Académique Documents
Professionnel Documents
Culture Documents
Raoul Boers
Docent MIC-CO, Hogeschool van Amsterdam
Raoul Boers
Samenvatting
Internationalisering staat hoog in het vaandel van de domeinstrategie van het domein Digital Media &
Creative Industries aan de Hogeschool van Amsterdam, maar op instituutsniveau worstelen
beleidsmakers, operationeel bestuur en onderwijzend personeel met de invulling van het te voeren
beleid.
In de verschillende lagen van de opleiding Media, Informatie, Communicatie Communicatie worden
er uitspraken gedaan over internationalisering en in allerlei contexten acties ondernomen. Zo heeft een
kleine groep docenten - in samenwerking met het International Office van de opleiding -het initiatief
genomen tot oprichting van de European Media Cloud Campus . Dit project heeft als doel het
inrichten van een blended learning community op het gebied van mediastudies voor de vijf
deelnemende internationale partners die samen een strategisch partnerschap vormen.
Tegelijkertijd heeft het domeinbestuur het managementteam van de opleiding opgedragen maatregelen
in te voeren om de opleiding te internationaliseren. Internationalization at home wordt hierbij
beschouwd als een oplossing voor een kosten- en tijdseffectieve manier om internationalisering voor
iedereen bereikbaar te maken. Hierbij wordt internationalisering in het curriculum te gentegreerd. Bij
de wijze waarop een dergelijke integratie kan worden gerealiseerd worden vooralsnog veel
vraagtekens geplaatst en weinig antwoorden geboden.
Door afstemming met, en inbedding van het EMCC-project in de plannen van het MT, kan er een
platform ontwikkeld worden dat momentum geeft aan het internationaliseringbeleid. Deze
afstemming geschied in een aantal evolutionaire stappen, uitgedrukt in het Kubusmodel van
internationalisering. Het gebalanceerde beleid dat hierdoor ontstaat kan zowel rekening houden met
idele drijfveren van internationalisering (zoals kennisdeling, onderwijssamenwerking en
intercultureel onderzoek), alsook met de economische kansen en bedreigingen van internationaal
gericht onderwijs (zoals aantrekkingskracht van de opleiding, aantrekken van onderzoeksgelden en
kosteneffectieve internationale profilering). Dit beleid kan gericht worden ontwikkeld aan de hand van
het EMCC-project, door internationalisering van het curriculum en internationale mobiliteit
gentegreerd in een virtuele campus aan te bieden.
Raoul Boers
Inleiding
Probleemanalyse:
Internationalization at home vs. International Mobility
Internationalisering is een belangrijk thema van het overheidsbeleid ten aanzien van hoger onderwijs
(HO) in Nederland. In het overheidsbeleid worden hierbij met name de economische argumenten op
de voorgrond geplaatst. In beleidsnota's wordt het belang van internationalisering van het onderwijs
regelmatig in verband gebracht met de branding van Nederland als een kennisintensief land met een
grote rol in de mondiale kenniseconomie. Internationalisering van het HO zou in de eerste plaats
gunstig zijn voor de Nederlandse economie, omdat de unique selling points van Nederland kennisland
ermee wordt getaleerd. Door dit merkbeeld te communiceren wordt buitenlands talent aangetrokken
dat zich hopelijk vestigt in het economisch gunstige en gastvrije Nederland. Dit principe wordt ook
wel in verband gebracht met de term Internationalization at home, waarbij de onderwijsinstellingen
erop ingericht worden om buitenlandstalent aan te trekken en aan zich te binden.
Hieruit spreekt een typisch nationaal gericht internationaliseringbeleid: het is immers gericht op het
verstevigen van de nationale economie. Wanneer er binnen opleidingen gekeken wordt naar de
individuele motivatie van docenten en studenten die gericht zijn op internationale activiteiten, dan is
deze motivatie vaak eerder gericht op idele doelstellingen. Studenten en docenten vinden het
belangrijk om de eigen kennis te verbreden en om interculturele ervaringen op te doen in den vreemde.
Dit principe wordt ook wel international mobility genoemd.
Gepercipieerd probleem
Binnen de opleiding MIC-CO aan de Hogeschool van Amsterdam komt bovenstaande dichotomie van
internationalization at home versus international mobility tot uiting in de gespannen verwachtingen en
argwaan rond internationaliseringinitiatieven van docenten. Regelmatig klinkt er vanuit het
management team (MT) het geluid dat het altijd dezelfde docenten zijn die naar workshops en
congressen in het buitenland gaan. Het MT heeft ook uitgesproken dat er in geval van een dienstreis
naar het buitenland sprake zou zijn van beloning voor goed functioneren van de betreffende docent.
Raoul Boers
Hieruit spreekt een zekere argwaan van onderwijsmanagers ten aanzien van internationalisering.
Immers: als internationalisering betekent dat een collega projecten onderneemt buiten de vier muren
van de opleiding, welk economisch of inhoudelijk voordeel levert dit dan op voor de opleiding? Voor
docenten die -vaak in hun eigen tijd- betrokken zijn bij internationale projecten en die vele uren met
collega's in binnen- en buitenland samenwerken aan gedeelde onderwijsdoelstellingen, doet dergelijke
argwaan absurd aan. Het leidt tot een interessant probleem van afstemming van de economische
belangen en verwachtingen gepaard gaande met internationalisering, met de idele drijfveren voor
internationale betrokkenheid van docenten en studenten en de praktische impact die deze
betrokkenheid heeft.
We stellen ons dan ook de vraag op welke wijze schijnbaar tegengestelde belangen kunnen worden
overwonnen ten einde te komen tot een programma van activiteiten met bijkomstige producten,
waarbij internationaliseringbeleid en uitvoering van dit beleid in evenwicht zijn en een internationaal
georinteerd curriculum kan worden gerealiseerd.
Voorgestelde interventie
Recentelijk heeft een initiatief van een groep internationaal actieve docenten geleid tot de oprichting
van de European Media Cloud Campus (EMCC). Het EMCC-project heeft als doelstelling het
inrichten en exploiteren van een blended learning community in de vorm van een internationale,
virtuele campus waar studenten en docenten van de opleiding MIC-CO samen met studenten en
docenten van vier internationale partnerscholen, onderwijs kunnen volgen en projecten kunnen delen
op het gebied van mediastudies, journalistiek en contentproductie. Op aandringen van het IO van de
opleiding is het project in maart 2015 gepresenteerd bij het MT. Het initiatief werd met enthousiasme
ontvangen. Met name de vertaling van de idele fundamenten naar economische vragen m.b.t. bredere
inzet van docenten en het beramen van uren voor ontwikkeling van het project, zorgden voor een
eerste inbedding van het initiatief in het bredere beleid van internationalisering van het MIC-CO
curriculum.
Dit leidt tot de volgende vraagstelling:
Welke rol speelt het EMCC-project bij de verheldering en operationalisering van de
internationaliseringstrategie van de opleiding MIC?
In dit hoofdstuk volgt een analyse van de actuele beleidsstukken van de die van invloed zijn op het
internationaliseringbeleid van MIC. De beleidsstukken worden geanalyseerd om in kaart te brengen op
welke wijze er in de verschillende lagen van de onderwijshirarchie van de HvA betekenis wordt
gegeven aan het begrip internationalisering. De beleidsstukken zijn allen nog in de conceptfase,
maar zijn wel al van invloed op het gevoerde beleid. In drie paragrafen worden achtereenvolgens de
visie van de Hogeschool van Amsterdam, die van het domein DMCI en die van de opleiding MIC-CO
uiteengezet.
3.1
Hoofddoel
Uit het concept instellingsplan (officieel verwacht in 2016) komen een aantal punten met betrekking
tot internationalisering tot uiting.
Raoul Boers
3.2 Domeinvisie
Hoofddoel
De opleidingen binnen het domein Digital Media and Creative Industries (DMCI) geven in de huidige
situatie hun internationaliseringbeleid min of meer zelfstandig vorm. Er wordt door de verschillende
International Offices wel kennis en informatie uitgewisseld, maar de wijze is ongestructureerd en ad
hoc van aard. De portefeuillehouder Internationalisering binnen het domeinbestuur is centraal
contactpersoon als de contactpersoon voor de international officers van de verschillende opleidingen.
DMCI heeft de ambitie uitgesproken voor een meer gestructureerde en geintegreerde aanpak van de
internationaliseringactiviteiten, passend bij de multidisciplinaire aard van internationale
onderwijsprojecten. Bovendien wordt een hechtere aansturing van internationalisering binnen het
domein gezien als bevorderend voor de aansluiting op de activiteiten van het overkoepelende
International Office van de Hogeschool van Amsterdam.
Taalverwerving en interculturele competenties
Een breed gedragen, samenhangend beleid gericht op efficiency wordt wenselijk geacht, zij het met
respect voor de specifieke invulling per opleiding. Centraal in het domeinbrede beleid is de bundeling
van cursusaanbod en expertise ter ondersteuning van de docenten en de uitwisseling van best practices.
Hierbij ligt een bijzondere nadruk op taalverwerving. Dit wordt gezien als een belangrijke horde die
moet worden genomen voor het docentcorps. Taalverwerving moet nauw verweven worden met de
inhoud van de opleidingen. In de domeinvisie wordt de ontwikkeling van taalgerelateerde en
aanverwante interculturele competenties als een voorwaarde gesteld.
Raoul Boers
Raoul Boers
Voor het behoud van momentum ten aanzien van het te voeren beleid wordt aangesloten bij bestaande
praktijk zoals internationale minoren en succesvolle internationale componenten binnen specialisaties,
internationale stages en afstudeeropdrachten, en uitwisselingsprogramma's. Internationalization at
home wordt als kern van een slimme en duurzame aanpak beschouwd. De wensen en behoeften van
studenten staan hierbij centraal. Deze wensen en behoeften moeten in kaart worden gebracht.
Op basis van de wensen en behoeften en de bestaande activiteiten, dient er een actieplan met
producten en oplevertermijnen te worden opgesteld. Onderdeel van het actieplan is een
communicatieplan voor promotie, voorlichting en informatieverstrekking. Dit actieplan en de
uitvoering ervan wordt regelmatig besproken. Op basis van de voortgang en eventuele resultaten kan
de aanpak worden bijgesteld.
Positie International Office
De samenwerking van het IO met de verschillende jaarteams wordt versterkt. De medewerkers van
het IO doen teamrondes, bieden praktische hulp, en de medewerkers worden opgenomen in
verschillende jaarteams en nemen plaats in een teamkamer. Het motto luidt: Niemand doet het alleen.
Alleen door geintegreerd samen te werken wordt het beter n beheersbaar. Op deze manier wordt
internationalisering zowel onderdeel van het DNA van de opleiding, n zichtbaar voor de buitenwacht.
Selectie van buitenlandse partners
Het is van belang dat MIC-CO kritisch blijft ten opzichte van (samenwerking met) buitenlandse
partnerscholen, daartoe luistert naar de ervaringen en wensen van het werkveld, de docenten en
studenten en nagaat of de samenwerking leidt tot in deze visie genoemde doelen. Wanneer de markt of
de partnerevaluatie dit vraagt, is verandering van partnerscholen mogelijk.
De huidige samenwerkingsrelaties zijn onder te verdelen in drie niveaus. Deze zijn terug te vinden in
het piramideschema in illustratie 1.
Raoul Boers
3.4 Analyse:
Internationalisering als missie voor het Hoger Onderwijs
Onduidelijk beleid
Uit de beleidsstukken blijkt dat internationalisering op alle niveaus onderdeel wordt van het beleid,
maar dat het omzetten van de grote lijnen naar een op detailniveau beschreven strategie geen
eenvoudige zaak is. De beleidsstukken op opleidingsniveau blijven in grote lijnen schetsen dat
internationalisering belangrijk is en dat er een behoefte is aan een duidelijk actieplan dat breed
gedragen en gecommuniceerd dient te worden, maar nergens wordt daadwerkelijk helder waaruit dit
actieplan bestaat. Er lijkt heel veel ruimte voor persoonlijk initiatief, waarbij vooral inspanningen
gericht op internationalisering aan het thuisfront van belang worden geacht en worden geprezen. De
distinctie tussen deze vormen van internationalisering - thuis en in den vreemde - lijkt duidelijk, maar
maakt dat er onrealistische en onheldere verwachtingen ontstaan bij het MT en de docenten. Juist
wanneer er een integrale oplossing voor het internationaliseringbeleid nodig is - wanneer het
internationale perspectief onderdeel moet gaan uitmaken van het DNA van de opleiding (lees: het
curriculum) - is het zaak om internationalisering in zijn volle complexiteit te beschouwen.
Internationalization at home VS International Mobility
In het concept internationaliseringplan van de opleiding wordt Internationalization at home (IAH)
gezien als: "Eenvoudige en doeltreffende manieren om de opleiding te internationaliseren". IAH, zo
wordt gesteld, dient met voorrang te worden gekozen als basis voor maatregelen. Met weinig
inspanning en kosten kunnen op deze wijze veel studenten profiteren van het internationale aanbod, zo
lijkt het. Blended learning wordt hierbij gezien als een belangrijk middel om kennis te delen,
bijvoorbeeld door virtuele communicatiemiddelen in te zetten als "virtual classrooms" of als formatief
toetsmiddel. In het beleidsdocument wordt in deze laatste context o.a. gesproken over "Skype peer
reviews", zonder verdere uitleg of context. Dit denken in gereedschappen en middelen tekent echter
voor een deel de zekere onderschatting van de inspanning die nodig is voor IAH.
Wanneer IAH als zwaartepunt van internationaliseringbeleid wordt gekozen, dan moeten eenvoud,
effcintie en kostenbesparing niet de motivatie zijn. Er is namelijk geen quick fix voor IAH.
Integendeel, het invoeren van IAH in het curriculum en het inrichten van de faciliteiten ter
ondersteuning zijn geen sinecure.
Volgens de Special Interest Groups IAH van de European Association for International Education
(EAIE) zijn er zes werkgebieden waarin een instelling zich dient te ontwikkelen voor een succesvol
IAH-beleid (Hindrix et al., 2012)
1. De algemene context van de veranderingen in het Europese Hoger Onderwijs n.a.v.
afstemming op de European Higher Education Area (EHEA)
2. Institutionele veranderingen en de toewijding die dit vereist van uit het bestuur en de
inbedding in de systeemontwikkeling. De kwaliteitscultuur is in belangrijke mate afhankelijk
van de internationale ontwikkelingen.
3. Diversiteit van de campuspopulatie. Vaak gestuurd door diversiteitwerkgroepen
4. De onderwijspraktijk en de dominante van de onderwijscultuur op klasniveau. Hoe worden
"thuisblijvers" en "gasten" in het dagelijkse onderwijs gestuurd op de internationale praktijk?
Raoul Boers
5. Aanpassing van het curriculum. Zowel de inhoud als de werkvormen moeten worden
aangepast op de vereisten van een internationaal perspectief. Internationalisering heeft een
enorme impact op de inhoudelijke veranderingsprocessen van het hoger onderwijs.
6. Informatie- en communicatietechnologie spelen een bepalende rol voor het beleid.
Kort gezegd: IAH vergt een langetermijninvestering en is geen alternatief voor International Mobility
(IM). Sterker nog: om IAH een kans van slagen te geven, moeten er IM-inspanningen worden verricht,
gericht op resultaten die IAH bevorderen. Om thuis een internationaal aanbod te hebben moet de
instelling eerst de wereld intrekken en connecties maken met partners in het internationale veld. Het
leggen van contacten, het herkennen van elkaars waarde en het komen tot wederkerigheid vastgelegd
in samenwerkingsverbanden en formele intentieverklaringen kan onmogelijk zonder uitwisseling van
docenten, studenten en die ideen en kennis die hiermee gepaard gaan. Het n kan niet zonder het
ander: ze zijn twee kanten van dezelfde medaille.
Idele versus economische motieven
De grote nadruk op IAH en de idee dat zij een eenzijdig, besparend beleid kan vormen voor
internationalisering van een instelling, wordt mede in stand gehouden door de unieke indeling die het
hoger onderwijs in Nederland heeft. De deling in het systeem van hoger onderwijs in Nederland -een
systeem bestaande uit hoger beroepsonderwijs (HBO) en universitair onderwijs- heeft de universaliteit
van de kennis in het hoger beroepsonderwijs weinig goed gedaan. Zeker nu in Nederland het hoger
beroepsonderwijs wordt hervormd en het academische model in termen en systematiek wordt
overgenomen als gewenst model voor de toekomstige inrichting, worstelen veel HBO-instellingen met
de plek die zij moeten innemen buiten de regionale economie en met de uitgangspunten die van belang
worden geacht voor de inrichting van het curriculum.
Sinds de industrile revolutie aan het begin van de 19e eeuw en de roep om een hoger opgeleide
middenklasse, hebben HBO-instellingen in Nederland zich gericht op de vraag uit de lokale, regionale
of nationale economie. Dit heeft geleid tot een land dat geroemd wordt om het hoge niveau van
praktische vaardigheid, met een hoog opgeleide beroepsbevolking die van aanpakken weet, maar het
heeft tevens geleid tot hoger onderwijs dat wat inhoud betreft afwijkt van dat in omringende landen.
Waar in Duitsland en Belgi bijvoorbeeld kennis van een bepaalde canon altijd een grote rol heeft
gespeeld en academische vaardigheid altijd impliciet of expliciet in de invulling van de curricula
aanwezig was, is dit in Nederland tot voor kort van ondergeschikt belang geweest. Het is aannemelijk
dat deze unieke positie van HBO als motor voor de nationale economie als een extra horde kan worden
beschouwd, wanneer de kennis- en ervaringgerichte motivatie van docenten en studenten te komen tot
internationalisering wordt beperkt door mogelijkheden die zijn gericht op het maximaliseren van het
economisch nut van een opleiding (De Wit & Knight, 1995).
De druk die wordt opgelegd door de overheid om te conformeren aan internationale standaarden voor
het HBO lijkt in tegen spraak met de economische motieven van de gepredikte
internationaliseringgedachte: Nederland als kenniseconomie moet als een interessant vestigingsklimaat
te boek staan voor talent uit het buitenland, terwijl tegelijkertijd niet teveel kennis verloren moet gaan
van Nederlands talent dat weglekt naar het buitenland. Dit is een haast onmogelijke balancing act die
verlammend werkt voor internationalisering en zorgt voor een dreigend schizofreen beleid.
Internationalisering kan niet eenzijdig beleden worden. Integendeel: voor sterk een sterk internationaal
geprofileerd onderwijsaanbod moet niet alleen een aantrekkelijk entree worden geopend.
Onderwijsinstellingen moeten ook studenten en studenten afleveren om deel te nemen aan het
internationale veld.
Raoul Boers
Veranderplan:
EMCC als een motor voor internationalisering
In voorgaand hoofdstuk werd geconstateerd dat er behoefte is aan een concrete strategie voor
internationalisering van het curriculum bij MIC-CO. Tevens werd de nadruk op IAH ten dele geduid
vanuit economische en historische achtergronden van het Nederlands systeem van hoger onderwijs en
de druk vanuit de overheid, deels opgelegd door de nadruk op een internationale profilering van
Nederland als een kennisintensieve economie. In dit hoofdstuk wordt de mogelijke rol van het EMCCproject als motor voor internationalisering bij MIC-CO, in het verlengde van de geschetste motieven,
uiteengezet.
ambitieniveau werd door de partners omarmd en de aandacht werd verschoven van een product
(digitaal magazine) naar een platform voor internationale uitwisseling van kennis en
projectsamenwerking. Het concept van de European Media Cloud Campus was geboren.
Learning community voor internationaal mediaonderwijs
Het doel van EMCC is de inrichting van een internationale learning community, waarbij
projectonderwijs, peer learning, self assessment en blended learning-methoden worden gebruikt ten
bate van media-educatie voor een internationaal publiek.
De missie van EMCC luidt:
EMCC is a cloud-based innovative learning environment that enables students to continually develop
their competences to pro-actively participate in a disruptive media landscape.
Het concept bestaat uit een platform dat is opgebouwd uit een aantal componenten, die zijn
gemodelleerd naar een traditioneel campusmodel. Op het digitale platform dat voor geregistreerde
gebruikers benaderbaar is via een website kunnen synchroon of asynchroon lessen worden gevolgd in
de Lecture Hall. Studenten kunnen samen projectgroepen starten op The Pitch. Spelenderwijs kunnen
studenten hier samen creren, onderzoek doen en concepten testen. Resultaten worden opgeslagen in
The Library, waar ze kunnen worden bekeken, geraadpleegd of zelfs -in het geval van een best
practice- worden gekloond om als basis te dienen voor nieuwe projecten. Alleen de beste resultaten
worden door docenten gexposeerd in de Exhibition Hall: een algemeen toegankelijke ruimte op het
platform.
Het platform is een gemeenschap van studenten en docenten. Naast dat dit sociale aspect impliciet
aanwezig is in de werking van elk onderdeel, zijn er ook twee componenten die uitgesproken sociaal
zijn. De eerste sociale component is The Pub, de nexus van het interne sociale netwerk waar studenten
zichzelf presenteren, debatteren over een breed scala aan onderwerpen en waar in meer algemene zin
studenten- en docentenuitwisselingen worden georganiseerd. De tweede sociale component is het
Alumni House. Deze component is toekomstgericht en biedt de mogelijkheid om als professional
contact te houden met de campus en om als bedrijfsleven in contact te treden voor stages, vacatures,
Raoul Boers
corporate training etc. Als zodanig vormt de Alumni House de nexus van het externe sociale netwerk,
met aanhaakpunten van bekende sociale netwerken als LinkedIn en Facebook (Boers & Rinsdorf,
2015).
Ontwerp- en bouwtraject als focus voor internationalisering
De Europese subsidie die in drie jaartermijnen wordt verstrekt, wordt verstrekt voor de ontwerp- en
bouwfase van het EMCC-platform. De kern van het project is dus niet het platform zelf, maar de
ontwikkeling ervan en alle plenaire activiteiten die worden georganiseerd in het kader van dit traject.
Die activiteiten bestaan uit twintig workshops georganiseerd in drie academische jaren. In 2017 wordt
het platform opgeleverd. Hoewel het uiteindelijke platform is gericht op de vakinhoudelijke context
van media, journalistiek en communicatie, is het EMCC-project dus juist gericht op het scheppen van
de voorwaarden voor onderwijs op basis van peer learning en self assessment en toepassing van 21st
century skills (Boers et al., 2015)
Zoals in illustratie 3 wordt getoond zijn de diverse workshops verdeeld onder de vijf partners en
hebben ze betrekking op vijf thema's. Deze thema's zijn: Education, Management, technology,
Content en Legal Issues. Elke partner draagt dus verantwoordelijkheid voor enkele workshops in het
ontwikkeltraject. Iedere workshop wordt bezocht door een docent-afgevaardigde van elke partner en
n of meerdere studenten. De gastpartner organiseert doorgaans de workshop met een groter
studententeam.
Het resultaat van elke workshop is een rapportage met een aantal, contextafhankelijke deliverables. Zo
leverde de eerste workshop een didactische strategie op voor EMCC en de tweede workshop een
contentstrategie.
Raoul Boers
4.2
In maart 2015 werd de voortgang van het EMCC-project gepresenteerd bij het MT. Hoewel het
bestaan van het project bij enkele leden van het MT bekend was (bijvoorbeeld bij de
portefeuillehouder van internationalisering), bestonden er veel onduidelijkheden over de aard van het
project en haar doelstellingen. De top van het management was voldoende op de hoogte om te tekenen
voor deelname aan het strategisch partnerschap, maar het bredere management team met hierin
vertegenwoordigers van de verschillende jaren en deelopleidingen- gaf blijk van waardering voor de
verheldering.
Het doel van de presentatie was het uitbreiden van het aantal betrokken docenten voor de workshops
en het verruimen van de gealloceerde taaklast voor de leden van het kernteam. Het MT reageerde
enthousiast op het project en op de mogelijkheden ervan voor het internationaliseringbeleid. Bij de
presentatie waren de idele doelen meer op de achtergrond geplaatst, terwijl de nadruk was gelegd op
de beleidsmatige en economische eenheden, zonder dat het potentieel voor het toekomstige platform
hierbij uit het oog werd verloren. Het MT committeerde zich vrijwel meteen door toekenning van
taaklast en het opstellen van een longlist van mogelijke docenten die konden worden benaderd voor
het EMCC-project.
De presentatie van het EMCC-project aan het MT is slechts n stap in het veranderproces van het
internationaliseringbeleid van MIC-CO. Het is evenwel een cruciale stap: met de investering van het
MT in een gebudgeteerde call for lecturers,
wordt een belangrijke intentie verklaard die
de missie en doelstellingen van het EMCCproject verbind aan die van het proces van
internationalisering van de opleiding.
Het Kubusmodel
Wanneer we naar het gehele veranderproces
van internationalisering kijken dan zien we
veranderingen optreden in meerdere
dimensies. Om die veranderingen te duiden
kunnen we gebruik maken van het
kubusmodel van internationalisering zoals
beschreven door Van Dijk en Meijer (De Wit
& Knight, 1995). In dit model worden drie
dimensies onderscheiden die bepalend zijn
voor de ontwikkeling van internationalisering
binnen een instituut. Deze dimensies zijn
beleid, implementatie en ondersteuning (zie
Ill. 4 Kubusmodel naar Van Dijk en Meijer
illustratie 4). Omdat er drie dimensies worden
onderscheiden met elk hun extreme waardes, kun je het model opvatten als een kubus, opgebouwd uit
acht kleinere kubussen, elk met hun eigen karakter, gekenschetst door de extreme waarden van de
assen. Deze kubussen kunnen worden gezien als paradigmas die van elkaar gescheiden zijn. Het
veranderproces is er echter op gericht innovaties die succesvol zijn te institutionaliseren. In die zin
kunnen de kubussen worden opgevat als stadia in een ontwikkelproces om te komen tot een
genstitutionaliseerd internationaliseringbeleid. Door acties op bepaalde gewrichtsmomenten kan er
een transitie ontstaan in n van de dimensies. De volgorde waarin deze transities plaats vinden,
Raoul Boers
kenschetst in dit model de verandercultuur van de organisatie. Zo worden de drie meest succesvolle
veranderculturen onderscheiden: de Slow Starter, de Organisational Leader en de Entrepreneurial
Institution (zie illustratie 5).
Het kubusmodel biedt een aardige houvast voor analyse. Met het model kunnen de historie van het
EMCC-project en de rol van het project voor de betekenisgeving en de toekomst van
internationalisering binnen MIC-CO worden geduid. Door de gedefinieerde veranderculturen voor
internationalisering te projecteren op het chronologische projectverloop en de ambities van het project
voor de toekomst, kan gesteld worden dat internationalisering binnen de opleiding handen en voeten
wordt gegeven volgens de verandercultuur van de Entrepreneurial Institution.
Analyse van het veranderproces
Er is sprake een cybernetische of zelfsturende
organisatie die innovatiegericht is. Er worden door
groepen docenten initiatieven gestart in een staat van
organized anarchy. n van deze initiatieven is het
Youth on the Move IP. Vanuit deze eerst fase worden
de belangrijkste lessen meegenomen naar de
volgende fase, waarin internationalisering prioriteit
krijgt. De transitie van IP naar Erasmus+ Strategic
Partnership Program in de vorm van het EMCCproject kan worden gezien als een gewrichtsmoment
in deze. De nadruk ligt hierbij op de innovatie die
binnen het project leidend is: een internationaal
platform voor media-onderwijs.
De interne afstemming met het MIC-CO MT kan
worden begrepen als een volgende fase die gedurende
Ill. 6 Het veranderproces binnen MIC-CO
de levenscyclus van het EMCC-project wordt ingezet.
Er wordt aangestuurd op formele ondersteuning op
instituutsniveau. Er vindt interne interactie en afstemming plaats en er wordt verwacht dat er
Raoul Boers
gecommitteerd wordt aan de voorgestelde innovatie, zodat er binnen het instituut kan worden ingezet
op capacity building. In deze fase is het van belang dat er binnen het instituut draagvlak wordt
gecreerd voor de voorgestelde innovatie, om deze kans van slagen te geven.
De gewrichtsmomenten die hierboven zijn beschreven drukken een proces uit waarop verschillende
theorien van toepassing zijn (zie illustratie 7). Zo ontstaat het initiatief tot internationalisering zowel
top-down als bottom up. Hoewel de belangen anders zijn kan het MT d.m.v. een zelfsturende of
cybernetische organisatie te bevorderen, initiatieven op redelijk veilige wijzen laten ontstaan zonder
dat dit gevolgen heeft voor het overkoepelende beleid. Ten tijde van de europese subsidieaanvraag
voor het EMCC-project, had het IP al met enige mate van succes in een vorm van organised anarchy
kunnen experimenteren met internationale samenwerking. (Elton, 1999)
Door mee te werken aan de subsidieaanvraag en de hiervoor vereiste intentieverklaring in de vorm van
een strategic partnership werd een duidelijk signaal van vertrouwen afgegeven. Er werd impliciet ook
een mate van prioriteit gegeven aan het project binnen de opleiding als zodanig.
Het wordt voor het MT duidelijk dat er op de werkvloer een innovatie in ontwikkeling is die de
onderwijsorganisatie helpt bij de betekenisgeving omtrent het gepercipieerde probleem van
internationalisering: niet alleen werden studenten en docenten betrokken bij een internationaal en
intercultureel proces dat mobiliteitsbevorderend werkt, de resulterende inzichten en producten geven
handvatten voor de daadwerkelijke betekenis en operationalisering van een internationaal curriculum.
Vanaf het moment dat de eerste producten en evaluaties van workshops werden gepresenteerd aan het
MT, is er een vereniging van belangen voelbaar. Er is een duidelijk afgetekende interactie met het MT
en haar belangen. Sinds de presentatie wordt het EMCC-project als een integraal onderdeel van het
beleid benoemd. Dit komt in de praktijk tot uiting in de gecordineerde inzet van docenten, waarbij
het MT bepalend is voor de voordracht van docenten voor bepaalde workshops. De ondersteuning is
duidelijk wederkerig geworden en er wordt aangestuurd op capacity building, nadat de focus op
innovatie vruchten heeft afgeworpen. Deze transitie naar een strategische focus op capacity building
wordt ook wel door Fullan beschreven (Fullan, 2007). Met andere woorden: het MT wil dat het
Raoul Boers
EMCC-project breed wordt gedragen, zodat de organisatie in bredere zin beschikt over de kennis en
capaciteiten om het resulterende platform in te kunnen zetten voor het bevredigen van de
internationaliseringbehoefte van MIC-CO.
Tot slot is er in de laatste fase sprake van institutionalisation. In deze fase zal de innovatie onderdeel
gaan uitmaken van het curriculum door verregaande integratie van het platform in modules en in het
algemene onderwijsbeleid. Er zal een cyclus worden ingezet van unfreezing en refreezing zoals o.a.
beschreven in de literatuur door Miles (1983), waarbij het bestaande curriculum kan worden
aangepast, zodat de verschillende functies van het EMCC-platform als oplossing kunnen worden
ingebed in dit vernieuwde curriculum en de systematiek van de opleiding. Aangezien MIC-CO zich
momenteel in een fase van curriculumherziening bevindt, gaan de verandercycli zo snel dat EMCC al
is opgenomen in de laatste versie van het internationaliseringdocument als een mogelijk platform
(Leeh, B. & Naber, B., 2014)
van de creatieve industrie), maar ook met de opgelegde eisen omtrent internationalisering vanuit de
overheid.
Ter ondersteuning van duurzame institutionalisering strekt het -gezien de aard van de innovatie- tot de
aanbeveling om vooral te richten op een profilering van MIC-CO als die van een sociaal lerende
organisatie. Uitgedrukt in de kleurenleer van veranderingsprocessen en hun typering van De Caluwe
(2000) betekent dit dat er vooral gericht wordt op motiveren, prikkelen en belonen van
internationalisering (rood) en op bewustwording, leren en delen van ervaringen op dit gebied (groen).
Dit betekent respectievelijk dat er aandacht moet zijn voor internationalisering in de
loopbaanontwikkeling van individuen en dat er bij het werving en selectiebeleid wordt gestuurd op
kandidaten met internationale ervaring en ambities. Verder moeten docententeams worden
gemotiveerd met behulp van sociale activiteiten (rood). Individuele, interculturele coaching, clinics of
workshops en intervisieprogrammas (groen) zorgen voor de benodigde bewustwording en
kennisontwikkeling.
Conclusie
Om een breed gedragen en in het DNA van de opleiding verweven internationaliseringbeleid ten
uitvoer te kunnen brengen, kan het MT van de opleiding MIC-CO gebruik maken van de vergaarde
kennis en ervaringen van het EMCC-project. EMCC helpt bij de verheldering van de belangrijkste
vraagstukken omtrent internationalisering, door ze in kleinere projecten onder te brengen en ze te
onderzoeken. De onderzoeksresultaten en de resulterende producten dragen bij aan een blended
learning-platform dat kan worden ingezet door MIC-CO en haar partners en dat kans van slagen heeft
wanneer zij in de laatste fase van het veranderproces wordt genstitutionaliseerd. Deze
institutionalisering is mogelijk door het platform te verweven met de werkvormen,
communicatiemiddelen en lesinhoud van het curriculum en docenten en studenten bij de inzet ervan te
betrekken. Dit betrekken kan door middel van activiteiten gericht op de motivatie van docent en
student en op de verbreding van bekendheid en vertrouwen met het platform door een programma van
begeleidende coaching, workshops en intervisie door ervaringsdeskundigen.
Reflectie
Als mede-initiator van het EMCC-project en als docent aan de opleiding MIC-CO, geef ik blijk van de
overtuiging dat innovatie van belang is voor het hoger onderwijs. Gezien mijn achtergrond als docent
content management en digitale media, vertaalt innovatie zich vaak naar producten of inzichten van
een nogal technische aard. De inzichten die ik afgelopen periode bij het onderzoeken van deze zeer
persoonlijke casus eigen heb gemaakt, hebben een ver weggezakt inzicht in mij opgehaald en dat
inzicht is alles behalve van technische aard.
Zon twintig jaar geleden studeerde ik Cultuur- en Wetenschapsstudies aan Universiteit Maastricht. Ik
leerde daar onder begeleiding van Wiebe Bijker dat technologische innovatie en de aanwending en
Raoul Boers
Raoul Boers
Literatuur
Boers, R., Leeh, B., Leighton, R., Rinsdorf, L. (2014). Pedagogical Strategy Summary. EMCC Strategy
documents.
Boers, R., Rinsdorf, L. (2015). Content Strategy Summary. EMCC Strategy documents.
Boers, R., Ercan, E., Rinsdorf, L., & Vaagan, R. W. (2012). From Convergence to Connectivism: Teaching
Journalism 2.0. Retrieved from https://oda.hio.no/jspui/handle/10642/1369
De Caluw, L., & Vermaak, H. (2000). Leren veranderen: een handboek voor de veranderkundige. Kluwer.
De Wit, H., & Knight, J. (1995). Strategies for internationalization of higher education: Historical and
conceptual perspectives. In Strategies for internationalization of higher education: A comparative
study of Australia, Canada, Europe and the United States of America (pp. 532).
DMCI (2014). Strategisch Beleidsplan Internationalisering Domein Media, Creatie, Informatie.
Elton, L. (1999) New ways of learning in higher education: managing the change. Tertiary Education and
Management, 5, 207-225.
Fullan, M. (2007). The new meaning of educational change. Routledge.
Hindrix, K., Joris, M., Korevaar, K., & Simons, J. (2012). Theoretisch kader: Internationalization at home.
Handboek Internationalisering.
Hogeschool van Amsterdam (2015), Concept Instellingsplan 2016 (draft).
Leeh, B., & Naber, B. (2014) Going Global: Visie Internationalisering MIC-CO
Miles, M. (1983). Unraveling the Mysteries of Institutionalization. Educational Leadership, v41 n3, 14-19.
Raoul Boers
Ministerie van Algemene Zaken. (2014, July 15). Gezamenlijke visie internationaal - Rapport Rijksoverheid.nl [rapport]. Retrieved June 1, 2015, from
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/onderwijs-en-internationalisering/documenten-enpublicaties/rapporten/2014/07/15/gezamenlijke-visie-internationaal.html
Sligte, H., Schoonenboom, J., Dekker, P. J., & Polder, K.-J. (Eds.). (2005). Surfen over glad ijs; ICTimplementatiestrategien in het hoger onderwijs vanuit veranderkundig perspectief. Utrecht, The
Netherlands: Stichting SURF. Hieruit: p. 47-55 en 64-73.
Raoul Boers
Bijlage
I:
Visuele
samenvatting
Raoul Boers