Académique Documents
Professionnel Documents
Culture Documents
Q-Modus BV
Zernikelaan 6
9747 AA Groningen
050-3638838
www.q-modus.nl
info@q-modus.nl
7. LITERATUUR ............................................................................................................................................36
Het Adviescollege voor de Markt zet regelmatig task forces in. Deze hebben tot doel
om, samen met marktpartijen, marktkansen te signaleren en te vertalen in concrete,
uitvoerbare projecten voor clusters van bedrijven. Samenwerking met
kennisinstellingen speelt daarbij een steeds grotere rol.
Zie ook www.ama-online.nl.
Een task force wordt begeleid door een lid van het Adviescollege voor de Markt en
een aantal regionale en/of landelijke deskundigen uit de marktsector en/of van
kennisinstellingen. Doel hiervan is de marktsector als kennisdrager bij de uitvoering
en implementatie van de task forces te betrekken en zo een netwerk te activeren dat
reflectie biedt, het initiatief uitdraagt en de voortgang bewaakt. Er zijn inmiddels
dertig task forces uitgezet, waarvan tweederde is afgerond.
De Task Force E-learning richt zich op het ontwikkelen van marktkansen voor het
bedrijfsleven. De rol van het onderwijs is hoofdzakelijk die van inhoudsdeskundige en
afnemer. Bij het ontwikkelen kan het onderwijs een adviesfunctie uitoefenen.
Voor het onderzoek is zo veel mogelijk gebruikgemaakt van bestaande bronnen over
e-learning (onderzoeksrapporten, artikelen en andere publicaties). Daarnaast zijn
veel gesprekken gevoerd met specialisten op dit gebied of andere, sterk daaraan
gerelateerde vakgebieden.
1
Zie begrippenlijst
2
Zie begrippenlijst
3
Zie begrippenlijst
Inleidend deel
Task Force E-learning
Doelstellingen
Onderzoeks- en rapportopzet
Algemeen deel
E-learning
E-learning: achtergronden
Gebruikers Aanbieders
Specifiek deel
Markt voor e-learning gekoppeld aan pilots
Conclusies
In het tweede gedeelte wordt in hoofdstuk 2 een algemene beschrijving gegeven van
e-learning. Allereerst wordt het begrip behandeld. Wat wordt er nu eigenlijk onder e-
learning verstaan? Verder wordt de opkomst van de kenniseconomie geschetst. De
behoefte aan nieuwe en goede e-learningapplicaties hangt namelijk sterk samen met
deze veranderingen binnen het economisch gedachtegoed. Ook wordt ingegaan op
de gevolgen en de noodzakelijke veranderingen die de invoering van e-learning
binnen het huidige onderwijs met zich mee zal brengen.
Daarna volgt in dit deel hoofdstuk 3: een algemeen overzicht van de markt voor e-
learning. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen e-learning in het initieel
onderwijs en e-learning in bedrijfsopleidingen.
Het derde deel begint met hoofdstuk 4. Daarin wordt specifiek ingegaan op de
situatie in Noord-Nederland. Er wordt specifiek ingegaan op de marktcriteria waaraan
een e-learningproject in het algemeen en de pilots in het bijzonder worden getoetst.
Dit hoofdstuk eindigt met het Cluster e-learning: een koepelproject waarin een groot
aantal partijen hun ingediende pilot gaat ontwikkelen.
Het derde deel sluit af met de conclusies, waarna een begrippenlijst en
literatuurverwijzingen volgen.
Tot slot zijn nog bijlagen toegevoegd in een apart document. De bijlage A geeft een
marktanalyse van respectievelijk Onderwijs en Bedrijfsopleidingen en
Consumentenmarkt. Bijlage B handelt over het Europees beleid ten aanzien van de
kenniseconomie en e-learning. In bijlage C vindt u een samenvatting van de
organisaties betrokken bij de pilots. Deze openbare versie bevat geen overzicht van
alle pilots.
2.1. Inleiding
Het inzicht bij bedrijven, onderwijsinstellingen en overheden neemt toe dat het
ondersteunen en stimuleren van leerprocessen een belangrijke kernactiviteit van
onze kennismaatschappij geworden is. ICT heeft haar intrede gedaan als
ondersteuningsmiddel in het onderwijs. Het gebruik van ICT is echter nog geen
volledig geïntegreerd onderdeel binnen het leerproces. Er zijn op dit vlak en op het
vlak van onderwijs- en leeractiviteitvernieuwing veelbelovende ontwikkelingen.
Bedrijven, onderwijsinstellingen en overheden die investeren in e-learningactiviteiten
plaatsen zich daarmee in de kern van de ontwikkelingen in de kennismaatschappij.
Rosenberg (2001) geeft aan dat het leren steeds meer een integraal onderdeel wordt
van de activiteiten van de medewerkers en dat de resultaten van het leren moeten
bijdragen aan de economische waarde van een organisatie: 'Training is accountable
for the same primary measure as any other function: business value.' De tijd die
geïnvesteerd wordt in het leren moet net als elke andere investering een rendement
opleveren en bijdragen aan de prestaties van de individuele werknemer en de
organisatie als geheel. Tegelijkertijd moet het op een zo efficiënt mogelijke manier
plaatsvinden: tegen zo laag mogelijke kosten, in een zo kort mogelijke periode en
zonder dat de medewerker er te veel werktijd aan hoeft te besteden (Rubens, 2003).
Het veranderende perspectief op het rendement van leren heeft op zijn beurt ook
weer impact op de didactische en pedagogische inzichten in het leerproces. De
traditionele werkwijze waarbij dezelfde leerstof in een vaste volgorde wordt
aangeboden aan leerlingen of cursisten ongeacht hun achtergronden, maakt
gaandeweg plaats voor een meer gepersonaliseerde werkwijze waarbij de
karakteristieken van de leerling of cursist bepalend zijn. De praktische toepassing
van de verworven kennis en vaardigheden in een realistische context staat hierbij
centraler dan het theoretische weten.
Voor organisaties geldt dat het leren dat plaatsvindt in de context van het werk (ook
informeel), tot aantoonbare prestatieverbeteringen leidt. Bovendien is de doelstelling
van het leren steeds vaker niet alleen het bewerkstelligen van individuele
gedragsverandering, maar ook het ondersteunen van collectieve leerprocessen en
daarmee organisatieverandering.
4
Polytechnisch Bureau Nederland te Arnhem
5
Stichting Nederlandse Onderwijs Televisie
6
Stichting Televisie Academie
Met de brede acceptatie en verspreiding van de pc werd aan de traditie van het
flexibele leren een nieuw medium toegevoegd. De 'computer based trainingen' deden
hun intrede voornamelijk binnen het bedrijfsleven. De intrede van de
internettechnologie betekent vervolgens een sterke verbetering van de
interactiemogelijkheden voor het gebruik van technologie binnen leersituaties
(Rosenberg, 2001). Bij 'computer based training' was alleen sprake van interactie
tussen mens en machine. Dankzij de internettechnologie kunnen mensen los van tijd
en plaats ook met elkaar communiceren en kennis delen. De interactieve en
communicatieve mogelijkheden van het internet hebben tot gevolg dat zij toegang
hebben tot een enorme hoeveelheid informatie en ook met andere mensen kennis
kunnen uitwisselen.
In het kader van dit rapport hanteren we de definitie zoals deze binnen de Europese
Commissie gehanteerd wordt en die geldt voor alle landen die lid zijn van de
Europese unie. De Europese task force ten behoeve van de ontwikkeling van e-
learning hanteert de volgende definitie:
Deze definitie bevat een aantal termen dat e-learning specifiek doet onderscheiden
van andere leermethoden. In de eerste plaats moet er sprake zijn van het gebruik
Organisatorische aspecten:
- Grote mate van flexibiliteit ('anytime, anywhere, anyone')
- De rijke synchrone communicatiemogelijkheden
- De manier en het gemak van communiceren
Beheersmatige aspecten:
- E-learning kan de centrale opslag van het materiaal en het leerproces controleren
en aansturen
- Leerstof kan gemakkelijk gewijzigd worden en dus altijd up-to-date zijn
- De leerstof kan 'just-in-time' worden aangeboden
Didactische aspecten:
- Samenwerking zonder fysieke aanwezigheid ('collaborative learning')
- De mogelijkheid van interactie met de lesstof
- Gepersonaliseerd leeraanbod
- Leren in eigen tempo
2.6. E-learningtoepassingen
Ontwikkelingen op het gebied van mobiele telefonie, computers en internet hebben
de laatste decennia gezorgd voor een grote verandering van ons gedrag op het
gebied van communicatie en informatie-uitwisseling. De inzet van deze informatie-
en communicatietechnologie heeft een toegevoegde waarde en schept nieuwe
mogelijkheden die ingezet kunnen worden in nieuwe vormen van onderwijs. E-
learning is in zeer verschillende situaties toepasbaar. De verschillende
softwareprogramma’s bieden verschillende mogelijkheden, die we hierna zullen
bespreken. In dit rapport maken we op basis van functionaliteiten onderscheid tussen
vier toepassingsgebieden van e-learning:
1. Simulaties en games
2. Communicatietechnieken
3. Kennisontsluiting en -uitwisseling
4. Semantic Web
2.6.2. Communicatietechnieken
Ook op het gebied van communicatie en kennisuitwisseling biedt ICT veel, zoals – in
afwijking van bij de traditionele middelen – de mogelijkheid om met elkaar te
communiceren zonder daarbij plaats- en tijdgebonden te zijn. Berichten in de vorm
van tekst, spraak of beeld kunnen direct met elkaar worden uitgewisseld, maar
desgewenst ook op een ander tijdstip. Het is dus niet noodzakelijk dat gever en
ontvanger tegelijkertijd met elkaar in contact staan. Voorbeelden van deze
communicatiemogelijkheden zijn:
- Forum
- Chatten
- Video-conferencing
- Weblogs
- SMS, MMS
Het gebruik van leerobjecten biedt – veel meer dan héle cursussen – de mogelijkheid
om samenwerking tussen cursusaanbieders – nationaal en internationaal – te
realiseren. Verwacht wordt dan ook dat leerobjecten voor de ontwikkelaars
belangrijke assets worden die verhandelbaar zijn en waarvoor een eigen markt gaat
ontstaan, vergelijkbaar met de software(licentie)markt.
In het concept van 'blended learning' worden de sterke punten van elk van de
ingezette leermethoden in combinatie met de leerdoelstellingen en de leerstijlen van
de leerlingen afgewogen om tot een zo optimaal mogelijke leereffect te komen. Zo
bestaat er bijvoorbeeld een relatie tussen het niveau van de leerling en de
mogelijkheid van de leerling om in staat te zijn zelfsturing toe te passen. Sommige
elektronische leermiddelen kunnen volledig zelfstandig worden gebruikt, bij andere
leermiddelen is begeleiding en coaching gewenst en/of noodzakelijk. In veel gevallen
biedt e-learning een belangrijke aanvulling en uitbreiding op de traditionele
onderwijsmethoden.
Leeromgeving
E-learning-
omgeving
Interactie/
leeractiviteiten
Leerstijl/competentieprofiel van
de leerling/cursist
Doelgroepenprofielen
onderwijsvraag
Figuur 2.2: Het afstemmen van onderwijsvraag en onderwijsaanbod door het balanceren van leermethoden
en leerstijlen.
Door het toepassen van het principe van 'blended learning' worden opleiders,
onderwijskundigen en docenten gedwongen na te denken over welke functionaliteit,
wanneer, voor welke doelgroep, op welke manier ingezet kan worden én hoe e-
learningfunctionaliteiten hierin vorm kunnen krijgen.
Samenvattend kan uit het een aantal kritische succesfactoren voor e-learning het
volgende worden geformuleerd:
1. Er dienen gebruiksvriendelijke applicaties te worden ontwikkeld. Als het product
niet voldoet aan de eisen van de docenten en de cursisten wat betreft 'usability',
kan het nooit succesvol worden ingevoerd.
2. De inhoud van de e-learningapplicatie dient zo veel mogelijk te worden afgestemd
op het profiel van de gebruikersdoelgroep (leeftijd, opleidingsniveau,
beroepsachtergrond etc.) en waar mogelijk op de individuele competentie- en
leerprofielen.
3. De inzet van e-learning dient gebalanceerd te worden afgestemd op de inzet van
andere leermethoden, zodanig dat deze elkaar versterken.
4. Docenten, maar ook cursisten, dienen voldoende te worden getraind in het
gebruik van ICT in het algemeen en e-learning in het bijzonder, zodat een ieder
zich optimaal kan inzetten tijdens het onderwijs.
5. De ICT-infrastructuur dient van hoge kwaliteit te zijn, zodat de nieuwste
applicaties zonder problemen kunnen worden gebruikt.
6. Ten slotte dient te worden nagedacht over de financiering van e-learning. Voor
het gebruik van ICT-voorzieningen moeten onderwijsinstellingen betalen. Op dit
E-learning biedt uiteraard ook een aantal bedrijfseconomische kansen. Allereerst kan
toepassing leiden tot efficiencyverhoging, waardoor bij gegeven investeringen in
scholing meer rendement kan worden gegenereerd. Deze efficiency kan betrekking
hebben op de wijze waarop docenten worden ingezet, maar ook op het hergebruik
van leermiddelen en besparingen op reiskosten en -tijden. Verder maakt e-learning
het mogelijk praktijksituaties te simuleren, zonder dat hiervoor kostbare
bedrijfsapparatuur hoeft te worden gebruikt.
7 Een gedetailleerde marktbeschrijving van het initieel onderwijs wordt gegeven in bijlage B.
Dit toenemende belang van levenslang leren komt ook tot uitdrukking in de CBS-
deelnamecijfers over bedrijfsopleidingen (tabel 3.1). In deze tabel komt naar voren
dat er sprake is van een stijging van 0,25 cursusdeelnames per werknemer in 1986
naar 0,77 in 1999. Het recentste jaar van meting van het CBS was 1999. Een latere
publicatie van de OSA9 geeft aan dat voor recentere jaren sprake is van consolidatie
van de cijfers van 1999 en dat er geen sprake is van verdergaande groei. In de CBS-
8
Bedrijfsopleidingen: opleidingen en cursussen van werknemers, die de werkgever op enigerlei wijze ondersteunt, of
financieel, dan wel door het beschikbaar stellen van werktijd. Binnen deze definitie vallen interne en externe cursussen:
opleidingsactiviteiten die worden gegeven aan een aantal deelnemers tegelijk en die vrijwel altijd buiten de directe
werkomgeving plaatsvinden (CBS, 2005).
9 Organisatie voor Strategisch Arbeidsmarktonderzoek (OSA)
Marktkansen -- - +/- + ++
Toelichting:
- Nieuwe markt, nieuw product: is de markt bekend met het gebruik van e-
learningtoepassingen? Het onderwijs op zich bijvoorbeeld is geen nieuwe markt,
maar een subgroep kan dat wel zijn, zoals onderwijs aan verstandelijk
gehandicapten.
- Bestaande markt, nieuw product: een bestaande markt waarin een nieuw
product wordt gepresenteerd.
- Nieuwe markt, bestaand product: een bestaand product wordt in een nieuwe
markt gezet.
- Toegang tot de beoogde markt: is de eindgebruiker direct of indirect te
benaderen.
- Kapitaalintensieve ontwikkeling: het maken van multimediale applicaties zoals
'gaming' is kapitaalintensiever dan een applicaties die voornamelijk uit tekst
bestaat.
- Omvang doelgroep versus ontwikkelkosten: indien een kapitaalintensieve
applicatie, bijvoorbeeld een simulatie, alleen kan worden afgezet in een beperkte
gebruikersgroep, dan zijn de kosten per afgenomen applicatie hoog. Daarom
moet de ontwikkelaar een grote marge rekenen in de verkoopprijs.
- Bij gebruik sprake van kostenbesparing? Verplichte bijscholing vindt meestal
onder werktijd plaats. Als dan ook nog sprake is van onregelmatige werktijden,
dan is klassikaal onderwijs welhaast onmogelijk, en duur. Het gebruik van e-
learningtoepassingen kan hier een gunstige uitkomst bieden.
- Bij gebruik sprake van kwaliteitsverhoging in onderwijs? Is er sprake van
effectiever, efficiënter en/of laagdrempeliger leren?
- Concurrentie traditionele leermiddelen: indien een goed leerboek op zijn minst
even goede leerresultaten oplevert, is investering in e-learning niet zinvol.
- Concurrentie andere e-learningtoepassingen: indien zich meer aanbieders met
vergelijkbare e-learningapplicaties op de markt richten, is de kans op
commercieel succes kleiner.
- Marktomgeving vertrouwd met ICT: de koopbeslissingsdrempel is hoger naar
mate de vertrouwdheid met ICT in het algemeen, kleiner is.
- Uitrolmogelijkheden naar andere doelgroepen: de projectindiener beoogt een
specifieke doelgroep als eerste te bedienen of te betrekken bij de ontwikkeling.
Zijn ook andere doelgroepen te benaderen?
- Uitrolmogelijkheid naar andere markten: de projectindiener beoogt een
specifieke markt als eerste te bedienen of te betrekken bij de ontwikkeling. Zijn
ook andere markten te benaderen?
Ook wordt aangegeven welke doelgroep beoogd wordt, naast het koopargument dat
de doelgroep vermoedelijk zal bewegen de applicatie aan te schaffen.
Tot slot dient aangetekend te worden dat situaties zowel in het onderwijs als in het
bedrijfsleven onderling verschillen.
Tot slot wordt kan voor elk e-learningproject de volgende informatie worden:
- Werkgelegenheid
- Kosten
- Positie in de keten
- Doelgroep
- Innovatie
Marktkrachtenveld
1. Content staat centraal. Zonder content is er geen leeractiviteit.
2. Indien content aanwezig is, kan de marktvraag worden onderzocht.
3. Vanuit de marktvraag wordt bepaald in hoeverre marktkansen aanwezig zijn.
4. Indien dat het geval is, loont het de moeite om onderwijskundige aanpak te
ontwikkelen.
Ketenbenadering
1. Ontwikkelen. Leerobjecten zijn de kleinst mogelijke elementen in een e-
learningomgeving die hergebruikt kunnen worden. Deze elementen kunnen
worden opgeslagen in een databasestructuur en worden voorzien van metadata.
2. Ontsluiten. Met een (semantische) zoekmachine kan een gebruiker de juiste
leerobjecten zoeken en vinden.
3. Presenteren. De leerobjecten kan een gebruiker (een docent) in samenhang
presenteren als een e-learningapplicatie met een Learning Content
Managementsysteem.
4. Distribueren. Tot slot kunnen de applicaties gedistribueerd worden. Overigens
kunnen niet alleen de applicaties, maar ook de leerobjecten gedistribueerd
worden.
4.5.1. Hoofddoelen
- Marktinitiatieven verwezenlijken.
- Kennistoename marktpartijen door samenwerking onderling en met de
kennisinstellingen.
4.5.2. Subdoelen
- Het stimuleren van sectoroverstijgende kennisuitwisseling tussen de
verschillende onderwijssectoren en de verschillende branches in het
bedrijfsleven.
- Het bevorderen van kennisuitwisseling met andere regio’s.
- Het ontwikkelen van een e-learningnetwerk.
- Het stimuleren van (kennisintensief) zelfstandig ondernemerschap.
- Het stimuleren van het gebruik van nieuwe technologieën.
- Het realiseren van omzetgroei.
- Het stimuleren van het gebruik van nieuwe processen.
- Het realiseren van spin-off binnen en buiten de e-learningsector.
- Het realiseren van een e-learningplatform.
5.1. Inleiding
De e-learningmarkt is nog volop in ontwikkeling. Zowel in kwaliteit als in omvang
zullen de komende jaren nog veel ontwikkelingen plaatsvinden.
Bedrijfsopleidingen vormen in omvang de grootste markt, maar de ontwikkelingen in
het initieel onderwijs wijzen op groeikansen in deze markt in de komende periode.
Daar waar tijd- en plaatsonafhankelijk leren een organisatie direct kosten besparen,
ligt een markt open voor goede e-learningoplossingen. Belemmeringen zoals het
gebrek aan beschikbaarheid van hardware en breedband zijn langzamerhand
afgenomen.
5.4. Marktkrachtenveld
De marktkans is uitgangspunt in het marktkrachtenveld. Indien deze is aangetoond,
wordt bepaald waar in de keten een product thuishoort. Verder gelden oplopend:
5.5. Ketenbenadering
Op basis van disciplines is een aantal onderscheidingen te maken. Deze sluiten in de
productieketen op elkaar aan. In de keten van het ontwikkelen van een
e-learningapplicatie die gebaseerd is op hergebruik zijn vier stadia te onderscheiden:
Met een marktomvang in het initieel onderwijs van naar schatting tussen de 200 en
400 miljoen euro en een marktomvang bij de bedrijfsopleidingen van 500 miljoen
euro is de totale omvang van de e-learningmarkt nu al minimaal 700 miljoen euro, de
consumentenmarkt niet meegerekend.
Drs. Gerben Blaauw is universitair docent bij het NIKOS (instituut voor
kennisintensief ondernemerschap) aan de Universiteit Twente. Hij promoveert aan
de Rijksuniversiteit Groningen op 19 mei 2005 op het onderwerp 'identificatie van
cruciale kennis'. In zijn werk en zijn onderzoekswerkzaamheden speelt het
ontwikkelen van praktische ICT-applicaties een grote rol.
Gea Vellinga is directeur van Q-modus en projectmanager van onder andere het
Talentproject en de Task Force E-learning. Zij schreef een aantal jaren als freelancer
voor de computertijdschriften Computer Totaal! en PCM en een aantal jaren voor de
nieuwsbrief voor beleidsmakers in de ICT-branche, Media Update.
Q-Modus BV
Maart 2005
Zernikelaan 6
9747 AA Groningen
050 3638838/3838840
www.q-modus.nl
www.e-learningproject.nl