kennis der titels van ver
schillende vorsten.

Dikwerf, en niet ten onregte, hebben wij lui

'

27

de klagten gehoord over het moeijelijke om zich


eenige, zelfs slechts oppervlakkige, kennis te ver
werven van de wapenen van landen, provin
cien en steden, de geslachten der verschillende
vorstenstammen of derzelver genealogie, gelijk

men het met een onduitsch woord noemt , als


mede over het aanleeren en in het geheugen
prenten van de verschillende titels, welke door

onderscheidene vorsten gevoerd worden.


Wat nu de wapenkunde betreft, de beoefe
ning derzelve komt niet te pas vr de munten
der twaalfde eeuw, wanneer, ten gevolge der
kruistogten, het voeren van wapenen, ter on
derscheiding der krijgsbanieren van verschillende
volken op de heirtogten naar, en bij het strijden

in het Heilige land, in gebruik geraakte. Maar


sedert het invoeren der wapenen, ook op de
muntstukken van de onderscheidene landen van

Europa, is derzelver getal, dat aanvankelijk


slechts gering was, langzamerhand zoo zeer uit
gebreid, en vervulde dermate de keerzijde van
een aantal munten, dat men door het veelvul
dig beschouwen van vele soorten van munten

- 28 -

uit verschillende landen, belangrijke vorderingen


in de wapenkennis kan maken. De wapenteeke
nen, niet alleen van landen en gewesten, maar
ook van een aantal steden, ja zelfs van eene

groote meenigte aanzienlijke geslachten, zijn door


middel der Munten en Gedenkpenningen op eene
gemakkelijke wijze aan te leeren; vooral wan
neer men daarbij gebruik maakt van de om
schriften, welke meestal, in geval van duister
heid, de noodige opheldering geven.
Ook veel van hetgeen tot den geheelen om
vang der heraldie betrekking heeft, kan met
behulp van eenige en wel zeer weinige boeken,
door middel vooral van de Duitsche Munten en

Gedenkpenningen, worden aangeleerd.


Wij maakten ook melding van het nut, het
welk de geslachtkunde of genealogie uit de be
oefening van Munten en Penningen kan trek
ken; wij meenen tot het betoog hiervan niet
vele woorden te zullen

behoeven,

het valt toch

eenen ieder in het oog dat in de opvolging der


vorsten, men volgens de Munten en Gedenk

penningen zeer veel aanleiding en ook dikwijls

- 29 dadelijk onderrigt ontvangt nopens de betrek

king waarin de eene vorst tot den anderen stond,


hoe vele penningen geven ons te kennen met
welke prinses zich niet alleen de een of andere
vorst, maar zelfs met welke vrouw zich de een

of andere burger uit een aanzienlijk of deftig


geslacht in den echt heeft verbonden, weder

om zien wij op eenige Munten en Penningen


drie of vier broeders bij elkander afgebeeld
(het zij de zeldzame gebeurtenis, dat zij te ge
lijk regeerden tot eene dusdanige afbeelding
aanleiding gaf, of wel eene andere reden); op

andere penningen zien wij weder de moeder of


de zuster of de kinderen van eenen regerenden
vorst, terwijl de omschriften ons te kennen ge
ven wie de bedoelde personen zijn en tot wel
ke maagschap zij behooren.
Alleen met behulp van Hubners bekende

Geslachtkundige

Tafelen

meenen wij dat de

meeste nieuwe Munten en Penningen tot aan


het begin der vorige eeuw, (wanneer gemeld
werk in het licht werd gegeven), ten opzigt der

- 30 -

Genealogie met genoegen kunnen beschouwd en

met

nut behandeld worden.

Dit nut heeft vooral niet het minst plaats door


de verschillende titels der vorsten, welke men
op de Munten en Gedenkpenningen (meestal ech
ter bij verkorting) aantreft, ook deze titels, op
zich zelve beschouwd, maken de beoefening der
oude, middeleeuwsche en hedendaagsche munten

en gedenkpenningen

overwaardig,

het is toch

eene zekere waarheid dat de kennis der titels in

deze wereld van veel nut is, en dat dus de

namen der verschillende waardigheden van vorsten

en andere voorname personen door den beoe


fenaar der geschiedenis verdienen gekend te
worden. Sedert de vroegste eeuwen, toen het
gebruik van titels het eerst ontstond, tot op
onzen leeftijd toe, zijn er zoo vele vorsten ge
weest, dat het bijna niet mogelijk is, de titels

van ieder hunner in het bijzonder, of zelfs alleen


van de verschillende vorstengeslachten zuiver in
het geheugen te bewaren. Het is daarom, dat
de beoefening der Algemeene Munt en Penning

31
/

kunde, een geschikt middel aan de hand geeft,

om ons dezelve goed eigen te maken, namelijk


door het veelvuldig behandelen van allerlei soort
Van

ImU1nten

en gedenkpenningen,

om uit dui

zenden slechts een voorbeeld bij te brengen,


wil men den voormaligen titel der Duitsche
Keizers bij verkorting weten, men leze slechts het

omschrift op een muntstuk van een dier vorsten.


. Het karakteristieke der verschillende volken,
vooral het onderscheid tusschen de Oostersche

en Westersche, loopt, alleen door de titels

op

de Munten en de Gedenkpenningen, genoeg in


het oog.

w,

Wederom bestaat er een groot verband tus


schen de beoefening der Algemeene, of

der oude, middeleeuwsche en hedendaagsche


Munt- en Penningkunde, en de kennis aan

de gebruiken, klederdragten, gebouwen, vaar


tuigen, wapenen enz. enz. der verschillende
volken des aardbols.

De voorzijde der Munten en Penningen ver


toont ons meestentijds het afbeeldsel

van

de eene

of andere Heidensche godheid, van eenen vorst,

- 32 -

of van eenig ander voornaam persoon, het zij


ten voeten uit, hetgeen zeldzaam, of wel, het
geen het meest voorkomt, alleen het kopstuk
of borstbeeld derzelve. Is de Munt of Penning

nu van fraaije bewerking en goede bewaring,


of wel van eene vrij aanzienlijke grootte, dan
kan men, uit het aanschouwen derzelve, een
aantal verschillende hoofdsiersels, kleedingstukken

en wapenrokken, zoo als die elkander in de


wisseling der eeuwen bij de onderscheidene vol
ken des aardbols vervingen, leeren kennen, iets
waarvan het nut niet in twijfel kan getrokken
worden. Maar het zijn voornamelijk de rugge
stukken of keerzijden der munten, en nog wel
het meest die der latere gedenkpenningen, welke
ons bekend maken met een aantal gebruiken,
gebouwen, vaartuigen enz. der volken, . welke

onze aarde op verschillende tijdstippen en op


onderscheidene plaatsen bewoonden. Zoo zien
wij de zinnebeelden der volksspelen bij de Grie
ken op de keerzijden van eenige munten van

dat volk, de wapenrusting der Parthers, der


Armenirs , der Cappadociers en andere natin

- 33 -

op de munten der Romeinen, in later tijd, om


slechts uit den grooten voorraad eenige weinige

voorbeelden bij te brengen, de kleederdragt der


ongelukkige, om het geloof uit hun vaderland
verdrevene Saltzburgers, op den penning, welke
de allerbekwaamste Nederlandsche stempelsnijder
HoLTzhey vervaardigde, ter vereeuwiging van de

liefderijke opneming en verzorging dier Protes


tantsche geloofsgenooten in het gastvrije Neder

land.

Zoo kan ook, om van de gebouwen

mede een voorbeeld bij te brengen, de Span

jaard ,

de Pool, de Rus, zich het voormalige

Amsterdamsche Raadhuis, het tegenwoordige Ko

ninklijke Paleis, in zijn vaderland vertegenwoordigen, door de naauwkeurige afbeelding van het

zelve op een paar Nederlandsche gedenkpen


ningen.

De schepen van verschillende eeuwen en vol


keren, derzelver wapenen, koninklijke en bur

gerlijke hoofdtooisels, muzijkwerktuigen, daaren


boven een groot aantal afbeeldingen van heden

daagsche steden enz. enz., worden getrouwelijk


op Munten en Gedenkpenningen voorgesteld en
-

- 34

kunnen allen, als met eenen opslag van het oog,


overzien worden.

Een ander oogpunt, waaruit de belangrijkheid


der beoefening van de oude, middeleeuwsche
en hedendaagsche Munt- en Penningkunde, mede
beschouwd kan worden, is het kenschetsende
(karakteristieke) in de kunst der aardbewoners
uit alle werelddeelen.

De oude munten in het algemeen, en de Griek


sche in het bijzonder, hebben iets zoo eigenaar

digs, dat men dezelve oogenblikkelijk uit geheele


hoopen van andere kan uitzoeken en onderschei

den. Hetzelfde is het geval met betrekking tus


schen de Grieksche en de echt Romeinsche, dat

is met dezulke, welke oude Romeinsche kunste


naars tot vervaardigers hadden, en niet zoo zeer
die Romeinsche munten, welke door Grieken of

derzelver leerlingen onder de Italianen, gemaakt


zijn geworden. De munten van de Hebren,
Arabieren en andere Oostersche volken onder

scheiden zich dadelijk genoeg door hunne in

het oog vallende opschriften.


Het karakteristieke in de munten der verschil

35

lende volken in de middeleeuwen is minder

groot dan bij de oude en hedendaagsche volken,

echter somtijds nog genoeg in het oog loopend


om opmerking te verdienen.

Bij de natien, welke thans den aardbol be


wonen, blijft altijd nog eene verscheidenheid be
staan, welke zich ook in hunne wijze van slaan
van Munten en Gedenkpenningen openbaart.
De geoefende onderscheidt oogenblikkelijk, en
zelfs zonder het lezen van de woorden des om

schrifts, een Italiaansche van een Fransche Ge

denkpenning, een Spaansche van een Zweed


sche, een Russische van een Portugesche munt.
Ook onze kennis aan de vermenging der
metalen en derzelver gehalte in verschillende
eeuwen, alsmede de zoo belangrijke kennis
van den geheelen omvang der geschiedenis
van de onderscheidene wijzen van vervaar

diging der geldspecien en gedenkpenningen


wordt door de beoefening der Algemeene Munt
en Penningkunde hoogelijk bevorderd.
Het is waarlijk geene onbelangrijke zaak, om
te weten, welke verhouding tusschen het mengw

3 f

36

sel van goud met zilver, van zilver met koper,


tin, lood of andere metalen, er zich in de munt

stukken van verschillende eeuwen en onder


scheidene landen bevindt, want, hoe zuiverder
de muntstukken uit dat

metaal zijn vervaardigd,

waarvoor zij moeten doorgaan en den naam dra


gen (dat is gouden, of zilveren of koperen
munt), des te hooger kan men gerustelijk aannemen
dat de scheikundige behandeling van het munt
wezen in zulk eenen tijd en in zoodanig land
gestegen was. De geldelijke, of om ons mis
schien duidelijker uit te drukken, de financiele

toestand van een land, de goede trouw van


eenen vorst of van een volk, kan veelal afge
meten worden naar de gehalte der openbare

geldmunten, hoe slechter het geld is, hoe armer

gewoonlijk het land, hoe minder openbare trouw,


hoe minder vertrouwen op eene dusdanige re

gering. Een sterk voorbeeld hiervan leveren de


bekende slechte, ja zelfs de zoogenaamde zil
veren munten van het lagere Romeinsche rijk
en de ellendige, kleine, verlaagde koperen mun
ten dier tijden op. Men kent in ons vaderland

37 -

de geschiedenis der rampzalige Hoeksche en Ka


beljaauwsche twisten, men weet in welk eenen

akeligen toestand vooral de tegenwoordige Pro


vincie Holland in die tijden verkeerde. Tot dus
verre leerde men zulks echter bijna alleen uit
gedrukte en geschrevene stukken, maar dezer
dagen is de zaak ook door de munten bewezen
geworden, welke onder de graven wILLEM V,
AALBRECHT, wILLEM VI enz. geslagen zijn, en
waarvan de zoogenaamde zilveren geheel tot die
soort, welke men biljoen noemt, behooren.
Men hale zich verder hierbij het Turksche,

Egijptische en in het algemeen het Oostersche

muntwezen voor den geest, alsmede dat van een


aantal Duitsche vorsten, en raadplege daarbij de
geschiedenis, dan zal men ongetwijfeld onze mee
ning zeer goed begrijpen, en hetgeen wij hebben
gesteld billijken, dat namelijk de beoefening der
Algemeene Munt en Penningkunde, vooral van de
eerste, zeer belangrijk is voor onze kennis aan de

vermenging der metalen en derzelver gehalte in


verschillende eenwen en bij onderscheidene volken.
De kennis van de geschiedenis der onderschei

38

*,

dene wijzen van vervaardiging der geldspecien


en gedenkpenningen wordt mede door de be
handeling van munten en medailles natuurlijk
vermeerderd, want men krijgt daardoor aanlei
ding om over het werktuigelijke in de kunst
van stempelsnijden, het muntschroeven, munt

wegen, kartelen enz. na te denken en onder


zoekingen in het werk te stellen. Zoo bestaat
er onder anderen een zeer fraaije penning ter ge
dachtenis van de invoering der muntschroef in de
plaats van het stempelen der stukken uit de

hand; (*) en vindt men op een denarius van de


familie Carisia de muntwerktuigen, waarvan de
Romeinen zich bedienden, afgebeeld (f).
Thans moeten wij aantoonen het nuttige van

de beoefening der algemeene Munt en Pen


ningkunde, wegens de kernachtige omschrif

ten, alsmede de schranderheid der vinding,


waardoor vele gedenkpenningen en ook som
(*) Zie denzelven afgebeeld bij van Loon, Heden
daagsche Penningkunde bladz. 6o.

(+) Onder anderen te vinden in EckheL's Kurzge


fasste Anfangsgrnde zur alten Numismatik pl. II. N. 6.

- 39
mige munten zich zoo zeer aanbevelen.

Dat

kort en bondig onderwijs in het een of ander


vak, voor de meeste hersenen het beste en meest

doelmatige is, heeft de ondervinding steeds ten


allen tijde bewaarheid, en even zoo is het ge
legen met het onderwijs, hetwelk ons de om

schriften van Gedenkpenningen en Munten aan


bieden. Het is onder alle deskundigen als het
grootste sieraad derzelve aangenomen, dat zij kort
en krachtig zijn, dat is, dat zij in weinige woor
den moeten uitdrukken de reden waarom de

penning vervaardigd is, of dat zij het karakter


en de daden schetsen van hem die er op is af

gebeeld: Zoo wordt de beschouwer dadelijk ge


troffen door het opschrift op den penning, ge
slagen ter gedachtenis van het laatste zeegevecht
door onzen onsterfelijken Admiraal, den grooten
MICHIEL ADRIAANSzooN DE RUITER geleverd, (waarin

hij, gelijk bekend is,) sneuvelde: PVGNANDO


(door te strijden of al strijdende,) zoo lee

ren wij het hoofdzakelijke der daden van den


grooten BENJAMIN FRANKLIN kennen in het heer

lijk uitgedachte omschrift: eripuit coelo ful

- 4o -

men sceptrumque tijrannis (den hemel ontnam


hij den bliksem, en den schepter aan de dwin

gelanden).
Op eenen penning, ter nagedachtenis van AU
GUSTUS II, Koning van Polen, geslagen, vinden
wij 's Vorsten daden in het

navolgend

opschrift

vermeld: Regno gloriam, Senatui dignitatem,

Nobilitati splendorem, Populo leges, Omnibus


tranquillitatem restituit. (Aan het rijk heeft
hij deszelfs roem, aan den rijksdag zijne waar
digheid, aan den adel zijnen luister, aan het
volk zijne wetten, aan allen de rust hergeven).
Op eenen anderen penning, geslagen ter eere
van den beroemden coLBERT, vinden wij in de

volgende weinige woorden 's mans belangrijken


levensloop verhaald: Aerarii rationes perturba
tas et hactenus inewtricabiles in facilem et
certum ordinem redegit ; rem navalem instau
ravit, promovit commercium, bonarum artium
studia fovit; summa regni negotia pari sa
pientia et aequitate gessit; fidus, integer,

providus Ludovici magni administer. (Hij bragt


den verwarden en tot dus verre onredderbaren

41 -

staat der Schatkist in eene gemakkelijke en vas


te orde; hij herstelde het zeewezen, bevorderde

den koophandel, beschermde de beoefening van


schoone kunsten en wetenschappen; hij behan

delde de hoogste aangelegenheden des koning


rijks met even veel wijsheid als billijkheid; hij
was de getrouwe, brave, vooruitziende staatsdie

naar van LoDEwIJK den Grooten (beter gezegd


Lodewijk XIV).
Wij moeten hier een einde maken want nog

honderd

andere

voorbeelden

eenen adem door ons kunnen

zouden

als uit

bijgebragt worden;

alleen mogen wij ten slotte als bewijs van het


door ons aangevoerde, niet voorbijgaan het op
schrift op de voorzijde van den grootsten pen
ning, ter gedachtenis van het vierde eeuwfeest
der uitvinding van de boekdrukkunst te Haar
lem geslagen, en bij die gelegenheid, plegtig aan
de ten feeste genoodigde personen uitgedeeld

geworden;

hetzelve luidt

(gelijk men zich her

inneren zal): laus urbi, lux orbi (Roem voor


de stad, licht voor de wereld.)
De fraaije Nederlandsche penning op den slag
-

- 42 -

bij Palembang prijkt mede met een zeer doelma


tig omschrift. - Ook de kernachtige opschriften
op munten zijn dikwerf zeer geschikt om onze
gedachten op onderscheidene andere zaken te be
palen; en ons als het ware door de wereld te doen
reizen.

Diergelijke

opschriften vinden wij onder

anderen op eenige Portugesche geldstukken;


dezelve luiden aldus: utilitati publicae, (ten al-,
gemeenen nutte); in hoc signo vinces, (in dit
teeken, (namelijk des kruises van Christus) zult

gij overwingen), pecunia totum circumit orbem


(het geld doorwandelt de geheele wereld).
De geest, welke onze oude Nederlandsche re
publiek, vooral in de eerste tijden, bezielde, is
in de spreuk, op het bijbelboek en de vrijheids
maagd doelende: hac nitimur, hanc tuemur
(op deze steunen, deze verdedigen wij), ge
noegzaam blijkbaar. Het opschrift op den bui
tenrand der tegenwoordige Fransche munten:
Domine salvum fac regem (Heer, bewaar den
Koning), verving onzes inziens niet ten gepasten
tijde de plaats van het Dieu protge la France.

Liefderijker is de bede van onzen Vorst: God


-

- 43

zij met ons. Zeer eigenaardig vinden wij


het opschrift op het hedendaagsche Zweedsche
geld (welke woorden onze geerbiedigde Koning
voorzeker mede als de zijne konde bezigen):
Folkets karlek min belning ('s Volks liefde

is mijne beloning).
Doch ten einde wij, hetgeen van den aanvang
dezer verhandeling af, ons voornemen was, de
kortheid zoo veel slechts mogelijk is, betrachten,

zullen wij de meer uitvoerige behandeling van


het kernachtige der opschriften tot eenen anderen
tijd en eene meer opzettelijke gelegenheid, zoo
dezelve zich mogt voordoen, uitstellen, en thans
overgaan tot het betoog van het nuttige der

opmerking van het schrandere of vernuftige in


de vinding op oude en hedendaagsche Munten
en Gedenkpenningen, voornamelijk op deze
laatste.

Zoo iets in de Penningkunde moeijelijk is,


dan voorwaar moet daartoe gebragt worden het
schrandere in de vinding om de eene of andere
belangrijke en merkwaardige gebeurtenis door
eenig toepasselijk zinnebeeld als het ware met

n opslag van het oog aan den geest des


beschouwers te vertegenwoordigen. Zoo wist
men reeds vroeg de eene of andere, op de
vijanden behaalde zege, aftebeelden door eene
vliegende faam of beeld der overwinning, ook
wel door eene hoop opgerigte zegeteekenen
(tropee), terwijl het omschrift te kennen gaf, in
welk oord de zege had plaats gehad.
Zoo is een riviergod, doorgaans voorzien met
eene waterkruik, immer het beeld of de verte

genwoordiger van eenen stroom.


Hoe fraaijer zulk een zinnebeeld nu, in minder

algemeen en dikwerf voorkomende omstandighe


den is, hoe meer zoo iets den beschouwer vol

doet, en medewerkt om hem de op den penning


verbeeld wordende gebeurtenis dieper in het ge
heugen te prenten.
Zoo zien wij op eenige penningen van KAREL V

Jupiter afgebeeld, die PHAThon met zijnen bliksem


uit den zonnewagen ter mederstort, als zinne
beelden van behaalde overwinningen diens vors
ten. Elders wordt het ten onderbrengen van

opstandelingen zinnebeeldig voorgesteld door het

- 45

-9

ter aarde werpen van de Reuzen welke den


hemel bestormen.
-

Bij de geboorte van eenen vorst, kort na den


dood zijns vaders, zien wij dikwerf op de keer
zijde van den penning, ter nagedachtenis dier
gebeurtenis geslagen, eene Feniks uit zijne asch

herrijzen.
Op Spaansche munten en penningen vindt
men

twee

kolommen als zinnebeelden van de

straat, welke Afrika van Europa afscheidt (in


onze dagen die van Gibraltar genoemd). Met
het daaromstaande bijschrift: plus ultra wil
den de Spaansche vorsten hun gebied in Ame
rika te kennen geven, en misschien zullen
deze kolommen en bijgevoegd geschrift nog wel
eeuwen lang op de Spaansche munten voorko
men, zonder dat Spanje een duim gronds in
Amerika bezit.

Om nog ten slotte een drietal andere voor


beelden bijtebrengen, ziet men het onbezonnen
gedrag van eenen vorst, op eenen Gedenkpen

ning voorgesteld door een hollend paard,

op

eenen anderen ziet men, om de onderschuiving

- 46

van een kind, als zijnde dat van den vorst,


die reeds afgeleefd was, zinnelijk te verbeelden,
bij een verwelkte roozestruik een nieuwe te

voorschijn komen. Bij gelegenheid dat LoDE


wIJK XIV, op aanstooking van de geestelijkheid,
het plegtig bezworen edict van Nantes herriep,
en duizenden zijner ongelukkige onderdanen uit
hun vaderland verdreef, werd er een penning
geslagen, welke wij hier dienen te vermelden,

op de voorzijde bevindt zich des dwingelands


borstbeeld met het omschrift LVDoVICVs MAG

NVs XIIII makende juist het jaartal 1685 uit;


op de keerzijde een verbroken kolom waaraan
het opschrift edict de Nantes gehecht was, en
eene staande kolom met de woorden Romain

ou rebelle (Roomsch of oproerling), terwijl men


in het verschiet ruiters

de

Protestanten

ziet

vervolgen.

Men bemerkt ligtelijk uit het door ons aan


gevoerde, hoe moeijelijk het is, juiste en schran
der uitgedachte zinnebeelden, welke tevens het
eigenaardige hebben van geheel nieuw te zijn,
voor eene te vervaardigen penning uittevinden

en men zal ons gaarne gelooven wanneer wij

beweren dat de beoefening dezer zinnebeelden

en der bij dezelve geplaatste vernuftig uitge


drukte omschriften, zeer geschikt is, om het ver
stand te oefenen en den geest op te scherpen.
Het was LoDEwijk XIV, die in den jare 1663,
een afzonderlijk geleerd genootschap vormde onder
den titel van Academie des Inscriptions, welks
leden belast waren met de vinding der zinnebeel

den, en het vervaardigen der omschriften, voor


de gedurende 's vorsten regering te schroeven
gedenkpenningen, eene instelling, welke na den
dood van dien prachtlievenden koning, stand
bleef houden.

Wij gaan over om in de laatste plaats het


nut der beoefening van de Algemeene Munt
en Penningkunde aantewijzen in de vorming
van den smaak, als mede in het aanbrengen
VOE72

gemak ,

bij het doen van reizen en het

aanleeren van talen.


Voornamelijk onder de oude munten en de

hedendaagsche gedenkpenningen wordt een zeer


groot aantal gevonden, welke door hunne uit

48 -

stekende fraaiheid de aandacht van hen wien


slechts eenige smaak- voor het schoone is aan

geboren, tot zich trekken; dit zelfde is ook het

geval bij de munten van enkele hedendaagsche


volken, welke wij reeds vroeger vermeld hebben.
Nu is het ontegenzeggelijk, dat het herhaald
zien en behandelen van fraaije werken van kunst,

bij den beschaafden mensch eenen buitengewoon


grooten invloed uitoefent op de vorming van
zijnen smaak voor al wat schoon, goed en edel
is. Men zal dus ook wel zoo billijk zijn van
aan onze Penningen en Munten het deel, hetwelk
zij teregt onder de voortbrengselen van kunst
vorderen, niet te weigeren, maar ze ook te doen

deelen in de eer, van te behooren tot die zaken,


welke de smaak van den beschaafden mensch

kunnen oefenen en aankweeken.


Ook bij het doen van reizen in vreemde lan
den, brengt ons de kennis en te voren plaats

gehad hebbende huisselijke oefening in de Munt


kunde groot voordeel en gemak aan; wie immer
in Duitschland gereisd heeft, zal dit voorzeker
met ons instemmen, want duizenden werden in

dat uitgestrekte land bij ontvangsten en uitga


ven bedrogen, alleen door hunne volslagene on
bekendheid met, of groote onervarenheid in het
Duitsche muntwezen.

Het aanleeren van talen, en de

opheldering

Van

woorden in die talen, waarvan slechts weinige


meer overig zijn, wordt den beoefenaar der
edele Penning- en Muntkunde veel gemakkelij
ker gemaakt door de talrijke opschriften op
penningen en munten; men vindt deze toch in
eene aanzienlijke verscheidenheid van talen, zoo

als in het Phenicisch, Grieksch, Latijn, Oscisch,


Etrurisch, Celtiberisch, Celtisch, Hebreeuwsch,
Samaritaansch, Parthisch, Perzisch, Numidisch

enz. op de oude munten; in het Latijn op de


meeste munten en penningen der middeleeuwen;

in diezelfde taal, alsmede in het Nederduitsch,


Fransch, Engelsch, Spaansch, Italiaansch, Hoog
duitsch, Poolsch, Russisch, Zweedsch, Deensch,

Arabisch, Chineesch enz. enz. op de hedendaag


sche munten en gedenkpenningen.
Doch onder alle deze talen is de Latijnsche,
gelijk bekend is, de meest algemeene, en ook bij
4

5o

een aantal, zelfs hedendaagsche volken, gedurende


vele eeuwen op munten en gedenkpenningen
genoegzaam bij uitsluiting gebezigd geworden.
Dit veroorzaakt dat hem, die de Latijnsche taal,
die taal, welke zoo schoon en zoo uitstekend nut

tig is, moet of wil aanleeren, en bij deze studie


de beoefening der Munt- en Penningkunde voegt,
eene veel grootere gemakkelijkheid bij dat aan
leeren te beurt valt, dan hem, die van de gele

genheid tot dagelijksche bezigtiging en beoefe


ning van een aantal munten en

gedenkpennin

gen verstoken is, of van die gelegenheid geen


gebruik weet te maken.
Zoo hebben wij dan in luchtige omtrekken,
en door behulp van eenige weinige voorbeel
den uit den grooten

voorraad,

welke de jaar

lijks uitgebreider wordende Munt- en Penning

verzamelingen aanbieden, het nut pogen te


schetsen, hetwelk de beoefening der Algemeene,
dat is der oude, middeleeuwsche en hedendaagsche
Munt- en Penningkunde, kan aanbrengen bij de
studie van Algemeene Geschiedenis, van Ge
schiedenis der

Beschaving

en der Kunst, van

51

'

Tijdrekenkunde, van Aardrijkskunde, van

Wapenkunde (heraldie), Geslachtkunde, (gene


alogie); de kennis der titels, van de gebrui
ken, klederdragten, gebouwen, wapentuig,
enz. der verschillende volken; van het kenschet

sende (karakteristieke) in de kunst, bij

de onder

scheidene natin; van de vermenging der meta

len, derzelver gehalte en het werktuigelijke


in de muntkunde ; van het kernachtige in de
omschriften, de heerlijkheid der vinding en

de wel zamengestelde zinnebeelden, eindelijk


het nut van de beoefening der Penning- en
Muntkunde in het aankweeken van smaak, bij

het doen van

reizen en aanleeren van talen.

Mogt deze geringe bijdrage de goedkeuring


ondervinden van die landgenooten, welke zich
tot heden toe niet dan een duister, of wel geheel
verkeerd denkbeeld van het meerdere of mindere

nut der Munt- en Penningkunde hadden gevormd,


dan ware ons doel bereikt; Z. M. onze geer
biedigde Koning, die alles, wat tot het schoone

en goede behoort, zoo vorstelijk aanmoedigt,

heeft het niet aan pogingen laten ontbreken om


4*

- 52

ons vaderland fraaije munten en penningen te


schenken, en hebben niet alle deze pogingen
tot dus verre algemeen eenen even goeden uitslag
gehad, zoo wenschen wij vurig, dat door eene
meer algemeene beoefening der oude en heden
daagsche Munt- en Penningkunde, onze Neder
landsche geldstukken eenmaal (gelijk thans reeds
bijna de Engelsche, Fransche, Italiaansche en
Noord-Amerikaansche), zullen kunnen wedijve
ren met de fraaiste munten, welke immer het

oude Sicili zag.

O P GA V E
VAN

EENIGE WERKEN EN KLEINERE STUKJEs, WELKE


NUTTIG ZIJN IN DE BEOEFENING

DER

OUDE, MIDDELEEUWSCHE EN HEDEN


DAAGSCHE

MUNT- EN PENNINGKUNDE.

Algemeene.

LELYvELD, Dissertatio de origine Monetae. Traj.


ad Rhenum. 177o. 1 vol. 4.
H. H. LINGEN, Schediasma de origine et inven
toribus pecuniae et numismatum. Jenae. 1715.
C. CRUSIUS, De originibus pecuniae a pecore ante
numum signatum. Petropol. 1748. 1 vol. 8.
J. SPoN, Dissertatio de utilitate numismatum in

physiognomia. Lipsiae. 1771. 8.


DE SALZADE, Recueil des monnoies tant ancien
nes que modernes, ou dictionnaire historique
etc. Bruxelles. 1767. 1 vol. 4.
(Dit werk wordt verre overtroffen door:) s
F. X. WEILMEIJR Allgemeines Numismatisches

Lexicon oder Mnz-Wrterbuch. Salzburg.


1817. 2 Theile. 8.

Museum numarium Milano-Viscontianum. Traj.

ad Rhen. 1782. 1 vol. 8.


AboT DE BAzINGHEN, trait des monnoies etc. en

forme de dictionnaire. Paris. 1764. 2 vol. 4.


J. EvELYN, Numismata, a discourse of medals,

Antient and Modern. London. 1697. 1 vol. f.


J. C. DE JoNGE, Notice sur le cabinet des m

dailles etc. de S. M. le Roi des Pays-Bas.


La Haye. 1823. kl. 8. Premier supplement,
aldaar 1824.

F. SchlichteGroL, Annalen der gesammten Nu


mismatik. Leipzig. 18o4-18o6. 2 vol. 4.

K. B. LENGNICH, Beitrge zur Kenntniss seltener


und merkwrdiger Bcher, besonders von der
Numismatik. Dantzig. 1776. 2 vol. 8.
Nachrichten

zur Bcher und

Mnzkunde. Dantzig. 1782. 2 vol.


J. D. KHLER, Remarques historiques sur les m
dailles et les monnoies. Berlin. 174o. 1 vol. 4.
F. E. BRCKMANN, Bibliotheca numismatica, oder
Verzeichniss der Schriften vom Mnzwesen.

Wolfenb. 1729-1732. 2 vol. 8.


O. G. v. RosEN, Die Numismatik, oder Geschichte
der Mnzen lterer, mittlerer und neuer Zeit.

Dorpat. 1817. 1 vol. 8.

Beschreibung merkwrdiger und rarer Mnzen


und Medaillen. Hamb. 1783. 8.

-. 55 Numismatische Anfragen oder Beschreibung eini


ger wahrscheinlich einzigen und bis jetzt nicht
bekannten Mnzen. Meiningen. 1819. 8.
Catalogue de la bibliothque et du cabinet de
mdailles antiques et modernes de M. P. vAN
DAMME. Le Haye et Amsterd. 18o7. 2 vol. 8.

(Bevat echter meest oude penningen)


OUDE PENNINGKUNDE.

Het allernuttigste werk is:


J. EcKHEL, Doctrina numorum veterum. Vindo

bonae. 1792-1798. 8 vol. 4.


J. C. RAsCHE, Lexicon universae rei nummariae

veterum. Lips. 1785-18o4. 14 vol. 8.


F. A. GUssEME. Diccionario numismatico general
para la perfecta intelligencia de las medallas

antiguas. Madrid. 1773-1777. 6 vol. 4.


SESTIN1, Classes generales geographiae numisma

ticae, seu monetae urbium, populorum et regum


ordine geographico et chronologico dispositae.
Lipsiae. 1797. 1 vol. 4.
---- Lettere e Dissertazioni Numismatiche.

1789-18o6. 9 vol. 4. - Lettere e Disser


tazioni. Pisa e Milano. 1817. 3 part. 4.
(Daarenboven bestaan er nog eenige andere
stukjes van denzelfden schrijver.)
-

- 56

T. E. MioNNET, Description de mdailles anti

ques, Grecques et Romaines avec leur degr


de raret. Paris. 18o6-1813. 7 vol. 8.

(Hierop zijn naderhand supplementen uitge


geven).

T. E. MioNNET, De la raret et du prix des


mdailles Romaines. Paris. 1815. 1 vol. 8.

TAYLOR CoMBE, Veterum populorum et regum


numi, qui in Museo Britannico adservantur.
Londini 1814. 1 vol. 4.
(Dit werk bevat afbeeldingen van die Munten,

waarvan er tot dus verre nog geene be


stonden).

Musei Hedervariani in Hungaria numos anec


dotos incidi curavit C. MICH. A WiczAY. (cura
Caroni) Windobonae 1814. 2 vol. 4.

C. RAMUs, Catalogus numorum veterum Grae


corum et Latinorum musei regis Daniae. Haf
niae. 1816. 2 vol. 4.

RAPER, Inquiry into the value of Greek and


Roman money. In de Philosophical Transac
tions. London. 1772. 4.
LETRoNNE, Considerations Generales sur l'valua

tion des monnaies Grecques et Romaines.


Paris. 1817. 1 vol. 4.
S. KAYSER, De nummis monetariorum veterum
culpa vitiosis. Viennae. 1765. 1 vol. 8.

Eenige werken over bijzondere landen zijn:


GoUGH, Coins of the Seleucidae, kings of Syria,
with historical memoirs. London. 18o3. 1 vol. 4.
BAIJER, Historia Osrhoena et Edessena ex num

mis illustrata. Petrop. 1734; 1 vol. 4.

L. de HEMMER, Respublica Tenediorum ex an


tiquitate eruta et nummis illustrata. Hafniae.

1735; 1 vol. 8.
C. DU FRESNE, Historia Byzantina ex nummis.
Paris. 1682. fo.

E. HARwood, Populorum et urbium selecta nu


mismata Graeca. Lond. 1812. 4.

T. M. DUMERSAN, Numismatique du voyage du


jeune Anacharsis. Paris. 1818. 2 vol. 8.
(Bevat fraaije afbeeldingen van Grieksche
munten).

P. H. FLoREz, Medallas de las Colonias, Muni

cipios y pueblos antiguos de Espana. Madrid.


1757-1773. 3 vol. 4.
C. P. DE BossET, Essai sur les mdailles anti

ques des iles de Cephalonie et d'Ithaque. Lon


dres. 1815. 1 vol. 4.

J. MILLINGEN, Recueil de quelques mdailles


Grecques indites. Romae 1812. 1 vol. 4.

F. CARY, Memoires sur quatre mdailles du Bospore


Cimmerien. St. Petersbourg. 18o8. 1 vol. 4.
---- Histoire des rois de Thrace et de ceux

58
p

du Bospore Cimmerien claircie par les m


dailles. Paris. 1752. 1 vol. 4.
TocHoN D'ANNECY, Recherches sur les Mdailles

des nomes ou prefectures de l'Egypte. Paris.


1822. 1 vol. 4.

CoUSINERY, Essai sur les monnaies d'argent de


la ligue Achenne. Paris. 1825. 1 vol. 4.
De oudere Schrijvers over de Penningkunde vindt
men opgenoemd bij: RECHENBERG, Scriptores

aliquot insigniores historiae rei numariae ve


teris cum bibl. num. Lips. 1692-1695. 2 vol.
4; BANDURIUs, Bibliotheca nummaria. Pari

siis 1718 en Hamburgi 1719. 4. HIRsch,


Bibliotheca numismatica. Norimb. 176o. f..
Ook bij LIPSIUs, bibliotheca nummaria met
eene voorrede van HEYNE, (de vicissitudinibus
studii numismatici). Lipsiae. 18o 1. 2 vol. 8.
De beste onder deze oudere Schrijvers zijn:
HUBERTUs GoLZIUs; zie zijne Opera. 5 vol. f.
Antverp. 17o8.

(In dit werk zijn echter vele valsche munten


afgebeeld).
FULviUs URSINUs gaf het eerst de Romeinsche

Familiemunten uit te Rome. 1577. f.


JoANNEs Foy VAILLANT gaf van den jare 168o
17o6 achtereenvolgens uit de munten der
Seleuciden, Ptolemeen, Arsaciden, Achaeme

niden, alsmede de Romeinsche Familiemunten,


de Keizerlijke, die der Kolonin alsmede de
Grieksche-Keizerlijke.
EzECHIEL SPANHEIM's werk: de usu et praes

tantia numismatum (Londen. 17.17. 2 vol.


f.) is een uitstekend geleerd werk, maar
waarin ook valsche penningen gebruikt zijn.
(Over het nut der oude Penningkunde schre
ven ook nog na SPANHEIM:)
L. DEBIEL, (E. FRLICH) Utilitas rei numariae.
Vindob. 1733. 8, en
J. L. SCHULz, de praecipua utilitate numisma
lu/72, quae regum, populorum et urbium
vocantur. Halae. 1768. 4.
MoRELLI, Thesaurus familiarum Romanorum

is door den beroemden Leydschen Hoogleeraar


SIGEBERT HAvERKAMP te Amsterdam in den

jare 1734 in 2 deelen in f". uitgegeven, daarna


in 1753: Thesaurus XII Imperatorum. 3 vol. fe.

GESNER gaf in 1738 te Zurich uit de munten


der koningen van Macedoni, in 1751 en
volgende jaren mede aldaar de munten der
koningen van Sicili enz.; van Syri enz.;
Grieksche munten; die van de Romeinsche

Familien en eindelijk die der Keizers.


(Dit werk is vooral nuttig om de juiste af
beelding van alle munten.)
-

6o

PELERIN, schreef: Recueil de mdailles des rois,

des peuples et des villes. (Paris. 1762-1767.


1o vol. 4.)

CoMBE, nummorum musei Hunter. descriptio. Lon


don. 1782. 1 vol. 4.
Catalogue
des mdailles de d'Ennery. Paris. 1788.
1 vol. 4.
w

(De opgaaf der wigt van de munten maakt


de beide laatste stukken zeer belangrijk.)
Wegens de afbeeldingen van munten kunnen
gebruikt worden:
S. HAvERKAMP. Algemeene Historie door pennin
gen opgehelderd. 's Gravenhage 1736. 3 dee
len f. (het vierde, zullende handelen over de

koningen van Egypte, zag nimmer het licht.)


- - - - -m

Mdailles du cabinet de la reine

Christine la Haye. 1742. r vol. f.


DoRvILLII Sicula. Amstel. 1764. 1 vol. f.

PATINI, numismata. Argentinae 167 1. f.


(OUDAAN, Roomsche mogentheid, is niet zeer
juist; zoo ook schIJNvoET's muntkabinet.)
Goede korte begrippen of handleidingen zijn:
J. Eckhel, Kurzgefasste Anfangsgrnde zur
alten Numismatik. Wien 1807. 8. met zes
platen.

(Ook in 't Latijn en in 't Italiaansch vertaald.)


JoBERT. La science des mdailles, dition de Bi

61
mard de la Bastie. Paris. 1739. 2 vol. 8.
(zijnde de beste uitgaaf).
JoBERT's werk is ook in het Nederduitsch ver

taald door J. ALENon. Leijden 1728. 1 deel 8.


MoRELLI Specimen universae rei nummariae.
Parisiis 1683. 1 vol. 80.

WACHTER, Archaeologia nummaria. Lips. 174o.


1 vol. 4.
MILLIN, Introduction a l'tude des mdailles.
-

Paris. 1796. 1 vol. 8.


MUNT- EN PENNINGKUNDE DER
MIDDELEEUWEN.

J. MADER, Kritische Beytrge zur Mnzkunde


des Mittelalters. Prag. 18o3-18o6. 2 vol. 8.

Histoire de la monnaie, depuis les temps de la


plus haute antiquit jusqu'au regne de Char
lemagne par le Comte G. Garnier. Paris. 1819.
2 vol. 8,

Dissertation sur quelques monnoyes de Charle


magne et de ses successeurs, frappes dans
Rome. Paris. 1689. 1 vol. 4.

D. L. VELAsQUEz, Congeturas sobre las medallas

de los reyes Godos y Suevos de Espana. Ma


laga 1759. 1 vol. 4.

62

N. KEDER, Catalogus nummorum Sueo-Gothico


rum. Lond, 1728. 1 vol. 4.
E. BRENNER, Thesaurus nummorum Sueo-Gothi
corum vetus illustr.; accedit liber de nummo

phylaciis Sueciae, scriptoribus rei numm.


Suethicae et de variis nummorum cumulis per
Sueoniam repertis. Holmiae, 1731. 1 vol. 4.
W. CLARKE, The connexion of the Roman, Saxon

and English coins deduced from observations


on the Saxon money. London. 1767. 1 vol. 4.

C. DUCAREL, Series of above 2oo Anglo-Gallic,


or Norman and Aquitain coins of the antient
Kings of England. London. 1757. 1 vol. 4.
N. KEDER, De nummis Runicis commentatio.

Lips. 17o4. 1 vol. 4.

----- Nummorum in Hibernia ante Hen

ricum II cusorum indagatio; accedit catalo


gus

nummorum Anglo-Saxonum et Anglo

Danicorum. Lips. 17o8. 1 vol. 4.

----- Nummus antiquus perrarus de Othini


sacris ac mysteriis. Lips. 1722. 1 vol. 4.
STEINwEHR,

Commentatio de usu numismatum

in historia Germaniae antiqua. Francof. 1742.


J. G. EcCARDUs, Epistola de numis quibusdam

sub regimine Theodorici Ostrogothorum regis


in honorem Imperatorum Zenonis et Anastasii
cusis. Hanov. 172o. 1 vol. 4.

63

J. DE MARIANA, Histoire gnrale d'Espagne.


5 Tom. 4. Paris. 1725.
( Hier achter vindt men 4o gouden munten

van 11 Westgothische Koningen des Spaan

schen rijks afgebeeld)


V. BELLINI, Dissertatio de monetis Italiae medii

aevi cum iconibus. Ferrariae. 1755. 1 vol. 4.


VENUTI, Dissertation sur les anciens monumens

d'Aquitaine et sur les monnoyes que les An


glois ont frapps dans cette province. Bor
deaux. 1754. 1 vol. 4.
(Men vindt daarenboven nog vele afbeeldin

gen van Munten en Gedenkpenningen der


Middeleeuwen in een aantal werken, welke
wij onder de hedendaagsche hebben moe

ten plaatsen)
HEDENDAAGSCHE MUNT- EN
PENNING KUNDE.

Algemeene.

G. vAN Loon, Hedendaagsche Penningkunde.


's Hage. 1734. 1 deel f.
J. REICHELTUs, Exercitatio de amuletis. Argent.
1676. 1 vol. 4.

(tot welke ook penningen behoorden),

- 64
J. C. KUNDMAN, Nummi Jubilaei.

J. J. LUCKIUs, Sylloge numismatum elegantiorum.


Argentorati. 162o. 1 vol. f.
J. H. LocHNER, Samlung merkwrdiger Medail

len. 8 deelen. 1737-1744.


J. D. KHLER, Mnzbelustigung. Nurnberg.
1739-1788. XXIV. vol. 4.
Thesaurus numism. modern. hujus secual, ib

anno 17oo ad annum 17 1o. Nurenb. 171o.


1 vol. f".
P. A. DE CoMITIBUs GATANIs, Museum Maz
zuchellianum seu Numismata virorum doctrina

praestantium etc. Venet. 1761. 2 vol. f.


Europische Mercurius. 1733. enz.
C. A. RUDoLPHI, Index numismatum, in virorum,

de rebus medicis vel phijsicis meritorum, me


moriam percussorum. Berolini 1825. 1 vol. 8.
(bevat 523 penningen).

(Zie over het wenschelijke van diergelijke In


dices over de penningen van mannen in
andere vakken uitgeblonken hebbende: J.
A. DE VRIEs en J. C. DE JoNGE, Ned. Ge

denkp. verklaard enz. ('s Hage 1829) bl.


128 en 129).

(De Catalogus van den beroemden Berlijnschen


penningmaker DANIEL Loos is mede merk
waardig.)

- 65

(Zie ook die van HedLINGER te Bazel. 1776.


1 vol. f).

MoNGEz, Considerations generales sur les mon


noies. Paris. 1796.
(Dit werk bevat, een der eerste onder de nieu
were boeken, duidelijke denkbeelden over
het muntwezen, hetwelk men te voren als
een diep geheim behandelde, en waartoe
men eene barbaarsche en onverstaanbare taal

bezigde.
C. A. KLotzius, Historia nummorum contume

liosorum et satyricorum. Altenb. 1765. 8.


-------

Historia numorum obsidiona

lium. Altenb. 1765. 8. '


- mee- - - men neem mee

Opuscula nummaria. Halae

Magd. 1772. 8.
P. F. BoNNEVILLE, Trait des monnaies d'or et

d'argent qui circulent chez les differens peu


ples. Paris. 18o6. 1 vol. f.
(Een allerbelangrijkst en zeer klassiek werk).
J. M. BENAVEN, Le caissier Italien ou l'art de

connoitre toutes les monnoies. Lyon. 2 vol. 1787.


J. A. MELLEN, Sylloge nummorum ex argento
uncialium. Lubecae. 1698. 1 vol. 4.
Muntzbibel durch CHRIST. SCHLEGELN.

L. W. HoFFMAN, Alter und Neuer Mnz-Schls

sel. 2 vol. 4. Nrnberg. 1715.


5

66

DUPR DE SAINT-MAUR, Recherches sur la valeur

des monnoies et sur le prix des grains avant


et aprs le concile de Francfort. Paris 1762.
1 vol. 12.

KoHLER, Vollstndiges Ducaten-Cabinet. 2 Theile.


Hanover 1759. 8.
D. S: MADAY, Vollstndiges Thaler-Cabinet und
Fortsetzung. 4 Theile. 8. Konigsberg. 1765
1768.

Verklaring van allerhande, zoo goude als zilvere


en andere geldspecien. Derde druk. Leeu
warden. 178o. 1 Deel 4.
(van weinig belang),
Verzeichniss der 'sehr ansehnlichen und auser

gelesenen Thaler und Mnz-Sammlung wei


land Herrn P. H. VoN BLANKENHAGEN, Russ.

Kais. Titulairraths etc. 2 vol. 4. Riga 1799


en 18o5.

(Deze allerbelangrijkste verzameling is in den


jare 1828 te Amsterdam verkocht).
Een aantal in

de laatste helft der 16e en

gedurende de 17e eeuw in Nederland uit


gekomene Ordonnantien, Beeldenaars,
Plakaten, enz. met afbeeldingen van mun
ten van alle landen.

67
NEDERLANDSCHE

a.

Gedenkpenningen.

F. vAN MIERIs, Historie der Nederlandsche Vors

ten. 's Gravenhage. 1732-1734. 3 Deelen. f.


(De geschiedenis is geheel naar de volgreeks
der Penningen (bijna 1 ooo in getal), in
gerigt, onder welke laatste er zich vele
bevinden, welke geene dadelijke betrekking
tot Nederland hebben).

G. van Loon, Nederlandsche Historiepenningen.


's Gravenhage. 1723-173 1. 4 Deelen. f.
(Dit werk bevat meer dan 3ooo penningen).
Vervolg op de Nederlandsche Historiepennin
gen van vAN LooN; door de tweede klasse van
het Kon. Ned. Instituut. Amsterdam. 1821

1827. 3 Stukken. f".

(In deze drie stukken zijn reeds 219 penningen


enz. afgebeeld en opgehelderd, doch daar de
natie de onderneming niet genoegzaam on
dersteunt, is men nog niet verder dan tot
in het jaar 1746 kunnen vorderen).
G. vAN LooN, Histoire metallique des XVII
provinces des Pays-Bas. la Haije 1732. 5 vol. f.
(Vertaling van het boven vermelde Neder
duitsche werk).

Histoire abrge des Provinces Unies, enrichie


5x

68

d'un grand nombre de mdailles. Amsterdam.


17o1. 1 vol. fo.
J. LE CLERQ, Histoire des Provinces Unies des

Pays-Bas, avec les principales mdailles et


leur explication. Amst, 1728. 2 vol. f".
Bizot, Histoire mtallique de la rpublique de
Hollande. Paris. 1687. 1 vol. f". en Amster
dam. I 688. 3 vol. 8.

(Wordt verre door het werk van vAN Loon


overtroffen).

Bizot, Medalische Historie der Republijk van


Holland. Amsterdam. 169o. 1 Deel. 4.

(Deze door JoACHIM OUDAAN bezorgde verta


ling, bevat 391 penningen meer dan 't
oorspronkelijke).

G. vAN ORDEN, Handleiding voor verzamelaars


van Nederduitsche Historiepenningen, bevat
tende eene beschrijving van een aanzienlijk
aantal Nederlandsche leg- of rekenpenningen,
welke in de werken van Bizot, vAN LooN en

vAN MIERIs niet worden vermeld. Leyden.


1825. 1 Deel, 8.
- mm- - -man - "m

Bijdragen tot de Penningkunde

(numismatiek) van het Koningrijk der Neder


landen. Zaandam. 1828 en 1829. Twee ca
hiers. klein f". tekst 8.

(Zie uitvoerige beoordeelingen dezer boe

69

ken in het hieropvolgende werk, alsmede


in het Tijdschrift: de Vriend des Vader
lands).
J. DE VRIEs en J. C. DE JoNGE, Nederlandsche
-

gedenkpenningen verklaard, en met verdere


bijdragen tot de Penningkunde uitgegeven.
's Hage en Amsterdam. 1829. 1 Deel. 4.
(Bevat afbeeldingen en beschrijvingen van
45 penningen en noodmunten, niet bij vAN
MIERIs of vAN LooN voorkomende, en zal

bij genoegzamen aftrek vervolgd worden).


Catalogus der Medailles of Gedenkpenningen,
betrekking hebbende op de voornaamste Histo
rin der Vereenigde Nederlanden, vervaardigd
door de Medailleurs MARTINUs en J. G. HoLTz

HEY. Amsterdam 1755.


(Onvolledig en tot hunnen dood niet vervolgd).
Verder de Catalogussen van P. DE SMETH VAN
ALPHEN (Amsterdam 181o); van A. vAN BYNC

KERshoEK vAN HoogsTRATEN (Amsterdam 1827);


van C. J. M. Baron DU Bois vAN VRoyLANDE

vAN NEVELE. Antwerpen 1828.


b.

Munten.

Een aantal oude Beeldenaars, Ordonnantin,


Plakaten enz. zijn nuttig voor de kennis der

benamingen en toenmalige waarde van on

derscheidene gouden, zilveren en koperen


Nederlandsche muntstukken, welke echter,

onder de vreemde verspreid, hier en daar


gevonden worden.
Wij zullen slechts eenige derzelve opnoemen:
Ordonnatie van den Gauden en Zelveren Pen

ninghen. Ghet. 155o. 8.


d'Onghevalueerde gouden en silveren Munten.
Antwerpen. 1575. 80.
Ordonnantie op 't Stuck van de munte. Ant
werpen. 1575. 8.
Manuael ofte handboeck van de Munte. 's Gra

venh. 1595. 4.

Ordonnantie van Albert en Isabella op de mun


ten. Antw. 1652. 1 vol. 4.
Beeldenaar of Figuerboeck van de Munte. 's Gra
venh. 1621. 4.

Ordonnantie voor de Wisselaars.

Antwerpen

1633. f".

Verder de navolgende werken:


C. PLANTYN, Munt en Penningboek. Antwerpen.
1575. 1 deel. 8.
E. vAN HoUwELINGHEN, Penningh-Boeck ofte
Wechwijser der Chroniken. Rotterdam 1597.

en tweede druk 1627. 1 Deel 4.


(Munten der Hollandsche Graven doch wei

nig bruikbaar).

K. vAN ALKEMADE, De goude en zilvere gang


baare penningen der Graaven en Graavinnen
Holland. Delft. 17oo. f".
(Bevat, om kort te spreken, te veel en te
weinig, te veel, omdat er een aantal mun
ten in gevonden worden, welke geene be
trekking tot Holland hebben, te weinig,
omdat geene benamingen, gewigt en ge
halte der munten opgegeven zijn).
F. vAN MIERIs, Bisschoppelijke munten en zegels
van Utrecht. Leyden. 1726. 1 Deel 8e.
-

(Ook in folio achter de Batavia Sacra van

vAN HEUSSEN en vAN RHIJN).


Recherches sur le Commerce. Amsterdam. 1778.\
2 Tomes 8.

(Dit werk is voor de geschiedenis der Neder


landsche munten in vele opzigten belangrijk),
Brief over de zilveren penningen, gevonden in
1778 op het strand van Goedereede. Rot
terdam, 1779. 1 Deel 8.
l'Abb GHEsoUIRE, Memoire sur trois points

intressans de l'Histoire montaire des Pays


Bas. Bruxelles 1786. 1 vol. 8.

G. BRENDER A BRANDIs, Verhandeling over de


Vaderlandsche munten.

(Zie Kab. van Koophandel, Zeevaart enz.

Amsterdam. 1786. 1 Deel. 8).

P. D'OUDEGHERST, Annales de Flandre par Les


broussart. Gand (?).

(Bevat in 't 2e. Deel, hoofdstuk CXIX het


een en ander over munten van Vlaanderen;

met aanteekeningen van GERARD).


A. HEYLEN, Antwoord op het vraeg-stuk: aen
te toonen de steden of andere plaetsen der
Nederlanden, in de welke de respectieve Sou
vereinen geld-specien hebben doen slagen
geduerende de XIV en XV eeuw, en vooral
volgens de ordinantien geemaneerd binnen
deeze twee eeuwen, of bij gebrek van deeze
volgens andere geloofweerdige bewijsstukken
etc. aen te toonen den Titel van het goud
of van het zilver, het gewigt en de evaluatie
van die geldspecien (binnen de Nederlanden
gemunt, geduerende de XIV en XV eeuw)
in

de

Nederlandsche

of

Fransche Munte

onzer dagen, eijndelijk te doen kennen de


plaetsen der Historieschrijvers en van de zelfs
tijdsche bewijsstukken, dewelke gewag maeken
van deeze oude Nederlandsche Geldspecien.
Brussel. 1787. 1 Deel 4".
J. H. vAN SwINDEN, Onderrigt over de Fran
*,

sche en Hollandsche munten. Amst. 181 1.8.

A. WARIN, Bedenkingen over het Muntwezen in


het Koningrijk der Nederlanden. 's Hage. 1824.

73
A. WARIN, Discours sur trois articles du code
civil, relatif aux monnaies, avec des notes
explicatives. Bruxelles. 1825. 1 vol. 8.

C. DRONSBERG, De re monetali etc. Trajecti ad


Rhenum 1828. 1 vol. 8.

(Academische verhandeling, vertaald en ver


meerderd uitgegeven in het Tijdschrift: de
Vriend des Vaderlands voor denjare 1829).
(Daarenboven bestaan er nog in handschrift
twee redevoeringen van den Hoogleeraar
J. H. VAN SwINDEN, over het Nederland
sche muntwezen, of liever over dat van

het voormalige Gemeenebest der Neder


landen en het Koningrijk Holland.)

GROOT-BRITTANNIE.
3-

Penningen.

J. PINKERToN, The metallic history of England


to the revolution. 1 vol. 4". London. 179o.
SIMoN's medals, coins and great seals engraved by
VERTUE, described by R. GoUGH. Lond. 178o.
1 vol. 4.

N. CHEVALIER, Histoire de Guillaume III par


mdailles, Amst. 1692. 1 vol. f".

(In dit werk zijn meer dan 12o penningen


beschreven).

"

J. ANDERsoN, Selectus Diplomatum et Numisma


tum Scotiae thesaurus. Edimb. 1739. 1 vol. f".
(Zeer zeldzaam werk).
b.

Munten.

B. W. Table of the gold coins of the kings of


England. Lond. 1733. 1 vol, f".
A. DUCAREL, Serie of above two hundred An

glo-Gallic coins, London. 1757. 1 vol. 4.


M. FoLKEs, Tables of English silver and gold
coins, first published. Lond. 1763. 1 vol. 4.

TH. SNELLING, Views of the coins struck by En


glish Princes in France. Lond. 1769. 1 vol. f".
------ A view of the silver coin and coi

nage of England from the Norman conquest to


the present time. Lond. 1762. 1 vol. f".
DENEMARKEN.

(waaronder ook nog NOORWEGEN).


O. JAcoBEUs, Museum regum Daniae. Hafniae.
1696. 1 vol. f".
Beskrivelse over Danske Mynter og Medailler i
den Kongelike Samling. 2 vol. f". Kiobenh.
1791-1794.
(Eene prachtige uitgave vol platen in 't 2. deel.)
J. ZoGA, Noget til oplysning om Myntvaesenet

- 75
i Almindelighed og den Danske Myntfods
Oprindelse og Beskaffenhed. Kiobenh. 1788. 8.
---- Om den Danske Kobberskillemynt og
den for Hertugdommene bestemte aflige vaerd
og Gehalt. Kiobenh. 1787. 8".
LUxboRFF, Om detaeldre Myntvaesen og Myn
tanordninger. Kiobenh. 8.
J. H. ScHLEGEL, Sammlung zur Dnischen Ge
schichte, Mnzkenntnisz enz. Kopenh. 1771

1776. 2 vol. 8.
ZWEDEN.

BERGH, Beskrifning of wer Swenska Mynt och


Kongl. Skde Penningar. Upsala. 1773. 1 vol.f".
--- Namnkunnige Suenska herrars och fruers
Skde-Penningar. Stokh. 1781. 1 vol. 4.
N. KEDER, nummi aliquot argentei Olai et Haquini.
Sueciae regum, Lipsiae. 4. 17o6.
Ook zijn Penningen van Zweden afgebeeld in:
LE LoNG, Leven van Karel XII; 6 Deelen. 8.

Amsterdam. 1721.
RUSLAND.

P. RicAUT, Mdailles de Russie. Potsdam. 1772.


I vol. fo.

TIREGALE, Mdailles de l'Empire de Russie.


(bevat gouden en zilveren Penningen).

76

Mmoires pour servir a l'histoire de Pierre III. .


Francf. et Leipz. 1763. 1 vol. 8. avec medailles.
POLEN.

Wij hebben tot dus verre vruchteloos onder

zoek gedaan naar een werk, hetwelk afzonder


lijk over Poolsche munten of gedenkpenningen
handelt, doch men vindt vele derzelve in alge
meene muntwerken afgebeeld, met opgave van
naam en waarde.
HONGARIJE.

ScHoENVIEsNER, Notitia Hungaricae reinumariae.


Budae. 18o1. 1 vol, 12.

J. MELLEN, Series regum Hungariae e numis


aureis, quos vulgo Ducatos appellant, collecta
et descripta. Lubecae. 1699. 1 vol. 4.
DU

ITSCHLAND.

a. Penningen.
ZEPERNICK, die Capitels und Sedes-vacans Mn
zen und Medaillen. 2 Stucken. 4. Halle.
1822 en 1825.

H. BNTING und J. LETzNER, Braunschweig-Lu


neburgische Chronica. 1 vol. f.
C. JUNCKER, Ehrgedachtniss Martini Lutheri,
1 vol. 8. Frankfrt. 17o6.
(Bevat meer dan 2oo penningen van hervormers).

W. E. TENTzELN, Saxonia Numismatica oder


Medaillen-Kabinet der Frsten von Sachsen.

Dresdae. 17o5. 2 vol. 4.


J. C. C. OELRichs, Chur-Brandenbrgisches Me
daillencabinet aus Gedchtniss-mnzen, zur
Geschichte Friedrich Wilhelm des Grossen.

Berlin. 1778. 1 vol. 4.


Mdailles frappes sous le regne glorieux de
l'Imperatrice Reine Marie Therese. Vienne.
1782. 2 vol. f".
(NB. in 't Duitsch en Fransch).

MARQUARDI HERRGoTT, Monumenta Aug. Domus


Austriacae. Viennae. 175o. 5 vol. f.
b.

Munten.

B. ARNDTs, Muntzbuch. 1616. 1 Theil. f".


Neu Muntzbuch. Munchen, 161o. 1 Theil. f".
C. L. Lucius, Neuer Muntz-Tractat. Nurnberg.
1692- 2 vol. 4".
Das neu erofneten Groschen Cabinet. 14 Th.

8. Leipzig. 1739.
WEissEN, Gulden Cabinet. 2 Theile, Nurnberg.
178o. 8.
G. DEwERDEK, Silesia numismatica oder Schlesi

sche Muntz-Kabinet. 17 II. 4".


CAssEL, Bremisches Mnz-Cabinet. 2 Theile. 8.
Brem. 1772.

78

HEUSINGER, Mnzwissenschaft. Nurnb. 175o.


J. A MELLE, Sylloge num. thalar. quos Imp.
reges Rom. nec non Archid. insign. jusse
runt. Lubecae. 1 vol. 4". 1698.
K. F. MEIJER, Aachensche Geschichten - mit

Mnzen. Aachen. 1781. 1 vol. f".


Niedersachsischer Valuction-Druck, 1572, en
Mntzbuck. Hamburg. 1631. 1 vol. 4.
Thaler-collection. Hamburg. 171o. 1 vol. 4.

KNDMANN, Nummi singulares oder sonderbare


Thaler und Mntzen. Breslau. 1731. 1 vol. 4.
Grundliche Nachricht von dem Mntzwezen ins

gemein, insbesondere aber von dem Teutschen


Helmstad. 1741. 1 vol. 8.

FRANKRIJK.
a.

Penningen.

MoLINET, Le cabinet de la bibliothque de Ste.


Genevive. Paris. fo. 1692.
J. DE BIE, La France mtallique. Paris. 1636.
2 vol. f".

---- Les familles de France par Mdailles


in f". Paris. 1636. 1 vol.

(Beide deze werken zijn niet zeer naauwkeurig).


C. F. MENESTRIER, Histoire du Roy Louis le Grand
par les Mdailles etc. Paris. 1691. 1 vol. f".
Mdailles frappes sur les principaux vnemens du

regne de Louis le Grand avec les explications


de Messieurs de l'Acad. Royale des Inscriptions
etc. Paris. 17oo, de l'Imprimerie Royale. f".
(Ook in 4 herdrukt. Paris 17o1).
GoEREE, Historische Gedenkpenningen van Lode
wijk XIV. Amsterd. 2 Deelen. 8o.

GoDoNESCHE, Mdailles du regne de Louis XV


depuis le commencement jusqu'a 1734. 1 vol. fo.
A. L. MILLIN, Histoire mtallique de la revolu
tion Franaise. Paris. 18o6. 1 vol. f".

MARCHANT, Mlanges de numismatique. Paris.


1818. 1 vol. 8.

Metallic history of Napoleon. London. 1819. f".


Ook onder den titel van :

Histoire mtallique de Napoleon, ou rcueil des


mdailles et des monnaies qui ont t frap
pes depuis la premire campagne d'Italie
jusqu'a son abdication en 1815. Londres et
Paris. 1819. 4. avec pl.
b.

Munten.

J. HAULTIN, Figures des monnoyes de France.


1 vol. 1619. 4.
C. BoUTERoUE, Recherches curieuses des mon
noies de France. Paris 1666. 1 vol. f".

(Een, in Frankrijk zelve, weinig voorko

mend boek.).

- 8o -

LE BLANc, Trait Historique des monnoyes de


France. Paris 169o ou Amsterdam 1692.
1 vol. 4.

(Het meest klassieke werk over de Fransche


munten).

ToBIESEN DUBY, Trait des monnoyes des barons,


prlats etc. Paris. 179o. 2 vol. 4.
e- - - - - -

Recueil gnral des pices ob

sidionales et de ncessit. Paris 1786. 1 vol. 4".


A. CALMET, Histoire ecclsiastique et civile de
Lorraine 4 vol. f". Nancy. 17.28.

(Bevat meer dan 16o munten en gedenkpen


ningen van dat land.)
ZWITSERLAND.

VoN HALLER, Sweizerisches Mnz und Medail

les Kabinet. 2 Theile. 8. Bern 178o.


ITALIE.

a.

Penningen.

P. BoNNANNI, Numismata Pontificum Romano


rum, quae a temp. Martini V, usque ad annum
1669 prodiere. 2 vol. f". Romae. 1669.
(Bevat 84o Pauselijke penningen.)
Numismata S. Pontif. templi Vati
cani fabricam indicantia. 1 vol. f". Romae. 1696.
VENUT1, Numismata Romanorum Pontificum. Ro
mae. 1744. 1 vol.

- 81 -

C. DE MoLINET, Hist. Summ. Pont. a Mart. V.

ad Innoc. XI; 1 vol. f". Lut. 1679.


(Bevat de beschrijving van 408 gedenkpen
ningen).
L. BEGERUs, Numismata Pontificum Romanorum.

Colon. Brand. 17o4. 1 vol. f".


M. MAIER, Il regno di Napoli e di Calabria de
scritto con Medaglie etc. 1 vol. f". Roma. 1723.
La Sicilia di Filippo Paruta con Medaglie, etc.
Palermo. 161 2.

(De tweede uitgaaf door Antonio Augustino,


te Rome. 1649. De derde te Lyon door
Meijer. 1697)
J. PALATII, Fasti Ducales ab Anafesto I ad
-

Silvest. Valerium. 1 vol. 4". Venetiis. 1696.


(Hierin komen voor afbeeldingen en beschrij

vingen van honderd Venetiaansche gedenk

penningen).
o

b.

Munten.

J. BRUNATIUs, de re nummaria Patavinorum.


Venetiis 1744. 1 vol. 8.
FLORAvANTE, Antiqui Romanorum Pontificum
denarii. Romae. 1738. 1 vol. 4.

ScILLA, Breve notizia delle monete pontificie.


Roma. 1715. 1 vol. 4".
J. VIGNoLII, Antiquiores Pontificum denarii.
Romae. 17o9. 4".
-

82

C. A. VERGARA, Monete del Regno di Napoli


da Rogero fino all' Carolo VI. Roma 1716.
I vol. f.

G. B. CARLI, Delle monete e dell' istituzione delle


Zecche d'Italia, dell' antico e presente sistema

di esse e del loro intrinseco valore e rapporto


colla presente moneta, dalla decadenza dell'
imperio, fino al secolo XVIILuca. 176o. 4 vol. 8.
ZANETTI, Nuova raccolta delle monete e zecche

d'Italia.

Bologna 177589. 5 vol f.

VIANI, Storia e monete di Massa. 18o8. I vol. 4.


Delle zecca e delle monete di Pistoja, lettera

di G. VIANI. Pisa. 1813. 1 vol. 8.


La zecca e moneta

Parmigiana

illustrata dal P.

Affo, opera di annotazioni accresciuta etc. e


data in luce da G. A. Zanetti. Parma 1788.
I vol. f.

G. A. ZANETTI, Delle zecche e monete di tutti i

principi da casa Gonzaga. Bologna. 1782. 4.


G B. VERMIGLIOLI, Della zecca e delle mo

nete Perugine. Perugine. 1816. 1 vol. 4.


G. ZANETTI, Dell' origine e della antichit della
moneta Veniziana. Venet. 175o. I vol. 8.
SPANJE.

a. Penningen,
Don V. J. DE LASTANoSA, Museo de las medal
las Espanolas. Huesca. 1645. 1 vol. 4.
-

83

Don V. FIGARUELAs, Museo de las medallas des

conocidas espanolas. Saragoa. 1644. 1 vol. 8.


b.

Munten.

M. MAHUDEL, Dissertation historique sur les mon

noies antiques d'Espagne. 1 vol. 4. Paris. 1725.


LASTANosA, Tratado de la moneda Jaquesa y de
otras de oro y plata del Reijno de Arragon.
Zaragoza. 1681. 1 vol. 4.
P. DE CAUTAs BENITEz., Escrutinio de Marave

dises y monedas de oro antiguas, su valor,


reduccion y cambio a las monedas corrientes.

Madrid. 1763. 1 vol. 4.


PORTUGAL.

Wij hebben te vergeefs naar een werk over


de Portugesche gedenkpenningen en munten
gezocht. Er schijnt geen afzonderlijk boek over
dezelve te bestaan.

In de Nederlandsche Beel

denaars en andere algemeene muntwerken vindt


men Portugesche geldspecien afgebeeld en der
zelver benamingen opgegeven.
TURKIJE EN OOSTERSCHE RIJKEN.
O. G. TIJCHSEN, Introductio in rem numariam

Muhamedanorum. Rostochii. 1794. cum sup


plementis.
l'Abb BARTHELEMIJ, Dissertation sur les mdail
les Arabes.

- 84 -

(Mem. de l'Academie. T. XXVI. 4).


A. J. SILVEsTRE DE SAcy, Trait des monnoies
Musulmanes, traduit de l'Arabe de Makrizi.
Paris. 1797.

ADLER, Museum Cuficum. Borg. Velit. Ro


mae. 1782.
HALLENBERG, Numismata Orientalia.

De nummis regum Mysiae, seu Rasciae ad Ve


netos typos percussis, commentariolus. Vene

tiis 175o. 1 vol. 8.


C. M. FRAEHN, Das Muhammedanische Mnz
kabinet des Asiatischen Museums der Kaiserl.

Akad. der Wissenschaften zu St. Petersburg.


1821.

S. BERNARD, Mmoire sur les monnoies d'Egypte.


(Te vinden in de Dscription de l'Egypte.
Tome. XVI 8. Paris. 1725).

Verhandeling over de munten enz. van Neer


landsch Indie.

(in de verhandelingen van het Bataviaasch


Genootschap. IVe deel. Batavia. 1827).
J. HAGER, Description des mdailles Chinoises
du cabinet Imprial de France. Paris. 17o5.
1 vol. 8o.

Zie verder de reizen van TAVERNIER, THEvENOT


en anderen.

J/av / z.

Vous aimerez peut-être aussi