Vous êtes sur la page 1sur 9

Louis Paul Boon: literaire Reinaert of verkeerd

begrepen Isengrimus?
Louis Paul Boon heeft het altijd als zijn opdracht gezien om via het geschreven woord te
communiceren over de ellendige toestand van de wereld. De evolutie naar de moderniteit
heeft volgens Boon geen positieve invloed gehad op de maatschappij, waardoor hij zich
geroepen voelde om de mensen te laten inzien in wat voor een amorele wantoestand we
Louis Paul
literaire
of verkeerd
begrepen
eigenlijk leven. (Humbeeck
e.a. Boon:
2014, 332)
Zijn Reinaert
oeuvre bestaat
uit aanklachten
tegen die
Isengrimus?
volgens hem verdorven
wereld, een wereld die hij met behulp van zijn boeken maar al te
graag wilde helpen transformeren. Om dat voor elkaar te krijgen, gebruikte
hij
het proced van de autobiografische illusie. Maar zoals blijkt uit de
kritische ontvangst van zijn werken, trappen de meeste lezers met beide
voeten in dat kunstgreepje: ze snappen de opzet van Boon niet en zien zijn
romans als authentieke autobiografien. Boon voelt zich hierdoor alsmaar minder begrepen
en raakt nog meer teleurgesteld in de maatschappij. Een vergelijking met zijn eigen werk en
werken van andere auteurs maakt duidelijk welk effect Boon dan wel beoogde en hoe het kan
dat het publiek de opzet van Boons werken maar niet doorzag.

Examenpaper

De

Claudia Piot
-2016
Universiteit Antwerpen, Faculteit Letteren & Wijsbegeerte
werken van Boon hebben duidelijk een pragmatische en mimetisch-realistische functie: door
iets over de werkelijkheid te vertellen hoopte hij zijn steentje bij te dragen aan verandering.
Hij wilde iets teweegbrengen bij zijn publiek door hen te confronteren met de volgens hem
amorele wereld waarin we leven. Zo probeerde hij hen tot inzicht te brengen dat er dringend
iets moest veranderen. Boon deed dit met behulp van de autobiografische illusie: een
schokkende confrontatie met een overdreven en gefingeerde werkelijkheid moest de lezer
doen nadenken. Zo hoopte hij dat die zou beseffen dat wat hij leest toegepast moet worden op
de hele maatschappij. Hij wilde hem een spiegel voorhouden, hem een geweten schoppen.
(Humbeeck e.a. 2014, 296-297)
Met Eros en de eenzame man (1980) probeert Boon dat ook. Onder de vorm van een
nagelaten bekentenis, een manuscrit trouv, maken we kennis met het levensverhaal van een
naamloze schilder die gebukt gaat onder gevoelens van sociale en seksuele
minderwaardigheid. Van jongs af aan heeft zijn preutse moeder hem geleerd dat al wat met
seksualiteit en lichamelijkheid te maken heeft, slecht is. De jongen groeit echter op in een
wereld waarin hij omringd wordt door losbandigheid, een wereld waarin iedereen aan zijn
trekken komt behalve hijzelf. Uiteindelijk resulteert dat in enorme seksuele frustraties en
geeft de eenzame man zich over aan voyeurisme en exhibitionisme. Het lijkt alsof hij
1

dezelfde weg uitgaat als zijn wegens zedenfeiten opgesloten vader, tot het lot op het nippertje
een andere wending neemt en hij zich bij zijn nicht terugtrekt, ver weg van alles.
Wat meteen opvalt bij de receptie van Eros en de eenzame man is dat de meesten het boek
zien als een laatste biecht van Boon zelf. Het feit dat het boek postuum werd uitgegeven
versterkt dat alleen maar.
De hoofdpersoon in Eros en de eenzame man, een niet nader genoemde, duistere figuur,
is duidelijk een afsplitsing van Boon-zelf, [] (Warren, 1980)
Hoe dan ook, je blijft als lezer gebiologeerd door de vraag hoe het mogelijk is dat iemand
een zo rijke kennis van gluurdersaktiviteiten bezit zonder dat hij er zelf een is. (Bulter,
1980)
En het heeft er ook alle schijn van dat de eenzame man een alter-ego van Boon zelf is.
(Huizing, 1980)
Nog minder dan bij zijn andere boeken kan men hier de auteur van zijn werk losweken.
(d[e] P[aepe], 1981)

Ook zijn eerder uitgebrachte nagelaten bekentenis Memoires van de Heer Daegeman (1975)
werd gezien als een authentieke autobiografie. In deze roman probeert Louis Paul Boon via
het ongewone kasteelheertje Paul-Louis Daegeman (alweer een manuscrit trouv dus) een
beeld te schetsen van de corrupte maatschappij.
Moet men achter de zwartgallige, cynische romanfiguur Daegeman de schrijver zelf zien?
Voor een deel blijkbaar wel. Boon geeft enkele verwijzingen in deze richting. (Roggeman,
1975)
Men zou bijna geloven dat dit boek een, uit het atavistisch onderbewuste opgediepte,
autobiografie is en dat men in Louis Paul Boon de rencarnatie mag zien van de
hoofdpersoon uit de Memoires, de (kasteel)Heer Paul-Louis Daegeman: de eenvoudige
omwisseling van voornamen wijst daar al op. (Visser, 1975)

De autobiografische illusie waarop Boon met opzet zo heeft ingezet, wordt dus verkeerd
genterpreteerd. De lezer kan in beide gevallen maar moeilijk voorbij de parallellen met
Boons eigen leven lezen. Zo komt het dat de lezers Eros en de eenzame man en Memoires
van de Heer Daegeman als een authentieke autobiografie zien, ook al is er nergens een
autobiografisch pact te vinden tussen Boon en de lezer. Het hoofdpersonage sluit wel zon
pact af met de lezer - wat net Boons spelletje is maar Boon distantieert zich expliciet van
het werk. In het voorwoord zegt hij namelijk dat hij slechts de boodschapper is van iemand
anders biecht:
Wel bezat hij een soort dagboek, memoires noemde hij die, en omdat zijn leven naar zijn
einde liep zo zei hij me mocht ik deze memoires behouden en zelfs later publiceren.
(Boon 2014, 11)

Zelf leeft hij niet meer, en dat alles wat hij in pijn en smart en hete drift heeft uitgevloekt,
kan hem geen baat of troost meer brengen. (Boon 2014, 131)

Het proced van het manuscrit trouv is al zo oud en werd al zo vaak gebruikt, dat het
vandaag een omgekeerd effect heeft en de autobiografische lectuur net versterkt. Maar
behalve dus het voorwoord schreeuwt bijna alles autobiografie. Vooral de epische distantie
evoceert authenticiteit: door het schrijfproces te benadrukken en breuken in de chronologie
aan te brengen, wordt de lezer even uit het fictionele kader getrokken. De verteller komt dan
tussen de personages en de lezer te staan en communiceert rechtstreeks met die lezer. Op die
manier raakt die er nog meer van overtuigd dat verteller en schrijver dezelfde persoon zijn:
Maar terwijl ik dit neerschrijf [] (Boon 2014, 58)
Maar laat ik niet de jaren vooruit lopen, laat ik trachten mezelf in te tomen en gebeurtenis
na gebeurtenis op papier te zetten. (Boon 2014, 89)
Doch hierover dan later, misschien pas aan het einde van mijn verhaal. (Boon 2014, 262)

Maar waarom nu voor het autobiografische genre kiezen en het gigantische risico lopen dat al
de schunnige gebeurtenissen en handelingen aan jezelf worden toegeschreven? Het genre van
de pseudo-autobiografie is al eeuwenoud en vindt zijn prototype in Augustinus Confessiones
(397-398). Hierin overdrijft en vervormt Augustinus in zijn autobiografie met opzet bepaalde
elementen om Gods reddende aanwezigheid in zijn leven en dat van iedere mens voldoende
te kunnen aantonen. Hij fictionaliseerde dus zijn eigen leven om het beoogde doel te
bereiken. (Humbeeck e.a. 2014, 305)
Boon gebruikte dus heel bewust het autobiografische genre. Hij mikte op het schokeffect dat
de lezer krijgt wanneer die hem met het hoofdpersonage identificeert. Hij hoopte dat de lezer
zo zou beseffen dat zulke uitzonderingsgevallen wel degelijk bestaan in onze maatschappij
omdat ze er het product van zijn. (Humbeeck e.a. 2014, 309) Boon probeert de lezer van Eros
en de eenzame man te choqueren met een ongeziene opeenvolging van seksuele
wanpraktijken: de eenzame schilder loopt hele dagen met zijn lid uit de broek, hij heeft een
voorkeur voor meisjes en jonge vrouwen (want hun onervarenheid boezemt hem minder
angst in), hij kijkt, hij gluurt, hij speelt met zichzelf. Maar naar wat gluurt hij? Hij krijgt die
obscene taferelen zomaar voorgeschoteld. Hij krijgt beelden te zien die niet horen, maar die
volledig aanvaard lijken in de moderne maatschappij. Dat drijft hem steeds verder in zijn
seksuele driften, waardoor het voor de lezer duidelijk moet worden dat de maatschappij
schuldig is aan zijn ontsporing. Wij allen zijn schuldig aan de ontsporing. (Humbeeck e.a.
2014, 357)
In een met snerpende banden plots stilstaande wagen [] zaten een drietal heren, die
vooraleer uit te stappen, de broek helemaal openden om zich tussen de dijen met een
drukbus odorant te besproeien. Daarna stapten ze uit, zoals het heren betaamde. Geen
walg voelde ik, maar wel haat. Moest ik daar op straat de broek geopend, en me rond mijn

stijve met odorant bespoten hebben, men had me de gevangenis ingedraaid. (Boon 2014,
204)

De opeenstapeling van zulke ongehoorde maar schijnbaar aanvaarde situaties maakt duidelijk
dat het de maatschappij is die verziekt is en niet de eenzame man. De maatschappij is de
producent van uitzonderingsgevallen en niet alleen Boon had dat door. In Marcellus Emants
Een nagelaten bekentenis (1894) krijgen we te maken met Willem Termeer, het prototype van
de dgnr. Hij voelt zich absoluut niet op zijn plaats in de maatschappij, waarop hij
bijgevolg veel kritiek heeft. In die zin lijkt hij erg op de Heer Daegeman, het hoofdpersonage
uit Memoires van de Heer Daegeman. Hij houdt niet echt van gezelschap, de liefde voor zijn
vrouw Anna is zoek en dominee de Kantere komt zijn rustige toevluchtsoord bezoedelen.
Vooral die laatste is de incarnatie van een maatschappij van schone schijn: de zogezegd
fatsoenlijke dominee blijkt op Anna te azen. Hij doet zich beter voor dan hij is en staat zo
symbool voor de hypocriete maatschappij. Op die manier draait Emants de oppositie tussen
het uitzonderingsgeval en de zogenaamde normale mensen om: de uitzondering wordt
slachtoffer en product van een verziekte maatschappij. Dat kunnen we ook waarnemen in
Memoires van de Heer Daegeman en Eros en de eenzame man: Paul-Louis Daegeman zal in
zijn memoires integerder blijken te zijn dan de laffe massamens die ten slotte alles zou doen
om geld en aanzien te verwerven en de moderne burger in Eros en de eenzame man is
minstens zo obsceen als de eenzame man zelf, die het slachtoffer is van zijn opvoeding en
omgeving (en dus een excuus heeft voor zijn gedrag).
Ik werd haar voornaamste slachtoffer. Als ik me op zaterdag te wassen had, moest dit in
haar aanwezigheid gebeuren. Met de rug naar haar toe had ik het oude hemd te laten
zakken en meteen het nieuwgewassen hemd over het hoofd te trekken. En me tussen de
benen wassen moest zeer vlug gebeuren, zonder betasten. Nauwelijks was ik begonnen of
ze riep reeds dat het daar mocht gedaan zijn. Ik hoorde de heilige woede in haar stem, en
wist haar stekende en doorborende ogen naar mijn arme piemeltje gericht. Ik werd een
levensvreemd jongetje, [] (Boon 2014, 134)

In die zin is het determinisme van groot belang. Het geeft de hoofdpersonages uit Eros en de
eenzame man en Een nagelaten bekentenis een excuus voor hun gedrag, zoals hierboven
reeds vermeld, en zorgt er op die manier ook voor dat respectievelijk de eenzame man en
Termeer sympathie verwerven bij de lezer. In Een nagelaten bekentenis herhaalt Willem
Termeer ettelijke keren dat hij het product is van zijn voorouders. Als hij zou willen
veranderen zou dat bij die voorouders moeten gebeuren, maar helaas kan dat niet. Hij wil wel
veranderen, maar het lukt hem niet en dat wekt sympathie op bij de lezer, die bijna
medelijden krijgt met de situatie van Termeer.
Op dezelfde wijze benadrukt Boon in Eros en de eenzame man hoe het seksuele wangedrag
van de eenzame schilder niet ver te zoeken valt: zijn vader zit niet voor niets in de gevangenis
voor zware zedenfeiten. Vooral nichtje Marietje waarschuwt haar neef meerdere keren dat hij
niet zoals zijn vader mag worden. Dat heeft echter geen zin, het zit in zijn genen. Het
onvermijdelijke voltrekt zich bijna maar net niet waardoor het determinisme doorbroken
4

wordt en Eros en de eenzame man geen klassieke naturalistische roman blijkt te zijn. Het
draaide dus niet om het naturalisme zelf, maar om het nut dat dat hem zou bieden bij de
vervulling van zijn zelfopgelegde taak: Boon gebruikte een door afkomst en milieu getekend
personage om inzicht te krijgen in de ruimere maatschappelijke realiteit. (Humbeeck e.a.
2014, 345)
Het determinisme wordt doorbroken op het moment dat de eenzame man naar het huis van
zijn nicht vlucht, omdat hij beseft dat dat de enige manier is om een gevangenisstraf te
vermijden. Wanneer de eenzame man bij haar huis aankomt, krijgt de lezer de volgende scne
voorgeschoteld:
Ik trommelde op de tuindeur tot ze eindelijk opdaagde en me binnenliet. Jezusmaria! Zei
ze En daarna, kalmer wordend, aankijkend hoe mijn kleren vol slijk en modder zaten,
hoe mijn gulp nog steeds openstond, voegde ze eraan toe: dus, zolaat is het nu. (Boon
2014, 286)

Het medelijden druipt er hier vanaf. En dat is nu net waar Boon bij zijn lezers op rekende. Hij
hoopte dat zijn publiek sympathie zou krijgen voor de outsiders die hij in zijn boeken
beschreef. Op allerlei manieren probeert hij dat op te wekken, zodoende de mens zou inzien
in wat voor een verderfelijke maatschappij die outsiders moesten leven. Boon hoopte dat de
lezer zich op die manier met die outsider zou identificeren en uiteindelijk zelf zou inzien hoe
erg het gesteld was met de maatschappij. Maar dat kreeg Boon maar niet voor elkaar, zelfs
niet wanneer hij zijn hoofdpersonages de enige figuren in de maatschappij maakte die nog
geschokt konden worden door de wanpraktijken. In Eros en de eenzame man staat de
eenzame man op een gegeven moment met zijn geslachtsdeel uit de broek naar een
voorbijrijdende trein gericht. Er zitten nog enkele passagiers op, maar niemand heeft oog
voor hem.
Het rode licht begon te branden, de bareel viel neer, en een weinig later was de trein daar.
Het licht van alle wagens, de een na de ander, viel in gebroken stukken op mij neer,
terwijl ik daar stond met geopende gulp. Er zaten nog wat late reizigers in de trein, maar
geen enkele keek op. (Boon 2014, 273)

Hij lijkt de enige die nog moreel geschokt is door de seksuele uitspattingen waarmee hij zich
omringd ziet, anderen maakt het blijkbaar niets uit. In Memoires van de Heer Daegeman is
het Daegeman die zich vragen stelt bij de corruptie, de verkrachtingen en de oorlog. Mag dit
allemaal? vraagt hij zich af.
Maar Boon had door dat zijn tactiek niet werkte, dat hij verkeerd begrepen werd. Hij begon
op andere manieren te proberen om zijn boodschap duidelijker te maken. Zo gaf hij in een
recensie zijn kijk op de beginwerken van Jef Geeraerts, die door het publiek ontvangen
werden als openbaringen van zijn racistische gevoelens. Boon had er een heel andere kijk op:

Het bewuste werk las ik niet, en ik kan dan ook onmogelijk oordelen of Geeraerts in
naeve openhartigheid zijn racistische gevoelens prijsgeeft, dan wel of hij integendeel een
scherp beeld ophing van de doorsnee Belg-in-Kongo [] (Boon 1999b, 367)

Hiermee geeft Boon duidelijk een knipoog naar zijn eigen werk. Zijn opzet is voor de
aandachtige lezer dus niet meer te ontkennen en toch slaagt Boon er zelfs met zijn laatste
werk Eros en de eenzame man niet in om zijn publiek in beweging te brengen. Boons publiek
had duidelijk een ander doel voor ogen dan Boon zelf als het over literatuur ging. Boon was
een literaire Reinaert die met zijn sluwe streken de maatschappij te slim af probeerde te zijn,
maar hij voelde zich de verkeerd begrepen wolf Isengrimus die altijd maar deksel op de neus
kreeg.

Literatuurlijst
BOON 1999
Louis Paul Boon, Ik Jef Geeraerts. In: Louis Paul Boon, Het recht van vervormen.
Samengesteld en ingeleid door Ernst Bruinsma en Kris Humbeeck. Antwerpen, Manteau,
1999, 366-368. [Klassieken uit Vlaanderen, 7]
BOON 2014
Louis Paul Boon, Memoires van de Heer Daegeman / Eros en de eenzame man. Teksteditie
en nawoord Kris Humbeeck, Britt Kennis, Ernst Bruinsma, Taana Peeters, Matthijs de
Ridder, Valerie Rousseau, Tom Sintobin, Yves TSjoen, Liesbeth Vantorre, Sara Verbeeck.
Utrecht/Antwerpen/Amsterdam, De Arbeiderspers, 2014. [Verzameld werk Louis Paul Boon,
18]
BULTER 1980
Willem Bulter, Louis Paul Boon en zijn exhibitionisme. In: Dagblad Tubantia, 22
november 1980
D [E ]

P[AEPE] 1981
R. d[e] P[aepe], Boons alter ego. In: Het Volk, 29 januari 1981
EMANTS 1994
Marcellus Emants, Een nagelaten bekentenis. Ingeleid door Ton Anbeek. Amsterdam,
Prometheus, 1994. [Nederlandse klassieken, 4]
HUIZING 1980
Everhard Huizing, Het laatste boek van Louis Paul Boon: de schrijver als voyeur en
exhibitionist. In: Het Nieuwsblad van het Noorden, 5 december 1980
HUMBEECK 2012

Kris Humbeeck, Smeerlapperij voor gevorderden. Louis Paul Boon en pornografie als
satirisch proced. In: Joost van Driel & Rick Honings (red.), Pornografie in de Nederlandse
literatuur. Amsterdam, Nijgh & Van Ditmar, 2012, 109-125.
HUMBEECK E.A. 2014
Kris Humbeeck e.a., Twee nagelaten bekentenissen, of een schokkend teveel aan
openhartigheid. [Nawoord] In: Louis Paul Boon, Memoires van de Heer Daegeman / Eros
en de eenzame man. Teksteditie en nawoord Kris Humbeeck, Britt Kennis, Ernst Bruinsma,
Taana Peeters, Matthijs de Ridder, Valerie Rousseau, Tom Sintobin, Yves TSjoen, Liesbeth
Vantorre, Sara Verbeeck. Utrecht/Antwerpen/Amsterdam, De Arbeiderspers, 2014, 291-375.
[Verzameld werk Louis Paul Boon, 18]

ROGGEMAN 1975
Willem M. Roggeman, Zwartgallige Boon. In: Het Laatste Nieuws, 24 oktober 1975. [Ook
in: De Nieuwe Gazet, 29 oktober 1975]
VISSER 1975
Ab Visser, Autobiografie en gerencarneerde autobiografie. In: Leeuwarder Courant, 29
november 1975.
WARREN 1980
Hans Warren, De nagelaten roman van Louis Paul Boon. In: Provinciale Zeeuwse Courant,
15 november 1980

Vous aimerez peut-être aussi